Sie sind auf Seite 1von 20

VMT 20 Brandstofsystemen 1

Zelfstudie en huiswerk

Naam Cursist: ___________________________ Trainer: _________________________________ Datum: _________________________________

copyright 2011

Zelfstudie

VMT 20 Brandstofsystemen 1
08-11

Zelfstudie

Introductie Dit Zelfstudiepakket is een voorbereiding op de RPT-dag "Brandstofsystemen 1", die je binnenkort gaat volgen. Tijdens deze RPT-dag ga je een aantal opdrachten uitvoeren. De informatie in de Zelfstudie is speciaal gericht op deze opdrachten. De Zelfstudie vormt een aanvulling op de Theorieleerstof die bij de beroepsopleiding hoort. In de Zelfstudie moet je een aantal vragen beantwoorden. Doe dit zo goed als je kunt. Het helpt je ook om met succes door de Starttoets te komen. De vragen worden tijdens de dag door de instructeur besproken. Neem daarom de ingevulde Zelfstudie mee naar de RPT-dag en bewaar hem goed. Hij kan ook zeer nuttig zijn bij de voorbereiding op het praktijkexamen. Doelstellingen: Na deze dag kun je met betrekking tot

Roterende brandstofpomp: Een roterende pomp vervangen In de basisafstelling monteren Distributie timen Roterende pomp afstellen: Een roterende pomp mechanisch afstellen Een roterende pomp dynamisch afstellen Verstuiver controleren en afstellen: Een verstuiver de- en monteren Verstuiver op drukken en lek controleren Verstuiver reviseren Gloeisysteem controleren Een gloeisysteem op goede werking controleren Diverse elektrische metingen aan een gloeisysteem uitvoeren Commonrailsysteem: Een commonrailsysteem herkennen Delen van een commonrailsysteem en hun functie benoemen

VMT 20 Brandstofsystemen 1
08-11

Zelfstudie
Beoordeling: Aan het einde van de RPT-dag vult de trainer een beoordelingsformulier in. Dit formulier wordt aan de cursist meegegeven. Hierop staan de beoordelingen voor de uitgevoerde werkorders. Ook geeft de trainer een algehele beoordeling voor de manier waarop er de hele dag gewerkt is. De beoordeling voor de verschillende onderdelen is Goed (G), Voldoende (V) of Onvoldoende (O). Succes!

VMT 20 Brandstofsystemen 1
08-11

Zelfstudie

Inleiding dieselinspuitsystemen. De laatste jaren gaan de ontwikkelingen bij inspuitsystemen verschrikkelijk snel. Dit heeft alles te maken met de strenge milieueisen, de zogenaamde euronormen voor de personen- en vrachtautos of voor de scheeps- en stationaire motoren de Tier normen. Tot en met de Euro 2 of Tier konden de meeste fabrikanten toe met mechanisch geregelde brandstofpompen. De meest gebruikte inspuitsystemen waren: Lijnpompen: voor dieselmotoren (cilinderinhoud boven 6 liter) Blokpompen: voor kleine- en grote dieselmotoren Verdelerpompen: voor sneldraaiende dieselmotoren (cilinderinhoud kleiner dan 6 liter) Pompverstuiver: voor dieselmotoren

Om aan de milieueisen te voldoen deed het dieselmotormanagement zijn intrede beter bekend als EDC (Electronic Diesel Control). De conventionele dieselsystemen werden hier mee uitgerust, maar ook nieuwe systemen deden hun intrede. De meest voorkomende inspuitsystemen op dit moment zijn: EDC motormanagement systeem met lijnpomp EDC motormanagement systeem met verdelerpomp EDC motormanagement systeem met pompverstuiversystemen (UIS = Unit Injector System) EDC motormanagement systeem met pomp leiding verstuiver systemen (UPS = Unit Pomp System) EDC motormanagement systeem met Common Rail inspuitsysteem

VMT 20 Brandstofsystemen 1
08-11

Zelfstudie

Bij dieselmotoren die worden toegepast in locomotieven, aggregaten en scheepsmotoren, maar ook voor het kleine 1 cilinder motortje heeft men de n cilinder inspuitpomp of blokpomp toegepast. Deze kunnen op elke motor onafhankelijk van het aantal cilinders worden toegepast en zijn ontwikkeld voor vermogens van 4 KW tot 1.000 KW per cilinder. Ook kan er zware stookolie mee genjecteerd worden. Het systeem kan zowel mechanisch als elektronisch geregeld worden.

