Sie sind auf Seite 1von 8

Katern 4: De Barok

Paragraaf 1
Itali is opnieuw de eerste met de barok. De Renaissance begon in Florence, de barok begint in Rome. De Barok ontwikkelt zich in de 2e helft v/d 16e eeuw, het benvloedt Europa in de 17e eeuw. Barok barocco (Portugees) = onregelmatig gevormde parel. Deze naam werd voor het eerst in de 19e eeuw gebruikt. Barok = 1. kunst die wil imponeren 2. Kunst van het absolutisme (v/d RK kerk en de koning) Overeenkomst Barok/Renaissance = 1. Grote bewondering voor de klassieke oudheid 2. Het streven om dit na te volgen Verschillen Barok/Renaissance (volgorde aanhouden): Grillig evenwicht Emotie verstand Contrareformatie humanisme/reformatie Tijd v/d Barok: 17e eeuw (gouden eeuw van Nederland)

Paragraaf 2
Situatie Europa: De dertigjarige oorlog in Duitsland (1618-1648) verhinderde de groei en bloei van de Renaissance daar. Maar wanneer de rust en politieke stabiliteit is weergekeerd krijgt de Barok in Duitsland en Oostenrijk alle ruimte zich te ontplooien. In de 17e eeuw ontplooien zich allerlei absolute monarchien. De vorsten van die absolutistische landen verrijken zich ten koste van hun onderdanen en grote paleizen verrijzen in de barok stijl. Ook de RKK (rooms katholieke kerk) begon zich opnieuw te roeren en startte de contrareformatie om de verloren zielen terug te winnen. Ze deden dit o.a. door het bouwen van grootse kerkgebouwen in Barok stijl. Situatie nederland: Ondanks de dood van Willem van Oranje begonnen de Nederlanden te bloeien. Vooral Holland kende een ongekende economische groei. Ons land werd toonaangevend in Europa op economisch gebied (1. wereldwijde handel en scheepvaart, 2. Amsterdam het financile hart en handelscentrum vd wereld) en op politiek gebied (niet in katern). Dat er fortuinen verdiend werden is eenvoudig te zien aan het hoge peil van kunst en cultuur in ons land. Deze gunstige ontwikkelingen waren mede te danken aan de talloze immigranten die naar ons land kwamen (in ons land was vrijheid en verdraagzaamheid), o.a. de ouders van de filosoof Baruch de Spinoza, de ouders van Constantyn Huygens en Joost van de Vondel, Ren Descartes etc etc. Ook kreeg de Nederlandse schilderkunst, die realistisch was i.p.v. groots en imponerend (Barok) vermaardheid internationaal. Daarnaast bloeide de wetenschap onder Anthonie van Leeuwenhoek, Jan Swammerdam Simon Stevin e.d.

Paragraaf 3
Andere definitie barok = Protest tegen het harmonieuze wereldbeeld van de renaissancekunstenaars. Als we dit aanhouden kunnen we begrijpen waarom we naast de pracht en de praal in de barok niet altijd harmonie vinden. Renaissance = kunst van het verstand barok = kunst van het gevoel

De barok bracht de kunst weer terug bij God. De renaissance was aardsgericht en de barok was opnieuw theocentrisch. Dit is te verklaren door het feit dat de barok nauw verbonden was met het katholicisme. De Roomse kerk wilde uiting geven van haar grootheid (onderdeel van de Contrareformatie) In de protestantse landen daarentegen was er juist soberheid, vooral in de kerken. Het woord van God stond daar centraal en niet een beeld of een schilderij.

