Beruflich Dokumente
Kultur Dokumente
odt -- 17-07-11
In een aantal gevallen zijn er bij de overname van Word-formaat in OpenOffice geringe tekenfoutjes ontstaan, die echter voor de documentatie geen rol spelen. Het totaaloverzicht van deze publicaties is in tabellenvorm in de appendix samengevat.
Inhoud
De jacht op de Pentiumbug...................................................................................................................2 De Amstrad-Bug...................................................................................................................................5 De uitvinder van PAL...........................................................................................................................7 De Pacemaker van Wilson Greatbatch.................................................................................................9 Simulatie van de Pacemaker van Wilson Greatbatch.........................................................................14 De ontdekker van de Rntgenstralen..................................................................................................16 N-stralen.............................................................................................................................................18 Alternatieve generator........................................................................................................................22 De 555................................................................................................................................................24 Hoogspanningsgenerator....................................................................................................................31 Het succes van Matsushita..................................................................................................................45 Muziekstudio op een PC.....................................................................................................................47 Toscaanse elektronica.........................................................................................................................59 Kortegolfstoringen door planeten.......................................................................................................73 Appendix: Overzicht der publicaties..................................................................................................77
De jacht op de Pentiumbug
Op 30 oktober 1994 schreef professor Nicely een melding in zijn elektronische post en opende daarmee de jacht op de overbekende fout in de Pentiumprocessor. Dit artikel beschrijft de ontmaskering van deze fout. De hoogleraar aan het Lynchburg College begon zijn e-mail met de voorzichtige zin: "De floating point processor van vele en misschien wel van alle Pentium processors schijnt een fout te bevatten". In een studie op het gebied van priemgetallen vormt Nicely zoals gebruikelijk door deling de inverse waarde van deze getallen. Een vermenigvuldiging van deze inversen met het bijbehorende priemgetal moet uiteraard exact de waarde 1.0 opleveren. Bij een normale rekenmachine is dat inderdaad het geval. Een van de priemgetallen (824633702441) levert in zijn nieuwe Pentium na de vermenigvuldiging met de inverse waarde echter de waarde 0,999999996274709702 op, die weliswaar dichtbij de waarheid ligt, maar op een ontoelaatbare afrondingsfout in de Pentiumklasse wijst. Binnen enkele dagen herhaalt Intel deze melding het Internetbereik "comp.sys.intel". Intel was in de voorafgaande zomer zelf al op het spoor van de fout gekomen, had de maskers intussen gerepareerd en de produktie met een correct werkende floating point processor voortgezet. De verkoop van de systemen met het oudere ontwerp werden echter onveranderd voortgezet. Men was kennelijk van mening, dat dit foutje geen opspraak en zelfs geen publikatie waard was. De kopers, gebruikers en producenten van computersystemen wensen echter antwoorden. Op 24 november publiceerde Intel een analyse van de fout en voorspelt daarin een foutenkans van 1 op de 9 biljoen. Dit komt overeen met een fout per 27000 jaar voor de doorsnee tabellenprogramma's. De leverancier belooft samen te willen werken met iedereen, die met complexe wiskundige problemen zoals grote priemgetallen moeilijkheden krijgt. Wie echter niet tot deze categorie behoort, zal met de Pentium geen enkel probleem tegenkomen. Intussen waren andere experts met een analyse van de berekeningsmethoden in de nieuwe processor begonnen. De ingenieur Tim Coe uit de halfgeleiderindustrie komt als eerste buitenstaander op het spoor van een samenhang tussen de foutenreeksen. Omdat hij geen Pentium ter beschikking heeft, neemt hij alle bekende probleemgetallen in een workstation op en begint daarmee een analyse. Geschreven in binaire getallen vertonen deze breuken allemaal soortgelijke mantissen rechts van de komma. Elke foutieve berekening gaat vergezeld van een reeks enen in de mantisse. Hij is nu in staat een formule voor de berekening van bijna alle bekende probleemgetallen te ontwikkelen. De gezochte getallen liggen allemaal in smalle banden vlak onder de gehele getallen 3, 9, 15, 21 en 27 of in de produkten van deze getallen met een macht van twee. Coe beseft, dat de kans op fouten daardoor aanmerkelijk stijgt. Hij is ook in staat foutieve berekeningen in delingen met kleinere getallen zoals bijvoorbeeld 4195835 / 3145727 te reproduceren. Deze situatie maakt de fout veel ernstiger, omdat dit soort getallen vaker in de praktijk kunnen optreden. Omdat Tim Coe nog steeds geen Pentium ter beschikking heeft, rijdt hij naar de dichtstbijzijnde handelaar en voerde de vermenigvuldigingstest met deze getallen door. Zoals verwacht reageert de Pentium inderdaad met een forse afwijking van 1 op 16000.
J.W. Richter Archief RB -- RB Archief JWR 1995-2000.odt -- 17-07-11 Tim Coe zit er niet ver naast. Als antwoord op deze analyse publiceert Intel een bericht van twee wiskundigen, die de fout nu in details beschrijven. Het bericht staat in de World Wide Web server http://www.intel.com aan iedereen ter beschikking. De fout is gelokaliseerd in een programmeerbaar array, dat bij de floating point berekeningen wordt gebruikt. Om de snelheid op te voeren, verlaten de ontwikkelingsingenieurs de vertrouwde methode met behulp van opschuiven en aftrekken, die onder andere ook in de 486 is toegepast en voeren in de Pentium een nieuwe techniek in. Deze nieuwe methode is naar de drie uitvinders, die deze snelle deling al dertig jaar geleden hebben ontwikkeld, de wortel 4 SRT vernoemd. De deelmethode berekent per clockcyclus twee bits en leidt zo tot een verdubbeling van de rekensnelheid. Tijdens de delingscyclus blijft een reeks deelgetallen, de zogenaamde P-D plot, opgeslagen om het volgende cijfer van de deling te kunnen kiezen. In de Pentium wordt deze reeks in een tabel opgeslagen. Na de opbouw van deze tabel worden de getallen in een programmable lookup array (PLA) overgeheveld. Door een fout in deze transfer werden enkele getallen weggelaten. Als nu de SRT algoritme bij de berekening naar een van deze getallen zoekt, vindt zij bij deze weggelaten waarden in plaats van de cijfers 2 een nul. De analyse van de transferprocedure bevestigt vijf bereiken van probleemgetallen, die in binaire vorm beginnen met de reeksen, die Tim Coe intussen al had gevonden. Dit soort fouten komen in de ontwerppraktijk in elke tak van industrie steeds weer voor. De critici nemen Intel de fout op zichzelf ook niet kwalijk, maar wel de vertraging bij de publikatie, de ombuiging van de foutenstatistieken in het eigen voordeel en de voorzetting van de verkoop van ondeugdelijke chips. In eerste instantie eiste Intel van de klanten zelfs een bewijs van de noodzaak tot een vervanging. Als gevolg van dit optreden begrepen enkele wiskundigen, dat er althans voor deze ondeugdelijke processors een methode ter verhindering van rekenfouten ontstond. Op de basis van Coe's analyse ontwikkelden zij aan algoritme, die daaraan voldoet en publiceerden deze methode in Internet. De test onderzoekt alleen de noemer. De teller beslist daarna alleen of de fout al dan niet optreedt. Indien de noemer buiten vastgelegde waardenbereiken ligt, produceert de berekening een correct resultaat en kan de FDIV (floating point division)-instructie zonder gevaar worden toegepast. Indien de noemer binnen de gevaarlijke grenzen ligt, zal een vermenigvuldiging van teller en noemer met een vaste waarde van 15/16 het risico op een fout uitsluiten. Bij een zorgvuldige uitvoering van de instructies werkt de deling zelfs met de correcte afrondingen. Deze oplossing is inmiddels door Intel als compilerfunctie in de World Wide Web Server gepubliceerd. De statistische analyse van de foutenkans werd vervolgens nog aan een verder onderzoek onderworpen. Professor Vaughan Pratt van de Stanford universiteit komt na een analyse van Coe's reeksen tot de conclusie, dat waarden dicht in de buurt van echte integers liggen. Dergelijke waarden, zoals bijv. 2,999999, treden echter zeer vaak op door afrondingsfouten in herhaalde berekeningen. De foutenkans stijgt daardoor tot een op enkele duizend in speciale toepassingen. De specialisten bij IBM komen tot dezelfde conclusie en IBM laat de uitlevering van machines met de Pentium op 12 december stilleggen. Na enkele onrustige weken besluit Intel eindelijk, aan alle klanten op verzoek de processor uit te wisselen.
J.W. Richter Archief RB -- RB Archief JWR 1995-2000.odt -- 17-07-11 Bij de jacht naar de Pentiumbug is veel tijd genvesteerd. Professor Nicely zocht vier maanden lang naar een naald in de hooiberg. In eerste instantie speurt hij naar een fout in zijn programma's. Vervolgens analyseert hij gedurende enkele weken zijn compiler en pas daarna de processor zelf. Tim Coe probeert wekenlang aan de hand van het foutenpatroon de architectuur van de Pentium te doorgronden. De uitgebreide analyse van Vaughan Pratt in Internet bewijst tenslotte duidelijk, dat de fout een veel grotere uitwerking heeft, als de leverancier Intel wil doen geloven. Alle genoemde technici en talloze andere medewerkers hebben ons een waardevolle dienst bewezen, die echter bij een open kaartspel van de leverancier volkomen overbodig was geweest.
De gegevens voor dit artikel zijn gebaseerd op: "Dissecting the Pentium bug", door Linda Geppert in IEEE Spectrum van februari 1995. Gepubliceerd: RB Elektronica, oktober 1995
De Amstrad-Bug
Analoog aan de Pentiumbug had ik tien jaar tevoren (in 1985) een bug in de Basicinterpreter van de computer van het jaar CPC464 ontdekt. Goed, dat is niet zo spectaculair als een bug1 in de Pentium, maar toch... Het illustreert alleen maar, dat dit soort fouten overal kan optreden, met name in de alledaagse functies zoals de machten van -1. De Amstrad CPC is een 8-bit homecomputer met een Z80A en werd gefabriceerd door Amstrad tussen 1984 en 1990. De afkorting CPC' staat voor Colour Personal Computer. Ik had echter de monochrome variant met een groen scherm. Er bestonden diverse versies van deze computer. Zo was er een Spaanse variant, die over een extra 8kByte RAM-chip op een extra printje beschikte. Deze chip was volkomen nutteloos, maar was ingebouwd om een destijds geldige Spaanse wet te omzeilen, die vastlegde dat een computer met 64 kByte RAM aan de klant met een Spaans toetsenbord moest worden uitgeleverd2. De CPC464 beschikte over een Locomotive BASIC in der Version 1.0 in een ROM-geheugen. De fout werd ontdekt bij het testen van de zelfgeschreven Besselfuncties, waarmee antennediagrammen worden berekend. De Besselfuncties J0(x). J1(x), etc. behoren niet tot de standaard Basic funkties van de CPC464, maar ik beschikte over een eenvoudige ALGOL68-versie van de reeksontwikkeling, die term (-1)n bevat. De daarmee berekende antennediagrammen vertoonden echter een opvallende fout, die uiteraard moest worden getraceerd. Bij de analyse bleek de fout op de term (-1)n in de reeksontwikkeling te berusten. Met een eenvoudige test kon men vaststellen, dat in de vrijwel alle machten van het getal (-1) in de Locomotive BASIC versie 1.0 problemen opleverden. Met behulp van een klein testprogramma werd de fout vervolgens nauwkeuriger gediagnosticeerd:
1 De Pentiumbug veroorzaakte afrondingsfouten bij het berekenen van floating numbers en behoorde tot de tien kostbaarste softwarefouten, die de producent enkele honderden miljoen dollars kostte... 2 Bronvermelding: Amstrad CPC
J.W. Richter Archief RB -- RB Archief JWR 1995-2000.odt -- 17-07-11 Een analyse van de testregels luidt: Dat -1 tot macht 1 ook weer -1 oplevert is eigenlijk wel duidelijk. Dat 0 tot de macht 1 ook weer 0 oplevert, is ook nog OK. Dan echter beweert de interpreter, dat (-1) of (-1.0) tot de macht 1 voor de afwisseling een positief getal 1 oplevert. Dat kan natuurlijk niet kloppen. Ook (-2) tot de macht 1 levert een positief getal 2 op. Dat is fout. Daarentegen is (-1) tot de derde macht weer -1, wat men als correct mag beschouwen.
