Beruflich Dokumente
Kultur Dokumente
Joannes Richter
De gewandmakers
Een korte geschiedenis
over de productie van laken
te Jeruzalem, Hochdorf,
Ieper, Roermond en Eindhoven
-2010-
3
© 2010 door Joannes Richter
Gepubliceerd bij Lulu
www.lulu.com
Alle rechten gereserveerd
ISBN: xxx-x-xxxx-xxxx-x
4
Inhoudsopgave
Inleiding...................................................................................6
Lakenhallen..............................................................................8
Het boek Exodus....................................................................10
Het Keltengraf te Hochdorf...................................................15
Peruviaans textiel ..................................................................17
De lakenververij van Ieper.....................................................19
De lakenindustrie te Roermond ............................................27
De lakenververij van Maastricht............................................39
De lakenververij van Luik.....................................................40
Eindhoven..............................................................................41
Afbeeldingen
Fig. 1: Purper voor Adam & Eva...............................................1
Fig. 2: Initialen de Korczek-Bibel (Praag- rond 1410)............14
Fig. 3: Initialen de Korczek-Bibel (Praag- rond 1410)............14
Fig. 4: De grafkleden in rood & blauw....................................15
Fig. 5: De vorst in een “paarse” mantel ..................................16
Fig. 6: Judaskus (1336)............................................................20
Fig. 7: Lakenhalle van Ieper ...................................................22
Fig. 8: Rood-verver..................................................................24
Fig. 9: Praalgraf in de Munsterkerk (ca. 1240)........................28
Fig. 10: Voetstuk van het praalgraf .........................................29
Fig. 11: Voetbereik van het praalgraf in de Munsterkerk.........29
Fig. 12: Hoofdbereik van het praalgraf....................................30
Fig. 13: Resten van een oude zijtak van de Roer.....................32
Fig. 14: Roermond omstreeks 1500.........................................33
5
Inleiding
De fabricage van geverfd textiel is een eeuwenoud ambacht,
dat reeds voor Christus in Peru en China ongekende
hoogtepunten heeft bereikt.
In de Bijbel wordt in het boek Exodus 25 maal de fabricage
van purper, rood en blauw als goddelijk voorschrift vermeld.
Aan de andere primaire kleuren (met name geel en groen)
wordt geen aandacht besteed.
Het Boek Exodus der Naardense Bijbel vermeldt als specialist
voor de Tempel van het Verbond met name Oholiav, de zoon
van Achisamach van de stam Dan, een meerkleurenwever “met
azuur en met purper, met rode karmozijn en met doek”.
Het Tweede Boek der Kronieken der Naardense Bijbel
vermeldt als specialist voor de tempelbouw Choeram Avi zoon
van een vrouw uit de dochters van Dan, terwijl zijn vader een
man uit Tsor1 is. Deze man weet te werken met purper, met
azuurblauw, lijnwaad en karmozijn.
Textiel werd kennelijk reeds door de Kelten 2 500 voor Christus
met succes naar de Middellandse Zee geëxporteerd. Ook voor
de Kelten hebben rood, blauw en paars een bijzondere
betekenis. Bij de Romeinen heeft paars een religieuze
achtergrond als de kleur van de (destijds goddelijke) keizer.
In West-Europa volgt de middeleeuwse textiel-fabricage een
opvallend patroon, dat door de navraag naar de religieuze en
koninklijke kleuren purper, rood en blauw wordt overheerst.
1:
Tyrus (?)
2:
Hochdorf
6
In de middeleeuwen werden binnen korte tijd rond 1200 een
aantal steden gesticht, die opvallend vaak op dezelfde
economische basis berusten. Deze steden ontstonden alle in een
netwerk van snelstromende riviertjes, die voor het spoelen van
laken en voor de aandrijving van volmolens werden toegepast.
De nu nogal traag vloeiende riviertjes waren in de
middeleeuwen meestal ook beduidend krachtiger dan vandaag.
De middeleeuwse handelaars bouwden voor de handel
representatieve lakenhallen, die men als indicator voor de
meest succesvolle productie-perioden mag beschouwen.
In deze studie worden enkele voorbeelden van verschillende
fasen der textiel-fabricage vergeleken. Uit de documentatie
blijkt, dat paars, rood en blauw in de textiel-fabricage tot aan
het einde van de middeleeuwen een bijzondere rol heeft
gespeeld. Daarna is de religieuze betekenis van de kleurcodes
verloren gegaan.
7
Lakenhallen
De omvang en het hoogtepunt van de middeleeuwse
lakenindustrie kan men wellicht aflezen aan de lakenhallen, die
men in de handelsplaatsen als representatieve en vaak
imposante bouwwerken heeft opgericht.
Een lakenhal (in Vlaanderen ook wel lakenhalle of lakenhuis)
is een gebouw dat zijn oorsprong kent in de middeleeuwen als
handels- en stapelplaats voor het laken. Lakenhallen fungeren
nu meestal als museum of tentoonstellingsruimte in steden in
België, Nederland en Frankrijk. In Duitsland zijn er een aantal
als concertzaal of theater in gebruik: het Gewandhausorchester
is naar de plaatselijke lakenhal genoemd.
Tot de bekendste steden met een lakenhal behoren volgens het
overzicht in Wikipedia3:
• Braunschweig
• Brugge (Waterhalle in gebruik van 1294 tot 17874)
• Diest
• Eeklo
• Gent (Lakenhalle, gebouwd 1425 - 1445)
• Herentals, gebouwd ca. 14005, thans stadhuis)
• Ieper, gebouwd tussen 1200 en 1304
• Krakau, Sukiennice, gebouwd in de middeleeuwen
• Leiden, gebouwd 1640, nu Stedelijk Museum De
Lakenhal
• Leipzig (Het oude Gewandhaus dateert van 1498)
3:
Lakenhal
4:
aan de oostkant van de Grote Markt, tussen de Philipstockstraat en de
Breidelstraat.