VMT 20 Brandstofsystemen 1
08-11

Zelfstudie
Tijdens deze dag zullen we ingaan op de roterende brandstofpomp en Common Rail. De volgende onderwerpen zullen aan de orde komen: Verdelerpomp controleren en afstellen (statisch) Verdelerpomp controleren en afstellen met behulp van systeemtester Verstuivers controleren en afstellen Common Rail systeem herkennen van componenten Werking van het gloeisysteem controleren

Verdelerpompen Een ander benaming die veel gebruikt wordt voor de verdelerpomp is de roterende brandstofpomp. Van de verdelerpomp zijn er 2 uitvoeringen. Axiale verdelerpomp Radiale verdelerpomp. De Axiaalpomp Een Axiaalpomp heeft n plunjer die een axiale (dus met de as mee) beweging maakt om een hoge druk te krijgen. Kenmerkend voor dit type brandstofpomp is de nokkenschijf die de op- en neergaande beweging van de plunjer mogelijk maakt.

De radiaalpomp Een radiaalpomp heeft twee of meer plunjers die naar elkaar toe bewegen, waardoor de drukopbouw plaatsvindt. De plunjers maken dan een radiale beweging. Kenmerkend voor dit type brandstofpomp is de nokkenring die de op- en neer gaande beweging van de plunjers mogelijk maakt.

VMT 20 Brandstofsystemen 1
08-11

Zelfstudie
Beide pompen worden toegepast in kleinere snellopende dieselmotors tot max. 6 ltr. Tijdens deze praktijkdag zullen we hoofdzakelijk de axiale verdelerpomp behandelen. Brandstoffilters vervangen.

De fabrikant schrijft voor bij welke kilometerstanden het brandstoffilter vervangen moet worden. Zorg vr het vervangen van het brandstoffilter dat de omgeving van het filter zeer schoon is. Zelfs de kleinste verontreinigingen kunnen, als ze in het systeem terecht komen, de brandstofpomp en verstuivers beschadigen. Brandstoffilters zijn er in twee uitvoeringen: Met losse verwisselbare filterelementen Met complete filters Met losse filterelementen Tap, zo mogelijk, al voor het losnemen van het filter de daarin aanwezige dieselolie af. Reinig bij filters met een los filterelement het filterhuis of deksel ook goed van binnen goed. Controleer op de aanwezigheid van water, dit geeft in de winter veel problemen door dichtvriezen van leidingen. Een veel voorkomend probleem van deze tijd is algengroei in de brandstoftank. Controleer tijdens het vervangen van het brandstoffilter ook op de aanwezigheid van deze slijmerige substantie. Bevat het filterhuis, de bezinkkolf of het deksel veel water of algen dan komt dit uit de brandstoftank. Bij algengroei dient het complete dieselsysteem gereinigd te worden. Kijk hier ook wat de fabrikant voorschrijft welke middelen wel of niet gebruikt mogen worden. Algen groei wordt verstekt door: Water in de brandstoftank Hoge temperaturen Slechte kwaliteit brandstof

VMT 20 Brandstofsystemen 1
08-11

Zelfstudie
Ontluchten van het brandstofsysteem Veelal zullen kleine hoeveelheden lucht, die in het brandstofsysteem zijn gekomen tijdens de normale onderhoudswerkzaamheden, automatisch verdwijnen als de motor draait. De druk in het brandstofsysteem kan verdeeld worden in 3 verschillende gebieden. Vanaf de brandstofpomp tot aan de opvoerpomp zal er een onderdruk heersen. Vanaf de opvoerpomp tot aan de plunjer is het lagedrukgebied. Dit lagedrukgebied is in feite het pomphuis zelf, dat geheel gevuld is met brandstof. Het deel vanaf de plunjer tot in de verstuiver is het hogedrukgebied.

