Sie sind auf Seite 1von 17

Hoorcollege 1* Geesteswetenschappen

Taken wetenschapsfilosofie: - beschrijvend welke methoden/redenen gebruikt - normatief hoe zou wetenschap moeten zijn (wat nu norm,kritischreflectie,inzicht) Kant ideaal nu nog steeds geldig. Daarvoor was ideaal objectieve werkelijke kennis te verwerven. Kant zegt dat werkelijkheid op ons afkomt en dat wij met waarnemings -&denkapparaat deze kennis bepalen. Wij denken in categorien tijd, ruimte en causaliteit. Werkelijkheid mens (waarnemingsapparaat-Kant)(geest-Hegel) kennis Geesteswetenschappen het is de menselijke geest dat de wereld maakt. Ontstaan geesteswetenschappen: 1. Intellectuele factoren - Secularisering: mens/samenleving komt centraal te staan - Humanisme/verlichting - Kant (zie boven) - Bloei historisch besef (Hegel) en culturele diversiteit (Herder) 2. Cultuurhistorische factoren - Behoefte eigen cultuur va opkomende burgerij - Kritiek op geloof in rede (Romantiek) - Particularisme (cultuur eigen waarden) vs. Universalisme (universele waarden) 3. Institutionele factoren - Bildung als beschavingsideaal - Hervorming uni: aca. Vrijheid,(geen religie,pol) verbinding onderwijs,-zoek, Bildung(alg. cult. Vorming moet onderdeel zijn van dat onderwijs) - Normatief ideaal (cultuurwetenschappen) Na Verlichting: Franse revolutie- teleurstelling Romantiek (Schiller-Bildung) Bildung deuk opgelopen WOII: Hitler luisterde naar Wagner, maar ook vreselijke daden. Geesteswetenschappen streven naar: 1. Ware (toetsbare) kennis - positivisme 2. Nieuwe interpretaties hermeneutiek 1. Positivisme: - Er is maar 1 soort wetenschap - Natuurwetenschappelijk verklaren - Mensheid versch. stadia: theologische, metafysische (Kant,Hegel), positieve(wetenschappelijke) - Producten mens geest zelfde wetten als prod natuur - Determinisme: causale weten onontkoombaar - Waar = wat empirisch waarneembaar is - Wetenschap = zoeken naar wetmatigheden - Kennis=vooruitgang mensheid 2. Hermeneutiek: - GW even wetenschappelijk, maar anders begrijpen(verstehen) vd verklaren(erklren)(natuur) - Kunsten=intutieve kennis - Kennis = verheffing mensheid, want groei moreel inzicht - Normatief ideaal: Bildung

Verschil Geesteswetenschappen/ Cultuurwetenschappen Geestes Eigen domein Normatieve functie: Verheffen mensheid DE mens, DE geschiedenis; Vanzelfsprekende waarden Cultuur Interdisciplinair, samenhang tussen domein Normatieve functie: Orintering complexe cultuur en samenleving Symbolen, structuren, processen Media=constructie ervaring vd wereld. Cultural studies-krit.+emanc.functie Minderheden, globaliserende wereld, veel. Trad. Gerelativeerd Hedendaags paradigma kunstwetenschappen

Hoorcollege 2 * spelregels wetenschap


Basis wetenschappelijk: - Controleerbaarheid - Intersubjectiviteit Natuurwetenschappelijke def. Van wetenschap: - Pretenderen waar te zijn - Toetsbaar - Moet voldoen aan normen forum (controle, subsidie, onderwijs) Standaard beeld wetenschap 2 elementen altijd centraal: - Logische interpretatie - Empirische waarneming Wenen na WO I: Logisch empiristen: Gaan uit van waarneming, maar moet dat logisch bespreken Positivisten: wereld verbeteren dankzij wetenschap gericht tegen religie, metafysisch, speculatief Open, kritische houding- er zijn geen theorien hoe de wereld er uit ziet Kernvraag: wat maakt groei kennis mogelijk? Logica= o Eigen formele taal, zo helder mogelijk (wat niet in formele taal te vatten is kan geen object wetenschap zijn!) o Wijze v redeneren o Universele (alle mensen zijn sterfelijk) en singuliere (Socrates is mens) proposities(=uitspraken) Feiten= o Empirische kennis

