Sie sind auf Seite 1von 86

Mediawetgeving op Curaao

Een onderzoek naar hoe hoofdredacteuren van Curaaose nieuwsmedia denken over journalistieke zelfregulering in de vorm van een mediaraad

Froukje Sijtsma Studentnummer: 1331450 Rijksuniversiteit Groningen Master Journalistiek Richting: Radio en Televisie Begeleider: prof. dr. M.J. Broersma Tweede lezer: prof. dr. H.B.M. Wijfjes 17 december 2012

Voorwoord
Ruim een jaar geleden begon mijn zoektocht naar een geschikte stage ter afsluiting van mijn masteropleiding Journalistiek aan de Rijksuniversiteit in Groningen. Toen zich de mogelijkheid voordeed om journalistieke ervaring op te doen in een ander land binnen het Koninkrijk der Nederlanden was de keuze dan ook snel gemaakt: ik ging op Curaao aan de slag bij nieuwswebsite Versgeperst.com! Het was Rienk Kamer, mijn stagebegeleider die zelf verscheidene keren naar de voormalige Antillen afreisde als correspondent voor de NOS, die mij enthousiast maakte voor mijn scriptieonderwerp. Froukje, misschien lijkt het je dan ook wel interessant om onderzoek te doen naar de ontwikkelingen rondom een mediaraad op Curaao?. En zo had ik naast een stage op Curaao ook een afstudeeronderwerp over datzelfde land. Een woord van dank aan mijn studieadviseur Sanna Buurke die mij aanmoedigde om een stage in het buitenland te gaan zoeken. Rienk Kamer voor zijn begeleiding tijdens mijn stage en het enthousiast maken voor mijn uiteindelijke scriptieonderwerp. Een groot woord van dank aan Marcel Broersma voor het begeleiden van mijn scriptieproces en aan Huub Wijfjes als tweede lezer van deze scriptie. Verder wil ik Omayra Leeflang en alle hoofdredacteuren van Curaaose nieuwsmedia die ik mocht interviewen hartelijk bedanken voor hun medewerking. Ook een woord van dank aan mijn familie en vriend(inn)en die tijdens mijn Caribische avontuur op verschillende manieren voor mij klaarstonden. Verder wil ik mijn stagebegeleider Elisa Koek en mijn vrolijke collegas Aruna, Leoni en Ryan bedanken voor de leerzame stage bij Versgeperst.com en het wegwijs maken op Curaao. Graag bedank ik verder Arndt, Imre, Matthea en Tamar, mijn huisgenootjes op Curaao, voor hun gezelligheid en support! Niet alleen voor de fijne feestjes op het strand, maar ook voor de studiemomenten in de tot mijn kantoor omgebouwde achtertuin. Ik heb verder genoten van de interessante gesprekken en politieke discussies die ik voerde met mijn huisbazen Nienke en Matthieu. En Gerica, masha danki voor de gezelligheid en je enthousiasme om mij Papiaments te leren in ruil voor woordjes Fries. Tot slot wil ik de leden van Junior Chamber International (JCI) Willemstad, in het bijzonder Regene, Shaneida, Duttly, Sharifa, Wendel en Niuri, bedanken voor hun hartelijkheid. Geweldig dat jullie mij zo gastvrij hebben ontvangen en een stukje van Curaao hebben laten zien. Masha danki!

Inhoudsopgave
Voorwoord .............................................................................................................................................2 Inhoudsopgave .......................................................................................................................................3 Inleiding..................................................................................................................................................5 1. Theoretisch kader .........................................................................................................................11 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.7. 2. Onrust in de Nederlandse journalistiek ................................................................................11 Publieke opinie over journalistiek ........................................................................................12 Mediadebat ..........................................................................................................................14 Ethische codes als journalistieke richtlijn .............................................................................17 Zelfregulering .......................................................................................................................20 Mediaraad ............................................................................................................................22 Vergelijking internationale mediaraden ...............................................................................24

Nieuwsmedia op Curaao .............................................................................................................26 2.1. Medialandschap op Curaao .....................................................................................................26 2.2. Journalistenverenigingen ..........................................................................................................32 2.3. Mediawetgeving Curaao ..........................................................................................................33

3.

Onderzoeksmethode ....................................................................................................................40 3.1. Grounded theory voor kwalitatief onderzoek ...........................................................................40 3.2. Hoofdredacteuren .....................................................................................................................42 3.3. Interviews ..................................................................................................................................43

4.

Resultaten ....................................................................................................................................45 4.1. Curaaose medialandschap .......................................................................................................45 4.2. Discussie rondom mediaraad Leeflang ......................................................................................51 4.3. Vormgeving mediaraad .............................................................................................................53 4.4. Curaao Media Organisation .....................................................................................................55 4.5. Aanspreken op journalistieke ethiek .........................................................................................56 4.6. Taken mediaraad .......................................................................................................................57 4.7. Toekomst Curaaose mediaraad ...............................................................................................58

5.

Conclusie ......................................................................................................................................60 5.1. Journalistieke zelfregulering op Curaao in de vorm van een mediaraad .................................60 5.2. Theorievorming .........................................................................................................................63 5.3. Beperkingen en aanbevelingen voor verder onderzoek ............................................................65

Literatuurlijst ........................................................................................................................................67 3

Overzicht figuren en bijlagen


Figuur 1: Probleem en oplossingen in Nederlandse mediadebat Figuur 2: Internationale verklaring der plichten en rechten van de journalist Figuur 3: Overzicht Media Accountability Systems Figuur 4: Driehoeksverhouding Curaaose bedrijfsleven, media en politiek Figuur 5: Foto Vigilante (26 oktober 2007) Figuur 6: Foto Ultimo Noticia (19 juni 2008) Figuur 7: Foto Ultimo Noticia (5 mei 2003) Figuur 8: Processes and outcomes in grounded theory Figuur 9: Overzicht genterviewde (plaatsvervangende) hoofdredacteuren

Bijlage 1: Interview oud-minister Omayra Leeflang van Cultuur (8 juni 2012) Bijlage 2: Gedragscode Radio & TV (Informatiefolder 2005) Bijlage 3: Ontwerp Landsverordening Mediaraad Curaao (september 2011)

Inleiding
Op 12 mei 2010 stortte in de buurt van de luchthaven van Tripoli in Libi een vliegtuig neer. Aangezien in dat toestel een grote groep Nederlanders zat, waren de Nederlandse media zeer genteresseerd in dit ongeval. Met name omdat alle passagiers het ongeluk niet overleefden, op n jongetje na. De negenjarige Ruben uit Nederland was de enige die levend uit het vliegtuigwrak kon worden gehaald en werd daarmee wereldnieuws. De Nederlandse media publiceerden massaal over het nieuws. Eerst over de feiten en geruchten rondom het ongeluk zelf, maar al snel circuleerden er via de verschillende media ook namen en fotos van slachtoffers die journalisten via social media websites hadden gevonden. Ook werden nabestaanden die een bijeenkomst over de ramp bijwoonden in beeld gebracht en waren filmploegen te vinden bij de woning en de basisschool van de enige overlevende. En artikel zorgde voor buitengewoon veel ophef, omdat hiervoor het jongetje zelf werd genterviewd. Journaliste Jolande van der Graaf van De Telegraaf belde met een medewerker van het ziekenhuis in Tripoli en was ook zelf buitengewoon verrast toen deze de telefoon aan het slachtoffertje doorgaf. Een unieke kans voor de journaliste om met de enige overlevende van de ramp te kunnen spreken. Echter, wel met een kind dat nog niet op de hoogte was gesteld waarom hij in het ziekenhuis lag en bovendien nog niet wist dat zijn ouders en zijn 11-jarige broer bij de crash waren overleden. Een reconstructie van het gesprek met letterlijke citaten stond op 14 mei 2010 op de voorpagina van De Telegraaf en deed vervolgens veel stof opwaaien. Toenmalig demissionair- minister van Jeugd en Gezin, Andr Rouvoet van de ChristenUnie, liet via een Tweet weten enorm boos te zijn over de schaamteloze #Telegraaf die met #Ruben heeft gebeld. Hoe haal je t in je hersens?! (tweet Andre Rouvoet, 14 mei 2010). Ook vanuit de samenleving werd gereageerd. Abonnees zegden hun krant op, de losse verkoop daalde en veel lezers stuurden ingezonden brieven toe: Een meer dan schaamteloos optreden van De Telegraaf. Iedereen vraagt om terughoudendheid en De Telegraaf schendt iedere privacy op dit terrein met grote voeten. Onsmakelijk en ongepast (De Telegraaf, 15 mei 2010). Een andere lezer relativeerde:

Toen ik vanmorgen mijn Telegraaf openvouwde, was mijn eerste reactie er een van ontzetting omdat uw verslaggever had gesproken met de kleine gewonde Ruben. Daarna reageerde ik zoals waarschijnlijk vele duizenden met mij: ik las uw artikel geboeid. U had de kleine jongen liefdevol benaderd en een kort en vriendelijk gesprekje met hem gevoerd (De Telegraaf, 15 mei 2010).

Vanuit de psychotherapie kwam het verwijt dat het onverantwoord van de journaliste was om een getraumatiseerd kind in shocktoestand te ondervragen: Jullie honger naar nieuws mag niet ten 5

koste gaan van mensen. Ik ga er maar van uit dat de betrokken journaliste hier niet bij stilgestaan heeft (De Telegraaf, 15 mei 2010). Het artikel van De Telegraaf liet ook de Nederlandse media niet ongemoeid. In De Wereld Draait Door van 14 mei sprak presentator Matthijs van de Nieuwkerk tijdens het tafelgesprek daarover met onder andere Prem Radhakishun, advocaat en radio- en televisiemaker. Radhakishun noemde de journaliste in kwestie een rat en de wijze waarop De Telegraaf haar nieuws had vergaard en gepresenteerd riooljournalistiek. Volgens hem had de krant alle ethische normen en waarden overboord gegooid en hij was daarom van mening dat hoofdredacteur Sjuul Paradijs onmiddellijk moest opstappen. Ook riep hij kijkers op om hun abonnement op de krant op te zeggen. Politicoloog Sebastiaan van der Lubben ging in de Trouw op het voorval in. Hij stelde voorop dat heel Nederland natuurlijk wilde weten hoe het met Ruben ging en bovendien dat dit schokkende nieuws door media ook niet ontkend hoefde te worden. Toch zijn journalisten volgens hem niet alleen verantwoordelijk voor het brengen van nieuws, maar is het ook hun taak om daar het juiste genre voor te gebruiken. De gekozen vorm - interview met citaten - is in deze ontoelaatbaar. Je gaat geen kinderen in de kreukels interviewen. Er is geen vraag te bedenken die deze aanpak rechtvaardigt. Van der Lubben meende dat De Telegraaf op een verklaring van Buitenlandse Zaken had moeten wachten:

Ze had het ministerie onder druk mogen zetten, de minister kritische vragen mogen stellen over het welzijn van Ruben. Meer vraag je niet - en zeker niet aan die arme jongen. Want niet alleen de juiste vraag behoedt de journalistiek voor ethische uitglijers, ook aan wie men de vraag stelt kan een hoop ellende voorkomen (Trouw, 22 mei 2010).

Door alle kritiek kwam De Telegraaf al snel met een verklaring. Hierin meldde de hoofdredacteur dat het hem speet als mensen de indruk hadden gekregen dat de krant onzorgvuldig had gehandeld. Het was nooit de bedoeling van de krant geweest om misbruik te maken van de situatie van het slachtoffer. De reden dat tot publicatie was overgegaan was omdat Ruben symbool van leven is in deze enorme tragedie (Verklaring Hoofdredactie De Telegraaf, 14 mei 2010). Niet alleen De Telegraaf, ook de redactie van het televisieprogramma Netwerk gaf kijkers een kijkje achter de schermen door te vertellen over ethische dilemmas op de redactie:

Foto's en filmmateriaal zijn tegenwoordig in overvloed beschikbaar via social media sites. Publiceer je dit als media niet zelf, hebben internetgebruikers deze zelf binnen enkele tellen via diverse zoekmachines opgezocht. Geruchten en nieuwsfeiten worden door burgerjournalisten via het Twitter

verspreid. Heeft het nog nut om het over 'een jongetje uit Tilburg' te hebben als de identiteit van deze jongen al openbaar is gemaakt door andere media (Verklaring Hoofdredactie Netwerk, 14 mei 2010).

Ook de hoofdredactie van de NOS lichtte hun journalistieke werkwijze rondom de vliegtuigramp toe. Giselle van Cann schreef dat veel kijkers de vraag stelden waarom de NOS zo nodig die beelden moest laten zien. Cann vertelde dat ze het verhaal van Ruben hartverscheurend vond en dat het om die reden in hun nieuwsbulletin was opgenomen:

Dat verhaal verdient het om verteld te worden, hoe hard het ook is. En vertellen doe je bij de televisie met beelden. Dat is waarom we het materiaal hebben gebruikt. Niet uit sensatiezucht, maar om ons journalistieke werk te doen. Om een compleet verhaal te vertellen aan ons publiek. De wereld te laten zien zoals hij is, dus. Met verdriet en geluk, met dood en leven (Verklaring Hoofdredactie NOS, 13 mei 2010).

Hoewel uit de reacties van lezers bleek dat niet iedereen overtuigd was van het standpunt van de hoofdredactie, liet n lezer weten in ieder geval blij te zijn met de open houding van de NOS:
Complimenten voor het feit dat jullie de dialoog aangaan met het publiek n.a.v. de sceptische en soms ook negatieve reacties over jullie keuze om het wel uit te zenden. Deze weergave van jullie beslissing zal het voor velen duidelijk maken, los van het feit of ze dezelfde keuze gemaakt zouden hebben (Reactie op Verklaring Hoofdredactie NOS, 13 mei 2010).

Verantwoording
En met die uitspraak heeft deze lezer de vinger op de zere plek gelegd: want de samenleving wil tegenwoordig graag de discussie aangaan over de journalistieke werkwijze en het keuzeproces in de nieuwsselectie. De journalist wordt feitelijk gevraagd om verantwoording af te leggen. Door de opkomst van internet en social media hebben burgers meer ruimte gekregen om te reageren op verslaggeving, en bovendien hebben ze een veel groter bereik dan via traditionele media (Debatverslag Mediadebat, 3 november 2010). Volgens media-ethicus Huub Evers hebben nieuwsmedia op die wijze zelf te maken gekregen met een nieuwe waakhond (Van Teeffelen, 9 juli 2011). Kortom, journalisten kunnen niet meer zoals voorheen vanuit hun ivoren toren de verslaggeving verzorgen, maar moeten verantwoording afleggen aan een groeiend gengageerd publiek (Smith, in: Von Krogh, 2008: 49-58). Betrouwbare verslaggeving is een must binnen de democratie. Om burgers te kunnen overtuigen van de betrouwbaarheid van nieuwsmedia, stelt de journalistieke beroepsgroep zich een aantal richtlijnen ten doel. Bijvoorbeeld het streven naar objectieve verslaggeving, het toepassen van 7

hoor en wederhoor en het checken van feiten voordat deze als waarheid worden gepresenteerd. Het opstellen van een gedragscode is een vorm van zelfregulering voor journalisten. Hierin staat vastgelegd hoe de journalist zijn vak idealiter beoefent. De samenleving kan deze regels vervolgens ook aan journalisten als spiegel voorhouden als zij die aan hun laars hebben gelapt. Een andere vorm van zelfregulering voor Nederlandse journalisten is de Raad voor de Journalistiek. De Raad voor de Journalistiek (in deze scriptie ook afgekort tot de Raad) is een onafhankelijke instantie in Nederland die de werkwijze van journalistieke organisaties beoordeelt. Wanneer mensen, organisaties of andere belanghebbenden vinden dat zij zijn benadeeld door journalistieke verslaggeving kunnen zij een klacht indienen. De Raad kan bemiddelen, maar wanneer dat niet lukt, kan zij oordelen of een journalist zijn werk wel of niet op de juiste wijze heeft uitgevoerd. Daarbij wordt er met name op gelet of met een publicatie ook grenzen van journalistieke ethiek zijn overschreden. Is iemand bijvoorbeeld ten onrechte met naam en toenaam in de krant gekomen, of zijn er op de televisie beelden getoond zonder toestemming van die persoon? Door de journalistieke werkwijze nauw in de gaten te houden, wil de Raad de kwaliteit van de berichtgeving vergroten.

Oordeel Vliegtuigramp bij Tripoli in Libi


Bij de verslaggeving over het vliegtuigongeluk in Libi gingen verschillende nieuwsmedia over de schreef. Ambtshalve bekeek de Raad daarom hoe Nederlandse journalisten de actualiteiten rondom de ramp hadden verslagen. In haar uitspraak over de berichtgeving over de ramp onderstreepte de Raad het recht op privacy van een zwaargewonde minderjarige (Uitspraak Raad, 4 augustus 2010). Hoewel in de leidraad van de Raad staat dat journalisten niet zonder toestemming fotos mogen publiceren die in een besloten ruimte zijn gemaakt, oordeelde de Raad in deze kwestie toch anders. Volgens de raadsleden was publicatie van fotos en beeldmateriaal in dit geval wel toegestaan vanwege de grote nieuwswaarde. Nieuwsmedia waren volgens de Raad wel hun boekje te buiten gegaan bij het publiceren van fotos, afkomstig van netwerksites als Hyves en Facebook, van personen die bij de ramp waren omgekomen. De raadsleden meenden dat het onnodig was om profielfotos en ander persoonlijke informatie van dodelijke slachtoffers te publiceren, omdat het niets toevoegde aan de ernst van het ongeluk. Verder vond de Raad dat de achternaam van Ruben niet genoemd had mogen worden. En ook het zonder toestemming in beeld brengen van de nabestaanden van de slachtoffers had achterwege moeten blijven, omdat deze mensen hier extra leed mee werd aangedaan. Een speciale paragraaf besteedde de Raad aan het telefoongesprek van De Telegraaf. Het oordeel luidde dat de journaliste die het geluk had dat zij het slachtoffer aan de telefoon kreeg, zich beter had moeten inleven in de situatie van het jeugdige slachtoffer, omdat hij nauwelijks bij 8

bewustzijn was en bovendien niet of nauwelijks op de hoogte was van zijn situatie. Volgens de Raad had zij het telefonisch contact moeten vermijden en het gesprek met Ruben niet mogen publiceren.

Journalistieke richtlijnen
NOS-hoofdredacteur Hans Laroes schreef twee dagen na de ramp op zijn weblog dat de Raad wellicht nieuwe criteria zou gaan formuleren waaraan journalisten kunnen refereren wanneer zij rampen moeten verslaan (Weblog Hans Laroes, 14 mei 2010). De Raad is inderdaad met een aanpassing op hun Leidraad gekomen. Hierin staat dat de journalist, bij het benaderen van slachtoffers van ongevallen en rampen, maar ook van hun nabestaanden, rekening dient te houden met het recht om met rust gelaten te worden. Ook moet de journalist de lichamelijke en geestelijke toestand van de betrokkenen voor ogen houden en er daarom soms voor kiezen om zich terug te trekken. Journalisten moeten verder vermijden dat slachtoffers en nabestaanden nadeel zullen ondervinden van publicaties, zoals het aandoen van extra leed of het bemoeilijken van het verwerkingsproces. Om die redenen dienen journalisten dergelijke informatie over slachtoffers en nabestaanden achterwege te laten als die de aard en de ernst van het ongeval of de ramp niet weergeven (Aanpassing Leidraad RvdJ, 28 september 2010).

Mediaraad op Curaao
De zaak Ruben is een goed voorbeeld om duidelijk te maken hoe een nieuwsbericht door de media wordt opgepakt en hoe journalisten daarin ethische grenzen kunnen overschrijden. Om de geloofwaardigheid van de journalistiek te herstellen, zijn er uiteenlopende instrumenten voorhanden. Verschillende landen in de wereld hebben een mediaraad, zoals de Raad voor de Journalistiek. Zweden bijvoorbeeld sinds 1916, Nederland sinds 1960 en Ierland sinds 2007 (Von Krogh, 2008: 145). Curaao, n van de vier landen in het Koninkrijk der Nederlanden, heeft geen mediaraad, maar de afgelopen jaren is er wel sprake geweest van het oprichten van zon raad. Niet alleen in Nederland, maar ook op Curaao spelen discussies over onder andere de schending van de privacy door nieuwsmedia, maar ook door burgerjournalisten die fotos verspreiden via social media. Zo is er veel commentaar op het sensationeel karakter van de Curaaose nieuwsmedia. In juni 2012 bijvoorbeeld verloor een automobilist de macht over het stuur, botste tegen de vangrail en overleed aan zijn verwondingen (Koek, 2012). Fotografen van verschillende nieuwsmedia waren ter plekke en maakten fotos van het dodelijk slachtoffer dat door het ongeval in een nare positie was komen te liggen. Ook omstanders maakten fotos van de man en al snel circuleerde het beeldmateriaal via de social media over het eiland. 9

De moord op een Belgische tweeling in een hotel op Curaao in juli 2012 is een ander voorbeeld. Een onbekende fotograaf kon, nog voordat de politie ter plaatse was, fotos maken van de zesjarige meisjes die door hun moeder in een badkuip waren verdronken. Binnen korte tijd was het bewijsmateriaal via social media in handen van de bevolking (Verspreiding foto wordt onderzocht, 24 juli 2012). Het gerucht ging dat misdaadkrant Vigilante de foto zou hebben verspreid, maar hoofdredacteur Sulvaran liet weten zich daarvan te distantiren (Wellens, 2012). Deze scriptie heeft tot doel om de discussie rondom een mediaraad op Curaao in kaart te brengen, en met name te onderzoeken hoe hoofdredacteuren van Curaaose nieuwsmedia denken over het nut en de invulling van een mediaraad. Ik doe dat aan de hand van de volgende onderzoeksvraag: Hoe denken hoofdredacteuren van Curaaose nieuwsmedia over zelfregulering van de journalistiek in de vorm van een mediaraad? In hoofdstuk 1 geef ik een theoretisch kader over zelfregulering in de media. Eerst beschrijf ik de problemen in het huidige journalistieke landschap en vervolgens leg ik uit hoe zelfregulering als oplossing daarvoor wordt gezien. Ik stel daarbij de mediaraad, als middel van zelfregulering, centraal. In hoofdstuk 2 beschrijf ik het Curaaose medialandschap en maak ik duidelijk welke stappen er sinds 1996 zijn gezet om de journalistiek op Curaao te reguleren. In hoofdstuk 3 licht ik mijn onderzoeksmethode toe en vervolgens bespreek ik in hoofdstuk 4 mijn resultaten. In hoofdstuk 5 beantwoord ik in mijn conclusie de onderzoeksvraag en geef ik aanbevelingen wetenschappelijk onderzoek. voor nader

10

1.

Theoretisch kader

Dit hoofdstuk biedt het theoretisch kader van mijn onderzoek naar het opzetten van een mediaraad op Curaao. Eerst beschrijf ik de situatie waarin de journalistiek in zowel Nederland als in andere landen in de wereld verkeert. De consument heeft namelijk steeds minder vertrouwen in nieuwsmedia. In dit hoofdstuk zal ik achtergrond bieden bij dat wantrouwen in de media. Verder beschrijf ik welke middelen journalistieke organisaties kunnen inzetten om dat gebrek aan vertrouwen te herstellen en dan met name de rol die een mediaraad daarin kan spelen. Nederland is het vertrekpunt in deze scriptie, omdat dit land net als Curaao onderdeel is van het Koninkrijk der Nederlanden. Echter met het verschil dat Nederland wel een mediaraad heeft, maar Curaao, en ook de andere landen binnen het Koninkrijk Aruba en Sint Maarten niet. Daarom is het interessant om de Nederlandse media-ethiek eerst te beschrijven. Naar de geschiedenis, samenstelling en macht van de Raad van de Journalistiek in Nederland is namelijk al veel onderzoek gedaan, maar over journalistieke ethiek en zelfregulering op Curaao is vrij weinig bekend. Het is dus interessant om te onderzoeken welke ontwikkelingen Curaao, als relatief jong land binnen het Koninkrijk, op het gebied van media doormaakt.

1.1.

Onrust in de Nederlandse journalistiek


de journalistieke wereld. Onderzoekers stellen dat de Nederlandse

Het rommelt in

nieuwsverslaggeving sinds de ontzuiling commerciler is geworden (RMO, 2003; Van Vree, 1991). De strijd om de ontzuilde consument voor zich te winnen heeft er onder andere toe geleid dat commercile criteria in toenemende mate de nieuwswaarden bepalen. De komst van commercile omroepen naast de bestaande publieke omroep heeft daar zeker aan bijgedragen (De Haan, 2011: 16). Journalisten selecteren actualiteiten steeds vaker op emoties, schandalen, conflicten en de wedren naar macht (horse race) en geven de voorkeur aan het entertainen van het publiek boven het verzorgen van inhoudelijke en zakelijke verslaggeving (RMO, 2003: 11). Ook laten nieuwsmedia zich vaak leiden door hypes. Media houden elkaar nauwlettend in de gaten en zorgen samen regelmatig voor nieuwsgolven over zaken die enorm worden uitvergroot, zoals de ophef in 2009 rondom de Mexicaanse griep of de commotie in 2011 over de besmetting van groenten met de EHEC-bacterie. Bovendien halen verslaggevers feiten en meningen steeds vaker door elkaar, waardoor een beschrijvende journalistiek plaats maakt voor een interpretatieve journalistiek (ROB, 2003).

11

Discussies over hoe de nieuwsverslaggeving beter zou moeten functioneren zijn aan de orde van de dag. Twee belangrijke gebeurtenissen in het bijzonder hebben voor veel commotie in de samenleving gezorgd en leidden tot grote kritiek in politiek Den Haag (De Haan, 2011: 12). De eerste gebeurtenis betrof de massamoorden in 1995 in Srebrenica tijdens de Balkanoorlog. Zeven jaar na deze genocide kwam het Nederlands Instituut voor

Oorlogsdocumentatie (NIOD) met een vernietigend rapport waarin de auteurs tot de slotsom kwamen dat - los van het feit dat Nederlandse nieuwsmedia vele inhoudelijke fouten hadden gemaakt in hun publicaties - hun optreden in het algemeen ernstig bekritiseerd moest worden. Uit het onderzoek van het NIOD kwam naar voren dat media op emotionele en partijdige wijze de oorlog hadden verslagen, waarbij de Servische soldaten het als de bad guys moesten ontgelden ten opzichte van de Bosnische strijders. Deze uitspraak van het NIOD leidde tot een groot mediadebat waarbij journalistieke instanties met een kritische blik op hun eigen optreden terugkeken. Een andere belangrijke gebeurtenis waarbij met beschuldigende vinger naar de media werd gewezen is de moord op politicus Pim Fortuyn, kort voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2002. Media publiceerden regelmatig over hem vanwege zijn stellige uitspraken over onder andere de Islam en het vreemdelingenbeleid. Kort na de moord op Fortuyn zei Peter Langendam, voorzitter van Lijst Pim Fortuyn (LPF), dat de kogel van links kwam. Hij bedoelde daarmee dat de partijen links op het politieke spectrum een sfeer hadden gecreerd waarin de moord op Fortuyn gestalte kon krijgen. Nieuwsmedia werd verweten dat zij gekleurd over de LPF hadden bericht en daarom mede schuldig waren aan de dood van Fortuyn.

1.2.