Na afloop van werkzaamheden aan een motor, waarbij bijvoorbeeld de brandstofpomp of de leidingen van het inspuitsysteem los zijn geweest, moet het hoge drukgedeelte soms ontlucht worden. Daarnaast is bij sommige systemen ontluchten nodig na werkzaamheden aan het lagedrukgedeelte. (Bijvoorbeeld het vervangen van een brandstoffilter). Denk eraan dat bij verdelerpompen, die zijn uitgevoerd met een elektromagnetische afsluiter, de doorgang voor de brandstof door de pomp bij het ontluchten geopend moet zijn. Ontluchten lagedruk gedeelte In het algemeen kan het lagedrukgedeelte ontlucht worden door middel van een handpompje. Veelal ontluchten de verdelerpompen zich zelf door de motor te starten. Zorg er dan wel voor dat de leidingen en brandstoffilters al zoveel mogelijk gevuld zijn met brandstof. Dit kan bijvoorbeeld door de aanvoerleiding van de brandstofpomp los te nemen en de brandstof aan te zuigen (met behulp van goed gereedschap) tot aan de brandstofpomp. De leidingen en filters zijn dan al gevuld. Door de motor te starten zal de rest van het systeem snel ontlucht worden en wordt overbelasting van de startmotor voorkomen.

VMT 20 Brandstofsystemen 1
08-11

Zelfstudie

10

!!!!!!Opmerking!!!!!!! Giet nooit de inhoud van het oude brandstoffilter in het nieuwe filter. Ontluchten hogedruk gedeelte In bepaalde gevallen moet men het hogedruk gedeelte ook ontluchten. Dat kan gebeuren door middel van het gedeeltelijk losdraaien van de wartels aan de verstuivers. Vervolgens wordt ook hierbij de motor gestart tot er brandstof langs de wartels weglekt. Daarna worden de wartels op het juiste aanhaalmoment vastgedraaid. !!!!!Opmerking!!!! Raadpleeg altijd het werkplaatshandboek voor de juiste methode voor het ontluchten van het brandstofsysteem. Enkele waarschuwingen met betrekking tot ontluchten: Denk bij het ontluchten aan de veiligheid van jezelf en voor anderen. Dieselinspuitsystemen werken met zeer hoge drukken. Een verkeerde handeling kan tot gevaarlijk situaties leiden. Warme lekbrandstof is zeer brandbaar en mag niet in contact worden gebracht met open vuur, vonken of sterke hitte straling. De motor kan plotseling aanslaan, als de startmotor wordt gebruikt bij het ontluchten van het brandstofsysteem. Het ontluchten van het brandstofsysteem door de auto in de versnelling te slepen, kan ernstige schade aan het brandstofinspuitpomp veroorzaken. Uitbouwen van een verdelerpomp Als je na controle hebt vastgesteld dat de brandstoppomp de oorzaak is van het niet goed functioneren van een dieselmotor, moet je de pomp uitbouwen. Het is raadzaam om voor het uitbouwen van brandstofpomp de distributie op tijd te zetten. Gebruik altijd de merktekens die opgegeven worden in het werkplaatshandboek en breng niet zelf merktekens aan. Na het uitbouwen kun je de pomp laten testen en repareren en indien nodig vervangen. Inbouwen van een verdelerpomp Na het testen, repareren of vervangen van de brandstofpomp, kan de brandstofpomp ingebouwd worden. Bouw de brandstofpomp volgens voorschrift in. In veel gevallen zal de distributie opnieuw afgesteld moeten worden. Als de distrubutie is uitgevoerd met een distributieriem, vervang deze dan.

VMT 20 Brandstofsystemen 1
08-11

Zelfstudie
Het afstellen van het inspuitmoment Het controleren en afstellen van het inspuitmoment kan op meerdere manieren worden uitgevoerd. De volgende manieren zijn mogelijk: Statisch (met behulp van meetklok) Dynamisch (met behulp van stroboscooplamp) Dynamisch (met behulp van systeemtester) Statisch afstellen van verdelerpomp Statisch afstellen van de verdelerpomp moet iedere keer worden uitgevoerd wanneer de verdelerpomp opnieuw wordt gemonteerd. Ook bij het vervangen van de distributieriem is het verstandig om deze afstelling opnieuw te controleren. Controleer of het pomphuis goed aanligt en monteer de bevestigingsmoeren/bouten. Zet deze nog niet definitief vast. Zet de zuiger van de eerste cilinder in BDP aan het eind van de compressieslag. Verwijder de centrale plug uit de verdelerkop achter uit de pomp. Plaats de meetklok met verlengstuk in de vrijgekomen opening. Kijk in het werkplaatshandboek hoe de procedure verder verloopt. Er zijn namelijk verschillende pompen van verschillende fabrikanten die ieder weer een andere manier van afstellen hebben. Als je de brandstofpomp niet uit- of in hoeft te bouwen, moet je voor het afstellen de wartels van de brandstofleidingen enkele slagen losdraaien om te voorkomen dat de leidingen tijdens het afstellen vervormen. Vervolgens kan de brandstofpomp afgesteld worden volgens de door de fabrikant voorgeschreven procedure. Gebruik ook her altijd de fabrieksgegevens omdat voor de verschillende merken en types, verschillende procedures kunnen voorkomen. !!!Let op!!! Bij de oude mechanische verdelerpompen dient men bij het afstellen van rekening te houden met de koudstartinrichting. Raadpleeg het werkplaatshandboek of deze voor het afstellen in- of uitgeschakeld dient te worden.