Voorbeeld logische interpretatie: Algemene premisse: alle mensen zijn sterfelijk Bijzondere premisse: Socrates is een mens Conclusie: Socrates is sterfelijk Analytisch oordeel (altijd 100% waar): Een roos is een bloem geanalyseerd wat is 1e woord al zit roos=bloem met bep. Een kraai is een vogel eigenschappen Synthetisch oordeel: Alle kraaien zijn zwart Deze kraai is zwart, dus alle kraaien zijn zwart Empirische waarneming voegt kennis toe 100% waar? = door interpretatie

Empirische cyclus: 1 2 3 4 5 6 Wiener Kreis:

Observatie verzameling feiten (singulier) Inductie formulering hypothese: van bijzondere(singulier)algemene(universeel), Theorie feiten causaal verklaren Deductie van theoriehypotheses, algemenebijzondere Toetsing van deducties Bijstelling (of bevestiging) van hypotheses en theorie

Fase 1 Context of discovery - Hoe kom je tot hypothese of theorie? - Belang inductie Fase 2 Context of justification - Hoe rechtvaardig je hypothese of theorie? - Belang toetsing - Verificatie/ confirmatie Fase 3 Context of application ( toevoeging Popper) - Striktheid methode speelt geen dwingende rol, wel waarden, ideologie. Popper: 2 mancos logisch empiristen: 1. Nooit mogelijk theorie te verifiren - Je toetst je theorie in de waarneming en kijkt of deze niet in strijd is met de theorie: falsificeren. - We nemen aan dat hij waar is zolang hij niet gefalsificeerd is. - Theorie altijd voorlopig 2. Te makkelijk om van simpele waarnemingen feiten te maken - is door theorie gestuurd: referentiekader - Niet van inductie naar theorie, maar voor elke theorie moet een cruciale test zijn. Corraboratiegraad van theorie. Kritiek op Popper: - Kan theorie ooit wel definitief gefalsificeerd worden (Duhem-Quine)? - Groei besef onwetendheid ipv kennis Kuhn: Groei wetenschap/kennis komt door revoluties tov. Heersend paradigma. Paradigma= normale wetenschap in boeken geleerd, incl. hele wereldbeeld + opvatting wetenschap. Nomothetisch theorien met universeel karakter. Maar hoe bij GW? Vb. Franse revolutie onderzoeken, geldt alleen maar voor dat moment, dus dat is singulier=idiografisch.

Hoorcollege 3 * Hermeneutiek
Hermeneutiek leer van het interpreteren - Wat is betekenis kunstwerk? - Meerdere betekenissen, allemaal juist? - Wat is rol intentie maker? (goede interp. Komt overeen met intentie maker. maker vaak niet bewust, kunnen toch niet in onderbewuste kijken?-intentional fallacy) - Wetenschappelijke status interpretatie?methode interpretatie? - Rol waarden interpretatie? - Op rationele manier achterkomen waarom het mij subjectief zo raakt. Historisch overzicht: 1. Voorgeschiedenis Thomas van Aquino: interpreteren van de Bijbel: lett betekenis, allegorische betekenis, morele betekenis, anagogische betekenis oftewel: verschillende lagen afpellen om tot betekenis van t geheel te komen. 2. Verstehen (Schleiermacher, Dilthey) Schleiermacher: tekst is uitdrukking van auteur, proberen in te leven in auteur Idee: mens = vitaal organisch geheel, niet te vatten in louter natuurwetenschappelijke logica. Hermeneutische cirkel: van delen naar geheel en van vermoeden omtrent het geheel naar betekenisvol detail = meer spiraal dan cirkel. Dubbele hermeneutische cirkel: 1. Grammaticaal begrijpen 2. Psychologisch/ technisch begrijpen Eigenlijk is hermeneutiek sowieso dubbel: je interpreteert een interpretatie van een leefwereld. Dilthey: onderscheid tussen erklren en verstehen Verstehen: intentie van de maker cruciaal Begrijpen van de Weltanschauung van de maker: wil je Da Vinci begrijpen, alle elementen van zijn leven erbij pakken. 3. Historische afstand (Gadamer) Romantiek. Horizon: geheel verwachtingen en opvattingen die in bepaalde cultuurhistorische constellatie toonaangevend zijn. Begrijpen= samenspel tussen 2 horizonten; eigen en historische; kan nieuwe horizon ontstaan, maar de deze is gevormd aan de hand van de 18e eeuwse horizon, dus gekleurde horizonten. Geen direct begrijpen mogelijk, elk begrip is aan de hand van eigen horizon. Elke verstndnis vindt plaats tegen achtergrond vorverstndnis. Begrijpen= dialoog, het spreekt tot ons, wij gaan hiermee in gesprek om te kunnen begrijpen niet 1 interpretatie, elke is gekleurd.