De fout treedt alleen op als men een negatief getal tot de eerste macht verheft. Alle andere exponenten, zoals bijvoorbeeld (-2)^5 = -32, werkten uitstekend. De vraag was nu: welke andere functies werden eventueel nog door deze fout benvloed, bij voorbeeld omdat deze deze basis functie voor andere routines toepasten? Een reparatie door software-updates was in deze computer uitgesloten. Daarom werd in het betreffende programma een IF-clausule voor de foutsituatie geprogrammeerd. Omdat programmeurs vaak de software voor dit soort functies kopiren, kan de fout ook bij andere BASIC-varianten zijn binnengeslopen. Op alle BASIC-varianten, die ik tegenkwam, heb ik de bovenstaande test doorgevoerd, maar ben nooit meer deze fout tegengekomen.
J.W. Richter Archief RB -- RB Archief JWR 1995-2000.odt -- 17-07-11 Op 23-jarige leeftijd verlaat Walter Bruch Mittweida als ingenieur elektrotechniek en studeert in Berlijn wiskunde en theoretische fysica. Tijdens deze studie werkt hij in het laboratorium van Manfred van Ardenne en vervolgens, na een voortijdig einde van zijn studie, voor 50 mark per week bij Denes von Mihly. Op de Funkausstellung in 1933 kan Walter Bruch zijn eerste belangrijke ontwikkeling presenteren: een spiegelkrans-ontvanger met beelden van 90 lijnen, geleverd door een filmaftaster. Het toestel is te bewonderen in het Duitse museum in Mnchen. Voor zijn demonstraties ontwikkelt Walter Bruch ook software. Omdat de kwaliteit van de beschikbare televisiebeelden hem niet bevalt, neemt hij zelf een aantal filmen met grote koppen op. Hij gebruikt beelden van zijn Hongaarse collega's, omdat deze met donker haar en baardjes bijzonder geschikt zijn. Bij een demonstratie voor een staatsbezoek worden deze beelden als "nietarisch" en dus ongeschikt beschouwd. De rijkszender stelt hem daarop een film van n minuut voor zijn presentaties ter beschikking. Walter Bruch draait deze film vele duizenden malen op de tentoonstelling. Zij toont Hitler op een toespraak van 1 mei 1933, waarin hij een "grote tijd" aankondigt. Twee jaar later begint Walter Bruch zijn werk bij Telefunken in de afdeling "televisie en natuurkundig onderzoek". De tijd der experimenten is voorbij en de televisie wordt volwassen.
Bronvermelding: "Als Walter Bruch noch Bastler war ...", door Jens Oberheide in RFE, 8.95. Gepubliceerd: RB Elektronica, april 1996, pag. 15
De uitvinder
Wilson Greatbatch maakt al vroeg kennis met de beginselen der elektronica. In zijn jeugd bouwt een kortegolfontvanger met twee buizen en luistert met behulp van een zelfgewikkelde spoel naar uitzendingen uit London. Op zestienjarige leeftijd behaalt hij een zendvergunning (W8QBD) en werkt daarnaast met het radiostation W8QBU van de zeeverkenners. Dit station is in 1938 gedurende 26 uur in de lucht om berichten tijdens een wervelstorm te relayeren. Een jaar later treedt Greatbatch met vele andere verkenners als marconist in dienst van de marine. Gedurende de wereldoorlog leiden de verkenners meer dan 50 marconisten op. In de vijfjarige dienst is Greatbatch onder meer elektronicus op een torpedojager, marconist in konvooien, opleider van radarspecialisten in Texas, en schutter op een vliegdekschip. Na de oorlog repareert hij eerst een jaar lang telefoons en begint daarna een studie aan de Cornell Universiteit in Ithaca, New York. Tijdens zijn studie bouwt hij ontvangers voor de radiotelescoop van Arecibo, gelegen in Puerto Rico. Enige tijd later begint hij vervolgens een baantje op het laboratorium van de psychologische faculteit, waar hem de meting van de elektrische signalen aan een honderdtal schapen wordt opgedragen, te weten: de hartslag, de bloeddruk, enzovoorts.
Het hartblock
Onder normale omstandigheden wordt de hartslag geregeld door een natuurlijke gangmaker, die bestaat uit een groep gespecialiseerde cellen in de wand van de rechterboezem. Elektrische impulsen, die van deze gangmaker uitgaan, gaan naar de twee boezems (atria) en vervolgens naar de kamers (ventrikels), en veroorzaken zo de ritmische samentrekkingen van de hartspier, die wij hartslagen noemen. Tijdens de lunchpauzes van 1951 luistert Greatbatch naar een discussie tussen twee chirurgen en hoort voor het eerst een beschrijving van de hartblock. Deze stoornis ontstaat als de geleiding van de elektrische impulsen van de boezems naar de kamers via de bundel van His terugloopt of zelfs geheel verdwijnt. Het ritme van het atrium is niet gecoordineerd met het ritme van de ventrikels. Dit resulteert in een onregelmatige hartslag en in ernstige gevallen volgt daarop bewusteloosheid en eventueel de dood. Greatbatch weet, dat hij dit euvel kan verhelpen, maar niet met de buizen en bijbehorende accu's uit die tijd. Onafhankelijk van Greatbatch had inmiddels Paul Zoll in Boston een eerste praktische pacemaker gebouwd. Het apparaat was zo groot als een flinke radio en werd op het lichtnet aangesloten. De behandeling was pijnlijk en beschadigde de huid, maar het toestel kon levens redden. Enkele jaren later ontwikkelt Earl Bakken een draagbare pacemaker met een batterij als voeding. Pagina 9 van totaal: 87
Siliciumtransistoren
Greatbatch is inmiddels assistent hoogleraar elektrotechniek geworden. Rond 1956 komen er silicium transistoren op de markt voor een prijs van $ 90,- per stuk en Greatbatch krijgt van een arts de opdracht een 1 kHz-markeeroscillator voor het onderzoek aan harttonen te bouwen. De basisweerstand in de oscillator schakeling is een 10 kohm exemplaar, maar Greatbatch neemt de verkeerde waarde (1 Mohm) uit de voorraaddoos. Als gevolg van deze fout oscilleert de schakeling op een onverwachte manier. Tussen twee impulsen van 1,8 milliseconden lengte wacht de oscillator een volle seconde, terwijl de transistor volledig uitgeschakeld zijn en dus geen enkele stroom voeren. Greatbatch staat ongelovig te staren naar dit gedrag. Dit is precies de schakeling, die hij voor zijn pacemaker nodig heeft. Het systeem start vanzelf en de belangrijkste eigenschappen blijven ook bij teruglopende batterijspanning nagenoeg constant. Greatbatch vindt uiteindelijk een chirurg, die de implanteerbare pacemaker wil uitproberen. De arts verwacht, dat het toestel ca. 10.000 levens per jaar zou kunnen redden. Drie weken later, op 7 mei 1958, levert Greatbatch het eerste prototype af. Nadat twee chirurgen (William C. Chardack en Andrew Cage) het hart van een hond hebben blootgelegd, verbindt Greatbatch twee uitgangsdraden van de pacemaker met het hondehart. Het orgaan slaat inderdaad synchroon met de elektronische schakeling. Chardack kijkt naar het signaal op de oscilloscoop en mompelt "verdomme".
De behuizing
Aanvankelijk vormen minimale lekken in de omhulling van de pacemaker een reusachtig probleem. De randvoorwaarden in een lichaam (vocht, zout, warmte) zijn niet bepaald bevorderlijk voor de elektronica. Bovendien mag het materiaal het lichaam niet beschadigen of een aanval van het verdedigingssysteem uitlokken. Het eerste onderhuids ingebouwde ontwerp werkt slechts vier uur en wordt dan kortgesloten. Greatbatch giet de schakeling in epoxymateriaal en ontdekt daarbij, dat draden beter zonder isolatiemateriaal kunnen worden ingegoten. Hij laat de eerste veertig prototypen in dieren implanteren en op 15 april 1960 durft Chardack een test met 10 hartpatinten aan. De eerste patint overleeft de ingreep slechts 18 maanden, maar een van de eerste patinten heeft nog ca. 30 jaar met een pacemaker (en wel grotendeels met behulp van een nucleaire cel) geleefd. De chirurgen moeten aanvankelijk een drempel overschrijden bij de eerste implantaties van elektronica. De pacemaker blijkt daartoe echter een ideale kandidaat. In de praktijk gedraagt het hart zich nogal goedmoedig. Een falende pacemaker voert niet tot automatisch tot de dood. Bovendien is de hartspier gemakkelijk stuurbaar. Na een korte impuls geleiden de hartvezels de signalen spontaan en versterken daarbij de impuls automatisch, zodat de hartspier uiteindelijk krachtig samentrekt.
Een vaste hartslagfrequentie is wel leuk voor de noodgevallen, maar een normaal levend patint wil een variabele hartslagfrequentie, die zich aan de situatie aanpast en een stimulatie, die alleen in actie komt als dat echt nodig is. Daarmee verlengt men natuurlijk ook het leven van de batterij. Greatbatch kan in 1965 een eerste werkend prototype van een dergelijke schakeling leveren.
De voeding
De levensduur van de batterij was oorspronkelijk op vijf jaar begroot, maar in 1970 bedraagt de gemiddelde werktijd slechts twee jaar. Het zink-kwik-element is gebaseerd op een ontwerp uit de jaren veertig en daarna aangepast voor het gebruik in horloges. Kwikcellen ontwikkelen gas en kunnen daarom niet hermetisch worden gesloten. Voor de behuizing hadden de ontwerpers dus een halfdoorlatend epoxymateriaal gekozen, dat weliswaar het zout buitenhoudt, maar de schakeling in principe in een bad van gedistilleerd water dompelt. Elke verontreiniging kan daardoor een kortsluiting of corrosie veroorzaken. Greatbatch kiest twee verschillende alternatieven als voedingsbron: een lithiumcel en een nucleaire cel met plutonium 238. De nucleaire cel is in staat een levenslang in bedrijf te blijven, maar blijkt te gevaarlijk door de stralende en giftige bijverschijnselen. De lithiumcel ontwikkelt geen gas en met een dergelijke voeding kan de pacemaker in een hermetisch gesloten omhulling worden verzegeld. Tegenwoordig bedraagt de gemiddelde levensduur van de pacemaker meer dan 10 jaar.
Afscherming
Moderne pacemakers zijn ongevoelig voor storingen van buiten af. Toch is het raadzaam uit de buurt te blijven van krachtige radio- en radarzenders. De aansluitdraden kunnen immers als antenne functioneren. Bij operaties is een aantal voorzorgen bij diathermie-technieken nodig, die worden gebruikt om bloedingen te stoppen. En bij een crematie moeten de pacemakers worden verwijderd, omdat deze bij extreme hitte kunnen exploderen.
Samenvatting
Greatbatch heeft de ereplaats in de nationale erehal niet verdiend zozeer op basis van zijn schakeling, maar vanwege de consequente kwaliteitsverbetering, die tot de betrouwbare stand der techniek van vandaag hebben geleid. Daarnaast is zijn pacemaker de voorloper en gangmaker van een groot aantal nieuwere implantaten geworden, die op ervaringen met dit toestel zijn gebaseerd.