Publieke opinie over journalistiek

Behalve dat onderzoeksbureaus en deskundigen zich uitlieten over de kwaliteit van nieuwsmedia, is recentelijk ook om de mening van het publiek gevraagd. In juli 2012 presenteerde de Universiteit van Amsterdam (UvA) een onderzoek naar hoe de gemiddelde Nederlander media gebruikt en hoe hij denkt over de verantwoordelijkheid van nieuwsmedia. Ruim 3000 respondenten van 18 jaar en ouder beantwoordden aan mediazaken gerelateerde vragen en stellingen. Uit het onderzoek blijkt dat de gemiddelde Nederlander het snel informeren als de belangrijkste taak van media ziet. Andere relevante taken zijn het kritisch observeren van overheid en grote bedrijven en het uitleggen van maatschappelijke problemen. Op die manier hoopt het publiek goed genformeerd te worden en een mening over de actualiteiten te kunnen vormen. Verder komt naar voren dat burgers het belangrijk vinden dat nieuwsmedia onafhankelijk hun taken vervullen en daarbij duidelijk onderscheid maken tussen nieuws en reclame, en tussen

12

feiten en meningen. Ook verwacht het publiek dat journalisten verschillende opvattingen die in de samenleving heersen aan bod laten komen, zodat een evenwichtig beeld van de situatie ontstaat. Om die gewenste kwaliteit te realiseren vindt 50 procent van de respondenten het goed als er een onafhankelijk keurmerk komt dat aantoont welke nieuwsmedia journalistieke kwaliteit leveren. Verder meent 60 procent van het publiek dat nieuwsmedia financieel aansprakelijk moeten worden gesteld voor de schade die door kwalitatief slechte berichtgeving wordt veroorzaakt. Zon drie op de vijf Nederlanders vindt het bovendien belangrijk dat nieuwsmedia serieus naar klachten en wensen van het publiek luisteren. Bijna tweederde van de respondenten zegt dat journalisten hun vak niet langer mogen uitoefenen wanneer zij de journalistieke regels aan hun laars lappen. Een onafhankelijke tuchtcommissie zou de mogelijkheid moeten krijgen om sancties op te leggen. Volgens mediacriticus Chris Aalberts (18 juli 2012) hebben de wetenschappers in dit onderzoek hun vragen te suggestief gesteld, waardoor de bovenstaande resultaten logischerwijs volgden. Hij meent dat burgers wel verstand van het onderwerp moeten hebben waarover ze vragen beantwoorden. Daarnaast vindt hij dat de onderzoekers hun stellingen concreter hadden moeten formuleren. En stelling luidt bijvoorbeeld: Journalisten die zich niet aan de journalistieke regels houden, mogen niet langer hun beroep uitoefenen. Aalberts vraagt zich bij deze stelling af welke regels hier worden bedoeld en welke personen wel of geen journalist mogen worden genoemd. Bovendien is onduidelijk welke concrete taken een journalist worden toebedeeld. Niemand die het weet. Aalberts noemt het opmerkelijk dat het onderzoek in opdracht van de landelijke Stichting Media Ombudsman is uitgevoerd en meent dat de onderzoekers zich voor het karretje van deze organisatie hebben laten spannen:

De Stichting Media Ombudsman wil meer of betere journalistieke zelfregulering. De Stichting heeft publiciteit nodig om dit doel dichterbij te brengen. Een manier hiervoor is onderzoek te laten uitvoeren wat deze doelstelling ondersteunt. En dat is precies wat dit UvA-onderzoek doet (Aalberts, 18 juli 2012).

Los van de opvatting dat het onderzoek teveel is gestuurd, kan in ieder geval worden gesteld dat burgers een bepaald beeld voor ogen hebben van hoe de journalistiek idealiter zou moeten fungeren. Ook journalisten zelf denken over hun professie na. Zo schreef columnist Stine Jensen (NRC Next, 31 juli 2012: 21) naar aanleiding van het rapport van de UvA dat ze begrijpt dat in tijden van maatschappelijke, politieke en dus ook journalistieke verwarring - neem de verschillende analyses rondom de eurocrisis - een journalistiek keurmerk heerlijk zou zijn.

13

Toch is ze sceptisch over de komst van zon keurmerk, omdat de behoefte aan onafhankelijke media volgens haar haaks staat op het Nederlandse pluriforme omroepbestel. Van versplinterde meninkjesmedia naar de totalitaire metamedia, waarbij er boven alle journalistieke uitingen ook nog eens een onafhankelijke expert bestaat om te kijken of het allemaal wel goed gaat. Correspondent Joris Luyendijk komt er openlijk voor uit dat het niet gemakkelijk is om journalist te zijn en te voldoen aan alle eisen van het vak. In zijn boek Het zijn net mensen beschrijft hij zijn verblijf in het Midden-Oosten tussen 1998 en 2003 en geeft hij de lezer een indruk van de journalistieke dilemmas waar hij iedere dag mee te maken heeft. Luyendijk ervaart de actualiteiten op locatie vaak heel anders dan hoe hij het s avonds in de televisiejournaals terug ziet komen:
Ik probeer te laten zien dat nieuwsmedia maar een minuscuul deel van de werkelijkheid kunnen laten zien. Dit minuscule deel is zwaar gefilterd, vervormd, gemanipuleerd en partijdig, maar het wordt door kijkers, lezers en luisteraars thuis aangezien voor de objectieve werkelijkheid. Nieuwsmedia laten hun publiek ook in die waan want eerlijk zeggen hoe weinig je weet, hoe weinig je daarvan kunt laten zien en dan ook nog uitleggen waarom objectiviteit een fictie is... Uitzonderingen daargelaten krijgen ze het niet over hun lippen of in hun pagina's (website Luyendijk: www.jorisluyendijk.nl).

Volgens Luyendijk is objectiviteit een mythe en hij pleit er daarom voor dat journalisten transparanter naar hun publiek zijn, bijvoorbeeld door inzage te geven in hun werkwijze en journalistieke keuzes begrijpelijk te maken. In de volgende paragrafen zal ik dieper ingaan hoe nieuwsmedia dat kunnen bewerkstelligen.

1.3.

Mediadebat

De Haan (2011) heeft onderzocht welke grote themas het professionele - en het publieke mediadebat in Nederland tussen 1987 en 2007 bepaalden. Ze probeerde enerzijds te ontdekken welke kwesties er binnen de beroepsgroep zelf speelden en anderzijds waaruit de mediakritiek in de samenleving bestond. Uit haar onderzoek kwam naar voren dat het mediadebat uit grofweg twee perioden bestond. Tot het eind van de jaren negentig gingen de discussies met name over structuurveranderingen in het medialandschap, veroorzaakt door de komst van commercile omroepen naast het bestaande publieke omroepbestel, de groeiende concurrentie binnen de geschreven pers en het beschermen van de functie als publieke service (De Haan, 2011: 42). Rond de eeuwwisseling constateerde De Haan (2011: 44) een omslag in het mediadebat, waarbij de nadruk kwam te liggen op de performance van de media en een toenemend wantrouwen

14

daarin. Mensen werkzaam in het journalistieke veld meenden dat de komst van Internet daar een grote bijdrage aan heeft geleverd, bijvoorbeeld in de vorm van burgerjournalistiek. Volgens De Haan draait het in het huidige Nederlandse mediadebat hoofdzakelijk om vier concepten (zie figuur 1). In toenemende mate wordt er gesproken over de responsibility (verantwoordelijkheid) van de media, de accountability (verantwoording) die media moeten afleggen, het gebrek aan trust (vertrouwen) in de media, en het geven van responsiveness (respons) aan het publiek.

Figuur 1: Probleem en oplossingen in Nederlandse mediadebat (De Haan, 2011), 73.

De responsibility van de media bestaat volgens liberale opvattingen uit drie kerntaken. Ten eerste moeten media als informer het publiek informeren over politieke en maatschappelijke kwesties. Hiervoor is het noodzakelijk dat journalistieke producties nauwkeurig, objectief en bovenal van hoge kwaliteit zijn. Ten tweede moeten zij als platform ruimte creren waar het publiek met elkaar in debat kan gaan, zodat de democratie optimaal kan functioneren. En ten derde moeten media als betrouwbare en onafhankelijke watchdog de verschillende politieke en maatschappelijke actoren en instituten kritisch volgen. Deze responsibility van nieuwsmedia hangt nauw samen met de trust die de consument in nieuwsmedia heeft. Als media hun taken niet goed uitvoeren en daar kritiek op krijgen, dan staat automatisch het vertrouwen in nieuwsmedia op het spel. Wanneer consumenten menen dat nieuwsmedia hun taken niet op de juiste manier uitvoeren, dan haken ze af en gaan ze op zoek naar andere, betrouwbare nieuwsbronnen.

15

De concepten responsiveness en accountability worden als oplossing daarvoor aangedragen. Journalisten kunnen aan verschillende partijen verantwoording afleggen om zo inzichtelijk te maken hoe hun journalistieke producties tot stand zijn gekomen. De Haan onderscheidt verschillende typen van journalistieke accountability: political, market, public en professional. Nieuwsmedia leggen political accountability af door zich te houden aan opgelegde wetten en regels. Radio- en televisieverenigingen, verbonden aan de Publieke Omroep, moeten zich bijvoorbeeld houden aan de door de overheid opgestelde Mediawet. Het tweede type, market accountability, wordt door media zelf ingezet om de markt en de wensen van de consument in kaart te brengen, bijvoorbeeld met behulp van een marktonderzoek. Nieuwsmedia, met name commercile kanalen, willen graag weten wat het publiek van hun journalistieke producties vindt, zodat eventueel tijdig nieuwe wegen ingeslagen kunnen worden om het publiek te behouden of nieuw publiek te winnen. Op die wijze worden de wensen van de consument in kaart gebracht, ook al is het niet om de journalistieke kwaliteit als doel op zich te verbeteren. Als derde type noemt De Haan public accountability, waarmee wordt gedoeld op instrumenten die worden ingezet om de vertrouwensband met het publiek te bevorderen. Bijvoorbeeld door het aanvaarden van een mediaraad, het aanstellen van een ombudsman of het publiceren van weblogs van journalisten zelf of van burgers. Met dit derde type richten nieuwsmedia zich dus direct tot het publiek. Hetzij overt, openlijk naar de gehele maatschappij toe, of covert, een persoonlijke benadering gericht op een specifiek persoon die bijvoorbeeld een klacht heeft geschreven. Onder het vierde type, professional accountability, vallen instrumenten die binnen de beroepsgroep zelf worden toegepast, zoals ethische codes of journalistieke richtlijnen. Op die manier wordt niet alleen duidelijk geschetst welke idealen de beroepsgroep wil nastreven, maar wordt bovendien voorkomen dat de politiek van bovenaf regels oplegt. Ook hier maakt De Haan onderscheid tussen covert instrumenten van zelfregulering die alleen binnen een bepaalde journalistieke organisatie gelden, bijvoorbeeld redactiestatuten, en overt instrumenten die op de gehele beroepsgroep van toepassing zijn. De Haan deelt regulering binnen de public en professional accountability verder op door onderscheid te maken tussen regulering die suggested of self-initiated is. Hierbij wordt gedoeld op instrumenten die buiten de eigen beroepsgroep om worden aanbevolen of aangedragen, zoals de Raad voor de Journalistiek of het Mediadebat, versus instrumenten die binnen de eigen beroepsgroep of door de eigen organisatie zijn genitieerd, bijvoorbeeld evaluatiebijeenkomsten. Volgens De Haan zijn er tenslotte drie redenen waarom nieuwsmedia responsiveness geven op het publiek. Zo is er sprake van civil responsiveness als nieuwsmedia verantwoording afleggen met 16

het doel om de vertrouwensband met het publiek te herstellen of verstevigen, bijvoorbeeld door te reageren op een vraag of klacht van een lezer. Wanneer nieuwsmedia echter een commercieel doel voor ogen hebben, zoals het winnen van nieuwe consumenten, dan is er sprake van strategic respons. Mediaonderzoek naar de typeringen en wensen van het publiek is hier een voorbeeld van. Bij het derde type, empathic responsiveness, kiezen nieuwsmedia in hun journalistieke invalshoek de kant van het slachtoffer in een nieuwsbericht, met het doel om hun problemen beter te begrijpen.

1.4.

Ethische codes als journalistieke richtlijn

Ethische codes spelen een belangrijke rol bij het afleggen van verantwoording. In de meeste democratische landen hebben journalistieke organisaties ethische codes opgesteld die zij als richtlijn op de werkvloer gebruiken. Ze kunnen door n specifiek nieuwsmedium zijn opgesteld, maar ook door verschillende media samen, door vakbonden of federaties op nationaal of zelfs internationaal niveau (Bertrand, 2002: 44). Niet alleen de journalistiek, maar ook andere beroepsgroepen, bijvoorbeeld de rechtspraak of de gezondheidzorg, hebben richtlijnen om hun beroep af te bakenen. Het leidt niet alleen tot solidariteit tussen personen met hetzelfde beroep, maar zorgt er ook voor dat burgers weten wat hun rechten en plichten zijn als ze met deze beroepsgroep in aanraking komen. Ook geeft een ethische code prestige aan een beroepsgroep, maar bovenal kan er mee worden voorkomen dat de staat ingrijpt en van bovenaf regels oplegt (Bertrand, 2011: 42-43). Het opstellen van ethische regels in de journalistiek kwam in het begin van de 20e eeuw op. Volgens de Franse media-ethicus Bertrand werd de pers door het toenemende kapitalisme steeds commerciler. Nieuwsmedia werden niet alleen meer als dragers van informatie gezien, maar ook als bedrijven waarmee winst kon worden geboekt. Het ideaalbeeld dat nieuws en commercie twee aparte takken van sport zijn werd met behulp van ethische codes kracht bijgezet. Opvattingen over hoe nieuwsmedia idealiter zouden moeten functioneren zijn afhankelijk van het land in kwestie. De cultuur van een natie, de economische ontwikkeling en het politieke regime spelen een belangrijke rol in hoe er over journalistiek wordt gedacht. Toch blijken ethische codes van journalistieke organisaties wereldwijd veel overeenkomsten in hun fundamentele richtlijnen te hebben, concludeert Bertrand (2011: 44) op basis van zijn analyse van ethische codes van internationale, nationale en redactionele mediaorganisaties. Zijn verklaring hiervoor is dat de discussie over media-ethiek op internationaal niveau wordt gevoerd en dat ethische codes daardoor erg op elkaar lijken. De belangrijkste ethische codes die mediaorganisaties in Nederland gebruiken zijn de Code van Bordeaux, de Code voor de Journalistiek van het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren 17

en de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek. Deze en ook de door Bertrand onderzochte ethische codes zijn meestal te herleiden tot de inhoud van de Verklaring der plichten en rechten van de journalist (International Declaration of the Rights and Obligations of Journalists) uit 1971. In deze verklaring (zie figuur 2) zijn de hoofdzaken opgenomen die journalistieke vakbonden uit zes EUlanden zichzelf ten doel stellen (Bertrand, 2011: 80-81).1

Verklaring der plichten


De essentile plichten van de journalist bij het opzoeken en het commentariren van de gebeurtenissen zijn de volgende: 1) De waarheid eerbiedigen, welke ook de gevolgen voor hem mogen zijn. Dit vloeit voort uit het recht van het publiek om de waarheid te kennen. 2) De vrijheid van informatie, van commentaar en van kritiek verdedigen. 3) Alleen informatie publiceren waarvan de oorsprong gekend is. Geen essentile informatie schrappen, noch tekst of documenten verdraaien. 4) Geen oneerlijke methodes gebruiken om informatie, foto's en documenten te bekomen. 5) Zich ertoe verplichten het privleven van de personen te eerbiedigen. 6) Elke gepubliceerde informatie rechtzetten indien deze onjuist is gebleken. 7) Het beroepsgeheim bewaren en de herkomst van de bekomen vertrouwelijke informatie niet verspreiden. 8) Zich niet overgeven aan plagiaat, laster, eerroof en beschuldigingen zonder grond noch enig voordeel in ontvangst nemen voor het al dan niet publiceren van een informatie. 9) Nooit het vak van journalist verwarren met dit van reclameman of van propagandist en geen enkele rechtstreekse of onrechtstreekse instructie in ontvangst nemen van adverteerders. 10) Elke drukking weigeren en slechts redactionele richtlijnen aanvaarden van de redactieverantwoordelijken. Elke journalist die naam waardig, moet het als een plicht aanzien de hierboven aangehaalde principes strikt na te leven. Hij erkent het recht van kracht in ieder land, maar hij aanvaardt op beroepsgebied enkel de rechtsmacht van zijn gelijken, met uitsluiting van elke gouvernementele of andere inmenging.

Nederlandse vertaling: http://www.rvdj.be/node/62

18

Verklaring der rechten


1) De journalisten eisen vrije toegang tot alle informatiebronnen alsmede het recht vrijuit opzoekingen te mogen uitvoeren naar alle feiten die het openbaar leven kunnen benvloeden. Het geheim van de staats- en privbelangen kan niet tegen de journalist ingeroepen worden, tenzij uitzonderlijk op grond van klaar omschreven redenen. 2) De journalist heeft het recht elke ondergeschiktheid te weigeren die in strijd zou zijn met de algemene lijn van het informatieorgaan waaraan hij medewerkt zoals deze schriftelijk werd vastgelegd in zijn contract van dienstneming. Deze weigering geldt ook voor elke ondergeschiktheid die niet duidelijk met deze algemene lijn overeenkomt. 3) De journalist kan niet verplicht worden een beroepsdaad te stellen of een opinie uit te drukken die strijdig is met zijn overtuiging of met zijn geweten. 4) De redactionele ploeg moet verplichtend ingelicht worden over elke belangrijke beslissing die van aard is het leven van de onderneming te benvloeden. Zij moet tenminste geraadpleegd worden, voor de definitieve beslissing, over elke maatregel met betrekking tot de samenstelling van de redactie: aanwerving, ontslag, overplaatsing en bevordering van journalisten. 5) Wegens zijn functie en zijn verantwoordelijkheid heeft de journalist niet alleen het recht op de voordelen van de collectieve overeenkomsten, maar ook op een persoonlijk contract dat de materile en morele veiligheid van zijn werk verzekert. Dit contract moet hem een bezoldiging toekennen die in overeenstemming is met zijn sociale rol en die voldoende is om zijn economische onafhankelijkheid te waarborgen. Figuur 2: Internationale verklaring der plichten en rechten van de journalist (Bertrand, 2002: 80-81).

Journalisten streven er dus naar om zich aan de regels van hun ethische code te houden, maar dat betekent niet dat het ook altijd gebeurt. Volgens Bertrand (2011: 59) zijn ethische codes soms relatively vague and rarely absolute. No code can make provision for every possible case: the professional often has to rely on commonsense or on a moral sense born on reflection and discussion. Zo kunnen eindredacties op basis van dezelfde ethische regels toch verschillende keuzes maken, zoals al bleek bij de verslaggeving over de vliegtuigramp in Libi. In hoeverre moet een journalist iemands privleven eerbiedigen? Het ene nieuwsmedium noemt geen namen van slachtoffers of zendt geen beelden van nabestaanden uit, omdat het geen toegevoegde waarde heeft. Terwijl een ander nieuwsmedium een tegenovergestelde keuze maakt, om daarmee de ernst van de zaak te onderstrepen.

19

1.5.

Zelfregulering

De Nederlandse journalistiek bevindt zich in ondiep vaarwater. Uit verschillende hoeken krijgen journalisten, ondanks hun ethische codes, kritiek op hun werkwijze (RMO, 2003; Rob, 2003, De Haan, 2011). Wat volgens Bertrand (2011: 70) dan ook ontbreekt in ethische codes is de zelfregulering van nieuwsmedia:
With exceptions (usually due to ideological animus or business rivalry), media do not criticize each other: blind eyes are turned on the failings of colleagues. Self-criticism is almost unknown. Extremely rare are the newspapers that publish a Letter from the Editor to inform readers about internal affairs. When media do talk about themselves, vaguely, it is to blow their own trumpet.

Na zijn onderzoek naar wereldwijd opgezette ethische codes, onderzocht Bertrand daarom op welke manieren journalisten verantwoording afleggen aan collegas, nieuwsbronnen, personen over wie wordt gepubliceerd en tot slot aan mediagebruikers. Hij definieert de instrumenten waarmee verantwoording wordt afgelegd als Media Accountability Systems (M*A*S):

Any non-state means of making media responsible towards the public. Because the concept is global, it is rather vague. It includes individuals and groups, regular meetings, written documents, small media or a long process or a particular approach. Normally, MAS act only by moral pressure (Bertrand, 2011: 107).

Tot de jaren zestig was er internationaal gezien weinig interesse in M*A*S, maar daarna kwamen langzaam de eerste instrumenten van zelfregulering op. In 1967 werden bijvoorbeeld verschillende lokale mediaraden opgericht en ombudsmannen ingezet. Those innovations seemed to indicate two conversions: some owners accepted that their employees had a voice in the product; and some journalists accepted that the public also was entitled to say (Bertrand, 2011: 110). Bertrand (2011: 124) deelt M*A*S in drie categorien in (zie figuur 3). Internal M*A*S zijn instrumenten die binnen de nieuwsmedia zelf worden genitieerd en toegepast. External M*A*S zijn instrumenten die door individuen, groepen of organisaties buiten de nieuwsmedia zijn opgericht. En cooperative M*A*S tenslotte, zijn instrumenten die door de media en het publiek samen worden gebruikt om de kwaliteit van nieuwsmedia te bevorderen. Bertrand heeft de volgende instrumenten van zelfregulering wereldwijd aangetroffen (zie figuur 3).

20

Internal M*A*S
Correction box Media reporter In-house critic Disciplinary committee Media page/program Internal memo Code of ethics Ethical audit Ethics coach Ombudsman Opinion Survey Company of journalists

External M*A*S
Journalism review Alternative media Critical book/report Public statements Media related NGO or foundation Media observatory Non-profit research Higher education Media at school Consumer group Association of militant citizens Company of users Public broadcasting Regulatory agency

Cooperative M*A*S
Letters to the editor Public access Paid-for opinion page Accuracy and fairness questionnaire Consulting with users Liaison committee Local press council Nation/regional press council Continuous education Movie or TV series

Figuur 3: Overzicht Media Accountability Systems (Bertrand, 2002, 124).

Niet alle instrumenten zullen worden besproken, maar er wordt kort bij een aantal stilgestaan. Journalisten kunnen met een correction box foutieve berichtgeving rechtzetten. Hiermee laten zij zien dat ook zij fouten kunnen maken, maar bereid zijn die te corrigeren. Een ombudsman van een nieuwsmedium kan als advocaat van het publiek bemiddelen in klachten over berichtgeving. Middelen die extern kunnen worden ingezet om nieuwsmedia aan te sporen betere kwaliteit te leveren zijn bijvoorbeeld kritische journalism reviews, books or reports geschreven door wetenschappers. En ook het opleiden van studenten voor een journalistiek beroep is een manier om de kwaliteit van journalistieke berichtgeving te vergroten. Om te peilen of nieuwsbronnen te spreken zijn over de werkwijze van journalistieke organisaties, kan met behulp van questionnaires de tevredenheid worden onderzocht. Met letters to the editor krijgt iemand uit het publiek een podium van het nieuwsmedium om zijn ongenoegen te uiten. De mediaraad, press council, wordt echter als het belangrijkste middel van zelfregulering gezien. In de volgende paragraaf zal ik daar dieper op ingaan.

21

1.6.

Mediaraad

Uit de talloze instrumenten van zelfregulering, is de mediaraad het meest efficinte middel om de kwaliteit van de media te bevorderen (Bertrand, 2002: 110). Alle partijen die betrokken zijn in een mediageschil komen in de mediaraad via een laagdrempelige procedure idealiter namelijk samen. De mediaraad is een Zweeds concept uit 1916, waarbij onafhankelijke mediaorganisaties in een Raad zitting nemen en zich buigen over mediaklachten. Na de Tweede Wereldoorlog werd dat concept in de hele wereld overgenomen, weliswaar in verschillende vormen. There are almost as many formats as there are press councils (Betrand, 2002: 127). Zo verschillen mediaraden van elkaar op het gebied van samenstelling, financiering en procedures. De Federatie van Nederlandse Journalisten richtte in 1960 de Raad voor de Journalistiek op en is opvolger van de Raad van Tucht (1948-1960). Echter, met het verschil dat de nieuwe Raad als opinieraad wilde optreden en niet zoals de Tuchtraad sancties kon opleggen aan journalisten die hun boekje te buiten gingen. Een aantal belangrijke Nederlandse mediaorganisaties, waaronder de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren (NGvH), de Nederlandse Publieke Omroep (NPO), RTL Nederland en SBS Broadcasting, zijn lid van de Stichting Raad voor de Journalistiek en zorgen samen voor het jaarlijkse werkbudget van 144 duizend euro. De voorzitter van de Raad is een jurist en verder bestaat de Raad uit vijf burgers, tien journalisten en vijf deskundigen, die zelf geen journalist zijn, maar wel een band hebben met de journalistiek. De Raad is bevoegd om journalistieke gedragingen van zowel georganiseerde als nietgeorganiseerde journalisten te beoordelen en bemiddelt daarnaast in mediaconflicten. Een persoon die een klacht wil indienen moet echter wel rechtstreeks belanghebbende zijn. Wanneer iemand bijvoorbeeld door een publicatie in zijn belangen is aangetast of als iemand zijn privleven is geschaad, kan hij zich bij de Raad melden. Deze klachten worden in een openbare zitting behandeld waarin zowel klager als verweerder hun standpunten duidelijk kunnen maken. Vervolgens wordt binnen vier tot zes weken een schriftelijke uitspraak gedaan, die op de website van de Raad wordt gepubliceerd (Koene, 2008: 23). Ook wordt nieuwsmedia verzocht om de uitspraken van de Raad vrijwillig via hun kanalen te verspreiden, toch gebeurt dat lang niet altijd (Ten Hoove, 2003: 13). Met name particulieren maken gebruik van de Raad. Op financieel en procedureel gebied is het gemakkelijker om toegang te krijgen tot de Raad dan tot de rechtbank. Publieke figuren of ondernemingen stappen daarentegen eerder naar een rechter toe, waarschijnlijk omdat zij over de financile middelen beschikken om de proceskosten te betalen. Bovendien kunnen zij via een kort geding sneller een uitspraak krijgen en kunnen sancties worden opgelegd (Mentink, 2006: 83). 22

De uitspraken van de Raad zijn in verschillende onderzoeken geanalyseerd, met het doel om na te gaan of er regelgeving uit af valt te leiden (Evers, 1987; Doomen, 1987; Ten Hoove, 2003). Evers heeft alle uitspraken van de Raad uit de periode 1960-1985 onderzocht die in het vaktijdschrift De Journalist zijn gepubliceerd en vulde dat aan met juridische termen wanneer een term door de Raad niet voldoende werd gedefinieerd. Doomen heeft (los van Evers onderzoek) alle gepubliceerde en ongepubliceerde uitspraken van de Raad uit de periode 1960-1987 onderzocht. En Ten Hoove heeft vervolgonderzoek gedaan naar de uitspraken die de Raad tussen 1987 en 2003 deed. Uit de onderzoeken van Evers en Doomen komt naar voren dat de meeste klachten die bij de Raad worden ingediend te maken hebben met privacyschending, het niet toepassen van hoor en wederhoor, het verzaken van afspraken, belediging, onjuiste of eenzijdige berichtgeving en het misbruik maken van de positie als journalist. Maar ook het gebrek aan collegialiteit onder journalisten of het door een verweerder niet publiceren van een uitspraak van de Raad zijn onderwerpen die in zittingen worden besproken. Evers (1987: 257) stelde dat de Raad te weinig kennis van haar eigen verleden heeft, omdat in nieuwe zittingen meestal niet wordt teruggegrepen naar eerdere uitspraken. Volgens hem was het daarom noodzakelijk dat de Raad databanken zou gaan aanleggen waarmee gemakkelijk kon worden achterhaald welke uitspraken er in gelijke zaken waren gedaan. Daarbij was het volgens hem van groot belang dat de Raad de betekenissen van centrale begrippen in haar uitspraken duidelijker zou gaan omschrijven. Doomen (1987: 7) deelt die mening:

Het college wordt ernstig gehandicapt door gebrek aan kennis van de eigen jurisprudentie. Iemand klaagt over een concreet, weinig voorkomend probleem en de Raad geeft een op deze zaak toegesneden oplossing aan. Uit die uitspraken is geen algemene regel of zelfs maar een begin van een visie te halen.

Ten Hoove (2003: 201) concludeerde dat de Raad gehoor had gegeven aan dat advies, gezien het afnemend aantal inconsistenties in hun uitspraken. Toch was het ook volgens hem lastig om algemene ethische normen af te leiden uit de uitspraken van de Raad , omdat veel uitspraken te specifiek van aard zouden zijn (Ten Hoove, 2003: 208). Een zwak punt vond Doomen (1987: 30-38) dat de Raad geen uitspraak deed als een journalist geen verweerschrift had ingediend, of als hij wel een verweerschrift had ingediend, maar vervolgens niet op de zitting kwam opdagen. Ook signaleerde zij dat de Raad er vaak niet in slaagde om vast te stellen wat er feitelijk in een zaak was gebeurd. Ten Hoove (2003: 165) onderstreepte dat:

23

De Raad is maar al te vaak een machteloze scheidsrechter die de sancties ontbeert om leugenachtige partijen aan het praten te krijgen. Het wekt verbazing dat de Raad klachten vervolgens ongegrond verklaart. Het zou zuiverder zijn om geen uitspraak te doen; het reglement van de Raad biedt die mogelijkheid.

Vanaf het begin van haar bestaan kampt de Raad in Nederland met een imagoprobleem. Zo concludeerde de commissie-Rooij in 1971 al dat de Raad te weinig naamsbekendheid genoot bij journalisten en overheid, omdat de Raad nooit de verwachte erkenning had gekregen (Ten Hoove, 2003: 14). Ook kwam er veel kritiek op de werkwijze en de toegankelijkheid van de Raad. Daarnaast meenden zowel journalisten als wetenschappers dat de Raad te weinig invloed heeft, omdat een strafrechter beter in zou kunnen grijpen bij een geschil. Er is de afgelopen decennia dan ook veel discussie geweest over de toekomst van de Raad. Moet de Raad op dezelfde wijze doorgaan, moet haar takenpakket misschien worden aangepast, of moet de Raad grofweg worden afgeschaft? (Mentink, 2006: 14).

1.7.