Subject is niet uniek, maar onderdeel van gemeenschap, met gedeelde horizon. Gaat om historiciteit van subject. Andere tijd wordt Kafka weer anders genterpreteerd. Buiten taal geen begrip(?) Meerdere interpretaties mogelijk: Wirkungsgeschichte. Kritiek: Voorkennis is eigenlijk ideologie. Rembrandt niet meer los te zien van de al gegeven interpretaties. Suggereert eenheid van cultuur die er niet is. 4. Cultuurwetenschap (Rickert, Cassirer) Rickert: cultuurwet. Ipv GW. Cultuur= geheel normen, waarden, gebruiken ontstaan uit menselijk handelen. Betrekking op waarden en betekenissen. 2 soorten wetenschap: nomothetisch(universeel) en idiografisch(singulier) Cassirer: Symbool = zintuiglijk waarneembaar iets dat als teken voor iets anders kan functioneren Onderzoeken van symbolische representatie vd werkelijkheid. Wat is vorm/structuur. Weltverstehen taal, kunsten, religie. Symbolen zijn productief, ipv reproductief ( nabootsing) 5. Vrije spel der betekenissen/als kritiek (deconstructivisme) Hermeneutiek wordt leer van het kritisch/ontmaskerend of creatieve lezen (komt hoorcollege 6) Dus:

Eigene van cultuur/kunst als object van wetenschap Hermeneutiek belangrijke methode voor cultuur, kunstwetenschappen Er is geen begrijpen buiten historie Rol codes en conventies bij onze interpretatie van kunst

Ontwikkeling: Trad. Hermeneutiek betekenis ligt in intentie auteur Structuralistische interpretatie betekenis ligt in esthetische vorm Deconstructie/ideologiekritiek hermeneutiek leer ontmaskerend lezen Kritiek: Rol van taal; kan kunstwerk vertaald worden? Methode voor interpreteren? 1 juiste betekenis? Rol intentie; auteur, werk, kijker? Geen scheiding subject/object, we wetenschappelijk? Nut van interpretaties?

Hoorcollege 4 * Structuralisme
Structuralisme - 1 methode voor alle wetenschappen - Objectiviteit - Erklren; beschrijven, analyseren en verklaren - Kerngedachte= alles wat specifiek menselijk is, wordt in taal/codes uitgedrukt: er is geen betekenis buiten de structuur van de taal - Alle soc. En cult. Fenomenen hebben betekenis, en zijn dus tekens - Deze niet op zichzelf, maar netwerk van relaties = structuur/systeem - Betekenissen zijn arbitrair: rol conventies, ipv natuurlijk gegeven - Semiotiek: wetenschap der tekens Saussure (19e-20e eeuw) Taal = systeem Langue Systeem van regels dat bepaalt hoe wij spreken. Deels taal/natie gebonden, deel geldt voor Westen in geheel Immanent niveau Achterliggend aan manifest Parole Dagelijks taalgebruik

Manifest niveau Wat je hoort, het waarneembare

Door taalgebruik (parole) ontwikkelt een taal, maar achterliggend systeem blijft hetzelfde.

Relatie signifiant en signifi is arbitrair: kwestie van conventies Denotatie Letterlijke betekenis Connotatie Associaties die je erbij hebt

Tekens krijgen betekenis dankzij verschil met andere tekens, niet vanwege eigen substantie. Paradigma categorie elementen die eenzelfde functie vervullen Syntagma elementen uit een paradigma x combinatieregels

Syntagmatische as: grotere geheel

Paradigmatische as: Betekenisverwante woorden Waaruit je kunt kiezen om iets Te vertellendelen Voorbeeld: Paradigma: woorden = delen Syntagma: zin = geheel Regelsysteem: grammatica = regels

Voorbeeld2: Paradigma: kleren= delen/middelen Syntagma: iemands kleding = geheel Regelsysteem: kledingcodes = regels Niveaus in taal die samen structuur vormen: Klank(fonologie) + woordsamenstelling(morfologie) + woorden als betekenisdragend (lexicale analyse) + betekenis geheel (semantiek) geen pragmatiek (taalgebruik) tevens kritiek op structuralisme: uitsluiten van subject Peirce Teken is iets dat verwijst naar iets anders 3 soorten tekens Iconisch Indexicaal Symbolisch