Gepubliceerd in RB Elektronica Oktober 1995, pag. 40-41 (De simulatie van de schakeling wordt gedocumenteerd in De Pacemaker van Wilson Greatbatch in RB Elektronica 5/6 1999)
Fig. 1
J.W. Richter Archief RB -- RB Archief JWR 1995-2000.odt -- 17-07-11 De ontwikkeling en de werking van de schakeling is in RB Elektronica, oktober 1995 beschreven. Interessant is aan een dergelijke schakeling het gedrag bij lage voedingsspanningen. Uiteraard zijn in een dergelijke schakeling voor een laag stroomverbruik silicium halfgeleiders nodig. Deze elementen vereisen echter theoretisch een drempelspanning van 0,7 volt per overgang. Met de Micro-Cap simulator kan men echter aflezen, dat de schakeling zelfs bij een voedingsspanning van 0,7 volt nog oscilleert. De spanningsverdubbelaar werkt echter niet meer efficint. Vanaf ongeveer 1,5 volt voeding is er een redelijke uitgangsimpuls beschikbaar. In fig. 2 zijn de ideale impulsvormen voor de gespecificeerde bedrijfsspanning 2,8 volt opgetekend. De inwendige weerstand van de batterij (R11) en de uitgangsbelasting (R10) zijn in de simulator op 1 kohm vastgelegd.
Fig. 2
Afgezien van zeer lage voedingsspanningen is de aanloopperiode van de oscillator zeer kort. De tweede impuls is al op volle sterkte. De simulator bewijst bij de transientenanalyse van deze schakeling zijn waarde vooral op het gebied van de invloed van de voedingsparameter, de belastingsweerstand en de aanloopanalyse. Ondanks het relatief grote aantal onderdelen kan de lezer deze schakeling nog in de gratis beschikbare demoversie van de simulator onderzoeken. Het programma staat iedereen in Internet ter beschikking: http://www.spectrum-soft.com Gepubliceerd: Simulatie van de Pacemaker van Wilson Greatbatch in RB Elektronica 5/6 1999
J.W. Richter Archief RB -- RB Archief JWR 1995-2000.odt -- 17-07-11 In april 1912 bewijst Max van Laue, dat Rntgenstralen elektromagnetische stralen zijn. Zij gedragen zich als licht met een veel kortere golflengte. Met dit "licht" kan men de atomaire opbouw van de kristallen bestuderen. Dit vakgebied fascineert nog steeds grote aantallen onderzoekers. In het afgelopen jaar werd de sterkste Rntgenlamp ter wereld gebouwd, een 850 meter grote deeltjesversneller in Grenoble. De Europese synchrotronversneller ter waarde van 1 miljard gulden stelt de fysici tot een gedetailleerd onderzoek van de halfgeleiders, eiwitten en andere materialen in staat. Wellicht is zelfs de nog sterkere Rntgenlaser binnenkort in staat, meer licht in het donker der materie te brengen. Een ontwikkeling, die zelfs Rntgen niet heeft kunnen voorzien. Hij is op 10 februari 1923 in Mnchen gestorven.
Ter informatie: Het Duitse Rntgenmuseum bevindt zich inde Schelmer Strae 41 in 42897 Remscheid. Gepubliceerd: RB Elektronica, april 1996, pag. 25
N-stralen
Waar gehakt worden, vallen spaanders. In het begin van deze eeuw begaat een bekend fysicus de fout van zijn leven: hij ontdekt een nieuw soort straling, die niet bestaat. De uitvinding hangt in feite al in de lucht. In 1895 ontdekt Rntgen de X-stralen. In 1896 beschrijft Becquerel de geheimzinnige straling, die uitgaat van uranium en die zich als alfa-, bta- resp. gammastraling ontpopt. In feite verwacht iedereen de vondst van een nieuwe stralingsoort. In 1903 is het zover: de aangeziene Franse fysicus Ren Blondlot, professor aan de universiteit van Nancy en lid van de Academie der Wetenschappen, maakt de uitvinding van een nieuwe soort straling bekend. Ter ere van zijn woonplaats Nancy noemt hij de straling N-stralen. Blondlot is zeker geen oplichter en gaat ook niet buitengewoon onzorgvuldig te werk. Hij heeft gewoon een verschijnsel in een experiment verkeerd genterpreteerd. Waren de N-stralen enkele jaren voor de X-, alfa-, bta- en gammastralen ontdekt, dan had Blondlot de resultaten zeker nauwkeuriger onderzocht. Aan het begin van deze eeuw hangt er echter een sfeer van verwachting in de lucht. Zo kon het gebeuren, dat er zich enkele jaren lang een zelfbedrog onder de geleerden kon handhaven. Blondlot geldt als expert op het gebied van gasontladingen. Hij is dus bezig op hetzelfde terrein als Rntgen en onderzoekt, of deze X-stralen elektromagnetische stralen, dan wel deeltjes zijn. Op het einde van de 19e eeuw was het duale karakter van straling niet bekend en Blondlot doet een aantal standaardtests om het karakter vast te stellen. Hij weet, dat geladen deeltjes in tegenstelling tot elektromagnetische stralen in een elektrisch veld worden afgebogen. Elektromagnetische straling kan men daarentegen aan een polarisatierichting herkennen, die voor de geladen deeltjes immers onbeduidend is. Blondlot besluit de polarisatie met behulp van een dipoolantenne te meten, die de polarisatie immers goed kan registreren. De Rntgenstralen zijn afkomstig uit een ontladingsbuis (fig. 1). Via een ingenieus afschermingssysteem filtert de experimentator het zichtbare licht uit en geleidt de Xstralen naar de dipool. In deze dipool ontlaadt een hoogspanningsveld continu in een vonk. Blondlot verwacht nu, dat de vonk in aanwezigheid van Rntgenstraling met een polarisatie parallel aan de dipool feller zal oplichten. Inderdaad ontdekt de uitvinder, dat de intensiteit van vonk onder bepaalde hoeken toeneemt. Helaas blijkt echter de straling, die de vonk benvloedt, door een kwartsprisma te worden afgebogen. Men weet echter reeds, dat een dergelijk prisma Rntgenstraling niet kan benvloeden. Blondlot concludeert daaruit, dat hij een nieuwe stralingsoort heeft ontdekt en het onheil neemt zijn beloop.
Fig. 1 Meetopstelling In eerste instantie sluit de uitvinder met behulp van een laag ondoorzichtig karton elke invloed van het zichtbare licht uit. Vervolgens begint hij met het onderzoek naar de eigenschappen van zijn Nstralen. Aangestoken door zijn publikaties volgt de wetenschappelijke wereld in de jacht op de Nstralen. Niet alleen fysici, maar vooral psychologen en fysiologen nemen daaraan deel en al spoedig neemt het aantal vondsten toe. Vooral ondoorzichtige materialen blijken N-stralen door te laten. Water en zout gelden echter als effectieve N-absorbers. Blondlot produceert intussen ook geschikte lenzen en prismas uit aluminium. Al gauw ontdekt men, dat niet alleen gasontladingsbuizen, maar ook de gebruikelijke gloeikousjes voor de gasverlichting uit die jaren en bijvoorbeeld gloeiende ijzerfolie bronnen voor N-stralen vormen. Zelfs natuurlijke bronnen, zoals de zon en met name de menselijke zenuwen en spieren blijken uitstekende N-stralenzenders te vormen. Professor Augustin Charpentier vermeldt in een wetenschappelijke publikatie, dat zelfs lijken N-stralen uitzenden en kondigt aan, dat de N-stralen de artsen spoedig in staat zullen stellen, de contouren van het hart zichtbaar te maken. Zoals gebruikelijk ondervinden de pionieren van de N-stralen echter ook tegenstand. In het voorjaar van 1903 stuurt een collega, Gustave Le Bon, de uitvinder een brief met het bericht, dat hij een soortgelijke straling al zeven jaar eerder heeft gevonden. Monsieur P. Audollet stuurt een bericht aan de Academie, dat hijzelf en niet Charpentier het menselijk lichaam voor het eerst als bron van N-stralen heeft erkend. Toch kent de Academie Blondlot in 1904 de eervolle Prix Leconte toe voor zijn levenswerk. De N-stralen staan in de oorkonde gelukkig op een van de laatste regels op drie bladzijden. De theorie van de N-stralen krijgt door deze prijs echter de nodige publiciteit en het aantal publikaties op dit gebied explodeert tot 54 artikelen in het jaar 1904. Een jaar later stort het aantal publikaties in en in 1905 verschijnt er niet een meer. Een catastrofe had de uitvinding vernietigd: Robert William Wood was op bezoek gekomen in het laboratorium van Blondlot.
J.W. Richter Archief RB -- RB Archief JWR 1995-2000.odt -- 17-07-11 Wood is een hoogleraar aan de John Hopkins universiteit en een internationaal aangezien vakman op het gebied van de optica en elektromagnetische straling. Natuurlijk heeft hij, zoals talloze collegas in Duitsland en Engeland, geprobeerd, de beschreven experimenten in een eigen lab uit te voeren. Alle pogingen zijn echter mislukt en de wetenschappers halen Wood over, Nancy te bezoeken, waar kennelijk de bijzondere omstandigheden het succes van de geheimzinnige metingen garandeert. Wood beschrijft in het tijdschrift Nature van 29 september 1904, wat er tijdens zijn bezoek in Nancy is gebeurd. Allereerst wordt hij met een reeks experimenten en demonstraties hartelijk ontvangen. Blondlot en zijn collegas verzekeren hem, hoe de intensiteit van de vonken duidelijk afneemt, als zij de hand ergens tussen straler en detector houden, maar Wood kan geen spoor van verandering registreren. De Fransen wijten dit effect aan de zwakte van Woods ooglicht. Wood stelt vervolgens een ander experiment voor: Wood houdt zelf de hand tussen bron en detector en Blondlot vertelt hem, wanneer de hand de straling vrijgeeft of tegenhoudt. In geen van de gevallen levert Bloblot daarop statistisch gezien een correct antwoord. De fysici bespreken daarop een reeks fotos, die Blondlot als bewijsmateriaal voorlegt. Wood oppert, dat de willekeurige intensiteitsvariaties wel 25 % bedragen, de metingen dus erg onnauwkeurig en de resultaten erg onzeker zijn. Wood ontwerpt daarop een meetmethode, die de N-stralenbundel opsplitst en via twee wegen naar dezelfde fotografische plaat leidt. Een weg bevat een absorbermateriaal en de andere weg een geleider voor N-stralen. Een dag later wordt dit experiment uitgevoerd en Wood concludeert, dat uit de opname van de fotografische plaat geen enkele conclusie over de aard van de absorber mogelijk is. Vervolgens toont Blondlot Wood nog een spectrale analyse van de N-stralen in een aluminiumprisma. Blondlot beweert, vier verschillende golflengten voor de N-straling te hebben gemeten. Om de zwakke spectraallijnen duidelijk te kunnen aflezen, wordt het experiment in een donkere ruimte doorgevoerd. Wood kan echter in het duister de verleiding niet weerstaan, de aluminium prisma uit de opstelling te verwijderen (fig. 2). In zijn beschrijving vermeldt hij later, dat de verwijdering van het prisma geen enkele invloed op de maxima en minima van de spectrale analyse vertoont.
Fig. 2 Meetopstelling
J.W. Richter Archief RB -- RB Archief JWR 1995-2000.odt -- 17-07-11 Wood kan tijdens zijn bezoek geen enkele aanwijzing voor N-stralen vinden. Na publikatie van zijn bevindingen gelooft niemand buiten Frankrijk nog aan de N-stralen. Blondlot gaat echter op de kritiek in en ontwerpt onverstoorbaar een aantal meetopstellingen, om de door Wood gekritiseerde meetfouten te elimineren. In 1905 publiceert Blondlot een nieuwe reeks fotos als bewijsmateriaal en een aantal voorschriften, hoe men de meetwaarden bij metingen met N-stralen moet aflezen. Het komt er met name op aan, de aflezing in een ontspannen atmosfeer door te voeren. De experimentator mag het meetobject niet direct aankijken, maar dient het oog een paar graad terzijde naast het object te richten. Inderdaad kan men met een dergelijke techniek intensiteitverschillen nauwkeuriger waarnemen. Er geldt een absoluut rookverbod, want N-stralen worden door roken gestoord. Natuurlijk is de succesvolle waarneming van N-stralen niet voor iedereen weggelegd. Een aantal Franse wetenschappers zijn nu van mening, dat slechts Romaanse ogen de nodige gevoeligheid voor experimenten met N-stralen bezitten. De gevoeligheid van de Engelsen heeft immers onder de permanente mistbanken en het ooglicht van de Germanen onder het eeuwenlange genot van bier zwaar geleden. Toch zijn enkele Fransen skeptisch geworden. Zij stellen vast, dat de bevestigingen van Blondlots experimenten in sterke mate van de afstand tot Nancy afhankelijk zijn. De reputatie van de Franse wetenschappers staat op het spel. Het Franse tijdschrift Revue scientifique ontwerpt een experiment, waarin twee houten kastjes met testmateriaal aan Blondlot ter beschikking worden gesteld. De kastjes zijn even zwaar en de inhoud is alleen aan de redacteuren bekend. In een kastje bevindt zich een stuk staal en in het ander een stuk lood. Blondlot wacht geruime tijd met een antwoord, maar weigert uiteindelijk het experiment uit te voeren en schrijft in 1906 terug, dat ieder zelf maar zijn mening over de N-stralen moet vormen. Dat is inderdaad gebeurd. Blondlot sterft in 1930 te Nancy en de geschiedenis der N-stralen is slechts een onbekend verhaal uit de annalen van het tijdschrift Nature.
