Beruflich Dokumente
Kultur Dokumente
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
waarheid, meer dan n methode. Paul Feyerabend zei in zijn beroemde Against Method
dat wetenschap dichter bij de mythe ligt dan een wetenschappelijk filosoof wil toegeven.
Het is n van de vormen van denken en is niet noodzakelijk de beste vorm. Het is
superieur voor diegene die al beslist hebben in het voordeel van een bepaalde ideologie,
of die een ideologie hebben geaccepteerd zonder de voordelen en nadelen te
onderzoeken. I.p.v. de wetenschappelijke methode mag een grote variatie aan
benaderingen worden gebruikt, alles mag.
We zullen zien dat wetenschappers en filosofen geprobeerd hebben om sceptici te
overtuigen d.m.v. wetenschap met een stevige en veilige basis.
Sinds Plato en Aristoteles zoeken wetenschappers en filosofen naar manieren om de
sceptici te overtuigen van de mogelijkheden van wetenschappelijke kennis. Is het de
reden die leidt naar echte kennis zoals Plato stelde, of zijn het de sensorische ervaringen
zoals Aristoteles dacht?
De filosofie is onder te verdelen in een aantal subdivisies, die elk met hun eigen
vraagstuk bezig zijn. Metafysica is zon subdivisie van de filosofie. Het bijbehorende
vraagstuk zou je kunnen samenvatten als wat is de werkelijke aard der dingen?
Oorspronkelijk komt het woord metafysica van de werken van Aristoteles. Bij de
bundeling van zijn werken, twee eeuwen na zijn dood, werden de stukken waarin hij de
natuur empirisch beschreef de Physika genoemd. Werken waarin hij door middel
van redeneren de onzichtbare essentie van het bestaan probeerde te achterhalen, kregen
de titel Ta meta ta Physika biblia. Letterlijk vertaald betekent dit: het werk volgend op de
Physika. De Metaphysika was dus gewoon een abstracte, filosofische kijk op de
werkelijkheid die in de kast rechts naast de empirisch georinteerde Physika stond.
Ontologie staat grotendeels gelijk aan de metafysica. Bij Aristoteles maakte ze daar
bijvoorbeeld expliciet deel van uit. Ontologie is de tak van filosofie die vraagt naar de
essentie van de dingen. Wat zijn de bepalende eigenschappen van dingen? en Hoe
ontstaan die eigenschappen? zijn typische voorbeelden van ontologische vragen. De
moderne opvatting dat de menselijke geest een bijverschijnsel is van ons biologische
brein, en dat die geest ontstaat door de werking van neuronen en neurotransmitters zou
je dus een ontologische opvatting kunnen noemen. De achterliggende metafysica is dat
de werkelijkheid in essentie slechts bestaat uit materie.
Epistemologie is de afdeling van de filosofie die zich bezighoudt met de aard van onze
kennis. Haar vraagstuk is dus feitelijk gelijk aan dat van deze cursus: Wat is kennis en
hoe komen wij daartoe?. De epistemologische positie die je kiest, is sterk afhankelijk
van je ontologische opvattingen. Wanneer we ervan uitgaan dat de geest een
bijverschijnsel is van het materile brein, zullen we al snel besluiten dat we kunnen
volstaan met een natuurwetenschappelijke, empirische aanpak. Door met behulp van
scanners in het brein te kijken leren we hoe de geest werkt. Dat niet iedereen het
daarmee eens is, zal nog regelmatig blijken, maar in vrijwel alle gevallen zullen we zien
dat iemands ontologische opvatting invloed heeft op diens epistemologische opvatting.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Platos rationalisme
Plato (427-347 v.Chr.) was de beroemdste leerling van Socrates en wordt een rationalist
genoemd. Wat we weten over Socrates weten we voornamelijk door de geschriften van
Plato. Zijn werk, zoals de Theaetetus, is geschreven als dialogen waarin Socrates n van
de deelnemers was.
De methode van Socrates was de dialectiek. Dialectiek is het principe van verandering
volgens de lijnen van een driehoek. Een stelling heeft een tegengestelde. De twee
tegengestelden versmelten in een synthese die op haar beurt weer these wordt, enz.
Plato laat Socrates deze methode van vraag & antwoord beschrijven als intellectuele
verloskundige. Het hoofddoel is anderen te assisteren in het filosoferen door het stellen
van vragen om zo ware ideen geboren te laten worden.
Socrates beweerde dat zijn niet weten zijn enige zekerheid was en hij stelde anderen
vragen over de dingen waarvan zij beweerden het zeker te weten. Zo zorgde hij ervoor
dat ze bij hun vooronderstellingen kwamen en liet hen zo hun mening overdenken.
Onderwerpen van onderzoek voor Socrates waren:
Liefde
Schoonheid
Waarheid
Rechtvaardigheid
Kennis
Moed
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Hieruit volgt dat zowel Heraclites en Protagoras stellen dat de waarheid bevindt zich in
het oog van de toeschouwer. Plato was het niet eens met deze Protagorasische waarheid;
waarheid en kennis gaat over hoe de dingen zijn, niet hoe ze zijn voor mij.
Plato was het meer eens met Parmenides. Voor hem is zijn perfect wat voor hem
betekent dat het onveranderbaar is. De wereld is een bovennatuurlijk gebied met daarin
het eeuwige en perfecte Vormen/Ideen van alles. Een driehoek in een boek is een
reflectie van de perfecte driehoek; een zogenaamde universal uit het bovennatuurlijke en
bovenzintuiglijke wereld. Onze kennis over driehoeken betreft de Vorm en niet de
imperfecte manifestatie. Plato gebruikte hiervoor de Grot als allegorie.
Rechts op de afbeelding, in het donkere deel van de grot, zie je een mensenmassa die
gevangen zit in de grot. De gevangenen zitten met hun rug tegen de muur en hebben
hun gezicht gefixeerd op de muur tegenover hen. Achter hun rug bevindt zich een vuur.
Tussen het vuur en de gevangenen bevindt zich een poppenspel dat schaduwen werpt op
de muur. De gevangen kunnen noch het vuur, noch het poppenspel zien. Zij zien alleen
de schaduwen van het poppenspel op de muur en gaan er dus vanuit dat deze
schaduwen de waarheid zijn.
Wanneer een gevangen vrijgelaten wordt zal hij in eerste instantie verblind worden door
het vuur, maar na enige tijd zal hij zich realiseren dat de schaduwen niet de realiteit zijn,
maar een vage schaduw van de realiteit. Wanneer hij zich dat eenmaal realiseert en zijn
ogen gewend zijn aan het licht van het vuur, zal hij de weg naar de uitgang kunnen
vinden waar hij de werkelijkheid in zijn volle glorie kan aanschouwen. Pas dan zal hij zich
realiseren dat ook het poppenspel slechts een kopie is van de wereld zoals die buiten de
grot is. De wereld waar hij zijn heel leven naar heeft gekeken, is niet alleen een
schaduw, maar een schaduw van een kopie van de werkelijkheid.
Voor Plato symboliseerde dit de werking van ons zintuiglijk systeem. We zitten gevangen
in onze imperfecte zintuigen en zullen dus nooit de werkelijkheid kunnen aanschouwen,
slechts een vage afdruk daarvan. Bovendien zijn de dingen die we in de wereld
aanschouwen niet de werkelijkheid, enkel imperfecte kopien daarvan. Onze waarneming
is dus verre van perfect en zal nooit kunnen leiden tot ware kennis. Om die te bereiken
moeten we ons bevrijden van onze zintuigen, de grot van onze zintuiglijke wereld
verlaten en het licht van de waarheid opzoeken. Dit licht is alleen te bereiken langs de
weg van het verstand, van de ratio. Het is, volgens Plato, de taak van de filosoof om ons
te helpen dit pad van de rationaliteit te bewandelen.
5
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Platos allegorie omvat in feite zowel de wereld die Heraclites beschrijft, als de wereld die
Parmenides beschrijft. De schaduwen op de muur vormen de ervaringswereld
van Heraclites, die bij ons een eindeloze stroom van vage, veranderlijke indrukken
achterlaat. De wereld buiten de grot symboliseert de statische achterliggende
werkelijkheid van Parmenides. Beide werelden bestaan dus volgens Plato. Echter,
de zintuiglijke wereld van Heraclites leidt slechts tot onzekere kennis, tot
dogmatische kennis waarvan we slechts kunnen geloven dat deze waar is. Echte kennis
bereiken we door de grot van onze zintuiglijke wereld te verlaten en langs de weg van
het verstand op zoek te gaan naar de wereld van Parmenides waarin we met zekerheid
kunnen beredeneren wat waar is.
Deze wereld van het verstand, van ware kennis die niet voor onze zintuigen bereikbaar
is, noemde Plato de Wereld van de Vormen in het Nederlands ook wel de Wereld van
de Ideen genoemd. In deze wereld bevinden zich de ware Vormen of Ideen in perfecte
staat. De wereld die wij zien, bevat slechts imperfecte kopien van die perfecte objecten.
Deze Ideenwereld bevindt zich, volgens Plato, in ons en is aangeboren. We worden dus
geboren met ware kennis over de wereld, we zijn hem alleen vergeten. Alles wat we
moeten doen is deze kennis weer herinneren. We leren volgens Plato dus eigenlijk ook
nooit iets nieuws, we herinneren ons alleen maar de perfecte Ideenwereld die in ons zit.
Hiermee biedt Plato een ontsnappingsroute uit het scepticisme van Socrates. Ook die
constateerde dat de wereld van de zintuigen ons geen zekerheid biedt. Waar hij echter
stelde dat we dus nooit iets zeker kunnen weten, zegt Plato nu dat dit wel kan. Die ware
kennis zit immers al in ons bij geboorte. Door gebruik te maken van ons verstand,
kunnen we die kennis herinneren en toch zekerheid bereiken.
Empirisch onderzoek is volgens Plato ontoereikend voor kennis omdat het ons in contact
brengt met de realiteit die zich constant in een Heraclitische beweging bevinden. De
werking van onze zintuigen resulteert slechts in geloof (doxa) en geen kennis (epistm).
Omdat de Vormen een onderdeel zijn van de bovennatuurlijke wereld kunnen we ze niet
waarnemen met onze zintuigen. Volgens Plato kunnen we deze kennis verwerven door
ons vermogen tot redeneren. Dit maakt Plato een rationalist. Plato is ook een nativist, de
doctrine die stelt dat mensen aangeboren ideen hebben. Deze aangeboren ideen zijn
kennis die we al bezitten als we geboren zijn. Hierdoor hoeven we niet af te gaan op
onze zintuigen.
Plato ging zelfs zo ver dat hij stelde dat we geboren werden met alle kennis. Deze kennis
gaat verloren tijdens de geboorte maar we kunnen het ons weer herinneren als we onze
rede juist gebruiken; leren is herinneren en niet het verwerven van nieuwe kennis. Plato
geloofde in rencarnatie wat hierbij relevant is. De onsterfelijke ziel behoordt de Wereld
van de Vormen toe, waar de ziel alle Vormen gezien heeft. We vergeten ze als onze ziel
geboren wordt in onze lichamen.
Anamnesis = leren door herinnering
Plato wilde dit aantonen door een slaaf een vierkant te laten
verdubbelen. Nadat deze dit aanvankelijk verkeerd deed, hij maakte het
4x zo groot, deed hij het de volgende keer wel goed. Dit zou het bewijs
zijn dat alle kennis is aangeboren, als je er maar goed over nadenkt.
Natuurlijk weet de slaaf dit niet maar bevestigt hij alleen wat Plato zegt.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Aristoteles empirisme
Empiristen beweren dat de bron van kennis niet de rede is, zoals de rationalisten, maar
zintuiglijke ervaring. Empiristen beweren dat onze zintuigen ons in direct contact stellen
met de wereld en dat deze ervaringen het fundament moeten zijn van onze kennis.
Grieks empeiria -> Latijn experientie -> Engels experience
Aristoteles hield zich bezig met fysica, metafysica, astronomie, biologie, zologie, logica,
politiek, ethiek, anatomie, economie en meteorologie. Hij werd door Dante dan ook the
master of those who know genoemd. Theorien moesten in overeenstemming zijn met ta
phainomena. Deze fenomenen of uiterlijk waren niet alleen observatie maar ook
algemeen geloof. De empirische data die hij verzamelde werd ook gebruikt om
wijdverspreide vooroordelen te corrigeren.
Aristoteles verwierp Platos idee van twee werelden. Voor Aristoteles was er slechts n
wereld, de natuurlijke wereld waarin we leven. Universele vormen worden opgenomen
door de natuurlijke objecten zoals misvormde driehoeken. Essenties zijn onderdeel van
de natuurlijke wereld en dus ook toegankelijk, niet door puur intellectueel denken, maar
door empirisch onderzoek. Kennis komt van het observeren van de natuur.
Peripatetic Axiom (Aquinas) = er is niets in het intellect wat niet eerst in de zintuigen
was.
Aristoteles bestreed ook aangeboren kennis; de mens wordt zonder enige kennis
geboren. Locke stelde dat een kind een tabula rasa is. Dit was een uitspraak van
Aristoteles. Dit ontstond door de ontvangst van zinvolle vormen in de waarneming.
Perceptie was voor Aristoteles in de letterlijke zin van in-formatie; de indruk van vormen
door de zintuigen. Het zien van een driehoek zorgt voor de vorm van een driehoek maar
niet het materiaal waar het van gemaakt is. De waarnemer wordt genformeerd door de
driehoek.
Aristoteles doctrine heeft belangrijke implicaties voor de wetenschappelijke
methodologie. Zijn visie op wetenschappelijke methoden worden uiteengezet in zijn zes
logische verhandelingen die samen het Organon/Instrument vormen.
Wetenschap bestond uit het ontdekken van de oorzaak van objecten: causale verklaring.
Het opstellen van een causale verklaring heeft redeneren nodig waarmee basisprincipes
worden toegepast op bepaalde zaken. Aristoteles maakte gebruik van syllogismen.
Het syllogisme is een vorm van logica, waarmee je de argumentatie van een deductie
kunt uitschrijven. Het bestaat uit twee premissen en een conclusie. De eerste premisse
bevat algemene kennis. De tweede premisse bevat specifieke kennis die te verbinden is
met de eerste premisse. Door nu de eerste premisse toe te passen op de tweede, plegen
we deductie en komen we tot een specifieke conclusie.
1 Alle mensen zijn sterfelijk.
2 Socrates is een mens.
3 Dus, Socrates is sterfelijk.
Deze drie onderdelen vervullen elk hun eigen rol in het syllogisme als we daarin gaan
rommelen, tasten we de geldigheid aan. Je kunt bijvoorbeeld niet zomaar de tweede en
derde uitspraak verwisselen. De premissen dat alle mensen sterfelijk zijn en dat ook
Socrates sterfelijk is, leiden namelijk niet automatisch tot de conclusie dat Socrates een
7
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
mens is. Hij zou ook een ezel kunnen zijn. Immers, de eerste premisse sluit niet uit dat
ook ezels sterfelijk zijn. Wanneer we op basis van zijn sterfelijkheid zouden
willen concluderen dat Socrates een mens is, dan zou ook de eerste premisse anders
moeten luiden.
1 Iedereen die sterft is een mens.
2 Socrates is sterfelijk.
3 Dus, Socrates is een mens.
In deze vorm is het syllogisme ook geldig. Maar nu stuiten we op een ander probleem.
Stel dat mijn ezel inderdaad Socrates heet, dan klopt de redenering wel, maar is de
conclusie toch niet correct. Dit is het meest fundamentele probleem van het syllogisme
en daarmee van het deductieve argument: uit geldigheid volgt niet per definitie
waarheid. Dit komt omdat we ervan uitgaan dat de eerste premisse met zekerheid waar
is, terwijl dat helemaal niet zo hoeft te zijn. Een deductief argument staat of valt
dus met de eerste premisse. Als die niet waar is, kan het syllogisme wel kloppen, maar
leidt het nergens toe.
Volgens Plato bestond het probleem van het syllogisme eigenlijk helemaal niet. De
waarheid van zon eerste premisse was voor hem vanzelfsprekend. Die was immers
direct afkomstig uit de aangeboren Ideenwereld. Zolang we onze eerste premissen heel
zorgvuldig kiezen, op basis van onze herinnering aan die Ideenwereld, hoeven we de
waarheid daarvan helemaal niet te betwijfelen.
Aristoteles vond dit een zwak argument. Hij vond juist dat we de andere kant op
moesten redeneren. De meest specifieke, concrete feiten bieden immers het meeste
zekerheid. Door die met elkaar te verbinden stapelen we specifieke zekerheden op tot
algemene kennis. Deze methode waarbij we dus precies andersom redeneren van het
specifieke naar het algemene noemen we inductie. Zon inductieve redenering zou er
als volgt uit kunnen zien:
1 Aristoteles is een mens en is sterfelijk.
2 Plato is een mens en is sterfelijk.
3 Socrates is een mens en is sterfelijk.
4 Parmenides is een mens en is sterfelijk.
5 Heraclites is een mens en is sterfelijk.
6 Dus, alle mensen zijn sterfelijk.
We hebben nu al vijfmaal waargenomen dat mensen sterven. Die verzameling
waarnemingen brengt ons ertoe te veronderstellen dat alle mensen sterfelijk zijn. De
basis voor de eerste premisse van een syllogisme is dus helemaal niet gegeven in een of
andere Ideenwereld, zoals Plato beweerde. Die eerste premisse is gewoon een inductie
van wat we tot nu toe hebben waargenomen. Aristoteles verwerpt dus de hele
aangeboren Ideenwereld van Plato en diens deductieve methode en biedt de inductieve
methode als alternatief.
Overigens erkent hij dat deze inductie ook niet tot zekere kennis leidt. In het
bovenstaande voorbeeld hebben we bijvoorbeeld pas vijf mensen gezien, en weten niet
zeker of de zesde ook sterfelijk is. Zelfs als we zeventien miljoen mensen gezien hebben,
weten we nog niet zeker of alle mensen sterfelijk zijn. Ook met behulp van inductie
lossen we dus het probleem van het syllogisme uiteindelijk niet op.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Aristoteles wordt vaak als eerste empirist gezien. Er zijn echter een aantal redenen
waarom men hier voorzichtig mee moet zijn:
Zoals we gezien hebben, zijn de basisprincipes niet alleen gebaseerd op
observaties maar ook op intutie. Er zijn volgens Aristoteles vier oorzaken. Deze
vier zijn allemaal nodig om kennis te hebben van iets. Aristoteles betrekt ook
redenatie in zijn wetenschap en er is dus ook grond om te denken dat het een
rationalist was:
o Formal cause: vorm van een standbeeld
o Material cause: materiaal van een standbeeld
o Efficint cause: de primaire bron van de verandering of de afwezigheid
hiervan, hier de beeldhouwer
o Final cause: het doel waarom iets wordt gedaan, esthetiek of devotioneel
Bacon stelde dat Aristoteles vaak geleid werd door aannames en vooroordelen.
Zijn idee van de vrouw werd geleid door de ideologische vooroordeel van de
mannelijke dominantie uit die tijd.
Voor Aristoteles hebben mensen die zich overleveren aan lange discussies een nauwe
blik. Alleen wanneer we het abstracte theoretiseren loslaten en kijken naar de natuur
kunnen we principes ontdekken en verbinden tot een groter geheel. Aristoteles legt dus
een sterke nadruk op de waarneming als bron van informatie. Volgens hem worden we
geboren als een blanco blad, waarop pas kennis wordt vergaard nadat we onze ogen
openen. Dit is een uitgesproken empiristisch standpunt.
Ook wijst hij op het probleem met deductie. Dergelijke abstracte redeneringen kunnen
logisch gezien wel kloppen, maar dat betekent nog niet dat zij ook waar zijn. Hij wijst
erop dat de eerste algemene aanname in een dergelijke redenering meestal niet bewezen
kan worden vanuit het verstand en dus door de waarneming onderbouwd zal moeten
worden. Sterker nog, deductie levert niet echt nieuwe kennis op, het maakt kennis alleen
preciezer. Nieuwe kennis kan alleen gevonden door de wereld te observeren. Daarom
verkiest hij de inductieve methode boven de deductie van Plato. Ook dat is een keuze die
in de grond empiristisch is.
In tegenstelling tot de dualistische metafysica van Plato, is die van Aristoteles dan ook
monistisch. Dat wil zeggen: volgens Aristoteles is er slechts n wereld. Dat is
de wereld waarin wij elke dag ontwaken, die wij ervaren en hanteren. Hij verwerpt dus
de splitsing die Plato aanbrengt tussen de onzekere ervaringswereld en de rationele
wereld van de perfecte ideen. Aristoteles verwerpt dus het idee van Plato dat er een
aangeboren wereld van Ideen is waar zekere kennis vandaan komt. Algemeenheden
komen niet van het verstand of van een bovenaardse wereld. In tegendeel, volgens
Aristoteles is er niets in het verstand dat niet eerst in de waarneming was. De nadruk
op dit zogenaamde peripatetisch axioma, op de ervaring als bron van kennis en op
inductie als methode zijn duidelijk empiristische elementen in de filosofie van Aristoteles.
Een belangrijk punt waarop Aristoteles duidelijk geen naef empirist is, is zijn kritiek op
de inductieve methode. We zagen in de vorige opdracht al dat inductie weliswaar nieuwe
kennis oplevert, maar nooit kan leiden tot zekerheid. Algemene kennis bereiken we
volgens Aristoteles dan ook niet met pure, logische inductie, maar met behulp van onze
intutie. Deze intutie is volgens hem een speciale en feilloze eigenschap van onze geest
die ons helpt om op basis van beperkte waarnemingen toch tot algemeenheden te
komen. Dat inductie bij Aristoteles eerder een intutief dan een logisch proces is, maakt
hem duidelijk anders dan een naef empirist. Het maakt hem overigens ook geen
9
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
rationalist. Algemeenheden bereikt hij immers niet met het kille verstand, waardoor
het resultaat eerder inzicht dan kennis is.
Daarnaast vindt Aristoteles dat theorien niet alleen moeten aansluiten bij observaties,
maar ook bij breedgedragen opvattingen die leven in de gemeenschap. Hij koppelt de
waarheid van kennis dus ook op een vreemde manier aan de gemeenschap. Dit is een
opvatting die we veel later in het tweede deel van de cursus nog zullen tegenkomen als
sociaal relativisme of sociaal constructivisme. Voor nu is het voldoende wanneer u inziet
dat Aristoteles kennis hiermee kwetsbaar maakt voor vooroordelen en misvattingen die
leven onder het volk.
Tot slot wijst Aristoteles op het belang van de vier oorzaken van alle dingen. We hebben
volgens hem pas voldoende kennis over iets wanneer we de vier oorzaken ervan
beschreven hebben. De eerste drie lijken empirisch te achterhalen: de vorm- en
stofoorzaak beschrijven hoe het ding eruitziet en waar het van gemaakt is. De
werkoorzaak die het dichtst in de buurt komt van ons huidige begrip van
oorzakelijkheid beschrijft hoe het ding tot stand gekomen is. Met de laatste van de vier
is echter iets vreemds aan de hand. Dit is de doeloorzaak, die beschrijft waartoe iets
dient. Dit doel is echter niet zichtbaar, want het ligt in de toekomst. Het betreft hier dus
een stuk kennis, dat Aristoteles wel als noodzakelijk veronderstelt, maar dat niet
empirisch waar te nemen is.
Deze nadruk op intutie, gemeenschappelijkheid en doelgerichtheid maken van
Aristoteles veel meer dan een naeve empirist.
Biografien
Plato (428/7-348/7 v. Chr.)
Plato werd geboren in een hoge klasse familie in Athene en beweerde een afstammeling
te zijn van koningen. Hij was een discipel en criticus van Socrates. Nadat Socrates was
gexecuteerd, verliet Plato Athene. Hij reisde naar Egypte, Zuid-Itali en Sicili. Na zijn
terugkomst in Athene in 387 stichtte hij zijn eigen school, de academia. De tiran
Dionysius II nodigde Plato uit om naar Syracuse te komen op Sicili om hem te
onderwijzen en van hem een filosoof-koning te maken in de lijn van Platos werk de
Republic. Dionysius verschilde van mening met Plato en plaatste de laatste onder
huisarrest. Nadat hij werd vrijgelaten bleef hij hoofd van zijn school en een actief
onderwijzer tot zijn overlijden in 347. Zijn meest beroemde pupil was Aristoteles.
Aristoteles (384-322 v. Chr.)