Paragraaf 4
Kenmerken voor de barok in de beeldende kunst en architectuur is de voortdurende beweging. Toch is men in staat om een eenheid te scheppen doordat alles pas tot zijn recht komt in het grote geheel. Dit wordt ook een doel: Een geheel maken van bouwwerk, schilderwerk en beeldhouwwerk. Barokarchitectuur: In Zuid-Europa wordt de barokarchitectuur gekenmerkt door uitbundig versierde gevels. Hierbij laat men de lichtval ook een rol spelen. (De mooiste barokbouwwerken zijn te vinden in de toenmalige katholieke landen, waarbij de Sint-Pieter te Rome het absolute hoogtepunt is). In Frankrijk kreeg de barok een meer klassieke vorm. In Nederland was de barokkunst klassiek en sober. Beeldhouwkunst in de Barok: Bernini was een barokbeeldhouwer die grotendeels het uiterlijk van Rome bepaalde door zijn barokke beelden voor pleinen en fonteinen. Hij was ook de eerste die water in de kunst ging gebruiken. Vaak gebruikte men Bijbelse of mythologische onderwerpen voor de kunst. Het beeldhouwwerk straalt dynamiek uit die wordt versterkt door diagonaal gerichte composities en schaduwwerking. Het beeldhouwwerk ziet eruit als een in scne gezet theaterstuk (figuren worden in actie uitgebeeld). Schilderkunst in de barok: De schilderkunst speelde een grote rol in de barok. Typerend voor de schilderkunst: Clair-obscur (grote licht-donkercontrasten) Trompe-loeil (bedriegt het oog) men wekte de illusie dat de schilderijen geen einde kende, barokschilders waren bedreven in gezichtsbedrog. Men behing muren plafonds met schilderijen of gobelins (wandkleden). De voorkeur van de schilders gaan uit naar het overdadige en de dramatische momenten. Grote schilders: Caravaggio, Velsquez en Rubens. Tuinarchitectuur: In de tuinarchitectuur was de natuur een getemd paradijs, d.w.z. dat de mens de natuur naar zijn hand zette. In de renaissance maakte men tuinen die schoonheid en functionele waarde hadden, in de barok echter ging het alleen nog maar om de schoonheid. De baroktuin wordt gekenmerkt door toepassing van assen, door symmetrie en door het gebruik van water (in vijvers en fonteinen e.d.) De Muziek: In Itali ontstond rond 1600 de opera, met de bedoeling om het oude griekse drama te doen herleven. Men ging hierbij uit van eenstemmigheid waarbij de vocale partijen werden ondersteund door akkoorden van een instrumentaal ensemble. Het oratorium is de opera-versie zonder toneel en met een koor erbij en een groter ensemble (een orkest). Grootste operacomponist: Claudio Monteverdi Beroemdse oratorium: Messiah, geschreven door Hndel Beroemdste stuk Hndel: Water Music

Beroemdste componist ooit: Johan Sebastian Bach (menen de meeste mensen althans) Beroemdste werken van Bach: (6) Brandenburger Konzerte, de Matthus Passion, Hohe Messe Ander beroemd werk: De 4 jaargetijden (Antonio Vivaldi)

Vragen/antwoorden paragraaf 5
1. Wat is het grote thema van de barok? De triomf, de roem 2. A. Welke vorm koos men voor de koepel v/d st-pieter? Een energieke ellips B. Waarom? Om de wil tot overwinnen te symboliseren. 3. Welke betekenis gaf Bernini aan de colonnades op het plein voor de St-Pieter? Het waren de moederlijke armen van de kerk die gelovigen, afvalligen en ongelovigen tot zich nam. 4. Welke functie kreeg het water in de barok? Het werd kunstzinnig materiaal. 5. A. Wat is vooral kenmerkend voor de schilderkunst van caravaggio? Er zijn extreme contrasten tussen donker en licht B. Op welke afbeeldingen van de paginas 10 tm 13 (katern) is dit kenmerk duidelijk te zien? 12, 15, 16 6. A. Welk soort frescos zijn kenmerkend voor de barok? Term + toelichting? Gewelvenfrescos B. Hoe heet de techniek die wordt toegepast? Trompe-loeil C. Een beschrijving van deze techniek? Gezichtsbedrog, het is bedrieglijk echt 7. Wat symboliseert Versailles? De kosmische ordening 8. Hoe zag Lodewijk de 14e zichzelf? Als de zon, het middelpunt v/d aarde 9. Verschil Rembrandt en Rubens? Rembrandt schilderde veelal eenvoudige mensen met emotie, Rubens schilderde veelal helden 10. (belangrijk) Verschil tussen barok en rococo? De barok is dynamisch terwijl rococo de wereld van overrijke versiering is