5:
herbouwd in 1534
8
• Leuven (De Lakenhal stamt uit 1317-1345)
• Lier, waarin het huidige stadhuis is ondergebracht
• Mechelen (14e eeuw. Nu deel van het stadhuis. In 1342
woedde er een brand en werd het drastisch verbouwd. )
• Oudenaarde (opgetrokken tussen 1525 en 1536)
• Zinnik (Lakenhalle uit de 16e eeuw.)
• Zoutleeuw (Het lakenhuis6)
• Zwickau (tegenwoordig theater) gebouwd 1522–1525
De oudste lakenhallen stammen uit ca. 1200.
In dit overzicht ontbreekt de lakenhal te Roermond. In de
Roermondse archiefbronnen is voor het eerst sprake van een
raithuys in 1399. Dat raadhuis was gevestigd op de
bovenverdieping van de lakenhal7 . Die stond op de plaats waar
nu het zuidelijk deel van het stadhuis ligt. Het stadsbestuur
woonde dus in bij het gilde van de laken handelaren.
Sommige steden met textielindustrie waren in staat een eigen
lakenhal te financieren. Zo is er in Eindhoven kennelijk nooit
een lakenhuis in bedrijf geweest. De handelaren maakten
gebruik van de markt-faciliteiten in andere plaatsen.
De Vlaamse lakenhallen (Ieper, Brugge, Leuven) zijn
gemiddeld enkele eeuwen ouder dan de Hollandse of Duitse
Gewand-huizen (Leipzig, Leiden).
6:
het Lakenhuis, in het archief zelden Lakenhalle genoemd, grensde aan de
Spiegel en lag dus in de Bogaardenstraat. De naam Lakenhuis verdwijnt uit
het archief in de 17de eeuw. Het woord Lakenhalle duikt opnieuw op rond
1890 en duidt dan verkeerdelijk het Vleeshuis aan naast het stadhuis. Op de
plaats van het voormalige Lakenhuis staat heden een grote boerderij.
7:
bronvermelding: Roermond
9
Het boek Exodus
De Bijbel bevat enkele oude citaten met betrekking tot de
textiel-fabricage. Uit de voorschriften in Exodus8 kan men
aflezen, dat purper uit rood en blauw en met behulp van
getwijnd, wit linnen moet worden vervaardigd9:
“Ge moet voor uw broeder Aäron heilige gewaden
maken, om zijn glorie te doen stralen. Beveel dus aan
alle kunstenaars, die Ik met fijne smaak heb begiftigd,
dat ze gewaden voor Aäron vervaardigen, opdat hij
gewijd kan worden, om Mij als priester te dienen. De
volgende gewaden moeten zij vervaardigen: een
borsttas, een borstkleed, een schoudermantel, een
geborduurde tuniek, een tulband en een gordel. Voor de
heilige gewaden, die ze voor uw broeder Aäron en zijn
zonen moeten maken, om Mij als priester te dienen
moeten ze goud, violet, purper, karmozijn en
getwijnd lijnwaad gebruiken.”
8:
Gedocumenteerd ca. 450 v. C.
9:
Exodus 28:2-5
10
Vertalingen voor Exodus 28:5-6
In de Duitse Luther Bijbel (1912) luidt deze passage voor
Exodus 28:5-6 :
5. Dazu sollen sie nehmen Gold, blauen und roten
Purpur, Scharlach und weiße Leinwand. 6. Den
Leibrock sollen sie machen von Gold, blauem und
rotem Purpur, Scharlach und gezwirnter weißer
Leinwand, kunstreich;
11
Gezien de Bijbelse traditie, waarin de schepping door zes
dagen met opsplitsingen (van hemel & aarde, zon & maan,
enzovoorts) heeft plaatsgevonden, mogen wij verwachten, dat
de twee tegengestelde kleuren rood en blauw aan de rand van
het kleurenspectrum ook met de opsplitsingen samenhangen.
In de versie van Plato (Symposion) en van de Sohar geeft God
de eerst gesplitste mens Adam de opdracht de mannelijke en
vrouwelijke helft weer samen te voegen. Deze samenvoeging
wordt gesymboliseerd in de purperen kleur, die als mengkleur
voor rood en blauw bekend staat, en in het spectrum van het
zonlicht niet voorkomt. De volkeren der oudheid hebben deze
kleuren uit de rand van de regenboog afgelezen, die om deze
redenen natuurlijk als goddelijk symbool werd beschouwd. Het
is denkbaar, dat deze kleurcodes ook in de middeleeuwen nog
in de ambachtelijke tradities bekend zijn geweest.
Oholiav
Het Boek Exodus der Naardense Bijbel vermeldt als specialist
voor de Tempel van het Verbond Oholiav, de zoon van
Achisamach van de stam Dan, een meerkleurenwever “met
azuur en met purper, met rode karmozijn en met doek”.
38:22 Betsalel, zoon van Oeri zoon van Choer van de
stam Juda; hij heeft gemaakt al wat de Ene Mozes heeft
geboden; 38:23 en bíj hem: Oholiav, zoon van
Achisamach van de stam Dan, snijder en ontwerper;
ook meerkleurenwever: met azuur en met purper,
met rode karmozijn en met doek.