Aristoteles werd geboren in 384 v. Chr. In Stagira (Macedoni) in een familie die een
verleden van fysici had. Op zijn 17e verhuisde hij naar Athene en werd hij een leerling
van Plato aan de vermaarde Academie. Nadat Plato overleed in 347 v. Chr. werd
Aristoteles voorgedragen als hoofd van de Academie maar deze positie ging uiteindelijk
naar Platos neef Speusippus. Aristoteles stichtte zijn eigen academie in Assos
(tegenwoordig Noordwest-Turkije). Hier trouwde hij met Pythias, de geadopteerde
dochter van Hermias, de heerser van dat gebied. Na een Perzische aanval en de moord
op Hermias vertrok Aristoteles naar Mytilene op Lesbos. Samen met Theophrastus, een
eilandbewoner, wijdde hij zichzelf aan biologische studies. Hij bestudeerde onder andere
het leven in en rond de lagunes. Een paar jaar later werd hij door Koning Phililip II van
Macedoni gevraagd om de leraar te worden van zijn 13-jarige zoon Alexander, die later
bekend zou worden als Alexander de Grote. Toen Alexander naar Azi vertrok voor zijn
10
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
veldtocht, keerde Aristoteles terug naar Athene om daar zijn eigen filosofieschool te
stichten. Deze werd bekend als het Lyceum, genoemd naar Apollo Lyceios. Aristoteles
onderwees zijn leerlingen het liefste lopend (peripateo) in de tuin van het Lyceum.
Hierdoor werd de school ook wel bekend als de Peripatetic School. Het werk van
Aristoteles was zon 200 jaar zoek na zijn overlijden. Het kwam in Kreta weer
tervoorschijn en werd in het Latijn vertaald. De invloed van Aristoteles was groot in de
Islamitische wereld maar zijn werk werd genegeerd in de Christelijke wereld tot de 13e
eeuw toen Aquinas de filosofie van Aristoteles wilde samenvoegen met de heilige
geschriften.
Samenvatting
Sinds de antieke tijd zijn er twee conflicterende benaderingen op Socrates vraag: wat is
kennis? De eerste positie is het rationalisme, dat beweert dat kennis kan worden
verworven door te vertrouwen op alleen onze redeneringscapaciteiten. Rationalisme
onderschrijft doorgaans het nativisme, de bewering dat er aangeboren ideen zijn. Deze
visie kan worden getraceerd naar Plato. Plato zei dat kennis gaat over onzichtbare
essenties of Vormen in een bovennatuurlijke realiteit. Deze kennis is aangeboren en kan
worden herinnerd. Deze rationalistische visie werd verworpen door de empirist
Aristoteles, die beweerde dat essenties empirisch konden worden onderzocht.
Wetenschappelijke kennis hangt af van inductie. Zowel Aristoteles analyse van de
inductie en zijn doctrine van de vier oorzaken onthullen rationele invloeden.
Samenvattend zou je dus kunnen zeggen dat de ontologische opvatting dat de statische
werkelijkheid verborgen blijft achter de veranderlijke wereld die wij zien, leidde tot de
epistemologische conclusie dat we via de waarneming niet tot betrouwbare kennis
komen.
Vooruitblik
Tijdens de 16e en 17e eeuw werden de wetenschap en filosofie van Aristoteles ter
discussie gesteld op een wereldwijde schaal. De aardegecentreerde visie van het
universum, zoals eerst werd gesteld door Aristoteles en later uitgebreid door Ptolemy,
waren dominant in de Middeleeuwen. De Copernicaanse Revolutie van de astronomie
lieten zien dat het geocentrisme moest worden vervangen door het heliocentrisme.
Galileos vele empirische ontdekkingen stonden grotendeels op gespannen voet met de
antieke en middeleeuwse wereldvisie. De Wetenschappelijke Revolutie bereikt zijn hoogte
punt in het werk van Isaac Newton. Universele mechanica en mathematica werden
gezien als de essentile kenmerken van de nieuwe wetenschap. Aristoteles doctrine van
de vier oorzaken werd dus overbodig. Een ander kernmerk van de nieuwe wetenschap
was de nadruk op een empirische methodologie. Francis Bacons inductivisme verving de
methodologie van Aristoteles.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
gebaseerd op hun werk, vooral op dat van Aristoteles. Hun opvattingen waren echter ook
steeds praktischer van aard en schreven grotendeels voor hoe mensen zich dienden te
gedragen om rust te vinden of gelukkig te worden.
Naarmate het Europese machtscentrum verschoof van Athene naar Rome werd het Latijn
de voertaal in de filosofie. Het respect voor de denkbeelden uit de bloeitijd van de
Griekse filosofie werd er echter niet minder om. De metafysische en epistemologische
stellingen van Plato en Aristoteles werden eerder aanbeden dan kritisch beschouwd en
vormden vooral de grondslag voor de Romeinse ethika en politika: de gedragsleer die
voorschreef hoe men zich diende te gedragen, hoe de samenleving georganiseerd moest
worden, enzovoorts.
Tegen de tijd dat het machtige Romeinse Rijk uiteen begon te vallen, verschoof de
aandacht sterk naar de filosofie van Plato. Deze periode wordt dan ook wel aangeduid als
het neoplatonisme (circa 200-500 n.Chr.). Overigens zijn de neoplatonistische filosofen
slechts in beperkte mate genteresseerd in Platos werk. Ze ontberen vaak diens humor
en zelfkritiek en zijn hoofdzakelijk genteresseerd in zijn Ideenleer. Deze sloot namelijk
goed aan bij het in opkomst zijnde christendom. Het idee van een perfecte maar
onbereikbare wereld die de waarheid bevatte, en waarvan het aardse bestaan slechts een
afspiegeling was, paste immers goed bij het idee van een onbereikbare, alwetende God
die de veroorzaker was van alles.
De vermengeling van antieke filosofie en christelijke dogmata, die we al zagen bij het
neoplatonisme, nam in de middeleeuwen steeds sterker vormen aan. Bovendien werden
daarbij steeds minder vaak de originele werken geraadpleegd. Door het uiteenvallen van
het Romeinse Rijk raakten deze verspreid en werden zij minder toegankelijk. Bovendien
raakte ook de kennis over de Griekse taal in onbruik, waardoor steeds meer filosofen zich
gingen baseren op Latijnse samenvattingen. Deze hadden meestal een sterk
interpretatief karakter en werden met name gelezen door geestelijken die verbonden
waren aan kloosters en kathedralen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in deze
periode van zogeheten patristiek, hoofdzakelijk werd voortgeborduurd op het
neoplatonisme. Beginnend in circa 300 n.Chr. en, een beetje afhankelijk van de lezing,
doorlopend tot ongeveer 800 n.Chr., worden hoofdzakelijk de ideen van Plato en de
neoplatonisten verder uitgewerkt om een min of meer rationele grondslag voor het
christelijk geloof te bieden.
Naarmate het Heilige Roomse Rijk zich uitbreidt, en zodoende in aanraking komt met
steeds meer aangrenzende culturen, worden allerlei originele werken of alternatieve
interpretaties daarvan teruggevonden. Ook de kennis over de Griekse taal neemt
daardoor weer toe. Veel van deze kennis was bewaard gebleven en doorontwikkeld in de
Arabische wereld en Noord-Afrika. Door het vaak oorlogszuchtige contact met de
Moren en de kruistochten naar Jeruzalem komt steeds meer van deze kennis
weer beschikbaar. Veelal wordt deze vertaald naar het Latijn en vervolgens beheerd en
onderwezen in kloosters die langzaam uitgroeien tot universiteiten. Deze periode, waarin
de kerkelijke filosofie zich weer meer vermengt met het wereldlijke leven, duiden we ook
wel aan als de scholastiek (circa 1000-1500). Meest opvallend aan deze periode is dat
niet meer alleen Plato, maar vooral ook de herwonnen kennis over het werk van
Aristoteles weer belangrijk wordt. Deze wordt wel nog steeds zeer christelijk en selectief
genterpreteerd, maar het is een eerste aanwijzing dat de filosofie zich weer gaat
bezighouden met meer wereldse zaken.
12
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
bijvoorbeeld de realiteit voor als een aantal concentrische sferen waarvan de aarde het
middelpunt was. Daarbij verdeelde hij de realiteit in een bovenmaans en een
ondermaans gedeelte. Het ondermaanse was de feilbare, onvoorspelbare wereld waarin
wij leven en waarin alles aan zijn eind komt. Alles in deze ondermaanse sfeer bestond uit
de vier elementen aarde, lucht, water en vuur. Het bovenmaanse daarentegen bestond
uit een aantal perfecte sferen, gemaakt van een pure kristalachtige substantie die
oneindig en eeuwig was: de quinta essentia. Aan deze sferen waren de hemellichamen
bevestigd zodat zij tot in de eeuwigheid hun perfecte ronde banen beschreven.
Deze opvattingen pasten voor Thomas van Aquino perfect in zijn kerkelijke wereldbeeld.
Ook daarin stond immers de wereld centraal in het heelal. Ook het idee dat het aardse
leven feilbaar en eindig was en het hemelrijk juist perfect en eeuwig, paste in de
christelijke traditie en werd door Thomas van Aquino opgenomen in zijn Summa
Theologiae. Zo op het eerste gezicht is dit nauwelijks een vooruitgang te noemen.
Thomas van Aquino kopieerde selectief de ideen van Aristoteles, voor zover die hem
uitkwamen en lijkt daar weinig aan toe te voegen.
Toch is het niet geheel terecht om hem af te schilderen als een gelovige huichelaar die
Aristoteles misbruikte om zijn geloof ook geloofwaardig te maken. Thomas van Aquino is
namelijk ook een van de eersten die weer een min of meer wereldlijke visie op de
realiteit ontwikkelt. Hij verknoopt deze weliswaar met de christelijke traditie, maar
interpreteert haar niet meer louter in goddelijke termen. Met behulp van logische
redeneringen zocht hij naar de gemeenschappelijke grond die de Bijbel en het werk van
Aristoteles met elkaar verbond. In die zin is het werk van Thomas van Aquino zeker een
vooruitgang te noemen ten opzicht van de patristieke filosofie.
Copernicus publiceerde in 1543 De revolutionibus orbium coelestium. Daarin
presenteerde hij op basis van elegante berekeningen een model van het heelal waarin
niet de aarde, maar de zon centraal stond en waarin de aarde niet stilstond, maar om
haar eigen as draaide. Bovendien bood hij niet alleen een mooi model, maar leverde er
ook tabellen bij, waarmee iedereen die zich er in verdiepte de toekomstige stand van de
hemellichamen kon berekenen. Zijn model had dus ook daadwerkelijk voorspellende
waarde.
Het lijkt misschien niet heel spectaculair. Wat doet het er immers toe, of de aarde nu wel
of niet om haar as draait, of zij wel of niet om de zon draait? Echter, door deze
verschuiving van een geocentrisch naar een heliocentrisch wereldbeeld kwam het hele
christelijke wereldbeeld in het gedrang. De aarde en dus de mens stond niet langer in het
middelpunt van de schepping. Bovendien was het scherpe onderscheid tussen de perfecte
hemelse sferen en het tijdelijke aardse bestaan niet langer houdbaar. Kortom, door
Copernicus schudde de wereld figuurlijk op zijn grondvesten. Het zou nog lang duren
voordat de consequenties hiervan ten volle doordrongen, maar het begin was gemaakt.
Veel belangrijker is echter de achterliggende epistemologische strijd. Copernicus bereikte
een eenvoudiger een waarheidsgetrouwer model van de werkelijkheid, door zich te
onttrekken aan de autoriteit van de Bijbel en de kerkelijke interpretatie van de antieke
filosofie. Hij baseerde zich niet op dogmatische geschriften maar op observaties en
logische mathematica. De impact van deze gebeurtenis kan nauwelijks overschat
worden. Voor het eerst sinds de teloorgang van het Romeinse Rijk werd het wereldbeeld
weer bepaald door empirie en ratio, en niet door dogma. Daarom kan hier met recht
gesproken worden over een ongekende revolutie.
14
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
15
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
dus geen willekeurige hoop, maar een elegante constructie en die constructie is geen
hersenspinsel, maar gemaakt van echte stoffen. Op dezelfde manier moet
kennisvergaring niet langs uitsluitend empirische of rationele weg gebeuren. De
wetenschapper dient enerzijds ervaringsgegevens te verzamelen, en die met behulp van
inductie te abstraheren tot een coherente theorie. Anderzijds dienen uit deze theorien
hypothesen te worden gededuceerd die experimenteel getoetst kunnen worden aan de
observeerbare werkelijkheid.
Deze expliciete combinatie van nauwgezette empirie en kritisch gebruik van de ratio is
precies wat Copernicus gebruikte toen hij zijn alternatief voor het kerkelijke wereldbeeld
formuleerde. Hij gebruikte ervaringsgegevens om zich op te baseren, maar knoopte die
vervolgens op logisch consistente wijze aan elkaar tot een exact model, zonder daarbij
speculatieve of suggestieve argumenten in te zetten. Met dat model kon hij vervolgens
de toekomstige stand van de planeten voorspellen en leverde hij dus toetsbare
hypothesen. Je zou kunnen zeggen dat Bacon op epistemologisch niveau formuleerde
hoe de wetenschapper zich diende te gedragen, terwijl Copernicus daarvan het goede
voorbeeld gaf. Wat Copernicus en Bacon met elkaar gemeen hebben is dus dat zij een
methode ontwikkelde waarmee zij de kerkelijke dogmata, of welke andere dogmata dan
ook, konden weren uit de wetenschap.
Volgens Bacon was het empirisme van Aristoteles op voorhand bedacht en gebruikte hij
slechts beperkte experimentele data om zijn al bedachte theorie te ondersteunen. Zijn
sensorische ervaring was verbonden met vooropgezette ideen. Volgens Bacon was
Aristoteles dan ook meer een rationalist.
Tot nu toe hebben we gekeken naar Bacons negatieve benadering op de productie van
kennis. We zullen geen wetenschap hebben als we ons begrip niet volledig bevrijden en
opschonen. Aan de positieve kant beweerde Bacon dat alleen een nieuwe methode een
juiste remedie kan bieden om de idols af te houden en op te ruimen.
De vraag van Bacon was: wat zijn de garanties van de waarheid van de premissen in de
deductieve methode van Aristoteles? Volgens Bacon waren de premissen vooral
gebaseerd op selectieve en bevooroordeelde set van observaties. Bacon stelde dat
universele beweringen nooit het startpunt kunnen zijn van wetenschappelijk onderzoek.
Deductie is alleen mogelijk als het wordt ondersteund door empirische feiten.
Bacon was de voorstander van inductie. Wetenschappers moeten zoveel mogelijk
empirische data verzamelen om als basis te dienen voor het formuleren van theorien.
Baconiaanse wetenschap is meer dan het opstapelen van massas feiten. Hij gebruikte
een analogie tussen mieren die alles alleen maar verzamelen, spinnen die webben
spinnen uit hun eigen materie. Wetenschappers moesten zijn als bijen: materiaal
verzamelen en het transformeren met eigen kracht. Wetenschap is niet alleen het
zorgvuldige, inductieve verzamelen van data maar het heeft ook interpretatie nodig
d.m.v. theorien.
De wetenschappelijke revolutie
Kepler omarmde het heliocentrisme van Copernicus. Hij concludeerde echter op basis van
de observaties van zijn leermeester Brahe dat de planeten niet in perfecte cirkels om de
aarde draaide maar dat dit in een ellipsvorm was. Dit was de eerste wet die Kepler
publiceerde in zijn Astronomia Nova (1609).
16
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Nog belangrijker dan Keples was Galilei. Hij verbeterde de telescoop die was uitgevonden
door Lippershey. Met deze telescoop deed hij een aantal ontdekkingen die ingingen tegen
het geloof en de antieke wetenschap. In 1610 ontdekte hij bijvoorbeeld dat de maan,
i.t.t. wat men toen dacht, een ruw oppervlak had.
Zijn volgende ontdekking was dat Jupiter 4 manen had. In 1613 toonde hij aan dat ook
de zon niet perfect was maar dat er zwarte vlekken opzaten. Hij zag ook dat Venus soms
tussen de aarde en de zon kwam te staan.
Deze ontdekkingen waren grote uitdagingen voor het sublunar-superlunar onderscheid
van Aristoteles. Zij vonden het pure ketterij om met een telescoop in de hemel te kijken.
Voltaire schreef dat vr Kepler alle mannen blind waren. Kepler had n oog en Newton
had twee ogen. De Wetenschappelijke Revolutie kwam op zijn hoogtepunt door Newton.
Hij publiceerde mathematische systemen van het universum in Philosophiae Naturalis
Principia Mathematica. In dit boek presenteerde hij zijn drie wetten van beweging en de
wet van de zwaartekracht die van toepassing was op alle objecten.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Dit brengt ons naar het derde kenmerk; universele wiskunde. Het universum volgde
regelmatige mechanische principes en deze konden, zoals Newton liet zien, worden
beschreven in exacte mathematische termen. Mechanisatie gaat hand in hand met
wiskunde.
Samengevat zijn er drie kenmerken van de Wetenschappelijke Revolutie:
1. Verplicht gebruik van de observatiemethode
2. Universele mechanica
3. Universele wiskunde
De Wetenschappelijke Revolutie was vooral het demystificeren van zowel verre delen van
het universum als aardse niet levende objecten. Maar als snel zouden de mensen ook de
teleologie (=zoektocht naar het doel) verwijderen van het lichaam, het dier, de
samenleving en de menselijke geest.
Het lichaam werd ook gemechaniseerd. Harvey stelde bijvoorbeeld dat het hart alleen
maar een pomp was. Descartes was het hier mee eens hoewel hij het nog had over de
onstoffelijke menselijke ziel (res cogitans).
De Entzauberung of demystificatie van de wereld leek niet langer te stoppen. Ook de
sociale wetenschap werd vergeleken met universele wetten. Zoals we later zullen zien
moet de sociale wetenschap andere methoden van onderzoek gebruiken dan die worden
gebruikt in de natuurwetenschap.
Biografien
Nicolaus Copernicus (1473-1543)
Geboren in Oost-Pruisen en studeerde medicijnen, Latijn, astronomie, filosofie en
wiskunde. Hij was benoemd tot kannunik aan de Frombork Kathedraal in 1501. Vanuit de
toren van deze kathedraal kon hij observaties doen. In 1514 publiceerde hij een klein
boekje Commentariolus waarin hij het heliocentrisme al verdedigde. Zijn grote werk
Revolutionibus verscheen in 1543
Francis Bacon (1561-1626)
Tijdens zijn rechtenstudie las hij de werken van Plato en Aristoteles maar al snel zou hij
deze filosofie verwerpen. Naast zijn carrire in filosofie had hij ook een carrire in de
politiek. Later zou hij ook lector in de rechten worden. In 1618 werd hij kanselier maar
deze positie zou hij in 1621 verliezen omdat hij smeergeld had aangenomen. Hiervoor
ging hij de gevangenis in. Na zijn vrijlating, na 4 dagen, besteedde hij de rest van zijn
leven aan het hervormen van de wetenschappelijke methodologie. Zijn ideen om samen
te werken leidde in 1662 tot de oprichting van de Royal Society. Hij stierf in 1626 naar
verluid aan een longontsteking die hij opliep tijdens een experiment in de kou. Men zei
dat dit kwam omdat moeder natuur bang was dat hij al haar schatten zou ontdekken.
Johannes Kepler (1571-1630)
Als armeluiszoon uit Duitsland wilde hij een Lutherse predikant worden. In Tbingen zou
hij de werken van Copernicus lezen wie hij voor het eerst schriftelijk zou verdedigen in
1596. Kepler was de assistent van Brahe. Na de dood van Brahe volgde Kepler in zijn
voetsporen als de Keizerlijke Wiskundige aan de rechtbank van Rudolf II. Kepler
concludeerde uit de data van Brahe dat baan van Mars geen cirkel was maar een ellips.
18
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Kepler formuleerde drie wetten van planetaire beweging en hij ontdekte dat objecten een
omgekeerd beeld projecteren op de retina. Hij stierf in 1630 in Regensburg.
Galileo Galilei (1564-1642)
Galileo studeerde medicijnen en daarna wiskunde en fysica. In 1592 werd hij professor in
de wiskunde in Padua. Hier kwam hij voor het eerste in aanraking met het werk van
Copernicus. In 1609 ontwierp hij zijn eerste telescoop en deed hij ontelbare
ontdekkingen m.b.t. het heliocentrisme. Deze werden gepubliceerd in de Starry
Messenger welke met opwinding en woede werd ontvangen. In 1616 moest hij in Rome
voor de Inquisitie verschijnen. Hoewel hij werd vrijgesproken van ketterij mocht hij niet
langer het heliocentrisme verdedigen omdat het in tegenspraak was met de officile leer
van de kerk. In 1633 moest hij weer voor de Inquisitie verschijnen n.a.v. zijn boek
Dialogue concerning the Two Chief World System. Hij werd veroordeeld tot het knielen
voor de kardinalen en het tekenen van een afzwering. Hij kreeg huisarrest voor de rest
van zijn leven en stierf in 1642 volledig blind.
Isaac Newton (1643-1727)
Geboren op 1e Kerstdag in 1642 in Engeland en werd opgevoed door zijn grootouders. In
1661 ging hij naar Camebridge om optiek, wiskunde en astronomie te studeren. In
Woolsthorpe had hij twee vruchtbare jaren want hier begon hij na te denken over de
zwaartekracht. Hij vond de integraalrekening en differentiaalrekening uit waarmee
verandering en golving mathematisch kon worden beschreven. Hij construeerde ook de
eerste reflecterende telescoop. Principia werd in 1687 gepubliceerd met daarin zijn
wetten van beweging en zwaartekracht. Hij stierf in 1727. Ondanks zijn rigoreuze
natuurwetenschap was hij diep religieus. Hij schreef ook over alchemie wat recent leidde
tot de uitspraak: he of all people was no Newtonian (Gleick, 2003).
Samenvatting
Tijdens de Wetenschappelijke Revolutie kwam er een radicale aanval op de traditionele
manieren van denken. De nieuwe mechanistische wetenschap verwierp de theologische
kosmos van Aristoteles en Ptolemy volgens wie het universum bestond uit twee
essentile gebieden: sublunar en superlunar. Copernicus was de eerste die het
heliocentrisme voorstelde. Deze theorie werd bevestigd door Galileo door zijn ontelbare
empirische ontdekkingen die niet overeenkwamen met de middeleeuwse dogmas. De
belangrijkste prestatie was Newtons mechanica die zorgde voor een universele en
wiskundige basis voor fysieke fenomenen die overal voorkwamen. Bacon ontwikkelde een
empiristische methode voor de nieuwe wetenschap die veel verder ging dan de visie van
Aristoteles in de antieke tijd.
Vooruitblik
Bacon was niet de enige held van de nieuwe mechanische filosofie. Descartes zorgde ook
voor zekere bases voor de nieuwe wetenschap. Hij was een rationalist die beweerde dat
het niet de perceptie is maar de menselijke ratio die uiteindelijk de basis is van de
menselijke kennis. Zijn methode van twijfel kwam tot zijn fundamentele waarheid:
Cogito ergo sum, ik denk dus ik besta. De cartesiaanse rationalisme werd betwist door
drie Britse empiristen: Locke, Berkeley en Hume. Zij beweerden dat de zintuigen en niet
de rede de bron van kennis waren.
Locke had een onderscheid tussen primaire en secundaire kwaliteiten. Berkeley beweerde
dat de geestafhankelijkheid voor alles gold. Hume stelde de Copy Principle voor als het
basisprincipe van het empirisme.
19
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Ren Descartes
Ren Descartes (1596-1650) wordt vaak betiteld als de vader van de moderne filosofie.
Hij was opgeleid met het curriculum van Aristoteles en Aquinas. Hij was het daar toen al
niet mee eens want er kan niets stevigs gebouwd worden op zulke wankele
fundamenten. Er moesten ideen worden ontwikkeld om sceptici zoals Montaigne tegen
te gaan.
Michel Montaigne (1533-1592) verloochend kennis vanwege de onbetrouwbaarheid van
zowel de redenering en observatie. Hij stond erop dat er werd getwijfeld aan het bestaan
van de materile realiteit. Zintuigen zorgen voor illusies en de beelden van de objecten in
onze geest zijn niet de objecten zelf dus welk recht hebben we om te stellen dat onze
mentale beelden lijken op de objecten en ons kennis opleveren over deze objecten.
Descartes was een rationalist omdat hij de visie verdedigde die stelt dat uiteindelijk de
menselijke rede zorgt voor de kennis. Hij was ook een nativist omdat hij dacht dat er
aangeboren ideen waren maar dat was niet zo extreem als Plato. Descartes was geen
rationalist in de zin van Bacons spin die spinnenwebben spint vanuit zijn geest. Descartes
deed ook empirisch werk m.b.t. anatomie en fysiologie. Hij vond de plek van de
pijnappelklier en beweerde dat zowel mensen als dieren complexe machines waren.
Descartes vond de geometrie het prototypische vorm van wetenschap. De principes van
de Euclidische meetkunde zijn onweerlegbaar correct. Alle kennis zou gebaseerd moeten
zijn op deze zekere stellingen. Zijn vuistregel was:
Accepteert nooit iets als waar als er geen evidente kennis is voor deze waarheid.