Paragraaf 6
In onze welvarende republiek ontstond een markt voor de schilderkunst. Er was vraag ernaar van de rijke kooplieden. Elders in Europa waren dat de rijke vorsten en de kerk. De kooplieden hielden van zakelijke en realistische kunst. Bij sommige schilders was er verwantschap met de barok (het kleurgebruik, de grote contrasten en de dramatische weergave van het onderwerp). Wereldberoemde Hollandse schilders: Frans Hals, Rembrandt van Rijn, Jan Steen en Johannes Vermeer. Om te voldoen aan de grote vraag naar schilderijen gingen schilders zich specialiseren. De een in portretten, de ander in zeegezichten etc. Achter alle schilderijen schuilde een moraal, een schilderij diende tot leering en vermaak. Portretkunst: Deze kunst kwam pas rond de 15 eeuw op als aparte schilderkunst. De italiaanse schilders maakten vooral een idealistische weergave terwijl de Hollandse schilders vaak een realistische weergave maakten. Aan de 16e eeuwse hoven raakte het portret populair. In de republiek was een toename van de welgestelde middenklasse en zo raakte ook de afzetmarkt voor de schilderijen en portretten groter. Landschappen en vergezichten: Over ter wereld (in musea e.d.) bevinden zich grote hoeveelheden Hollandse landschappen uit de 17e eeuw, een duidelijk bewijs dat het genre in die tijd populair was. De landschappen waren zeer gewild om de woning te decoreren.

De landschappen werden realistisch en natuurlijk geschilderd, zonder symbolen e.d., waardoor de schilderijen populair waren. Wat direct opvalt is dat het water op vrijwel geen enkel landschap ontbreekt. Genrestukken en interieurs: Genrestukken zijn scnes uit het dagelijks leven, welke in de 17e eeuw bijzonder populair waren in Holland. Dit terwijl veel kunstenaars ervan overtuigd waren dat een waardig schilderij goden, helden of heiligen als onderwerp had. De genrestukken zijn een waardevolle bron van inlichtingen over het sociale leven van toen. De scheiding tussen grensstukken en interieurs zijn soms wat vaag. Op interieurstukken zagen de Hollanders zichzelf en deze schilderijen weerspiegelden de verkregen rijkdom (door Bijbelse gehoorzaamheid en hard werken). Doordat de personificaties anoniem waren kon iedereen zich met hen identificeren. Belangrijkste interieurschilder van Protestantse kerken: Pieter Saenredam. Stillevens: Stillevens zijn schilderijen waarop alledaagse gebruiksvoorwerpen worden afgebeeld (bv een schaal fruit o.i.d.). Hierbij doet men zijn best de realiteit zo dicht mogelijk te benaderen. Alles werd tot in detail geschilderd. Speciaal genre in de stilleven-schilderkunst: het vanitas-stilleven. Hierbij schilderde men voorwerpen die mensen aan de breekbaarheid en vluchtigheid van het menselijk bestaan herinnerde (bijv. Schedels, uurwerken, kaarsen, verwelkte bloemen e.d.)

Paragraaf 7
Rembrandt vervaardigde ongeveer 600 schilderijen, 300 etsen en 2000 tekeningen. Hiermee was hij de belangrijkste schilder van de 17e eeuw en een van de belangrijkste schilders uit de hele wereldgeschiedenis. Kenmerken rembrandts werk waardoor hij nu nog gewaardeerd wordt. o Zijn beheersing en gebruik van clair-obscur. o Zijn levendige scnes vol dramatiek o Zijn zichtbare betrokkenheid bij de medemens ongeacht stand of leeftijd. Rembrandt maakte een groot aantal zelfportretten waardoor we ongeveer weten hoe hij er uitzag Levensloop Rembrandt: o Geboren op 15 juli 1606, Leiden o Bracht in Leiden zijn jeugd en zijn beginjaren als schilder door. o Op zijn 15e deden zijn ouders hem in de leer bij Pieter Lastman. o Na een korte periode opende Rembrandt zelf een atelier. o 1627: Rembrandt neemt zijn eerste leerlingen aan. o 1631: Rembrandt kreeg door zijn bekendheid al opdrachten uit Amsterdam e.d. Daarom verhuisde Rembrandt naar die stad. o 1634: Rembrandt trouwt met Saskia van Uylenburgh, de achternicht van de kunsthandelaar waar hij was ingetrokken. o In 1639 verhuisden zij naar een voornaam huis in een joodse wijk. Ze kregen tegenslagen. Driemaal stierf een baby net na de geboorte. In 1641 kregen ze een zoon, Titus, die bleef leven maar Saskia stierf kort erna. o Rond 1645 liet Rembrandt zijn oog vallen op zijn huishoudster (Hendrickje). In 1645 kregen zij een dochter, Cornelia. o Doordat Rembrandt boven zijn stand leefde moest hij in 1656 noodgedwongen zijn huis verkopen en in een kleinere huurwoning gaan wonen. o In 1663 overleed Hendrickje, in 1668 Titus aan de pest. o Rembrandt schilderde aan het eind van zijn leven zijn 2 laatste zelfportretten. Hierna stierf hij en werd begraven in de Westerkerk.