Vergelijking internationale mediaraden

Om de kritiek op de Nederlandse Raad voor de Journalistiek in perspectief te kunnen plaatsen, heeft Koene (2008) als secretaris van de Raad, onderzoek gedaan naar hoe mediaraden in Zweden, Denemarken, Groot-Brittanni, Duitsland en Vlaanderen zijn samengesteld en hoe deze functioneren. Zo blijkt dat mediaraden in Nederland, Zweden, Denemarken en Groot-Brittanni door de mediasector zelf worden gefinancierd. Het jaarlijks budget varieert van 144 duizend euro in Nederland tot 2,48 miljoen euro in Groot-Brittanni. Duitsland en Vlaanderen krijgen naast de financiering uit de eigen sector ook subsidies van de overheid. Vlaanderen heeft een jaarlijks budget van 175 duizend euro en Duitsland werkt jaarlijks met 570 duizend euro. Op basis van bevolkingsomvang kan worden gesteld dat Nederland met een relatief laag bedrag haar werkzaamheden uitvoert (Koene, 2008: 6). In Nederland mag iedere rechtstreeks belanghebbende een klacht indienen. Datzelfde geldt, hetzij in andere bewoordingen, voor de Zweedse, Deense en Vlaamse mediaraad. In Duitsland geldt een algemeen klachtrecht en iedereen kan daar een klacht indienen over een journalistieke gedraging. En in Groot-Brittanni kan iedereen zijn beklag doen wanneer in een publicatie geen direct betrokkene valt aan te wijzen (Koene, 2008: 8). De Raad in Nederland oordeelt over journalistieke gedragingen in alle media, terwijl de andere vijf landen restricties stellen. Zo kan in Zweden niet worden geklaagd over de journalistieke 24

werkwijze en blijven ook de omroepen buiten schot. Enkel Zweedse printmedia die tenminste vier keer per jaar verschijnen kunnen worden aangeklaagd. In Vlaanderen maakt men een talig onderscheid en kunnen alleen klachten worden ingediend die betrekking hebben op Nederlandstalige media, terwijl in Groot-Brittanni en Duitsland omroepen onschendbaar zijn (Koene, 2008: 8). Ook qua samenstelling zijn er verschillen aan te wijzen onder de zes onderzochte landen. Niet alleen het totaal aantal leden van de Raad varieert, ook de achtergrond van de personen die zitting hebben is verschillend. Zo zitten juristen in de Nederlandse, Zweedse en Deense Raad de zittingen voor, terwijl dat in Groot-Brittanni door een publiek lid wordt gedaan. In Duitsland en Vlaanderen wijst de raad een zelf gekozen raadslid als voorzitter aan. Nederland, Zweden, Denemarken, Groot-Brittanni en Vlaanderen hebben bovendien publieke leden in de Raad. Alleen de Duitse persraad is volledig samengesteld uit leden afkomstig uit de mediasector (Koene, 2008: 9). In het Zweedse model buigt eerst een ombudsman zich over de klachten en geschillen. Mocht iemand vervolgens in hoger beroep willen gaan wat in het Nederlandse model ook mogelijk is wanneer er nieuwe feiten aan het licht zijn gekomen dan gaat de Raad verder met de zaak. Op die manier probeert n persoon problemen op te lossen en bemoeit de Raad zich er pas mee wanneer de klager niet tevreden is met de uitspraak. In de Vlaamse Raad neemt de secretaris de rol van ombudsman op zich die bemiddelt in geschillen (Koene, 2008: 2). Geen van de zes mediaraden legt sancties zoals schadevergoedingen of boetes op, uitgezonderd Zweden waar een administratieve vergoeding geldt. In alle landen wordt verzocht om de uitspraak te publiceren, hoewel dat in sommige landen samenhangt met de omvang van de klacht, en of de klacht gegrond is verklaard. Denemarken is het enige land waar de verweerder wettelijk verplicht is om een uitspraak te publiceren, terwijl dat in de andere vijf landen allemaal op vrijwillige basis gebeurt (Koene, 2008: 12). Naast het bemiddelen, adviseren en het doen van uitspraken, kunnen mediaraden ook nevenactiviteiten hebben. Zo geven alle landen, met uitzondering van Denemarken, voorlichting in het onderwijs over journalistiek. Denemarken doet slechts uitspraken over algemene journalistieke onderwerpen in bijvoorbeeld jaarverslagen.

25

2. Nieuwsmedia op Curaao
In dit hoofdstuk breng ik eerst het medialandschap op Curaao in kaart en vervolgens beschrijf ik wat oud-minister Omayra Leeflang van Onderwijs, Cultuur en Sport van de voormalige Nederlandse Antillen heeft gedaan om een mediawet van de grond te krijgen.

2.1. Medialandschap op Curaao


Het Caribische eiland Curaao, dat sinds 10 oktober 2010 een zelfstandig land binnen het Koninkrijk der Nederlanden is, heeft een interessante mediageschiedenis. Uit het uitgebreide mediaoverzicht Journalistiek leven in Curaao (Hartog, 1944) blijkt dat de Curaaose Courant in 1812 de eerste nieuwskrant op het eiland was. Verschillende nieuws- en advertentiebladen ontstonden en verdwenen. Politicoloog De Goede (2006: 164), gespecialiseerd in Good Governance op Curaao, noemt het katholieke weekblad Amigoe uit 1883 het oudste, nog steeds bestaande geschreven nieuwsmedium, dat in 1941 als dagblad verder ging. Radiostation Curom ging in 1928 voor het eerst de lucht in en in 1960 werd televisiestation TeleCuraao opgericht. Deze drie nieuwsmedia bestaan tot op de dag van vandaag. Vanaf de jaren zeventig raakte het medialandschap in een stroomversnelling. De Papiamentstalige krant Extra verscheen in 1976 als ochtendkrant en vele kranten volgden dat voorbeeld van een ochtendeditie. Hoewel op Curaao al acht dagbladen werden gedrukt, waarvan twee Nederlandstalig, werd op 9 augustus 2012 de nieuwe Papiamentstalige middagkrant Independiente gentroduceerd. Deze krant gaat zich onderscheiden omdat het niet politiek gekleurd en geen haat zaait, aldus hoofdredacteur Yves Cooper die op Curaao bekend staat als de enfant terrible van de journalistiek (Radio Nederland Wereldomroep, 2 augustus 2012). Nieuws is erg belangrijk voor de bewoners van Curaao (Jansen, 2009). Aan het begin van de dag worden bij drukke kruispunten en stoplichten kranten op straat verkocht. Het lezen van de krant is een belangrijk onderdeel van de cultuur. Mensen kopen s ochtends een krant, nemen die mee

naar het werk en gaan die rustig lezen. Pas daarna leg je deze weg en ga je eens kijken of je iets voor je baas kan doen, vertelt fotograaf Umpi Welvaart (Van der Horst, 2009). Welvaart is fotograaf van de populaire misdaadkrant Vigilante en kent als geen ander de kracht van beelden. Fotos zijn belangrijk op Curaao. Curaaonaars zijn geen lezers. Ze kijken nou eenmaal graag plaatjes (Van der Horst, 2009).

26

Niet alleen de negen kranten op een bevolking van 150 duizend mensen is opmerkelijk groot, ook de ongeveer dertig radiozenders die dagelijks in de ether actief zijn vallen op. Aangezien eilandbewoners zich hoofdzakelijk per auto verplaatsen, speelt radio dan ook een belangrijke rol in het dagelijks leven (De Goede, 2006: 164). Niet alleen als nieuwsbron van de actualiteiten, maar met name ook voor het luisteren naar merengue, bachata en andere populaire muziek. Deze mediadichtheid is kenmerkend voor de voormalige Antillen (Vrije pers pilaar voor democratie, 2010). Ook Sint Maarten en Bonaire met respectievelijk 40 duizend en 13 duizend inwoners hebben beide tien radiostations. Hoewel nieuwsmedia oorspronkelijk meertalig, Papiaments, Spaans en Nederlands, publiceren, komt de focus steeds meer op het Papiaments te liggen. Sinds de staatkundige hervormingen van 2010 verschijnen officile persberichten vaak enkel in het Papiaments, soms wordt nog een Nederlandse vertaling bijgevoegd. Het aantal Papiamentstalige radiostations is vele malen groter dan het Nederlandstalige aanbod. Alle televisiestations op het eiland zijn Papiamentstalig en zenden deels in het Spaans uit, het Nederlands speelt slechts een bijrol. Talkshowkoningin Mavis Albertina wil daar begin 2013 verandering in brengen met haar nieuwe televisiestation Nos Pais dat zowel het Papiaments als het Nederlands als voertaal gaat hanteren (Mavis Albertina met eigen televisiezender, 11 oktober 2012). Behalve een talig onderscheid tussen de Papiaments- en Nederlandstalige nieuwsmedia menen sommige spelers in het journalistieke veld dat er ook een verschil in hun taalgebruik of journalistieke benadering bestaat. Volgens nieuwslezer Chaco Castro (Freke, 21 oktober 2009) van de Papiamentstalige Radio Direct zijn Nederlandstalige nieuwsmedia minder voorzichtig met hun bewoordingen dan de Papiamentstalige:

Wij zijn voorzichtiger in het formuleren van wat wij naar buiten brengen. Dit komt omdat wij er rekening mee houden dat we de persoon nog tegenkomen op straat. Bij de Nederlandstalige radio doen ze dat niet echt. Ze zijn meer recht door zee. Ze pakken het nieuws niet echt in, ze brengen het zoals het is. Zij zeggen het bijvoorbeeld zo: Ik vind dat meneer Cooper lullig is geweest. Ik zou zeggen: Ik vind dat de heer Cooper een beetje meer diplomatiek zou kunnen zijn. Dat komt beter over.

Castro (Freke, 21 oktober 2009) meent dat het grote aantal radiostations zorgt voor een stevige concurrentie onder de zenders. Omdat er ondertussen dertig radiostations zijn, wordt de strijd heftiger. Dan loop je het gevaar, dat je te snel nieuws in de lucht gooit dat niet klopt, met alle gevolgen van dien. In het verlengde van bovenstaande uitspraak van Castro kan worden gevraagd welk doel een nieuwsmedium in een democratisch land voor ogen heeft wanneer er journalistiek wordt bedreven. 27

Schudson (1999: 118) deelt nieuwsmedia in democratien in drie verschillende modellen in: het market model (marktmodel), het advocacy model (spreekbuismodel) en het trustee model (machtigingsmodel). Het is interessant om het medialandschap op Curaao aan de hand van die mediamodellen van Schudson te karakteriseren.

Marktmodel Journalisten die onder het marktmodel vallen zijn werkzaam bij media die zich met name richten op de wensen van het publiek. Het doel van deze media is om zoveel mogelijk winst te maken en daarom wordt bij de nieuwsselectie rekening gehouden met de interesses van het publiek en de belangen van de adverteerders. Sensatiemedia vallen onder dit mediamodel. Volgens De Goede (2006: 164) is harde informatie schaars op Curaao en zijn nieuwsmedia er vooral als sensationeel te bestempelen. Een verklaring daarvoor is de kleinschaligheid van het eiland. Curaao is een zelfstandig land dat over alle bestuurslagen beschikt, maar heeft slechts een kleine bevolkingsomvang. Er heerst een ons-kent-ons cultuur en dat heeft zijn weerslag op de journalistiek. Zo kennen grote landen lokale, regionale en nationale kranten, maar op Curaao vallen die drie segmenten door de grootte van het eiland min of meer samen. In feite heeft alle nieuwsverslaggeving op Curaao een lokaal karakter. Veel media op Curaao hebben een lokaal en persoonlijk karakter dat er voor zorgt dat nieuws als het ware als een soap wordt gezien:

De Curaaose samenleving is tot een, soms letterlijk bloedige, reality show verworden. Via de media zijn alle gebeurtenissen live te volgen, en via de call in programmas op radio en televisie en via ingezonden stukken en columns in de dagbladen wordt gestemd voor de winnaar (De Goede, 2006: 171).

Die hang naar roddels en geruchten, in het Papiaments ook wel redu genoemd, is onderdeel van de Curaaose cultuur. Hartog (1944: 240) schetst dat beeld al in de jaren veertig, toen televisie en internet nog geen rol in de samenleving speelden:

Deze kleine omvang heeft nog een ander gevolg, namelijk dat hier het gerucht, reeds sterk in de tropen van het zoveel grotere Oost-Indi, op de golven van de Passaat elk willekeurig nieuwtje of bericht eerder onder het publiek verspreidt dan dit door middel van de Pers of zelfs van de radio te doen zou zijn. Men heeft hiervoor de naam het Curaaos geheim bedacht, waarmede aangeduid worden zaken, die om een of andere reden niet of nog niet langs de wegen der gewone publiciteit, Pers of radio, zijn bekend gemaakt, maar welke toch algemeen bekend zijn.

28

Die verbondenheid heerst onder de bevolking, maar is ook zichtbaar op andere niveaus zoals uit figuur 4 blijkt. Zowel media, politiek als vakbonden zijn nauw verbonden aan het bedrijfsleven. Zo is de financiering van politieke partijen grotendeels afkomstig uit de horeca, middenstand en grote ondernemingen op het eiland.

Figuur 4: Driehoeksverhouding Curaaose bedrijfsleven, media en politiek (M.P. Goede, 2006, 162)

Die verhoudingen kunnen echter ook tot ingewikkelde situaties leiden. Een actueel voorbeeld daarvan is de fraudezaak Bientu van de Curaaose loterijbaas Robbie dos Santos, de grootste financier van politieke partij MFK van voormalig premier Schotte. In 2011 werd Dos Santos beschuldigd van het witwassen van geld, belastingfraude en valsheid in geschrifte en zijn tegoeden in de Verenigde Staten werden om die reden bevroren (Gibbs, 2012). De MFK-minister van Financin in die tijd, George Jamaloodin, bleek de halfbroer van Dos Santos en was tevens zelf verdachte in de zaak Bientu (Jhagru, 1 november 2012). Dit alles kreeg een extra wrange bijsmaak toen naar voren kwam dat Elmer Wilsoe in zijn hoedanigheid als MFK-minister van Justitie een brief naar de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton en procureur-generaal Eric Holder had gestuurd met het verzoek om de bevriezing van de tegoeden op te heffen (Jhagru, 8 mei 2012). Dat de politieke partijen het geld van hun financiers hard nodig hebben, wordt hierdoor nog eens onderstreept. Niet alleen politieke partijen leunen op de financile steun van bedrijven, maar ook het gros van de Curaaose nieuwsmedia is voor haar inkomsten - naast de verkoop van abonnementen en losse krantenverkoop - afhankelijk van advertenties uit het bedrijfsleven (De Goede, 2006: 162). Alleen de Caribische redactie van Radio Nederland Wereldomroep, die in september 2012 werd opgeheven, was niet afhankelijk van opbrengsten uit reclames en advertenties (Captein, 2011). 29

Volgens Van Outeren (2012) zijn nieuwsmedia op Curaao soms zelfs in handen van ondernemers. Van de drie belangrijkste radiozenders is er n waarvan de eigenaresse geld heeft verdiend als juwelier, n waar de baas een lootjesverkoper is en n die wordt gerund door een zanger. Het grootste roddelblad is van een beheerder van een openbaar sportveld. Die afhankelijkheid van sponsors heeft ook gevolgen voor de journalistieke werkwijze. Informatie die sponsors of andere invloedrijke stakeholders niet welgevallig zou kunnen zijn, wordt niet gepubliceerd op straffe van het verlies van inkomsten (De Goede, 2006: 171). Yves Cooper onderstreept dat fenomeen en is om die reden zijn eigen krant begonnen (Van Oukeren, 2012). De afgelopen decennia werkte hij als nieuwslezer en redacteur voor verschillende nieuwsmedia, maar sinds 2012 is hij hoofdredacteur van de eerder genoemde krant Independiente:

Alle kranten en radio-omroepen hebben een eigen politieke kleur. Er is heel veel mening verwerkt in de teksten die ze schrijven. Ik heb vijf bazen gehad, met hun eigen agenda en filosofie. En een eigen politieke kleur die ze moesten beschermen. Ook zijn ze allemaal afhankelijk van inkomsten uit advertenties, dus moeten ze hun adverteerders beschermen. En alle grote banken, instellingen en bedrijven adverteren bij de media. Vandaar dat er hier nooit objectieve journalistiek is. De journalist praat vanuit zijn eigen referentiekader. Dat doe ik niet en daarom ging ik van de ene naar de andere omroep (Freke, 30 december 2009).

Spreekbuismodel
Nieuwsmedia in democratien die direct of indirect gelieerd zijn aan politieke partijen of maatschappelijke bewegingen behoren volgens Schudson (1999: 118) tot het spreekbuismodel. Deze nieuwsmedia dragen de standpunten van een bepaalde politieke partij een warm hart toe en dat is vaak ook terug te vinden in hun verslaggeving. Nieuwsmedia die tot dit mediamodel behoren, proberen het publiek te overtuigen van bepaalde politieke opvattingen en spelen een belangrijke rol in het verwerven van steun en aanhangers . Deze nieuwsmedia zijn als politieke verlengstukken op te vatten. De negen kranten op Curaao zijn de Nederlandstalige Amigoe en Antilliaans Dagblad en de Papiamentstalige kranten Bala, Extra, Independiente, La Prensa, Nobo, Ultimo Noticia en Vigilante. Volgens Van Outeren (2012) zijn sommige daarvan sterk gelieerd aan politieke partijen. Zo zou Bala een warm hart toedragen aan de Partido Nashonal Pueblo (PNP) en Vigilante positief gezind zijn aan Pueblo Soberano (PS). Opmerkelijk noemt Van Outeren dat La Prensa en Ultimo Noticia in handen zijn van dezelfde eigenaar, maar wel verschillende politieke koersen varen. Zo zou Ultimo Noticia de speerpunten van Movementu Futuru Korsou (MFK) vertolken en La Prensa die van diens grootste tegenstander Partido Alternativa Real (PAR). Dit wekt de indruk dat het de media-eigenaar in kwestie 30

niet zozeer gaat om het gedachtegoed van een bepaalde politieke partij waar zijn voorkeur naar uit gaat, maar eerder dat hij op deze wijze twee verschillende soorten publiek tegelijkertijd kan bedienen. ANP-correspondent Van Dam meent echter dat het met die gekleurde journalistiek wel meevalt. De media op Curaao zijn redelijk onafhankelijk. Vooral in Aruba heb je veel kranten die maar over n partij schrijven. Dat is jammer. Maar hier op Curaao schrijft elke krant over elke partij, het is een andere situatie (Jansen, 2009). Dat Curaaose nieuwsmedia over alle politieke partijen berichten, wil echter nog niet zeggen dat zij alle partijen ook op dezelfde wijze benaderen. Mogelijk zijn er wel politieke voorkeuren in hun verslaggeving zichtbaar en treden nieuwsmedia wel degelijk als voorstander van een bepaalde politiek partij op. Naar deze kwestie zou in de toekomst verder onderzoek kunnen worden gedaan. Hoe dan ook, de relatie tussen journalistiek en politiek staat op gespannen voet. In 2006 raakte de journalistiek in de media zelf in opspraak. Een significant aantal journalisten, waaronder de voorzitter van mediavereniging Prensa Un, bleek op een lijst te staan om benoemd te worden in de Raden van Commissarissen van overheids-N.V.s en besturen van stichtingen en lieten zich daar flink voor betalen. In de media wordt gespeculeerd dat deze benoemingen een beloning zijn voor de bewezen diensten tijdens de campagne voor de Statenverkiezing van januari 2006 (De Goede, 2006: 168). Het Antilliaans Dagblad meent dat de journalisten in kwestie hiermee aantonen dat ze hun vak niet serieus nemen, maar ook dat de betrokken politieke partijen geen snars begrijpen van de rol die media zouden behoren te vervullen (Onafhankelijk, 25 augustus 2007).

Machtigingsmodel De opvatting van het Antilliaans Dagblad is dat nieuwsmedia op Curaao er een andere journalistieke werkwijze op na zouden moeten houden, namelijk die van het machtigingsmodel, het derde model dat Schudson (1991: 118) schetst. Nieuwsmedia, behorend tot het machtigingsmodel, zien het als hun taak om te publiceren over kwesties waarvan burgers op de hoogte zouden moeten worden gesteld om goed te kunnen functioneren in de democratie. De actualiteiten moeten kritisch worden benaderd en vanuit verschillende standpunten worden belicht. Het opzetten van een mediaraad past het beste in dit mediamodel, omdat kritisch naar de journalistieke werkwijze wordt gekeken.

De drie mediamodellen van Schudson (1991) zijn geconstrueerd vanuit de wetenschap en moeten daarom als ideaaltypen worden gezien. Iedere democratie functioneert in werkelijkheid op haar eigen wijze en ook journalistieke organisaties vallen niet per se onder n type mediamodel. Op basis van de karakterisering van het Curaaose medialandschap kan worden gesteld dat met name het marktmodel en het spreekbuismodel dominant zijn. Dat betekent overigens niet dat er geen 31

journalistiek volgens het machtigingsmodel wordt bedreven op Curaao. Uit verschillende bronnen (De Goede, 2006; De Onafhankelijk, 25 augustus 2007 en Freke, 30 december 2009) blijkt dat er behoefte is aan meer transparantie en aan journalistieke verslaggeving die tot stand komt zonder commercile of politieke verwevenheid. Deze journalistieke toestand moet echter in haar context worden gezien. De inkomsten van mediabedrijven zijn beperkt. Hierdoor is niet alleen de personeelsbezetting, maar ook de kwaliteit van de berichtgeving onderbezet. Dat gebrek aan kwaliteit wordt nog eens benadrukt door het niet van de grond krijgen van een opleiding journalistiek aan de Universiteit van de Nederlandse Antillen (UNA). Bovendien staat het mediabeleid pas in een pril stadium van ontwikkeling (De Goede, 2006: 170). In de volgende paragrafen zal ik hier verder op ingaan.

2.2. Journalistenverenigingen
De eerste poging om Curaaose journalisten te verenigen werd in 1943 ondernomen. Redacteur Isaac Bloch van Boletin Comercial-Handelsblad nodigde alle redacteuren van de verschillende dag- en nieuwsbladen uit voor een vergadering die tot doel had om een Curaaose Persvereniging op te richten. De Curaaose Persmensen maakten gemene zaak en verklaarden als principe de eerbiediging van elkanders inzichten en opvattingen in het besef, dat de Pers voor den neutrale en den katholiek geheel andere doelen heeft, maar dat haar gezamenlijk optreden een nationaal belang is. Op 8 juni 1943 werd de notarile akte ondertekend (Hartog, 1944: 286). Met de stichting van de Curaaose persvereniging kwam voor een groot gedeelte ook een eind aan het amateurisme in de journalistiek, stelde Hartog (1944: 289), die op het moment van schrijven tevens voorzitter van de vereniging was. Dit alles leidde ertoe, dat ook van de zijde van het publiek, van zakelijke en overheidsinstanties meer erkenning is gekomen, hetgeen de dienende taak der Pers vergemakkelijkte en dus aan het publiek en genoemde instellingen te stade kwam. Welke betekenis de Curaaose Persvereniging heeft gehad en wat de reden is dat de vereniging niet meer bestaat, is onduidelijk. In de jaren tachtig werd in ieder geval persvereniging Prensa Un opgericht, die zich de belangenbehartiging, deskundigheidbevordering en

kwaliteitsbewaking van de journalistiek ten doel stelde (De Goede, 2006: 166). Volgens dagblad Amigoe is het effect van de persvereniging niet duidelijk en is Prensa Un het beste te karakteriseren als een vereniging waar grote meningsverschillen heersen (Discutabel, 1 september 2006). Begin 2012 wordt persvereniging Curaao Media Organisation (CMO) opgericht, als doorstart van een stichting die journalisten van de dagbladen Extra en Vigilante in het leven hebben geroepen om slachtoffers van de aardbeving in Hati te helpen. Deze persvereniging wordt niet officieel door alle nieuwsmedia op het eiland erkend. Echter, op 3 mei 2012 tijdens de Werelddag van de Vrijheid 32

van de Pers, tekenen vertegenwoordigers van het CMO een samenwerkingsakkoord met UNESCO. In dit Memorandum of Understanding staat dat UNESCO een bijdrage zal leveren aan het (bij-)scholen van mensen in de lokale pers op Curaao. The CMO is a foundation established in 2012 for the purpose of providing training and assessment in education for those employed in the media sector of Curaao (Unesco, 4 mei 2012). In 2005 wordt door het ministerie van Verkeer en Vervoer de Gedragscode Radio en Televisie (zie bijlage 2) gepubliceerd dat als opzetje voor een ethische beroepscode moet gaan fungeren. In de volgende paragraaf zal ik duidelijk maken wat er op politiek niveau is gedaan om de journalistiek op Curaao te reguleren.

2.3. Mediawetgeving Curaao


Om meer te weten te komen over de geschiedenis van mediawetgeving op Curaao werd op 8 juni 2012 een interview gehouden met oud-minister Omayra Leeflang van Partido Alternativa Real (PAR). Ik heb om verschillende redenen voor deze aanpak gekozen. Ten eerste heb ik geen wetenschappelijke artikelen of boeken aangetroffen die over dit onderwerp gaan. Daarnaast had ik geen toegang tot online krantenarchieven van Curaaose nieuwsmedia, voor zover deze bestaan. Alleen het archief van het Antilliaans Dagblad is openbaar toegankelijk op internet. Als er wel een online krantenarchief voorhanden zou zijn, was het voor mij alsnog lastig geweest om de Papiamentstalige nieuwsbronnen door te nemen, aangezien ik die taal niet voldoende beheers. In het online archief van landelijke nieuwsmedia in Nederland was erg weinig over de mediageschiedenis van de voormalige Nederlandse Antillen te vinden en al helemaal niet over de verwikkelingen rondom de mediawetgeving in de afgelopen decennia. Een interview met oud-minister Leeflang was daarom aannemelijk, omdat met name zij zich bezig heeft gehouden met mediawetgeving op de voormalige Nederlandse Antillen. Tijdens de regeerperiode 2002 tot 2006 was Leeflang minister van Verkeer & Vervoer van de voormalige Nederlandse Antillen en hield zij zich onder andere bezig met Telecommunicatie. Van 2006 tot 2010 bekleedde zij de post van minister van Onderwijs, Cultuur en Sport (in deze scriptie afgekort tot Cultuur) van de voormalige Nederlandse Antillen en was zij onder andere verantwoordelijk voor mediawetgeving. In deze paragraaf komt naar voren waarom de politiek een conceptmediawet op Curaao heeft opgesteld en hoe deze gestalte zou moeten krijgen. Het gesprek met Leeflang vormt het vertrekpunt voor de interviews die ik heb gehouden met de verschillende hoofdredacteuren van Curaaose nieuwsmedia. De reden waarom ik niet met het (in juni 2012 toenmalige) ministerie van 33

Cultuur heb gesproken, is omdat er reeds drie verschillende ministers (in de periode van de staatkundige hervormingen van 2010 tot de benoeming van het interim-kabinet in september 2012), deze functie hebben bekleed en het wetsvoorstel voor een mediawet mede daardoor is blijven liggen zoals Leeflang het achterliet.