Betekenaar lijkt op object (portret) Betekenis heeft werkelijke relatie object (rook-vuur) Betekenaar conventionele relatie object (boom-bomigs)

Een icoon representeert waar het naar verwijst, door een directe afbeelden van het object. Niet alle iconen hoeven echter visueel te zijn (denk aan geluiden in een film!). Alle drama is in feite iconisch: elk moment van dramatische actie is een direct teken van een fictionele of gereproduceerde realiteit. Een index is een teken dat een betekenis krijgt, door zijn verwante relatie met object dat afgebeeld wordt. Zoals bijvoorbeeld you, we weten alleen wie ermee bedoeld wordt als het woord gekoppeld wordt aan een gebaar, of dat het verwijst naar een echte naam die eerder gevallen is. Een symbool heeft in tegenstelling tot een icoon en een index geen direct herkenbare, organische relatie tot het object waarnaar het verwijst. De betekenis van symbolische tekens berust volledig op conventies. Bijvoorbeeld het geluid D O G, dog, verwijst naar een bepaald dier en zo zullen we deze formatie dan ook herkennen.

Soorten structuralisme Sklovski - waarin kunnen we kunst onderscheiden van andere vorm van communicatie? Praagse School taal kan ook esthetische functie hebben Lvi-Strauss langue achter mythische verhalen, onderbewuste structuren. Mytheonderzoek. Denkstructuren onderzoeken via opposities/dichotomien. Barthes onderliggende mythe, inhoud is veel complexer. Ideologiekritiek. Mythe = naturalisering en depolitisering van representaties. Foucault Analyse van het denken van Europa. Lijnrecht tov. Existentialisme; het gaat niet om individu Alle teksten (cultuuruitingen) van 1 periode zijn verbonden/ worden gestuurd door een omvattende culturele formatie (epistme)=paradigma van Kuhn. Vb. democratie. Denken bepaald door taal en zijn ordeningen; discours. Netwerk van verschillende opvattingen. Zit ordening in; ene belangrijker dan andere. VB. discours man-vrouw: automatisch man- dominant, intellect, vrouw-onderdanig, natuur. Automatische uitsluitingen. Kennis en macht verstrengeld, vb. gevangenis. Geen toegang tot realiteit van verleden, alleen tot representaties Blik onderzoeker bepaald door macht-en denkstructuren van eigen samenleving. Concrete gevolgen van denken bepaalde tijd.

DUS, Instrumenten voor beschrijving autonome afgesloten kunstwerk Streeft naar wetenschappelijkheid; objectief Toepassing: onderliggende structuur duidelijk afgebakend corpus(1tekst,ofzo) Expliciete analyseprocedure: niveaus, elementen,combinatieregels?? Duidelijke metataal?? Bijdrage constituering autonome kunstdisciplines Kritiek: - Subjectiviteit niet te vermijden - Geen falsificeerbaarheid; onderzoeker construeert samenhang - Geen aandacht voor proces betekenisgeving, contextuele dimensies, inbreng recipint - Antihumanisme: dood van auteur/subject. Structure-agengy debat:handelende personen vs. Structuur/ hermeneutiek vs. Structuralisme Zijn het personen die geschiedenis bepalen of zijn het de achterliggen de structuren? Vb. val van de Sovjetunie: door Gorbatsjov of door economische crisis? Barthes: van structuur conventies naar conventie v structuren. Geen verankering meer van betekenis.

Hoorcollege 5 * Kritische theorie


Ideologiekritiek wij met ideen die werkelijkheid creren, alles is product menselijke geest. Wat is kritische theorie Basis Hegel: uitweg dilemma dualisme van toevallige zintuiglijkheid en noodzakelijke vormen van het verstand. Hoorcollege. Cultuur en samenleving kunnen worden gezien in termen van een ontwikkeling. Deze ontwikkeling wordt in stand gehouden doordat zich op ieder niveau tegenstellingen voordoen en worden opgeheven. Geest moet werk verzetten op begrip te verwerven. Doel: einde van de geschiedenis, ofwel vrijheid. Marx: 19e eeuw. Meer aards dan Hegel. Drijfveer van geschiedenis niet de ontwikkelende geest (Hegel) maar menselijke arbeid. Tegenstellingen (waar Hegel over had) zijn tussen arbeiders en bezittende klasse (boven- en onderbouw) Doel: zelfde als Hegel; vrijheid. Is resultaat van revolutie: zelfbewust worden van onderbouw/ underdog. Mensen maken geschiedenis onder omstandigheden, ipv dat ze hier vrij in zijn (zowel Hegel als Marx) Geen analysemodel, maar een praktische filosofie. Term 37 : theorien op grensvlak sociale wetenschap en filosofie & bewuste relatie met praktijk. In dialectische traditie