12
Salomon
Het Tweede Boek der Kronieken der Naardense Bijbel
vermeldt als specialist voor de tempelbouw Choeram Avi zoon
van een vrouw uit de dochters van Dan, terwijl zijn vader een
man uit Tsor10 is. Deze man weet te werken met purper, met
azuurblauw, lijnwaad en karmozijn:
2:12 welnu, zenden zal ik een wijs man met weet van
onderscheid: Choeram Avi, 2:13 zoon van een vrouw
uit de dochters van Dan, terwijl zijn vader een man uit
Tsor is; hij weet te werken met goud en zilver, koper en
ijzer. steenblokken en boomstammen, met purper, met
azuurblauw, lijnwaad en karmozijn.
Meerkleurenwever en meerkleurenweefsels
Het is duidelijk, dat de Naardense Bijbel de nadruk legt op een
meerkleurenweefsel met purper, rood en blauw, dat later in de
middeleeuwen ook wordt teruggevonden in de structuren, die
met rode en blauwe letters een weefsel met woorden
“borduren”, zoals dat in vrijwel alle middeleeuwse Bijbel
gebeurt. Als men de rode en blauwe letters van een afstand
bekijkt, versmelt de tekst tot een paars patroon:
10:
Tyrus (?)
13
Fig. 2: Initialen de Korczek-Bibel (Praag- rond 1410)
Am Anfang schuf Gott Himmel und Erde.
Und die Erde war wüst und leer,
und es war finster auf der Tiefe;
und der Geist Gottes schwebte auf dem Wasser.
Und Gott sprach: Es werde Licht! und es ward Licht.
Und Gott sah, dass das Licht gut war.
Da schied Gott das Licht von der Finsternis 5und nannte das Licht Tag
und die Finsternis Nacht.
Da ward aus Abend und Morgen
der erste Tag.
14
Het Keltengraf te Hochdorf
Merkwaardigerwijze komen de Bijbelse kleurcodes overeen
met de vorstelijke kledij, die men enkele tientallen jaren
geleden in Hochdorf bij Stuttgart heeft gevonden. De purperen
mantel, die de Keltische koning te Hochdorf heeft gedragen,
werd geweven in uiterst dunne, afwisselend rode en blauwe
draden met een weefdichtheid van maximaal 80 draden per
centimeter11. De kleur van de losse draden is slechts met behulp
van een loep identificeerbaar.
11:
Bron: Der keltische Tuchherr von Hochdorf – Von Dieter Kapff
15
Het graf stamt uit het jaar 530 voor Christus.
12:
Uitvindingen en ontdekkingen uit het verleden
W. Sanderman, Chris van der Hoorn - 1990 - 287 Seiten
16
Peruviaans textiel
Het hoogtepunt van de textielkunst vind wij in Peru, waar de
Peruviaanse archeoloog Julio Tello in 1925 onderaardse
catacomben met daarin 429 mummies heeft gevonden. De
hierbij ontdekte Paracas-cultuur, die vanaf 800 v.Chr. tot 200 n.
Chr. bestaan heeft, kende twee grote cultuur-periodes: de
cavernasperiode (500-100 v.Chr.) en de necropolisperiode (200
v.Chr.-200 n. Chr.). Ze waren heel vaardig in het weven (linnen
en katoen) alsook in het vervaardigden van keramiek.
De necropolisperiode werd gekenmerkt door de begraving van
doden onder de huizen. De necropolis waarnaar deze periode
genoemd was een grote necropool aan de kust van Paracas, met
een grote hoeveelheid grote ondergrondse begraafkamers
waarin wel veertig mummies konden. Deze mummies werden
met een koord bijeengehouden en vervolgens gewikkeld in
enorm complexe, sierlijke en fijn geweven stoffen die
beschouwd worden als de fijnste textielen van pre-
Colombiaanse Andesbeschavingen. Men verondersteld dat één
zo'n groot onderaardse grafkamer tot een specifieke familie of
clan behoorde. Omdat ze in de dalen van Nazca gevestigd was,
wordt de Paracas-cultuur als voorloper van de Nazcacultuur
genoemd waarin ze vermoedelijk ook opging.
De fijnste stoffen waren onvoorstelbaar dicht geweven. Onze
moderne hemden hebben een dichtheid van 24 draden per
vierkante centimeter, maar de fijne weefsels der Paracasvlakte
bereiken een dichtheid13 van 100 tot 200 draden per vierkante
centimeter, die wellicht o.a. ook in Hochdorf en in China is
bereikt.
13:
Uitvindingen en ontdekkingen uit het verleden
W. Sanderman, Chris van der Hoorn - 1990 - 287 Seiten
17
Evenals in Ieper en Roermond werden de draden om de verf
goed te fixeren in de Peruviaanse verf-methoden gebeitst. De
methoden om verf te fixeren werden wellicht al door de Kelten
en andere volkeren in de eeuwen voor Christus beheerst.
18
De lakenververij van Ieper14
De favoriete kleuren
In de middeleeuwen droegen alleen de hogere standen
felgekleurde kleding. De lagere klassen droegen eenvoudige,
ongekleurde of licht gekleurde stoffen. In de regel werd deze
eenvoudige kleding in eigen huis vervaardigd.
Oorspronkelijk (d.w.z. voor de 13 eeuw) werkte men te Ieper
met de primaire kleuren wit, rood, geel en blauw. De kleuren
groen, bruingeel, oker, grijze en bruine tinten kwamen minder
voor vanwege hun negatieve connotaties.
Vanaf de 13de eeuw startte een beschavingsoffensief, dat een
nieuw ideaal van soberheid en ridderlijkheid voorspiegelde.
Eerst kozen de monniken voor armoede en sombere kleding.