Geschiedenis mediawet
Op Curaao is er sinds de jaren negentig discussie over het opstellen van een mediawet. Uit het gesprek met Leeflang komt naar voren dat daar verschillende oorzaken aan ten grondslag liggen. Enerzijds moeten er inhoudelijke criteria worden opgesteld om vergunningen voor radio- en televisiestations af te kunnen geven of te verlengen. Anderzijds is het volgens Leeflang nodig dat een mediawet een einde maakt aan de ernstige privacyschending waaraan sensatielustige nieuwsmedia op Curaao zich schuldig maken. Leeflang legt uit dat het ministerie van Verkeer en Vervoer wel technische eisen, zoals frequentie of frequentiezuiverheid, stelde aan vergunninghouders van radio- en televisiestations, maar hen geen inhoudelijke criteria afdwong. Het toezicht op inhoudelijke eisen, zoals het verbod te discrimineren of aan te zetten tot haat, was door een wetswijziging in 1996 bij het ministerie van Cultuur komen te liggen. Om te bepalen hoe die mediawetgeving concreet vorm moest krijgen deed het ministerie van Cultuur in 1996 op alle vijf eilanden van de toenmalige Nederlandse Antillen (Bonaire, Curaao, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten) onderzoek naar de wensen van mediaorganisaties en consumenten. En toen zijn ze tot iets gekomen, maar dat is nooit afgemaakt, aldus Leeflang. Hoewel wettelijk was vastgelegd dat het ministerie van Cultuur de verantwoordelijkheid krijgt voor mediawetgeving, werkten minister Silberie van Cultuur en minister Leeflang van Verkeer en Vervoer samen met vertegenwoordigers van de elektronische media in 2003 een gedragscode uit. Behalve dat deze gedragscode door media zelf als richtlijn kon worden gebruikt, was het tevens bedoeld als leidraad voor de ministeries van Cultuur en Verkeer en Vervoer om te oordelen of media zich aan de inhoudelijke criteria hielden en daarmee of een vergunning kon worden verlengd of niet. In de gedragscode staat dat vergunninghouders geen programmas mogen uitzenden die aanzetten tot haat en geweld. In het bijzonder programmas die geweld tegen vrouwen en andere specifieke groeperingen - op basis van ras, etnische afkomst, huidskleur, religie, sekse, seksuele geaardheid, politieke voorkeur, leeftijd, gehandicapten en dieren - bevorderen. Verder moeten vergunninghouders er rekening mee houden of hun aanbod van programmas wel geschikt is voor kinderen op tijden dat deze tot het kijk- en luisterpubliek behoren. Ook moeten vergunninghouders waken dat er geen beledigend taalgebruik en pornografisch materiaal wordt uitgezonden. In de

34

gedragscode staat ook dat er geen alcoholreclames tot minderjarigen gericht mogen worden en dat reclameboodschappen voor alcoholische dranken aan strikte tijden zijn gebonden. Om de gedragscode kracht bij te zetten werd de meertalige informatiefolder Gedragscode Radio & TV (zie bijlage 2) onder de bevolking verspreid, zodat burgers vertrouwd konden raken met de regels voor vergunninghouders van elektronische media. Hierin werd de consument opgeroepen om klachten door te geven aan het meldpunt als zij opmerkten dat de regels werden overtreden. De bevolking, en later ook de media zelf, waren echter weinig enthousiast over de gedragscode, omdat er geen sancties konden worden opgelegd. Velen meenden dat de gedragscode daardoor te vrijblijvend was. Tijdens de regeerperiode 2006-2010 hervatte Leeflang, als minister van Cultuur, de werkzaamheden voor het opstellen van een mediawet als onderdeel van het regeerakkoord. In 2007 werd opnieuw met verschillende mediaorganisaties en bewoners van de vijf eilanden gesproken over hun wensen en frustraties. Volgens Leeflang was er met name veel kritiek op de schending van de privacy door de media:

Op Curaao hebben we een situatie gehad waarbij de meest onfatsoenlijke uitingen gewoon in de media kwamen. Te beginnen met de schending van de privacy. Als jij hier straks naar buiten loopt en je verdraait je enkel en je valt, en je ligt half naakt op straat, dan komen de flitsende fotografen erop af en sta je frontpage. Bloederige fotos, ze proberen in de ambulance nog fotos te maken, het liefst ligt er een vrouw in de meest ongemakkelijke situatie, en daar moeten dan fotos van gemaakt worden. Veel bloed. Hoe meer bloed, hoe beter.

Een ander kritiekpunt was dat media ook namen en fotos van zowel slachtoffers als verdachten bij artikelen over bijvoorbeeld overvallen en moorden plaatsten. Ook Leeflang vindt dat een slechte zaak. De afgelopen jaren verzamelde zij daarom voorbeelden van beeldmateriaal uit de Curaaose media (zie figuur 5, 6 en 7).

Trial by media, was gewoon op Curaao. De initialen van verdachten werden niet gebruikt, maar hun volledige namen. In zon kleine gemeenschap, dan ben je al veroordeeld. Klaar. Moordenaars, waarvan je zegt, die moeten inderdaad zwaar gestraft worden, maar als overal die fotos in de krant staan, dan hoef je niet meer naar de rechter, dan hoef je niet meer vervolgd te worden, dan ben je al gestraft.

35

Figuur 5: Foto Vigilante (26 oktober 2007)

Figuur 6: Foto Ultimo Noticia (19 juni 2008)

Figuur 7: Foto Ultimo Noticia (5 mei 2003)

36

Het ministerie van Cultuur maakte vervolgens afspraken met de geschreven pers over onder andere het plaatsen van heftig fotomateriaal. Volgens Leeflang hielden de kranten slechts korte tijd woord, want toen de kranten hun verkoop zagen dalen en n krant het roer weer omgooide, volgden de concurrenten meteen dat voorbeeld. Leeflang meent dat de wensen van het publiek botsen met de fatsoensnormen. De gemeenschap, die enerzijds klaagde dat hun privacy werd geschonden en anderzijds de kranten vol sensatie ook wilden lezen, moest worden opgevoed. Volgens de oud-minister kan een gemeenschap namelijk niet altijd in haar wensen worden voorzien:

Voor mij heeft fatsoen niet te maken met wat mensen willen, maar met een algemene regel. Mensen
willen ook naakte vrouwen zien, gaan we die dan ook in de krant plaatsen? Mensen willen ook porno zien, gaan we dat dan ook plaatsen? Er zijn gewoon fatsoensregels. En wanneer maak je wetgeving? Wanneer zelfregulerende werking niet meer in staat is daar wat mee te doen.

Op Curaao botste het recht op privacy met de vrijheid van meningsuiting. Wanneer de ene vrijheid zoveel ruimte heeft genomen, dat de andere vrijheid in verdrukking is, dan moet er iets gedaan worden, om het in evenwicht te brengen. Daarom was het volgens Leeflang nodig dat er fatsoenregels voor de media werden opgesteld. Leeflang legt uit dat het niet de bedoeling van de conceptmediawet was om een mediaraad op te richten, maar om een mediaraad te erkennen. De raad zou moeten bestaan uit vertegenwoordigers van de gedrukte pers, de elektronische pers, de reclamebranche en de consumentenbond. Iedere branche zou n persoon, die niet zelf werkzaam was in de branche, mogen afvaardigen die vervolgens de belangen mocht behartigen. Deze raad zou vervolgens moeten nagaan of de mediawet ook werd nageleefd. De journalistieke beroepssector mocht zelf intern zorg dragen voor het opzetten van een mediaraad en pas als de raad daadwerkelijk gestalte had gekregen, kon de overheid deze raad als aanspreekpunt van alle nieuwsmedia erkennen en vervolgens subsidie beschikbaar stellen. De beroepsgroep mocht zelf vrij onafhankelijk bepalen hoe de mediaraad zou worden ingevuld. De overheid zou echter wel een aantal minimale eisen aan de raad stellen voordat subsidie toegekend zou kunnen worden. Zoals het bevorderen van verantwoorde journalistiek, het opstellen van een journalistieke code, het behandelen van klachten over reclameboodschappen en journalistieke gedragingen, en het bijhouden van internationale ontwikkelingen op het gebied van media- en informatiediensten. Ook het jaarlijks organiseren van de World Press Freedom Day op 3 mei zou tot het takenpakket van een mediaraad moeten horen. Het presenteren van de conceptmediawet ging met veel heibel gepaard. Niet alleen de Curaaose mediaorganisaties waren uitermate kritisch, ook de Raad van de Journalistiek in 37

Nederland had commentaar op de mediawet. Met name over het artikel waarin stond dat de minister voorzitter van de mediaraad zou worden. De Nederlandse Raad was van mening dat de mediaraad hierdoor niet vrij van politieke bemoeienis zou zijn (Mentens, 2007). Ja, maar goed, het is een vrzitter. De voorzitter, als je zou stemmen, heeft maar n stem, al die andere organisaties hebben hun vertrouwenspersoon daarin, verdedigt Leeflang het voorstel. De Curaaose journalistenvereniging Prensa Un liet ook van zich horen en dreigde om minister Leeflang voor internationale tribunalen te slepen omdat zij de universele rechten van de mens zou overtreden (Monart, 11 oktober 2007). Voorzitter Samantha Nicolas van Prensa Un noemde de mediawet censurerend en vond het een heksenjacht op individuele journalisten en op specifieke zenders. Leeflang kreeg verder kritiek op het artikel in de conceptmediawet waarin stond dat de raad gevraagd en ongevraagd situaties en gedragingen mocht onderzoeken en daar uitspraken over kon doen. Vervolgens konden die uitspraken naar de minister van Cultuur worden uitgezet, die de uitspraken zou kunnen gebruiken om boetes uit te delen.

Dat was gebaseerd op de kritiek van je kunt toch niet met codes en regels komen en dan geen sancties opleggen? Dat kan niet sanctieloos zijn. Er moet ergens een sanctie zijn en dus hebben we dat in de wet verwerkt.

In de regeerperiode 2006-2010 is er onder Leeflang uiteindelijk geen mediawet van de grond gekomen. De conceptmediawet werd weliswaar aan de Staten aangeboden, maar de wetgevingsprocedure werd in dat stadium volgens Leeflang vertraagd. Het werd gefilibusterd, met meer dan tweehonderd vragen. Dan weet je gewoon dat die wet.. Men durfde het niet in mijn gezicht te zeggen, tegen te stemmen. In het interview met Leeflang komen ook twee andere actuele zaken aan bod die het belang van een toekomstige mediawetgeving volgens haar onderstrepen. Enerzijds de kritiek van de politie op de werkwijze van journalisten en anderzijds de aanname dat het politieke debat zich van het parlement verplaatst naar de media. De Curaaose politie ondervindt volgens Leeflang veel hinder van journalisten en fotografen die zich op het plaats delict bevinden en niet willen luisteren naar de opdrachten van de politie. Volgens Leeflang heeft de korpschef daarom onlangs gesprekken met mediaorganisaties gevoerd over de performance van journalisten:

De politie schreeuwt van de daken dat er wat moet gaan gebeuren. De politie zegt: Als jij de plaats delict besmet, kunnen wij niet meer onderzoeken, niet vervolgen en berechten en wie heeft daar dan

38

voordeel aan? Jij hebt eventjes een krant verkocht waarin de rotte vis wordt gepresenteerd, maar ik zit met het probleem dat ik het delict niet kan oplossen. De kosten zijn onvoorstelbaar groot.

Daarnaast constateert Leeflang een politieke strijd die grotendeels buitenparlementair via de media wordt uitgevochten. Het gemak waarmee mensen nog steeds een radiovergunning kunnen krijgen draagt daar volgens haar aan bij. Politieke partijen kunnen zendtijd inkopen bij vergunninghouders en via die kanalen hun standpunten verspreiden. Ook al moeten alle politieke partijen evenredig aan bod komen op radiostations, toch meent Leeflang dat dat niet gebeurt en bovendien ook niet wordt gecontroleerd. Politiek leider Helmin Wiels van Pueblo Soberano (PS), die dagelijks een anderhalf uur durende radioshow uitzendt, is volgens haar een voorbeeld daarvan. Leeflang vertelt dat haar partij na de Staatkundige Hervormingen van 2010 heeft onderzocht hoe Wiels van twee zetels verdubbelde naar vier zetels. De conclusie was dat zijn radioshows daar een belangrijke rol in speelden:

Wij zeggen nu: we moeten het evenwicht behouden, dus wij hebben nu ook een eigen radioprogramma, ik draai dat, dagelijks vanaf november 2010, een half uur per dag. Als iemand elke dag op de radio is te horen en dat met zoveel overtuiging zegt, en er komt niks tegenover, dan denken mensen: dat kan waar zijn.

De PAR is hiermee dus zelf ook een voorbeeld van dit mediaverschijnsel geworden. Op de vraag of de oud-minister een mediawet wil instellen om politici zoals Wiels te remmen, antwoordt ze ontkennend. D reden absoluut niet. D reden is, en dat hebben we ook geargumenteerd: de bevolking was het zat. Die vernedering!... Maar de bevolking blijft op den duur stil. Het debat over zelfregulering van de media ligt volgens Leeflang al een poos stil. De PAR zit sinds de staatkundige hervormingen van 2010 niet meer in de regering, toch probeert Leeflang, als adviseur van de Staten, de discussie weer nieuw leven in te blazen met een nieuw initiatief voor een mediawet (zie bijlage 3).

Ik denk dat met dit voorstel wat we nu hebben, dat eigenlijk helemaal uitgedund is en toegesneden is op de voorzichtigheid die je leert uit de ervaringen, dat we over tien jaar een mediaraad hebben. Maar als het niet gestimuleerd wordt, dan niet. Het moet gestimuleerd worden. Maar ik denk dat deze initiatiefwet daar zeker aan toe zal bijdragen.

39

3. Onderzoeksmethode
Om mijn onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, heb ik een kwalitatief onderzoek opgezet op basis van de grounded theory van Glaser & Strauss (Bryman, 2008). Daarvoor heb ik hoofdredacteuren van verschillende nieuwsmedia op Curaao genterviewd.

3.1. Grounded theory voor kwalitatief onderzoek


Een onderzoeksmethode die vaak wordt gebruikt voor het doen van kwalitatief onderzoek en die met name geschikt is voor het interpreteren van interviews is de grounded theory (Bryman, 2008). Hoewel de naam anders doet vermoeden is de grounded theory geen theorie, maar een theoretische benadering voor onderzoek dat zonder een vooraf gedefinieerde hypothese wordt begonnen. Hypotheses en theorievorming over het onderwerp in kwestie krijgen gedurende het onderzoeksproces gestalte doordat op inductieve wijze data wordt verzameld die constant wordt geanalyseerd en met elkaar in verband wordt gebracht. Er is dus geen sprake van datatoetsing aan een vooraf gekozen theorie, maar de theorie krijgt juist gestalte door data te analyseren. Grounded theory is recursief: dataverzameling en de analyse daarvan vinden tegelijkertijd plaats en verwijzen constant naar elkaar (Bryman, 2008: 541 en Heath & Cowley, 2004: 143). Deze wetenschapsaanpak, die in de jaren zestig werd ontwikkeld, was anders dan de standaard onderzoekstraditie binnen de sociologische wetenschappen. Daarin werd onderzoek gedaan met behulp van vooraf opgestelde hypotheses en theorien. Glaser en Strauss waren in 1965 vernieuwend bezig toen zij op basis van interviews een theorie vormden die beschreef hoe ernstig zieke patinten hun naderende dood ervoeren. Hun bevindingen leidden tot het boek Awareness of dying. Met het onderzoek voor deze publicatie legden zij de basis van de grounded theory. Hierbij werd niet top-down, maar bottom-up geredeneerd: hun theorie werd niet verkregen door data te toetsen aan vooraf opgestelde hypotheses, maar hypotheses en theorien kregen gestalte tijdens het onderzoeksproces van datacodering en -analyse. Met deze methode van constant comparative legden Glaser en Strauss gezamenlijk het fundament voor de grounded theory (Bryman, 2008: 542). In 1967 publiceerden zij hun bevindingen in het boek The discovery of Grounded Theory: strategies for qualitative research. Kort na deze publicatie scheidden de wegen van Glaser en Strauss. Hun wetenschappelijke opvattingen over grounded theory strookten niet met elkaar en uiteindelijk gingen beiden hun eigen weg in de wetenschap.

40

Figuur 8: Processes and outcomes in grounded theory (Bryman, 2008: 545).

In figuur 8 staan de twaalf stappen die een wetenschapper ondergaat wanneer hij onderzoek doet op basis van de grounded theory. Ik zal deze stappen aan de hand van mijn onderzoek naar mediawetgeving op Curaao uitleggen. Eerst heb ik een onderzoeksvraag geformuleerd (stap 1). Deze luidt: Hoe denken hoofdredacteuren van Curaaose nieuwsmedia over zelfregulering van de journalistiek in de vorm van een mediaraad?. Om een antwoord op deze vraag te kunnen geven heb ik interviews met geschikte personen, in dit geval hoofdredacteuren van Curaaose nieuwsmedia, gehouden en met hen over het onderwerp in kwestie gesproken. Deze interviews heb ik als audiobestanden opgenomen (stap 2) en de onderzoeksdata vervolgens letterlijk in tekst uitgewerkt (stap 3). Daarna heb ik de interviews opnieuw doorgenomen en ben ik mijn data gaan coderen (stap 4) door concepten te labelen die een belangrijke rol lijken te spelen (stap 4a). 41

In de interviews die ik vervolgens met andere hoofdredacteuren hield, besteedde ik extra aandacht aan deze gelabelde concepten en vergeleek ik hoe de verschillende hoofdredacteuren over die concepten denken (stap 5). Door de data constant met elkaar te vergelijken, kon ik tot categorien komen die significant lijken te zijn voor mijn onderzoek (stap 5a). Toen ik voldoende interviews had gehouden en ik genoeg data had verzameld, oftewel een theoretische verzadiging van de categorien had bewerkstelligd (stap 6), kon ik de categorien met elkaar in verband brengen en onderzoeken of er relaties tussen de verschillende categorien bestaan (stap 7). Op basis van die vergelijkingen kunnen er hypotheses worden gevormd (stap 7a). Stap 8 en 9 van de grounded theory zijn vervolgens een herhaling van stap 2 en 3. Door nieuwe interviews te houden kunnen de hypotheses beter worden gedefinieerd en uitgebreid (stap 10). Ik heb deze herhalingsstap niet uitgevoerd omdat ik al voldoende interviews had afgenomen en extra data zou zeer waarschijnlijk niet leiden tot andere inzichten. In stap 11 werden de hypothesis vervolgens getest en kon tot een substantile theorie (stap 11a) worden gekomen. Deze substantile theorie werd verder uitgediept door data te verzamelen in andere settings, zodat uiteindelijk tot een formele theorie kan worden gekomen (stap 12). Na de publicatie van hun boek The discovery of Grounded Theory: strategies for qualitative research was Glaser van mening dat Strauss de grounded theory te prescriptief opvatte. Hij zou teveel nadruk leggen op de ontwikkeling van concepten in plaats van op het vormen van theorien. Ook andere wetenschappers hebben zich bezig gehouden met het vraagstuk hoe grounded theory precies moet worden opgevat. Volgens sommigen is het een methode voor kwalitatief onderzoek, terwijl anderen het zien als een benadering om wetenschappelijke theorien te kunnen vormen (Bryman, 2008: 541). Omdat Strauss echter een stevigere positie in het wetenschappelijke veld had, wordt de benadering van hem en zijn latere wetenschappelijke partner Corbin, in tegenwoordig onderzoek het meest gebruikt. Ik houd daarom ook de benadering van Strauss aan. Volgens Strauss is grounded theory geen theorie, maar een wetenschappelijke benadering om vanuit onderzoeksdata concepten te kunnen genereren die samen uiteindelijk tot een theorie kunnen leiden.

3.2. Hoofdredacteuren
Bij het zoeken naar geschikte hoofdredacteuren heb ik gekeken naar het uitgebreide aanbod van Papiaments- en Nederlandstalige nieuwsmedia. Om het onderwerp zo volledig mogelijk te benaderen, heb ik zowel hoofdredacteuren van de geschreven pers als van radio, televisie en nieuwswebsites aangeschreven (King and Horrocks, 2010: 29). Ik heb de genterviewden eerst een email gestuurd waarin ik beschrijf wat het onderwerp van mijn onderzoek is en vervolgens uitgelegd 42

waarom ik hen wil spreken over dat thema. Met enkele hoofdredacteuren heb ik via e-mail een afspraak kunnen maken. De mensen die niet binnen enkele dagen reageerden heb ik vervolgens telefonisch benaderd. Voor een aantal interviews ben ik naar de nieuwsredacties toegegaan om een afspraak te maken.

Nieuwsmedium
1. 2. 3. 4. 5. 6.

Medium

Taal

Jaar

Interview
Leoni Leidel-Schenk Bob Harms Mike Willemse Anoniem Dwight Rudolphina Dick Drayer Dick Drayer Godfried Adem Natasja Gibbs Valesca Diaz Oscar van Dam Gino Bernadina Igmar Torregrosa Merrill Lilo Sulvaran

Versgeperst.com Website Nederlands 2008 TeleCuraao TV + Radio Papiaments 1960 Antilliaans Dagblad Ochtendkrant Nederlands 2002 Anoniem Anoniem Anoniem Anoniem Radio Mas Radio Papiaments 2001 Radio Ned. Radio/website Papiaments/Nederlands 1947 -okt Wereldomroep 2012 Persbureau Curaao Website Nederlands 2008 7. Radio Direct Radio Papiaments ? 8. Dolfijn FM Radio Nederlands 2002 9. Extra Ochtendkrant Papiaments 1976 10. CBA Televisie Papiaments, Spaans 2011 11. Amigoe Middagkrant Nederlands 1884 12. Ultimo Noticia Ochtendkrant Papiaments 1982 13. Vigilante Ochtendkrant Papiaments 1995 Figuur 9: overzicht genterviewde (plaatsvervangende) hoofdredacteuren.

Enkele nieuwsmedia konden niet meewerken vanwege het tijdelijk ontbreken van een hoofdredacteur of omdat deze tijdelijk niet op Curaao aanwezig was. Een aantal hoofdredacteuren wezen een plaatsvervangend persoon aan. Dit was het geval bij Versgeperst.com, CBA, Radio Nederland Wereldomroep en Ultimo Noticia. Uiteindelijk heb ik met dertien (plaatsvervangende) hoofdredacteuren gesproken (figuur 9, in chronologische volgorde van interviewen). Dick Drayer sprak als hoofdredacteur van Persbureau Curaao en namens de hoofdredacteur van Radio Nederland Wereldomroep. En nieuwsmedium wilde alleen anoniem meewerken.

3.3. Interviews
In de periode van maandag 11 juni tot en met vrijdag 22 juni 2012 heb ik met dertien personen gesproken over het onderwerp 'Mediawetgeving op Curaao'. Het interview wordt gezien als het beste instrument voor het verzamelen van data voor kwalitatief onderzoek (King and Horrocks, 2010: 6). Aangezien Curaao relatief klein is en de meeste nieuwsredacties in of rond het centrum zijn gevestigd, zijn de verschillende locaties goed bereikbaar met de auto. Persoonlijke interviews hebben als voordeel op telefonische interviews dat de sfeer informeler is en daardoor de non-verbale communicatie beter tot zijn recht komt (King and Horrocks, 2010: 2). 43

De interviews duurden gemiddeld tussen de dertig en zestig minuten en waren semigestructureerd. Het interview had geen strikte volgorde van vragen, maar was eerder een geleid gesprek, dat als voordeel heeft dat de genterviewden ook zelf spontaan eigen onderwerpen konden aansnijden die relevante informatie konden opleveren (King and Horrocks, 2010: 35). Om de genterviewden zich op hun gemak te laten voelen, vonden de interviews plaats op hun redactie, of op een andere, door hen voorgestelde locatie (King and Horrocks, 2010: 43). Aan het begin van het interview vroeg ik de hoofdredacteur om het nieuwsmedium te omschrijven: hoe lang het bestaat, uit wie hun publiek hoofdzakelijk bestaat en op welke manier ze hun inkomsten genereren. Daarna vroeg ik hoe zij het huidige medialandschap op Curaao aan buitenstaanders zouden omschrijven. Vervolgens hoe zij terugkijken op de periode waarin oudminister Leeflang een mediawet wilde opstellen en welke bijdrage hun nieuwsmedium heeft geleverd in die discussie. Verder sprak ik met hen over hoe zij denken over het nut, de organisatie en het takenpakket van een potentieel op te richten mediaraad. Ook vroeg ik hen hoe ze zelf omgaan met zelfregulering en ten slotte of zij verwachten of een mediaraad er daadwerkelijk zal komen of niet. Met toestemming van de genterviewden heb ik alle interviews opgenomen, zodat ik de gesprekken naderhand letterlijk kon uitwerken (King and Horrocks, 2010: 44). Daarbij heb ik afgesproken dat ik de audiofragmenten niet zal uitzenden, of voor een ander doel zal gebruiken dan voor mijn onderzoek. Met de genterviewden van Versgeperst.com, Antilliaans Dagblad, Radio Nederland Wereldomroep en Persbureau Curaao, Amigoe, CBA en Vigilante heb ik de afspraak gemaakt dat ik hen vooraf de quotes, waarin zij of hun nieuwsmedium worden aangehaald, zal toesturen om te verifiren of ik hun woorden correct heb genterpreteerd. En hoofdredacteur wilde geheel anoniem blijven en gaf aan dat hij/zij niet wilde dat quotes aan hem/haar of aan zijn/haar nieuwsmedium zouden worden toegeschreven.

44

4. Resultaten
In dit hoofdstuk formuleer ik een antwoord op de volgende onderzoeksvraag: Hoe denken hoofdredacteuren van Curaaose nieuwsmedia over zelfregulering van de journalistiek in de vorm van een mediaraad? Om die vraag te kunnen beantwoorden ben ik met dertien (plaatsvervangende) hoofdredacteuren van in totaal veertien nieuwsmedia op Curaao in gesprek gegaan. Het interview dat ik met oud-minister Omayra Leeflang van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur van de voormalige Nederlandse Antillen heb gehouden fungeerde als fundament van deze gesprekken. Onderstaande resultaten zijn de onderzoeksuitkomsten die ik op basis van de grounded theory van Strauss heb uitgewerkt. In de interviews is door de hoofdredacteuren enerzijds teruggeblikt op de discussie rondom mediawetgeving en is anderzijds de huidige toestand van de Curaaose journalistiek beoordeeld en is geprobeerd de toekomst van een mogelijke mediaraad in te schatten.

4.1. Curaaose medialandschap


Om een beeld te krijgen hoe de hoofdredacteuren zelf het medialandschap op Curaao beleven en om na te kunnen gaan of zij de journalistieke cultuur op het eiland, zoals beschreven in hoofdstuk 2, hetzelfde ervaren, heb ik gevraagd hoe zij dat aan buitenstaanders zouden omschrijven. Tevens heb ik hen een aantal scenarios voorgelegd en gevraagd hoe hun nieuwsmedium in dergelijke situaties zou handelen en met welke beweegredenen ze dat zouden doen. De meeste hoofdredacteuren vinden het bijzonder dat Curaao met een bevolking van 150.000 mensen over ongeveer 30 radiozenders, drie televisiezenders en negen kranten beschikt (interviews: 1, 4, 5, 8, 9 en 12). Curaao is echt een radioland, maar dat is volgens hoofdredacteur Natasja Gibbs van radio Dolfijn FM deels verklaarbaar doordat de meeste mensen iedere dag veel tijd in hun auto doorbrengen. Bovendien is het, naast Internet, een medium dat op ieder moment van de dag recente nieuwswaardigheden kan verkondigen. De Papiamentstalige media spelen in de samenleving een leidende rol in de nieuwsvoorziening. Zij krijgen belangrijke politici sneller in de studio of voor de microfoon dan de Nederlandstalige media. De Papiamentstalige media bepalen daardoor grotendeels over welke onderwerpen de gemeenschap praat (interviews: 2, 4, 8 en 13). Gibbs, werkzaam voor een Nederlandstalig medium, merkt op dat mensen er s ochtends vroeg bij moeten zijn, omdat anders de populaire Papiamentstalige ochtendkranten zoals Extra, Ultimo Noticia en Vigilante al zijn uitverkocht. De kranten die het beste verkopen zijn volgens Gibbs 45

niet alleen de tabloids qua formaat, maar ook qua oorspronkelijke betekenis van bloederige fotos, schreeuwende koppen en suggestieve teksten:

Het merendeel van de lokale kranten is zeer suggestief, vooroplopend op de feiten of uit betrouwbare [bedoeld=anonieme?] bronnen. Dat is ook echt iets wat ik hier op het eiland heb meegemaakt dat het gewoon kan. Dat je hele teksten kunt schrijven vanuit betrouwbare [bedoeld=anonieme?] bronnen. Dat vind ik best vreemd. De journalistieke opleiding die ik in Nederland heb gehad, heb ik best wel geleerd dat je moet gaan kijken, waar haal ik mijn informatie vandaan en wie is het en is het een autoriteit op dat gebied of niet. En dat je niet hele lappen tekst kunt schrijven op basis van geen bron of een aanname. Ja dat gebeurt wel heel veel hier (interview 8).