Invloeden: Pieter Lastman wordt gezien als de schilder die de belangrijkste invloed op Rembrandt had. Wat deed hij? 1. Bracht Rembrandt een goed gevoel voor compositie bij. 2. Hij liet Rembrandt inzien hoe hij religie en geschiedenis als inspiratiebronnen voor zijn werk kon gebruiken. Lastman had dit opgedaan in Itali, waar hij zelf gestudeerd had. Periodes, themas en stijlen: Er zijn verschillende stijlen waarin Rembrandt schilderde, in verschillende periodes: o In Rembrandts Leidse periode waren zijn schilderijen tamelijk klein, maar rijk in detail. Religieuze en allegorische themas overheersten. o In zijn eerste jaren in Amsterdam maakte Rembrandt vooral grote doeken, gebruikte hij felle kleuren en schilderde hij vooral dramatische taferelen. Hij maakte in deze periode ook veel portretten. o Eind v/d dertiger jaren schilderde Rembrandt veel landschappen en maakte hij veel etsen over de natuur. De landschappen waren daarin vaak speelbal van de natuur (storm e.d) o Vanaf ongeveer 1640 werd Rembrandts werk soberder, te verklaren uit de familietragedies. De uitbundigheid maakte plaats voor diepgevoelde innerlijke emoties. Het formaat van de doeken werd weer kleiner, waarop de Nachtwacht dan een grote uitzondering was. o In de 50er jaren werden de schilderijen weer groter, de kleuren feller en de penseelstreken krachtiger. De nadruk van de Bijbelse themas lag nu niet meer op groepsscnes maar op intieme portretachtige figuren. o In zijn laatste jaren schilderde Rembrandt veelal zelfportretten, waarin hij duidelijk zijn emoties legde. De nachtwacht: De compagnie van Frans Bannin Cocq werd hier geschilderd. Rembrandt nam afstand van de regel dat het genrestuk stijf en formeel moest zijn en schilderde de burgerwacht toen zij uit moest rukken, in actie dus. De schutters tekenden bezwaar aan en de betaling werd opgeschort. In 1715 ging het schilderij naar het Stadhuis op de Dam, waar er 2 stukken werden afgesneden om het passend te maken.

Paragraaf 8
De literatuur in de barok had bepaalde kenmerken die hieronder genoemd worden: Tegenstellingen (belangrijkste kenmerk) regels/vrijheid, carpe diem/vanitas-gedachte Stijlkenmerken sterke overdrijvingen, breed uitgesponnen beeldspraak Bewondering voor de klassieken translatio, imitattio, aemulatio Bijbels drama Adam in ballingschap (Vondel), Joseph in Dotan (Vondel), Jeptha (Vondel), Lucifer (Vondel) Historisch drama Gijsbreght van Aemstel, Baeto oft oorsprong der Hollanderen Een boeiend evenwicht tussen enerzijds een sterke aardse gerichtheid, een gerichtheid op schoonheid en aardse liefde en anderzijds een steke orientatie op de Bijbel en het geloof. Veelvuldig gebruik van mythologische beelden Bepaalde genres (populair?): 1. Emblemata (paragraaf 9) 2. Epigram (voor de meer ontwikkelden. Men gebruikte dit om in een beperkte omvang een algemene wijsheid uit te drukken.) 3. Journaal/dagboek 4. Tragedie (de wereld voorstellen als een theater) 5. Komedie (blijspel waarin men het leven op geestige wijze onder de loep wordt genomen.) 6. Pastorale (een toneelstuk waarin het eenvoudige leven op het platteland gedealiseerd wordt.) Pieter Corneliszoon Hooft (P.C. Hooft) was baljuw van het Gooi en drost van Muiden. Hij was een van de belangrijkste figuren met grote invloed op het culturele leven. s Zomers, tijdens zijn

verblijf op zijn Muiderslot, nodigde hij vrienden e.d. uit die de Muiderkring vormden. Men droeg daar gedichten en andere literaire werken voor. Graag geziene gasten waren Samuel Coster, Constantyn Huygens en Maria Tesselschade