Vervolgens schaften de adellijke en stedelijke elites de heldere
kleuren zoals rood en groen af. Dit proces ontwikkelt zich tot
een ware ramp voor de rood-ververs. In de zwarte en
donkerblauwe lakens uitte men het ideaal der armoede, maar
tegelijkertijd waren deze kleuren een statussymbool.
14:
Deze information stamt uit de Brochure Verfgoed (pdf-formaat) en De
lakennijverheid in het Westkwartier
19
Geel en Groen
Als een merkwaardige exoot behoort geel tot de belangrijkste
kleuren. Dit is opvallend, omdat geel in de middeleeuwen
algemeen als negatief symbool bekend staat. In de vroege
perioden van het Christendom beschouwde men geel als het
symbool voor de dood, voor ziekte, bijgeloof, valsheid en nijd.
In de Middeleeuwen werd geel de signaalkleur voor beulen,
hoeren en ketters. Paus Innocentius III legde 1215 vast, dat de
Joden een Joden-hoed of een gele stof-markering moesten
dragen. Ook Judas wordt vaak in gele kleding afgebeeld 15 ,
waarbij Jezus in paars, rood en blauw wordt gehuld.
15:
Andere voorbeelden vindt men in: Yellow for Judas
20
Natuurlijk kon men destijds de gele textiel niet aan fatsoenlijke
Christenmensen verkopen, maar wellicht wel naar andere
markten in het verre oosten of naar Arabische streken
exporteren. In dit kader is dan echter de slechte naam van de
kleur groen onbegrijpelijk, omdat deze symbolische kleur voor
de Islam een nog meer gewild exportartikel had moeten zijn.
Scharlaken
Sommige woorden wijzen nog steeds op de productie-
processen voor het laken. Zo werd het laken "geschoren"
(droogscheren): met grote scharen werden uitstekende pluisjes
verwijderd, zodat het vervilte weefsel een effen oppervlak
kreeg (zie ook scharlaken). Het boek der spreuken uit het oude
testament vermeldt:
"…Zij vreest voor haar familie geen sneeuw,
want heel haar gezin is in scharlaken gekleed. "
21
De rijkdom van Ieper kan men aflezen uit de Lakenhalle van
Ieper, een van Europa's grootste burgerlijke gebouwen in
gotische stijl. De oorspronkelijke lakenhal werd gebouwd
tussen 1200 en 1304. Het belfort is 70 m hoog en werd
gebouwd tussen 1200 en 1230 als teken van de macht der
burgerij.
22
Het productieproces was georganiseerd in diverse gildes per
productie-proces. Het verwerken van de drie primaire kleuren
was afhankelijk van de basis-ingrediënten en leidde tot de
vorming van twee verschillende ambachten:
• de blauw-ververs (die geen agressieve chemicaliën
toepasten)
• de rood-ververs (die echter ook geel mochten
verwerken)
Blauw-ververs en rood-ververs
De ververs waren net als de andere beroepen in de
lakennijverheid georganiseerd in strikt gereglementeerde
ambachten, waarvan de voorschriften en strafmaatregelen
vastlagen in een ‘keure’. Rood-ververs en blauw-ververs
werkten op heel verschillende manieren en met andere
ingrediënten. Daarom vormden ze twee verschillende
ambachten, elk met hun eigen keure. Het was voor een rood-
verver streng verboden om blauw te verven en omgekeerd.
Ververs waren welgesteld, maar werkten vanwege het hoge
waterverbruik en de agressieve materialen aan de waterkant en
op afgelegen percelen aan de onderloop van een rivier. Het
verven veroorzaakte een sterke verontreiniging, zodat het water
voor andere doeleinden onbruikbaar werd.
23
Fig. 8: Rood-verver
‘De rood-verver’ van Bartholomeo Anglicus,
‘De Proprietatibus Rerum’ (1482) - British Library, Londen
16:
Deze information stamt uit De lakennijverheid in het Westkwartier
24
Een Ieperse strafexpeditie werd naar Nieuwkerke gestuurd om
er de weefgetouwen en volderstronken te vernielen en de
lakens aan te slaan.
Na de achteruitgang van de lakenindustrie in Ieper ondernam
deze stad tal van pogingen om via allerlei privileges het
monopolie van deze nijverheid te verwerven. Met deze
privileges, die door de graaf werden uitgevaardigd, probeerde
de stad de lakennijverheid in de omliggende dorpen onmogelijk
te maken. Op 26 april 1483 begeeft officier Bauduin du Pré,
sergeant van de koning, zich naar Nieuwkerke, vergezeld van
een aantal imponerende getuigen, om er de publicatie en de
uitvoering van één van deze Ieperse privileges te verordenen17.
De verkoop gebeurde in de grote jaarbeurssteden (Brugge,
Torhout, Ieper, Mesen, Rijsel), voor een deel in de
Nieuwkerkse hallen, en vanaf 1516 in de gehuurde verkoops-
hallen te Antwerpen en Bergen-op-Zoom. Rond 1550 werd er
op de Nieuwkerkse weefgetouwen méér laken geproduceerd
dan in Gent, Brugge of Ieper.
Korte tijd na 1550 treedt er echter een ommekeer op in de
textielproduktie. Nieuwkerke schakelt over van zware lakens
op lichtere, dus minderwaardige stoffen zoals saaien en baaien.
De productie daalt en mede door de toenemende godsdienst-
onlusten wijken heel wat drapeniers en wevers uit naar minder
woelige streken. Vooral Leiden, waar de textielnijverheid op
een dieptepunt was gekomen, profiteert van de immigratie van
Nieuwkerkse textielproducenten, maar ook in Engeland vonden
vele Nieuwkerkse vluchtelingen een goed onderkomen.