11

VMT 20 Brandstofsystemen 1
08-11

Zelfstudie
Dynamisch controleren en afstellen van de verdelerpomp met behulp van stroboscooplamp Het inspuitmoment kan met behulp van een stroboscooplamp met draaiende motor gecontroleerd worden. Feitelijk is dit een controle of de statische afstelling goed is verlopen. In de praktijk wordt deze controle niet veel meer uitgevoerd.

12

Dynamisch controleren en afstellen van de verdelerpomp met behulp van systeemtesters Bij de huidige roterende brandstofpompen met EDC wordt het inspuitmoment versteld d.m.v. het aansturen van een elektrisch klep aan de onderzijde van de brandstofpomp (inspuitmomentversteller). Door het toepassen van een verstuiver met een naaldslagsensensor, controleert de EDC continu het inspuitmoment en regelt deze bij als dit nodig is. Deze aansturing en controle van het inspuitmoment kan ook zichtbaar gemaakt worden met behulp van een systeemtester. Deze controle kan bij de meeste EDC verdelerpompen worden uitgevoerd, mits de tester deze functie ondersteund.

VMT 20 Brandstofsystemen 1
08-11

Zelfstudie

13

Afhankelijk van welk type systeemtester, wordt direct aangegeven of het inspuitmoment goed is. Bij sommige systeem moet men de waarde die men uitgelezen heeft vergelijken met een grafiek/tabel in het werkplaatshandboek. De dynamische controle is een nacontrole van de statische afstelling. Verder kan ook met deze functie de werking van het ventiel voor de inspuitmomentverstelling gecontroleerd worden. Stopsolenode

Deze elektromagnetische klep dient voor het afsluiten van de brandstoftoevoer. Maak als je deze moet vervangen, eerst de omgeving goed schoon. Zet de elektromagneet met het juiste aanhaalmoment vast.

Verstuivers Lekkende verstuivers kunnen, naast overmatig brandstofverbruik en extra milieubelasting, ook ernstige schade aan de motor veroorzaken. De lekkende verstuivers veroorzaken smeerolieverdunning op de cilinderwand, waardoor als gevolg van gebrek aan smering de zuigerveren kunnen vreten. Ook kan door bijvoorbeeld het nadruppelen van een verstuiver een gat in de zuiger gebrand worden. Periodieke controle en de tijdige vervanging van defecte verstuivers is dus van levensbelang voor de motor. We kunnen verstuivers indelen in twee types: Tapverstuiver: werden veel toegepast bij snellopende indirect ingespoten dieselmotoren. De indirect ingespoten dieselmotoren worden steeds minder toegepast in verband met het lagere rendement van de motor t.o.v. een direct ingespoten dieselmotor. De openingsdruk van deze verstuiver ligt meestal rond de 100 - 150 bar.

VMT 20 Brandstofsystemen 1
08-11

Zelfstudie
Meergatsverstuiver: wordt in alle direct ingespoten dieselmotoren toegepast. De openingsdruk van deze verstuiver ligt meetal zo rond de 160-210 bar. Van dit type verstuiver kent men ook de zogenaamde tweetrapsverstuiver. Zoals de benaming al aangeeft wordt de brandstof in twee fase in gespoten om het verbrandingslawaai te beperken. Eerste trap: De brandstofdruk zal de verstuivernaald eerst de kleine veer indrukken, hierdoor wordt er een kleine hoeveelheid brandstof ingespoten. Tweede trap: Wanneer de brandstofdruk verder oploopt, zal de verstuivernaald ook de grote veer indrukken. Nu wordt de hoofdhoeveelheid brandstof ingespoten.