Paragraaf 9
Een emblema is een allegorie, een kunstwerk (getekend, geschilderd of geschreven) wat je niet letterlijk maar figuurlijk moet opvatten. Men streefde er in de 17e eeuw naar een diepzinnige waarheid achter een gewoon tafereeltje te verbergen. Kenmerken emblema: Drieledige eenheid van opschrift (motto), afbeelding (pictura) en onderschrift (subscriptio) Motto: kort, moet daarnaast ook het thema aanduiden Illustratie: vaak een ets met een onderwerp uit het dagelijks leven (moet symbolisch worden opgevat) Onderschrift: beschrijving van de pictura en uitleg. Bevat een bepaalde levenswijsheid. Eerst was de emblemata vooral een intellectualistisch spelletje, later werd het meer moraliserend en ging het burgers een levensweg voorhouden. Oudste emblematabundels: Sinnepoppen, Roemer Visscher (uit 1614). Ook Jacob Cats heeft het genre veelvuldig beoefend, zij het dan wel dat zijn werken van mindere kunstwaarde waren (maar dus wel duidelijker voor de burger). Johannes Luiken: Heeft (samen met zijn zoon) een groot aantal ambachten uitgebeeld (met emblemata) die metaforisch moeten worden opgevat.

Paragraaf 10
De eisen aan de tragedies (men wilde zoveel mogelijk de klassieken navolgen). 1. Drie eenheden, n.l. die van tijd, plaats en handeling. Tijd: de vertoonde handeling niet langer dan 24 uur (tijdsperiode) Plaats: geen decorwisseling Handeling: er is n hoofdlijn en er zijn geen nevenintriges die de strakke lijn van het verhaal verstoren. Gebaseerd op de Poeticavan Aristoteles. 2. Een goed drama moest 5 bedrijven omvatten. Ieder bedrijf moest een bepaalde fase in de ontwikkeling van het treurspel weergeven. 3. Reien: Men zong de bedrijven bij elkaar. Een goed drama had dus 4 reien. Oorspronkelijk speelden de reien in de Griekse tragedies de hoofdrol. In de 17e eeuw hadden de reien tot taak de gevoelens van de ideale toeschouwer te vertolken. 4. De tragische held: De hoofdpersoon moest het onderspit delven, hetzij door een vloek of door zijn eigen hartstochten (de toeschouwers moesten zijn ondergang met angst en beven tegemoet zien). Aristoteles had dit bedacht omdat hij er vanuit ging dat dit een zuivering van het eigen leven v/d toeschouwers teweeg zou brengen. 5. Deus ex machina (god uit de machine) was de god aan het eind van een tragedie (optioneel) die de held de weg wees die hij moest gaan. 6. Boden: De eis van eenheid van plaats zorgde ervoor dat er soms boden nodig waren om te vertellen wat er op andere plaatsen was gebeurd. Gevolg: Soms was het meer een leesdrama dan een speeldrama.