Bronvermelding: Scientific American, Mei 1980. Gepubliceerd: RB Elektronica, oktober 1997, pag. 32
Alternatieve generator
Een ingenieur uit Stuttgart wil in India met behulp van een 1000 meter hoge schoorsteen 200 Megawatt elektrische energie opwekken. Jrg Schlaich is gewoon hoogleraar aan de universiteit van Stuttgart en leidt het instituut voor mechanische constructies. Behalve bruggen en torens houdt hij zich bezig met de alternatieve energieproduktie. Uit ergernis over de verspilling van de thermische centrales rijpte bij hem het idee, opstijgende en hete lucht in een generator voor de opwekking van elektrische energie te benutten. Hete lucht is er in de woestijnen kosteloos in grote hoeveelheden beschikbaar. Niemand heeft er tot nu toe iets mee kunnen beginnen. In gedachten sloot Schlaich de lucht in een schoorsteen op en stelde zich de uitwerking binnen de pijp voor. Bij een hoogte van 1 kilometer streeft een warme luchtkolom met zoveel geweld naar boven, dat er 200 megawatt voor de dynamo overblijft. De lucht wordt onder een glazen dak met 4,5 km diameter door de zon opgewarmd (Zie principeschema in fig. 1).
Fig. 1 Principeschema van de hete lucht-generator volgens Schlaich Uiteraard is er na de investering voor staal en glas geen brandstof meer nodig. Een waarlijk alternatieve energiecentrale. Met behulp van een 195 meter hoog prototype uit 1,25 mm dikke staalplaat heeft de 63 oude hoogleraar al tussen 1982 en 1989 in Manzares, Spanje bewezen, dat het werkt. Het nadeel is echter, dat de centrale in de avonduren, als het stroomverbruik sterk stijgt, stilvalt. Als het ware bij het waarnemen van de thermische wervels bij omroeren van een kopje koffie loste Schlaich dit probleem op. Met behulp van meterdikke pijpen slaat hij een energie in water op, dat vervolgens in de avonduren ter beschikking staat. Een variabele pompsnelheid stelt hem zelfs in staat, de energiestroom nauwkeurig te regelen. Pagina 22 van totaal: 87
J.W. Richter Archief RB -- RB Archief JWR 1995-2000.odt -- 17-07-11 Inmiddels hebben enkele stroomproducenten de uitvinder met zijn ontwerp gefeliciteerd. Zijn centrale werkt zonder afval, zonder schadelijke gasvorming en zonder radioactieve materialen. De opgenomen energie werkt zelfs de vorming van wervelstormen tegen, omdat de opstijgende lucht in de dynamo wordt afgeremd. Op de Expo 2000 wordt zijn ontwerp voor een grote generator in India aan een groter publiek gepresenteerd. Vol lof spreekt iedereen over het project, maar niemand steekt geld in de 1,5 miljard dure centrale. Technisch gezien is de constructie stabiel. Vier grote wielen met spaken op hoogten van 500, 600, 850 en 1000 meter garanderen de nodige stijfheid in de schoorsteen van beton. De centrale moet echter niet alleen milieutechnisch, maar ook economisch tegen de verbrandingscentrales kunnen concurreren. De Rajesthan State Electricity Board heeft enkele maanden geleden een energiecontract afgesloten. Het verdrag met een looptijd van 25 jaar garandeert een rente-opbrengst van 8 %. Als dit project een succes wordt, staat de verdere zegetocht van dit nieuwe type centrale niets meer in de weg. Gepubliceerd: RB Electronica december 1997, pag. 33
De 555
Dit artikel beschrijft de ontwikkeling van de beroemde timer/oscillator 555, die 25 jaar geleden op de markt is verschenen en sindsdien nagenoeg onveranderd is geproduceerd. Het is een van de succesvolste IC-ontwerpen in de elektronica geworden. Inmiddels is de 555 ook in een CMOS-versie verkrijgbaar. Het concept voor de 555 ontstond rond 1968 tijdens een speurtocht naar een vervanging voor spoelen in een zogenaamde gyrator. Een spoel is immers niet geschikt voor de integratie in een IC. De elektronicus Hans Camenzind besefte, dat de gyrator door problemen met de toleranties van de onderdelen geen eenvoudige schakeling oplevert en zocht naar alternatieven. In een oud tijdschrift uit 1934 vond hij de beschrijving van een phased locked loop (PLL), destijds nog een ongebruikelijke en complexe schakeling, die geen hoge eisen aan de nauwkeurigheid van de onderdelen stelt. De PLL bevat een spanningsgestuurde oscillator en Camenzind ontwierp in de loop van een jaar ontwikkeling een regeling met een uitgangsfrequentie, die onafhankelijk is van de voedingsspanning (fig. 1).
Vcc
V-IOmzetter
5k
Comparatoren
5k
R S
Rext
2I
Cex
t
Flipflop
5k
0 V
Fig. 1 De oorspronkelijke oscillator voor de 565, 567 en 566
De schakeling genereert een stroom evenredig aan de voedingsspanning. Dit stroompje wordt tweemaal gespiegeld en een tak daarvan vervolgens nogmaals gespiegeld en verdubbeld.
Vcc
Q 3
Q1
Q2
0 V
Fig. 2 De standaard flipflop
Natuurlijk kan men de basis-emitterovergang van de uitgangstransistor Q3 parallel schakelen aan een van de flipflopelementen. Deze transistor gaat echter bij het inschakelen in verzadiging en berooft de uitgangstrap Q3 van zijn basisstroom. Een stroomdeling met behulp van weerstanden is denkbaar, maar kost teveel silicium bij lage stromen en is te langzaam. Het beste werkt nog een stroomsturing voor alle schakelaars. Theoretisch werkt deze schakeling alleen met identieke stroomsterkten en transistoreigenschappen. Dit blijkt echter in de praktijk mee te vallen.
J.W. Richter Archief RB -- RB Archief JWR 1995-2000.odt -- 17-07-11 Camenzind ontdekte dit met behulp van een Monte Carlo-analyse, waarin de simulator alle onderdelen aan willekeurige variaties onderwerpt, om het effect van toevallige strooiingen te berekenen. In een van de simulator-sessies koos hij per ongeluk twee verschillende stroomsterkten en ontdekte tot zijn verbazing, dat de schakeling toch naar verwachting bleef werken (fig. 3). Theoretisch is Q1 of Q2 in verzadiging. Als een van de twee iets meer stroom trekt, neemt deze de stroom geheel over en wordt de ander afgeschakeld. De simulator voorspelt echter, dat zelfs bij strooiing van de parameters geen enkele transistor in verzadiging geraakt.
Vcc
Q 3
Q2 Q 1
0 V
Fig. 3 De flipflop met stroomsturing
Als ervaren ontwikkelaar vertrouwde Camenzind de resultaten niet direct. Voor een betrouwbare analyse is een tamelijk complex transistormodel met minstens 10 onafhankelijke onderdelen nodig. Te vaak worden dergelijke modellen aan de hand van een enkel exemplaar berekend en is de analyse onnauwkeurig. Camenzind maakte echter gebruik van modellen, die in de serieproduktie van echte ICs waren gemeten en zijn vinding bleek zo goed te werken, dat hij het ook in andere deelschakelingen toepaste. Doordat geen van de transistoren, behalve de eindtrap, in verzadiging geraakt en de spanningszwaai minimaal is gekozen, bereikt het nieuwe ontwerp de snelheid van de oude 555. Het stroomverbruik is echter met een factor 30 gedaald. De originele 555 past Darlington eindtrappen toe en kan daarmee bi-directionaal enkele 100 mA schakelen. Deze trappen werken echter pas vanaf een 2 volt spanningsval. Het was de ontwerper duidelijk, dat de nieuwe eindtrap nooit veel source-stroom zou kunnen leveren, maar een lage impedantie in de andere, d.w.z. sink-richting was wel interessant ter sturing van een relais of een gloeilamp. Dit laatste vraagstuk bleek achteraf nog de meeste ontwerp-tijd te vergen.
J.W. Richter Archief RB -- RB Archief JWR 1995-2000.odt -- 17-07-11 Uitgangspunt was een schakeling van Bob Widlar (fig. 4), waarin de collectorstroom van Q3 in Q1 en Q2 wordt gespiegeld en na terugvoering de inputstroom versterkt. De ingangsstroom stuurt zowel Q3 als Q4 open. De weerstand R1 begrenst de rondgaande versterking tot net onder de eenheidswaarde. Als de versterking boven een komt, blijft de schakeltrap in deze toestand hangen. Bij het afschakelen moeten wij deze toestand doorbreken. Men kan de rondgaande versterking weliswaar vergroten door wegnemen van R1 en door Q1 groter te kiezen dan Q2. Dan moet echter bij het afschakelen de enkele mA grote collectorstroom van Q1 naar aarde worden afgeleid en dit vereist een transistor met een stroomversterking van 1000.
Vcc Q 1 Q 2 Q3 Q 4 R1
0 V
Fig. 4 De uitgangstrap van Bob Widlar
Na talloze experimenten kwam Camenzind tot de conclusie, dat de schakeling alleen door uithongering afgeschakeld kon worden. Daartoe vervangt men bijvoorbeeld R1 door een schakelaar. Door openen van deze schakelaar verdwijnt de meekoppeling. Het principe is in fig. 5 geschetst. Q5 vormt de schakelaar, waarmee de meekoppeling afschakelbaar is. De meekoppeling stuurt Q6 en schakelt een 200 micro-ampre pnp-transistor, als de uitgang laag is. Deze eindtrap kan meer dan 100 mA naar aarde afvoeren en verbruikt in lage toestand 20 micro-ampre tegenover 5 microampre bij een hoge uitgangsspanning. Bij 10 mA stroomsterkte bedraagt de spanningsval slechts 0,2 volt. De schakeling trekt slechts 60 micro-ampre bij 1 volt en 150 micro-ampre bij 5 volt voeding.
Vcc Q I2 1 Q 2 Q3 Q 4 Q5 Q 6 Q 7
I1
I 3 0 V
Fig. 5 De gemodificeerde uitgangstrap van Bob Widlar
De CMOS-versie
De CMOS-versie is in de meeste gevallen bruikbaar als direct equivalent voor de eerste versie van de 555. Waar de specificaties verschillen, is de CMOS-uitvoering duidelijk beter. De bipolaire schakeling produceert zware stroompulsen tot 400 mA gedurende de omschakelingsfase. Ter ontkoppeling moet daarom een goede condensator direct naast het IC worden geschakeld. De CMOS-ICs schakelen met een aanzienlijk kleinere stroompuls van 2 tot 3 mA en een extra ontkoppeling is meestal niet nodig. Daarnaast is de impedantie van de CMOScomparatoren veel hoger en kunnen ook hier de ontkoppeling-condensatoren wegvallen. De CMOS-versie werkt al vanaf 2 volt voedingsspanning tot zelfs 18 volt, zodat de nieuwe bipolaire versie slechts in een aantal bijzondere applicaties werkelijk troeven in de hand houdt.