Curaao is een klein land waar de meeste mensen elkaar kennen. Door de omvang van het eiland worden gebeurtenissen die in grote landen niet zouden opvallen wel nieuws en via de media al snel onder de aandacht gebracht (interviews 3, 5, 9 en 12). Het is een klein eiland en iedereen wil weten wat er met zijn buren gebeurt, aldus Valesca Diaz van de krant Extra (interview 9). Het volle medialandschap leidt tot een sterke concurrentie tussen de verschillende media omdat iedereen het publiek voor zich probeert te winnen (interviews 1, 5, 6, 9, 10, 11, 12, 13). Ook menen sommigen dat het Curaaose publiek van redu, oftewel roddels en geruchten houdt en dat nieuwsmedia tegemoet komen aan die wens van het publiek om daar over te lezen en te horen (interviews 1, 6, 7, 8 en 10). Volgens Gino Bernadina van Amigoe verspreiden Curaaose media niet bewust redu, maar zorgt de sterke concurrentie ervoor dat bepaalde media niet voldoende tijd nemen om die geruchten na te trekken. Ik denk dat een paar kranten misschien ten onrechte de stempel hebben dat ze meer redu brengen dan nieuws. Ze nemen meer risico dan bewust aan de redu te doen. Mensen interpreteren dat het bewust roddelen is, maar ik geloof niet dat het bewust roddelen is (interview 12). Gibbs meent dat de media die er vaak van worden beschuldigd dat ze hun nieuws ongecontroleerd verspreiden, wel de nieuwskanalen zijn waar de informatie het snelst vandaan komt. Misschien niet altijd met de hoor en wederhoor en helemaal bevestigd zoals dat zou moeten, maar het is er wel. Kijk en wij rennen er dan achteraan. Zij nemen het risico om een losse flodder af te schieten en wij gaan het dan verifiren en de rest van het verhaal eruit halen (interview 8). Uit de gesprekken met de hoofdredacteuren blijkt dat het lastig is om de verschillende nieuwsmedia in categorien in te delen. Ieder nieuwsmedium heeft een eigen doelgroep voor ogen en voert een eigen mediabeleid uit. Toch zien Gibbs en ook Leoni Leidel-Schenk van Versgeperst.com, Dick Drayer van Radio Nederland Wereldomroep en Persbureau Curaao en Godfried Adem van

46

Radio Direct een verschil in hoe de nieuwsmedia het journalistieke vak uitoefenen. Enerzijds zijn er journalistieke organisaties die op een formele manier verslag doen met behulp van hoor en wederhoor, het checken van feiten en die voorzichtig omgaan met het publiceren van privacygevoelige informatie. Anderzijds zijn er media die liberaler omgaan met die journalistieke principes en die op een sensationele wijze publiceren over bijvoorbeeld criminaliteit en corruptie (interviews 1,3, 5 6, 7, 8, 9 en 12). Toch stelt Oscar van Dam van CBA dat er geen sprake is van een hele strikte tweedeling tussen informatieve en sensationele nieuwsmedia. Het loopt door elkaar (interview 10). Merrill Lilo Sulvaran van Vigilante beweert dat tachtig procent van de Curaaose media geen echte onderbouwde journalistiek aflevert. Ook veel andere hoofdredacteuren zijn van mening dat de kwaliteit van de journalistiek te wensen overlaat (interviews 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 13). Aan de Universiteit van de Nederlandse Antillen (UNA) kan geen opleiding Journalistiek worden gevolgd en dat verklaart waarom de meeste journalisten op het eiland het vak in de praktijk leren. Adem meent dat veel verslaggeving ook op een laag niveau blijft, omdat de meeste journalisten geen kritische vragen durven te stellen of niet in staat zijn om tussen de regels door boodschappen te ontcijferen en te interpreteren:

Hier op de Antillen hebben ze een cultuur van mijn vuile was hangen jullie niet buiten. Een Nederlandse journalist komt hier of werkt hier als correspondent. Wat ze in de Nederlandse media vertellen is niet alleen maar het kernverhaal, maar ze komen ook met zijn of haar eigen interpretatie en dan nog met een commentaar erbij. Daar heeft men hier moeite mee (interview 7).

Een ander probleem dat Adem aankaart is de nauwe verwantschap tussen media, politiek en bedrijfsleven. Het probleem op het eiland is, als ik eenmaal bevriend ben met iemand mag ik niets verkeerds zeggen over die persoon. En daar doe ik niet aan mee (interview 7). Adem vertelt dat hij veel verwijten kreeg toen hij over zijn neef, een politicus die een blunder beging, publiceerde. Diaz herkent dit probleem en vertelt dat ze in de Extra over haar eigen broer, werkzaam bij de douane, heeft geschreven toen hij opgepakt werd voor drugshandel. Ze zegt dat veel mensen haar destijds raar aankeken omdat ze ongunstig over haar eigen familie had bericht. Volgens Diaz is dat de essentie van journalistiek:

Als journaliste moet je goed in je hoofd prenten dat je pen heel belangrijk is. Je pen heeft geen broer, geen zus, geen vader, geen moeder, geen vriend, geen vriendin. Dat is je pen. Dus jij kan vrienden hebben, maar je pen niet (interview 9).

47

Gibbs en ook Igmar Torregrosa van Ultimo Noticia hebben het beide meegemaakt dat ze misstanden aan de kaak stelden bij ondernemers die ook bij hun nieuwsmedium adverteerden. Beide hoofdredacteuren vinden echter dat de journalistieke berichtgeving los moet staan van hun sponsors (interview 8 en 11). Gibbs zou het daarom aanmoedigen als nieuwsmedia in de contracten met adverteerders opnemen dat eventueel voor sponsors niet-welgevallige berichtgeving niet wordt aangepast (interview 8). Ook andere hoofdredacteuren ervaren de nauwe verhoudingen tussen media, politiek en bedrijfsleven als een obstakel in het Curaaose medialandschap (1, 2, 5, 6, 7 en 9).

Privacyschending Een kritiekpunt van oud-minister Leeflang op Curaaose nieuwsmedia is de privacyschending van de bevolking. Bijvoorbeeld wanneer de volledige naam van een verdachte wordt gepubliceerd of als fotos van personen die bij een arrestatie door de politie zijn opgepakt worden verspreid. Ook het bekendmaken van namen van slachtoffers bij verkeersongelukken en overvallen en het plaatsen van fotos vindt Leeflang een kwalijke zaak. Aan de hoofdredacteuren heb ik daarom gevraagd welke beslissingen zij maken omtrent het wel of niet publiceren van namen van daders en slachtoffers en het publiceren van bloederig en indrukwekkend beeldmateriaal. Volgens de hoofdredacteuren is er niet een vaste regel op de redactie die op alle mogelijke situaties toepasbaar is. Leidel-Schenk vertelt dat in hun publicaties alleen de volledige naam en leeftijd van overleden personen worden gepubliceerd. Wanneer het slachtoffer nog leeft of de verdachte nog niet is berecht, dan wordt alleen de leeftijd en niet de identiteit bekend gemaakt (interview 1). Versgeperst.com heeft over lopende zaken contact met de persvoorlichter van de politie. Ook andere nieuwsmedia geven aan dat de berichtgeving van de politie leidend is. Wanneer de persvoorlichting van de politie de namen en leeftijd bekend heeft gemaakt, gaat de redactie over tot het publiceren daarvan (interviews 1, 3, 4, 6, 7, 9, 10, 11 en 12). Sommige hoofdredacteuren geven aan dat de identiteit van een verdachte, zeker wanneer deze minderjarig is, moet worden beschermd zolang hij nog niet door justitie is berecht (interviews 1, 2, 5, 6, 7, 8, 10 en 12). Juist omdat het eiland klein is en de mensen elkaar al snel kennen, kunnen de media er door hun berichtgeving voor zorgen dat iemand nog niet in de rechtbank, maar al wel door de samenleving is veroordeeld. Dat moet volgens hen worden voorkomen. De situatie van het beschermen van iemands identiteit kan echter onhoudbaar worden, bijvoorbeeld wanneer het om een politiek figuur of een belangrijke ondernemer gaat. Als over de verdachte loterijbaas R. d. S. wordt gesproken, weet iedereen dat het om Robbie dos Santos gaat. Of wanneer de mensen, door de grootte van het eiland, op een gegeven moment weten om welke verdachte het gaat. In die situaties vermelden nieuwsmedia geen initialen meer, maar wordt overgegaan op het noemen van de volledige naam (interviews 3, 4, 6, 8 en 12). 48

Over het publiceren van bloederige fotos wordt verschillend gedacht. Sommige nieuwsmedia, met name de Nederlandstalige, menen dat het plaatsen van gedetailleerde fotos geen toegevoegde waarde op het nieuwsbericht heeft en bovendien niet van respect naar de nabestaanden getuigt (interviews: 1, 3, 6 en 10). Drayer, werkzaam voor zowel Radio Nederland Wereldomroep als Persbureau Curaao, vertelt dat hij met twee maten meet en zelf ook wordt benvloed door het medialandschap op Curaao. Voor zijn werkzaamheden voor RNW moet hij rekening houden met de ethiek van de Nederlandse moederorganisatie. Sommige fotos die bij RNW niet door de beugel kunnen, plaats hij soms wel op Persbureau Curaao, maar hij vervaagt dan bijvoorbeeld gezichten. Maar ik heb al meningsverschillen met mijn redactie in Hilversum, en dan zie je dus al dat ik genfecteerd ben met de mediaopvattingen van hier (interview 6). Andere nieuwsmedia willen het nieuws van ongevallen en moorden wel brengen, maar kiezen er voor om hun beelden op afstand te nemen, zodat het publiek wel een indruk krijgt van wat er is gebeurd, maar zonder direct op bloederige of indrukwekkende details in te gaan (interviews: 2, 3, 6, 10 en 12). Drayer en Van Dam merken verder op dat sommige nieuwsmedia bij misdaadzaken niet de daders en slachtoffers anonimiseren, maar wel de gezichten van politieagenten vervagen om hen te beschermen tegen mogelijke represailles (interviews 6 en 10). Diaz van Extra zegt dat haar nieuwsmedium in sommige situaties fotos bewerkt. Als op de gekozen foto van de voorpagina bloed is te zien, dan wordt deze tegenwoordig in zwart-wit afgedrukt, zodat het niet duidelijk is of het om bloed gaat (interview 9). Een ander voorbeeld dat ze noemt is het beeldmateriaal dat haar fotograaf maakte van een vermoorde vrouw wiens bovenlichaam alleen met een bh was bedekt. Het waren afschuwelijke fotos. En ons graphic designer, die zet kleren voor die mensen. Want het is niet leuk, dat het kind van die vrouw zijn moeder daar dood ziet liggen met de bh gewoon zo. Nee we zetten gewoon iets daarop. Het nieuwsmedium had ook kunnen besluiten om de fotos niet te publiceren, maar daar kiest Extra niet voor:

We hebben een publiek dat die fotos wel wil zien, maar we geven het publiek niet altijd wat zij willen zien. We geven het hen iets meer genuanceerd. Ze zien het wel, ze zien iemand daar liggen. Dat wil het publiek hoor. Ze willen zien: jullie waren daar. Dus we zetten gewoon een foto daar van iemand met een kleed ervoor en ze zien het toch. Je geeft het wel, maar je geeft het netjes. Niet zo ruw.

Op de vraag waar een voorpaginafoto aan moet voldoen antwoordt Torregrosa van Ultimo Noticia dat hij daarbij ook voor ogen houdt dat hij een zaak draaiende moet houden (interview 11). En hoewel mensen volgens hem zeggen dat ze alsjeblieft geen dode mensen op de voorpagina willen

49

zien, zijn het diezelfde mensen die vervolgens wel zijn krant kopen als er dode mensen op de foto staan. Je hebt een zaak, je hebt een soort demand op de markt wat mensen graag willen. Het is vanuit een economisch oogpunt, oftewel geredeneerd vanuit het marktmodel, waarom vaak over ongevallen en misdaadnieuws verslag wordt gedaan, zo menen verschillende hoofdredacteuren. De bevolking wil dat nieuws graag zien en aan die wens wordt door verschillende Curaaose nieuwsmedia gehoor gegeven (interviews: 2, 4, 6,7, 8, 9, 10, 11 en 13). Sulvaran van Vigilante vertelt dat hij zeventien jaar geleden een gat op de markt vulde door zich voornamelijk op justitieel- en misdaadnieuws te richten. Hiermee wist hij een groot publiek te bereiken en de concurrentie aan te gaan met andere populaire kranten die misdaadnieuws verslaan (interview 13). Hij streeft ernaar om binnen twee jaar de grootste krant van Curaao te worden. Sulvaran is het met Torregrosa en Diaz eens dat zakelijke overwegingen zeker een rol spelen bij het bepalen welk beeldmateriaal op de voorpagina verschijnt. Maar het gaat volgens hem absoluut niet alleen om het aandacht trekken van het publiek met sensationele fotos, maar ook omdat hij de werkelijkheid niet onder stoelen of banken wil schuiven:

Je kunt de werkelijkheid niet langer meer verstoppen. Er is armoede en mensen zoeken dus de uitweg van armoede op. Dat is gewoon crimineel worden. Rechters in de rechtbank huilen al jaren om een jeugdgevangenis, maar die komt niet en wij schrijven daar ook over. En er is nog steeds een behoefte om te weten wat mooi en wat lelijk is. Dus je kunt niet altijd mooie dingen schrijven, want je verbetert er niets mee. Je moet gewoon eerlijk zijn, inderdaad misschien minder schokkende fotos, maar als er een schokkend bericht richting de gemeenschap gaat, als een veertienjarige een dertienjarige doodschiet, jaaa, dan komen de fotos in de krant. Want we moeten beseffen dat we eerlijk met elkaar kunnen zijn (interview 13).

Verschillende hoofdredacteuren delen de opvatting van Sulvaran dat die onderwerpen tot bezorgdheid in de samenleving leiden en daarom ook in de media worden vermeld (5, 9, 10 en 12). Bernadina vertelt dat de discussie over bloederige fotos destijds mede werd aangezwengeld door mensen uit de toeristische sector die vonden dat zulke fotos het imago van het eiland negatief benvloeden. Daar kan ik me in vinden, maar aan de andere kant moet je ook wel beseffen dat het niet plaatsen een probleem ook niet doet weggaan. Je moet er ergens een balans in vinden (interview 12). Ook Van Dam vindt dat informatie over bijvoorbeeld schietpartijen niet door de media achtergehouden hoeven te worden. Sommige dingen moet je gewoon weten (interview 10). Zijn televisiestation maakt wel melding van dergelijk nieuws, maar praat daar niet sensationeel, maar informatief over. Volgens Van Dam wordt bij hun berichtgeving daarom niet over misdaadzaken gespeculeerd of op bloederige details ingezoomd (interview 10).

50

Hoewel er nog steeds bloederig beeldmateriaal verschijnt, is het veel minder dan een aantal jaren geleden (interviews 2, 5, 9, 10, 11, 12 en 13). Mike Willemse van het Antilliaans Dagblad noemt de Extra als voorbeeld van een van oorsprong zeer sensationele krant die zich door de jaren heen een ander karakter heeft aangemeten (interview 3). Volgens hem begon die krant in de jaren zeventig als sensatiekrant met bloed, ongelukken, schietpartijen en slachtoffers en is de Extra daardoor ook gegroeid. Willemse meent dat de krant nu echter veel zakelijker te werk gaat en het sensationele karakter aan het afvlakken is. En toch blijft de oplage hetzelfde, maar ze zijn veel serieuzer te werk gegaan. Veel minder bloed om het zo maar te zeggen. Dat geeft de burger, en eigenlijk ook de journalist, wel weer wat moed dat het wel kan (interview 3). Ook Bernadina benoemt die ontwikkeling van Extra (interview 12). Diaz, hoofdredacteur van de Extra, schetst hetzelfde beeld van die metamorfose. Ze vertelt dat haar krant twee jaar geleden tijdens de carnavalsperiode een foto op de voorpagina had gepubliceerd van een jongen die in zijn auto was beschoten en er ernstig aan toe was. En oe, veel kritiek op de radios. De mensen zijn er niet meer aan gewend dat Extra zulke fotos publiceert. Vigilante had ook zon foto gepubliceerd, zij hebben geen kritiek gekregen. Het hoort bij hen, bij ons niet (interview 9). Torregrosa van Ultimo Noticia, een krant die veel over corruptie schrijft, zegt dat het een worsteling is tussen enerzijds het leveren van kwalitatief goede berichtgeving en anderzijds het tegemoetkomen van het publiek door hen sensationeel nieuws te geven. Volgens hem moet een nieuwsmedium inderdaad zijn doel voor ogen houden: Je moet ook rekening houden met waar je deze mensen naar toe stuurt. Dus het is een kwestie van tijd. Je gaat het niet in n keer veranderen (interview 11).

4.2. Discussie rondom mediaraad Leeflang


Uit het gesprek dat ik met oud-minister Omayra Leeflang van Cultuur voerde, en ook uit het online beschikbare archief van het Antilliaans Dagblad, komt naar voren dat de discussies rondom mediawetgeving zich voornamelijk hebben afgespeeld tussen 2005 en 2010. In mijn gesprekken met de hoofdredacteuren heb ik gevraagd hoe zij terugkijken op die discussies. Sulvaran vertelt dat hij destijds als lid van de Persraad, een vereniging van dagbladeigenaren, de discussie nauw heeft gevolgd. Volgens hem is het echter niet oud-minister Leeflang van de PAR, maar haar voorganger oud-minister Stanley Lamp van politieke partij MAN, geweest die de eerste stappen voor een mediawet heeft gezet. Lamp zou zich zorgen hebben gemaakt om de intimiderende taal die een cultuurvorming begon te worden binnen de audiovisuele media, door 51

laag geschoolde mensen aan de microfoon te zetten. Hij zou vooral in de audiovisuele media regelgeving hebben willen brengen, vertelt Sulvaran. Dus men denkt dat die hele mediaraad eigenlijk een idee was van Leeflang, dat is niet waar en ook die drukpers was niet waar. Het was de audiovisuele media, dat was het probleem (interview 13). De persraad kon zich wel vinden in de ideen van Lamp, vertelt Sulvaran, maar niet in die van Leeflang, omdat zij met andere beweegredenen de mediawetgeving wilde doorstarten. Sulvaran meent dat Leeflang geen grip op de publicaties van de media had en dat zij daarom de mediawet wilde gebruiken om dit te kunnen beteugelen. Omayra Leeflang had politieke redenen ermee. Dus ze wou radioprogrammas gaan beperken, die dus directe kritiek hadden op de PAR (interview 13). Niet alleen Sulvaran, maar ook andere hoofdredacteuren hebben hun bedenkingen bij de intenties van Leeflang om een mediawet van de grond te krijgen. Ook zij menen dat Leeflang de negatieve berichtgeving over de PAR op deze wijze aan banden wilde leggen (interviews 2, 5, 11 en 13). Volgens Torregrossa van Ultimo Noticia was het met name politiek leider Helmin Wiels van Pueblo Soberano die met zijn dagelijkse radioprogramma een behoorlijke doorn in het oog was (interview 11). Bijna alle hoofdredacteuren vinden het een kwalijke zaak dat het idee van een mediaraad destijds vanuit de politiek is genitieerd. Zij menen dat de politiek zich niet met de media mag bemoeien en zeker geen controlerend orgaan mag oprichten (interviews 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12 en 13). Willemse van het Antilliaans Dagblad is stellig: Niet van bovenaf, niet opgelegd, niet wettelijk geregeld, ook al zijn de bedoelingen misschien goed. Een wet kan prima zijn, maar een wet kan ook misbruikt worden (interview 3). Leeflang zegt dat enerzijds het ongecontroleerd afgeven en verlengen van vergunningen van audiovisuele media en anderzijds het schenden van de privacy redenen zijn om tot een mediawet te komen. Een meerderheid van de hoofdredacteuren meent dat met name de ongereguleerde afgifte van audiovisuele vergunningen tot chaos en kwalitatief slechte journalistiek leidt (interviews 5, 9, 10, 11, 12 en 13). Niet alleen het slechte en intimiderende taalgebruik, maar ook het verspreiden van ongecontroleerde nieuwswaardigheden zijn een groot probleem. Adem van Radio Direct meent dat veel mensen een radiostation beginnen zonder een duidelijk doel voor ogen te hebben (interview 7). Volgens Dwight Rudolphina van Radio Mas komt dat omdat jongeren liever als diskjockey achter een microfoon kruipen dan als journalist. Dat geeft ze meer aandacht (interview 5). Toch zien sommige hoofdredacteuren ook de sensationele verslaggeving, waarbij de privacy van mensen wordt geschonden als een probleem dat aanleiding geeft tot het opstellen van ethische kaders (1, 2, 5, 6, 8). Zoals in de vorige paragraaf al aan de orde is gekomen vindt men dat de trend van het publiceren van heftig beeldmateriaal echter wel aan het afnemen is.

52

Een andere constatering van Leeflang is dat het politieke debat grotendeels buitenparlementair via de media wordt uitgevochten. Ook Leidel-Schenk meent dat er veel te veel politiek via de media te horen is. Ik vind dat de politieke zendtijd veel meer aan banden gelegd moet worden (interview 1). Volgens Bob Harms van TeleCuraao is er een nieuwe trend gaande dat de regering over de media heen met de bevolking praat. De regering kiest ervoor om hun persconferenties rechtstreeks uit te zenden, zodat de boodschap direct de bevolking bereikt en niet via de media gefiltreerd wordt. Dat is een strategie (interview 2). Een strategie die wordt ingezet, omdat nieuwsmedia ernstig zijn gepolariseerd, meent Harms. Van Dam vindt dat Leeflang in haar rol als politica die een mediawet wilde invoeren besmet is. Hij vertelt dat de oud-minister twee jaar geleden in haar eigen radioprogramma, waarin de politica dus de rol van journalist op zich neemt, uitspraken heeft gedaan over de toenmalige minister van Onderwijs die zij later van de rechter moest rectificeren. Dus ze heeft zelf ook laten zien, in die zin, dat ze onderdeel van het probleem is (interview 10). 2 Toch zien bijna alle hoofdredacteuren wel het nut van een mediaraad in (1, 2, 3, 5, 6, 7, 8, 10, 11 en 13). Ieder echter wel met zijn eigen mitsen en maren. De overige hoofdredacteuren zijn van mening dat een mediaraad niet nodig is, omdat media zichzelf uiteindelijk wel zullen reguleren (4, 9 en 12). Bernadina doet een lichte voorspelling dat er in de toekomst geen financile ruimte zal zijn voor de vele verschillende media. Hij verwacht dat de beste media uiteindelijk stand zullen houden (interview 12).

4.3. Vormgeving mediaraad


Leeflang stelt dat de beroepsgroep vrij onafhankelijk zou mogen bepalen hoe de mediaraad wordt ingevuld. Voordat de overheid echter subsidie toe zou kunnen kennen, werden wel een aantal eisen aan de raad gesteld, zoals het bevorderen van verantwoorde journalistiek, het opstellen van een journalistieke code, het behandelen van klachten over reclameboodschappen en journalistieke gedragingen. Ook het bijhouden van internationale ontwikkelingen op het gebied van media- en informatiediensten en het organiseren van de Werelddag van de Vrijheid van de Pers op 3 mei. Hoe zien de hoofdredacteuren de organisatie en het takenpakket van een mediaraad voor zich? Als er een mediaraad op Curaao zal komen dan moet dat ontstaan vanuit een behoefte van de journalistieke beroepsgroep en moet het niet van bovenaf worden opgelegd door de regering. De
2

Deze uitspraak heb ik geverifieerd. In het nieuwsbericht Leeflang moet rectificeren (Monart, 2011) staat dat Leeflang in haar radioprogramma Ata Palabra minister Ren Rosaria heeft beschuldigd van seksuele intimidatie bij vrouwelijke werknemers van Kas di Kultura. Ze heeft niet kunnen bewijzen over betrouwbare bronnen te beschikken en is volgens de rechter buiten de grenzen van het aanvaardbare getreden. De rechter heeft daarom beslist dat Leeflang haar beschuldigingen moest rectificeren.

53

vrijheid van meningsuiting en de onafhankelijke positie van de media zouden hierdoor namelijk in een dubieuze positie komen (interviews 1, 2, 3, 4, 6, 8, 9, 10, 12 en 13). Als het toch van bovenaf zou komen, dan zou het volgens Van Dam vanuit het parlement genitieerd moeten worden en niet vanuit de regering, omdat het parlement net als de media een controlerende functie uitoefent in de democratie (interview 10). De meningen over hoe een mediaraad gestalte zou moeten krijgen zijn verdeeld. Volgens Harms is het eerst nodig dat de nieuwsmedia op Curaao intern op hun eigen redacties het gesprek over journalistieke ethiek aangaan en van daaruit redactiestatuten opstellen. Je kunt onmogelijk via een mediaraad met regels komen, als geen enkel nieuwsmedium hier op Curaao een redactiestatuut heeft. Op die manier weten zowel burgers, journalisten als media-eigenaren wat hun rechten en plichten zijn (interview: 2). Harms heeft geen gelijk als hij stelt dat geen enkel nieuwsmedium over een redactiestatuut beschikt, want Leidel-Schenk bijvoorbeeld geeft aan dat haar nieuwsmedium wel een heeft (interview 1). Een stap die ook voorafgaand aan het oprichten van een mediaraad gezet zou moeten worden is het verenigen van hoofdredacteuren, zo meent Adem van Radio Direct. Als hoofdredacteuren regelmatig met elkaar in gesprek gaan is er meer kans op unificatie en draagvlak voor een mediaraad. Volgens Adem is er momenteel geen saamhorigheid in de journalistieke beroepsgroep (interview 7). Verder zou ook het imago van de journalistiek op Curaao verbeterd moet worden, bijvoorbeeld door het opzetten van een opleiding. Wanneer studenten leren hoe zij journalistiek moeten bedrijven, zal dat zijn uitwerking hebben op een grotere objectiviteit in de verslaggeving, zo meent Van Dam. Wanneer mensen kennis van objectieve journalistiek hebben, pas dan zou een mediaraad kans van slagen hebben (interview 10). Ook Harms meent dat journalisten eerst beter opgeleid moeten worden, voordat de kwaliteit van de journalistiek gecontroleerd kan worden (interview 2). Hoe een mediaraad precies gevormd moet worden vinden de hoofdredacteuren een lastige kwestie. Sulvaran meent dat journalistieke organisaties op Curaao die capaciteit zelf niet hebben. Het plan rondom een mediaraad moet volgens hem wetenschappelijk worden onderbouwd en bovendien ontstaan vanuit een behoefte om de media daadwerkelijk te kunnen verbeteren:

Niet zomaar een plannetje op papier zetten. Dus als je de effectiviteit moet meten van een mediaraad, dan moet je het kunnen meten aan de hand van de inhoud en aan de hand van de uitgangspunten, en hypothesestellingen. En zodra die er niet zijn, dan lukt het niet (interview 13).

54

Volgens Leidel-Schenk staat voorop dat in ieder geval geen politicus als voorzitter van zon mediaraad aangesteld mag worden. Zij meent dat Curaao niet per se een eigen raad hoeft op te zetten, maar eventueel ook gebruik zou kunnen maken van de bestaande faciliteiten binnen het Koninkrijk. Je hebt natuurlijk ook het College Financieel Toezicht, dus waarom dan niet dit uitbreiden naar de Raad voor de Journalistiek hier, want die zitten toch in hetzelfde Koninkrijk. Dat zou ik dan veel liever zien (interview 1). Torregrosa is van mening dat de leden in de mediaraad democratisch gekozen moeten worden, zodat alle nieuwsmedia evenveel inspraak hebben in hun vertegenwoordiging in de raad (interview 11). Leden van de raad zouden kunnen bestaan uit vertegenwoordigers van journalistieke organisaties, media-eigenaren, de consumentenbond, zakenlieden en adverteerders, maar ook uit onafhankelijke leden zoals juristen (3, 7, 9, 11 en 12).

4.4. Curaao Media Organisation


Begin 2012 heeft persvereniging Curaao Media Organisation (CMO) een samenwerkingsakkoord met UNESCO ondertekend met het doel om de lokale pers bij te scholen. Van Dam en Bernadina opperen dat CMO wellicht ook als mediaraad kan fungeren (interview 10 en 12). In Nederland was het de Nederlandse Vereniging van Journalisten die het heeft opgepakt (interview 12). Niet iedereen ziet een doorstart van de CMO als mediaraad zitten. Torregrosa is van mening dat de huidige samenstelling van het bestuur van de CMO niet alle Curaaose nieuwsmedia vertegenwoordigt, omdat het niet democratisch is gekozen (interview 11). Ook Adem is op de hoogte van het bestaan van de CMO, maar denkt niet dat die organisatie in staat is om als mediaraad te gaan fungeren. Het is meer een club met feestjes en eten, nou daar doe ik niet aan mee. Het moet echt iets zijn dat draagkracht moet hebben en iets officieels (interview 7). Gibbs zet haar vraagtekens bij de CMO, maar geeft toe dat ze ook te weinig van de organisatie afweet en hoort:

Ik denk dat het initiatief interessant is, maar ik vraag me af welk doel erachter zit. Is het geboren uit het idee om je eigen belangen te kunnen beschermen. Laat ik het zo zeggen, is het doel om de kwaliteit van de journalistiek op te krikken of juist om de crappy kwaliteit van hun journalistiek te bewaken die ze tot nu toe hebben? (interview 8).

Diaz van Extra vertelt dat zij secretaris is van de CMO, haar fotograaf Stanley Ignacio voorzitter en Sulvaran van Vigilante penningmeester. Ze legt uit dat de organisatie een educatief en sociaal karakter heeft en het hele jaar door activiteiten wil organiseren. Dus dat iedereen bij elkaar kan 55

komen, even een bal schoppen, een drankje, bij elkaar zitten en iets leren. Dat willen we (interview 9). Bijvoorbeeld het geven van een EHBO-cursus, zodat fotografen en journalisten, die meestal eerder op het plaats delict zijn dan de politie, eerste hulp kunnen bieden. Ook journalistieke workshops in samenwerking met de UNESCO staan op het programma. Volgens Diaz heeft de organisatie goede bedoelingen, maar zijn journalisten op Curaao argwanend:

Maar het gaat langzaam, want de journalisten hier zien elkaar als vijand en concurrent. Dat is het probleem hier, nou ja probleem, ja zo zit het hier. Ze kijken goed van ga ik naar die workshop, ga ik niet. We zijn pas begonnen. Dus nu begint het echt body te krijgen (interview 9).