Vermijd het verwerpen van conclusies en vooroordelen en sluit niets in het oordeel
wat niet zeer duidelijk en onderscheidend aan de geest is gepresenteerd dat er
geen gelegenheid is om eraan te twijfelen.
Waar Aristoteles en Bacon empirisch bewijs wilde zien, gebruikte Descartes de rede; de
methode van de twijfel. Niets of niemand kan worden vertrouwd als deze al een keer
bedrogen heeft. Onze zintuigen en ons lichaam bedriegen ons dus deze kunnen niet
vertrouwd worden en dus ook niet kunnen zorgen voor de fundering van kennis.
Descartes kon geen van zijn voormalige overtuigingen aanvaarden en hij riep een
almachtige slechte demon aan (malin genie). Deze demon zou Descartes bedriegen en
zelfs de basisprincipes van de wiskunde kon niet worden vertrouwd. Dit lijkt een
probleem te zijn maar Descartes vond een uitweg; cogito ergo sum of ik denk dus ik
besta. Descartes zei dat hij een res cogitans was, een onstoffelijk, denkend ding.
Dit was de fundering van kennis. Zijn volgende vraag was: waarom ben ik zo zeker van
deze stelling? Het antwoord is dat zijn waarheid helder en duidelijk is. Alles wat dus
helder en duidelijk is moet waar zijn. Alleen met deze stelling verkreeg hij een
20
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
De Britse empiristen
Net zoals het rationalisme van Plato werd uitgedaagd door het empirisme van Aristoteles,
zo werd het moderne rationalisme van Descartes verworpen door empiristen.
John Locke (1632-1704)
Opgeleid in de leer van Aristoteles raakte hij ontevreden toen hij in aanraking kwam met
de wetenschappers van die tijd zoals Boyle, Hooke, Willis en Newton. Hij wilde de
menselijke capaciteiten heroverwegen. Hij beschreef dit in zijn Essay Concerning Human
Understanding in 1690.
Om een succesvolle empirische theorie te ontwikkelen moest hij eerst aantonen dat er,
i.t.t. wat Descartes dacht, geen aangeboren ideen waren. Het bewijs van aangeboren
ideen in die tijd stamden uit het feit dat iedereen zich verbond aan een aantal principes.
Dit wordt gezien als algemene instemming/universal consent en daarom aangeboren. Er
zijn drie principes:
1. Wat is, is
2. Het is onmogelijk om te zijn en tegelijkertijd niet te zijn
3. Morele principes
Locke beweerde dat de eerste twee principes niet aangeboren zijn omdat ze niet
gevonden worden in kinderen. En morele principes verschillen tussen groepen mensen
dus ook deze konden niet aangeboren zijn. De mens is een tabula rasa.
Als we geen aangeboren kennis hebben en we de kennis niet verwerven door onze
redenatie, wat is dan de bron van kennis? Locke is voorstander van de visie dat onze
mentale representatie voorkomt uit sensatie en reflectie en deze samen vormen de
ervaring. Er is dus een nadruk op interne en externe zaken als de bron van kennis.
Hoewel Locke een empirist was, passen ideen niet altijd in de realiteit zoals met zou
verwachten. Locke schetste een onderscheid tussen drie typen kenmerken welke hij
qualities noemde.
1. Primaire kwaliteit: de basisvorm van een object of ze daadwerkelijk zien of niet.
Dit betreft de vorm van een object.
21
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
2. Secundaire kwaliteit: de vorm van het object als het daadwerkelijk gezien wordt.
Dit is subjectief en betreft de kenmerken van een object zoals kleur, geur en
textuur.
3. Tertiaire kwaliteit: de kracht van een object om een ander object te veranderen.
Zo maakt vuur lood vloeibaar.
Een probleem dat Locke nooit heeft aangepakt is het verschil tussen de 1e en 2e
kwaliteiten. Hoe weten we welke ervaring overeenkomt met 1e kwaliteiten en welke
overeenkomen met 2e eigenschappen? Berkeley beweerde dat er helemaal geen primaire
kwaliteiten zijn.
George Berkeley (1685-1753)
Net als Bacon, Locke en Descartes vroeg hij zich af dat als we ideen hebben over
objecten i.p.v. de objecten zelf, hoe weten we dat het gevormde idee overeenkomt met
het object? Hoe kunnen we weten dat er iets is achter de sluier van onze ideen?
Berkeleys antwoord op deze scepsis over kennis was om te stellen dat er geen tweeledig
bestaan is van objecten en ideen die deze objecten voorstellen. We hebben een goede
reden om aan te nemen dat materile objecten niet bestaan. De reden hiervoor ligt
volgens de bisschop van Cloyne in Lockes verkeerde onderscheid tussen
geestafhankelijke en geestonafhankelijke kenmerken.
De secundaire kwaliteiten van Locke zijn geestafhankelijk: ze bestaan alleen
doordat iemand het materile object daadwerkelijk waarneemt.
De primaire kwaliteiten van Locke zijn geestonafhankelijk: vorm, beweging en
hoogte.
Berkeley zag een probleem in deze tweedeling want hoe kunnen we zeker zijn dat
vormen objectief zijn als we alleen af kunnen gaan op onze ervaringen die we van het
object hebben? Ook vorm verschilt door de positie van de waarnemer. Berkeley stelde
dat alles dat bestaat, bestaat omdat het wordt waargenomen: esse est percipe of to be
is to be perceived.
Idealisme = het bestaan van iets bestaat uit het worden waargenomen door een geest.
In Berkeleys filosofie hebben objecten alleen een ideaal en geen echt of materialistisch
bestaan. Een object mag niet in de materile wereld worden geprojecteerd want het is
alleen echt omdat het bestaat in de geest als een verzameling bepaalde ideen.
Men zou denken dat objecten dus niet bestaan als ze niet worden waargenomen.
Berkeley had hiervoor twee antwoorden:
Berkeley stelde dat als hij ergens zou zijn, hij een object zou kunnen waarnemen
als hij op een andere plaats zou zijn d.m.v. zijn herinnering.
Berkeley stelde dat objecten altijd worden waargenomen door God.
Berkeley verbond zichzelf aan wat hij immaterialisme (=leer dat alleen het geestelijke
werkelijk is) noemde.
Substance = wordt in de filosofie gebruikt om te verwijzen naar alles dat uit zichzelf kan
bestaan.
Descartes stond achter het dualisme. Volgens het dualisme zijn er twee substances:
materile substance en de mentale substance. Ze kunnen afzonderlijk van elkaar
bestaan.
22
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
23
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
24
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Biografien
Ren Descartes (1596-1650)
Aan La Flche studeerde hij Latijn, Grieks, Italiaans en filosofie. Deze laatste bestond uit
logica, fysica, ethiek, metafysica en wiskunde. Hij spendeerde het grootste gedeelte van
zijn leven in Nederland waar hij kon schuilen voor zijn filosofische vijanden. Toen hij in
zijn vijftiger jaren was, kreeg hij een uitnodiging van koningin Christina van Zweden om
haar wiskunde en wetenschap te onderwijzen. Toen hij arriveerde was de koningin nog
op reis en hij heeft deze tijd besteed aan het ordenen van zijn geschriften.
John Locke (1632-1704)
Studeerde aan Oxford fysica, scheikunde en medicijnen. Zijn interesse voor filosofie
ontstond door het lezen van de werken van Descartes. Locke was nooit een cartesiaan.
Hij werd adviseur van de Earl van Shaftesbury en deze belandde in een politieke
discussie met Koning James II en hij moest naar Nederland vluchten. Locke ging met
hem mee. Na de revolutie in 1688, toen Willem van Oranje III koning van Engeland
werd, keerde Locke terug naar GB. Hij had in zijn koffer het complete manuscript van
zijn Essay Concerning Human Understanding.
George Berkeley (1685-1753)
Berkelely was een Ier uit een Protestantse familie. Hij studeerde aan het Trinity College
in Dublin wiskunde, Grieks, Latijn, logica en filosofie. Hij bestudeerde intensief de
theorien van Locke en Newton. In 1701 werd hij priester van de Anglicaanse kerk. Hij
wilde een seminarie oprichten in de VS om het morele verval van de kolonin aan te
pakken. Dit mislukte en in 1734 was hij terug in Ierland waar hij bisschop van Cloyne
werd. Hij kon wel de levensomstandigheden in Ierland verbeteren. Hij ging terug naar
Engeland om de studies van zijn zoon te lezen.
David Hume (1711-1776)
Tijdens zijn academische opleiding zwoor hij iedere vorm van religie af. Hij reisde naar
London, Bristol en La Flche. Hier schreef hij zijn Treatise of Human Nature in 1738. Het
boek werd slecht ontvangen vooral door de kerk. Door dit conflict werd hij twee keer
gepasseerd voor een professorschap vanwege zijn bedreiging voor de leidende religie op
de universiteit.
Samenvatting
Descartes gebruikte de method of doubt om absolute zekerheid te verkrijgen over kennis
en hij vond dit in zijn cogito: het is onmogelijk te twijfelen behalve als je bestaat. Hij
bewees dat God goed was en niet bedroog en daarmee kon hij verder bouwen op zijn
fundament. De Britste empiristen waren het niet eens met Descartes doctrine van
aangeboren ideen: nativisme. Locke stelde dat aangeboren ideen niet konden bestaan
en dat ervaring de bron van alle kennis is. Hij maakte een onderscheid tussen primaire
en secundaire kwaliteiten. Dit onderscheid werd verworpen door Berkeley die het
idealisme aanhing: er is geen materile substance en alles wat bestaat, bestaat omdat
het wordt waargenomen. Hume steunde het Copy Principle als het basisprincipe van de
menswetenschappen. Dit principe zorgt voor een manier om de zinvolheid van
wetenschappelijke en filosofische termen te onderzoeken. Het beruchte geval van de
missende kleur zorgde voor een belangrijk probleem voor Humes empirisme.
25
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Vooruitblik
In het volgende hoofdstuk onderzoeken we Humes empirisme en zien we dat het leidt
tot scepsis. Humes verwoestende kritiek op de filosofie in zijn tijd laat zien dat we geen
kennis hebben. We hebben geen zintuiglijke impressie van causaliteit maar concluderen
causaliteit als het resultaat van gewoontevorming. Inductie kan problematisch zijn: we
kunnen niet op basis van ervaring concluderen dat de wereld zich uniform gedraagt.
Rede is ondergeschikt aan onze gewoonten en gebruiken. Alles wat we denken over de
wereld in termen van oorzaken en gevolgen, in termen van toekomstige gebeurtenissen
en in termen van wetten is een gewoonte van de geest. Objectieve noodzaak is
getransformeerd in subjectieve noodzaak. Humes sceptische analyse zette Kant ertoe
om een nieuw filosofisch systeem te ontwikkelen dat zowel het empirisme als het
rationalisme zou samenbrengen. Kant stelde dat we echt kennis hebben, terwijl noodzaak
en universaliteit hun oorsprong hebben in de objectieve structuren van onze eigen geest.
26
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
In 1740 schreef hij anoniem een recensie over zijn Treatise of Human Nature. Ook deze
recensie bleek onopgemerkt.
In 1748 schreef hij Enquiry Concerning Human Understanding. Hierin herhaalde hij wat in
zijn eerste publicatie stond maar dan in een meer toegankelijke taal voor een breder
publiek. Deze versie trok steeds meer aandacht vanwege de zijn controverse, er kwam
vooral kritiek van andere denkers uit Engeland en Frankrijk.
Zijn History of England was een bestseller en maakte hem financieel onafhankelijk. Toch
nam hij een baan aan op de ambassade in Parijs. De Comtesse vroeg Hume of ze zijn
beschermvrouwe mocht worden. Hij accepteerde en er ontstond een bloeiende
correspondentie tussen beiden. De Comtesse was niet alleen de beschermvrouwe van
Hume maar ook van Rousseau. Toen Rousseaus boek Emile door het parlement in Parijs
werd veroordeeld, vluchtte hij op aanraden van de Comtesse naar Engeland waar hij
onderdak vond bij Hume die Rousseau enorm bewonderde.
In 1765 zorgde Hume voor een schuilplaats voor Rousseau in Engeland. De relatie tussen
Hume en Rousseau bekoelde snel vanwege de gevoeligheid van Rousseau en
misvattingen over de financile situatie. Op het einde beschuldigde Rousseau Hume van
het te schande maken van zijn naam en hij zou dit opnemen in zijn biografie. Hume wilde
aan deze situatie ontsnappen door te concluderen dat hij te maken had met een
gestoorde Rousseau.
Ondertussen was ook de relatie met de Comtesse bekoeld omdat hij haar niet op de
hoogte wilde brengen van de verblijfplaats van Rousseau. Hij sloeg alle aanbiedingen af
om een publieke functie aan te nemen. Le bon David stieft in augustus 1776.
Humes filosofie
Aan de ene kant moesten de discussies over religie worden overwonnen door gebruik te
maken van de rede. Dit was het doel van Descartes en de empirist Locke. Het
hoogtepunt van deze filosofische beweging stelde ons verstand op de proef met behulp
van de rede zelf wat het werk is van Kant.
Aan de andere kant werkten anderen had aan het ontwikkelen van de nieuwe fysica.
D.m.v. de nieuwe methode van experiment, inductieve redenatie van empirische data en
bouwend op het werk van Galileo, beschreef Newton een natuurlijke filosofie die we nu
kennen als de Newtoniaanse mechanica. Aan de hand hiervan probeerden velen deze
principes toe te passen op de menswetenschappen.
Veel denkers probeerden menselijk gedrag te voorspellen en verklaren zoals Newton
deed met het gedrag van dode materie. De heersende overtuiging was dat Europa alleen
bevrijd kon worden van de negatieve consequenties van politieke omwenteling als
wetenschappers succesvol zouden zijn in het aanbieden van een wetenschappelijke
benadering van de vraag hoe de menselijke samenleving ontworpen moest worden.
De Verlichting was gekenmerkt door een streven naar positieve kennis binnen alle
domeinen van onderzoek, vooral die van de Filosofen (Voltaire, Rousseau, Montesquieu,
Diderot en dAlembert). Deze groep publiceerde in 1751 de eerste Encyclopdie ou
Dictionnaire raisonn des sciences, des arts et des metiers met Diderot als editor. Hume
had vriendschappen met een aantal van deze Filosofen en samen met zijn vriend de
econoom Adam Smith werden ze tot de leden gerekend van de Verlichting.
27
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Hume was het wel eens met het doel van de Verlichting om voor jezelf te denken,
autoriteit te verwerpen en om rede te gebruiken om de ratio te bekritiseren en de
grenzen van de wetenschap te bepalen. Hume concludeerde echter dat rede niet de
meest krachtige eigenschap is van de menselijke natuur. Integendeel, Hume stelde dat
passie de reden regeerde: reason is but the slave of the passions. Hume vond zelfs dat
rede de slaaf van de passie moest zijn.
Zoals al eerder gesteld wilde Hume doen voor de menswetenschappen wat Newton deed
voor de natuurwetenschappen. Hij wilde een nieuwe filosofie ontwikkelen onafhankelijk
van pure speculatieve metafysica. Hij paste op alles de volgende heuristiek toe: van
ieder belangrijk idee of concept moeten we ons afvragen van welke set zintuiglijke
impressies dit idee of concept afstamt. Als we deze impressies niet kunnen vinden dan is
het idee een product van de verbeelding. Deze nadruk op de zintuigen is karakteristiek
voor het filosofisch empirisme.
Opvallend is dat Hume wiskunde ofwel abstracte redenering met aantallen en getallen
acceptabel en nodig vond.
Een voorbeeld dat Hume gebruikte was die van de rode en witten biljartbal. Normaal
gesproken stellen we dat de beweging van de rode bal wordt veroorzaakt door de botsing
die de beweging van de witte bal. De beweging van de rode bal is het effect. Hume
vraagt zich af wat we precies zien of observeren als we concluderen dat het een de
oorzaak is van het ander. Hier komt het antwoord.
Wat we zien is:
1. Contiguity/aanraking: de botsing en het in beweging komen van de rode bal
vallen telkens onmiddellijk samen. We zien dus samenloop.
2. Priority/prioriteit: de beweging van de witte bal gaat telkens vooraf aan de
beweging van de rode. We zien dus volgorde.
3. Constant conjunction/constante samenhang: in gelijke omstandigheden, gedragen
vergelijkbare ballen zich op gelijke wijze. We zien dus herhaling.
Vaak bedoelen we hiermee dat het noodzakelijk is dat de rode bal beweegt na de botsing
met de witte bal. Hume stelt dat we ons echter ook kunnen voorstellen dat de rode bal
niet beweegt. Er is niets in onze zintuiglijke impressies die het ons verbiedt te denken
dat de rode bal zal blijven liggen. Wat we zien in de botsing is niet de noodzaak van de
causale relatie. Mensen doen uitspreken over oorzaak en gevolg op de basis van deze
drie factoren.
Dit is de kiem van Humes verwoestende kritiek op de filosofie van die tijd: filosofen
probeerden fanatiek een verklaring te vinden voor de wetmatige kennis van de wereld.
Hume liet zien dat we deze kennis in de eerste plaats al niet hebben.
De volgende stap is te laten zien dat mensen geloven dat de rode bal zal bewegen na de
botsing met de witte bal. Dit geloof is volgens Hume het resultaat van de werking van de
geest. Het ligt in de menselijke natuur dat we anticiperen op de beweging door de
beredenatie van oorzaak en gevolg. Anticipatie is het trekken van conclusies op basis van
ervaringen. Onze ervaringen leren ons te denken zoals we denken. Conclusies trekken op
basis van oorzaak en gevolg is, samen met meet- en rekenkunde, de belangrijkste
manier van redenering en de basis van al onze kennis. Waarom dit woord tussen
haakjes staat, komt later aan de orde.
28
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Net zo goed dat we de causaliteit niet zien kunnen we niet de uniformiteit zien van de
natuur. Dit is een filosofisch probleem met inductie: we kunnen niets concluderen uit
onze ervaringen in het verleden dat de wereld zich uniform zal gedragen.
De conclusie van Hume is revolutionair: als we deze werking van de geest begrijpen en
herkennen als een geleerde gewoonte of gebruik dat gestuurd wordt door passie, krijgen
we een compleet nieuwe blik op het filosofische landschap. Ratio is zo inderdaad de slaaf
van de passie maar Hume benadrukt dat het goed is dat onze rede zo functioneert want
anders zouden we niet kunnen anticiperen op de toekomst.
Very curious discovery = het idee dat de toekomst zal zijn als het verleden. Het is
vreemd dat te denken dat waar de menselijke rede faalt onze gewoonten onze gids zijn
in het leven. Rede is ondergeschikt aan onze gebruiken en gewoonten, het resultaat van
een leerproces dat ingezet wordt door de interactie tussen onszelf en de wereld,
waardoor we anticiperen op de toekomst en geloven dat het een de oorzaak is van het
ander.
Het revolutionaire element in Humes denken is het idee dat onze overtuigingen het
resultaat zijn van gewoontevorming. Wat wij geloven, maar niet kan voortkomen uit
zintuiglijke indrukken daar moeten we sceptisch over zijn. Maar in al die gevallen waarin
rede niet in staat is om tot de conclusie te leiden aan de hand van onze zintuiglijke
indrukken zal gewoontevorming ons daarbij van dienst zijn. De menselijke natuur zorgt
ervoor dat we handelen, geloven en denken zoals we doen.
Hume had ook een analyse van de vrije wil. Als eerste moest hij een definitie hebben van
noodzaak. Deze had hij al: de mens ziet noodzaak niet boven contiguity, priority en
constant conjunction. Als individuen in dezelfde situatie op dezelfde manier handelen dan
is er geen sprake van vrije wil.
Analyse van noodzaak -> constante samenhang en gewoontevorming in mensen
Vrije wil is volgens Hume slechts een effect van een bepaald gevoel dat we hebben. Maar
is het niet gevoel van de vrije wil waardoor we willen geloven dat we echt vrij zijn? Onze
acties zijn ondergeschikt aan onze wil, maar onze wil lijkt niet te worden bepaald door
wat dan ook. Heeft Hume het niet gewoon fout?
Hume antwoordde hierop dat het gevoel van vrije wil alleen opkomt als we expliciet onze
vrije wil testen. In alle andere gevallen is er geen gevoel van vrije wil. Tijdens het testen
van onze vrije wil vergeten we dat het testen het resultaat is van iets anders, namelijk
het verlangen om vrij te zijn. Vrijheid is het gevoel dat opkomt als het gevolg van de
menselijke natuur met als doel te overleven in een riskante wereld. Het idee dat vrije wil
niet meer is dan een idee wordt ondersteunt door de observatie dat een toeschouwer
gemakkelijk het gedrag kan voorspellen o.b.v. motieven, karakter en situatie.
De constante samenhang van onze motieven, situaties en handelingen is wat we
bedoelen met de noodzaak in het domein van onze handelingen. Er is dus geen vrije wil,
er is alleen constante samenhang en we worden geleid door onze instincten om tot
causaliteit te komen. Als vrije wil onverenigbaar is met het idee van causaliteit en
noodzaak in onze handelingen dan is er simpelweg geen vrije wil. We zijn alleen
slachtoffers van onze passies.
passie -> rede -> gewoontevorming -> idee van vrijheid
29
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
30
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
33
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Analytisch
A priori
Analytisch a priori
Mogelijk volgens zowel
Hume als Kant
A posteriori
Analytisch a posteriori
Onmogelijk volgens Hume
en Kant
Synthetisch
Synthetisch a priori
Mogelijk volgens Kant maar
onmogelijk volgens Hume
Synthetisch a posteriori
Mogelijk volgens Hume en
Kant
Alle analytische oordelen zijn a priori, alle synthetische oordelen zijn a posteriori.
Empiristen ontkennen het bestaan van synthetische a priori oordelen. Kant wil laten zien
dat synthetische a priori oordelen ook mogelijk zijn. Als dit onmogelijk is, dan is
wetenschap ook onmogelijk. Omdat we noodzakelijke en universele kennis hebben,
beweert Kant dat synthetische a priori oordelen mogelijk zijn.
Een synthetisch a priori oordeel moet twee beweringen bevatten:
1. De oorsprong moet zich bevinden in de menselijke geest
2. Er moet informatie over de wereld aan worden toegevoegd
Het feit dat we weten dat er een noodzakelijk en universeel causaal verband is tussen de
gebeurtenis (hitte van de zon) en een andere gebeurtenis (smelten van een kaars) moet
zijn oorsprong hebben in de menselijke geest = a priori oordeel. Om te weten dat
kaarsen in de zon smelten is iets wat onze kennis uitbreidt. Het concept van het smelten
in de zon zit niet opgesloten in het concept van de kaars want ze smelten niet als ze op
een donkere plaats staan. Door deze toevoeging van informatie is het een synthetische a
priori oordeel.
De nominale en fenomenale wereld
Kant was het grotendeels eens met de newtoniaanse mechanica (behalve absolute tijd en
ruimte). Het betekent dat alles wordt bepaald door natuurwetten. Hoe kan de mens vrij
zijn als we compleet voorbestemd zijn door natuurwetten? Kant had op zijn grafsteen
staan: twee dingen vullen de geest met altijd nieuwe en toenemende bewondering en
ontzag hoe vaker en standvastig we op ze reflecteren: de sterrenhemel boven ons en de
morele wetten in ons. Door een onderscheid te maken tussen nominale en fenomenale
wereld probeert Kant dit probleem van de vrije wil op te lossen in een newtoniaans
universum.
Nominale wereld = de wereld van de dingen zoals ze in zichzelf zijn.
Fenomenale wereld = de wereld zoals het aan ons verschijnt. In deze
newtoniaanse wereld zijn wij duidelijk voorbestemd, net zoals alle andere
lichamen. Kant stelt dat we niet weten dat we vrij zijn (cosmologia is onmogelijk).
In zijn Critique of Practical Reason beweert Kant dat we moeten aannemen dat we
denken vrij te zijn om moreel te kunnen handelen. Dezelfde redenatie ligt ten
grondslag aan Kants bewering dat we niet weten of God bestaat of dat de
menselijke ziel onsterfelijk is, maar we moeten dit noodzakelijk aannemen om
moreel te kunnen handelen (theologia en psychologia is onmogelijk).
34
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Hume stelde dat onze geest causaliteit aan ons laat zien. Kant vindt ook dat de rede iets
toevoegt maar onze geest is cruciaal actief op een veel vroeger stadium. De menselijke
rede zorgt voor het ontstaan van de noodzaak en universaliteit door de informatie over
de nominale wereld en het doet dit op zon manier dat er echt noodzakelijke en
universele kennis is maar alleen over de wereld zoals deze zich aan ons presenteert.