14

Bij dit type verstuiver kan alleen de openingsdruk van de eerste trap gecontroleerd worden. Verstuiver uit- en inbouwen De ruimte rond de verstuivers dient voor het uitbouwen gereinigd te worden. Voordat de verstuiver uitgebouwd kan worden, moeten de inspuitleidingen verwijderd worden. De leidingen mogen hierbij niet geforceerd worden. Plaats afdekdopjes op de aansluitingen van de verstuivers en de brandstofpomp. De verstuiver dient losgedraaid te worden met een speciale dop. Verwijder ook het brandplaatje (het afdichtingsplaatje tussen cilinderkop en verstuiver). Reinig de schroefdraad en het montagegat. Zorg ervoor dat er geen verontreinigingen in de verbrandingsruimte terecht kunnen komen. Monteer bij het inbouwen altijd een nieuw brandplaatje. !!!!!Let op dat je het brandplaatje op de juiste wijze aanbrengt.!!!!! Draai de verstuiver met het voorgeschreven aanhaalmoment vast. Monteer vervolgens de inspuitleidingen. Vervang gescheurde of geknikte leidingen. Zorg dat je inspuitleidingen spanningsvrij monteert door de wartels eerst met de hand vast te zetten. Zorg dat de leidingen loodrecht op de verstuiveraansluiting staan.

VMT 20 Brandstofsystemen 1
08-11

Zelfstudie
Belangrijk: Controleer de klemblokjes bij ieder onderhoudsbeurt op aanwezigheid en goede montage om scheuren en breken van de inspuitleidingen breuken ten gevolge van trillingen te voorkomen. Verstuiver demonteren en monteren Na het uitbouwen van de verstuivers, kunnen deze gedemonteerd worden. Demonteer de verstuiverhouders en leg alle onderdelen (per verstuiver) op volgorde op een schoon stuk papier. Maak de verstuiverhouder grondig schoon. De overige onderdelen kun je reinigen met bijvoorbeeld een ultrasoonreiniger. !!!!!Let op dat je nozzle van een verstuiver NOOIT langs een staalborstel haalt. Hierdoor zullen de gaatjes in de nozzle beschadigd en zelf verstopt raken.!!!!! Verstuivers testen Voor het testen van een verstuiver wordt er gebruik gemaakt van een verstuivertester met afzuiging. Er worden 5 controles uitgevoerd. Openingsdruk Verstuiverbeeld Kraaktest Lektest Lektijd

15

Openingsdruk testen Sluit de verstuiver aan op de verstuivertester en zet de hogedrukleiding goed vast. Ontlucht vervolgens de verstuivertester en kijk of er geen uitwendige lekkages zijn. Beweeg de hendel langzaam heen en weer en lees de openingsdruk af. Vergelijk deze druk met de fabrieksgegevens, vaak staat deze op de behuizing van de verstuiver. De openingsdruk kan afgesteld worden door dikkere of dunnere vulringen (shims) boven de veer te leggen. Hierdoor wordt de voorspanning van de veer verhoogd of verlaagd. Verstuiverbeeld Pomp met behulp van de verstuivertester de brandstof door de verstuiver en bekijk de straal, De brandstof moet zeer fijn verdeeld zijn.

VMT 20 Brandstofsystemen 1
08-11

Zelfstudie

16

Verstuiverbeeld niet OK
Kraaktest

Verstuiverbeeld OK

Deze test dient gelijk met het beoordelen van het verstuiverbeeld gedaan te worden. Bij meergatsverstuivers moet bij krachtig pompen een kraak-geluid hoorbaar zijn. Bij tapverstuivers moet bij krachtig pompen een stotter-geluid hoorbaar zijn. Lektest Controleer of de verstuiver niet meer onder druk staat en maak de verstuiverneus schoon. Voer de druk opnieuw op, tot deze een waarde bereikt die 10 tot 20 bar lager ligt dan de openingsdruk en houd deze druk 10 tot 15 seconden vast. Er mag nu geen druppel aan de neus van de verstuiver ontstaan. Dit is te controleren door een stukje vloeipapier tegen de verstuiverneus te houden. De diameter van de brandstofkring op het vloeipapier mag niet groter worden dan een bepaalde waarde (zie voor exacte waarden het werkplaatshandboek). Lektijd Voer de druk op tot de maximaal toegestane testdruk (zie werkplaatshandboek). Meet vervolgens met een stopwatch hoeveel tijd verstrijkt totdat de druk tot de minimumtestdruk is gedaald. Aan de hand van de verstreken tijd kun je vaststellen of de inwendige lekkage binnen de norm ligt. Veiligheid Voel nooit met de vinger of de verstuiver lekt. Tijdens de verstuivertest wordt de brandstof zeer fijn verneveld en is zeer brandbaar.