Samenvatting
De ontwerpen van de 555 kenmerken de vooruitgang van de afgelopen 25 jaar. Alhoewel de afmetingen van de bipolaire transistoren in lineaire toepassingen veel groter zijn dan de CMOS digitale schakelaars, zijn beide duidelijk kleiner geworden. Terwijl de nieuwe schakeling tweemaal zoveel onderdelen bevat, zijn de afmetingen gehalveerd. Het ontwerp van lineaire ICs is nog steeds niet automatiseerbaar, maar de hulpmiddelen zijn duidelijk verbeterd. Er werd gebruik gemaakt van een semicustom-procd. Het ontwerp werd op dezelfde PC uitgevoerd, die reeds eerder voor de simulatie was gebruikt. De computer vergelijkt schema met lay-out en meldt elke overtreding van de regels. Bij levering van de prototypes stijgt de bloeddruk van de ontwerper nauwelijks boven het normale niveau. Het nieuwe IC wordt geproduceerd door Zetex en heet in deze versie ZSCT1555.
Bronvermelding: Dit artikel is gedeeltelijk gebaseerd op: Redesigning the old 555 door Hans R. Camenzind in IEEE Spectrum September 1997
Hoogspanningsgenerator
In een verbluffend eenvoudige modelgenerator kunnen hoge spanningen worden opgewekt. Het systeem is niet alleen geschikt voor zelfbouw, maar ook interessant als object voor een systeemanalyse.
Principe
Uit een hoog opgesteld reservoir R vloeit een waterstroom in de goed gesoleerd geplaatste metalen bekers B1 en B2. Twee kranen K1 resp. K2 worden zodanig afgesteld, dat de waterstralen juist in het bereik van de manchetten M1 en M2 in druppels overgaan. De manchetten zijn van zilverpapier, 30 mm hoog, 50 mm in doorsnee en worden volgens de tekening van fig. 1 door een gesoleerde, horizontale arm op de plaats gehouden.
J.W. Richter Archief RB -- RB Archief JWR 1995-2000.odt -- 17-07-11 De manchet M1 is via een kabel met beker B2 en de manchet M2 via een kabel met B1 verbonden. Na enige tijd ontstaat tussen de bekers een hoge spanning van enkele kilovolts, die een spanningzoeker doet oplichten en zelfs vonken kan produceren. Zonodig kan men de generator op gang brengen door bijvoorbeeld een van de bekers met een geladen kam te initialiseren. Daarbij wordt een beginlading op een van de bekers aangebracht, die het laadproces door middel van meekoppeling op gang brengt.
Fig. 2
Meekoppeling in de HSP-generator
Aanvankelijk zijn alle onderdelen elektrisch neutraal en ongeladen. Door toeval zal een van de druppels bij het losraken van de waterstraal enkele elektronen teveel meeslepen. Deze druppel is dan negatief geladen en valt bijvoorbeeld in beker B2. De met B2 verbonden manchet M1 wordt dan eveneens negatief geladen. Deze manchet induceert vervolgens in de vallende waterstroom positieve ladingen. Beker B1 ontvangt vervolgens positief geladen waterdruppels en voorziet op deze wijze de manchet M2 met positieve ladingen. Vanaf dat ogenblik vallen alleen nog maar negatief geladen druppels in B2. Het systeem bevat dus een meekoppeling, die de werking van de inductie versterkt. De spanning tussen de bekers stijgt daardoor steeds sneller. Er moet echter een grens aanwijsbaar zijn, die het laadproces begrenst. De ladingen in de bekers werken immers een voortdurende oplading door afstoting van de nieuwe druppels tegen. Bovendien kan de beker druppels uit de stroom voor de andere beker aantrekken en zodoende een lekstroom veroorzaken (fig. 3)
Fig. 3
Afstoting en lekstroomverliezen
Energiebron zwaartekracht
Ondanks de afstotende kracht, die de druppels ondervinden, neemt de spanning toe. De energie daartoe levert de zwaartekracht, die in de vallende druppels in kinetische energie wordt omgezet. Met dit gegeven kunnen wij de theoretisch bereikbare spanning vrij eenvoudig schatten. Aangenomen, dat wij 1 kilogram water vanaf een hoogte van 0,2 meter laten vallen, dan is de totale potentile energie van deze hoeveelheid water mgh = 2 Joule, gelijk verdeeld over beide bekers. De bekers moeten elk 0,5 liter water kunnen bevatten. De afmetingen van de bekers bedragen daartoe ca. 0,1 meter. De capaciteit van een rond voorwerp met deze afmetingen is evenredig met de diameter en bedraagt ongeveer: Radius 0,1 mm 1 mm 10 mm 100 mm 1m Capaciteit 0,01 pF 0,1 pF 1 pF 10 pF 100 pF
In het gunstigste geval is dus de energie per beker met een capaciteit van C = 10 pF: 0,5 x mgh = 0,5 x CV
2 11 2
(Joule)
............ (1)
Dan is in ons voorbeeld V = 2 x 10 en de maximaal bereikbare spanning bedraagt theoretisch ongeveer V = 500 kV. Deze benadering door middel van de berekening van de totale energiebalans is echter nogal onnauwkeurig. Een krachtenbalans voor een los waterdruppeltje levert een beter resultaat op. Krachtenbalans Wij schatten de doorsnee van de gemiddelde waterdruppel op 2 mm. De ongeveer een miljoen druppels in een liter wegen dan gemiddeld elk 1 milligram. De energie van de vallende druppel is 2 microjoule en de aantrekkende kracht van de aarde bedraagt 10 micronewton.
Fig. 4
J.W. Richter Archief RB -- RB Archief JWR 1995-2000.odt -- 17-07-11 De afstoting van de opgeladen waterdruppels door de Coulombkracht is bij een spanning V op de condensatoren (fig. 4): F = C1 x V / r
2
(Newton)
............ (2)
Daarin is C1 = 0,1 pF de capaciteit van de waterdruppel en r de afmeting van de bekercapaciteit. Integreert men deze kracht over de valafstand, dan is de Coulomb-energie C1 x V . Bij evenwicht tussen de zwaartekracht en de Coulombkracht wordt de waterdruppel tot stilstand afgeremd onder de voorwaarde: mgh = C1 x V
2 2
(Joule)
............ (3)
waarin ditmaal m = 1 mg de massa van het waterdruppeltje is. Lossen wij deze vergelijking op, dan blijkt een evenwicht te ontstaan voor V = 5 kVolt, zodat de spanning tussen de bekers inderdaad tot 10 kV kan oplopen.
De elektromotorische kracht
In hoeverre kan men deze generator optimeren ? De belangrijkste formule is kennelijk (3). De radius en daarmee het gewicht van de waterdruppel kunnen wij nauwelijks benvloeden, omdat de druppel zichzelf uit een vallende straal moet ontwikkelen. Er blijft dus slechts de valhoogte als parameter ter beschikking. Wij moeten echter de valhoogte een factor vier verhogen, om de uitgangsspanning te verdubbelen. Een andere mogelijkheid is natuurlijk het kunstmatig versnellen van de druppels door middel van een pomp. Wij vervangen dan de zwaartekracht door een mechanische pomp. Met een dergelijke pomp en een geschikte sproeier is theoretisch een veel hogere spanning bereikbaar.
De stroomsterkte
Elke waterdruppel verhoogt de lading in de bekers met ongeveer Cd / Cb = 1 %, d.w.z. met de verhouding tussen de druppel- en de bekercapaciteit. Volgeladen bevat het systeem 100 nC lading en levert elke binnenvallende druppel 1 nC op. Als wij de kranen op ongeveer 100 druppels per seconde instellen, is de beschikbare stroomsterkte dus 100 nA en levert de generator in stationaire toestand een vermogen van 1 mW.
Experimentele resultaten
Scholieren kunnen zonder grote kosten een meetopstelling volgens fig. 5 nabouwen. De waterreservoirs bestaan uit conserveblikken. In de bovenste reservoirs wordt een fietsbandventiel zonder gummislangetje geschroefd of gelijmd. Een spijker met een geschikte diameter in het ventiel regelt de watertoevoer, zodat er een gestage druppelstroom naar beneden valt. De manchetten bestaan uit een blikken ring, die met behulp van draadsteunen aan de onderste reservoirs worden geschroefd. Als draadsteunen is hardsoldeerdraad goed geschikt. Het instellen van de juiste afstand wordt vereenvoudigd door toepassing van draadklemmen. Pagina 37 van totaal: 87
J.W. Richter Archief RB -- RB Archief JWR 1995-2000.odt -- 17-07-11 In de onderste reservoirs wordt een zware schroef gelegd, zodat deze blikken stabiel blijven staan. De isolatielaag bestaat uit twee ca. 1 cm dikke kunststofplaten, die kort voor de experimenten in een afwasmaschine meedraaien en in gereinigde toestand een ongekend goede isolatiewaarde aannemen. De onderdelen worden vervolgens in een houten raam geplaatst. De hoogte bedraagt ca. 40 cm, de breedte 24 cm en de diepte 16 cm. In deze opstelling onstond na het weglopen van een half blik water binnen enkele minuten een duidelijk hoorbare, blauwe vonk van 10 millimeter tussen de blikranden van de onderste reservoirs. Daaruit kan men een spanning van 20 kV afleiden.
Fig. 5
J.W. Richter Archief RB -- RB Archief JWR 1995-2000.odt -- 17-07-11 Hoger vermogen door parallelschakeling Theoretisch is het denkbaar een willekeurig aantal generatoren volgens het principeschema in fig. 2 parallel te schakelen en zodoende een groot vermogen op te wekken. Kennelijk is de uitgangsspanning van het systeem automatisch op een waarde van 10 kV begrensd, zodat een extra spanningsbegrenzer niet nodig is. Een optimale parallelschakeling maakt van een aantal onderdelen meervoudig gebruik. De waterstralen kunnen immers vanuit een enkel, groot reservoir door gemeenschappelijke manchetten in gemeenschappelijke bekers vloeien. Als men erin slaagt, de druppelvormers zonder bewegende delen te bouwen, heeft de generator zelfs geen enkel bewegend onderdeel. Er is uiteraard een grote hoeveelheid water nodig, dat echter hergebruikt kan worden. Afgezien van de problemen door corrosie voldoet zout water door de goede geleiding in deze generator zelfs beter dan zoet water. Een opwekking op grote schaal vereist daarnaast ook een automatisch werkend kraansysteem of een geschikte sproeier, dat ervoor zorgt, dat de druppelvorming steeds tussen de manchetten plaatsvindt. Een betrouwbare sproeier is door zout- of kalkvorming weliswaar niet onproblematisch, maar toch goed mogelijk.
Het KO-criterium
De problemen met een toepassing op grote schaal liggen niet zozeer in de watertoevoer en de opwekking van de energie, maar in de afvoer van het water uit de geladen bekers. De waterafvoer via een slang vormt een lek in de isolatie en veroozaakt ladingsverliezen. Om deze redenen komt de generator voorlopig niet voor de praktische energie-opwekking in aanmerking.