Kant beweert dat kennis alleen het resultaat kan zijn van de synthese tussen input van
de nominale wereld en input van de rede. Hij verschilt hierin van Hume door te denken
dat rede sterk aanwezig is en op een eerder stadium. Dit aspect van de rede zorgt ervoor
dat noodzakelijke en universele kennis mogelijk is.
Quality
Unity
Plurality
Totality
Reality
Negation
Limitation
Relation
Modality
Inherence
Possibility
Causality
Existence
Community
Necessity
(=reciprocity)
4. Vierde fase: de ervaring van de objecten worden verder samengevat in soorten en
geslacht als de rede zijn ideen van de reflectieve kracht van het oordeel toepast.
De rede is er altijd op uit om de wereld tot een grotere eenheid te brengen.
35
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Resultaat
Fase 1
Manifold of sensations
Fase 2
Manifold of appearances
Fase 3
Manifold of experiences
Fase 4
Systematic knowledge
36
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Hoewel Hume stelt dat dit niet mogelijk was, beweert Kant dat mensen in staat zijn om
synthetische a priori oordelen te vormen en dat werkelijke wetenschap mogelijk is. Het is
een mix van input uit de nominale wereld en activiteiten van de menselijke geest dat
synthese mogelijk maakt tussen de verschijning en de categorie van de rede en hieruit
bestaat kennis. Kant ontdekte ook waar de grenzen van de kennis. Wetenschap heeft te
maken met de fenomenale newtoniaanse wereld van noodzaak, verder dat de wereld
reikt onze kennis niet.
Problemen met de kritieken van Kant:
Als de sensaties buiten de tijd en ruimte zijn, en dus a priori input leveren aan de
verbeelding, hoe kunnen we deze stimulaties begrijpen? Een manier op dit op te
lossen is te stellen dat de filosofie van Kant overstijgend en logisch is: het gaat
over de voorwaarden waaronder onze kennis mogelijk is en het biedt geen
psychologie van kennis.
Hoe zit het met Kants bewering dat we niets kunnen weten over de nominale
wereld? Kant beweerde dat het concept van de nominale wereld een beperkt
concept is dat we moeten vooronderstellen om in staat te zijn om te begrijpen hoe
causale kennis mogelijk is. Het feit dat de rede verbeelding en schemata kan
toepassing, suggereert dat er een harmonie moet zijn tussen de rede en de
nominale wereld.
Is de synthetische a priori echt mogelijk?
Als het mogelijk is, is kennis over natuurwetten in het bereik van de wetenschap.
Als het niet mogelijk is, heeft Hume gelijk en moet de wetenschap het probleem van
inductie onder ogen zien en worden de wetten van Newton gewoon gewaagde
vermoedens en gissingen.
Uit het digitale werkboek
Ook al kunnen we de noumenale wereld nooit leren kennen, we hebben volgens Kant wel
impressies uit die noumenale wereld nodig. Anders was er niets om onze categorien,
onze begrippen op te projecteren. In die zin is Kant enig empirisme toe te schrijven.
Anderzijds hebben we verstandelijke categorien nodig, om de indrukken uit de
noumenale wereld mee te ordenen tot een fenomenale wereld. Kant onderkent dus dat
wij een observator zijn, maar stelt tegelijkertijd dat we ook actief structuur opleggen aan
onze ervaringen. Op deze manier brengt Kant een synthese tot stand tussen empirisme
en rationalisme.
Dit inzicht, dat de structuur in onze fenomenale wereld niet afkomstig is uit de wereld
zelf, maar uit ons, wordt over het algemeen de copernicaanse revolutie van Kant
genoemd. In zekere zin is die metafoor ook wel terecht. Nog niet eerder was zo
stellig beweerd dat we de wereld van onze ervaring zelf samenstellen. Wat dat betreft
houdt de vergelijking met Berkeley ook een beetje op. Zijn idealisme ging ervan uit dat
de wereld in onze geest de enige is, maar hij had uiteindelijk God nodig om die
wereld van continuteit te voorzien. Kant is daar aan voorbij en stelt dat die continuteit
in ons zelf zit. We bouwen die wereld zelf, op basis van categorien in ons hoofd. Het
idealisme van Kant noemen we dan ook wel transcendentaal idealisme, omdat we de
noumenale wereld ermee overstijgen.
Als je kwaad wilt, zou je kunnen zeggen dat hiermee ook meteen het enige echte verschil
met de filosofie van Hume is blootgelegd: Hume blijft achter in die noumenale wereld en
37
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
zegt dat de kennis die we daaruit afleiden, onzeker is. Kant neemt vervolgens een enkele
reis naar de fenomenale wereld en zegt dat de kennis daarin wel zeker is omdat deze
afkomstig is uit onszelf. Daarom noemt Hume de mens ook feilbaar, terwijl de mens bij
Kant in zekere zin de schepper van de fenomenale wereld wordt.
Dat is een enorm verschil in mensbeeld, maar de vraag is of Kant nou overtuigend het
mensbeeld van Hume heeft vervangen door het zijne. Het belangrijkste argument
daarvoor was namelijk dat wij zouden beschikken over synthetische a priori kennis. Dat
uitgangspunt onderbouwt hij vervolgens door te beschrijven dat deze kennis in de vorm
van verstandelijke categorien in ons hoofd zit. Maar dat was precies de stelling
waarmee hij ook begon. Is dat dan een bewijs of eigenlijk een cirkelredenering?
Tegelijkertijd was het Hume die voor het eerst heel concreet maakte dat wetenschappers
gewone mensen zijn en dus met hun beperkingen grenzen opleggen aan de wetenschap.
Dat Kant die beperkingen vervolgens categorien noemt en daarmee de mens tot
schepper verheft, doet daar weinig aan af. Is het dan niet wel zo eerlijk om die
copernicaanse wending op zijn minst deels toe te schrijven aan Hume?
Biografie
Immanuel Kant (1724-1804)
Geboren in Kningsberg, de hoofdstad van Oost-Pruisen. Hij bestudeerde het werk van
de filosofen Leibniz en Wolff. Hij kwam ook in aanraking met de fysica van Newton. Rond
1769 werd hij wakker geschud uit zijn dogmatische sluimer door Hume. Dit resulteerde in
1781 tot de publicatie van n van de grootste klassieken in de geschiedenis van de
filosofie, de Critique of Pure Reason. Kant leefde een heel regelmatig leven en stierf in
1804.
Samenvatting
Hume stelde dat de newtoniaanse mechanica geen noodzakelijke, universele, objectieve
en causale kennis belichaamde. Hij zei dat de menselijke gewoontevorming en onze
passionele verbeelding ons dreven tot een causaal verband van de wereld. Hierdoor werd
wetenschap niet meer dan een verzameling gissingen.
Kant probeerde de speciale epistemologische status van de wetenschap te redden. Hij
begint met de stelling dat we simpelweg wetmatige kennis over de wereld hebben. Hij
traceert vervolgens de voorwaarden voor deze kennis. In zijn overstijgende filosofie
concludeert hij dat de mens in staat zijn tot noodzakelijke, universele en causale kennis
met de kanttekening dat het beperkt is tot de wereld zoals deze aan ons wordt
gepresenteerd.
Tegenwoordig denkt men dat de wetenschap zonder grenzen is en dat het ons voorziet
van op zijn minst waarschijnlijke kennis over de wereld zoals deze is (nominaal).
Terugkijken op deel I
Recapitulatie: rationalisme en empirisme
Hoe kunnen we de wereld kennen? Dat was de vraag die in deel 1 van deze cursus
centraal stond. Op die vraag zijn in de loop van de geschiedenis verschillende
antwoorden gegeven, die hoofdzakelijk in twee filosofische stromingen kunnen worden
ingepast: het rationalisme en het empirisme. Van beide stromingen, die al sinds de
38
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
empirisme
beredeneren
observeren
39
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
deductie
inductie
zekerheden
waarschijnlijkheden
synthetisch
vernieuwend
a priori
vooraf gegeven in de
ratio
a posteriori
achteraf gegeven door
empirie
40
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Introductie deel II
Hume stelde dat de bekronende glorie van de Wetenschappelijke Revolutie van de
newtoniaanse mechanisme niets meer was dan een genformeerde gok.
Kant liet zien hoe universeel valide kennis toch mogelijk kon zijn. Zijn ingenieuze
oplossing was dat de wetenschap de noodzakelijke structuur van de fenomenale wereld
ontdekt.
In deel II gaan we kijken naar de vraag of er fundamentele verschillen zijn tussen de
natuur- en menswetenschappen. Er zijn twee kanten worden belicht die discussiren over
deze kwestie: positivisme en hermeneutisme.
Positivisme en hermeneutisme
Introductie
Positivisme = het onderwerp van de menswetenschappen moet op dezelfde manier
benaderd worden als het onderwerp van de natuurwetenschappen. De
menswetenschappen verschillen alleen in op niveau en niet in soort van de
natuurwetenschappen. Deze benadering had geen universele goedkeuring.
Hermeneutisme = mensen (en misschien ook dieren) en de culturele wereld waarin ze
wonen kunnen niet op dezelfde manier worden behandeld als levenloze fysieke objecten.
Hume wilde de wetten beschrijven die de geest besturen. Het ene idee leidt
onvermijdelijk naar een ander idee. Ideen zijn als planeten, ze worden in hun baan
gehouden door natuurwetten => de wetten van de geest.
In de lijn van deze redenering kan de samenleving ook gezien worden als een
mechanisme dat geanalyseerd kan worden in elementen die wetmatig met elkaar
interacteren. Pas in de 18e eeuw zou Comte de sociopsychologie introduceren maar het
41
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
idee was al onderzocht door Hobbes. Hij was weer genspireerd door Harvey en Galileo.
Hobbes zag de samenleving als een klok en zijn mechanismen konden worden
beschreven in termen van universele wetten.
Adam Smith, een vriend van Hume, probeerde de wetten van de economie te beschrijven
op basis van empirische data.
In de nasleep van de Wetenschappelijke Revolutie was er een groeiende consensus dat
het mentale en sociale extreem complexe mechanismen waren, maar het zijn
mechanismen. De visie dat sociale en mentale fenomenen empirisch onderzocht kunnen
worden werd positivisme genoemd.
Positivisme
Het klassieke positivisme werd ontwikkeld door Comte (1798-1857) en zijn bewonderaar
John Stuart Mill (1806-1873).
Mill stelde dat men de methoden moest gebruiken die zo nuttig waren in de
natuurwetenschappen voor de menswetenschappen. Comte beweerde dat er een
uniforme manier van redeneren was dat toepasbaar was op alle onderwerpen die zich in
de menselijke geest bevinden.
Comte Wet van de drie Intellectuele Stadia:
1. Het theologische stadium, waarin de verklaring voor verschijnselen gezocht wordt
in bovennatuurlijke krachten. Een psychologische stroming of theorie die tot de
theologische fase gerekend kan worden, is moeilijk te vinden. Psychologie in enge
zin bestaat namelijk pas sinds wetenschappers aan het eind van de negentiende
eeuw bewust probeerden de mens te onderzoeken volgens de positivistische
beginselen. Je zou wel kunnen zeggen, dat het denken over de mens tijdens de
middeleeuwen theologisch van aard was. Men ging ervan uit dat de mens door
God geschapen was, en bewogen werd door het goede van God en het kwade van
de duivel. Ook de eerste renaissancistische filosofen hadden soms zulke
theologische ideen. Descartes zocht bijvoorbeeld naar een rationeel bewijs voor
het bestaan van God, en toen hij dat eenmaal in handen had, gebruikte hij het om
het bestaan van het heelal (res extensa) mee te bewijzen.
2. Het metafysische stadium, waarin bovennatuurlijke verklaringen vervangen
worden door abstracte begrippen zoals essentie, aard, ziel, rede en kracht als
verklaringsgrond overblijven, zoals bij Hobbes, Kepler en Freud. Metafysisch
getinte theorien of stromingen zijn al gemakkelijker te vinden in de
psychologie. Verklaringen vanuit het abstracte vinden we bijvoorbeeld in sommige
persoonlijkheidstheorien zoals de Big Five. Daar worden op basis van
gedragsobservatie abstracte persoonlijkheidskenmerken geconstrueerd die
vervolgens gebruikt worden om het gedrag mee te verklaren. In de kern is dat
onwetenschappelijk volgens de positivistische filosofie van Comte. Stellen dat
iemand zich uitbundig gedraagt omdat hij extravert is verklaart immers net zo
weinig als stellen dat iemand leeft omdat hij levenskracht heeft.
3. Het positieve stadium, waarin verschijnselen verklaard worden door andere
verschijnselen. Men gaat op zoek naar relaties tussen de verschijnselen, die men
dan in wetten probeert te gieten. Typisch voorbeelden van positivistische
psychologie zijn het behaviorisme of de hedendaagse neuropsychologie. Zij
verwijzen enkel nog naar observeerbare externe prikkels en meetbare
hersenactiviteit. Aan de hand daarvan poneren zij concrete theorien op over hoe
42
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
43
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
kan vrij zijn van de natuurlijke causale ketenen en verandert, binnen grenzen, de loop
van de dingen in de buitenwereld. De innerlijke wereld verschilt van mens tot mens.
Deze essentile subjectiviteit is wat ons maakt wie we zijn. Dit is de belangrijkste reden
voor Dilthey om te beweren dat de menswetenschappen een onafhankelijk systeem
vormen.
Hoe intutief dit beeld van onszelf als subjecten ook mag lijken, het zorgt voor een
belangrijke vraag: hoe kan de menswetenschap wetenschappelijke rechtvaardiging
vinden als de natuurwetenschappelijke methode niet van toepassing is? Als de
menswetenschappen zo anders zijn dan de natuurwetenschappen, op welke basis kunnen
we het dan wetenschap noemen?
Hermeneutiek
Hermeneutiek kan worden teruggevoerd op de antieke tijd. Het komt van het woord
hermeneuein(=interpreteren). Het woord slaat op Hermes, de boodschapper van Zeus in
de Griekse mythologie. Hermes droeg boodschappen over aan de stervelingen en
interpreteerde deze boodschappen.
Hermeneutiek is een methode waarbij men door middel van interpretatie tot een dieper
begrip kan komen van zaken. Oorspronkelijk ging het daarbij om het begrijpen van
verborgen betekenissen in mythologien en heilige schriften. In de middeleeuwen was de
hermeneutiek bijvoorbeeld vooral van belang bij de Bijbelexegese. Uiteindelijk zou deze
interpretatieve benadering echter ook wetenschappelijk toegepast worden. De methoden
van de natuurwetenschap vinden de hermeneuticisten niet geschikt voor de
menswetenschap.
Volgens Diltheys Lebensphilosophie verminken de positivisten in de psychologie en
sociologie de historische realiteit om zo de concepten en methoden van de
natuurwetenschappen op te nemen. Door de spirituele en historische dimensie buiten
beschouwing te laten, is de analyse van de samenleving armoedig en oppervlakkig. De
menswetenschap moet gaan over mensen van vlees en bloed stevig ingebed in de
geschiedenis.
Dilthey, benvloed door het romanticisme, beweerde dat individuen zijn geworteld in
historische tradities en dat de mensen alleen begrepen kunnen worden als deze tradities
serieus genomen worden. De menselijke wereld is mentaal (=geistig) en historisch
(=geschichtlich) en beide aspecten moeten gewaardeerd worden in de wetenschap van
de mensheid.
Volgens Dilthey doen mensen, anders dan stenen en planeten, dingen voor een bepaald
doel, ze zijn doelgericht. Mensen hebben verschillende invalshoeken en ze handelen
volgens deze invalshoeken.
Motieven en intenties verschillen van andere oorzaken omdat hun impact op de
samenleving onvoorspelbaar en grenzeloos is. Intenties zijn producten van een innerlijke
wereld waarvan de werking mysterieus is en die interacteren met de overtuigingen en
verlangens van andere mensen, die ook weer het product zijn van hun eigen innerlijke
leven.
De handelingen van mensen worden niet bepaald door blinde, causale wetten. Betekent
dit dat er niet zoiets kan zijn als menswetenschappen? Volgens Dilthey niet. We hebben
geen causale wetten nodig om het gedrag van andere mensen te begrijpen en te
45
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
voorspellen. We zijn redelijk goed in het bedenken wat een ander denkt en hun volgende
handeling zal zijn. Hoe bereiken we dit dan wel? Diltheys antwoord op deze belangrijke
vraag is erg invloedrijk geweest.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
context en zal dus nooit volledig zijn eigen vooroordelen en vooronderstellingen los
kunnen laten. Wetenschap is in die zin dus altijd een interpretatie van de wereld die
gebonden is aan zijn eigen tijdvak.
Ook buiten de filosofie had Dilthey invloed. Max Weber (1864-1920) is bijvoorbeeld een
van de grondleggers van de moderne sociologie en stelde, in zijn kritiek op het
marxisme, dat de loop van de geschiedenis niet zonder meer te verklaren is op basis van
materialistische, economische gronden. Om de loop van de geschiedenis echt te
verklaren, moeten juist de culturele en religieuze betekenissen van een tijdvak ten volle
begrepen worden. Ook in de culturele antropologie drong de hermeneutiek door.
Bronislaw Malinowski (1884-1942) en Frans Boas (1858-1942) gebruikte het principe van
Verstehen bijvoorbeeld als basis voor hun antropologische methode van participerende
observatie. Die methode schrijft voor dat je mensen een cultuur niet zomaar van buiten
kunt observeren. Je moet deel worden van de groep mensen die je onderzoekt om
zodoende van binnenuit hun betekenissensysteem te leren begrijpen.
In de psychologie zijn de psychoanalyse van Sigmund Freud (1856-1939) en in mindere
mate de fenomenologie van Carl Rogers (1902-1987) voor de hand liggende
voorbeelden. Beide staan voor een aanpak waarbij niet naar de mens in het algemeen
gekeken wordt, maar de individuele belevingswereld alle aandacht krijgt. Daarbij wordt,
zeker in de psychoanalyse, veel waarde gehecht aan de interpretatie van symbolen en
hun achterliggende betekenis.
47
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Voor de latere hermeneuticisten was Dilthey niet radicaal genoeg. Hij was tegen het
positivisme van Comte en Mill maar aan het begin van de 20e eeuw was het positivisme
nog lang niet verslagen en in 1920 werd er een nieuwe school opgericht in Wenen om de
ideen van de oude empiristen zoals Hume en positivisten zoals Comte en Mill nieuw
leven in te blazen. Zij gingen vol in de aanval op de hermeneuticisten en andere
metafysici.
Deze neopositivisten benadrukten wederom dat wetenschap een eenheid moest vormen.
Volgens hen was er geen scherp onderscheid tussen de natuur- en menswetenschap. De
Erlebnis waar Dilthey over sprak en welke de basis vormde voor zijn dualisme, kon geen
centrale plaats hebben in de wetenschap omdat dit priv en subjectief was. De verhalen
die wetenschappers vertellen over de seeliches Geschehen, de innerlijke flora en fauna,
van een andere persoon is onmogelijk te verifiren. Verstehen kon wel een intutieve
voorloper zijn in de natuurwetenschap, een bron van hypothesen.
Wat is wetenschap volgens Comte en Dilthey?
Comtesse standpunt wordt het duidelijkst in zijn beschrijving van de intellectuele
ontwikkeling die beschavingen doormaken. Volgens hem is in die ontwikkeling pas sprake
van wetenschap als het laatste, positivistische stadium is bereikt. Dat stadium wordt
gekenmerkt door empirisch onderzoek van de feiten en de constructie van theorien die
op die feiten gebaseerd zijn. Bovenal moeten theorien een mechanistische verklaring
bieden die verwijst naar observeerbare relaties tussen oorzaak en gevolg. Dergelijke
theorien maken het namelijk mogelijk om concrete voorspellingen te doen waardoor de
wereld hanteerbaar wordt. Pas als kennis die concrete hanteerbaarheid mogelijk maakt,
is er sprake van echte wetenschap.
Dilthey zegt eigenlijk niet zo veel over het onderscheid tussen wetenschap en
onwetenschappelijke kennis. Hij maakt een heel ander soort onderscheid. Volgens hem is
er vooral een belangrijk verschil aanwijsbaar tussen natuurwetenschappen en sociale
wetenschappen. Voor de eerste is inderdaad de positivistische methode geschikt omdat
zij de mechanische werking van de materie onderzoeken. De sociale wetenschappen
onderzoeken echter heel iets anders. Zij onderzoeken betekenisvolle fenomenen, die niet
onderhevig zijn aan mechanistische krachten van buiten. Menselijke actie is doelgericht,
wordt ondernomen vanuit een subjectief perspectief en moet dus ook zo begrepen
worden.
Maar daarmee lopen we een beetje vooruit op de volgende vraag van deze
opdracht. Wanneer we aan Dilthey zouden vragen wanneer er volgens hem sprake is van
wetenschap, dan zou hij het waarschijnlijk grotendeels met de positivisten eens
zijn. Immers, ook Dilthey vond dat wetenschap gedreven werd door empirisch onderzoek
en generalisatie van de bevindingen daarvan. Hij stuurde alleen niet aan op een
mechanistische verklaring van menselijk gedrag, hij stuurde aan op begrip van de
individuele belevingswereld.
Plaats van de psychologie in de wetenschap
Volgens Comte pasten alle wetenschappen in een en hetzelfde systeem. Er was n
positivistische methode en alle kennisdomeinen die deze gebruikten waren
wetenschappelijk. Psychologie zou volgens Comte dus de machinerie van het menselijk
gedrag moeten onderzoeken met behulp van observatie en experimenten, zoals elke
wetenschap op zoek is naar de onderliggende machinerie van de wereld. Wetenschappen
verschillen in die zin dus niet kwalitatief van elkaar.
48
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Wel is er een verschil in complexiteit. Comte formuleerde een hirarchie van zes
wetenschappen: wiskunde, astronomie, fysica, scheikunde, biologie en sociologie.
Wetenschappen bovenin de hirarchie, zoals biologie en sociologie, onderzoeken een veel
complexere machinerie. In deze hirarchie was nog geen specifieke plek toebedeeld aan
de psychologie. Die bestond ook nog niet als zodanig in zijn tijd. Comte zou echter
ongetwijfeld van mening zijn geweest dat ook de psychologie in zijn hirarchie
thuishoorde, en had hem op basis van de complexiteit van haar onderzoeksobject
waarschijnlijk tussen de biologie en sociologie geplaatst, of misschien zelfs boven de
sociologie.
Dilthey pleitte voor een heel andere aanpak. Volgens hem moeten wetenschappers die de
mens onderzoeken, zich inleven in het subjectieve standpunt van de mens. Daarom pleit
Dilthey voor een autonome plaats voor de geesteswetenschappen, inclusief de
psychologie, met een geheel eigen, interpretatieve methode die geschikt is om dat
menselijk subject te onderzoeken. We kunnen natuurlijk niet letterlijk in iemands geest
kruipen, maar we kunnen wel de verbale en non-verbale manifestaties van die geest
observeren. Door deze te beschouwen en te interpreteren, kunnen we het perspectief
van de ander recreren in onze eigen geest en leren begrijpen.
Dilthey was het dus wel eens met Comte dat de basis voor wetenschap lag in observatie.
De fout van de positivisten was echter dat zij zich als observator buiten de menselijke
wereld plaatsen door vanuit een ogenschijnlijk objectief gezichtspunt passief te
registreren wat er gebeurt, en dat te verklaren in mechanistische termen. Die fout wilde
hij corrigeren door een scherp onderscheid te maken tussen de natuurwetenschappen en
de geesteswetenschappen. Dilthey zou de psychologie als wetenschap van het domein
der betekenissen ongetwijfeld een aparte status toekennen.
Biografien
Auguste Comte (1798-1857)
Wordt de vader een naamgever genoemd van de sociologie en is de grondlegger van het
positivisme. Op school verloor hij het Katholieke geloof wat hij had meegekregen van zijn
ouders. Hij trouwde met Caroline Massin om haar te redden van prostitutie. Hij had
moeite met het vinden van een baan in de wetenschap. Hij gaf privcursussen in
positieve filosofie. Omdat zijn leven ongelukkig was, stortte hij in en zou 15 jaar op en af
opgenomen zijn in instellingen met depressie en paranoia. Hij probeerde zelfmoord door
in de Seine te springen vanaf de Pont des Artes.
Tussen 1830 en 1842 publiceerde hij zijn meesterwerk: de 6 volumes van Course of
Positive Philosophy. Hij ontving de bewondering van John Stuart Mill.
Na zijn scheiding trouwde hij met Clothilde de Vaux, zij stierf een jaar later aan
tuberculose. De publicatie van Systeme de Politique Positive markeerde een verandering
in het denken van Comte, hij benadrukte nu dat emoties voorrang hadden op de rede.
Hij begon nu te spreken over la religion de lHumanit. Hij wilde een kerk oprichten met
de wetenschappers als priesters. Hij stierf onder onduidelijke omstandigheden in 1857.