17:
H.E.DE SAGHER. Recueil de documents relatifs á l'histoire de l'industrie
drapière en Flandre. DI. II (1951)
25
Het Engelse kustplaatsje Sandwich werd als het ware
omgetoverd tot een typisch Vlaams havenstadje. Ook Norwich
en Colchester telden heel wat vluchtelingen uit het
Westkwartier.
26
De lakenindustrie te Roermond18
Uit de historische documentatie kan men wellicht aflezen, dat
de opkomst van de stad Roermond vermoedelijk grotendeels op
de lakenindustrie berust. Om deze gegevens in de context met
andere historische gebeurtenissen te kunnen plaatsen, vermeldt
de lijst ook enkele andere, relevante gegevens.
1130: Beginperiode
Het nu Limburgse Roermond is aanvankelijk een Gelderse
stad19. Het later als Overkwartier van Gelre aangeduide gewest
vormt de basis en hoofdzetel van het huidige Noord-Limburg.
Roermond wordt voor het eerst vermeld in 1130 20. In 1213
werd de stad verwoest tijdens de Duitse troonstrijd.
27
Roermond kreeg in 1231 stadsrechten van graaf Otto II.
In de Munsterkerk bevindt zich een praalgraf uit ca. 1240, dat
wellicht op de destijds overheersende kleuren der adellijke
kleding (rood, wit, blauw en eventueel groen, dat alleen op de
rugzijde van de graaf wordt toegepast) wijst.
28
Fig. 10: Voetstuk van het praalgraf
29
Fig. 12: Hoofdbereik van het praalgraf
30
Het spinnen was vooral de opgave der vrouwen en het weven
mannenwerk. Ook de kinderen werkten mee. Het stampen der
weefsels vond in grote kuipen plaats en werd “vollen”
genoemd.
In het huidige centrum van Roermond kan men nog enkele
sporen van de oude laken-industrie waarnemen22:
• Spoelen deed men in de Roer aan de Spoelpoort, in het
verlengde van de Steegstraat aan het einde van wat men
nu Puylegats noemt.
• Omstreeks 1400 woonden de vollers aan de Steegstraat,
Lage Hegstraat (Pollartstraat) en Veldstraat.
• Het scheren (→ het scharlaken) deed men op
raamsteden. De droogscheerders woonden aan de
Swalmerstraat, Hoge Hegstraat (Lindanusstraat), Dries
(Dionysiusstraat en omgeving), Hamstraat, Oliestraat
(Paradisstraat), Pelserstraat, Brugstraat en
Minderbroederstraat.
• De raamsteden stonden nabij de Steegstraat tussen de
Schuitenberg en de Kloosterwandstraat23, en op het
terrein tussen de Neerstraat en de huidige Roersingel.
• Het gewandhuis of lakenhal bevond zich aan de markt.
In het jaar 1347 nam de stad het gewandhuis tegen een
erfpacht over van de hertog van Gelre.
31
In het huidige Roermond kan men wellicht aan de Molenstraat
nog een restant van een zijtak van de Roer identificeren, die
zich hier volgens een oude kaart24 van Roermond, anno ca.
1500 heeft bevonden. Op de plaats van de kuil verliep destijds
parallel aan de Molenstraat een riviertje, waaraan zich enkele
watermolens bevonden.
24:
In 1559 gemaakt te Deventer na de eerste grote stadsbrand (1554)
32
Fig. 14: Roermond omstreeks 1500
33
Wellicht werd ook het praalgraf in de Munsterkerk betaald met
de inkomsten uit de textiel-handel en werden de graaf en de
gravin zelfs afgebeeld in te Roermond geweven textiel. De
graaf is zelfs in een fel gekleurd (rood, wit en blauw) gewand
gekleed. Deze kleuren behoorden duidelijk tot de destijds te
Roermond geweven doeken.
De grondstoffen voor het gewand maken stammen uit de
directe omgeving25. Rond Roermond werden de schapen voor
de productie van de wol geteeld, alhoewel een gedeelte van de
wol ook uit Engeland werd ingevoerd. De verfstoffen stammen
uit planten. Voor het blauw paste men wede toe, dat in de
omgeving van Heinsberg werd gewonnen. De rode meekrap
stamt uit West-Brabant en Zeeland.
1338: Lombarden
Voor transacties in de geldhandel vestigden zich na 1338
Lombarden (Italianen) in Nijmegen, Harderwijk, Doesburg,
Tiel, Maasbommel, Emmerich, Goch, Venlo en Roermond. [66]
25:
Informatie uit “Ach Lieve Tijd”, pag. 8
34
1343: De steden van Gelre
Vanaf 1343 is Roermond de hoofdstad van het zuidelijke
gewest. [57] . Roermond was met een ca. 50 hectare ommuurde
stedelijk oppervlak en 6700 inwoners rond het einde van de
14e eeuw verreweg de grootste stad in het zuidelijke gewest
van Gelre en na Nijmegen de op een na grootste in het
hertogdom Gelre. [56]
1347: Lakenhal
De jaarmarkten en messen vonden meestal rond hoogtijdagen
plaats en wel bij de kerk. Vandaar de naam kermis = “Kirch-
Messe”. Voor de verkoop van laken werden Lakenhallen
gebouwd: 1326 in Erkelenz, 1347 te Roermond, 1349 in
Geldern, 1370 in Goch en 1384 in Venlo.
1410: Gruitrecht
De hertog bevestigde Roermond het recht tot aankoop van
gruit26 van de Willem van den Gruithuis [140]
1418: lakenindustrie
De lakens uit Goch, Zaltbommel, Roermond, Eindhoven en
Oorschot worden in de 15e eeuw op de markt van Arnhem te
koop aangeboden. [177]
26:
Gruit is een kruidenmengsel dat wordt gebruikt als smaakmaker bij het
brouwen van bier. De samenstelling van gruit is streekafhankelijk en werd
in vroeger tijden zwaar gereglementeerd met belastingen.