4.5. Aanspreken op journalistieke ethiek


Aan de hoofdredacteuren is gevraagd of zij andere nieuwsmedia op hun journalistieke keuzes zouden aanspreken. Unaniem wordt gezegd dat er geen kritiek op andere nieuwsmedia wordt geuit als die in hun optiek ethische grenzen zouden overschrijden. Sommige hoofdredacteuren zeggen dat ze dat eventueel wel in een informele setting zouden doen (interviews 3, 7, 10, 11 en 12). Hoofdredacteuren op Curaao zien het niet als hun taak om andere nieuwsmedia op hun journalistieke keuzes aan te spreken. Ze vinden het belangrijker om zich op de eigen verantwoordelijkheden te richten en hun producties te toetsen aan journalistieke criteria die op hun redactie worden nagestreefd (interviews 1, 2, 4, 7, 8 en 11). Eigenlijk kunnen nieuwsmedia ook pas op de vingers worden getikt als er richtlijnen zijn omschreven, vindt Drayer:

Als je kaders hebt neergezet, in vrijheid, dan kun je elkaar er ook op aanspreken. Niet om elkaar te corrigeren, maar om te zeggen: ok, we hebben deze kaders afgesproken en ik kijk naar jouw publicaties en probeer dat nou eens in die kaders te plaatsen. Lukt je dat? (interview 6).

Drayer vertelt dat hij twee jaar geleden in een column over de nieuwsselectie van de Vigilante heeft geschreven. Dat is hem toen niet in dank afgenomen. Hij verbaasde zich destijds over het feit dat de krant niet opende met het nieuws dat Curaao officieel een land binnen het Koninkrijk was geworden en schreef daarover:

Op de dag dat de Antillen ophielden te bestaan en Curaao een land werd, vond ik dat terug op bladzijde twintig. De eerste negentien paginas waren bloed en sperma. En ik heb dat in een artikel ook zo genoemd: Na negentien paginas bloed en sperma kwamen we eindelijk de transitie van de Antillen naar Curaao tegen. Die man wil nog steeds niet met mij praten, nu na een aantal maanden

56

nog niet. Die man is furieus. Terwijl het niet anders is dan een beschrijving. Ik lieg niet, maar ik benoem het wel (interview 6).

Volgens Sulvaran van de Vigilante is de informatiebehoefte anders naargelang je inkomen hoger wordt. Volgens hem moeten mensen respecteren dat bij iedere inkomensgroep een bepaalde informatiebehoefte is. Dus wat nieuws voor jou is, is geen nieuws voor mij. En dat moet je kunnen respecteren. Het probleem van de Nederlandstalige media op het eiland is volgens hem dat zij niet communiceren met de laagste bevolkingsgroepen (interview 13). Kritiek van zijn lezers zal Sulvaran zeker serieus nemen, maar niet van mensen die zijn krant ook niet kopen en lezen.

4.6. Taken mediaraad


Zolang er dus geen autoriteit is die omschrijft waar journalistieke berichtgeving op Curaao idealiter aan moet voldoen, is het lastig om publicaties te beoordelen. Mediawetgeving zou daar een rol in kunnen spelen. Toch menen hoofdredacteuren dat een toekomstige mediaraad op Curaao niet moet worden ingezet om de media te controleren, maar om de kwaliteit van de journalistiek te verbeteren. Door ethische kaders te schetsen kunnen publicaties waarover wordt geklaagd vervolgens worden getoetst. Een mediacode moet niet regels opleggen, maar criteria omschrijven die duidelijk maken waaraan kwalitatief goede verslaggeving voldoet (interviews 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8, 10, 11 en 13). Wat zou er volgens de hoofdredacteuren in een mediacode moeten staan? Harms vindt dat er richtlijnen moeten worden opgesteld zodat de bestaande media elkaar niet kanabaliseren. Een mediaraad zou een orgaan moeten zijn die mediaontwikkelingen volgt en op basis daarvan de journalistieke ethiek vormgeeft. Volgens hem - en ook Rudolphina en Gibbs benoemen deze trend zijn er steeds meer uitingen van burgerjournalistiek op Curaao (interview 2, 5 en 8). Iedereen met een mobiele telefoon met ingebouwde camera en toegang tot internet kan zijn eigen nieuws de wereld in sturen en verspreiden:

Waar ligt de grens tussen wat mag en wat niet mag en wie gaat dan oordelen? Iedereen die iets kan
schrijven, die kan ervoor kiezen om het te publiceren via eigen medium en nu met de komst van de nieuwe media is de grens tussen je eigen medium en een privmedium eigenlijk verdwenen, want iedereen met een Blackberry is een potentile publicist. Een foto en tekst op Facebook en binnen tien minuten is het wereldnieuws geworden. En wie gaat dat controleren? (interview 2).

57

Verder zouden er afspraken gemaakt moeten worden dat verslaggeving los komt te staan van de belangen van adverteerders. Eerder noemde ik al voorbeelden van Gibbs en Torregrosa die duidelijk maakten dat sponsors geen invloed mogen hebben op de inhoud van de berichtgeving. Nevenactiviteiten die een mediaraad worden toegedicht, zijn het promoten van het journalistieke vak op scholen (interview 5) en het geven van cursussen aan mensen die werkzaam zijn binnen nieuwsmedia, om hen zodoende kennis bij te brengen over hoe goede journalistiek moet worden bedreven. Op die wijze moet het imago, maar ook de kwaliteit van de journalistiek groeien (2, 3, 4, 5, 6, 7 en 10). Bij de Curaaose nieuwsmedia heerst de gedachte dat een mediacode richtlijnen moet bieden, maar niet als een controlerend orgaan moet fungeren. Het opleggen van straffen en sancties moet volgens de hoofdredacteuren niet in een mediawet worden vastgelegd (interviews 3, 6, 8 en 12). Willemse vindt dat nieuwsmedia de oordelen van een mediaraad zouden moeten publiceren. Ik denk dat je media zou moeten bestrijden met waarin zij zelf het beste zijn, namelijk publicatie (interview 3). Volgens hem zou dat in theorie goed werken, maar hij zegt dat het in de praktijk vaak anders gaat. Als voorbeeld noemen Willemse en Van Dam de krant De Telegraaf in Nederland die weigert om uitspraken van de Raad van de Journalistiek te publiceren (interview 3 en 10). Torregrosa meent dat een mediaraad wel sancties zou moeten kunnen opleggen, omdat het orgaan anders niet zal functioneren (interview 11). Bernadina daarentegen vindt dat het uitdelen van straffen aan de juridische macht overgelaten moet worden en niet aan een mediaraad. Laat ze maar lekker een oordeel vellen over de ethiek in de journalistiek, en als het verder moet, dan zijn er andere wegen. Ook media verplichten om oordelen van een mediaraad te publiceren vindt hij te ver gaan (interview 12).

4.7. Toekomst Curaaose mediaraad


Oud-minister Leeflang denkt dat Curaao over tien jaar een mediaraad heeft, maar het moet volgens haar dan wel worden gestimuleerd. Zij is van mening dat haar initiatiefwet daar een goede bijdrage aan kan leveren. Hoe denken de hoofdredacteuren over de toekomst van een Curaaose mediaraad? Volgens Rudolphina, Van Dam en Torregrosa leeft het onderwerp momenteel niet voldoende onder journalisten en politici en moet de discussie eerst nieuw leven worden ingeblazen voordat het onderwerp weer op de agenda komt (interview 5, 10 en 11). Adem voegt daar aan toe dat er alleen een mediaraad kan komen wanneer iedereen zich inspant (interview 7). Ook al zou de discussie over mediawetgeving weer op gang komen, dan wordt het volgens sommige hoofdredacteuren heel lastig om tot n beroepscode te komen. De neuzen van de

58

nieuwsmedia op Curaao staan volgens hen niet dezelfde kant op en dat zal het formuleren van een beroepscode daarom erg moeilijk maken (interview 6, 7 en 10). Drayer en Diaz zijn ervan overtuigd dat er geen mediaraad op het eiland komt. De nauwe verhoudingen tussen media, politiek en bedrijfsleven maken dat volgens hen onmogelijk en bovendien zou het niet in het voordeel van veel journalistieke organisaties zijn. Het kan zijn dat de overheid daar dwingend in gaat worden, dan gaat die er wel komen uiteraard, maar dan gaat hij niet functioneren, aldus Drayer (interview 6). Diaz is van mening dat er teveel sprake is van vriendjespolitiek om een mediaraad te kunnen realiseren (interview 9). Gibbs heeft goede hoop en meent dat de Curaaose media sterk aan het ontwikkelen zijn. Ze verwacht daarom ook dat een mediaraad een logische stap in dat groeiproces is (interview 8). Ook volgens Bernadina zou een mediaraad logischerwijs volgen in de ontwikkeling van de Curaaose journalistiek, maar hij en verschillende andere hoofdredacteuren wachten af wat er zal gebeuren (interviews 1, 4 en 12). Sulvaran zegt dat Curaao alleen een mediaraad kan krijgen als daar goede intenties aan ten grondslag liggen. Toch denkt hij niet dat er een zal komen:

Het kan ook nooit komen, zolang het niet bedoeld is om, en luister heel goed, zolang het niet bedoeld is om de media daadwerkelijk te kunnen verbeteren qua de communicatiecapaciteiten. Ik zeg het weer, van de journalisten die binnen de media op Curaao werken, nee dan komt het nooit. Dat zullen we nooit toelaten. Als het met een open hart komt dan wel (interview 13).

59

5. Conclusie
Het rommelt in de journalistieke wereld. Een ontwikkeling die tot veel zorgen leidt is de toenemende commercialisering van de journalistieke verslaggeving. Actualiteiten worden steeds vaker geselecteerd op emoties, schandalen of conflicten. Bovendien zorgt de stevige onderlinge concurrentie tussen nieuwsmedia ervoor dat zij hun publiek liever entertainen dan dat zij inhoudelijke en zakelijke verslaggeving verzorgen (RMO, 2003; ROB, 2003; Van Vree, 1991; De Haan, 2011). Uit verschillende onderzoeken (RMO, 2003; ROB, 2003; De Haan, 2011; Wurff & Schnbach, 2012) blijkt dat het publiek zich zorgen maakt over deze ontwikkelingen en hierdoor steeds minder vertrouwen heeft in het nieuws dat journalisten brengen. Burgers verwachten daarom dat nieuwsmedia verantwoording afleggen over de totstandkoming van het nieuws. Nieuwsmedia kunnen op verschillende manieren inzage geven in hun journalistieke werkwijze of aantonen dat ze investeren in de kwaliteit van hun producties. Bijvoorbeeld door ethische codes op te stellen, een ombudsman aan te nemen die bij klachten bemiddelt tussen nieuwsmedium en publiek of door het mediapersoneel journalistieke cursussen aan te bieden. De talloze instrumenten waarmee verantwoording wordt afgelegd of inzage wordt gegeven in hoe journalistieke producties tot stand zijn gekomen worden Media Accountability Systems genoemd. Het meest efficinte instrument om de kwaliteit van de media te bevorderen is de mediaraad. Nederland beschikt sinds 1960 over een Raad voor de Journalistiek en is daarmee het enige land binnen het Koninkrijk der Nederlanden dat zon raad heeft. Curaao, een van de andere landen binnen het Koninkrijk heeft nog niet zon mediaraad. Dit onderzoek heeft tot doel om de volgende onderzoeksvraag te beantwoorden: Hoe denken hoofdredacteuren van Curaaose nieuwsmedia over zelfregulering van de journalistiek in de vorm van een mediaraad?

5.1. Journalistieke zelfregulering op Curaao in de vorm van een mediaraad


Een literatuurbeschrijving van het Curaaose medialandschap aan de hand van de drie mediamodellen van Schudson laat zien dat nieuwsmedia commercieel en sensationeel zijn en zeer gericht zijn op de wensen van het publiek. Bovendien zijn er sterke aanwijzingen dat nieuwsmedia (in-) direct gelieerd zijn aan de politiek en het bedrijfsleven. Op Curaao zijn dus met name het marktmodel en het spreekbuismodel van Schudson van toepassing. In deze scriptie is onderzocht in hoeverre er behoefte is aan een journalistieke werkwijze volgens het derde model van Schudson, het machtigingsmodel. Nieuwsmedia behorend tot dit model benaderen de actualiteiten kritisch en

60

belichten ze vanuit verschillende standpunten. Het opzetten van een mediaraad past het beste in dit mediamodel, omdat hierbij kritisch naar de journalistieke werkwijze wordt gekeken. Oud-minister Omayra Leeflang van Onderwijs, Cultuur en Sport van de voormalige Nederlandse Antillen heeft zich ingezet om mediawetgeving van de grond te krijgen. Zij stelt dat er twee belangrijke argumenten zijn waarom mediawetgeving op Curaao noodzakelijk is. Ten eerste is er meer structuur en controle nodig omtrent het afgeven en verlengen van vergunningen voor audiovisuele media. Ten tweede maakt zij zich zorgen over hoe het gros van de nieuwsmedia met de privacy van de bevolking omgaat. Maar daarnaast laat zij zich ook kritisch uit over het politieke debat dat verschuift van het parlement naar de media. Mediawetgeving is in haar optiek nodig omdat nieuwsmedia niet uit eigen beweging aan zelfregulering doen. In 2003 stelden de ministeries van Cultuur en Verkeer en Vervoer samen een gedragscode voor de elektronische media op en ze verspreidden in 2005 de informatiefolder Gedragscode Radio & TV (zie bijlage 2). Deze folder werd onder de bevolking verspreid, zodat burgers inzicht kregen aan welke regels vergunninghouders van elektronische media zich moesten houden. Bovendien konden ze klachten doorgeven als deze regels werden overtreden. Tijdens de regeerperiode 2006-2010 zette Leeflang zich in om een mediawet van de grond te krijgen door met verschillende mediaorganisaties en bewoners van de vijf eilanden van de voormalige Antillen te spreken over hun wensen en frustraties. Op basis daarvan maakte de oudminister een conceptmediawet waarin ook werd gesproken over een op te richten mediaraad. Deze raad zou moeten bestaan uit vertegenwoordigers van de gedrukte pers, de elektronische pers, de reclamebranche en de consumentenbond. Zij moesten vervolgens gaan controleren of de mediawet werd nageleefd. Leeflang kreeg echter zowel van de eigen regering als vanuit Nederland veel kritiek op haar voorstel. Met name op het artikel dat de minister van Cultuur voorzitter van de op te richten mediaraad zou worden en sancties zou mogen opleggen. Haar wetsvoorstel is blijven liggen en tot nu toe door de nieuwe regeringen sinds de staatkundige hervormingen van 2010 nog niet weer opgepakt. Om mijn onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden sprak ik vervolgens met dertien (plaatsvervangende) hoofdredacteuren van veertien kranten, radio- en televisiezenders van zowel Papiaments- als Nederlandstalige nieuwsmedia over deze plannen van oud-minister Leeflang. Deze interviews heb ik aan de hand van de grounded theory van Strauss geanalyseerd en gecodeerd. Zonder een vooraf gedefinieerde hypothese ben ik het onderzoek begonnen. Hypotheses en theorien kregen gedurende het onderzoeksproces gestalte door op inductieve wijze data te verzamelen en deze constant te analyseren en met elkaar in verband te brengen. Terugblikkend op de discussie rondom mediawetgeving stellen de hoofdredacteuren dat het probleem van de Curaaose journalistiek deels ligt aan de chaos rondom afgifte en verlenging van 61

vergunningen voor audiovisuele media, en dan met name in de ongecontroleerde berichtgeving die veel radiozenders verspreiden. Enkele hoofdredacteuren zijn van mening dat Leeflang die toestand van audiovisuele media heeft aangegrepen om ook politieke kritiek op haar partij, de PAR, aan banden te kunnen leggen. Met name Helmin Wiels, politiek leider van Pueblo Soberano, zou haar een doorn in het oog zijn geweest vanwege zijn dagelijks uitgezonden radioprogramma. Leeflang heeft in januari 2011 in haar eigen radioprogramma echter minister Ren Rosaria beschuldigd van seksuele intimidatie van verschillende vrouwen. Zij moest dit van de rechter rectificeren, omdat ze niet kon bewijzen dat ze over betrouwbare bronnen beschikte. Haar rol als strijder voor mediawetgeving wordt als dubieus ervaren nu ze zelf onderdeel heeft uitmaakt van het probleem dat ze wil bestrijden. Het schenden van de privacy wordt door de hoofdredacteuren herkend. Toch geven bijna alle nieuwsmedia aan dat zij hun bronnen voor hun verslaggeving controleren en ook wederhoor toepassen. Door de sterke concurrentie en de strijd om nieuwsscoops als eerste te kunnen brengen schiet die journalistieke werkwijze er echter regelmatig bij in. Het probleem van bloederig en indrukwekkend beeldmateriaal dat door Curaaose media wordt gepubliceerd bestaat ook vandaag de dag nog, maar is in de afgelopen jaren wel degelijk afgenomen. Bovendien wordt een tendens van groeiende zakelijke verslaggeving waargenomen. Economische motieven spelen een belangrijke rol bij het plaatsen van sensationele fotos. Die fotokeuze heeft echter ook te maken met het karakter van sommige nieuwsorganisaties, met name van nieuwsmedia die de groeiende criminaliteit en corruptie op Curaao aan de kaak stellen. Zij erkennen dat sensationeel nieuws verkoopt, maar willen met hun wijze van verslaggeving ook misstanden benoemen en een discussie op gang krijgen, zodat er oplossingen hiervoor komen. Het niet benoemen van dergelijke zaken doet het probleem in de samenleving namelijk niet weggaan. Hoofdredacteuren van Curaaose nieuwsmedia staan niet onwelwillend tegenover mediawetgeving en in het bijzonder tegenover een mediaraad. Toch vindt een grote meerderheid dat deze niet van bovenaf, vanuit de politiek, mag worden opgelegd. De politiek mag zich niet bemoeien met het oprichten en het functioneren van een orgaan dat juist is bedoeld om onder andere de politiek te controleren. Mocht er toch een mediaraad van bovenaf worden opgelegd, dan wordt verwacht dat deze niet goed zal fungeren. Als er een mediaraad op Curaao zal worden opgericht, dan moet dat door de beroepsgroep zelf worden genitieerd. Voordat echter een mediaraad gestalte kan krijgen, zullen er eerst een aantal belangrijke stappen moeten worden gezet, vinden de hoofdredacteuren. Nieuwsmedia zouden ten eerste intern moeten beoordelen welke behoeftes er op de redactie leven, zodat vervolgens redactiestatuten kunnen worden opgesteld. Ook zou er een vereniging van hoofdredacteuren moeten komen om regelmatig overleg te hebben tussen de verschillende 62

nieuwsmedia. Om die twee stappen te kunnen zetten is het belangrijk dat er meer aandacht wordt besteed aan het opleiden van studenten en het geven van cursussen aan journalisten over de journalistieke werkwijze en ethiek. Een mediaraad op Curaao moet op democratische wijze vertegenwoordigers kiezen die de visie uiten van journalistieke organisaties, media-eigenaren, consumentenbond, zakenlieden en adverteerders. Ook zou de raad uit onafhankelijke leden, zoals juristen, moeten bestaan. Hoofdredacteuren op Curaao vinden echter dat een mediaraad niet als een controleorgaan moet fungeren die oordeelt of nieuwsmedia wel of niet goede journalistiek bedrijven. Liever zien een mediaraad als een orgaan dat ethische handvatten aanreikt om de kwaliteit van de berichtgeving op Curaao te verbeteren. Het opleggen van sancties wordt daarom als onnodig ervaren. Het rectificeren van een publicatie of het publiceren van een vonnis van de mediaraad is eventueel wel een sanctie waarmee kan worden ingestemd. Het gros van de Curaaose nieuwsmedia ziet het voordeel in van een mediaraad en enkelen vinden dat een dergelijke raad ook past in het ontwikkelingsproces van de Curaaose media. Toch zijn er verschillende obstakels die de realisatie van een mediaraad in de weg liggen. De discussie over de mediawetgeving is bekoeld en daarom zal het onderwerp eerst nieuw leven in moeten worden geblazen. Een ander probleem is dat nieuwsmedia niet allemaal dezelfde koers varen en men er verschillende journalistieke opvattingen op na houdt. Die verstrooidheid in het medialandschap zal het proces van een mediaraad en het vormen van n beroepscode bemoeilijken. Bovendien zou een mediaraad niet in het voordeel zijn van veel nieuwsmedia, omdat ethische kaders teveel beperkingen tot gevolg zouden kunnen hebben, bijvoorbeeld dalende verkoopcijfers. De visie van Leeflang dat Curaao over tien jaar een mediaraad heeft wordt door de meeste hoofdredacteuren dan ook niet gedeeld.

5.2. Theorievorming
Een goede verklaring waarom het lastig is om een mediaraad op Curaao op te zetten ligt in het karakter van het Curaaose medialandschap. Het marktmodel en het spreekbuismodel zijn dusdanig dominant, dat er voor het machtigingsmodel weinig ruimte is. De huidige journalistiek is stevig vervlochten met de politiek en het bedrijfsleven en richt zich met name op de wensen van het publiek en de belangen van adverteerders en aandeelhouders. Deze verhoudingen zijn stevig verankerd in de maatschappij en de samenleving accepteert deze toestand, ondanks de kritiek die er op bestaat. Curaaose hoofdredacteuren zien wel degelijk in dat de kwaliteit van de journalistiek kan worden verbeterd, maar beseffen ook dat zij voor het in stand houden van hun nieuwsmedia 63

afhankelijk zijn van de belangen van hun lezerspubliek, hun adverteerders en de eigenaren van hun nieuwsmedia. Het is lastig om zelfregulering in de vorm van een mediaraad op Curaao te implementeren, omdat de stevige verhoudingen tussen media, politiek, bedrijfsleven en maatschappij dat tegenhouden. Ook moet worden gerealiseerd dat Curaao een relatief jong land is. Pas sinds de staatkundige hervormingen van 2010 is het een zelfstandig land binnen het Koninkrijk der Nederlanden geworden. Waar Nederland voorheen een dikke vinger in de pap had, moet het land nu zelfstandig besturen en zelf verantwoording afleggen. Mediawetgeving heeft in dat

natievormingsproces geen directe prioriteit. Het eerste kabinet dat sinds de staatkundige hervormingen regeerde viel binnen twee jaar. Wellicht speelt dat gegeven mee op de achtergrond waarom journalistieke organisaties op Curaao geen verdere politieke bemoeienis willen, bijvoorbeeld bij het oprichten van een orgaan als een mediaraad. Juist omdat er al sprake van een stevige vervlechting van politiek en media is en omdat de politieke situatie instabiel is, houden zij liever zelf de zeggenschap. Oud-minister Leeflang heeft, ondanks haar mogelijke dubbele agenda, goede stappen willen zetten om de journalistiek te verbeteren. Wellicht was haar plan echter te ambitieus of wilde zij het te snel doorvoeren. De verschillende nieuwsmedia waren mogelijk nog niet toe aan een mediaraad. Eerst zouden er idealiter ook nog een aantal fundamenten moeten worden gelegd, voordat

mediawetgeving vorm kan krijgen. Zo zouden nieuwsmedia eerst op redactieniveau moeten investeren en moeten nadenken over journalistieke ethiek, bijvoorbeeld door visie en beleid uit te stippelen. Door redactiestatuten op te stellen kan per nieuwsmedium worden bekeken waar de prioriteiten liggen en hoe die doelstellingen moeten worden gerealiseerd. De verschillende nieuwsmedia zouden op basis van hun redactiestatuten vervolgens een stevigere positie kunnen creren in vergaderbijeenkomsten van hoofdredacteuren. Pas als nieuwsmedia duidelijk voor ogen hebben wat hun doelen zijn, kan ook concreter inhoud worden gegeven aan een mediaraad. Wanneer nieuwsmedia geen verantwoording voor hun journalistieke producties willen afleggen aan een mediaraad - in deze scriptie werd de Nederlandse krant De Telegraaf al als voorbeeld daarvan aangehaald - blijft het lastig om de journalistiek te verbeteren. Wanneer nieuwsmedia niet dezelfde opvattingen over de rol van de journalistiek in de samenleving hebben, zoals op Curaao, is het moeilijk om hen te verenigen. Als slechts een deel van de nieuwsmedia zich aan ethische codes en zelfregulering wil onderwerpen en een ander deel daar het voordeel niet van inziet en zich daaraan ontrekt, blijft het lastig om de kwaliteit van de journalistiek te verbeteren. Uit de literatuurbeschrijving over zelfregulering van de media in Nederland komt naar voren dat de Raad van de Journalistiek ook langzaam en stapsgewijs vorm kreeg. Dat dit proces op Curaao dus al een aantal jaren in beslag neemt, hoeft dan ook niet te betekenen dat er nooit een Raad zal komen. 64

5.3. Beperkingen en aanbevelingen voor verder onderzoek


Bij dit kwalitatief onderzoek onder Curaaose hoofdredacteuren naar hun visie op zelfregulering van de journalistiek in de vorm van een mediaraad zijn een aantal beperkingen te noemen. Als eerste moet opgemerkt worden dat ik de verschillende hoofdredacteuren heb gevraagd naar hun mening, visie en beleid. Ik heb dat echter niet getoetst aan de werkelijkheid. Nieuwsmedia kunnen bijvoorbeeld zeggen dat zij nooit namen van nog niet berechte verdachten of niet overleden slachtoffers zouden publiceren, terwijl dat in de werkelijkheid wel het geval is. In dit onderzoek heb ik data verzameld, gecodeerd en vergeleken op basis van wat oud-minister Leeflang en de hoofdredacteuren van Curaaose nieuwsmedia zelf zeggen over de toestand van de journalistieke ethiek en zelfregulering op het eiland (Bryman, 2008: 18). Een ander belangrijk punt waar rekening mee moet worden gehouden is dat ik als Nederlandse onderzoeker een onderwerp bestudeer dat zich afspeelt in een ander land. Ook al is Curaao onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden, dat betekent niet dat Nederland dezelfde mediacultuur heeft. In dit onderzoek is taal geen probleem geweest. Alle mensen die ik heb genterviewd bedienden zich goed van de Nederlandse taal, waardoor de kans op onduidelijkheden en misverstanden minimaal was. Toch kijkt een Nederlandse onderzoeker met een andere bril naar Curaao dan onderzoekers die opgegroeid zijn op het eiland. Dat heeft als voordeel dat bepaalde zaken die voor Curaaose onderzoekers vanzelfsprekend zijn, zullen opvallen bij een onderzoeker afkomstig uit een ander land of met een andere journalistieke cultuur (Bryman, 2008: 16). In dit onderzoek heb ik gebruik gemaakt van grounded theory. Mijn onderzoeksdata heb ik gecodeerd, geanalyseerd en constant met elkaar vergeleken. Wanneer een andere onderzoeker dezelfde data zou coderen, analyseren en vergelijken, zou deze mogelijk ook andere concepten en categorien onderscheiden die ik niet zou aantreffen, en zou daardoor mogelijk tot andere of aanvullende hypotheses en theorien kunnen komen. Op basis van bovenstaande beperkingen van mijn kwalitatief onderzoek zou het interessant zijn om Curaaose nieuwsmedia nader te onderzoeken. Er zijn zeer weinig wetenschappelijke artikelen en boeken beschikbaar die de nieuwsmedia op Curaao beschrijven. Er zou meer onderzoek gedaan moeten worden naar de geschiedenis, organisatie, achtergrond en werkwijze van de verschillende nieuwsmedia. Zo kunnen opvattingen dat Curaaose nieuwsmedia (in-)direct gelieerd zijn aan het bedrijfsleven en de politiek diepere betekenis krijgen. Er zou nader onderzocht kunnen worden hoe de Curaaose nieuwsmedia zijn ontstaan, door wie ze zijn opgericht, hoe ze worden gefinancierd en welke mensen er werken. Ook zou verder onderzoek kunnen uitwijzen in hoeverre de verschillende politieke partijen aan bod komen in nieuwsverslaggeving en in welke mate er sprake is van partijdige, niet-feitelijke of subjectieve verslaggeving. Door een beter beeld te schetsen van de 65

verschillende nieuwsmedia die er op Curaao bestaan is het eenvoudiger om relevante adviezen te kunnen geven hoe de verslaggeving op Curaao kan worden verbeterd. Behalve een grondig onderzoek naar de verschillende nieuwsmedia op Curaao te doen, zou het ook interessant zijn te onderzoeken hoe andere democratische landen, waar het marktmodel en/of het spreekhuismodel de journalistiek domineren, omgaan met het implementeren van zelfregulering en journalistieke ethiek. Oftewel: is zelfregulering wel een optie wanneer commercile en politieke verhoudingen de journalistieke verslaggeving bepalen? Een vergelijkend onderzoek naar Curaao en andere landen die worstelen met de aanwezigheid van verschillende mediamodellen kan relevante informatie opleveren. Op die manier kunnen er ook beter adviezen worden uitgebracht over hoe bijvoorbeeld op Curaao een mediaraad gestalte kan krijgen.