Wilhelm Dilthey (1833-1911)
Studeerde theologie in Heidelberg en Berlijn. Ook hij verloor zijn Protestantse geloof en
ging geschiedenis en filosofie studeren. Tegenwoordig is Dilthey vooral bekend om zijn
werk aan het fundament van de menselijke wetenschap. Hij schreef Critique of Historical
49
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Reason dat zorgde voor een basis van de menswetenschap zoals de Critique of Pure
Reason van Kant de basis had gelegd voor de natuurwetenschap. Diltheys levensfilosofie
met de nadruk op het historische bestaan van de mens, wilde ook het oppervlakkige en
ahistorische visie op de mens van Kant overstijgen.
Dilthey stond niet vijandig tegenover de natuurwetenschap, integendeel. Het was een
uitzonderlijk erudiet persoon.
Samenvatting
Positivisme was een dominante kracht in het Europese, intellectuele klimaat van de 19e
eeuw. Het beweert dat de sociale wetenschappen alleen van de natuurwetenschappen
verschilden in mate en niet in soort. Comtesse beroemde Wet van de Drie Stadia
beschrijft hoe, gedurende de geschiedenis, theologie en metafysica geleidelijk vervangen
werden door kennis die gebaseerd is op experientile feiten. Positivisten zijn
methodologische monisten: er is slechts n wetenschappelijke methode die gebruikt
moet worden in alle wetenschappen.
Tegenstanders van het positivisme waren de hermeneuticisten zoals Dilthey die een
dualisme voorstelde tussen mens- en natuurwetenschappen omdat ze verschillen in hun
onderwerp en hun methode. Ze stellen dat menselijke handelingen niet alleen worden
gestuurd door objectieve en beschrijfbare krachten van buitenaf maar worden
gemotiveerd door verlangens, emoties, gedachten, gevoelens en intenties. De
Verstehenmethode kan worden gebruikt om te begrijpen waarom mensen de dingen
doen die ze doen.
Vooruitblik
Veel van de ideen van de 18e eeuwse empiristen en 19e eeuwse positivisten werden
nieuw leven ingeblazen in de 20e eeuw door logisch positivisme. De logisch-positivisten
deelden hun hoge aanzien voor de wetenschap met Comte, een visie op de exacte
wetenschappen als een voorbeeld voor alle wetenschappen en ze hadden een groot
wantrouwen tegen de filosofische systemen. Zij waren echter nog radicaler dan Comte.
Hun belangrijkste doel was het ontwikkelen van een wetenschap die sterk genoeg zou
zijn om alle irrationale gedachten kon zuiveren. De vroege logisch-positivisten waren
voor een groot gedeelte benvloed door Ludwig Wittgenstein. Tussen zijn ideen waren
de verificatie theorie van betekenis welke de logisch-positivisten aannamen als een
demarcatie criterium: een scherpe regel die wetenschap onderscheidt van metafysica. Als
een bewering niet empirisch kan worden geverifieerd is het cognitief zonder betekenis.
De Weense positivisten beweerden dat het verwerpen van synthetic a priori kennis in het
hart lag van het logisch-positivisme. Wat overbleef voor de filosofie is de logische analyse
van wetenschappelijke stellingen.
Logisch positivisme
Wiener Kreis
In de 20e eeuw werd het positivisme nieuw leven ingeblazen wat vorm kreeg in
Oostenrijk toen een debatclub genaamd Wiener Kreis een internationale beweging werd
die bekend werd als logisch-positivisme. Ze waardeerden de visie van Comte die vond
dat de exacte wetenschap als voorbeeld moest dienen voor de rest van de wetenschap
en dat men filosofie moest wantrouwen. Het logisch-positivisme was echter nog radicaler
50
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
dan Comte. Hun belangrijkste doel was het ontwikkelen van een visie op wetenschap dat
sterk genoeg was om alle irrationele gedachten te verwijderen.
Het logisch-positivisme nam vanaf 1920 een grote vlucht. In eerste instantie heette het
de Schlick Kreis naar hun leider Moritz Schlick. Later kreeg het de naam Wiener Kreis. De
kern van de discussiegroep bestond uit:
Otto Neurath
Rudolf Carnap
Herbert Feigl
Hans Hahn
Friedrich Waismann
Philipp Frank
In het begin was het een gesloten club maar vanaf 1928 werd het openbaar omdat de
leden de ideen wilde verspreiden. Er werd contact gelegd met andere groepen en dan
vooral een groep in Berlijn die geleid werd door Reichenbach met leden als Hempel en
Von Mises. In 1928 richtten ze de Ernst Mach Society op en publiceerde in 1929 het
manifest The Scientific Conception of the World: The Vienna Circle. Van hieruit veroverde
het logisch-positivisme de wereld.
Hoewel de Kreis veranderde in een beweging, was de Kreis zelf geen lang leven
beschoren. Halverwege de jaren 30 van de vorige eeuw wat het volledig uiteengevallen.
Frank en Carnap verhuisden naar Praag, Feigl naar de VS, Hahn stierf in 1934 en
vanwege het Nazeregime vluchtten Neurath en vele andere leden weg omdat ze Jood
waren of er linkse ideen op na hielden. Het cruciale moment was toen Schlick werd
vermoord door een student Johann Nelbck.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
52
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Comte had zich ook bezig gehouden met het onderscheid tussen wetenschap en
pseudowetenschap. Hij beweerde dat voorspelling de wetenschap karakteriseert. Voor de
positivisten uit de 20e eeuw was het antwoord van Comte niet verfijnd genoeg. De
bovenstaande beweringen kunnen allebei gebruikt worden om voorspellingen te doen
maar bewering twee kan niet geaccepteerd worden als werkelijke wetenschap.
Voorspellen is dus geen lakmoestest voor het onderscheid tussen wetenschap en
pseudowetenschap.
De positivisten vonden dat Wittgenstein de oplossing had =>betekenisvolle elementaire
beweringen zijn afbeeldingen en om te ontdekken of een afbeelding waar of onwaar is,
moeten we het vergelijken met de werkelijkheid.
Wittgenstein: om te kunnen zeggen dat p waar of onwaar is, moet ik hebben vastgesteld
onder welke voorwaarden ik p waar noem, en daarmee bepaal ik de betekenis van de
stelling. Om te begrijpen of een stelling waar is moet je weten wat de omstandigheden
zijn als het waar is => methode van verificatie.
Verificatie is een criterium van cognitieve significantie: het trekt een scheidslijn tussen
wetenschap en pseudowetenschap.
53
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Wittgenstein herzien
Het gedachtegoed van het logisch-positivisme werd gevormd door Wittgenstein. We
hebben gekeken naar:
1. Het onderscheid tussen formeel en feitelijk
2. De verificatiemethode
3. Filosofie als logische analyse
Carnap laat zien dat Wittgenstein helemaal niet zo dweepte met de wetenschap, hij stond
er onverschillig tegenover en met verachting. Er was zelfs een mystiek element in zijn
denken dat door de positivisten buiten beschouwing werd gelaten.
Wittgenstein kampte met innerlijke worstelingen over filosofische themas waaronder
religie. Hij stelde ook dat er dingen buiten het bereik van de taal zijn en dus buiten het
bereik van de wetenschap. Wittgenstein negeerde geen metafysica, zoals de Kreis deed,
maar hij vond dat ze niet in taal te vatten waren. Er zijn dingen die niet in woorden
gevat kunnen worden, ze manifesteren zichzelf, ze zijn mystiek. Hoewel metafysische
zaken niet in woorden gevat kunnen worden, kunnen ze zichzelf wel laten zien door b.v.
een schilderij. Het is in dit licht dat we de beroemde laatste spreuk uit de Tractus moeten
zien: wovon man nicht sprechen kann, darber mu man schweigen.
Ergens over zwijgen paste niet in het neopositivisme. Neuraths kritische weerwoord op
Wittgenstein was: er is niets buiten het bereik van de wetenschap: wat niet gezegd kan
worden, bestaat gewoonweg niet.
Er waren dus enorme verschillen tussen Wittgenstein en de Wiener Kreis. De relatie
tussen de meeste leden van de Kreis en Wittgenstein bekoelde dan ook snel. Vooral
tussen Carnap en Wittgenstein ging het niet en eindigde in de beschuldiging dat Carnap
het werk van Wittgenstein gestolen zou hebben.
Niet alleen Wittgenstein had een invloed op het logisch-positivisme. De andere filosoof en
wetenschapper was Ernst Mach. Het logisch-positivisme heeft Machs visie nodig om een
belangrijk punt vast te stellen: wat precies is de empirische basis?
54
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
ervaringen direct konden worden beschreven. Omdat deze protocol sentences volgens
Mach een directe afspiegeling waren van de werkelijkheid, waren zij ook direct
verifieerbaar. Sterker nog, die verificatie is in wezen helemaal niet meer nodig: volgens
Mach zijn dergelijke protocol sentences direct gegeven in het bewustzijn van de
observator, waardoor de verificatie al gebeurd is op het moment van de directe
waarneming.
Wanneer de wetenschapper op deze manier de wereld om zich heen exact beschreef in
directe protocol sentences van onafhankelijke fenomenen, dan betrof het volgens Mach
onfeilbare beschrijvingen die alleen nog maar bij elkaar opgeteld hoefden te worden
tot een theorie over de werkelijkheid die met absolute zekerheid waar was.
Fysicalisme
De protocol sentences zorgde voor een verhitte discussie tussen leden van de Kreis. Het
probleem ontstond bij beweringen zoals ik heb kiespijn. Dit is onmiddellijk waar, de
pijn wordt aan mij gegeven maar alleen aan mij. De tandarts kan wel verstand hebben
van kiespijn, de pijnervaring is alleen zeker voor mij. Hierdoor wordt verificatie een priv
aangelegenheid en geen publieke zaak. In de wetenschap willen we geen subjectieve
maar intersubjectieve verificatie: alle waarnemers moeten het eens zijn over een
ervaring. Maar is dit wel mogelijk?
Het is onmogelijk om de innerlijke ervaringen met elkaar te vergelijken. Als twee mensen
iets groen noemen dan is het heel goed mogelijk dat de ervaring van de ander voor mij
de ervaring van de kleur rood is. Verificatie is dus geen objectief proces, het vindt plaats
in de exclusieve privacy van iemands geest.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Eendrachtige wetenschap
De hermeneutiek stelde dat er een duidelijk onderscheid was tussen de natuur- en
menswetenschap. De wetenschappen hadden noch het onderwerp noch de methode met
elkaar gemeen. Het logisch-positivisme wilde van dit dualisme niets weten. Ze noemden
het de horror van het methodologische dualisme dat door de hermeneutiek was
gentroduceerd.
Het logisch-positivisme vond de hermeneutiek een metafysische onderneming. Ze
maakten gebruik van termen zoals intentie, verlangen, motieven en innerlijke leven. Het
logisch-positivisme vond dat deze termen verboden moesten worden. Ook de methode
van het verkrijgen van kennis door intutie en overpeinzing kon niet worden toegestaan.
Het is geen methode voor welke wetenschap dan ook.
In tegenstelling tot de hermeneuticisten beweerde het logisch-positivisme dat er slechts
n wetenschap is, met n methode en met n taal. De universele wetenschapstaal
zou de fysieke taal moeten zijn. Zij dachten dat het mogelijk was om iedere
wetenschappelijke taal, inclusief die talen die gebruikt worden in de sociale
wetenschappen, te vertalen in fysieke taal. Omdat alle wetenschappen in de fysieke taal
vertaald kunnen worden kunnen ze worden verenigd, in ieder geval in principe. Er zijn
geen fundamentele kloven tussen de verschillende wetenschappen.
Conclusie
Men mag concluderen dat fysicalisme duidelijke voordelen heeft t.o.v. het
fenomenalisme. Het maakt communicatie en samenwerking mogelijk wat niet het geval
is bij fenomenalisme. Fysicalisme had ook zijn zwakten waar Schlick op wees. Het
zwakste punt was dat het zekerheid en waarheid had opgegeven. Met het verdwijnen van
de zekerheid en waarheid leek het onmogelijk om een onderscheid te maken tussen
wetenschap en pseudowetenschap.
Volgens Schlick leidt fysicalisme tot een eigenaardig relativisme. Als men van
wetenschappelijke beweringen allen vraagt dat ze coherent zijn, en elkaar niet
tegenspreken, betekent dat ieder coherent verhaal gekwalificeerd kan worden als
werkelijke wetenschap. Hierdoor kunnen wetenschappelijke theorien niet langer worden
onderscheiden van sprookjes en pseudowetenschappen zoals astrologie. Inderdaad, de
57
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
metafysica komt de wetenschap weer binnen door de achterdeur: als een metafysisch
verhaal coherent is, kan het niet worden verworpen als onzin.
Weens gebaseerd positivisme laat ons achter met twee keuzes:
1. Zekerheid maar geen intersubjectiviteit
2. Intersubjectiviteit maar geen zekerheid
Biografien
Ludwig Wittgenstein (1889-1951)
Zijn invloed in de filosofie kan niet overschat worden. Time Magazine vond hem n van
de 100 meest belangrijke personen van de 20e eeuw. Hij werd geboren in een rijke
familie die naast een ijzerimperium ook belangrijk was voor de kunst in die tijd.
Hij studeerde bouwkunde en luchtvaartonderzoek. Later verhuisde hij naar Cambridge
om wiskundige logica te studeren onder Bertrand Russell. Tijdens WO I ging hij in het
leger als monteur en waarnemer van de artillerie. In 1918 werd hij krijgsgevangene
genomen door de Italianen. Tijdens zijn gevangenschap maakte hij een manuscript af
waar hij tijdens de oorlogsjaren aan gewerkt had: Tractus Logico-Philosophicus (1922).
Nadat hij zich had teruggetrokken uit de filosofische wereld, nam Schlick contact met
hem op en hervatte hij zijn filosofische werk. Toen ontdekte hij dat wat hij voor heen
dacht, alle problemen zijn opgelost, dat dit helemaal niet waar was. Hij moest erkennen
dat hij fouten had gemaakt in zijn Tractus.
Moritz Schlick (1882-1936)
Oprichter en voorzitter van de Wiener Kreis. Studeerde fysica in Berlijn onder Max
Planck, de grondlegger van de kwantumfysica. In de jaren 20 van de vorige eeuw schreef
hij een invloedrijke interpretatie van de relativiteitstheorie die erg gewaardeerd werd
door Einstein.
Hij ging in Wenen les geven in geschiedenis en filosofie van de inductieve
wetenschappen. Schlick was een grote bewonderaar van Wittgenstein. Hij werd vermoord
in 1936 door een verwarde student van hem, Johann Nellbck.
Dit zorgde voor antisemitische klanken. Er werd geschreven dat Schlick zichzelf zag als
belangrijkste denker omdat Joden geboren waren als a-metafysici. De schrijver wilde de
lezer eraan herinneren dat de Christenen bepalen wat filosofie is en niemand anders.
Otto Neurath (1882-1945)
Hij studeerde wiskunde, lingustiek, rechten, economie en sociologie. Hij was de
bedenker van de naam Wiener Kreis. Meer dan wie ook in de Kreis was Neurath
genteresseerd in de vereniging van de wetenschap welke hij zag als een instrument voor
sociale actie. Hij zag de Wiener Kreis ook als een politieke beweging. Zijn aversie voor
metafysica was alom bekend.
Hij vluchtte naar Moskou, Praag en Den Haag. Van hieruit continueerde hij zijn werk voor
de Kreis. Toen Duitsland ook Nederland binnenviel, vluchtte hij naar Engeland waar hij
les zou gaan geven aan Oxford totdat hij stierf in 1945.
Rudolf Carnap (1891-1970)
Studeerde theoretische fysica. Hij kreeg les van Frege, n van de grote logici die ooit
geleefd heeft. Hij kwam bij de Wiener Kreis in 1926. Hij schreef Der Logische Aufbau der
58
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Welt welke in 1928 werd uitgegeven. Carnap werd in 1931 professor in Praag. Onder
bedreiging van het nazisme verhuisde hij naar de VS.
Samenvatting
Logisch-positivisme probeerde om de wetenschap te voorzien van een onwrikbaar
fundament waarop de kennis kon worden gebouwd. Wetenschappelijke beweringen
moesten altijd openstaan voor verificatie. Bouwen op een exclusief empirische basis zou
de wetenschap ontdoen van metafysische speculatie. De protocol sentences discussie zou
een scheidslijn vormen tussen twee groepen binnen de Wiener Kreis over de aard van de
empirische basis. Schlicks fenomenalisme verdedigde de visie dat wetenschap op zijn
dieptepunt was met de zogenoemde protocol sentences welke directe rapportages waren
van ruwe en onbetwijfelbare zintuiglijke data. De andere vleugel stelde dat zulke
onbetwijfelbare beweringen onmogelijk waren. Men moest beweringen doen in termen
van ruimte en tijd. Het beste dat wetenschappers kunnen doen is het materiaal
gebruiken die ze tot hun beschikking hebben en van hieruit te bouwen aan gebouwen die
in balans zijn. Logisch-positivisme zorgde voor twee opties: zekerheid zonder
intersubjectiviteit en intersubjectiviteit zonder zekerheid.
Vooruitblik
De belangrijkste kritiek op het logisch-positivisme kwam van Karl Popper. Hij beweerde
dat het verificatie criterium te sterk was. Prototypische wetenschap zoals fysica kan niet
worden geclassificeerd als wetenschap omdat geen enkel algemene bewering kan worden
geverifieerd; het is onmogelijk om alle gevallen te checken die onder de bewering vallen
(Hume). Om het criterium te herformuleren in termen van bevestigingen is te zwak.
Poppers kritische rationalisme benadrukte de perceptuele en cognitieve beperkingen van
de mens. Volgens Popper is falsificatie het criterium dat wetenschap onderscheidt van
pseudowetenschappen. Iedere wetenschap zal voorspellingen doen die in principe
gefalsifieerd kunnen worden. Als falsificatie onmogelijk is, faalt de theorie om informatief
te zijn en kan worden gediskwalificeerd worden als wetenschap. Popper beschrijft de
wetenschappelijke methode als n van de gissingen en weerleggingen; trial and error.
Een ander verschil van het logisch-positivisme is dat er geen theorieneutrale
observatiebasis kan zijn: theorie gaat altijd vooraf aan de observatie.
Kritisch rationalisme
Introductie
Met het logisch-positivisme hebben we onze focus verschoven naar de filosofie van de
kennis naar de filosofie van de wetenschap. De vraag werd nu: wat is wetenschap? Het
logisch-positivisme was een combinatie van empirisme met moderne logica. Hoewel deze
benadering van grote invloed was op zowel wetenschappers als filosofen kwam er ook
kritiek op deze benadering. De eerste en absoluut de meest belangrijke criticus op het
positivisme was Karl Popper.
Karl Popper was nooit verbonden aan de Wiener Kreis. Hij ontwikkelde zijn eigen
innovatieve opvattingen over de wetenschap. Zijn ideen werden erg invloedrijk onder
filosofen, politici en wetenschappers. Na zijn dood in september 1994 werd hij geroemd
als de meest belangrijke denker van de eeuw, de laatste van de grote logici en als meest
invloedrijke denker van de 20e eeuw.
59
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Met Popper zwaaide de pendel weer van het empirisme naar het rationalisme.
60
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Het grote probleem met het Marxisme was dat wat er ook gebeurde in de klassenstrijd,
het altijd goed was.
Popper beschrijft in zijn biografie twee lessen die hij heeft geleerd in deze periode rond
1919 en zijn ontmoeting met het Marxisme:
1. Mensen kunnen fouten maken, de mens is een feilbaar wezen
2. Er is een verschil tussen dogmatische theorien (Marxisme) en kritisch denken
Popper ontmoet Alfred Adler
Als een theorie ogenschijnlijke tegenstellingen kan verklaren dan kan het gezien worden
als een sterke theorie maar eigenlijk is dit vermogen juist een grote zwakte.
Tijdens zijn adolescentie werkte Popper als vrijwilliger in een Child Guidance Clinic dat
geleid werd door Alfred Adler. Adler was een ontrouw lid van de psychoanalytische
beweging van Freud. Adler ontwikkelde zijn eigen theorie welke hij Individualpsychologie
noemde. Waar Freud een focus had op infantiele seksualiteit, focuste Adler op verschillen
in de omgeving van het kind. Een beroemd concept van Adler is het inferiority complex
(minderwaardigheidscomplex).
Op een dag confronteerde Popper Adler met een geval waarvan hij vond dat de theorie
niet van toepassing was, Adler redeneerde toen dat hij het al zo vaak gezien had dat het
nu ook wel zo moest zijn.
De ervaring met Marxisme en Adlers psychologie leidde ertoe dat hij serieus ging
twijfelen aan de wetenschappelijke waarde van theorien die in staat zijn alle observaties
te verklaren. Hij vond dat het Marxisme en de psychoanalyse op astrologie leken: het
waren theorien die alles konden verklaren. De wereld was vol met verificaties van de
theorie, wat er ook gebeurde bevestigde de theorie.
Popper en het buigen van het licht
Een andere gebeurtenis in 1919 liet Popper zien hoe echte wetenschap werd uitgevoerd.
In de krant stond een artikel Revolution in Science Newtonian Ideas Overthrown. De
gebeurtenis waar het naar verwijst is een
bijeenkomst van de Royal Society waar de
falsificatie van de newtoniaanse fysica
werd gepresenteerd.
Wetenschappers hadden tot dan toe
berekend dat het licht van de sterren 084
buigt als het een object passeert. In 1911
zou Einstein stellen dat licht nog meer
buigt n.a.v. zwaartekracht van objecten.
In 1919 testte de fysicus Arthur Eddington
zowel de eerste als de tweede berekening.
Tijdens een zonsverduistering wilde hij een
ster fotograferen. Als beide berekeningen
waar zijn, dan zou het licht van de ster die
achter de maan en zon staat toch
zichtbaar zijn en zou het lijken dat de ster
naast de zon staat.
61
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Het resultaat van de test was dat de eerste berekening van Newton onjuist was en die
van Einstein juist.
Popper begon te twijfelen aan de wetenschappelijke status van theorien. Kan een
theorie waar zijn als het altijd waar is? Popper vond van niet.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
door een specifieke observatie werd bevestigd, maar daarmee nog niet volledig waar
hoefde te zijn. Zodoende probeerde Carnap het logisch positivisme te redden: theorien
kunnen weliswaar nooit volledig geverifieerd worden, maar wel beetje bij beetje
geconfirmeerd raken. Een toenemende mate van confirmatie zou daarmee een indicatie
zijn van de wetenschappelijkheid van een theorie.
Popper was absoluut niet onder de indruk van deze reactie. De oplossing van Carnap
leverde namelijk uiteindelijk geen enkel criterium op. Denk nog maar eens aan het
voorbeeld van astrologie. Ondanks haar onwetenschappelijke karakter, wordt astrologie
met grote regelmaat bevestigd. Volgens het confirmatiecriterium wordt astrologie dus
gewoon weer een wetenschappelijke theorie. Samenvattend kun je zeggen dat het
verificatiecriterium dus veel te sterk geen enkele theorie kan ooit volledig geverifieerd
worden en het confirmatiecriterium veel te zwak er is allerlei pseudowetenschap die
regelmatig geconfirmeerd wordt.
De enige vorm van bevestiging waarover men volgens Popper mocht spreken was
corroboratie. Dit wil zoveel zeggen als 'ondanks een poging tot falsificatie is de theorie
nog niet gefalsifieerd'. Andere vormen van bevestiging, zoals verificatie of confirmatie,
deden er niet toe. Als demarcatiecriterium werd deze corroboratie echter niet gebruikt.
Daarvoor was het principe van falsificatie bedoeld: alleen theorien die de potentie
hebben om gefalsifieerd te worden zijn wetenschappelijk.
Corroboratie = De steun voor een argument of redenering.
Falsificationisme
Falsificatie en een adequaat criterium van demarcatie
Een bewering of theorie moet gefalsifieerd kunnen worden om wetenschappelijk
genoemd te worden. Dit betekent dat we in staat moeten zijn om te specificeren onder
welke condities de bewering of theorie gefalsifieerd kan worden.
Tautologien zijn niet wetenschappelijk: horoscopen, Marxistische voorspellingen en
Adlers verklaring van onderdrukking.
Marxisme: was pacifistisch in het begin maar toen er slachtoffers vielen werd de
theorie aangepast in die zin dat slachtoffers nodig zijn om nog meer slachtoffers te
voorkomen. Hierdoor is de theorie niet wetenschappelijk omdat deze niet langer
falsifieerbaar is.
Minderwaardigheidscomplex: net zoals Freud paste Adler zijn verhalen zodanig
aan dat de theorie altijd van toepassing is. Wat er ook wordt geobserveerd, de theorie is
altijd waar.