VMT 20 Brandstofsystemen 1
08-11

Zelfstudie
Gloeisystemen Luchtvoorverwarmingssystemen Op deze dag behandelen we ook de systemen die in het inlaatsysteem zitten, de zogenaamde luchtvoorverwarmingssystemen, en de systemen die in de verbrandingsruimte zitten, de zogenaamde voorgloeisystemen.

17

BELANGRIJK: Wees zeer nauwkeurig bij het werken aan een luchtvoorverwarmings- of voorgloeisysteem. Het systeem werkt met grote stromen. Zorg dus dat je kortsluiting voorkomt. Controle elektrische verbindingen en accu Aangezien er in een voorgloei-installatie hoge stromen moeten lopen, moeten alle elektrische verbindingen goed zijn. Repareer of vervang bij twijfel altijd de betreffende aansluiting en controleer vooraf de ladingstoestand van de accu. Controleer ook de zekering. Spanning meten op de gloei-elementen of voorgloeirelais Met behulp van de multimeter kan men de spanning op de aansluiting van de gloeielementen ten opzichte van massa meten. Deze waarde moet vergeleken worden met het fabrieksvoorschrift. Afwijkingen kunnen bijvoorbeeld worden veroorzaakt door een defecte of ontladen accu, een defect voorgloeirelais of spanningsverlies in aansluitdraden. Bij het doormeten van het voorgloeirelais wordt dit gedeeltelijk uit het aansluitblok getrokken. Men kan op deze wijze de spanningen ten opzichte van massa meten. Vergelijk de gevonden waarden met de door de fabrikant opgegeven waarden. Stroom meten Dit kan het best gebeuren met behulp van een stroomtang. Plaats deze vlak achter of voor het voorgloeirelais en vergelijk de gemeten waarde met de fabrieksgegevens. Ook kun je hiermee op eenvoudige wijze het nagloeien controleren

VMT 20 Brandstofsystemen 1
08-11

Zelfstudie
Weerstand meten gloei-elementen Dit kan gemeten worden in gemonteerde toestand. Verwijder eerst de min-aansluiting van de accu. Verwijder vervolgens de elektrische verbindingen van de gloeielementen. De weerstand van de gloei-elementen dient laag te zijn. Bedraagt de weerstand 0 dan is er sprake van kortsluiting. Is de weerstand oneindig groot (OL), dan is er een onderbreking in het gloei-element. Belangrijk is om de weerstandswaarde in het werkplaatsboek op te zoeken. Als de gemeten waarde hoger ligt dan wat voorgeschreven is gloei het element veel te langzaam op. Gloei-elementen visueel controleren Na het uitbouwen van de gloeispiralen, gloeistiften, startelementen of vlamstarters kunnen deze visueel gecontroleerd worden. Let hierbij op: vervuiling van gloeidraden/gloeistiften isolator (controleer ook de isolatieverbindingen) verbogen gloeidraden doorgebrande gloeidraden/gloeistiften Gloeielementen testen met behulp van een spanningsbron De spanningswaarde van de gloeielementen staat vaak op het onderdeel aangegeven. Dit is namelijk zeer belangrijk voor de juiste aansluiting op de spanningsbron. Controleer of deze gloei-elementen in serie, parallel of serie/parallel geschakeld zijn en of er een voorschakelweerstand is toegepast. Een in serie geschakeld gloei-element heeft een plus- en een min-aansluiting. Een parallel geschakeld gloei-element heeft vaak alleen een plus-aansluiting. De minaansluiting is in dat geval het huis (de schroefdraad). Parallel geschakelde gloei-elementen hebben het voordeel dat bij de uitval van n gloei-element het overblijvende deel van het systeem nog blijft werken. Stel bij het testen de spanningsbron in op de juiste spanning en sluit daarna het gloei-element aan. De plaats van het gloeien is per type gloeistift of spiraal verschillend, maar mag niet verschillen onderling. BELANGRIJK: Laat om doorbranden te voorkomen een gloei-element bij een controle maximaal 20 seconden gloeien.