Frankfurter Schule Hiervoord: trad. Theorie: empirisch testen van hypothesen, distantie onderzoeker-object, waardevrij, in stand houden bestaande orde. Krit. Theorie: feiten/kennis altijd verweven met waarden en belangen, wetenschaponderdeel samenleving, synthese (these+antithese), wil maatschappij veranderen. 4 claims: 1 2 3 Cognitieve Normatieve Emancipatoire Adequate analyse v maatschappij Ware analyse+juist oordeel Kennis basis verandering maatschappij

4 -

Zelfreflexieve

Welk perspectief?welk belang? Zelf kritiek.

Hoogtepunt deze dialectische traditie. Groep geleerden, jaren 30. Adorno, Benjamin, Habermas. Zij doen kritische theorie. Complexe methodologie want 3 taken: 1. Het plaatsten van actuele maatschappelijke gebeurtenissen in historisch perspectief. 2. Vooruitlopen op toekomstige veranderingen in de maatschappij. Hierbij wijzen ze op het verschil tussen feitelijk handelen van maatschappelijke instituties en de idealen en waarden die ze zeggen te belichamen. 3. Expliciete relatie praktijk. Theorie kan inzicht geven die aanzet tot zelfreflectie. Men kan zich dan ontdoen van de onmondigheid die zijzelf (mede) in stand houden: emancipatie.

Benjamin - Tegen vooruitgangsgeloof (WOI) - Invloed technologie op waarneming en bewustzijn - Sociale functie kunstwerk verandert door technologie: verliest aura door reproduceerbaarheid ervan - Verdwijnen autonome kunst, invloed markt. - Maar ook positief: kust toegankelijker voor groot publiek dus heeft revolutionair potentieel: cognitief: doet ons beter zien, politiek: inzicht bij grote publiek. Lukcs: kritisch potentieel ligt in realisme, toont sociale omstandigheden. Vb. Code: jongen in de metro, geen achtergrond(realisme) dus fragmentarisch en dissonant (Adorno) Adorno - Kritiek op geloof in de rede; is nml in dienst kapitalistisch systeem. - Commercie ondermijnt autonomie vd kunst. - Kunst is n autonoom, n sociaal feit: juist de vorm (niet de inhoud!) drukt objectieve werkelijkheid uit + kunst heeft eigen autonome vorm van productie, met eigen historische ontwikkeling. - Kritisch potentieel in kunst: uitbeelden van contradicties in maatschappij: negatieve utopie - Elitarisme negatief tav status/functies kunst Modernistische kunst beklemtoont het dissonante in het werk zelf, niet makkelijk te lezen, maar juist die verwarring wordt negatieve van de maatschappij getoond. Hierin kan je zelf misschien het goede zien (dus kant en klare oplossing wordt niet geboden) dus autonome wordt kritisch. Kritiek: Kunst niet reduceren tot maatschappijkritische objecten. DUS, Onderzoek naar popular culture, ook heden niet meer alleen hoge kunst Afwijzing neutraliteit, want: Kunst = kritisch potentieel Kunstanalyse = maatschappijkritiek

Wetenschap moet reflexief zijn Kritiek: Kunst gereduceerd tot maatschappijkritisch Elitair tov pop cultuur

Foucault & kritische theorie 1. Alle kennis berust op onrechtvaardigheid 2. Er is geen waarheid, sluit altijd andere dingen uit. Het erkent typen discours als waar en sluit anderen uit. Belang voor kunsten: discours, teksten, functioneren als uitoefening van macht Kunstuitingen= representaties heersend discours waarin onderdrukking/uitsluiting werkzaam zijn.