Oedipuscomplex: om deze theorie te falsifiren moet er een jongen gezocht
worden die ontkent dat hij zijn vader wil vermoorden. Maar elke jongen die zegt dit niet
te willen is volgens Freud in een staat van ontkenning.
Wetenschappelijke theorien laten de mogelijkheid open om fout te zijn: ze zijn
falsifieerbaar d.m.v. testen zoals Eddington uitvoerde op de theorien van Newton en
Einstein.
63
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Kritisch rationalisme
Popper ging mee met Hume dat inductie niet logisch valide was. Hiermee is Popper geen
Humeaan. Hume was een empirist en Popper was een rationalist. Popper was ook
benvloed door Kant. Net als Kant was Popper het er niet mee eens dat het inductie
probleem gesteld kon worden in termen als gewoonten, gebruiken en associatie.
Popper was het met Kant eens dat onze zintuigen samenwerken met onze redenatie, we
hebben een idee over de wereld maar zien de wereld niet zoals ze echt is. Popper vond
ook dat we de wereld zien door theorien. Popper accepteerde ook de visie dat er
aangeboren kennis is, net als alle rationalisten. Hij stelde alleen dat het geen aangeboren
ideen waren maar dat er aangeboren reacties zijn op verwachtingen die onbewust zijn.
64
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Deze verwachtingen kunnen gezien worden als a priori omdat ze de observatie vooraf
gaan. Popper: er zijn geen zintuigen waarin anticiperende theorien niet genetisch zijn
opgeslagen.
We worden geboren met rationele structuren, zonder deze zijn we blind. Tot zover was
Popper het eens met Kant. Popper had echter wel kritiek op het absolutisme van Kant:
de aangeboren theorien kunnen niet begrepen worden als a priori valide kennis. Ze zijn
niet zeker en ze worden soms niet vervuld. De verwachting van een kind dat er voor hem
gezorgd wordt, hoeft niet zo te zijn.
Rationele structuren zijn altijd voorlopig en vermoedens, nooit zeker. We mogen ze
aannemen totdat ze gefalsifieerd worden. Hierdoor is het rationalisme van Popper
kritisch rationalisme.
Theorie gaat voor aan de observatie. Observatie heeft een object nodig. Een
wetenschapper wordt geleid door een horizon van verwachtingen.
Onze neigingen om regelmatigheden waar te nemen en om structuur op te leggen op de
natuur leidt tot het psychologische fenomeen van dogmatisch denken, de verwachting
om regelmatigheden overal tegen te komen. Het probleem is vaak niet de
regelmatigheden maar alleen de verwachte of waargenomen regelmatigheid vanuit een
theoretische lens. Het verschil tussen mens en dier is dat de mens in staat is om kritisch
te zijn en daarmee hun instinctieve verwachtingen te onderdrukken. Het actief testen van
overtuigingen over de werkelijkheid om fouten te ontdekken is karakteristiek voor de
wetenschap. Een wetenschapper moet uitgaan van de aanname dat zijn theorie onjuist is
en moet daarom kritisch tegenover zijn visie staan.
65
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
lossen de methode van het toepassen van stukje bij beetje: het doen van kleine
veranderingen en aanpassingen die continue verbeteringen zijn.
Het object van de sociale wetenschappen is nou eenmaal niet in wetten te gieten, enkel
in regelmatigheden, en zulke regelmatigheden staan geen voorspellingen toe. Een wet is
een uitspraak over een mechanisme, en kan leiden tot een voorspelling over de werking
daarvan in de toekomst. Een regelmatigheid is slechts een statistisch patroon dat
verkregen wordt door terug te kijken en kan dus nooit leiden tot concrete voorspellingen.
Formeel zouden de sociale wetenschappen, volgens Popper, dus eigenlijk geen
wetenschappen mogen heten.
Zodoende rest de sociale wetenschapper niet veel meer dan het gebruik
van hermeneutische methoden. Toch hoeft dat niet volgens Popper. De oplossing die hij
aandraagt om hieraan te ontkomen is het rationaliteitsbeginsel. Dit principe schrijft
voor dat mensen in een gegeven situatie die actie zullen uitvoeren die op dat moment
het meest adequaat is.
Het is echter duidelijk dat mensen niet altijd rationeel handelen. Als het
rationaliteitsbeginsel onderwerp van falsificatie is, zou men dan niet moeten concluderen
dat dit principe is gefalsifieerd en verworpen zou moeten worden?
Popper geeft toe dat het rationaliteitsbeginsel onjuist is. Het principe is wel onjuist maar
het benadert de waarheid wel. Popper beweert zelfs dat het slechts weinig of niets van
doen heeft met het empirische en psychologische bewering dat de mens altijd rationeel
handelt. Het is niet alleen onjuist maar het is ook een leeg beginsel. Nu wordt het echt
penibel voor Popper want de aanwezigheid van een lege bewering kan niet worden
toegestaan in falsificatie. Het rationaliteitsbeginsel is dus niet compatibel met de
essenties van het kritisch rationalisme.
We hebben nu een spanning in de sociale filosofie van Popper. Als het
rationaliteitsbeginsel empirische inhoud heeft, dan is het onjuist en zou moeten worden
gefalsifieerd en verworpen. Als het geen empirische inhoud heeft dan is het inconsistent
met Poppers falsificationisme en dus met het kritisch rationalisme.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
passen op basis van voortschrijdend inzicht. Voorwaarde is echter wel dat zulke
aanpassingen leiden tot een nieuwe falsifieerbare hypothese. Dat laatste is belangrijk
omdat een theorie anders alsnog allesverklarend wordt en dus potentile falsificatie
onmogelijk maakt. Deze oplossing van Popper is vooral pragmatisch en niet echt in lijn
met zijn eigen rationalistische principes. Je kunt je dus afvragen of zodoende niet toch
wat haarscheurtjes verschijnen in de ogenschijnlijke volmaaktheid van Poppers
oorspronkelijke demarcatiecriterium.
Pseudowetenschappen maken falsifieerbare beweringen
Het feit dat ook zaken als astrologie, die we intutief als pseudowetenschap zouden
classificeren, regelmatig falsifieerbare voorspellingen doen, maakt goed duidelijk dat het
falsificatiecriterium van Popper helemaal geen zekerheid biedt. Een volstrekt
ongefundeerde uitspraak als voor weegschalen is 23 november een dag van financieel
gewin is gewoon falsifieerbaar en dus wetenschappelijk. De enige zekerheid die de
wetenschapper kan bereiken is dat dergelijke astrologische onzin weliswaar
wetenschappelijk is, maar achteraf bezien niet waar blijkt te zijn.
Dat laatste geldt overigens ook voor theorien die intutief wel wetenschappelijk
aanvoelen. Ook daarover is de enige zekerheid die we kunnen krijgen uiteindelijk dat ze
niet waar bleken te zijn. Wetenschap wordt daarmee in wezen een proces van het
eindeloos opperen van ongefundeerde theorien die we een voor een weer weg kunnen
gooien. In de kern is dat wat Popper voorstelt: we benaderen de waarheid door al onze
theorien n voor n te falsifiren. Het demarcatieprincipe van Popper is in
zoverre elegant, omdat het in tegenstelling tot alle inductivistische wetenschap, een
zekerheid oplevert. Die zekerheid bestaat echter uitsluitend uit de constatering dat al je
ideen niet kloppen. Dat is elegant, maar daar leer je verder weinig van.
Een onjuiste theorie vervangen door een onjuiste theorie is geen vooruitgang
De negative way to truth waarmee we kennis vergaren en vooruitgang boeken door het
falsifiren van een theorie is een stelling waar kritiek op is. De negative way zou ons
dichter bij de waarheid brengen maar hij stelde ook dat een theorie nooit voor waar
aangenomen mag worden. Een theorie die een gefalsifieerde theorie vervangt is zelf ook
weer falsifieerbaar. We vervangen een onjuiste theorie met een theorie waarvan we
denken dat deze onjuist is. Dit is geen wetenschappelijke vooruitgang, wetenschappelijke
vooruitgang is het verzamelen van meer data dat aantoont dat een theorie werkelijk
waar is.
Deductief testen veronderstelt inductie
Alle zwanen zijn wit. Maar wat als we nu een zwarte vogel zien. Hoe weten we dat deze
een zwaan is? Dit kan alleen bereikt worden door inductie, dus inductie is altijd nodig.
De balans opmaken
Zowel het logisch-positivisme als het kritische rationalisme is niet in staat gebleken om
een bevredigend criterium voor demarcatie te formuleren. Dit brengt ons op een
filosofisch kruispunt.
Er is een weg die we kunnen bewandelen van Kuhn en zijn analyse van wetenschap en
wetenschappelijke ontwikkeling. Kuhn maakt zich niet zo druk om de demarcatie tussen
wetenschap en pseudowetenschap.
67
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
De andere weg is de weg van Lakatos, die een combinatie probeert van verschillende
falsificaties en de visies van Kuhn. Lakatos wil wel de kwestie van demarcatie
beantwoorden.
Samenvatting
Als antwoord op het falen van het logisch-positivisme in het vinden van een demarcatie
criterium presenteerde Popper de falsificatie als een norm om een bewering
wetenschappelijk te noemen. Een bewering is wetenschappelijk als er observaties zijn die
in conflict zijn met de theorie. Dit werkte beter dan de demarcatie van het logischpositivisme maar zorgt er wel voor dat we ook astrologie wetenschappelijk te noemen
wat men liever niet deed.
Poppers verwerping van de inductie heeft ook tot kritiek geleid want deductie impliceert
inductie. Bovendien blijft het de vraag of we altijd kritisch moeten zijn en een theorie
moeten falsifiren door de eerste onverenigbaar waarneming die we doen.
Vooruitblik
Alle pogingen tot nu toe faalden om een bevredigende norm te vinden die wetenschap
van pseudowetenschap onderscheidt. Thomas Kuhn verliet deze zoektocht naar een
dergelijke norm. Hij formuleerde geen criterium voor de wetenschap, hij was
genteresseerd in het beschrijven hoe wetenschap feitelijk en historisch ontwikkelt
gedurende de tijd. Filosofen van de wetenschap zouden volgens Kuhn zich niet bezig
moeten houden met het zoeken naar criteria maar historisch accurate beschrijvingen van
de wetenschap te maken en daarin de patronen en details duidelijk te maken. Een
belangrijk aspect van wetenschap is volgens Kuhn dat wetenschappers vaak kritiekloos
zijn tot het punt dat het dogmatisch is.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Voordat we naar de visie van Kuhn gaan kijken gaan we eerst kijken naar het relativisme
en het latere werk van Wittgenstein. Een controversieel aspect van Kuhns idee van
paradigmas in de wetenschap is dat het de objectiviteit van de wetenschappelijke kennis
ondermijnt. Inderdaad is een consequentie van zijn benadering dat het heel moeilijk
wordt om wetenschap als een onderneming te zien waarin we steeds dichter bij de
waarheid komen. Deze benadering van de waarheid is de sterke intutie die mensen
hebben over de wetenschap.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
ook voor verschillende groepen binnen de wetenschap zelf. Eigenlijk is het alleen
mogelijk de betekenis van een woord of een frase echt te begrijpen als je deelneemt aan
de groepspraktijken waarbinnen de betekenis gebezigd wordt. Buiten het taalspel van de
groep worden woorden en concepten betekenisloos, of krijgen ze zelfs een andere
betekenis. Bij de communicatie tussen groepen zullen dus snel misverstanden ontstaan
over wat wederzijds bedoeld wordt. Alleen iemand die goed thuis is in beide taalspelen
zal dubbele betekenissen op correcte wijze kunnen vertalen en zodoende misverstanden
voorkomen.
Doctrine van het relativisme = iedere feitelijke bewering over de wereld kan alleen waar
of onwaar zijn gerelateerd aan het taalspel waarin de bewering een beweging is van de
spelers van dat spel.
Wittgensteins privtaal argument
Het gebruik van taal veronderstelt bepaalde regels. Dit is waarom taal gemakkelijk te
vergelijken is met het spelen van een spel. Iemand die de regels overtreedt, speelt niet
langer het spel mee.
Impliciete en expliciete taalregels vormen een taalspel. Als men niet in staat is om
ongeldige zetten op te merken, is het onmogelijk om het spel te spelen. Een spel heeft
ook publieke regels, privregels zijn niet toegankelijk voor anderen en is het onmogelijk
om het spel te spelen. Er zijn dus geen privtalen.
Als elke groep zijn eigen taalspel speelt, daarmee de betekenis van woorden voortdurend
verschuift en elke groep dus in wezen zijn eigen versie van de wereld leeft, wordt het zo
goed als onmogelijk om feitelijke uitspraken te doen over d wereld. Immers, de
waarheid van dergelijke claims wordt dan bepaald binnen de ene groep. Diezelfde claims
zullen echter in andere groepen veelal een andere betekenis krijgen. Hierdoor wordt het
onmogelijk om te bepalen welke claim over de waarheid de juiste, of beter, welke claim
daadwerkelijk de feitelijke claim is.
Toch zijn juist zulke feitelijke claims noodzakelijk voor zowel het verificatiecriterium of
het confirmatiecriterium van de logisch positivisten als voor het falsificatiecriterium van
de kritisch rationalisten. Hiermee belanden we in een filosofische positie die het beste als
relativisme aangeduid kan worden. Relativisme wil in deze zo veel zeggen als dat de
waarheid van een uitspraak niet op zichzelf staat, niet feitelijk is, maar afhankelijk is van
de persoon of groep die hem gebruikt. De conclusie van Wittgensteins standpunt moet
dan ook zijn dat strikte demarcatie onmogelijk is, omdat waarheid niet langer afhankelijk
is van de relatie tussen uitspraken over de realiteit en de realiteit zelf, maar van de
relatie tussen onderlinge uitspraken die wetenschappers uiten tijdens het spelen van hun
taalspel.
Merk op dat dit standpunt zeer dicht in de buurt komt van de opvattingen waarmee Otto
Neurath een schisma in de Wiener Kreis veroorzaakte. Hij stelde immers ook dat
wetenschap niets anders is dan een constructie van uitspraken, die niet aan de realiteit
te toetsen zijn. Het enige wat wetenschappers volgens Neurath konden doen, was
proberen deze constructie zo coherent mogelijk maken. Wittgenstein stelt nu dat het
aanbrengen van die coherentie wel kan binnen een specifieke groep, maar niet over de
grenzen van groepen heen. In elke groep wordt immers een ander taalspel gespeeld en
heersen dus andere betekenissen en heerst een andere coherentie tussen claims. Een
eenduidige vertaling van die coherentie naar het taalspel van een andere groep is niet
70
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
mogelijk. Een claim over de realiteit kan dus ook nooit echte betekenis krijgen buiten de
groep waarin die claim verzonnen is.
71
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Deze lijn van denken zorgt ervoor dat de realiteit onze eigen constructie wordt. Als de
theorie verandert, veranderen ook de feiten waarmee de realiteit is geconstrueerd =
constructivisme.
Als met constructivisme accepteert dan kunnen we realiteit en waarheidniet langer
aannemen met nominale waarde. Wat we met realiteit bedoelen is a priori bepaald door
de theorien die we al hebben aangenomen. Wat waar is, verandert met de verschillende
groepen of individuen in verschillende perioden.
Popper dacht dat het wel mogelijk was om dichtbij de waarheid te komen door
falsificatie. Kuhn beweert dat er niet zoiets is als de waarheid. Wat waar is en wat de
realiteit is, is altijd relatief aan de groep in een bepaalde periode met een bepaald
paradigma. Dit wordt ook het wetenschappelijk relativisme genoemd.
De Sapir-Whorf hypothese van de lingustiek
Een ander referentiepunt om relativisme te bespreken is het werk van Franz Boas. Hij
was n van de grondleggers van het relativisme wat begon als een visie binnen de
Westerse antropologie. Een bewering van Boas was dat taal een manier is om ervaringen
te classificeren. Wilhelm von Humboldt stelde dat onze taal onze gedachten bepaalden.
Edward Sapir (student van Boas) en Benjamin Lee Whorf (student van Sapir) stelden de
lingustische relativiteit op.
De Sapir-Whorf-hypothese gaat uit van lingustische relativiteit en stelt in feite
dat onze cognitieve vermogens gerelateerd zijn aan onze talige vermogens. Wat we
kunnen denken en zien wordt dus sterk bepaald door de taal of talen die we spreken.
Het onderzoek van Starren is een ondersteuning voor deze hypothese omdat het een
verschil laat zien tussen Engelstaligen en Duitstaligen. In het eerste filmpje vanuit
de eyetracker zien we hoe de ogen van een Duitstalige proefpersoon voortdurend heen
en weer schieten tussen de trein zelf en het einde van de spoorlijn, alsof de proefpersoon
voortdurend zoekt waar de trein naar onderweg is. In het tweede filmpje vanuit de
eyetracker zien we hoe een Engelstalige proefpersoon uitsluitende naar de rijdende trein
lijkt te kijken.
Dit verschil in kijkgedrag zou verklaard kunnen worden uit verschillen in de grammaticale
opbouw van het Duits en het Engels. De Engelse taal staat het toe dat we gewoon
zeggen: 'the train is riding', terwijl de Duitse grammatica ons dwingt om ook het doel
van de trein te noemen: 'der Zug fhrt nach...' Duitsers en Engelsen lijken dus echt
anders naar de wereld te kijken, als gevolg van grammaticale verschillen tussen de talen
die zij spreken. Dit is wat je ook zou verwachten op basis van de Sapir-Whorf-hypothese.
Ook dit onderzoek is een goed voorbeeld van wat Wittgenstein bedoelt met zijn
taalspelen: Engelsen blijken letterlijk een ander taalspel te spelen dan Duitsers waardoor
deze groepen de wereld significant verschillend waarnemen. Andere voorbeelden zijn de
Inuit die meerdere woorden voor sneeuw hebben en Fransen die twee soorten rivieren
kennen waar de Engelsman er maar n kent.
Observaties en categorisaties zijn theoriebeladen (=contextgevoelig) en taalgestuurd.
Sterker nog uit het principe van lingustische relativiteit blijkt in zekere zin dat onze
manier om met die ambiguteit om te gaan sterk wordt bepaald door het taalspel dat we
met elkaar spelen. Aan de hand van de taal die ons eigen is, vullen we de hiaten in onze
72
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
waarneming op. Voor een wetenschapper betekent dat in wezen dat de deelname aan
een wetenschappelijke gemeenschap deels bepaalt hoe hij of zij de wereld waarneemt.
Zoals Engelsen en Duitsers elk gevangen zitten in hun eigen taalspel en van daaruit een
trein verschillend waarnemen, zo zitten wetenschappers gevangen in wetenschappelijke
samenwerkingsverbanden die elk hun eigen taalspelletje spelen. Wetenschap wordt
daarmee een volstrekt relatieve bezigheid die gevoed wordt door feilbare waarneming,
vooropgezette mening en de onontkoombare invloed van onze moedertaal die vanaf de
geboorte ingegoten is.
Wanneer we dit relativisme accepteren, dan kunnen we van twee verschillende
wetenschappelijke opvattingen over de werkelijkheid niets anders meer zeggen dan dat
ze verschillend zijn. Welke van de twee het bij het rechte eind heeft, of het beste is,
is dan onmogelijk vast te stellen en enkel nog afhankelijk van de positie die je zelf kiest.
73
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
is. De problemen zorgen ervoor dat de theorie zichzelf kan bewijzen als de
wetenschappers ze op kunnen lossen.
De opleiding van wetenschappers is volgens Kuhn erg belangrijk. Tijdens hun opleiding
leren de studenten een dogmatisch raamwerk; niet expliciet maar impliciet overgedragen
a.d.h.v. voorbeelden van succesvolle paradigmas uit het verleden. Leerboeken staan vol
met deze voorbeelden. Deze boeken worden gebruikt voor twee doeleinden:
1. Ze verklaren en onderwijzen het paradigma
2. Impliciete indoctrinatie van de student met het paradigma. Ze leren om een niet
kritische houding aan te nemen tegenover het paradigma.
Dit laatste is in tegenspraak met Popper die beweerde dat wetenschappers kritisch
moesten zijn tegenover opkomende theorien en moesten proberen om ze te falsifiren.
Kuhn stelt dat wetenschappers dogmatisch en conservatief staan tegenover theorien,
aannames en technieken die het paradigma vormen waarmee ze denken en werken.
Zowel Popper als Kuhn halen het onderzoek van Eddington aan om hun gelijk te behalen.
Popper stelde dat een goede wetenschapper een theorie falsifieert zoals Eddington deed.
Kuhn beweerde dat Eddington al was opgenomen in het Einsteinse paradigma en aan
wilde tonen dat Einstein gelijk had. Eddington was selectief in de data die hij wilde
gebruiken om de voorspelling van Einstein te ondersteunen, dogmatisch vasthoudend
aan de waarheid van de voorspelling.
Crisis
Paradigma van Aristoteles -> een object streeft ernaar om naar de aarde te trekken
Paradigma van Newton -> een object heeft geen innerlijk maar is onderhevig aan
zwaartekracht
Volgens Kuhn was het paradigma van Aristoteles niet onwetenschappelijk: ouderwetse
paradigmas zijn wetenschappelijk maar zijn simpelweg vervangen. Dit was
overeenkomstig met Popper die gefalsifieerde wetenschappelijke hypothesen niet
onwetenschappelijk noemde.
Een geschiedenis van de relaties van het vervangen paradigma en latere paradigma is
van belang. Ging de overgang geleidelijk of abrupt? Hier zien we een onderscheid tussen
Kuhn en Popper. Popper was van mening dat de paradigmaverschuiving geleidelijk gaat
waar Kuhn vindt dat deze verschuiving abrupt plaatsvindt.
Hoewel Kuhn vindt dat wetenschappers dogmatische en conservatief zijn als ze binnen
een paradigma werken, beweert hij niet dat wetenschappers niet kritisch zijn. Als een
paradigma meer problemen oplevert dan oplossingen dan neemt de betrouwbaarheid van
het paradigma af. Het resultaat is een crisis.
Als een anomalie meer wordt dan nog een puzzel van normale wetenschap, begint de
overgang naar een crisis en naar bijzondere wetenschap. De crisis is het begin van
abnormale wetenschap. In deze periode worden de aannames, methodologien en
aangenomen waarheden kritisch bediscussieerd. Als er nog geen alternatieve paradigma
voorhanden is, hebben de wetenschappers geen andere keuze dan het paradigma nog
steeds te accepteren maar men zoekt naar een alternatief. Crisis maar wetenschappelijke
revolutie mogelijk.
75
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Wetenschappelijke revoluties
Een periode van abnormale wetenschap kan op twee manieren beindigd worden:
1. Het oplossen van alle aanwezige problemen. Als er geen of nog slechts enkele zijn
dan is de crisis bezworen en het paradigma hersteld.
2. Het opkomen van een nieuw paradigma. Het nieuwe paradigma vervangt het oude
paradigma in een relatief korte tijd (= wetenschappelijke revolutie)
Maar we horen al een duidelijke echo van de vraag die we hebben gedentificeerd bij de
bespreking van Wittgensteins begrip van taalspellen: wat is de relatie tussen de
verschillende opeenvolgende paradigma's en wat zijn de consequenties voor ons beeld
van de groei van wetenschappelijke kennis?
Groeiende kennis
Popper vond dat het mogelijk was dat kennis groeide ondanks dat het via de negatieve
weg ging. De overgang van het geocentrisme naar het heliocentrisme is volgens Popper
zon vooruitgang in de wetenschap.
Kuhn vindt echter dat een paradigmaverschuiving geen verbetering is, er is alleen een
verschuiving in perspectief op de realiteit. We moeten zelfs het idee verwerpen dat een
paradigmaverschuiving de wetenschappers dichter bij de waarheid brengt. Er is een
verandering in de wetenschap maar die verandering gaat niet perse richting de meest
waarschijnlijke set van hypothesen. Kuhn beweert wel dat er groei kan zijn maar dan
alleen binnen een paradigma. Normale veranderingen binnen een normale periode
resulteert in groei. Als een puzzel is opgelost, spreken we van de groei van kennis. Dit
wil weer niet zeggen dat wetenschap op weg is naar de waarheid.
We worden nu geconfronteerd met een onhandige vorm van relativisme. Het is onhandig
omdat het gebrek van echte groei van wetenschappelijke kennis, in de zin van dichter bij
de waarheid komen, in strijd is met onze intutie over wetenschap. Een cruciaal punt
hierin is het begrip van onmeetbaarheid.
Onmeetbaarheid
Volgens Kuhn zijn verschillende paradigmas onmeetbaar. Toegepast op het begrip van
paradigma's betekent dit dat als er twee paradigmas onmetelijke zijn dan is er geen
eenheid in beide paradigma's waarin we de vergelijking tussen de twee uit kunnen
drukken. Ze zijn niet vergelijkbaar en zodoende zullen we nooit weten of een
paradigmaverschuiving ons dichter bij de waarheid zal brengen.