Foto's
Foto 5: Bedrading
Foto 6: Detailopname
J.W. Richter Archief RB -- RB Archief JWR 1995-2000.odt -- 17-07-11 Na de aanval op Pearl Harbor in 1941 moet Matsushita zijn productie op legermateriaal overschakelen. Na de oorlog wordt het concern met een ontmanteling bestraft en in beslag genomen. De chef mag zijn firma niet meer betreden en raakt aan de alcohol verslaafd. Pas 1950 mag het concern weer zelfstandig opereren, maar is intussen met een enorme berg schulden belast. Op zoek naar de aansluiting aan de internationale techniek begint de inmiddels 56-jarige Matsushita zijn eerste reis naar het buitenland. Na drie maanden in de USA en een bezoek aan Philips in Eindhoven kent hij de producten van de toekomst: televisie, koelkast en wasmachine. Inderdaad leveren de nieuwe producten een snel groeiende omzet en winsten op, maar daarmee is de directeur nog niet tevreden. In 1956 verklaart hij zijn medewerkers, dat de producten te duur zijn en het concern de bevolking tot levering van voldoende elektrische apparatuur verplicht is. Om dit doel te bereiken vertienvoudigt hij het ontwikkelingsbudget en verdubbelt en passant het aantal medewerkers op 18.000. Zijn doel is een viervoudige omzet binnen vijf jaar, maar het concern bereikt dit doel al binnen vier jaar. In 1960 geeft Matsushita de opdracht tot de invoering van de vijfdaagse werkweek bij hetzelfde salaris. Zelfs de vakbonden zijn sceptisch over de realisering van een dergelijk plan, maar vijf jaar later voert MEI als eerste concern in Japan de vijfdaagse werkweek in. Twee jaar later legt de ondernemer nog een andere opgave op tafel. De lonen van de medewerkers behoren op Europees niveau te worden gebracht en de productie moet daartoe worden gerationaliseerd. In 1971 is het zover. De MEI-medewerkers verdienen zoveel als West-Europese employees en daarmee 50 % meer dan de collega's bij andere Japanse bedrijven. Konosuke Matsushita is inmiddels tot een volksheld in Japan geworden. In 1977 baart de laatste beslissing van de ondernemer nog opzien. Niet de oudste directeur, maar de op een na jongste van de 26 topmanagers mag het roer van hem overnemen. Deze nieuwe leider zet de koers van de oprichter voort. Om op de nieuwe markt van de videorecorders succes te bereiken, wil MEI als eerste firma een band met vier uren speelduur ontwikkelen. In tegenstelling tot Sony kunnen de ingenieurs op dat tijdstip niet eens een band met twee uren aanbieden. De technici zijn echter in staat, het vereiste product binnen enkele maanden op de markt te brengen. Dit succes is de eerste overwinning in de strijd om de videosystemen. Enkele jaren later zal de Matsushita-dochter JVC de markt met de VHS-techniek veroveren. Konosuke Matsushita blijft ook na de pensionering rusteloos in de weer en publiceert filosofische en politieke traktaten. Al in 1946 heeft hij een instituut met de titel Vrede en vredigheid door welvaart opgericht. Het in dit instituut uitgegeven tijdschrift bereikt een hoge oplage en benvloedt een hele generatie van Japanners met het devies: openheid en deemoed helpen ons, ongeacht de leeftijd, uit elke ervaring wat te leren. Op 85-jarige leeftijd richt Matsushita het Matsushita Instituut voor Politici en Management op, dat een nieuwe generatie van politici zal opleiden. Het succes is overweldigend. Naar de eerste 23 studieplaatsen solliciteren 904 kandidaten en een groot aantal van de afgestudeerden neemt plaats in het parlement. De oprichter kan dit resultaat van zijn werk echter niet meer vieren. Konosuke Matsushita sterft op 27 april 1989 op 94-jarige leeftijd. Meer dan 20.000 mensen nemen aan de begrafenis in Osaka deel. In Europa wordt zijn dood nauwelijks geregistreerd. Het Matsushita-concern heeft inmiddels met 270.000 medewerkers een omzet van 100 miljard dollar bereikt. In 200 fabrieken produceert MEI onder de merknamen Panasonic, Technics, National en Quasar praktisch alles, wat met stroom werkt. Daarbij heeft Matsushita eigenlijk nooit volkomen nieuwe producten op de markt gebracht. De oprichter is echter een van de succesvolste ondernemers, die een eigen firma op wereldschaal uit het niets heeft opgebouwd. Lit.: John P. Kotter, Matsushita, de succesrijkste ondernemer van de 20. eeuw. Pagina 46 van totaal: 87
Muziekstudio op een PC
Cool Edit is een shareware programma, waarmee ook amateurs zelf een muziekstudio kunnen inrichten. Dit artikel onderzoekt de mogelijkheden van dit interessante werktuig, dat naast de PC maar weinig investering vergt. De leverancier presenteert zich in: http://www.syntrillium.com
Theorie
Uitgangspunt voor het branden van een CD is een WAV-bestand. Het WAF-formaat lijkt veel op de code, waarmee audiosignalen op de CD worden opgeslagen. Het digitaliseren van audiosignalen vindt in een Soundkaart in de PC plaats. De kwaliteit is afhankelijk van de samplingfrequentie en voor het aftasten van een signaal moet de klok volgens Shannon minimaal tweemaal zo hoog als de hoogste frequentiecomponent worden gekozen: toepassing aftastbruikbaar frequentie tot codering van de amplitude 8 Bit 16 Bit 16 Bit
spraak 11.025 Hz 5,5 kHz achtergrondmuz 22050 Hz 11 kHz iek CD-kwaliteit 44.100 Hz 22 kHz Tabel 1
Voor de normale audio CDs wordt algemeen 44,1 kHz toegepast. Het tweede criterium voor de opnametechniek is het oplossend vermogen voor de amplitude. Voor spraak (Internettelefonie) zijn 8 bit, voor muziek is 16 bit gebruikelijk. Voor een seconde audiospoor in CD-kwaliteit verwerkt de PC dus 44.100 meetwaarden met elk 16 bit per stereospoor, d.w.z..: 44.100 (Hz) x 2 (Bytes) x 2 (kanalen) = 176.400 bytes per seconde muziek Elke minuut kost dus ca. 10 MByte geheugen, maar door compressie kunnen wij wat insparen. Indien wij het signaal voor het branden nog willen bewerken, moeten wij echter nog dezelfde hoeveelheid als tijdelijke werkruimte reserveren.
Formaten
Cool Edit werkt met een groot aantal formaten voor de opslag van de signalen, oa.: PCExtension .aif, .snd .au .dwd .iff, .svx .mp2 .pcm .ra .sam .smp .txt .voc .vox .wav formaat Apple AIFF format Next/Sun formaat DiamondWare DWD Amiga 8SVX MPEG Layer I & II Raw PCM Data RealAudio 3.0 8-bit signed raw format SampleVision format ASCII Text format Sound Blaster voice file format Dialogic ADPCM Windows PCM waveform Microsoft ADPCM waveform IMA/DVI ADPCM waveform ACM Waveform Tabel 2 notities Compressie van 16 naar 8 bit, alleen voor mu-law, A-law and linear PCM data. DiamondWare's Sound Toolkit 8-bit mono format Motion Picture Experts Group audio file format met maximale compressie, maar ook langzaam PCM dump zonder headerinfo default sample frequentie = 22050Hz mono 16-bit audio 8-bit audio, mono to 44.1 KHz, en stereo tot 22 KHz. 4-bit ADPCM file format PCM = PulsCodeModulatie-signaal volgens RIFF (Resource Information File Format) specificatie Microsoft Audio Compression Manager
.wav
Hardware
De soundkaart in de PC moet van goede kwaliteit zijn en kost ca. 100-150 gulden. De aansluiting tussen PC en audio-installatie bestaat in mijn testopstelling uit een kabel met twee 3,5 mm pluggen (fig. 1).
CD-afspeler
Laptop
weergave
opname
Fig. 1
Testopstelling
Software
In dit artikel wordt onderzocht, wat een WAV-editor in een PC presteert. Een relatief bejaard, maar nog steeds interessant product uit 1996 is Cool Edit (fig. 2).
Fig. 2 Logo van de leverancier Met dit programma staan alle opties in de shareware ter beschikking, maar niet allemaal tegelijk. Voor sommige toepassingen moet men het programma opnieuw starten. Cool Edit start als shareware met de keuze van twee uit acht functiegroepen. De eerste funktie is het openen en opslaan van bestanden en is in elk geval nodig. De tweede functie is afhankelijk van de te kiezen manipulatie van het signaal.
Opname
Als eerste test is het zinvol een interessant, maar kort stuk muziek met diverse storingen te kiezen, want men moet dit stuk talloze malen aanhoren. Ik kies O mio bambino caro van Maria Callas als opname uit 1959 met het Concertgebouworkest te Amsterdam. Dit stuk met een lengte van 2.20 minuten wordt helaas ontsierd door diverse bijgeluiden en Cool Edit moet deze opname verbeteren. Als hardware neem ik een draagbare CD-player en als PC een laptop van het type Toshiba Satelite Pro met een Pentium, 40 MB RAM en 160 MByte vrij geheugen op de harde schijf. De soundkaart met luidspreker en microfoon zijn ingebouwd en het bedrijfssysteem is Windows 95. Voor de eerste opname moet het niveau van het signaal met behulp van de volumeregelaars op de CD-speler en Windows95 worden ingesteld. Daartoe activeren wij in Cool Edit eerst Options > Monitor > VU-Level. Vervolgens regelen wij de potentiometer in Systemsturing > Multimedia > Audio > Opname tijdens een luide passage op een maximaal signaalniveau van 3B tot 5 dB. Daarna starten wij de muziek op de CD en drukken op Record (Opname). Cool Edit neemt het stuk op en met Save wordt het als bestand met de naam callas.au opgeslagen. Pagina 49 van totaal: 87
J.W. Richter Archief RB -- RB Archief JWR 1995-2000.odt -- 17-07-11 Als voorzorg tegen brom en ruis is het soms nodig om de overige signaalbronnen met behulp van het Windows mengpaneel stil te leggen. Daartoe opent men de volumeregeling met een dubbele klik op het luidsprekersymbool in het systeemvenstertje rechts beneden op het beeldscherm. Met Opties in dit venster kunnen wij de bronnen (Line-In, Wave, Microfoon, CD-audio) voor de opname uitkiezen. In onze test is alleen de Line-Ingang geactiveerd. Verdergaande maatregelen ter verbetering van ruis en brom zijn eventueel: een korte audio-verbindingskabel tussen CD-speler en PC een grote afstand tussen alle signaalvoerende audio-gedeelten en de voeding en monitor van de PC wegnemen van alle andere audio-kabels, bijvoorbeeld tussen CD-ROM en soundkaart een goede aardverbinding tot andere audio-apparatuur (bijv. platenspeler of HIFIapparatuur)
Editeren
Bij het afspelen blijkt het stuk te lang te zijn. Door select en cut kunnen wij het overbodige gedeelte aan het begin en einde gemakkelijk wegsnijden. Selecteren werkt binnen elk spoor afzonderlijk en in het midden voor beide sporen samen. Het bestand bevat na het inkorten 6 miljoen samples en 23 MByte gegevens, maar het gecomprimeerde bestand callas.au is op de harde schijf slechts 11 MByte groot. De compressiefactor is dus ongeveer 50%. Cool Edit kan zelfs tijdens het afspelen een bestand op de plaat opslaan ! Als eerste manipulatie wordt de ruis met de editor verwijderd. Daartoe moet Cool Edit eerst de statistiek voor de ruis vastleggen. Aan het einde van de opname selecteren wij een stukje muziek, dat vrijwel alleen ruis bevat en starten de statistiekopname (fig. 3). De uitslag slaan wij op als het bestand callas_ruis.fft. Met behulp van deze gegevens verwijdert de editor de ruis. De procedure duurt ca. 15 minuten. De ruisvrije opname zelf wordt opgeslagen als nieuw .au-bestand. Het elektronische filter werkt alleen goed bij periodieke stoorsignalen zoals een 50 Hz brom en de interferentie van bijvoorbeeld de monitor in de PC.
Fig. 3 Ruisonderdrukking
Weergave
Het resultaat klinkt in eerste instantie erg goed. Voor het eerst hoor ik deze opname zonder stoorbronnen. Cool Edit geeft de muziek zelfs weer, terwijl wij met andere programmas (Word, Excel) op de PC werken. Helaas produceert Cool Edit in de toonloze periodes van deze aria enkele storende bijgeluiden. Het is alsof er een snelloop van een band op de achtergrond wordt afgespeeld. Deze gedeeltes worden er met de hand uitgesneden door inzoomen op de zwakke passages en dit gedeelte met Transform > Silence of Fade te beschrijven. Op de overgang tussen muziek en Silence is een overgang te leggen met behulp van Transform > Amplitude > Envelope > Soft Curve. Het resultaat wordt opgeslagen als callas_ruisvrij.au. Enkele tonen van de harp worden door het ruisfilter vervormd. Om deze vervorming te verhinderen is het nodig, de ruis niet volledig (d.w.z. regelaar op 100 %) te onderdrukken. Na enkele experimenten vindt men een optimaal resultaat.