35
1450 Gildes
Roermond beschikt over 5 grote gildes:
• de laken-producenten
• de smeden
• de brouwers
• de schoenmakers
• de schippers [124]
1441: Hanze-verdrag
In 1441 werd de stad aan de Maas lid van de Hanze. De Hanze-
brief van 1450 documenteert het aantal cavalerie-soldaten dat
de steden in Gelre ter beschikking moeten stellen: Nijmegen,
Zaltbommel en Tiel samen 8, Zutphen 4, Arnhem 4,
Harderwijk 2, Elburg 1, Doesburg 1, Emmerich 2 en Roermond
5.
Roermonds laken bereikte een kwaliteit, die aanvankelijk met
Keuls en Vlaams laken prima kon concurreren. De export
bereikte de kusten van de Oostzee en de jaarmarkten van
Midden-Duitsland. Het afzetgebied reikte van Frankfurt in het
zuiden tot Kampen in het noorden en Dordrecht in het westen.
De stad was vanaf 1440 lid van de handelsorganisatie Hanze.
36
1500: Steden
Van de 140.000 inwoners van het hertogdom Gelre wonen er
rond 1500 ongeveer 35% in de steden.
1554: Stadsbrand27
In Juli 1554 klommen drie vandalen 's avonds laat bij de
Kraanpoort over de muur en maakten vuur met stropoppen.
Driekwart van de stad brandde af, waaronder het centrum rond
de markt. Van de 1300 huizen waren er ongeveer 950
uitgebrand. Deze brand werpt Roermond voor eeuwen terug.
Op een gedetailleerde kaart van de stad kan men de omwalling
en de poorten van de stand28 vóór de brand identificeren.
27:
Informatie uit “Ach Lieve Tijd”, pag. 9
28:
Zie de Plattegrond Roermond 1559 van Deventer (van Deventer).
29:
Plundering van Roermond door Willem van Oranje in 1572
37
Na deze periode is de textiel-fabricage te Roermond kennelijk
onbeduidend geworden, zodat het overzicht hier wordt
afgebroken.
38
De lakenververij van Maastricht
In Maastricht kan men binnen de oudste stadsmuren de
Verwersbuurt30 en een Witmakersstraat (d.w.z. een
bleekstraat) identificeren. Daarnaast bevindt zich een
Lakenweversplein en een Lakenweversstraat in de buurt van
de haven.
Het centrum van het Middeleeuwse Maastricht was de Markt.
Daaromheen lag de wijk der lakenwevers en op de markt
bevond zich de traditionele lakenhal. Deze is in de zeventiende
eeuw vervangen door de huidige, in renaissance stijl
opgebouwde stadhuis.
Dichtbij de markt staat ook de Sint-Mathijskerk, die
grotendeels door de lakenwevers werd gefinancierd. Het oudste
deel stamt uit het einde van de twaalfde eeuw.
30:
door de Verwersbuurt vloeit een snelstromend beekje
39
De lakenververij van Luik
In de straat Hors-Cahteau31, hebben zich in de 11e eeuw vele
lakenhandelaars gevestigd langs het riviertje, dat hier
bovengronds stroomde. Ter plekke werden ook vele markten en
openbare vergaderingen gehouden. In de 14e eeuw lag hier het
hoofdkwartier van de adel en van kerkelijke instellingen.
31:
d.w.z. “Extra Castrum”, wat betekent “buiten de muren”
40
Eindhoven
In tegenstelling tot Roermond is de laken-productie te
Eindhoven aanvankelijk gering, maar groeit later uit tot een
beduidende industrie, die tot 1973 in de stad een belangrijke rol
heeft gespeeld. In het volgende overzicht worden de
interessante details met betrekking tot de textielbranche
samengevat.
De Dommel
De Dommel was ooit een belangrijke rivier. In de Romeinse
tijd werd er waarschijnlijk op gevaren. Vermoedelijk stroomde
de rivier vroeger sneller en was ze dieper uitgesneden in het
landschap. Dit veranderde toen de mens ingreep en de
oeverbossen kapte om daar hooilanden van te maken. Dit
proces was omstreeks 1450 afgerond.
Zand kreeg vrij spel en hier en daar werd de rivier daardoor
afgesneden en vormden zich stroomversnellingen. Daardoor
ging de rivier meanderen. Ook overstromingen kwamen voor,
mede door de bouw van watermolens, waartoe immers het
water opgestuwd moest worden.
41
Dit gaf aanleiding tot veel conflicten omtrent het maximaal
toegestane waterpeil.
Alles wijst erop, dat de stichting van Eindhoven zich
aanvankelijk op de ontwikkeling van de lakenindustrie heeft
gericht. Het water was aanvankelijk door de oeverbossen ook
zuiverder en beter geschikt voor de spoel-processen der
lakenindustrie. De waterkracht der riviertjes Dommel en
Gender was oorspronkelijk ook beduidend beter geschikt voor
de opbouw van de benodigde molens en voor de
watervoorziening van de spoelsystemen.
1418: lakenindustrie
De lakens uit Goch, Zaltbommel, Roermond, Eindhoven en
Oorschot worden in de 15e eeuw op de markt van Arnhem te
koop aangeboden. [177]
Sinds 1419 bestonden er gilden32 in Eindhoven, waaronder een
gilde dat de linnenweverij vertegenwoordigde en een gilde dat
de lakennijverheid omvatte. Deze gilden werden in 1798
opgeheven. Huisnijverheid ten behoeve van fabrikeurs was de
regel. Allereerst werd het spinnen in fabrieken samengebracht,
waarbij veel efficiënter gewerkt kon worden. Na de Franse tijd
ondervond de laken- en linnenindustrie veel concurrentie van
katoen. Dit ging men toen ook in Eindhoven produceren.