Hoorcollege 6 * Poststructuralisme
Kritiek op totaliserende tendensen van filosofische tendensen, want dat sluit andere dingen uit dit is juist. Vb. Hegen, alles begrijpen in 1 systeem. ER is geen ruimte voor wat anders/vreemd is. Structuralisme Meer methode dan theorie Basis linguistic term Saussure Betekenis van taal= effect van structuur Kan niet positie buit taal innemen Structuur als gesloten systeem Aanname vaste structuur mens te ontdekken, een waarheid Teken = signifiant + signifi Het signifiant is arbitrair Betekenis ontstaat dankzij verschil tussen ene signifiant en de andere Construeert opposities Analyse is objectief en waardevrij Poststructuralisme Meer filosofie dan methode Derrida Betekenis van taal= effect van structuur Kan niet positie buit taal innemen Taal is open systeem, structuur = eindeloos, spel van differenties, waarin 1 teken telkens weer naar een ander verwijst. dit leidt tot uitsluiting van het andere Teken = signifiant + signifi Ook signifi is arbitrair Diffrence(verschil) is radicaal: betekenis wordt steeds vooruitgeschoven,uitgesteld(diffrance) Deconstrueert opposities en maar hirarchie daarbinnen omkeerbaar Er is geen objectiviteit o waardevrijheid. Analyse= betekenaars vrij laten spelen + zoeken naar ideologische tegenstrijdigheden en vooronderstellingen van een tekst.

Poststructuralisme: In geschiedenis of tussen culturen verandert betekenis dit is dus niet eindig taal is een open systeem idee dat je bij de langue komt is illusie, er is gen vast systeem. Betekenis is open, onbeslisbaar proces (defference/differance) Tegenstrijdigheden tonen de kwetsbaarheid van conventionele representaties. Probleem: - poststructuralisten zien taal als uitsluitend, maar hoe moeten ze dan praten? Vaak retorisch/woordspelletjes(differance)/ironie, metaforen etc. Derrida: alle termen sous rature:alles doorgestreept;bewust van aanname&uitsluiting Derrida Meest invloedrijke van poststruc Radicaliseert Saussure/linguistic turn: we kennen niet de werkelijkheid zelf,maar enkel haar representaties( alles is maar taal, er is geen werkelijkheid)

Gaat om differance: - Betekenaar = aribitrair - Functioneert op basis van verschil(difference) met andere betekenaars - In proces onophoudelijke verschuiving (diffrance) 3 categorien: Arbitraire (afspreken hoe deze verdeling is) , tweeledig (man-vrouw), hirarchische (man boven vrouw). Niet buiten tekst, maar alles is een tekst, gelul dus. Complexiteit is belangrijk, komt tot aporias. Differance 1. Verschuiven: om struik te benoemen moet je weer naar ander woord om het te beschrijven 2. Uitstellen ?? 3. Verschillen: boom verschilt van struik Verder kritiek op logocentrisme: geloof in logos(het woord, de ratio) aanwezigheid waarheid, maar structuur heeft geen centrum/oorsprong/doel. Methode: Deconstructie Derrida = leeswijze zoekt naar wat niet gezegd wordt, tonen hoe een tekst zich tegen vaste betekenis verzet. =werpt gebruikelijke opposities+hirarchie omver Aandacht voor parergon; kaders van een kunstuiting en de manier waarop het discours het artistieke afbakent van de rest. Aandacht voor interne contradicties, tegendraads lezen Invalshoek voor diverse vormen van ideologiekritiek. Barthes Analyse van modedingen als taal. Analyses van codes hoe lezen betekenis geeft. Als poststructuralist: - Betekenis ligt niet in kunstwerk - Verwerpt passieve consumptie van tekst: - Texte lisible: vb canon, leesbaar, schept plezier - Texte scriptible: spel van betekenaar, lezer schrijftzelf mee, actief meedenken

Voorbeeld: Vorm= vliegtuig, Spitfire Inhoud= verdedigde Engeland in WO II tegen Europa/Duitsland, toen en toen, die personen, compleet scala aan feiten Concept= Engeland verdedigen tegen kwaad van buitenaf. Inhoud = complex, maar omdat het als vorm wordt gebruikt, wordt de inhoud gefilterd.