Fig. 4a
Het complete lied is in fig. 4a afgebeeld. Indien wij inzoomen op dit signaal zien wij de werkelijke signaalvorm zoals op de oscilloscoop (fig. 4b).
Fig. 4a
Statistiek
De editor levert ook een statistiek (maxima, minima, etc) van alle samples en een frequentie-analyse (fig. 5). Hieruit is afleesbaar, dat het ruisniveau van de opname constant bij 80 dB ligt. De statistiek waarschuwt daarnaast, dat het signaal na de echo-bewerkingen in een aantal samples is vastgelopen.
Verkorten en verlengen
Met behulp van de Stretch-functie zijn wij in staat het lied bijvoorbeeld met 10 % op 2 minuten exact te verkorten of met 10 % op 2:30 minuten te verlengen. Deze optie is interessant, als het audiospoor voor een speciale filmclip of op een CD, resp. cassette in een passende tijdsduur moet worden ingepast. In een door mij gekozen toepassing wil ik de afspeelsnelheid van een oude bandrecorder, die niet meer met de juiste snelheid werkt, met behulp van Cool Edit corrigeren. Daartoe wil ik de functie eerst testen. Het resultaat is technisch OK, maar bij een inkorting van 10 % is de stem van Maria Callas te jeugdig geworden. De verlenging klinkt daarentegen duidelijk beter. De verlenging van muziek is minder critisch dan de verkorting.
Hallucinaties
De hersengolf synthesizer in Cool Edit genereert een stereosignaal met een speciaal effect. De audiobronnen worden in een cirkelvormig patroon om het hoofd gemoduleerd en de hersenen ondergaan deze modulatie als een hersenspoeling. De theorie onderscheidt de volgende uitwerking: hersengo lf Beta Alpha Theta Delta Gamma hersengo lf > 13 hz 8-12 hz 4-7 hz 1-3 hz 200+ hz uitwerking attentie, stress lichte ontspanning, positief denken diepe ontspanning, meditatie diepe slaap, opbouw van de immuniteit onduidelijk Tabel 3 Hersengolven
Om het effect te kunnen bestuderen, nemen wij als basis de opgeslagen nagalmversie van het lied en luisteren uitsluitend met een stereo koptelefoon. Het modulatiepatroon wordt als volgt ingegeven:
Fig. 6
Dit patroon begint met een extreem lage frequentie (1 Hz), zodat wij het effekt goed waarnemen en verhoogt de frequentie langzaam in de loop van de aria tot 4 Hz. De intensiteit van de lage frequenties (40 bij 1 Hz) is met opzet geringer dan die (90 bij 4 Hz)van de hoge frequenties. De modulatie lijkt wel wat op de Lesliemodulator met de ronddraaiende luidsprekers. Toevallig ontdek ik bij dit experiment een bijzonder psychedelisch effect. Indien ik mijn stereo koptelefoon bij een signaal met deze hersengolfmodulatie op mono schakel, is het resultaat in het 1 Hz bereik een echte hallucinatie. Er ontstaat een geheel nieuw, onrealistisch en aangenaam klankbeeld.
Toongenerator
Met Generate kunnen elektronici eenvoudige en complexe signaalvormen zelf samenstellen en als audiosignaal via de uitgang van de eindtrap afnemen. Tot de eenvoudige golven behoren sinus, driehoek, zaagtand en blokgolf. De gecompliceerde golven kunnen uit 5 harmonischen met elk een willekeurige orde en amplitude worden samengesteld. Een voorbeeld voor een dergelijk signaal is in fig. 7 geschetst. De golfvorm voor de grondgolf en de modulatiegolf zijn afzonderlijk instelbaar. Voor elk gelecteerd gedeelte is een afzonderlijke spectrale analyse beschikbaar (fig. 8).
Fig. 7
Golfvormenerator
In fig. 7 is de bovenste golf een 1000 Hz signaal met een even grote tweede harmonische (2 kHz). Dit kunnen wij met een spectrale analyse controleren (fig. 8).
Fig. 8
Samenvatting
Cool Edit is zelfs in de sharewareversie een buitengewoon praktisch werktuig voor de audiobewerking. Voor de elektronici is de toongenerator met spectrale analyse als meetinstrument interessant. In de audiowereld is de bewerking van de signalen indrukwekkend en zelfs de psychedelische scene vindt in dit instrument een interessant hulpmiddel. De helpinformatie van dit werktuig bevat een grote hoeveelheid interessante achtergrondinformatie over alle instrumenten, bijvoorbeeld over de codering van geluid, over nagalm en echo. Alleen al deze informatie maakt het werktuig waardevol. Voor alle experimenten heeft Cool Edit de totale tijd geregistreerd: 8 uren boordevol genoegen.
Warm () aanbevolen !
Gepubliceerd:
Toscaanse elektronica
Ook op vakantie kan men met een open oor en open ogen technische wonderwerken uit heden en verleden ontdekken, zoals in deze reisbeschrijving van een vakantie naar de Toscane.
3 Der an der Kste liegende Ortsteil Rosignano Solvay erhielt seinen Namen durch eine 1914 errichtete Sodafabrik des Unternehmens Solvay. Der Standort wurde gewhlt, da die zur Produktion ntigen Ausgangsmaterialien wie Kalk und Salz reichhaltig vorhanden waren. Um die Fabrik wurde fr die Arbeiter eine Gartenstadt nach englischem Vorbild angelegt. Trotz der Industrieansiedlungen ist Rosignano Solvay ein beliebtes Seebad.
J.W. Richter Archief RB -- RB Archief JWR 1995-2000.odt -- 17-07-11 In latere jaren (rond 1960) heeft zijn vader met behulp van een grote parabool op zolder met de modernere Tv-ontvangst in beeldbuizen op lange afstand gexperimenteerd. In een fotoalbum zijn de ontvangstbewijzen gedocumenteerd. Ik herken de testbeelden uit Rusland, Zweden, Nederland, Engeland, Roemeni. Vervelend was wel het lekkende dak door de enorme paraboolantenne, herinnert zich onze gastheer.
Fig. 8: Mario Giuntoli De winkel is gesloten, maar na een belletje komt de eigenaar uit de werkplaats en opent de deur gastvrij. Trots laat hij zijn pronkstukken zien. Vele radios dragen voor mij onbekende namen zoals Radiomarelli of Phonola, Maghadyne, maar er zijn ook talloze Philips, RCA en Telefunken bij.
J.W. Richter Archief RB -- RB Archief JWR 1995-2000.odt -- 17-07-11 Mario Giuntoli heeft de radios uiteraard bedrijfsklaar en demonstreert twee kleine Amerikaanse modellen, die in een soort luxe sigarettendoos zijn gemonteerd. Bij het openen van de deksel weerklinkt binnen een tot twee seconden een muziek uit een middengolfzender. Hij opent de achterkant en laat zien, dat de ontvanger met buizen werkt. Een dikke monocel zorgt voor de gloeistroom. De anodebatterijen voor 70 volt anodespanning worden niet meer gemaakt, maar daar heeft de knutselaar wat op gevonden. Hij heeft 8 batterijtjes van 9 volt in serie geschakeld. Ik ben verwonderd, dat de radio na het inschakelen na een seconde de gloeitemperatuur heeft bereikt en bedrijfsklaar is. In mijn herinnering duurde dat altijd veel langer. Een andere radio valt op door een prachtige, draaibare raamantenne. Dit is nodig, zegt de eigenaar, omdat de selectiviteit van de ontvanger te wensen overlaat en de antenne door draaiing een naburige, storende zender in het nulpunt van de antennekarakteristiek kan elimineren. Een ander pronkstuk valt op door twee honingraatspoelen, die aan de voorkant ver naar voren steken. De spoelen zijn in een honingraatpatroon gewikkeld om de parasitaire capaciteiten zo gering mogelijk te houden. Verder laat Mario mij nog een afstemcondensator zien, die uit het volle materiaal is gefreesd. Zoiets heb ik nog nooit gezien. Het is natuurlijk erg duur, maar zorgt voor absoluut parallelle platen. Thuis vind ik later ook twee afstemcondensatoren uit de sloop, maar deze zijn niet uitgefreesd. Zij hebben reeds de typische vorm van een half hart, waarmee de ontwerper de ontvangststations gelijkmatiger op de afstemschaal (met achtergrondverlichting) heeft verdeeld. Een oude afstemcondensator heeft zelfs dure kogellagers en beschikt bovendien over een mechanische rem met twee schijven, die ervoor zorgt, dat de draaibeweging niet al te gemakkelijk doorschiet.
J.W. Richter Archief RB -- RB Archief JWR 1995-2000.odt -- 17-07-11 Midden in de gang staat ook een TV in een enorme kast met een klein beeldscherm van ca. 21 cm uit het jaar 1935 en daarnaast een Marelli, Alcor lusso (1937) met prachtig, edel houtwerk op hoge pootjes. Mario legt mij geduldig uit, hoe een voeding voor een Telefunken radio voor wisselspanning en gelijkspanning is ontworpen. Het valt niet mee, want zijn uitleg is in het Italiaans en ik begrijp hem alleen, als het langzaam gaat. In de werkplaats laat de eigenaar mij de buizencollectie zien. Er is een enorme voorraad van alle soorten buizen in de originele verpakking voorhanden: RCA, veel Philips, Telefunken en Marconi. De leverancier heeft vaak ook een bijsluiter met de meetcurven van de buis in de doos meegeleverd. Sommige buizen werken met een constante spanning voor parallelschakeling, andere met een constante stroom voor serieschakeling. Er staat ook een doos met Amerikaanse buizen voor 2 volt, die kennelijk voor een loodaccu met een hogere celspanning zijn ontworpen.
AIRE
Mario Giuntoli toont ook zijn documentatie. Hij is lid van de AIRE, een Italiaanse club van liefhebbers voor antieke radios. A.I.R.E betekent Associazione Italiana per la Radio dEpoca en beschikt over een eigen A.I.R.E-homepage in het Internet. De AIRE geeft sinds elf jaar een tweemaandelijks bulletin met schemas en prachtige fotos van antieke apparatuur uit. Daarnaast bevat het blad tips, beschrijvingen van reparaties en aankondigingen van tentoonstellingen. Het blad is in het Italiaans geschreven en kost 5000 Lire (fl. 5,50).
J.W. Richter Archief RB -- RB Archief JWR 1995-2000.odt -- 17-07-11 In een proefexemplaar vind ik een interessant artikel over de Phonola 671 Litterio. Het is een middengolfradio met drie buizen, die in 1934 / 1935 zon 6500 maal is gebouwd. De koopprijs bedraagt in die tijd slechts 500 Lire (twee kwartjes), terwijl ik voor een ijsje daarnet zesmaal zoveel heb uitgegeven. Het uitgangsvermogen is 3 Watt bij 55 Watt netvermogen.. Deze radio bevat naast een octode en een pentode een interessante eindbuis TR450 met ingebouwde dubbelfazige gelijkrichter. Helaas is het zwakke punt van dit concept een neiging tot kortsluiting tussen de kathode van het diodegedeelte en de gloeidraad. Het artikel beschrijft vervolgens hoe men deze speciale buis TR450 kan vervangen door een gewone pentode AL4 en de dubbelfazige gelijkrichter AZ1. Met wat kennis van Frans en Spaans en een scheut goede wil is het Italiaans met behulp van een woordenboek wel te lezen. De vereniging is van plan alle beschikbare schemas in het Internet te plaatsen, zodat deze voor alle fans ter beschikking staan. De grote schemas zijn voor de scanner echter een probleem met de vele scherpe vouwlijnen en de bijbehorende scheuren in de oude, soms al verbleekte tekeningen en de miniatuurschrift in de documentatie. In de kuststreek is het aantal leden van de AIRE minimaal, maar in de grote steden is het ledental aanzienlijk. In totaal telt AIRE ongeveer 1500 leden.