Textielindustrie die geconcentreerd was in fabrieken ontstond
zeer geleidelijk. De beschikking van een centrale krachtbron
voor de aandrijving van machines speelde daarbij een rol, maar
wellicht ook de aanwezigheid van centrale voorzieningen zoals
een bleekveld.
32:
Textielindustrie (Eindhoven)
42
Een eerste voorbeeld van een centrale krachtbron was een
watermolen, terwijl in de loop van de 19e eeuw, te beginnen in
1820, ook de stoommachine zijn intrede deed. Na 1900 werd
de gasmotor van belang, terwijl na 1911, toen de Peelcentrale
in bedrijf kwam, ook de elektrische aandrijving kon worden
toegepast.
Natuurlijk speelde bij dit alles ook mechanisatie een rol, want
textielmachines werden uitgevonden en voortdurend verbeterd.
Reeds omstreeks 1800 beschikte men over spinmachines,
terwijl weefmachines vanaf 1870 steeds meer in gebruik
kwamen, waardoor het thuisweven geleidelijk verdween: Het
aantal thuiswevers nam af van 2.153 in 1861 naar 49 in 1910.
Van belang was vooral de fabricage van trijp, waarmee
meubelen bekleed werden. Zo leverde de Eindhovense
textielindustrie stoffen aan de grote passagiersschepen en aan
het hof. Ook tijk, de bekleding van matrassen, werd
vervaardigd. De fabrieken waren vooral geconcentreerd in de
omgeving van de Dommelstraat en in de buurt van de
Paradijslaan. Andere fabrieken lagen verspreid over het gebied.
43
1634: Lakenhandel te Eindhoven33
Het jaar 1634 was voor de Eindhovense handelaars
catastrofaal. De soldaten, die in opdracht van de Spaanse
koning de zuidelijke Nederlanden onveilig maakten, waren
ongedisciplineerd. In 1627 telde men telde Eindhoven slechts
230 huizen. De problemen der handelsorganisatie worden
wellicht door enkele historische episodes uit deze tijd
geïllustreerd.
Op 24 januari 1634 worden enkele kooplieden op de terugweg
van de Oirschotse markt door soldaten, die tot de in Breda
gelegerde Compagnie van kapitein Klaassen behoren, tot staan
gebracht. De struikrovers eisen van iedere kar een halve
rijksdaalder en van iedere voetganger een schilling of zes
stuivers. De kooplieden weigeren echter te betalen en worden
nu met het geweer bedreigd. Als dat drukmiddel niet baat,
bewerken de soldaten hen met stokslagen en treffen de
weerloze burgers waar zij maar kunnen. Een hunner heeft een
gapende wond op het hoofd en een ander slaat men de armen
en benen lam. Weer anderen worden met de tromp van het
geweer in de zij gestoten en deerlijk geslagen.
Nadat de slachtoffers de soldaten het gewenste geld gegeven
heeft en de reizigers een stuk verder gereisd zijn,
worden zij opnieuw ingehaald en bedreigd met het doel hen
nogmaals te laten betalen. Ook na de tweede betaling worden
zij nogmaals geslagen, zodat zij tot driemaal toe onder
geweldige slagen aan de brutale eisen van de rovers moeten
voldoen.
33:
Informatie uit Beknopte geschiedenis van Eindhoven, F. N. Smits, 1887
opnieuw uitgegeven in 1973 - 590 pagina's, deel 1, pag. 70-71
44
Sommige kooplieden waren zo zwaar mishandeld, dat zij
enkele weken arbeidsongeschikt bleven. De namen van deze
slachtoffers zijn bewaard gebleven:
• Willem Willems van den Broek, schepen der stad
Eindhoven,
• Michiel van Courssel, oud-burgemeester van
Eindhoven,
• Adriaan Anthonissen,
• Michiel Michielses van Eupen,
• Jacq. Michielses,
• Abraham van Courssel
• en de voerman Andries Jansen.
45
• Dirk Aerts, huikenfabrikant34.
34:
een huik is een regenvast dekkleed dat over een zeil gedaan wordt
35:
een dobbelaar zijn twee guldens
46
1635: Lakenhandel te Eindhoven36
Ook het daarop volgende jaar verloopt de terugtocht van de
Eindhovense kooplui niet gelukkiger. De marktgangers zijn
ook dit jaar lakenverkopers, kramers, hoedenmakers, smeden
en anderen. Op de terugtocht worden zij bij het gehucht Acht
door soldaten in dienst van de Spaanse koning, die in Weert
gelegerd zijn, opgehouden. De schurken eisen drinkgeld en
dreigen de burgers neer te schieten, als zij nog een voet durven
te verzetten. Op het geroep van deze aanvallers komen nog
andere zwervende soldaten af en beginnen met knuppels uit
alle macht op de reizigers in te slaan, waar zij hen maar
kunnen treffen. De kooplui hadden zich echter door slechte
ervaringen inmiddels met geweren bewapend. Deze werden
hen echter uit de handen gerukt en op de raderen van de
wagens kapot geslagen. Een van de struikrovers, die Jan
Fransen heette en Eindhovenaar van geboorte was, zei: "Smijt
op de pakken en marsen en plundert! Hoeden, schoenen en
kousen zijn er genoeg bij. Al wat er van komt, is voor mijn
rekening!"