18

VMT 20 Brandstofsystemen 1
08-11

Zelfstudie
Common Rail Inleiding: In onderstaande afbeelding zie je een brandstofsysteem met Common Rail. Een opvoerpomp pompt de brandstof naar de hogedrukpomp (2). De hogedrukpomp vult de Common Rail (4) met brandstof. De druk in de Common Rail varieert van circa 300 bar tot 1800 bar of meer. Deze druk hangt af van de bedrijfsomstandigheden. Het motormanagementsysteem regelt de druk. De verstuivers zijn op de Common Rail aangesloten. Het motormanagementsysteem stuurt de verstuivers aan. Door te variren met de openingstijd van de verstuivers en de druk in de Common Rail is de inspuithoeveelheid te regelen.

19

Verstuiverleidingen: Bij conventionele dieselpompen lopen er meerdere leidingen vanaf de pomp naar de verstuivers. Voor elke verstuiver loopt er een leiding vanaf de hogedrukpomp. De verstuivers van deze systemen worden mechanisch bediend door de brandstofdruk. Het Common Railsysteem heeft een gemeenschappelijke leiding. Er loopt 1 leiding vanaf de hogedrukpomp naar de Common Rail. Deze leiding wordt constant onder hoge druk gehouden door de hogedrukpomp. Vanuit deze leiding lopen er korte leidingen naar iedere verstuiver. Elke verstuiver wordt bediend door een elektromagnetische klep. Vervangen van de verstuiver. Voor het vervangen van een Common Rail verstuiver, gelden dezelfde uit- en inbouwaanwijzingen als voor een normale verstuiver. Ook bij deze verstuivers dient, indien aanwezig, het brandplaatje vervangen te worden bij monteren van de verstuiver. Zeer schoon werken heeft hier wel prioriteit. De passingen in het Common Rail systeem zijn zeer nauwkeurig. Een kleinste verontreiniging kan grote schade toebrengen aan het systeem.

VMT 20 Brandstofsystemen 1
08-11

Zelfstudie
Bij gespecialiseerde dieselbedrijven worden de injectoren in een overdrukkamer getest en gerepareerd. Na het vervangen van een Common Rail verstuiver dient de hogedrukleiding van de betreffende cilinder vervangen te worden tenzij de fabrikant dit anders voorschrijft. BELANGRIJK Als de verstuivers verwijdert moeten worden, bijvoorbeeld omdat de koppakking wordt vernieuwd, moeten de verstuivers weer in dezelfde cilinder gemonteerd worden. Nieuwe verstuivers moeten elektronisch worden gekalibreerd met de inspuitcomputer. Vergeet niet om de kalibratie code(IMA) voor het monteren van nieuwe verstuivers te noteren op een blaadje. Als ze zijn ingebouwd is de code vaak moeilijk of niet te lezen. Vervangen Hoge druk pomp Voor het uit en inbouwen van een hogedrukpomp gelden dezelfde richtlijnen als voor het uit en inbouwen van een verdelerpomp. Het inspuitmoment hoeft echter niet gecontroleerd en afgesteld te worden. Een misvatting is dat de hoge drukpomp van een Common Rail systeem niet op tijd gezet hoeft te worden. Bij sommige systemen moet dit namelijk wel. Lees dus goed het werkplaatshandboek bij het monteren van de hoge druk pomp. Voorinspuiting: De Common Rail motorregeleenheid regelt de inspuitmomenten elektronisch. Hierdoor zijn er n of meerdere voorinspuitingen mogelijk. Door de zeer korte voorinspuiting krijg je een gelijkmatigere stijging van de verbrandingsdruk. Hierdoor nemen de schadelijke uitlaatgassen en het brandstofverbruik af en er ontstaat minder motorgeluid. Tegenwoordig zijn er al systemen met 6 inspuitingen per arbeidsslag. Veiligheid Het Common Rail systeem werkt met enorme hoge drukken. Gebruik bij het opsporen van lekkages altijd een gelaatscherm en goede handschoenen Vuil is de grootste vijand van het Common Rail systeem. Werk schoon en zeer zorgvuldig.

20

Dit is het einde van de Zelfstudie. Deze Zelfstudie is zo universeel mogelijk opgezet. Er bestaat echter in de praktijk geen universele uitvoering. Alle fabrikanten hebben hun eigen uitvoeringen en oplossingen. Als je hierover onduidelijkheden bent tegengekomen of vragen hebt, zoek dit dan uit in je eigen werksituatie en breng het op de RPT-dag ter sprake tijdens de behandeling van de Zelfstudie.
Veel succes op de RPT-dag.

VMT 20 Brandstofsystemen 1
08-11

Das könnte Ihnen auch gefallen