66

Literatuurlijst
Boeken en artikelen
Aalberts, C., UvA-onderzoekers laten zich voor karretje van media-ombudsman spannen (18 juli 2012). Online geraadpleegd: http://dejaap.nl/2012/07/18/uva-onderzoekers-laten-zich-voor-karretje-van-mediaombudsman-spannen/?wpmp_switcher=mobile AD helpt Mediawet Leeflang op gang, in: Antilliaans Dagblad (9 juli 2007), 1. Online geraadpleegd: http://www.abcourant.com/adarchief/20070907.pdf Bertrand, J.C., Media ethics and accountability systems (New Brunswick, 2000). Brants, K. en Y. de Haan, Taking the public seriously: three models of responsiveness in media and journalism, in: Media, Culture & Society 32(2010) 3: 411-428. Bryman, A., Social research methods (New York, 2008). Captein, M., Wereldomroep is voor nieuwsconsumenten een soort kwaliteitskeurmerk, op: De Nieuwe Reporter (4 april 2011). Online geraadpleegd: http://www.denieuwereporter.nl/2011/04/de-wereldomroep-is-voornieuwsconsumenten-een-soort-kwaliteitskeurmerk/ Chalaby, J.K., Journalism as an Anglo-American invention. A comparison of the development of French and Anglo-American journalism, 1830s-1920s, in: European Journal of Communication 11 (1996) 3: 303-326. 'Code slechte koers'. Land op glad ijs met mediacodes, in: Antilliaans Dagblad (26 september 2007), 1. Online geraadpleegd: http://www.abcourant.com/adarchief/20070926.pdf Curaao krijgt middagkrant erbij, op: website Radio Nederland Wereldomroep (2augustus 2012). Online geraadpleegd: http://www.rnw.nl/caribiana/bulletin/cura%C3%A7ao-krijgt-middagkrant-erbij. De privacy regelen via de Mediawet, in: Antilliaans Dagblad (30 juli 2008), 2. Online geraadpleegd: http://www.abcourant.com/adarchief/20080730.pdf Discutabel, in: Amigoe (1 september 2006). Doomen, J., Opinies over journalistiek gedrag. De uitspraken van de Raad voor de Journalistiek 1960-1987 (Arnhem, 1987). Drayer, D., Regering beschuldigt PAR van illegale partijfinanciering, op: website Radio Nederland Wereldomroep (28 januari 2011). Online geraadpleegd: http://www.rnw.nl/caribiana/article/regering-beschuldigt-par-van-illegalepartijfinanciering Eijk, van, N. (ed.), De regulering van media in internationaal perspectief (Amsterdam, 2005). Online geraadpleegd: http://www.ivir.nl/publicaties/overig/WRR_reguleringmedia.pdf Evers, H., Journalistiek en ethiek. Een onderzoek naar regelgeving in de uitspraken van de Raad voor de Journalistiek 1960-1985 (Delft, 1987). Freke, M., Mijn bron is iets heiligs, op: Versgeperst.com (21 oktober 2009). Online geraadpleegd: http://www.versgeperst.com/?s=mijn+bron+is+iets+heiligs&x=0&y=0

67

Freke, M., 'Alle media op Curaao zijn verkocht', op: Versgeperst.com (30 december 2009). Online geraadpleegd op: http://www.versgeperst.com/nieuws/8672/alle-media-op-curacao-zijn-verkocht.html Gedragscode bant geweld uit media. Media moeten vrij worden van geweld, haat en seks, in: Antilliaans Dagblad (22 juni 2006), 2. Online geraadpleegd: http://www.abcourant.com/adarchief/20050622.pdf Gibbs, N., 'Jamaloodin moet opstappen', in: Antilliaans Dagblad (24 augustus 2011), 3. Online geraadpleegd: http://www.abcourant.com/adarchief/20110824.pdf Glaser, B. en A. Strauss, Awareness of dying (New Brunswick 1965). Goede, M.P., Media en democratie. Aspecten van Governance van de media op Curaao (publicatie Universiteit Nederlandse Antillen, 2006). Online geraadpleegd: http://www.novosite.nl/editor/assets/unapublications/2006-11.pdf Goede, M.P., Populism in the Caribbean: A case study of Curaao, in: International Journal of Development Issues 11 (2012) 3: 259-273. Online geraadpleegd: http://www.miguelgoede.com/Papers/Populism%20in%20the%20Caribbean.pdf Haan, de, Y., Between professional autonomy and public responsibility. Accountability and responsiveness in Duch media and journalism (Enschede, 2011). Hartog, Joh., Journalistiek leven op Curaao (Willemstad, 1944). Heath, H. en S. Cowley, Developing a grounded theory approach: a comparison of Glaser and Strauss, in: International Journal of Nursing Studies (2004) 41, 141150. Online geraadpleegd: http://www.brown.uk.com/teaching/HEST5001/heath.pdf Hoove, ten, S., Grenzen in de journalistiek. Raad voor de Journalistiek tussen 1987 en 2003 (Amsterdam, 2003). Horst, van, der, T., 'Een goede foto geeft zoveel mogelijk informatie', op: Versgeperst.com (7 december 2009). Online geraadpleegd op: http://www.versgeperst.com/nieuws/7793/een-goede-foto-geeft-zoveel-mogelijkinformatie.html Jansen, T., 'De Curaaonaars houden van nieuws', op: Versgeperst.com (10 september 2009). Online geraadpleegd: http://www.versgeperst.com/nieuws/2315/de-curacaoenaars-houden-van-nieuws.html Jensen, S., Journalistenkeurmerk, in: NRC Next (31 juli 2012), 21. Jhagru, A., Bemoeienis Wilsoe is een feit, op: Versgeperst.com (8 mei 2012). Online geraadpleegd: http://www.versgeperst.com/nieuws/154493/bemoeienis-wilsoe-is-een-feit.html Jhagru, A., 'Jamaloodin officieel verdachte in Bientu-zaak', op: Versgeperst.com (1 november 2012). Online geraadpleegd: http://www.versgeperst.com/nieuws/179129/jamaloodin-officieel-verdachte-bientuzaak.html King, N. en C. Horrocks, Interviews in qualitative research (Londen, 2010). Koek, E., Dodelijk ongeluk op Julianabrug, op: Versgeperst.com (9 juni 2012). Online geraadpleegd: http://www.versgeperst.com/nieuws/159332/dodelijke-ongeluk-op-julianabrug.html Koene, D.C., Raden voor de Journalistiek in West-Europa (Diemen, 2008). Online geraadpleegd: http://www.rvdj.nl/uploads/fckconnector/bb3d40d3-f118-45f5-9e51-cc5bdf8545c1 Krogh, Von, T. (Red.), Media accountability today... and tomorrow. Updating the concept in theory and practice (Gteborg, 2008).

68

Leeflang naar UNESCO, in: Antilliaans Dagblad (12 oktober 2007), 4. Online geraadpleegd: http://www.abcourant.com/adarchief/20071012.pdf Leeflang: Zenderpark gaat op slot, in: Antilliaans Dagblad (25 mei 2007), 3. Online geraadpleegd: http://www.abcourant.com/adarchief/20070525.pdf Leidel-Schenk, L., Schotte: Persvrijheid is een fundamenteel recht, op: Versgeperst.com (11 mei 2012). Online geraadpleegd: http://www.versgeperst.com/nieuws/155092/schotte-persvrijheid-is-een-fundamenteelrecht.html Lubben, van der, S., Journalistiek heeft zelf wat vragen te beantwoorden, in: Trouw (22 mei 2010), 22. Mavis Albertina met eigen televisiezender: Nos Pais Broadcasting Network, op: Caribseek News (11 oktober 2012). Media Curaao hekelen idee Nederlandse rechter, in: Antilliaans Dagblad (27 september 2007), 2. Online geraadpleegd: http://www.abcourant.com/adarchief/20070927.pdf Mediawet ademt sfeer van censuur. Huidige regelgeving in strijd met Nederlandse grondwet, in: Antilliaans Dagblad (31 januari 2011), 11. Online geraadpleegd: http://www.abcourant.com/adarchief/20110131.pdf Mentens, J., Antilliaanse pers vreest toezicht, in: De Volkskrant (17 oktober 2007), 2. Mentink, J., Veel raad. Weinig baat. Een onderzoek naar nut en noodzaak van de Nederlandse Raad voor de Journalistiek (Rotterdam, 2006). Online geraadpleegd: https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/handle/1887/4973/Thesis.pdf?sequence=1 Minister pro initialen verdachten, in: Antilliaans Dagblad (25 september 2007), 3. Online geraadpleegd: http://www.abcourant.com/adarchief/20070925.pdf Monart, S., Media krijgen status, in: Antilliaans Dagblad (4 september 2007), 1 en 3. Online geraadpleegd: http://www.abcourant.com/adarchief/20070904.pdf Monart, S., Staten fileert mediawet, in: Antilliaans Dagblad (27 september 2007), 1 en 5. Online geraadpleegd: http://www.abcourant.com/adarchief/20070927.pdf Monart, S., Ramkoers Prensa Un. Minister Leeflang denkt aan rechtzaak, in: Antilliaans Dagblad (11 oktober 2007), 1, 3 en 7. Online geraadpleegd: http://www.abcourant.com/adarchief/20071011.pdf Monart, S., Leeflang moet rectificeren, op: Radio Nederland Wereldomroep (28 februari 2011). Online geraadpleegd: http://www.rnw.nl/caribiana/article/leeflang-moet-rectificeren Onafhankelijk, in: Antilliaans Dagblad (25 augustus 2007), 2. Online geraadpleegd: http://www.abcourant.com/adarchief/20070825.pdf Outeren, van, E., De hoofdredacteur is ook lootjesverkoper, in: NRC Handelsblad (18 augustus 2012). Partijfinanciering, in: Antilliaans Dagblad (24 augustus 2011), 3. Online geraadpleegd: http://www.abcourant.com/adarchief/20110824.pdf Reacties op mediaraad zijn kort door de bocht, in: Antilliaans Dagblad (10 januari 2007), 1-2. Online geraadpleegd: http://www.abcourant.com/adarchief/20071001.pdf Regering grijpt in bij haatzaaiende media, in: Antilliaans Dagblad (12 juli 2007), 1 en 3. Online geraadpleegd: http://www.abcourant.com/adarchief/20070712.pdf

69

Schudson, M., The objectivity norm in American journalism, in: Journalism, theory, practice and criticism 2 (2001) 2: 149-170. Schudson, M., What Public Journalism Knows About Journalism and Doesn't Know About "Public", in: The idea of public journalism (1999, ed. T.L. Glasser), 118-133. Sluis M., De Antilllen bestaan niet. De nadagen van een fictief land (Amsterdam, 2004). Sluis, M., De koloniale speeltuin. De Antillen achter de schermen (Amsterdam, 2010). Teeffelen, van K., Ook Nederlandse journalist zoekt grenzen op, zo af en toe, op: Trouw (9 juli 2011). Online geraadpleegd: http://www.trouw.nl/tr/nl/5133/Mediatechnologie/article/detail/2615718/2011/07/09/Ook-Nederlandse-journalist-zoekt-grenzen-op-zo-af-entoe.dhtml UNESCO en Curaao Media Organisation gaan samenwerken,op: website Paradise FM (2 mei 2012). Online geraadpleegd:http://www.paradisefm.an/index.php/nieuws/unesco_en_curacao_media_organisation_gaan_s amenwerken Verspreiding foto wordt onderzocht, in: Antilliaans Dagblad (24 juli 2012). Online geraadpleegd: http://www.abcourant.com/adarchief/20120724.pdf Vree, van, F., De vuile was van het gezag. Dagbladpers en journalistieke cultuur in de jaren vijftig en zestig, in: Jaarboek Mediageschiedenis, Karel Dibbets (Red.) (Amsterdam 1991), 215-242. Vrije pers pilaar voor democratie, in: Antilliaans Dagblad (22 maart 2010), 3. Online geraadpleegd: http://www.abcourant.com/adarchief/20100322.pdf Wellens, L., Welingelichte kringen over ethiek in de Curaaose media, op: Radio Nederland Wereldomroep (27 juli 2012). Online geraadpleegd: http://www.rnw.nl/caribiana/article/welingelichte-kringen-over-ethiek-decura%C3%A7aose-media Wurff, van der, R., en K. Schnbach, Publieke verwachtingen van journalistieke accountability. Hoe denken Nederlanders over de verantwoordelijkheid van de journalistiek? (Amsterdam, 2012). Online geraadpleegd: http://nl.scribd.com/doc/100195160/Van-der-Wurff-Schonbach-2012-Publiekeverwachtingen-van-journalistieke-accountability

Andere bronnen
Aanpassing Leidraad Raad voor de Journalistiek (28 september 2010). Online geraadpleegd: http://www.rvdj.nl/over-de-raad/berichten/aanpassing-leidraad-raad-voor-dejournalisitiek Debatverslag Mediadebat, Grensverlegging in de media: de toekomst van de Raad voor de Journalistiek, (3 november 2010). Online geraadpleegd: http://www.mediadebat.nl/index.php?option=com_content&task=category&sectionid=1&id=4&Itemid=33 Ingezonden brieven Watuzegt, in De Telegraaf (15 mei 2010), 2. Rapport Raad voor het Openbaar Bestuur, Politiek en media. Pleidooi voor een LAT-relatie (2003). Online geraadpleegd: http://www.rfv.nl/GetFile.aspx?id=162

70

Rapport Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, Medialogica. Over het krachtenveld tussen burgers, media en politiek (Den-Haag, 2003). Online geraadpleegd: http://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=1&ved=0CCAQFjAA&url=http%3A%2F%2F www.adviesorgaanrmo.nl%2Fdsresource%3Ftype%3Dpdf%26objectid%3Ddefault%3A30875%26versionid%3D%26subobjectname %3D&ei=K9BuUKHECtOEhQeWsoAg&usg=AFQjCNEyxFGMuCPrVWs-zs-BTWJxs9jjsw Reactie lezer op de verklaring hoofdredactie NOS Ruben in beeld (13 mei 2010). Online geraadpleegd: http://weblogs.nos.nl/hoofdredactie/2010/05/13/ruben-in-beeld/ Tweet Andr Rouvoet (14 mei 2010). Online geraadpleegd: https://twitter.com/andre_rouvoet/status/13965480312 UNESCO, Curaao NatCom and Curaao Media Organisation sign Memorandum of Understanding (4 mei 2012). Online geraadpleegd: https://www.unesco-ci.org/foemap/reports/view/121 Uitspraak Raad van de Journalistiek, Ambtshalve uitspraak over de vliegtuigramp bij Tripoli in Libi, (4 augustus 2010). Online geraadpleegd: http://www.rvdj.nl/2010/35 Uitzending De Wereld Draait Door (14 mei 2010). Online geraadpleegd: http://dewerelddraaitdoor.vara.nl/media/67401 Verklaring Hoofdredactie De Telegraaf met betrekking tot publicatie over situatie Ruben. Online geraadpleegd: http://www.telegraaf.nl/binnenland/6714080/__Verklaring_Hoofdredactie__.html Verklaring hoofdredactie Netwerk Hoe moeten redacties omgaan met privacy van slachtoffers van rampen? (14 mei 2010). Online geraadpleegd: http://www.netwerk.tv/artikelen/hoe-moeten-redacties-omgaan-metprivacy-van-slachtoffers-van-rampen# Verklaring hoofdredactie NOS Ruben in beeld op website NOS (13 mei 2010). Online geraadpleegd: http://weblogs.nos.nl/hoofdredactie/2010/05/13/ruben-in-beeld/ Uitzending Nova (13 mei 2010). Online geraadpleegd: http://www.novatv.nl/page/detail/uitzendingen/7818/Emotionele+bijeenkomst+nabestaanden+Tripoli# Weblog Hans Laroes, Rubens Privacy (14 mei 2010). Online geraadpleegd: http://weblogs.nos.nl/hoofdredactie/2010/05/14/rubens-privacy/ Website Joris Luijendijk, boekbeschrijving Het zijn net mensen. Online geraadpleegd: http://www.jorisluyendijk.nl/boeken%20C.html

71

Bijlage 1: Interview oud-minister Omayra Leeflang (8 juni 2012)


Kunt u een historische schets geven van uw initiatiefwet voor het opzetten van een reclamecode en een mediawet op Curaao? Hierin: wat is er tot nu toe al gedaan op Curaao met betrekking tot zelfregulering door de media? Welke journalistieke verenigingen, raden bestaan er al op het eiland en hoe functioneren ze? Het is inderdaad goed om even het perspectief te melden, wat er vooraf is gegaan. Te beginnen bij wat het initiatief is. Het initiatief is eigenlijk niet om een mediaraad op te richten. Nee, om een mediaraad te erkennen. Het gaat er vanuit dat de sector zelf zorgt voor een mediaraad, en dat de overheid die mediaraad, op een of ander moment als die raad er is, dat de overheid die erkent. En dus ook een aanspreekpunt heeft voor de media en vervolgens daar fondsen beschikbaar stelt. Dus de wet regelt de erkenning en de subsidie, subsidiering van de mediaraad. Dat is het initiatief eigenlijk heel simpel. Onafhankelijk van hoe die wordt ingevuld eigenlijk? Eigenlijk vrij onafhankelijk van hoe die wordt ingevuld. Wat de overheid minimaal zou willen zien, dat waarmee de mediaraad zich bezighoudt, dat isde minimale producten die de mediaraad binnen de overeenkomst moet leveren. Deze minimumeisen zijn noodzakelijk om de subsidie te kunnen verantwoorden. Die minimale producten zijn bevordering, eeh dat binnen de media op verantwoorde wijze reclame wordt gemaakt en journalistiek wordt bedreven. Eigenlijk heel breed. Gewoon in de overeenkomst, je moet op n of andere manier iets doen aan de bevordering. Dat werkwoord wordt gebruikt. Het bijhouden van internationale ontwikkelingen op het gebied van media en informatiediensten. Dus je moet ook iets gaan doen aan contacten, internationale contacten, om isolement te voorkomen. Het opstellen van een reclamecode. Het opstellen van een journalistieke gedragscode. Het behandelen van klachten over reclameboodschappen en journalistieke gedragingen Ook sancties opleggen? Dat zeggen wij niet eens. Daar gaat de mediaraad zelf over. En ik zal zo uitleggen waarom het zo summier en minimaal is, daar zit een geschiedenis achter. De mediaraad dient jaarlijks voor 1 april een begroting in voor het daaropvolgende kalenderjaar. De mediaraad doet jaarlijks voor 1 juli de jaarafrekening van het voorafgaande jaar aan de Staten toekomen. Dus niet aan de regering van Curaao, maar de staten van Curaao. En de begroting en het jaaroverzicht En dan is er nog n punt, ja, de mediaraad is verantwoordelijk voor de jaarlijkse herdenking van de World Press Freedom Day op 3 mei zoals vastgesteld door de United Nations. Nou komt even de geschiedenis. Curaao worstelt vanaf de jaren negentig met de behoefte om een mediaraad op te richten. In de wetgeving worden er vergunningen afgegeven voor elektronische media, dus radio en televisie, zoals in alle democratische landen is de geschreven pers vrij. Daar is in vergunning niks voor nodig, gewoon logisch. De wet is in de jaren negentig, zesennegentig, is de wet voor de afgifte van vergunningen zodanig veranderd dat de inhoudelijke criteria of normen niet meer worden geregeld bij het ministerie waar de vergunningen worden afgegeven. Dat is het ministerie voor verkeer en vervoer. Wat betekent dat concreet dan? Dat betekent concreet dat alleen maar een technische vergunning wordt afgegeven, met technische eisen, bijvoorbeeld frequentie en frequentiezuiverheid en dergelijke dingen, maar voor de rest worden er wel zaken genoemd zoals bijvoorbeeld, je mag geen noodseinen uitzenden zonder dat daar toestemming voor is. Je mag

72

niet aanzetten tot haat, je mag niet discrimineren enzovoort. Die eisen staan wel in de vergunning, maar die worden dus niet door die technische dienst of technische ministerie, worden die niet afgedrongen. Daar wordt geen toezicht op gehouden. Toezicht op die inhoudelijke eisen, dat zou bij het ministerie van onderwijs moeten liggen. Die gaat dan in het kader van cultuur een wet maken, die bepaalt hoe je inhoudelijke criteria moet toetsen. Dat is eigenlijk de reden geweest dat in de jaren negentig, zesennegentig, is begonnen met een proces van het opzetten van een mediawetgeving. In de media zelf, in de sector zelf is er wel in de jaren tachtig een mediaorganisatie geweest, een hele sterke vereniging geweest. Dat is toen afgestorven. De echt geschoolde journalisten zijn ergens anders gaan werken, en later ontstond erop een gegeven ogenblik een soort van Prensa Un. Dat was een vereniging, die is eigenlijk nooit goed uit de verf gekomen als een mediaorganisatie, om de doodeenvoudige reden, ze waren afhankelijk van sponsoring, en als je afhankelijke bent van sponsoring uit de commercile sector, dan wordt dat beleid ook gekleurd. De mediaraad heeft dus nooit goed gefunctioneerd. De Prensa Un heeft hier en daar wel eens een prijsje afgegeven, en organiseerde jaarlijks op 1 september een happening op de lokale mediadag die op het eiland was ingesteld. Daardoor heb ik nu gezegd in deze initiatiefwet, sluit aan op de internationale dagen en organiseer n op 3 mei, dan sluit je aan op internationale ontwikkeling. Bovendien was die 1 september zo ver weggezakt in het geheugen, dat niemand eigenlijk meer wist waarom het was ingesteld. Terug naar dat proces om te komen tot een mediawet. In 2006 werd ik minister van onderwijs en toen heb ik dat weer opgepikt, het afmaken van die mediawet. Dit document wat voor u ligt, is dat door u opgesteld of waren er al andere oud-ministers met deze initiatiefwet bezig geweest, of houdt u zich hier als eerste mee bezig? Nee, dit is een initiatief van de Staten. Dit moet nog ingediend worden. Dit is niet van een minister, maar van een politieke fractie uit het parlement. De mediawet waarover ik praat is wel een product van de regering geweest. In 1996 is daar mee gestart, onderzoek naar gedaan, ook met hulp vanuit Nederland, hoe moeten we dat precies inrichten, gesproken met mediaorganisaties over alle eilanden van de Nederlandse Antillen, interviews gehouden, enz, en toen zijn ze tot iets gekomen, maar dat is nooit afgemaakt. In2006 werd ik minister van onderwijs en toen heb ik gezegd: We moeten die mediawet nu afmaken.En waarom ? Er was zoveel kritiek op de media in Curaao. In 2003 was ik minister van Verkeer en Vervoer en toen had ik samen met de elektronische media een gedragscode ingesteld, en die gedragscode was tot stand gekomen, gewoon door overleg met media en van iedereen wat te plukken, en toen hebben de hoofdredacteuren van de verschillende media gezegd: Wij denken dat dit een goede code is. Ok? Dat gaan we dan formaliseren, gewoon als een gedragscode. Er zit ook geen sanctie aan verbonden, maar het is een ideaal. Verder zal de minister dat ook kunnen gebruiken om verder te oordelen, of bijvoorbeeld een vergunning verlengd wordt. En er is toen een meldpunt ingesteld, een telefoonlijn waarbij de bevolking zou kunnen opbellen en zeggen ik zie nu, wij zijn de klokkenluiders, dat de code wordt overtreden. Door burgers? Door burgers, maakt niet uit. Gewoon, dit is de code. Wij zijn als bevolking bekend met de code, de code is door de media zelf opgesteld, wij gaan de klokkenluiders zijn. Nou, iedereen vond dat maar slap, ze zeiden: wat heb je daar nou aan? En toen zei ik: Als je niks hebt, moet je ergens beginnen. Wat wilden de mensen dan? Meteen sancties? Ja, ze wilden sancties hebben. Als er geen sancties zijn, dan is het te vrijblijvend en heb je er niks aan. Vonden de media dat zelf ook? De media vonden dat ook. Ze dachten, we hebben wel meegedaan, maar het is maar flut. En de bevolking die riep, ja hier hebben we dus niks aan. Ook in interviews zeiden een heleboel journalisten en

73

mediamedewerkers: Oh, mevrouw Leeflang, nu weten wij wat we kunnen overtreden, want er zijn toch geen sancties, hahaha. Wat was dan de aanleiding dat er zoveel kritiek op de media was? Op Curaao hebben we een situatie gehad waarbij de meest onfatsoenlijke uitingen gewoon in de media kwamen. Te beginnen met de schending van de privacy. Als jij hier straks naar buiten loopt en je verdraait je enkel en je valt, en je ligt half naakt op straat, dan komen de flitsende fotografen erop af en sta je frontpage. Bloederige fotos, ze proberen in de ambulance nog fotos te maken, het liefst ligt er een vrouw in de meest ongemakkelijke situatie, en daar moeten dan fotos van gemaakt worden. Veel bloed. Hoe meer bloed, hoe beter. Er zijn zelfs wrede situaties. Er was een ongeluk in de zee, er was een boot over een Hollandse dame heen gevaren en de motor had haar gewoon onthoofd. Er lag bloed. Die man van haar was er naar toegegaan en die smeekte om geen fotos te maken. En de fotograaf zei: Donder op, ik doe mijn werk. En hij heeft nog geroepen Alstublieft, alstublieft, geen fotos! Kan me niet schelen en die fotos zijn in de krant gekomen. Er was een ander geval. Een vrij jong meisje, student, en die was op een feestje teveel gedronken. Ik weet niet of het drugs of drank was of een combinatie daarvan. Op een gegeven moment is dat haar fataal geworden. Ze wilden er fotos van hebben. De vader ging er voor staan en die zei, er komen geen fotos. Toen had n van de fotografen gezegd, dan komen we naar de begrafenis. Toen is de vader naar n van de kranten gegaan en heeft gezegd: Dan mag jij van mij aannemen, dat morgen jouw gebouw hier niet meer staat. Ik brand het af. Is dat ook gebeurd? Ze hebben geen fotos gemaakt. Het was een stevige man, ook een man die met vergunning wapens had, dus ze wisten dat het menens was. Schreef de media daar zelf ook over? Dat is het punt. Die zelfkritiek, die zelfregulering, die zelfreinigende werking. Nee, er waren kranten die dat gewoon nooit deden. Amigoe, AD. Jammergenoeg moet ik het zeggen, het waren altijd die Nederlandse kranten, die hadden nooit zon foto. Maar ze gaven ook geen kritiek op de Papiamentstalige media? Nee, het waren de Papiamentstalige media. Met uitzondering van n, een niet zon populaire krant, die deed dat niet. Maar de anderen? Nee, dat was als het ware hun verkoopstrategie. Weer een bloedige foto, kom maar kopen. Maar het volk wil het kennelijk wel lezen Dat was het argument ook. Het verkoopt wel. Voor mij heeft fatsoen niet te maken, met wat mensen willen, maar een algemene regel. Mensen willen ook naakte vrouwen zien, gaan we die dan ook in de krant plaatsen? Mensen willen ook porno zien, gaan we dat dan ook plaatsen? Er zijn gewoon fatsoensregels. En wanneer maak je wetgeving? Wanneer zelfregulerende werking niet meer in staat is daar wat mee te doen, dan moet je wetgeving maken. Dus media die wel goed functioneren krijgen nu ook met die wetgeving te maken, omdat andere media niet goed functioneren? Juist. Radio was ook zoiets. Op de radio kon je van alles doen. En dan werd er gezegd: ja, ga maar naar de rechter. Dat kost ontzettend veel geld, want je moet een advocaat nemen, dus dan niet. Er kwam steeds meer kritiek, van dit kan gewoonweg niet . Trial by media, was gewoon op Curaao. De initialen van verdachten

74

werden niet gebruikt, maar hun volledige namen. In zon kleine gemeenschap, dan ben je al veroordeeld. Klaar. Ook dingen waarvan je zegt, dat is best erg. Moordenaars, waarvan je zegt, die moeten inderdaad zwaar gestraft worden, maar als overal die fotos in de krant staan, dan hoef je niet meer naar de rechter, dan hoef je niet meer vervolgd te worden, dan ben je al gestraft. Ook dat was een punt. Dus in die context, ik heb zelf fotos verzameld, een flink pak fotos. Er was n foto bij van een echtpaar, dat was de liefde aan het bedrijven, en die werd aangevallen, overvallen. Het lukt hen om uit het huis te kruipen, nadat ze zijn mishandeld. De daders die renden weg. En die man ligt dan op zijn knien naakt. En de vrouw die ligt daar voor pampus. Die man had haar er uitgesleept. En die naakte mensen die liggen daar en die roepen om hulp, en dan wordt er een foto genomen. Wat voor geweten heb je als je zulke fotos kunt maken, en ten tweede hoe kom je erbij om zulke fotos te publiceren. Voor mij was het onvoorstelbaar dat de gemeenschap, waarvan ik deel ben, zo was verloederd. En dat mensen dan zon krant willen hebben, zon krant willen kopen. Dus ik begon ze te verzamelen. Dus op een gegeven moment was het van ja, de mensen willen dat hebben. Die kranten verkopen. We hebben geprobeerd om afspraken te maken om dat te voorkomen, maar de verkoop daalde en dus laten we het maar weer doen. Je moet dan de gemeenschap opvoeden. Er was dus behoefte aan regulering. Je bent als bestuurder verantwoordelijk voor de basisrechten van de mens. En daar is vrije meningsuiting is daar een deel van, maar ook privacy is even belangrijk, in het verdrag van de rechten van de mensen worden beide beschermd. En welke is dan belangrijker? Het moet in evenwicht zijn. Wanneer de ene vrijheid zoveel ruimte heeft genomen, dat de andere vrijheid in verdrukking is, dan moet er iets gedaan worden, om het in evenwicht te brengen. En dan moeten die fatsoensregels, die er verwacht worden er te zijn, die moeten dan geformaliseerd worden in wetgeving. Nou, dat was het punt voor mij om te zeggen, nu gaan wij die wet ook afmaken. Dat was in 2006 dan? In 2006 ben ik minister geworden en in 2007 heb ik het proces nog weer eens opgestart. Procesoverleg met verschillende mediasectoren, weer opgestart en gesprekvoering gehad. Ik was toen nog minister van de gehele Nederlandse Antillen, dus alle vijf eilanden afgelopen. Sessies gehouden, intervisies gehouden. Ook met de gemeenschap gesproken. Ook sessies waarin de gemeenschap, van wat zien en horen jullie, wat willen jullie. Toen is de wet afgemaakt en geformaliseerd. En toen ging de wet naar het parlement, en toen barstte de hel natuurlijk los, want toen ontstond er een discussie. In een discussie moet je durven je standpunt te houden. De mediawet was onderdeel van het regeerprogramma, namelijk er komt een mediawet. Er is behoefte aan, het moet komen, en nu was het er. Wat hield die mediawet in? Dat legt een beetje uit waarom dit initiatief zo heel slap en heel vaag is. De overheid die stelt een mediaraad in. Van bovenaf? Ja, van bovenaf. Want als er geen mediaraad bestaat, als de mediasector niet in staat is om zichzelf te organiseren, dan moet de overheid zorgen dat die organisatie er is. Dus een fundament leggen, waarop de media zelf mogen bouwen? Ja, ja! Dus de overheid die stelt een mediaraad in. Wie hebben zitting in die mediaraad? Daar hebben zitting in, vertrouwenspersonen van de sectoren in de media. Radio, televisie, kranten en de reclameorganisaties.