Er zijn drie aspecten aan de bewering van onmeetbaarheid van Kuhn:
1. Nieuwe paradigmas komen voort uit oude paradigmas en gebruiken daarom vaak
dezelfde terminologie. Oude termen in nieuwe paradigmas hebben echter een
compleet nieuwe relatie met elkaar en met de wereld in onderzoek.
2. Communicatie tussen wetenschappers van verschillende paradigmas is
problematisch omdat ze simpelweg een andere taal spreken, een ander taalspel
spelen.
3. De voorstanders van de verschillende paradigmas leven in verschillende werelden
(meest fundamenteel volgens Kuhn). Een nieuw paradigma ziet een andere
wereld met een ander perspectief op de realiteit en met andere relevante
fenomenen.
Kuhns bewering dat wetenschappers na een wetenschappelijke revolutie in een nieuwe
wereld leven staat in scherp contrast met de visie van het logisch-positivisme dat
76
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
geloofde dat feiten neutraal zijn en de realiteit objectief. Hier wordt Kuhns
constructivisme heel duidelijk. Hij suggereert dat de wereld en de realiteit bepaald
worden door de theorie over deze realiteit. Hij hecht aan dit idee omdat:
Theorie bepaalt wat je ziet (theory-ladenness)
Theorie bepaalt wat er is (de theorie afhankelijkheid van feiten)
Hoe kan een theorie bepalen wat er is? Door onze overtuigingen zijn er bijvoorbeeld geen
bezeten sjamanen in Japan maar volgens de overtuigingen van de Japanners zijn die er
wel. Dit weerlegt onze overtuiging dat we dezelfde wereld op een andere manier zien; we
zien allebei een andere wereld.
De verschuiving van het ene paradigma naar het andere is
vergelijkbaar met een Gestalt verschuiving. Men ziet of een
vrouw of een muzikant maar nooit beiden tegelijkertijd.
Kuhn gebruikt een dergelijke tekening om zijn idee van een
paradigmaverschuiving te verduidelijken. Wat muzikanten
waren voor de revolutie zijn vrouwen na de revolutie.
Kuhn waarschuwt echter om deze analogie tussen de
wetenschappelijke revolutie en de Gestaltverschuiving niet
te ver kan worden doorgevoerd. In het geval van een
ambigue afbeelding kan er worden geschakeld tussen de
ene en andere betekenis, dit is niet mogelijk in het geval
van paradigmaverschuivingen. Verder moeten we rekening houden met het feit dat
wetenschappers iets niet zien als iets maar dat we het simpelweg zien zonder er een
betekenis aan te geven.
Kunnen we accepteren dat Kuhn beweert dat wetenschappers met onmeetbare
paradigmas werken en in afzonderlijke werelden leven na een wetenschappelijke
revolutie? Hoe zit het met het alternatief: de bewering dat ze leven en werken in
dezelfde wereld maar de data op een andere manier interpreteren? Deze laatste lijkt een
minder controversieel idee. Kuhn zegt dat deze realistische visie op hoe wetenschap staat
in relatie tot de wereld op zichzelf als een paradigma gezien kan worden, een paradigma
in crisis. Denk hierbij aan de visie van Hanson dat we de data niet interpreteren a.d.h.v.
een theorie maar dat we de theorie nodig hebben om iets te zien in beginsel.
Kuhn zegt dat feiten worden bepaald door het paradigma. Dit impliceert dat iemand moet
kiezen voor het oude paradigma in crisis en het nieuwe paradigma. Deze keuze is
onmogelijk omdat de feiten om te kiezen afhangen van het paradigma. De
onmeetbaarheid van paradigmas impliceert dat er geen rationale vergelijking mogelijk is
tussen twee paradigmas.
De keuze voor een paradigma wordt bepaald door sociale factoren of de persoonlijke
interesse van de wetenschapper. Binnen een paradigma is er veel ruimte voor
rationaliteit maar een paradigmaverschuiving is een irrationeel proces.
Waarom een paradigmaverschuiving een revolutie is
Een wetenschappelijke revolutie heeft alle kenmerken van een politieke revolutie:
1. Een kleine groep mensen wordt zich bewust van de tekortkomingen van een
regering of paradigma.
2. Verandering van binnenuit is onmogelijk. Aanpassing van een regering of
paradigma werkt niet, er moet van buitenaf iets nieuws komen.
77
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
3. Men kan geen consensus bereiken in een politieke discussie als het doel een totaal
andere regime en de afwijzing van de heersende discussie is.
4. De oplossing moet van buitenaf komen.
Laatste opmerkingen op Kuhns Structuur van Wetenschappelijke Revoluties
Wetenschap gezien in het licht van opeenvolgende paradigmas lijkt niet de objectieve
methode te belichamen die een serie hypothesen die ons steeds dichter bij de waarheid
over onze eigen wereld waarin we leven brengt. Aan het einde van zijn Structures of
Scientific Revolutions opteert Kuhn zelfs voor een darwiniaanse visie op de wetenschap.
Kuhn spreekt in zijn beschrijving van ontwikkeling van wetenschap in het algemeen over
de wetenschappen. Daar horen volgens hem in eerste instantie ook de sociale
wetenschappen bij. Zolang er perioden van normale wetenschap zijn waarin dogmatisch
gewerkt wordt vanuit n paradigma dat bepaalt hoe we de wereld zien, beschrijven,
verklaren of begrijpen, kunnen ook de sociale wetenschappen het predicaat wetenschap
dragen.
Kuhn signaleert echter ook een probleem dat afbreuk doet aan deze positie van de
sociale wetenschappen. Het onderzoeksobject van de sociale wetenschappen is zeer
veranderlijk en erg contextafhankelijk. Hierdoor is ook de wetenschappelijke kijk op dat
onderzoeksobject erg veranderlijk en is al snel een meer hermeneutische benadering
nodig. Op zichzelf is Kuhn daar geen tegenstander van. Het probleem is echter dat dit
hermeneutische karakter maakt dat er een voortdurende perspectiefwisseling gaande is
in de sociale wetenschappen. Hierdoor komen zij zelden of nooit toe aan een periode van
normale wetenschap. Hierdoor is in de sociale wetenschappen zelden sprake van
paradigmata, maar eerder van een constante herinterpretatie zonder dat een duidelijke
consensus bereikt wordt.
Biografie
Ludwig Wittgenstein
Nadat hij zich had teruggetrokken uit de filosofie ging Wittgenstein werken als
schoolmeester, tuinman en architect. Men zegt dat het een lezing was van Jan Brouwer
over wiskunde dat hem weer terug liet keren naar de filosofie. Wittgenstein keerde in
1929 terug naar Engeland om te verklaren dat hij het helemaal verkeerd had in zijn
Tractus. Hij veranderde radicaal van mening, verwierp de beeldtheorie van betekenis en
stelde dat woorden hun betekenis ontleenden aan hun gebruik in een taalspel. Hoewel hij
al een beroemd filosoof was, werd hij toch student aan de universiteit van Cambridge.
Hoewel Wittgenstein een geboren Oostenrijker was, werd hij later een Engelsman. Hij
stierf aan kanker in 1951. Zij Philosophical Investigations zouden postuum worden
gepubliceerd.
Thomas Kuhn (1922-1996)
Geboren in de VS en studeerde fysica aan Harvard. Na WO II behaalde hij zijn PhD in de
fysica aan Harvard. Hier ontmoette hij Popper. Hij gaf les in de geschiedenis van de
wetenschap en filosofie en werd tot professor benoemd in 1961 aan de universiteit van
Berkeley. Dit stelde hem in staat om zijn ideen over een filosofie over de wetenschap
verder te ontwikkelen. Hij las werk van Wittgenstein en Feyerabend. In 1962 werd zijn
The Structure of Scientific Revolutions gepubliceerd in een serie genaamd International
Encyclopedia of Unified Science. Hij werkte aan Princeton University en de Massachusetts
78
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Intitute of Technology waar hij professor emeritus werd in 1991. Hij stierf in 1996 aan
longkanker.
Samenvatting
Wittgenstein introduceerde het begrip taalspel in zijn Philosophical Investigations. Hij
beweerde dat woorden hun betekenis ontlenen aan het taalspel waarbinnen ze gebruikt
worden. Dit idee werd opgepikt door de relativisten net als het idee van theory-ladenness
van perceptie. Een voorstander van het relativisme was Kuhn. Hij beweerde dat na een
prewetenschappelijke periode een wetenschappelijke discipline volwassen wordt en een
paradigma aanneemt, een begrip dat overeenkomt met een taalspel). Als er teveel
problemen en anomalien zijn in een paradigma dat geraakt het in een crisis. De crisis
kan worden opgelost door terug te keren naar het paradigma of het accepteren van een
nieuw paradigma. De laatste oplossing wordt ook wel wetenschappelijke revolutie
genoemd. Volgens Kuhn is een paradigmaverschuiving geen verbetering op zich en leidt
het niet tot de groei van kennis. Groei van kennis kan alleen binnen een paradigma
plaatsvinden. Twee verschillende paradigmas zijn onmeetbaar en onvergelijkbaar. Wat
Kuhn bedoelde met een paradigma lijkt te zijn veranderd door de tijd. Initieel betekende
het dat twee paradigmas niet vergeleken konden worden en wetenschappers werkend en
levend in verschillende paradigmas konden niet met elkaar communiceren. Later stelde
hij dat, hoewel het onmogelijk is om bepaalde termen te vertalen van het ene paradigma
naar het andere, wetenschappers elkaar wel konden begrijpen. Een kritiek komt van het
sterke programma die stelt dat de visie van Kuhn niet radicaal genoeg is omdat het
vasthoudt aan de wetenschap met een paradigma waar hij rationaliteit volledig op zou
moeten geven.
Vooruitblik
In het volgende hoofdstuk gaan we kijken naar de ideen m.b.t. de wetenschap van
Lakatos. Hij probeert een gereviseerde versie van falsificatie te combineren met de
theorie van Kuhn. We zullen zien dat Lakatos ons probeert te voorzien met een oplossing
voor het demarcatieprobleem. Zijn oplossing is een lijst van criteria. Daarna wordt de
variatie in relativisme gentroduceerd van Paul Feyerabend. Hij beweert dat er slechts
n regel is binnen de wetenschap: er zijn geen regels.
79
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Het demarcatieprobleem
Tijdens een lezing via de radio van de Open Universiteit in 1973 verklaarde Lakatos
waarom de vraag wat wetenschap van pseudowetenschap onderscheidt van belang is.
Het is van vitaal sociaal en politiek belang.
Tijdens de geschiedenis zijn velen vermoord gepleegd vanwege hun overtuigingen die in
die tijd door de machthebbers als pseudowetenschap werden aangemerkt. De kerk en
het Communisme eiste het recht op om te bepalen wat wetenschap is en wat niet.
Lakatos is duidelijk als hij zegt dat de demarcatie criteria van de Kerk en het
Communisme producten zijn van hun eigen theorien en dogmas en daarmee niet
legitiem. Blinde verplichting aan een theorie is geen deugd, het is een intellectuele
misdaad.
Lakatos werd bekend als een Popperiaan. Lakatos ging alleen van trouwe pupil naar
verbannen ketter.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
objectieve observaties kunnen doen die volledig vrij zijn van theorie. Zonder die volledige
objectiviteit weten we in geval van een falsificatie namelijk nooit zeker of nu de theorie
gefalsifieerd is of de observatie zelf.
Lakatos stelt dat dogmatische falsificationisme onhoudbaar is omdat:
1. Het twee valse aannames doet:
a. Er is een onderscheid tussen theoretische - speculatieve beweringen en
tussen feitelijke observationele beweringen
b. Een bewering is een observationele bewering dat wordt bewezen door
feiten.
2. Het hecht aan een criterium van begrenzing dat te smal is omdat een theorie
alleen wetenschappelijk genoemd wordt als er bepaalde verboden observaties
zijn.
De eerste aanname is volgens Lakatos onjuist omdat observatie theory-laden is: er is
geen natuurlijk onderscheid tussen theoretische en observationele beweringen.
De onjuistheid van de eerste aanname heeft implicaties voor de tweede. Omdat alle
theoretische beweringen feilbaar zijn, feitelijke beweringen niet onderscheiden kunnen
worden van theoretische beweringen, moeten feitelijke beweringen ook feilbaar zijn.
Methodologische falsificatie
De tweede fout die Lakatos aanwijst, en die hij bestempelt als het probleem van de
methodologische falsificationist, is het gebrek aan wetenschappelijke progressie die door
het falsificationisme teweeggebracht wordt. Immers, wat gebeurt er als we een theorie
falsifiren? Het enige dat we dan kunnen zeggen, is dat een theorie niet waar was. Maar
hebben we daarmee echt vooruitgang geboekt? Eigenlijk niet. We concludeerden al veel
eerder in deze cursus dat je dan alleen weet dat je iets niet weet. Het zijn deze twee
problemen de theoriegeladenheid van observatie en het gebrek aan wetenschappelijke
progressie waar Lakatos een oplossing voor wil vinden.
Conservative conventionalism = een theorie is zonder mogelijke verwerpingen
Revolutionary conventionalism = een theorie kan worden gefalsifieerd door enkelvoudige
uitspraken die zelf niet verworpen kan worden, het is een basisbewering die als zodanig
moet worden aangenomen.
Methodologische falsificatie zorgt voor een empirische basis. De dogmatische falsificatie
beweert dat als een theorie wordt gefalsifieerd is deze theorie onjuist. De
methodologische falsificatie impliceert dan niet dat de theorie onjuist is.
Er zijn een aantal problemen met methodologische falsificatie:
Het besluit om een bewering te accepteren boven een ander lijkt arbitrair.
Een wetenschappelijke test is slechts een confrontatie tussen theorie en
experiment. Lakatos ziet echter in de wetenschap dat een test een gevecht is
tussen drie elementen: twee rivaliserende theorien en een experiment.
De enige uitkomst is de falsificatie terwijl testen ook een bevestiging kunnen zijn
van een theorie.
Verfijnd falsificationisme
Volgens Kuhn kan wetenschappelijke revolutie alleen voorkomen als er een alternatieve
paradigma is voor het paradigma in crisis: het oude kan niet worden opgegeven zonder
het nieuwe. Lakatos de verfijnde falsificationist formuleerde iets vergelijkbaars met drie
81
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
eisen voor wetenschappelijke groei. Een theorie A wordt alleen gefalsifieerd als er een
andere theorie B wordt voorgesteld met de volgende eisen:
1. B heeft meer empirische inhoud dan A, het voorspelt nieuwe feiten die
onwaarschijnlijk of zelfs verboden zijn door A.
2. B verklaart het voorgaande succes van A, alle niet weerlegde inhoud van A is
meegenomen in de inhoud van B.
3. Een deel van de inhoud die excessief is in B wordt bevestigd.
Dit impliceert volgens Lakatos dat we niet beoordelen of een theorie wetenschappelijk is
maar of een serie theorien al of niet wetenschappelijk is. Belangrijk is dat een serie van
theorien niet door een kloof wordt gescheiden zoals Kuhn beweerde maar gewoonlijk
worden verbonden door een opmerkelijke continuteit die hen tot
onderzoeksprogrammas vormt. Deze continuteit die doet denken aan Kuhns normale
wetenschap speelt een vitale rol in de geschiedenis van de wetenschap. Problemen van
de logica in de ontwikkeling kunnen alleen worden bediscussieerd binnen het raamwerk
van een methodologie van een onderzoeksprogramma.
Onderzoekprogrammas
Het onderzoeksprogramma is leidend voor de wetenschapper. Het bestaat uit een groot
aantal samenhangende theoretische en methodologische aannames die bepalen welke
objecten hij moet onderzoeken en hoe hij die moet onderzoeken. Centraal in dat
onderzoeksprogramma zit de harde kern van uitgangspunten die bepalend zijn voor het
programma. Daaromheen zit een beschermgordel van meer specifieke theorien,
hypothesen en methodologische opvattingen waar de wetenschapper voortdurend mee
aan het werk is.
Bepalend voor de manier waarop met het onderzoeksprogramma omgesprongen wordt
zijn de positieve en negatieve heuristiek:
De negatieve heuristiek bepaalt dat de wetenschapper de harde kern van het
onderzoeksprogramma niet in twijfel mag trekken. Deze dient hij dus dogmatisch
te aanvaarden. Als hij dat niet doet, krijgen de theorien in de periferie van het
onderzoeksprogramma niet de kans om zich te ontwikkelen.
De positieve heuristiek bepaalt dat veranderingen in de periferie van het
programma zodanig doorgevoerd moeten worden dat de harde kern beschermd
blijft. In tegenstelling tot de harde kern, staan de verschillende onderdelen van
deze beschermgordel dus juist wel open voor falsificatie. Als we tegenbewijs
vinden voor onze theorien, dan falsifiren we dus niet meteen de harde kern van
ons programma, maar in plaats daarvan een deel van de beschermgordel. Zo blijft
de kern onbeschadigd en wordt de beschermgordel voortdurend in
overeenstemming gebracht met nieuwe bevindingen.
Zolang dergelijke wijzigingen in de beschermgordel leiden tot theorien die steeds meer
kunnen verklaren en nieuwe voorspellingen kunnen doen, zoals zijn verfijnde
falsificationisme dat voorschrijft, spreekt Lakatos over een progressief
onderzoeksprogramma. Zodra de beschermgordel de vele wijzigingen echter niet meer
kan opvangen en geen nieuwe hypothesen meer oplevert, spreekt Lakatos over een
degeneratief onderzoeksprogramma. Op dat moment kan de beschermgordel de harde
kern niet langer verdedigen en stevent het onderzoeksprogramma af op een crisis
waarna het vervalt tot pseudowetenschap.
82
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
83
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
84
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Veel van Feyerabends filosofie is gebaseerd op de aanname dat er geen objectieve feiten
zijn. Er zou vrijheid moeten zijn in het verwerven van kennis. Maar er is een goede reden
om niet te accepteren dat er geen objectieve feiten zijn.
De Sokal hoax
Feyerabend had veel kritiek en hij werd de grootste vijand voor de wetenschap genoemd.
Volgens Feyerabend was normale wetenschap een sprookje en dat er net zoveel
aandacht moest zijn voor concurrerende weten van kennis zoals astrologie, acupunctuur
en hekserij.
Alan Sokal nam niet alleen Feyerabend maar alle constructivisten onder handen door te
beweren dat er wel feiten bestaan en dat het de taak is van de wetenschapper om deze
te vinden. Hij deed dit op een opvallende manier.
Hij schreef een artikel dat pretendeerde constructivistisch te zijn en hij bekende op de
dag van verschijnen dat het een hoax was. Het artikel had de naam Transgressing the
Boundaries: Towards a Transformative Hermeneutics of Quantum Gravity Het artikel
werd daadwerkelijk gepubliceerd in Social Text (1979).
Sokal publiceerde elders dat hij een wetenschapper is die gelooft dat er objectieve
realiteit is met objectieve feiten en dat het doel van de wetenschap is om deze feiten te
vinden. Als we totale vrijheid accepteren dan eindigen we met zowel wetenschappelijke
en morele relativisme. Dit zijn niet wenselijke visies, niet in het minst gezien vanuit
sociaal en politieke hoek.
Als we de feiten kwijtraken, raken we zowel de wetenschap als de moraliteit kwijt. Als we
iemand verantwoordelijk willen houden voor zijn immorele acties kan hij altijd het
argument gebruiken dat hij de feiten simpelweg construeert op een andere manier dan
dat wij doen. We hebben feiten nodig, niet alleen in de wetenschap, maar ook in de
samenleving in zijn geheel.
Biografien
Imre Lakatos (1922-1974)
Imre Lakatos werd in Hongarije geboren als Imre Lipschitz. Omdat hij Joods was,
veranderde hij eerst zijn achternaan in Molnr. Hij kon ontsnappen aan de nazis. Na WO
II was Lakatos een communist en zou hij zijn naam terug veranderd kunnen hebben
maar hij veranderde hem naar een proletarische naam Lakatos. Onder het Russische
regime in Hongarije had hij een baan op het ministerie van onderwijs. Hij was echter niet
goed in het volgen van de Russische opdrachten zonder vragen te stellen. In 1950 werd
hij gearresteerd en zat hij drie jaar gevangen.
Nadat hij werd vrijgelaten ging hij aan het werk als vertaler van wiskundeboeken. Toen
Hongarije zich af wilde scheiden van de Sovjet Unie werden veel Hongaren naar Rusland
gedeporteerd. Lakatos was bang dat hem dit ook zou overkomen en hij vluchtte naar
Wenen. Hij ging naar Engeland om filosofie te studeren aan Cambridge. Hij was in
London actief in de filosofie van de wetenschap en werd hij gezien als een Popperiaan. In
1963 en 1964 publiceerde hij zijn beroemde Proofs and Refutations in 4 delen in de
British Journal for the Philosophy of Science. Na zijn dood verscheen het in boekvorm.
85
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Samenvatting
Imre Lakatos probeerde de visies van Popper en Kuhn te combineren en te verbeteren.
Hij was het met Popper eens dat wetenschap een rationele onderneming is en dat het
normatief is. Hij was het met Kuhn eens dat wetenschappers werken met zoiets als
paradigmas welke hij onderzoeksprogrammas noemde. Onderzoeksprogrammas
verschillen van paradigmas in de zin dat ze naast elkaar kunnen bestaan en dat er geen
wetenschappelijke revolutie is als een programma wordt herzien en aangepast.
Feyerabend vond dat het monopolie van de wetenschappelijke methode van het
verzamelen van kennis niet gerechtvaardigd kan worden en dat we ook andere methoden
moeten accepteren. Zelfs als dit betekent dat we methoden moeten gebruiken met
counterrules. Volgens Feyerabend zijn feiten constructies en relatief aan de gebruikte
methode. Sokal beweerde dat als we de feiten kwijt zouden raken, we niet alleen de
wetenschap zouden verliezen maar dat we ook onze moraliteit zouden verliezen. We
kunnen dan niemand meer verantwoordelijk houden voor bepaalde feiten.
Het lijkt er sterk op dat we met Feyerabend de bodem van het ravijn hebben bereikt. Via
Comte, Wittgenstein I, Mach, Carnap, Neurath, Popper, Wittgenstein II, Kuhn
en Lakatos is wetenschap geverifieerd, geconfirmeerd, gefalsifieerd, geconstrueerd en
gecorroboreerd en tot slot door Feyerabend volledig kapot gerelativeerd. Keer op keer
blijkt het onmogelijk om duidelijk te maken wat wetenschap is.
Aan de andere kant lijkt de practical joke van Alan Sokal ook een uitweg te bieden: niet
alles is relatief. Hij weerlegt relativisme en constructivisme met een argument dat is
gebaseerd op actie: een sprong van het balkon. Het is dus geen hoogdravende
intellectuele discussie of nauwkeurig geobserveerde werkelijkheid, maar een verwijzing
naar een eenvoudige handeling, die laat zien dat ook relativisme en sociaal
constructivisme onhoudbaar zijn. Misschien ligt niet in het denken of observeren, maar in
het handelen een bruikbaar demarcatiecriterium besloten? Die vraag zal centraal staan in
het derde, afsluitende deel van deze cursus.
86
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Terugblik op deel I en II
We hebben diverse wegen naar de waarheid verkend. De klassieke wegen waren de
herinnering van Plato, de intutie van Aristoteles en de autoriteit van God. Onvrede over
het gebrek aan vooruitgang leidde na de middeleeuwen tot een kritische houding van
mensen als Bacon, waarmee het tijdperk van de verlichting werd ingeluid. Al snel doken
allerlei filosofen op die hun duit in het zakje deden, deels genspireerd door de klassieke
filosofie.
Descartes legde met zijn twijfel aan alles de grondslagen voor het moderne rationalisme;
Berkeley plaatste de waarheid in ons, in plaats van buiten ons; Hume maakte van de
wetenschapper een mens met passies en gewoonten en Kant maakte ten slotte van al
deze ideen een soort amalgaam waarbij de feilbare mens beschikte over een feilloze
ratio die ons begrip van de wereld vanuit het verstand op de wereld projecteerde. Geen
van deze filosofen slaagde er echter in om het bestaan van absolute, universele kennis
zeker te stellen. In reactie daarop poogde Comte om, in de geest van Bacon, tot een
positieve, kritische wetenschap te komen, die met behulp van observatie en experiment
leidde tot theorien die vanwege hun voorspellende waarde de wereld hanteerbaar
maakten. Vanaf dat moment werd in de westerse filosofie definitief gezocht naar een
demarcatiecriterium.
