Sie sind auf Seite 1von 1

De maanden van het jaar

We leven nu in het jaar ___________ januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december

Een jaar heeft

______ maanden.

Het is nu __________________________

Het nummer van deze maand is ______

In welke maand ben je jarig? __________________________ Kies uit:

Weet je ook op welke dag? ______

Mijn verjaardag komt nog. Ik ben jarig over _____ maanden/dagen. Mijn verjaardag is al geweest. Het is _____ maanden/dagen geleden.

Vul de naam van de maand in: De eerste maand van het jaar heet __________________________ Twee maanden geleden was het __________________________ De laatste maand heet __________________________

Over drie maanden is het __________________________

Das könnte Ihnen auch gefallen