75

En internet nieuwsbronnen? Nee, dat was er nog niet bij. De wet zei, en daar komen we straks op, bij landsbesluit kunnen meerdere organisaties worden toegevoegd. Dus het punt was, het mogen geen journalisten zijn, of geen mediawerkers zelf zitting nemen, of directeuren of hoofdredacteuren mogen zelf geen zitting nemen, maar een door hen aangestelde vertrouwenspersoon, van die zit er namens ons, bv radio-organisaties. Voor de televisie, die zit er namens ons, voor de kranten en voor de reclameboodschappen. Vervolgens zei de wet: de minister stelt een voorzitter aan. Nou daar ontstond de heibel, zo van ja, maar dan heb je politieke bemoeienis. Ja, maar goed, het is een vrzitter. De voorzitter, als je zou stemmen, heeft maar n stem, al die andere organisaties hebben hun vertrouwenspersoon daarin. Kwam die kritiek alleen uit de media of ook uit de politiek? Die komt vanuit de media, en is vervolgens overgenomen door de politiek. Want de politiek op Curaao is opportunistisch van nature. Daar zeg ik niks negatiefs mee. Het opportunisme vloeit uit het feit dat je er voor een korte tijd bent en dan moet je dingen voor elkaar krijgen. En vanuit de media ontstond er kritiek, van ja, maar dan krijg je bemoeienis van een minister of van de politiek in de media. Nee, het was maar een voorzitter in de raad. De anderen zijn allemaal uit de sector en die vormen de meerderheid, dus de voorzitter is dan niets anders voor dan er voor te zorgen dat de mediaraad ook werkt. En dat de vrijblijvendheid waarover we het hadden, dat die als het ware, wordt weggehaald. Dat je een betaalde voorzitter hebt, aangewezen en betaald door de overheid. Daar was dus heibel over. Vervolgens was er ook heibel over een artikel in de wet, die zei van, gevraagd en ongevraagd kan de raad situaties onderzoeken, gedragingen onderzoeken en die geeft daar uitspraak over. Vervolgens komt die uitspraak ook naar de minister, en vervolgens kan de minister van onderwijs die uitspraak gebruiken om boetes uit te delen. Dus de uitspraken van de mediaraad moeten worden teruggekoppeld naar de minister en die zou sancties moeten opleggen? Juist, die zou sancties op moeten leggen. Dat was gebaseerd op de kritiek van je kunt toch niet met codes en regels komen en dan geen sancties opleggen? Dat kan niet sanctieloos zijn. Er moet ergens een sanctie zijn en dus hebben we dat in de wet verwerkt. Maar dat vond men toen een probleem, van jaaa, maar dan gaat de politiek zich in de vrije media bemoeien. Nou, dat werd een hele heibel, maar ik ben nog steeds trots dat ik die wet heb aangeboden aan de Staten. Ik vind dat bestuurders moeten doen waarin ze geloven voor hun gemeenschap, als het dan niet succesvol wordt afgerond, of dat het niet wordt geaccepteerd, dat is een tweede. Maar je moet voor jezelf wel kunnen zeggen van, ik geloof hierin, ik doe het en ik ga democratisch het debat aan. En als ie het niet haalt, dan heeft ie het niet gehaald, maar ik kan niet met mezelf leven door te zeggen ik heb niets gedaan . Niks doen is voor mij geen optie, en weglopen voor je verantwoordelijkheden is ook geen optie, dus ik ga het debat aan. Dus ik heb gezegd van : Ok, naar de Staten. Dus ik heb het ook aangeboden aan de Staten. Debat aangegaan, en de Staten is toen, dat noemen ze dan de wetgevingsprocedure dan filibusteren (=vertragen), het werd gefilibusterd, met meer dan tweehonderd vragen. Dan weet je gewoon dat die wet eeeeh. Men durfde niet in mijn gezicht te zeggen, tegen stemmen. Dus men is Nogmaals het stond in het regeerakkoord, dus het werd door alle partijen Maar de regering maakt wetgeving en het Parlement moet dat aannemen of tegenstemmen. Het parlement, als het goed is in een democratie, is geen rubber stamp, dus die mag zelf tegen wetgeving van de eigen regering. Toen kwam er kritiek. Zelfs uit Nederland. De Raad van de Journalistiek vond dat politieke inmenging in de pers. Ik zeg, jullie hebben mooi praten. De manier waarop het op Curaao uit de hand is gelopen, n! En twee, het feit dat de zelfregulering voor geen ene meter werkt. Drie, de diversiteit van de media, vijftig radiostations op de gehele (voormalige,

76

red. ) Nederlandse Antillen, op meer dan een bevolkgrootte van 150.000 mensen, meer dan in Nederland waar er 15 miljoen mensen wonen. Hier meer dan 50 radiostations, zon beetje elke wijk had zijn eigen radiostation. Vervolgens, meer dan twaalf kranten. Wat is volgens u nou precies het probleem dat er zoveel media zijn? De reden waarom er zoveel zijn, is dat er geen kwaliteit is. Zodra er kwaliteit is; kwaliteit is een manier om te selecteren, en laten we zeggen te zuiveren. Maar als er geen kwaliteit en geen regels zijn, dan kan iedereen die maar een microfoon in zijn handen kan krijgen, geleend of gekocht, is journalist, is programmamaker, en heeft een radio. Je kunt tegenwoordig met je laptop kun je radio maken. Maar als de luisteraars toch niet luisteren, wat maakt het dan uit? Dat is het punt. Als de luisteraars wel of niet luisteren. Wij hebben alleen maar commercile media, dat wil zeggen, ik ga naar de commercie en ik probeer wat sponsors te halen en ik maak radio. Interesseert mij niet wie er luistert of wie er niet luistert. En vaak, hoe lager het niveau, hoe meer je mensen prikkelt om te luisteren, bijvoorbeeld, als ik voor de radio ga zitten en ga zeggen: Mensen, ik heb gehoord dat er veel verkrachters zijn op het eiland, er zijn geloof ik een stuk of vijftig verkrachters, maakt niet uit of het waar is of niet, maar iedereen gaat luisteren. De gemeenschap had op een gegeven ogenblik het idee van ik weet niet wat er allemaal gebeurt, maar vaak genoeg word ik het slachtoffer, wordt de gemeenschap het slachtoffer. Ik bedoel, als je weet dat het risico, van als je daar zo uitglijdt, dat je foto frontpage staat, en nog voor je thuiskomt dat de radio al verkondigt dat je eigenlijk dood bent en dat ze later zeggen Oh, ze is niet dood hoor. Ze heeft alleen haar enkel verzwikt. Er waren situaties waar iemand een zwaar ongeluk had, en er werd gewoon gezegd, auto nummer zoveel, naam en je zit thuis en je denkt Mijn god, mijn familie is dood. De politie had ook veel conflicten met journalisten, want de crime scene werd besmet, met hun grote laarzen over de crime scene, en fotos maken door alles heen. Die chaos, dus er kwam kritiek. De politie heeft anno 2012 een aantal conflicten lopen tegen de pers en de laatste was dat een fotograaf in de boeien werd geslagen, omdat de politie zei van h, jij kunt hier niet zijn. En hij zei Ach, je bent een clown man!. En de korpschef zegt, het moet nu eens afgelopen zijn. Dus het punt is, die uitspattingen, niemand kan het meer aanpakken. Je probeert naar de rechter te gaan, soms is er uitspraak en soms is er geen uitspraak, want je moet maar geld hebben om naar de rechter te gaan. Dus wij hebben nog steeds een zeer chaotisch medialandschap, met een normverlaging die je niet wilt weten. Wat is er de afgelopen jaren, dus tussen 2007 en 2012, gebeurd? Tussen 2007 en 2010 (daarna kwam er een andere coalitie, red.)dat ik minister was, alleen maar discussies. En nu, de eerste minister na mij die zei: Ik pik het weer op. En die was binnen minder dan een jaar weer weg. En de opvolgende ministers die hebben nooit gesproken over de mediaraad, want die hebben gewoon geen tijd. Die weten amper waarmee ze bezig zijn en ze kunnen amper hun normale dingen doen. Er is geen beleid, er is nooit beleid gekomen meer. Het laatste beleid van onderwijs en cultuur dat komt van mijn hand. Dus van 2010 geen continuteit meer, niks meer. Is er geen overdracht geweest? Als er n ministerie is dat alles heeft overgedragen, ook vastgelegd heeft in boek en in publicaties, dan ben ik dat. Dus alles is overgedragen, de eerste minister die kwam na 2010 die heeft ook gezegd van ik pik de wet weer op. Maar dan moet je hem weer ombouwen in een Curaaose wet, want het was een Antilliaanse wet. Dus je moet dat weer ombouwen en dat had hij al aangekondigd. En ik werd al opgebouwd van, joh, je krijgt toch gelijk. En toen, omdat er niks is gebeurd. En de PAR zit nu niet meer in de regering, die zit in het Parlement en in het parlement, heb ik, ik ben nu adviseur van het parlement, ik zit zelf niet in het parlement, heb ik nu een initiatief gelanceerd om toch iets te doen aan regulering, want de kritiek blijft toch: dit is toch buiten elke

77

proportie. Je kunt ook niet helpen bevorderen, want wat is je aanspreekpunt? Nu, (op Curaao, red) nog maar 30 radiostations, negen kranten. Ook reclame is een punt. Je kunt op iedere manier hier reclame maken. Er is niks, geen reclamecode, niks. Alles kan. Je kunt ook tegen kinderen zeggen, het is goed voor je tanden om veel snoep te eten. Kun je zeggen. Er is niemand die daar iets over zegt. Met die energiedrankjes heeft de politie gezegd van, tsjong, dit kan niet, die energiedranken daar wordt reclame voor gemaakt, maar dat is niet goed voor die kinderen. Punt is, als iets niet goed is, hoeven ze het niet meteen uit de schappen te halen, maar reclame daarover kan en mag niet gebaseerd en gefocust zijn op kinderen. Daar moet een reclamecode voor zijn. Er was een ander verhaal. Er was een kind verkracht, het was vijf jaar. Ik was minister van onderwijs toen dat gebeurde. Toen is een buurvrouw met dat kind naar de media te gaan. En toen was er een journalist die stelde vragen als: hoe heeft hij dat gedaan, hoe vaak heeft hij dat gedaan, waar deed hij dat, deed het pijn? Dan gaat voor mij alles kapot! Zelfs een rechercheur stelt zon vraag op die manier niet. Dat zijn specialisten, een kinderpsycholoog moet daar bijkomen, want dat kind mag je niet in een dusdanige toestand brengen dat je dat kind misschien dingen vertelt waar het kind nog helemaal nog niet klaar voor is om te weten. Een kind van vijf weet helemaal niet wat haar overkomt, die weet wel dat er iets is gebeurd. Op een gegeven moment staat het kind te giechelen, op het andere moment te huilen. Ik dacht: Mijn god, wat ben je (die journalist, red.) een monster!. En toen heb ik als minister een brief geschreven naar de radio en gezegd ik doe dit als minister van onderwijs, dat de rechten van het kind hier worden overtreden. Dit kind heeft recht op bescherming. Wie beschermt dit kind? De rechten van het kind staan in een verdrag en daar zijn jullie ook aan gebonden. En zij zeiden: Dit is nieuwsgaring, ik ben bezig met mijn nieuws, dat moet de minister maar begrijpen. Waar zijn we nu? De PAR-fractie zegt: Er moet iets gebeuren met de media. Maar dan, op basis van de kritiek die er is geweest en van alles, moeten we iets doen, waar het minimale wordt geregeld. Namelijk, geen dwang, maar drang naar een organisatie, die door de sector zelf wordt opgezet en de overheid gaat dan stimulerend optreden. Als jullie zon raad hebben, dan geven we jullie subsidie. Zonder enig politieke inmenging? Niks! Alleen maar een minimaal aantal producten dat eigenlijk niks meer is dan bevordering, stimulering, en het organiseren van de World Press Day, dat mandateert de overheid dan aan die organisatie als die er dan al is. Over de verhouding rechter en mediaraad. Kunnen gedupeerden niet gewoon beter naar de rechter stappen? Kijk naar je gemeenschap h? 70 procent van onze gemeenschap heeft een inkomen van minder dan 2000 gulden per maand. Die mensen gaan niet naar de rechter, want een advocaat kost minimaal 200 tot 300 gulden per uur. Zou een mediaraad dan een advocaat beschikbaar moeten stellen? Ik zeg nu, laat de mediaraad zelf beslissen hoe ze dat gaan doen. Reguleer het niet, maar laat er tenminste een bewustwording zijn dat er een organisatie moet zijn die iets doet aan de bevordering van kwaliteit en burgers helpen die gedupeerd zijn. Welk stadium heeft deze discussie omtrent een mediawet op Curaao inmiddels bereikt? Oftewel: wanneer worden concrete stappen genomen tot het oprichten van zon mediaraad en wie moet die discussie of dat proces gaan leiden? De discussie is politiek gezien vastgelopen, dus wij zeggen: ga nu stimuleren en motiveren. Dat is de bedoeling van dit initiatief.

78

En dan moeten de vertrouwenspersonen zelf een persoon aanwijzen die het gaat leiden? Ja. En de stimulans is, als je zon mediaraad heb krijg je ook subsidie. Hier is de wet alleen maar stimulerend en bevorderend. En hoopt dan met de subsidie een soort van stimulans te zijn voor de sector . Ga jezelf organiseren, maak van je organisatie een dermate structuur, dat je jezelf kunt presenteren aan de overheid. En zeggen van, ik vertegenwoordig de sector. Dat moet je wel kunnen bewijzen. En dan zegt deze wet, dan moet de overheid je erkennen en je subsidie toekennen. En dan moet je minimaal werken aan professionaliteit en ook zorgen dat burgers een aanspreekpunt hebben. Tegen welke moeilijkheden zullen de Curaaose media aanlopen verwacht u? De discussie die er was, was een discussie van de politiek gaat zich er mee bemoeien. Gaat zich met persvrijheid bemoeien. Nu is er geen discussie meer, alles is weer als vanouds. Er wordt weer van alles gepubliceerd. De discussie is ook dood. Maar er zijn wel conflicten, met de politie bijvoorbeeld. De politie schreeuwt van de daken dat er wat moet gaan gebeuren. De politie zegt als jij de plaats delict besmet, kunnen wij niet meer onderzoeken, niet vervolgen en berechten en wie heeft daar dan voordeel aan? Jij hebt eventjes een krant verkocht waarin de rotte vis wordt gepresenteerd, maar ik zit met het probleem dat ik het delict niet kan oplossen. De kosten zijn onvoorstelbaar groot. Dus het punt is, er zijn conflicten. Erger nog, de politiek heeft zich nu verplaatst buitenparlementair naar de media. Populistische partijen hebben dagelijks radioprogrammas, die kosten bommen geld en die spuien van alles uit. Meneer Wiels bijvoorbeeld, 1,5 uur per dag. Wij hebben na 10/10/10 geanalyseerd, hoe komt deze man aan zijn groei? Hij is van twee naar vier zetels gegaan? Media is hier niet geheel onafhankelijk van sponsorgeld afkomstig uit commercie en politieke partijen, wilt u met deze mediawet dan oneerlijke concurrentie in verkiezingstijd tegengaan? Want een Helmin Wiels kan met zijn radioprogramma wel heel veel luisteraars trekken. Ja, dus wat hebben wij gedaan? Want er is dus geen regulering. Want normaal in de mediawet die ik toen had, in de voorziening stond dat radiostations tijd beschikbaar moeten stellen aan alle politieke partijen die zitting hebben in het parlement. Iedereen moet aan zijn trekken komen. Hoe subsidieert de overheid dat? Je kunt zon vergunning kopen? Verlies je als radiostation je recht op zon vergunning als je niet evenredige aandacht besteed aan de verschillende vertegenwoordigers in het parlement? Nee, er wordt niks gemeten. Je krijgt gewoon je vergunning en je blijft daar mee voor de rest van je leven en je kunt daar zaken mee gaan doen. Je kunt sponsors gaan zoeken, programmas gaan maken. Radio is hartstikke duur. Wij zeggen nu (als PAR, red.) we moeten het evenwicht behouden, dus wij hebben nu ook een eigen radioprogramma, ik draai dat, dagelijks vanaf november 2010, een half uur per dag, en dat kost 2200 gulden in de maand, dus kun je voorstellen wat Wiels betaalt? Wiels en ook de PAR kopen ruimte op een bestaand radiostation om daar onze politieke gedachten bekend te maken. Wij kopen onze tijd ook bij een onafhankelijk radiostation, maar zo krijgen radiostations hun inkomsten. Dus ook weer dr de politiek eigenlijk? Ja ja ja! Maar als je dat niet organiseert, en het is niet gereguleerd, dan is het enige wat je kunt doen, in dat speelveld zorgen dat je in ieder geval tegenwicht biedt. Er is geen mediawet, er komt geen mediawet, dus wat moet je als politieke partij doen? Zorgen dat we in de markt blijven!

79

Dus de PAR doet nu zelf ook mee aan dat mediaverschijnsel! Ja, ja, ja, ja! We moeten meedoen. Helmin Wiels zegt tegen mensen: Nederlanders hebben geld gegeven om zwarte mensen op het eiland op te kopen. Jullie worden weer slaven. Mensen als Leeflang zijn zwart van buiten, maar blank van binnen. Dat zijn de bounties. Makamba pretu Ja, makamba pretu. Zij doen mee met de makambas om jullie te verkopen. En ik ben de enige redding en de oplossing. Als jij daar dan niets tegenover stelt, dan wat mijn kant van het verhaal is, dan blijft zijn verhaal staan. Erger nog. Hij heeft gezegd over de consensus schuldsanering. Hij zegt, weet je wat de schuldsanering is? De makambas hebben alle baaien opgekocht. Alles! Als iemand elke dag op de radio is te horen en dat met zoveel overtuiging zegt, en er komt niks tegenover, dan denken mensen, dat kan waar zijn. En het tweede is, en dat is een vaststaand feit. Er is een frictie tussen zwart en wit. Die is er. Die kun je bespelen. De zwarte emancipatie is eigenlik in 1969 heeft het geleid tot een uitbarsting, 30 mei. Na 30 mei is dat eigenlijk beslecht. We hebben een zwarte gouverneur gekregen, zwarte ministers, zwarte minister president, double trouble, want ze was ook nog eens zwart n vrouw. Dat hadden we al beslecht. Wat doet Helmin Wiels? Hij ruit ze op. Dat doet Wilders toch ook? Hoe komt het dat men in Nederland denkt dat een groepje moslims heel Nederland kan overnemen? Hoe komt het dat men dat gelooft. Omdat dat gemakkelijk inspeelt op de frustraties. Je kunt het mensen aanpraten en vervolgens kun je het gebruiken. Hoe komt het dat Wilders zo populair is? Waarom is Nederland waarvan minstens negentien procent van de bevolking MBO-geschoold is, hoe komt het dat ze geloven wat hij zegt? Populisme Populisme dus in opkomst door die ongereguleerde pers, volgens u? Politiek wordt momenteel teveel benvloed door populisme, als ik u goed begrijp? Helemaal! Is dat ook de reden geweest om een mediawet in te stellen? D reden absoluut niet. D reden is, en dat hebben we ook geargumenteerd. De bevolking was het zat. Die vernedering Zijn ze het nu niet meer zat dan? Jazeker, maar de bevolking blijft op den duur stil. Maar die misdaadkranten blijven wel goed verkopen, dus ze dragen zelf ook een bijdrage daaraan. Ja tuurlijk, een groep blijf kopen, maar ze kopen ook Antilliaans Dagblad en ze kopen ook Amigoe. En de Vigilante (misdaadkrant, red.) heeft maar een kleine groep nodig om te kunnen leven. Heeft Curaao over vijf tien jaar een werkende mediaraad? Ik denk dat met dit voorstel wat we nu hebben, dat eigenlijk helemaal uitgedund is en toegesneden is op de voorzichtigheid die je leert uit de ervaringen, dat we over 10 jaar een mediaraad hebben. Maar als het niet gestimuleerd wordt, dan niet. Het moet gestimuleerd worden. Maar ik denk dat deze initiatiefwet daar zeker aan toe zal bijdragen. Je moet wel een erkenning kunnen waarmaken, er moet wel draagvlak zijn. Wil je wat geld krijgen voor je sector Onderzoeksjournalistiek bijvoorbeeld is niet mogelijk op Curaao, omdat er geen geld is. Zon raad krijgt dan een fondsje en daar kun je dingen mee doen. Congres of opleiding. Stukje professionalisering. Maar ook door de subsidie kunnen ze hun eigen geweten opbouwen waarmee ze hun eigen sector kunnen verstevigen. Het punt is, media moeten onafhankelijk worden van hun vaste adresjes afbellen voor nieuws. Met geld, kunnen ze onderzoeksjournalistiek bedrijven.

80

Bijlage 2: Gedragscode Radio & TV (Informatiefolder 2005)

81

82

Bijlage 3: Ontwerp Landsverordening Mediaraad Curaao (september 2011)

Versie 1 STATEN VAN CURACAO ZITTING 2011-2012 -------------------------------------------------------------------------------------------Landsverordening mediaraad ----------------------------------------------------------------------------------------------------------Aanbieding -----------------No. 1

Gebruikmakend van het recht der Staten, zoals vastgelegd in artikel 77 van de Staatsregeling van Curaao, bieden ondergetekenden hierbij uw college ter goedkeuring aan een ontwerp Landsverordening Mediaraad

Willemstad, September 2011 Emily de Jongh-Elhage Magali Jacoba Pedro Atacho Zita Jesus-Leito Marilyn Alcala-Walle Malvina Cecilia Glenn Sulvaran Dennis Jackson

83

Staten van Curaao

Zitting 2011-2012 ---------------------------------------------------------------------------------------------------------Initiatief Landsverordening bevordering oprichting mediaraad _______________________________________________________________________ Ontwerp ------------No. 1 -----------

IN NAAM DER KONINGIN

DE GOUVERNEUR van Curaao

In overweging genomen hebbende:

dat het wenselijk is ter bevordering van de kwaliteit van de media, het ontwikkelen van een reclamecode en een journalistieke gedragscode te stimuleren; dat daartoe de middelen beschikbaar worden gesteld om de oprichting van een Mediaraad te bevorderen;

Heeft, de Raad van Advies gehoord hebbende, met gemeen overleg met de Staten van Curaao, vastgesteld onderstaande landsverordening: Artikel 1 1. In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. Minister: b. media: c. Mediaraad: de Minister van Onderwijs en Cultuur; alle gedrukte en elektronische vormen van massacommunicatie; de Mediaraad, bedoeld in artikel 2.

84

Artikel 2 1. Er is een mediaraad gevestigd te Curaao. 2. De mediaraad ontleent haar bestaansrecht aan de erkenning door: de mediawerkers 3. De mediaraad wordt door de Regering bij landsbesluit erkend.

Artikel 3 1. 2. De kosten van de Mediaraad komen ten laste van de begroting van het Ministerie van Onderwijs en Cultuur en worden verstrekt volgens een door het Land met de Mediaraad aan te gane overeenkomst. De Regering heeft geen zeggingsschap in de organisatie en het beleid van de mediaraad De overeenkomst met de Mediaraad heeft minstens betrekking op de volgende producten a. de Regering te adviseren over het informatiebeleid in het algemeen en het mediabeleid ten aanzien van radio, televisie, pers en andere vormen van massacommunicatie in het bijzonder. b. c. bevorderen dat in de media op verantwoorde wijze reclame wordt gemaakt en journalistiek wordt bedreven. het bijhouden van de internationale ontwikkelingen op het gebied van de media en informatiediensten; het opstellen van een reclamecode; het opstellen van een journalistieke gedragscode; het behandelen van klachten over reclameboodschappen en journalistieke gedragingen; 3. De Mediaraad dient jaarlijks vr 1 april een begroting in voor het daarop volgende kalenderjaar. De Mediaraad doet jaarlijks vr 1 juni de jaarrekening over het voorafgaande jaar toekomen aan de Staten van Curaao. De begroting en de jaarrekening dienen vergezeld te gaan van een verklaring omtrent de getrouwheid en de rechtmatigheid, afgegeven door een accountant en behoeven de goedkeuring van de Minister. Artikel 4 De mediaraad is verantwoordelijk voor de jaarlijkse herdenking van de World Press Freedom day op 3 mei zoals vastgesteld door de United Nations General Assembly. Artikel 5 Deze landsverordening wordt aangehaald als: Landsverordening bevordering oprichting mediaraad. Artikel 6 Deze landsverordening treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening en publicatie in de Curaaose Courant. Gegeven te Curaao, xx 2011. De Minister van Onderwijs en Cultuur Uitgegeven de xxxx, 2011. De Minister van Algemene Zaken

d.. e. f.

85

MEMORIE VAN TOELICHTING Algemeen Curaao heeft een zeer wijd vertakt media landschap, met 28 radio zenders; 9 kranten en een veelheid aan persorganen. Op 1 mei 2012 heeft de UNESCO Curaao een overeenkomst getekend met de Curaao Media Organisatie om scholing aan te bieden aan mediawerkers. Dit is een positief begin. Daarnaast zijn er in de laatste tijd verschillende aanvallen gedaan op de media vanuit de politiek. De media organisatie moet daarom een eigen krachtig platform hebben die zelfstandig de kwaliteit kan bewaken en de belangen van de media kan vertegenwoordigen. De onderhavige landsverordening heeft tot doel een mediaraad te erkennen en te ondersteunen en subsidie beschikbaar te stellen. De overheid heeft verder geen bemoeienis noch zeggingsschap over de mediaraad en kan ook geen vertegenwoordigers benoemen in de raad of het bestuur van de rechtspersoon. De Mediaraad is dus een onafhankelijke organisatie die zich inzet voor de bevordering van de kwaliteit van de media. De mediaraad is daarnaast ook een aanspreekpunt voor de gemeenschap. De overheid sluit een overeenkomst met de mediaraad waarin een minimum aan producten is vastgesteld. Met het vereiste om de herdenking van de World Press Freedom Day te herdenken delegeert de overheid een verantwoordelijkheid aan de mediaraad. Hiermee wordt beoogd de mediaraad te belasten met een waakhondfunctie naar de gemeenschap en de overheid met betrekking tot het waarborgen van de vrijheid van de pers, als fundamenteel universeel mensenrecht. Daarnaast is het ook bedoeld om een isolement van de locale media te voorkomen door verbinding te zoeken met de internationale gemeenschap. Artikelsgewijs toelichting Artikel 2 De wetgever gaat ervan uit de media zelf het initiatief neemt om een mediaraad op te richten die voldoet aan de bij de wet gestelde eisen voor erkenning. Artikel 3 Noemt de minimale producten die de Mediaraad in binnen de overeenkomst moet leveren. Deze minimumeisen zijn noodzakelijk om de subsidie te kunnen verantwoorden Artikel 4 Deze internationaal herkende dag wordt onder de verantwoordelijkheid van de Mediaraad herdacht, maar is geen vrije dag.

Gegeven te Curaao, xx 2011. De Minister van Onderwijs en Cultuur Uitgegeven de xxxx, 2011. De Minister van Algemene Zaken

86

Das könnte Ihnen auch gefallen