Daarna voegt hij de daad bij het woord en plundert de kousen
en andere koopwaar van Huibert van Tunrhout, een inwoner
van Tongelre. Op gelijke wijze worden ook andere kooplieden
van hun goederen beroofd. Vele worden zwaar gewond. Wouter
Wilbroers, smid en oud-burgemeester van Eindhoven, wordt na
een slag op het hoofd op de grond geworpen en blijft lange tijd
bewusteloos liggen.
36:
Informatie uit Beknopte geschiedenis van Eindhoven, F. N. Smits, 1887
opnieuw uitgegeven in 1973 - 590 pagina's, deel 1, pag. 72-73
47
Michiel van Eupen senior, oud-burgemeester van Eindhoven,
Michiel van Eupen junior, Michiel van Coursel, Isaake van
Coursel, Adriaan van Dinter, Willem Jansen, Joost Michielses
van Eupen, Jan Jansen, allen lakenverkopers, of smeden of
kramers en hoedenmakers, alsmede enige vrouwen worden
door de rondzwervende soldaten met knuppels, geweren en
stokken op het hoofd, de armen, benen en zijden zo geslagen,
dat zij nauwelijks hun weg konden vervolgen. Ook moesten zij
tot overmaat van ramp voor elke kar (en er waren er acht) aan
iedere soldaat een patakon37 of rijksdaalder losgeld geven.
Dagelijks hoorde men in de Meierij over uitplunderingen van
dorpen, kloosters, kerken, en schansen. Deze
oorlogshandelingen duurden tenminste tot 1648, maar daarmee
was de ellende nog niet afgelopen.
37:
een zilveren patakon, ook wel Brabantsche rijksdaalder genoemd, had
een waarde van 48 stuivers ( Nicolaas van Breyll – Wikipedia )
38:
Informatie uit Beknopte geschiedenis van Eindhoven, F. N. Smits, 1887
opnieuw uitgegeven in 1973 - 590 pagina's, deel 2, pag. 3
48
1754: De vervuiling van de Gender39
In 1750 bestond Eindhoven slechts uit 305 huizen. De Gender
was een snelstromend riviertje, waarvan destijds veel misbruik
werd gemaakt: er waren verscheidene privaten, varkenshokken,
mest-stallen van paarden en andere beesten op gezet. Ook
mondden er riolen uit andere privaten en Looierijen op uit. Vele
ververs lieten het verfwater erin lopen, in plaats van dit in
sterfputten te leiden. Dit had tot gevolg, dat het riviertje in een
stinkend en vuil riviertje was veranderd, dat geen water meer
kon leveren aan de brouwerijen (!). Deze misstanden moesten
in een besluit van Oktober 1754 allemaal binnen 6 maanden
worden gecorrigeerd.
39:
Informatie uit Beknopte geschiedenis van Eindhoven, F. N. Smits, 1887
opnieuw uitgegeven in 1973 - 590 pagina's, – deel 3, pag. 90-98
40:
Informatie uit Beknopte geschiedenis van Eindhoven, F. N. Smits, 1887
opnieuw uitgegeven in 1973 - 590 pagina's, – deel 3, pag. 117
49
1891: N.V. Philips & Co.41
J.E. Schröder begon in 1875 bukskin42 te produceren in een
leegstaande Stoom-fabriek van Draadnagels, Springveeren enz.
van de Gebr. Raymakers. Het betrof een oude fabriek waar
enkele jaren tevoren in 1869 een stoommachine van 45 pk in is
geplaatst en ook de schoorsteen is gebouwd. Lang heeft de
bukskinfabriek het niet volgehouden, want ze kwam leeg te
staan en werd op 22 juli 1891 via een openbare veiling gekocht
door Philips, die er een gloeilampenfabriekje in begon. De
maten van het pand waren destijds nog in het maatsysteem
(ellen) van de textielindustrie opgetekend43.
50
1950: Mechanisatie45
Na de Tweede Wereldoorlog begon, na een korte periode van
opbloei, de neergang van de Eindhovense textielindustrie. De
dekolonisatie zorgde voor verminderde afzet naar de Derde
Wereld. Dit dwong de bedrijven tot mechanisatie: het aantal
arbeidskrachten daalde in de periode 1950-1963 van 2.433 tot
1.807. Er was niettemin een personeelstekort: hooggeschoolde
en beter betaalde arbeid was aantrekkelijker. Daarom werden
gastarbeiders aangetrokken. De concurrentie van goedkoop
textiel, met name uit lage-lonenlanden, maakte dat vele
fabrieken begin jaren '70 van de 20e eeuw moesten sluiten. Dit
gold voor Kodijko, Van Dissel, Kerssemakers & Zn., en Van
den Briel en Verster.
45:
Textielindustrie Eindhoven
46:
eigen documentatie
51
1973: De ondergang
De katoenfabrieken trachtten het hoofd boven water te houden
door te fuseren. In 1961 werd daartoe BEHTI (Baekers-Elias-
de Haes-Textiel-Industrie) opgericht. De verschillende
bedrijven konden niet goed samenwerken en de organisatie was
topzwaar bij dalende omzet. In de loop van de jaren '70 van de
20e eeuw werden vele bedrijfsonderdelen afgestoten of
overgeplaatst. BEHTI is later De Haes Holland gaan heten. Er
is daarna nog een constructie geweest onder de naam:
Koninklijke Nederlandse Textiel Unie (KNTU), waarin een 14-
tal, voornamelijk Twentse, bedrijven samenwerkten, maar ook
deze ging in 1973 failliet. Slechts de fabriek van Leo Schellens
bleef voor Eindhoven behouden. Van de voormalige
fabriekscomplexen is niet veel meer overgebleven.
52