Kan je denoteren; wat zijn de feiten Mythe connoteren; kijk je naar associaties die dus liggen in de vorm. Vorm = lett. Materile vorm, basis waarin concept kan vertegenwoordigen betekenaar Concept = basis mythe, inhoud vervormen betekende Inhoud=betekenis Je hebt bepaald idee dat bepaalde associaties met zich meedraagt en je schuift die naar voren, terwijl de inhoud, de denotatie, op de achtergrond raakt. Daardoor wordt het minder complex, en als natuurlijk aangenomen. Ontkennen dat het complexer is. vb. imperialisme en de groetende neger. Depolitiseren: alle menselijke relaties reduceren tot iets wat eenduidig is. Foucault : Discoursanalyse als methode Wat zijn materile/ en mediale voorwaarden voor ontstaan kunstwerk? Welke vormen van discour neemt kunstwerk op? Welke kunstwerken hebben vergelijkbare patronen? Ook wel te zien al institutionele analyse. Lyotard Postmodernisme: speelt met vormen/structuren, het citeert en intertextualiseert. - Samenleving veelvoud aan taalspelen, ieder doet aan meerdere mee - Tegen totalitair denken, ook in discours over de kunsten - Verzet tegen grote verhalen, ht wereldbeeld Intertekstualiteit A. Principile intertekstualiteit: iedere tekst is een knooppunt met andere teksten B. Bewust gewilde intertekstualiteit: vb. architectuur van het Groninger Museum. DUS, Kritisch op kernbegrippen westers humanisme: waarheid, subject, waarde,popper Hoe werkelijkheid geconstrueerd? Aandacht voor neiging iets geconstrueerds als natuurlijk te presenteren mechanismen van uitsluiting en onderdrukking middels representaties De proceds(verhalend/retorisch) die discoursen inzetten om objectief en waar te lijken (Hayden White) (wetenschapper kiest vorm om te onderzoeken, stuurt onderzoek) Kritiek antihumanisme: verlies subject te veel Of een te kritische houding of juist een te niet kritische houding Door afwijzing rationalisme/wetenschap: gevaar van speelse analyse-gevaar van willekeur.

Hoorcollege 7 * historische benaderingen


1. Historische benadering: hoe kunstuitingen zich voordoen in bep. Historische vorm en culturele context 2. Geschiedenis: samenhangend verhaal over ontwikkelingen binnen deze kunsten. 3. Geschiedenis van een kunst Feiten verzamelen (empirisch verifieerbare kennis:materiaal,maker,art.wereld,object) Ordenen (door categorien;stijl, invloed, door chronologie; per periode,per land) Verklaren ( causaliteit; intrinsiek: enkel verwijzing naar andere kunstwerken(vb. invloed ene stijl op andere), en extrinsiek: verwijzen naar andere factoren buiten de kunst(vb kunst weerspiegelt maatsc. Verhoudingen, relatie kunst en d geschiedenis) Geschiedenis van de geschiedenis van de kunsten Verlichting Geschiedenis = coherente evolutie van artistieke stijlen Wetmatigheden die ontwikkeling bepalen; biologisch, politiek etc. Spanning tussen historische Analyse en niet-historische schoonheidsbeleving Romantiek Kunst toont nationale ziel en bewustzijn Eigenheid; van natie, van periode. Cultuur is samenhang Historisme; beschrijven hoe het eigenlijk geweest is, pretentie van objectiviteit Eind 20e eeuw Kritiek op historisme: - Poststructuralisme: geschiedenis is altijd een constructie, interpretaties. Verwerpt coherente visie op verleden; deze visie is altijd onaf. - Gender, postkoloniaal etc.: elitair en fallocentrisch; alleen hoge kunst van blanke mannen. - Hayden White: narratieve vormen bepalen mede de inhoud - Foucault: geschiedschrijving is uitoefening van macht, uitsluiting New Historicism Doel= begrip cultuur krijgen door naar kunst te kijken (dus gn begrip van kunst!!) = hermeneutiek: ideengeschiedenis: kunstwerk en auteur in context van denkrichtingen en sociale en politieke geschiedenis. Min of meer coherente visie ??waarom - Geen lineair geschiedenismodel meer, geen groot verhaal(ook geen epistme) - Poststucturalistische benadering: historisch n tekstueel karakter van geschiedenis: geschiedenis is niet, maar wordt gemaakt (dus niet wie es eigentlich gewesen) - Monologische geschiedschrijving; de bourgeoisie wilde - Historische achtergrond van tekst ook altijd oneindig

Strategie=local knowledge (materiaalbasis zo groot mogelijk maken, teksten met elkaar in verband brengen zonder vooraf aangebrachte ordeningen(negotation) Maakt niet uit wat voor tekst. ZO teksten weer opladen met sociale energie van die tijd vb. Shakespeare King Lear + praktijken exorcisme uit die tijd.

Das könnte Ihnen auch gefallen