Lardarello
Op enkele tientallen kilometers afstand vindt de enthousiaste liefhebber van oude elektrotechniek nog een tweede spoor van oude apparatuur. Een Griekse auteur, Lykophron, vermeldt reeds 270 voor Christus, dat er een rivier Lynceus door de Toscane loopt met heilkrachtig water. In het gebied liggen de spookachtige, hete bronnen, die de beroemde dichter Dante Alighieri tot een beschrijving van de hel inspireren. Het dal bij Lardarello heet nu het duivelsdal. Er wordt in de Middeleeuwen boor, zwavel, vitriool en aluin gewonnen. De aardkorst is in dit gedeelte van Itali bijzonder dun en de aardwarmte treedt hier veel duidelijker aan de oppervlakte dan in de rest van de wereld.
Abbildung 12: Lardarello Aanvankelijk wordt boorwater met een kostbaar houtvuur ingedikt. Het hout wordt in hoog tempo verstookt. Omdat er in de Toscane voldoende warme bronnen zijn, overdekt de Fransman De Larderel een bron met een koepel, waaruit vervolgens hete damp stroomt, die een dampketel met boorwater kan verwarmen. De dampkracht gebruikt men vervolgens ook om het boorwater met pompen via leidingen over grote afstanden te transporteren. In 1828 begint men met het boren van bronnen op grotere diepte. De boortorens zijn van hout en worden met de hand bediend. Men werkt met een platform om de arbeiders tegen de hete damp te beschermen.
J.W. Richter Archief RB -- RB Archief JWR 1995-2000.odt -- 17-07-11 Na de ontdekking van het boorzuur richt De Lardarel 1849 een chemische fabriek op. Omdat de werknemers in de buurt van dit afgelegen bedrijf moeten wonen, ontstaat er een moderne coperatie met een voorbeeldige, sociale infrastructuur inclusief arts, apotheek, winkels, kerk, orkest en verzekeringen. Aan het bedrijf werken ook boorspecialisten en later de eerste elektrotechnici. In 1904 is Ginori-Conti in staat, de damp met behulp van een turbine in stroom om te zetten. De eerste vijf gloeilampen verlichten Lardarello en Itali is het eerste land, dat de aardwarmte voor de opwekking van elektriciteit toepast. In 1915 levert de centrale 2500 kWatt energie. De damp is vochtig en veroorzaakt afzettingen en corrosie in de turbines. Zo ontstaat de noodzaak voor een warmtewisselaar. De productie van elektriciteit neemt snel toe. In 1931 bereikt de firma een brongebied met 200 graden C hete damp en een druk van 4,5 atmosfeer. Het is nu economisch met deze damp een stroomgenerator te bedrijven en de chemische productie geraakt op de achtergrond. Na de tweede wereldoorlog passen de technici dezelfde boorsystemen als voor de olieboringen toe, maar met een grotere diameter en met speciale voorzieningen voor temperaturen tot 400 graden. De maximale boordiepte bedraagt 5000 meter. In de gebieden rond Lardarello zijn inmiddels 620 MWatt genstalleerd, die 3,2 Miljard kWuur per jaar leveren. In Lardarello kan men deze systemen in een museum met maquettes, turbines, videofilm, documentatie en een echte thermische bron temidden van een enorme technische installatie goed bezichtigen. De toegang is kosteloos. In het museum ruikt men onmiddellijk een zwakke stinkbommengeur, zwavelwaterstof, die van de hete bron (75 graden) afkomstig is. Verder is de energieproductie echter een zeer zuivere methode. De centrales in Lardarello bestaan uit een turbine, een wisselstroomgenerator, een condensator met dampafscheider, een koeltoren en een transformator. Het water wordt na condensatie weer in de grond teruggeleid. Het museum geeft een overzicht van alle technische hulpmiddelen, die sinds de opbouw van de eerste installatie in bedrijf zijn geweest. Daaronder bevinden zich uiteraard ook een groot aantal elektrotechnische en elektronische meetapparaten, die vaak de eerste generatie van de betreffende apparatuur vormen, omdat Lardarello zeker in de eerste jaren de speerpunt van de praktische toepassing van de elektrotechniek is geweest. Het thermische museum is zeker de moeite van een bezoek waard, ook als men geen elektrotechniek studeert of heeft gestudeerd.
Fig. 13: TV-neonlamp van Philips uit 1928. Thuis vind ik in het herdenkingsboek Philips 100 (uit 1991) de TV-neonlamp van Philips uit 1928, die er echter (door de glasbuisaansluiting bovenop de buis) iets anders dan de Toscaanse versie uitziet.
Jaren, waarop Jupiter, Saturnus en Mars bijna op een lijn staan zijn bijvoorbeeld: 4.12.1941, 4.3.1960, 4.12.1961, 1.4.1980, 1.5.1982, 1.6.1984, 1.2.1998, 5.5.2000, 1.4.20026.
4 Het originele manuscript stamt van 4.9.1999 5 Hoofdstuk 28, pagina 244 in Graham Hancock, Fingerprints of the Gods (1995) 6 Stand 2011: 0p 5.5.2000 en 1.4.2002 is er overigens niets opvallends gebeurd.
J.W. Richter Archief RB -- RB Archief JWR 1995-2000.odt -- 17-07-11 Een van de voorbeelden is de datum 4.12.1941. Alleen Pluto en Mercurius wijken van de rechte lijn af. Dit keer is de aarde echter aan twee zijden door planeten en de zon omgeven.
J.W. Richter Archief RB -- RB Archief JWR 1995-2000.odt -- 17-07-11 Een van de volgende tijdstippen van een opvallende lijnvorming staat inmiddels weer voor de deur: 5 mei 2000. De constellatie is dan:
Het opvallende aan deze constellatie is, dat alle grotere planeten zich aan de andere kant van de zon bevinden, zodat er op deze dag een bijzondere storing te verwachten is. Wellicht is dit voor de kortegolfamateurs een goede dag, de apparatuur weer eens in te schakelen. Bronvermelding: Graham Hancock, Fingerprints of the Gods (1995) Gepubliceerd: RB Elektronica Nr. 9/19, 1999, pag. 59-60
Aan het begin van de Maya-kalender (11 augustus 3114 v.Chr. in de gregoriaanse kalender) staan de planeten op een opvallende wijze: Uranus, Jupiter, de aarde, Mercurius, Venus en Saturnus staan op een rij; alleen Mars en Neptunus bevinden zich in en een loodlijn, loodrecht daarop.
Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Elektor Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin
1971 1971 1971 1971 1971 1971 1971 1971 1971 1971 1971 1971
1 4 5 5 6 6 7 8 8 8 9 12
39 198 222
1,5
Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Electronic Today International Wireless World Radio Bulletin
1 2 3 7 8 8 0 0 12
0,6 0-1 Indicator (zonder aan/uit-schakelaar) 0,7 One-shot Touch Control als lichtschakelaar Eenvoudige Teller-klok met 3 Nixie-buizen 4 Drievoudig regelbaar Voedingsapparaat (-15 V/+5V/+15V) met Foldback Current Limiting (3->15V/1A) Plop/Ruisonderdrukker Touch cotrolled doorbell (in Electronic Today International) Touch Control FM-Tuner (in Wireless World)
499
Drievoudig regelbaar Voedingsapparaat (-15 V/+5V/+15V) met Foldback Current Limiting (3->15V/1A)
0,5 Bistabiele Touch Control Frequentie-/Sample Volt Meter (voor golfvormen van periodieke signalen)
Radio Bulletin
1974
320
Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Wireless World Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin
1975 1975 1975 1975 1975 1975 1975 1975 1975 1976 1976 1976 1976 1976 1976 1976 1976 1976 1977 1977 1977
1 2 9 9 10 10 11 12 10 1 3 6 6 7 8 9 10 11 1 1 3
18 50
1 Lekstroomdetector Morse Generator CMOS-1_3 Hoofdtelefoonversterker Schakelingen met de CD4011 CMOS-6_10 Opamp Oscillator CMOS-4_5 Theorie van de CMOS-opamp Opamp Oscillatoren CMOS-10_12 Fasedraaier Stereo Onderdrukker (in Wireless World) CMOS-13_17 CMOS Logar. Versterker CMOS-18_19 Zaagtand/ blokoscillator
212 238
1 Schmitt-Trigger (met CD4011) Spanningsgestuurde Oscillator (met CD4011) Dobbelsteen Touch Control / Funktiegenerator
364 412
2 Logarithmische AC/DC- Ampere-Meter 1mA 10A 1,5 100 mW Versterker/Ontvanger met CMOS IC4011A (met zeer geringe ruststroom) Functiegenerator
4 20 95
1 Selectief 325 Hz Audiofilter/Oscillator met CMOS 4011A 1 Twee bijzondere Schmitttriggers (met inkoppeling/tegenkoppeling, voor 3 standen)
Popular Elekt Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin Radio Bulletin
5 1 1 5 10 11 12 3
Radio Bulletin
1982
10
1985 Elrad RB Elektronica 1985 1985 1986 RB Elektronica RB Elektronica 1986 1986
1 Spaarzame deurbelvoeding (schakelt trafo alleen bij gebruik aan) De Q-kwaliteit van een signaal (analoog aan de kwaliteit van een kring) Qwerty Netfase C-Meter Netspanningsmeter
7 7 7 7 7 10 7 8 45 47
Semi-professionele netspanningsmeter (200 V 235V) 2 Snelle relaissturing Weergave zonder HIFI Antieke straalverbindingen (na de val van Troje, ca. 1200 voor Christus) CAD/CAM-aankoppeling Aanslag op halogeenlampen (door inschakelverschijnselen) 1,5 Colpitts Oscillator met de 2N3055, 850 kHz 0,3 Goedkope hoogspanningscondensator (met behulp van een printplaat, 475 pF-10 nF, 100 kVolt) Cassegrain en Gregory antennes Cassegrain antennes
7 4 11 3 3 5 6
35
1,5
21 29 39 23
1,3 Metingen aan CMOS-schakelingen 1 Een andere kijk op Maxwell, deel 3 (dipool) 1,5 Buizen, vergane glorie ? (Overgang naar halfgeleiders, ongevoeligheid voor EMP)
1 De zwakste schakel(aar) in de keten (uit de reeks faults & failures) 0,7 Een andere kijk op Maxwell, deel 4 (glasvezels als golfpijpen) 0,4 Drie kleuren met een tweekleuren LED 1 Soldeer: het fenomeen (samenstelling) 2 Correctie van de vermogensfactor in voedingen Een andere kijk op Maxwell, deel 5 (whistlers in het aardmagneetveld) Leiterplatten Technik: Vom CAD-Layout zum Bestck- und Prfprogramm (CAD-Datenschnittstelle zur Fertigung)
RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica RB Elektronica
1995 1995 1995 1995 1995 1995 1995 1995 1995 1995 1995 1995 1995 1995 1995 1995 1995 1995 1995 1996 1996 1996 1996 1996 1996 1996 1996 1996 1996 1996 1997 1997 1997 1997 1997 1997 1997
1 2 3 3 3 3 3 4 4 4 5 7 10 10 10 10 10 10 10 3 3 4 4 4 4 4 4 4 4 4 5 5 5 5 5 5 5
32 17
2 De print als IC
1,5 Snelle dataleidingen 0,5 Aardingsvrije negatieve spanningsbron (met CMOS-poorten) 1 Veel Solderen en toch gezond blijven 6 Samengestelde opamps (met twee Opamps) 4 De alkaline accu (RB) (beschrijving van de Renewal loodvrije cellen) 0,5 Batterij met ingebouwde ladingsdetector 0,5 Een Eurospoor met 50 Hz Elektronica in maatkostuum Kasten en behuizingen met EMC-afscherming Op weg naar de nano-elektronica 0,5 Stralingsdetector v. radioactief mat.
10 16-19
10 32-33 10 43
10 12..13 10 12 12 12 12 12 12 12 12 6 24 32 33 30 29 35 31 34 29 9 10 24-27
6 16-17 6 10..12 6 7
1999 1999
1 1 15
2 3 3 3 7 9
35 14 29 21 22 17
RB Elektronica
2003