Paragraaf 11
Levensloop PC Hooft: PC Hooft werd geboren in 1581 te Amsterdam. Zijn vader was burgemeester van Amsterdam, de stad die toen sterk opkwam. Hij kreeg een opleiding die bij zijn stand pastte. Op 17-jarige leeftijd maakte hij een reis naar Frankrijk en Itali waar hij kunstrijke steden bezocht om zijn opleiding te voltooien. Hij raakte echter onder de indruk van de kunst. Zijn vader gaf hem bij terugkomst gelegenheid zich te ontplooien. (Hooft zat o.a. in de rederijkerskamer van Amsterdam). Na zijn studie rechten te Leiden werd hij benoemd tot drost van Muiden en baljuw van t Gooi, waarna hij zijn intrek nam in het Muiderslot. Hierdoor kon hij zich blijvend met de literatuur bezighouden. In 1609 trouwde hij met Christina van Erp. In 1624 stierf zij. In 1627 trouwde hij met de weduwe Eleonora Hellemans. Zij was het vooral die van het Muiderslot een cultureel centrum maakte door van tijd tot tijd dichters en geleerden uit te nodigen om te converseren, discussiren, beoordelen etc. (de Muiderkring). In 1647 overleed PC Hooft (longontsteking). We kunnen Hoofts werk in 3 perioden verdelen: 1. Als jonge man hield Hooft zich vooral bezig met liefdespozie. Tot zijn geliefde meisjes schreef hij zeldzaam mooie liefdespozie die erg beheerst is en een strakke vormgeving heeft (vaak die van het sonnet). Werken 1e periode: In deze 1e periode schreef hij o.a. het herdersspel Granida (1615). Moraal van die stuk is dat er van liefde slechts sprake kan zijn wanneer er behalve lichamelijke ook een geestelijke band is tussen man en vrouw (Hoofts visie). 2. In de 2e periode ging het vooral om ernstige dramatiek. Een goed voorbeeld ervan is Geraerd van Velsen(1613) waarin Hooft een episode uit de geschiedenis van Floris V weergaf. In Hoofts visie is Floris V de slechte vorst die door de aristocratie ter verantwoording geroepen mag worden. Gysbrecht van Aemstel is erop tegen om Floris uit te leveren aan de engelse vorst (vijand van de graaf), de Staten horen Floris te berechten omdat zij het volk vertegenwoordigen. Hooft sluit zich bij Gysbregt aan (hij is dus min of meer een democraat). Ook schreef Hooft in deze periode de stukken Baeto en Warenar. Baeto is een stuk waarin een vorst moet wijken voor het noodlot, hij schikt zich daarnaar. Warenar is een blijspel over een gierige man die een pot met goud vond. Hooft geeft hierin echte Hollandse typetjes weer. Oorspronkelijk was Warenar bedoeld als tussendoortje om geld op te halen voor de hoge kosten v/d opvoering van Baeto. 3. De 3e periode viel min of meer samen met Hoofts 2e huwelijk. Hij schreef toen de Nederlandsche Historien. Tacitus werk boeide hem al vanaf zijn jeugd en Hooft wilde de geschiedenis van de jonge Nederlandse staat weergeven. Het werk is naast de Statenbijbel het meest indrukwekkende proza uit de 17e eeuw. Hooft heeft het werk niet kunnen voltooien. Wat de inhoud betreft: Hooft had een zo objectief als mogelijk standpunt ingenomen en was geheel onpartijdig omdat er serieus bronnenonderzoek werd gedaan. Hooft is ook de schrijver geweest van een groot aantal verfijnde brieven met epicurische gedachtegangen.

Paragraaf 12
Jacobus Revius was predikant, vertaler en kerkhistoricus. Hij werd in 1586 geboren in Deventer. Zijn over-ysselsche Sangen en Dichten vormen een hoogtepunt van de Nederlandse Barok. Revius had voor zijn predikantschap te Deventer van 1614/1642 gestudeerd in Leiden. Hij schreef naast zijn gedichten geschriften van theologische, historische en kerkhistorische aard. Hij hielp mee met het tot stand laten komen van de Statenbijbel. In 1658 overleed hij In Leiden.

Paragraaf 13
Joost van den Vondel behoort tot de begaafdste kunstenaars van de gouden eeuw. Hij werd vooral bekend door zijn tragedies en zijn (felle) hekeldichten (je uiten tegen zaken waar jij het niet mee eens bent). Verder maakte hij gelegenheidsgedichten die vaak ontroerend waren. Levensloop Vondel: Hij werd in 1587 in Keulen geboren. In 1596 verhuisden zijn ouders naar Amsterdam. Joosts vader begon daar een kousenwinkel. Vondels ouders waren doopsgezind, Vondel nam deze godsdienst over. In 1641 werd Vondel Rooms-Katholiek. Kunst van Vondel: Vondel schreef geen andere toneelstukken dan tragedies, meestal aemulatio. Meestal koos hij voor aan de Bijbel ontleende stof. Vondel probeerde altijd te werken volgens de eisen van de klassieke oudheid. Hij hield zich bijna altijd aan drie eenheden en zijn stukken bestaan uit 5 bedrijven en 4 reien. Enkele van deze reien zijn beroemd geworden zoals de rei van Klarissen (uit: Gysbreght van Aemstel) waarin de kindermoord te Bethlehem wordt beschreven.

Das könnte Ihnen auch gefallen