Intellectualistische filosofien als het logisch positivisme en kritisch rationalisme werden
specifiek ontworpen om duidelijk te maken hoe wij tot zekere kennis konden komen. Al
gauw werd echter duidelijk dat noch verificatie, noch confirmatie, noch falsificatie tot een
duidelijke scheidslijn tussen wetenschap en andere kennis leidde. Kuhn en Lakatos legde
vervolgens de bal nog terug bij de wetenschappelijke gemeenschap die min of meer
dogmatisch tot de verzameling van kennis komt, maar met Feyerabend sloeg het
relativisme definitief toe.
De nieuwe wereld
Wellicht is het u opgevallen dat in deze cursus nog geen enkele Amerikaanse stroming
aan bod is geweest. Dat is deels omdat Amerika als intellectuele regio lang niet zon
voorgeschiedenis kent als West Europa. Het moderne Amerika ontstond immers pas na
de middeleeuwen. Je zou dan ook kunnen zeggen dat het ontstaan van de Verenigde
Staten grofweg parallel loopt aan de ontwikkeling van de moderne Europese filosofie.
Nadat aan het eind van de middeleeuwen enkele avonturiers voor het eerst voet aan wal
zetten in de nieuwe wereld, werd deze in hoog tempo gekoloniseerd. Deze expansie loopt
grotendeels gelijk met de eerste golf van moderne filosofie. Sterker nog: het moment
waarop het bestaansrecht van de Verenigde Staten in 1776 definitief wordt beklonken in
de onafhankelijkheidsverklaring, valt vrijwel gelijk met het verschijnen van
het belangrijkste werk van Kant. Je zou kunnen zeggen dat beide ontwikkelingen
daarmee hun conclusie bereiken.
Met het einde van de burgeroorlog, ongeveer honderd jaar later,
ontstaat een betrekkelijke rust waarin het nieuwe Amerika zich letterlijk kan gaan
bezinnen. Al snel duiken daarbij drie elementen op die het Amerikaanse denken
substantieel anders maken dan de Europese filosofie van dat moment.
Ten eerste ontstaat een nadruk op het individu en diens beleving. Denkers als
Whitman en Emerson bekritiseren vanuit het subjectieve karakter van de ervaring
bijvoorbeeld het mechanistische, reductionistische denken. Ten tweede is er een
groeiende interesse voor het darwinisme. Terwijl de receptie daarvan in Europa
87
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
moeizaam verloopt, raken Amerikaanse filosofen als Fiske en Wright er juist door
genspireerd. Ten derde wordt in de context van ontginning van een nieuwe wereld de
vraag naar een goede inrichting van die wereld relevant. De rol van kennis als instrument
om de wereld in te richten komt dus naar de voorgrond. Terwijl in Europa met het werk
van Comte juist een intellectualistische zoektocht naar demarcatiecriteria begint, groeit
in Amerika vanuit de genoemde elementen een filosofische positie die de mens ziet als
een natuurlijk, innerlijk gedreven en handelend individu. Zou deze stroming dan de
oplossing kunnen bieden voor het failliet van de wetenschapsfilosofie.
88
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
waren de grondleggers van het pragmatisme hoewel niet iedereen het erover eens is dat
ze alle drie dezelfde ideen hadden over filosofie en hoe het verder moet. Ook hadden ze
dezelfde ideen over de wetenschap.
Rorty, een eigentijdse pragmatist, zag een duidelijk verschil tussen het werk van Peirce
aan de ene kant en het werk van James en Dewey aan de andere kant. En hij zag een
onderscheid tussen deze oude pragmatisten en de neopragmatisme en verschillen binnen
deze nieuwe stroming.
Velen hebben beweert dat William James het pragmatisme introduceerde in de filosofie
als een afzonderlijk Amerikaanse filosofie maar ook hier verschillen de meningen.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
twijfelde Peirce over de regel van Descartes dat een duidelijk en onderscheidend idee
waar is als hij daarmee een intutief duidelijk en onderscheidend bedoeld. Hebben
mensen werkelijk een intutieve kracht om intutie te onderscheiden van een andere
vorm van cognitief?
Veel werk van Peirce is daarom gefocust op het probleem over hoe ideen duidelijk
worden gemaakt als we niet kunnen vertrouwen op intutie die deze perfect duidelijk
maken. Peirces oplossing voor de verduidelijking van onze ideen is de wetenschap.
Peirce maakt een onderscheid tussen papieren twijfel en levende twijfel:
Papieren twijfel = cartesiaanse twijfel, we twijfelen aan onszelf zonder het gevoel
te hebben dat we twijfelen aan wat we weten. We willen onze overtuigingen over
de wereld niet opgeven.
Levende twijfel = twijfel die echt onbehaaglijk en ongemakkelijk voelt. De twijfel
gaat samen met een situatie waarin het van praktisch belang is dat we weten
hoe de wereld is.
Peirce beweert dat een persoon tijdens zijn studie redenen vindt om te gaan twijfelen
aan een overtuiging van vroeger. Hij twijfelt omdat hij daar een positieve reden voor
heeft en niet vanwege de cartesiaanse stelregel van de twijfel.
Het is belangrijk om te begrijpen dat Peirce suggereert dat alle overtuigingen in principe
feilbaar zijn en het is ontoelaatbaar dat iets als waar wordt aangenomen enkel en alleen
op basis van het eigen denken. Onze interactie met de wereld verloopt op zodanige wijze
dat onze geest werkt als een soort interface. Wat we ook denken over de wereld is het
resultaat van onze interactie met die wereld en we moeten we ons inspannen om te zien
of wat we geloven over de wereld inderdaad waar is. Peirce probeert de wetenschap te
karakteriseren en niet de individuele geest, als een middel om onze ideen duidelijk te
maken. Wetenschap zal gepresenteerd worden als het correctieve mechanisme voor onze
overtuigingen over de wereld. Om van onze levende twijfel af te komen is wetenschap de
meest effectieve manier om onze concepten op te helderen en de twijfel weg te nemen.
Dit is het beeld dat Peirce schetst in zijn twee beroemde artikelen: Fixation of Belief en
How to Make Our Ideas Clear.
Methoden van fixatie op de overtuiging
In Fixation of Belief verdedigd Peirce de stelling dat irritaties door twijfel een strijd
veroorzaken om een geloofsovertuiging aan te houden. Peirce onderzoekt verschillende
methoden van geloofsfixatie.
Peirce maakt onderscheid tussen twee gevoelssensaties:
Het gevoel van overtuiging: stabiele staat van overtuiging die ons handelen
bepaalt.
Het gevoel van twijfel: staat die ons laat zoeken naar een manier om van deze
twijfel af te komen.
Er is niet alleen een verschil in sensatie maar ook in praktisch opzicht.
Inquiry = de overgang van een gerriteerde staat van twijfel naar een geruststellende
staat van overtuiging. Als een overtuiging is ontstaan bereiken we volkomen bevrediging,
of de overtuiging nou waar of onwaar is.
90
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
91
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Methode
Voordelen
Nadelen
Tenacy/vermijding
Authority
A priori
Science
Zijn er niet!
De pragmatische stelregel
In Peirces artikel How to Make Our Ideas Clear (1878) wordt beweerd dat het advies dat
is voorbestemd waarmee iedereen die het onderzoek deed, uiteindelijk mee instemt, is
wat we bedoelen met de waarheid en het object in dit advies is echt. Dit leidt tot de
overtuiging dat de wetenschappelijke methode uiteindelijk zal leiden tot ware
overtuigingen. We bemerken hier een eigenaardig kenmerk van een overtuiging in
Perceiaanse pragmatisme. Een overtuiging komt in onze aard tot stand door een regel of
actie: een gewoonte.
Peirces pragmatische stelregel: als je wilt weten wat ons idee van iets is, zoek naar ons
idee van het zinvolle effect of ons idee van iets is ons idee van zijn zinvolle effect.
Deze stelregel vloeit voort uit zijn idee over ideen: soms worden mijn gewoonten
doorbroken door een onverwachte gebeurtenis. Er ontstaat twijfel waar we vanaf willen
zodat weer een stabiele situatie ontstaat. Deze stabiele staat wordt gevormd door n
van de vier methoden.
Het is inderdaad zo dat bij Peirce het correspondentieprobleem op de loer ligt, vooral
omdat hij heel expliciet de aanname van een wereld buiten ons hoofd als grondslag voor
het wetenschappelijk denken presenteert. Daarmee ontstaat een kloof tussen de
buitenwereld en onze overtuigingen over die wereld. Peirce probeert die kloof te dichten
door te verwijzen naar de consensus tussen wetenschappers. Toch is zijn filosofie geen
sociaal-constructivistische filosofie zoals die van Wittgenstein. Hij beweert bijvoorbeeld
niet dat wij de wereld zelf creren door met elkaar af te spreken hoe de wereld is.
Consensus is bij Peirce meer een soort hypothetisch einddoel van de wetenschap.
Het is een wat ingewikkelde constructie, maar kort samengevat komt het hierop neer: er
is een 'externe permanentie' en er zijn in onze geest overtuigingen over die permanentie.
In het ideale geval zouden die twee perfect corresponderen. In feite is die
correspondentie ook waar elk mens naar onderweg is. Zolang die er nog niet is, zullen er
momenten van twijfel ontstaan die ons duidelijk maken dat onze overtuigingen nog niet
volledig aansluiten bij de werkelijkheid. Door te leven en te handelen treedt als het ware
langzaam aan een convergentie op tussen overtuigingen over de werkelijkheid en de
werkelijkheid zelf.
Ditzelfde geldt voor de wetenschappelijke consensus. Dat we het nog niet met elkaar
eens zijn is gewoon een teken dat onze overtuigingen nog niet volledig corresponderen
92
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
met de werkelijkheid. Naarmate die correspondentie sterker wordt, zal dus ook steeds
meer consensus optreden. Niet omdat we dat zo graag willen, maar gewoon omdat
het een onvermijdelijk resultaat van onze wetenschappelijke zoektocht is. Ergens in de
toekomst ligt een hypothetisch moment waarop de realiteit en onze gezamenlijke
overtuigingen over de realiteit exact samenvallen. De filosofie van Peirce is dus wel
degelijk een echte correspondentiefilosofie. Consensus is gewoon een logisch gevolg van
die correspondentie.
Pragmatisme, waarheid en realiteit
Peirce observeert dat wat echt is datgene is wat een effect heeft op onze overtuiging. Hij
vraagt zich af hoe we ware overtuigingen kunnen onderscheiden van onware
overtuigingen. Dit onderscheid kan alleen door de wetenschap worden aangegeven en
leidt naar realiteit en waarheid. Leidt dit niet tot het idee dat de waarheid is wat iedereen
voor waar houdt?
Peirces pragmatisme zegt dat wat we bedoelen te zeggen met onze bewering dat een
overtuiging waar is, is dat we nu denken dat er niets is dat onze overtuiging kan
veranderen. Peirce voldoet dus niet aan de zogenaamde consensustheorie (= groot
aantal mensen zijn het eens) van de waarheid, maar aan een verfijnde vorm van
correspondentietheorie (=de waarheid hangt af van de relatie van de bewering tot de
wereld).
Later probeerde Peirce zijn pragmatisme minder afhankelijk te maken van specifieke
psychologische hypothesen.
Peirces pragmatisme heeft ook antropologische implicaties. Hij stelde dat wat mensen
geloven wordt duidelijk door wat ze doen of zeggen in verschillende omstandigheden.
Mensen leren van hun fouten.
Er zijn een aantal redenen om de wetenschapsfilosofie in het Amerikaanse pragmatisme
te bespreken. De pragmatische visie pakt alle problemen uit deel II aan: het laat het
inductieprobleem verdwijnen, wetenschap is een set van Popperiaanse vermoedens en
verwerpingen, het legt de nadruk op de geschiedenis zonder een beroep te doen op
onmeetbaarheid, het geeft antwoord op theory-ladenness en het werpt een blik op de
discussie op wetenschappelijk realisme en daarmee de status en bereik van de
wetenschap.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Omdat we het concept waarheid gebruiken en dat we willen weten wat waarheid
betekent, hebben we weer een criterium nodig dat hierop van toepassing is. Zoals we
gezien hebben is de pragmatische stelregel van Peirce zon criterium. James wilde heel
graag deze stelregel toepassen op de waarheid. De stelregel van James is echter anders
dan die van Peirce.
Stelregel van James; een bewering is zinvol als:
Het ervaringsgerichte consequenties heeft of,
Het heeft geen ervaringsgerichte consequenties maar de overtuiging heeft
ervaringsgerichte consequenties.
Deze laatste toevoeging zet James op een spoor dat weg voert van Peirce en Dewey.
Het verschil tussen Peirce en James
De realiteit is volgens James niet primair in ons getreden via de zintuigen of gegeven in
de ratio. Volgens hem is deze vooral in ons verankerd in het handelen van ons als
emotionele acteur. Hierbij moeten emoties niet zomaar worden opgevat als iets dat je
voelt of uitdrukt, maar echt als een diepgevoelde drijfveer. Ook voor hem is twijfel een
vruchtbaar uitgangspunt om de realiteit te verkennen. De enige dingen waaraan je
volgens hem nooit hoeft te twijfelen, zijn de dingen waar je continu sterk emotioneel
mee verbonden bent. De dingen in de buitenwereld waar je vanuit een interne drijfveer
het sterkst op gericht bent, daarvan kun je zeker zijn dat ze bestaan.
Neem even het voorbeeld van de honger als interne drijfveer. Deze is vanuit onze
evolutionaire geschiedenis sterk gericht geraakt op het eten van zoet, vet en zout eten,
omdat dit waardevolle voedingsbronnen zijn. Dit maakt dat wij een sterke emotionele
verbondenheid voelen met patat en gevulde koeken. Als er iets is, waarvan wij nooit het
bestaansrecht hoeven te betwijfelen, dan zijn het dus die patat en gevulde koeken.
Dingen waarmee we een dergelijke emotionele verbondenheid niet hebben, zouden net
zo goed niet kunnen bestaan.
Waar Peirce dus nog een poging doet tot een soort intellectuele zoektocht naar de
essentie van wetenschap, geeft James vooral een diepgewortelde psychologische,
fenomenologische invulling van het begrip 'realiteit'. Hij kijkt in zichzelf en concludeert
dat Descartes ongelijk had. Net als Peirce verwerpt hij diens intellectuele twijfel.
Volgens James kunnen we veel meer dingen met zekerheid vaststellen. Als je goed in
jezelf kijkt introspectie was een van de methoden die James gebruikte dan kun je
concluderen dat er veel meer zaken zijn waarvan je met een gevoelsmatige zekerheid
kunt stellen dat deze echt waar zijn. Dat zijn misschien dingen die voor een ander
niet zeker zijn, maar voor jouw als subject wel omdat ze in jouw leven effectief zijn.
James legt dus ook de eis van universele geldigheid terzijde. Kennis is verankerd
in individueel gedrag en dus per definitie niet universeel geldig.
94
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Empirist => zou bezwaar aantekenen aan deze manier van het uitsluiten van de
mogelijkheid van het hebben van een rationele overtuiging ondersteunt met empirisch
bewijs.
Cliffordianen => als er geen reden is om te geloven en er geen reden is om niet te
geloven moet men zijn oordeel opschorten.
James => laten zien dat in een Cliffordiaans geval het rationeel is om ofwel te geloven of
niet te geloven en onder de juiste omstandigheden kan men zelfs spreken van een
rationele overtuiging in beide gevallen.
Het terugkerende thema is: wat is het bereik van de wetenschap en tot welke mate zijn
we gedwongen om te geloven wat de wetenschap ons verteld over de structuur van de
wereld en de natuur van de mens?
Het idee van de wil om te geloven is vaak verbonden met het idee van vrijwilligheid zoals
we zien in de inzet van Pascal. Het idee is dat men kan geloven naar believen. Dat wil
zeggen dat men elk geloof kan vasthouden als men echt dat geloof wil hebben, in het
geval van Pascal is dit het geloof in het bestaan van God.
De vraag die Pascal stelde was of we in God moeten geloven. Het risico om in een
oneindige staat van lijden beindigen is niets vergeleken met het plezier van een
wereldlijk leven dat men kan winnen door het geloof in God te verwerpen. Andersom is
ook mogelijk: het plezier verliezen in een wereldlijk leven is slechts een oneindig kleine
opoffering vergeleken met eeuwige gelukzaligheid in het Paradijs. Pascal concludeert in
zijn Penses (1670) dat men zeker in God moet willen geloven. Hij adviseert ongelovigen
om de wil om te geloven in God te oefenen. Men denkt soms dat Pascal beweerde dat
men in essentie vrij is om te besluiten wat te geloven. Voluntarisme, het idee dat men
kan kiezen en willen wat te geloven, kan worden gezien als een levensoptie binnen de
epistemologie. Men is vrij te geloven wat men wil geloven.
De discussie over wat te geloven wordt, gezien de huidige staat van de wetenschap,
gekenmerkt tussen deze twee opties:
Clifford => men kan alleen iets geloven als er voldoende bewijs is.
Pascal => men kan willen en kiezen wat men gelooft.
James accepteerde de wil, of het recht, om te geloven. Hij bekritiseerde Pascal echter
wel om zijn stelling omdat het meer een inzet is van missen en wijwater. Het draait hier
meer om een gok en een eeuwige beloning.
Maar James zette zich ook af tegen Clifford in zijn Will to Believe (1897). Waar Clifford
ons adviseert om het geloof te verwerpen, noemt James dit advies zelf een passievolle
beslissing. James probeert ruimte te creren voor het idee dat de wetenschap niet
dicteert wat we moeten geloven en dat er een fundamentele vrijheid om te geloven wat
men wil geloven.
James had als psycholoog een scherp oog voor de rol van emoties, sentimenten,
doeleinden en zorgen in de mens. Volgens James bepalen deze factoren wat we waard
vinden om te geloven in de eerste plaats. James verschilt aanzienlijk met Peirce en
Dewey op het punt dat hij denkt dat ondanks dat de wetenschap ons overhaalt om
bepaalde visies te accepteren, er altijd ruimte zal zijn voor het geloof wat we waard
vinden te geloven en willen geloven.
95
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Men kan zich voorstellen dat in het domein van het religieuze geloof er voldoende ruimte
is voor het geloof in een godheid als iemands karakter wordt bepaald door bepaalde
stemmingen en emoties, etc. In The Varieties of Religious Experience (1902) stelt James
nogmaals dat wat we geloven, vooral in religie, het resultaat is van wat we als zinvol
ervaren voor onszelf, het helpt ons met het leven om te gaan. Als pragmatist voegt hij er
zoals verwacht aan toe dat het niet van belang is dat wat we geloven ook werkelijk waar
is. Peirce en Dewey benadrukken dat de wetenschappelijke methode als een
fixatiemethode onze overtuigingen kunnen corrigeren. James benadrukt dat het
sentiment altijd ons onderzoek zal sturen, zelfs het wetenschappelijk onderzoek, en dat
we ons bewust moeten zijn van een mate van vrijheid dat de wetenschap ons altijd zal
bieden om te geloven wat we willen geloven.
James wijst erop dat we het recht hebben om te geloven wat we willen geloven. Een
streng gelovig persoon wil simpelweg niet geloven in de evolutietheorie van Darwin. Het
is ook mogelijk dat iemand al dan niet gelooft of een mens altrustisch kan zijn n.a.v. de
evolutietheorie.
Later verdedigt James zijn punt onder de kop van het recht te geloven. Daarmee
bedoelt hij dat vanwege het feit dat de wetenschap gestuurd wordt door sentimenten,
individuen met verschillende sentimenten verschillende dingen mogen geloven over het
universum. Wetenschap fixeert ons geloof helemaal niet.
Pragmatisme en wetenschap
James stuurt zijn interpretatie van het pragmatisme dus weg van het idee dat de
wetenschap de enige methode belichaamt die onze overtuigingen bepaalt. Is het eigenlijk
wel mogelijk om te geloven naar wens? Geloof lijkt niet iets te zijn dat komt en gaat met
sterke intenties of wensen. En hoe zit dat met wetenschap? Wetenschap stelt grenzen
aan wat mensen mogen geloven. Onderscheid James versie van pragmatisme zich van
het idee dat wetenschap van het grootste belang is als we leren over hoe de wereld in
elkaar zit?
Van Fraassen heeft het idee van James opgenomen om ondersteuning te vinden voor de
bewering dat wetenschap slechts beperkte macht heeft om onze overtuigingen te
bepalen. Ruwweg beweert Van Fraassen dat we alles mogen geloven dat niet in
tegenspraak is met de empirische data die we hebben geaccepteerd. Pragmatische
filosofen als Peirce, Dewey en veel hedendaagse wetenschappelijke realisten willen
beweren dat de wetenschappelijke methode het meest effectief onze arbitraire
overtuigingen kan opschonen. James, Van Fraassen en moderne wetenschappelijke antirealisten denken dat er grenzen zijn aan de wetenschap als de enige bepaler van onze
overtuigingen.
Een belangrijk thema is natuurlijk tot welke mate wetenschap echt ruimte biedt om
dingen over de wereld te geloven dat afwijkt van de geaccepteerde wetenschappelijke
visie. Als er onzichtbare en onbewuste processen zijn die het handelen van mensen
stuurt, kunnen we dan nog steeds beweren dat de wereld geen onbewuste
informatieprocessen bevat?
Deze vraag refereert weer aan het probleem van de onderdeterminatie.
Onderdeterminatie = verwijst naar situaties waarin de beschikbare bewijsmateriaal
onvoldoende is om te identificeren welk geloof we moeten vasthouden over dat bewijs.
96
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Zolang er veel mogelijk onverenigbaar hypothesen over de wereld zijn die een of andere
manier overeenkomen met de bekende empirische gegevens, mogen we natuurlijk
gebruik maken van de ruimte binnen de wetenschap. Als we willen geloven dat er geen
onbewuste processen zijn in de mens, hebben we het recht om dit te geloven. De wereld
kan er inderdaad heel anders uitzien dan de manier waarop we nu denken dat het op
basis van onze beste wetenschappelijk onderzoek is.
Wat de pragmatisten Peirce en Dewey willen beweren is dat, ondanks de mogelijkheid
om te twijfelen aan het bestaan van onbewuste verwerking, dit alleen kan leiden tot niets
anders dan papieren twijfel, niet een echte en levende twijfel. Wetenschappelijke praktijk
bestaat uit vele regels uit gewoonte die niet gebroken zullen worden tenzij ze als
problematisch worden gevoeld.
Er is geen twijfel dat Peirce en Dewey aan de ene kant en James aan de andere kant
verschillende stromingen zijn in het Amerikaanse pragmatisme. Ze delen het
pragmatische idee dat al onze wetenschappelijke hypothesen speculatief, voorwaardelijk
en hypothetisch zijn. Ze zijn het eens dat als we een bewering voor waar aannemen, we
denken dat er ook in de toekomst er geen observaties zullen zijn die het tegenspreken.
Het grootste verschil tussen Peirce en James is dat volgens de laatste de wetenschap
uiteindelijk altijd ruimte voor geloof laat.
Uiteindelijk zal er ook een keuze gemaakt moeten worden tussen twee visies in de
wetenschap en wetenschappelijke overtuigingen.
1. Wetenschap laat geen enkele ruimte om iets anders te geloven dan wat de
wetenschap zegt, gegeven het feit dat we proberen om van onze arbitraire
overtuigingen af te komen (Peirce).
2. Wetenschap zegt een heleboel over de wereld maar het laat altijd ruimte voor
mensen om van mening te verschillen in hun mening over de uiteindelijke aard
van de wereld.
Wat belangrijk is om op te merken is dat in ieder geval de Amerikaanse pragmatisten
een extreem positief oordeel hebben over de waarde en het bereik van de wetenschap.
Wetenschap moet objectief zijn
Wetenschap biedt ons kennis en controle
Wetenschap impliceert niet het verwoestende onmeetbaarheid
Wetenschap lijdt niet onder het relativisme vanwege de theory-ladenness van
observaties of culturele vooroordelen.
Wetenschap is niet n van de vele mogelijke verhalen over het universum. Wetenschap
toont het universum in de meest ware wijze die mogelijk is. Pragmatici pleiten voor de
objectiviteit, validiteit en het bereik van de wetenschap vanuit hun stelling dat de
wetenschap het geloof fixeert. Zij nemen wetenschap als eerste en belangrijkste
methode van onderzoek met resultaten met open einden.
Wetenschap wordt gezien als een zelfcorrigerend leermechanisme. I.p.v. het gebruiken
van kennis dat is verkregen door alleen overdenkingen, willen ze de resultaten van de
wetenschap gebruiken. Dit gebruik van de wetenschap is een bron van denken over de
wetenschap en epistemologie. Deze continuteit in het onderzoek, van abstracte
filosofering naar concreet empirisch onderzoek, wordt vaak naturalisme genoemd. In de
tweede helft van de vorige eeuw vond dit idee van naturalisme ondersteuning van een
97
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com
99
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Silverr Mac | E-mail adres: Mac-andrew_r@hotmail.com