Sie sind auf Seite 1von 5

Bijlages bij de procedure

4.6.16. detecteren van en gepast reageren op misbruik en geweld tav


gebruikers

Bijlage 1 Signalen van seksueel misbruik

Dit is een lijst van mogelijke signalen van verstandelijk gehandicapten die kunnen
wijzen op seksueel misbruik. De lijst kan een houvast bieden, maar tegelijkertijd
draagt zij ook een gevaar in zich. De signalen die genoemd worden kunnen een
gevolg zijn van seksueel misbruik, maar kunnen ook andere oorzaken hebben.
Vandaar dat deze signalenlijst met de nodige omzichtigheid moet gehanteerd
worden.
- Deze signalen zijn relevant wanneer het om vrij plotselinge veranderingen in
gedrag gaat, die niet op andere wijze te verklaren zijn.
- Slechts wanneer verschillende signalen worden waargenomen, moet er gedacht
worden aan de mogelijkheid van seksueel misbruik.

1. Inhoudelijk verwijzende signalen

Deze signalen verwijzen naar niet-kinderlijke ervaringen met seksualiteit. J. Douma


geeft aan dat deze signalen, zeker in combinatie, aanleiding moeten geven tot een
ernstig vermoeden van seksueel misbruik.

1.1. Inhoudelijk verwijzende (klinische) signalen

1) Verwondingen, zwellingen, bloeduitstortingen aan of rond de genitaliën


2) Verwondingen, bloeduitstortingen aan borsten, billen, onderbuik of
(binnenzijde van) bovenbenen
3) Vreemde voorwerpen in genitale, rectale of urethrale openingen
4) Abnormale verwijdering van urethrale, vaginale of rectale openingen
5) Sperma in de vagina (met name op jonge leeftijd) of het rectum
6) Ziekten die door seksueel contact (kunnen) worden overgebracht:
geslachtsziekten, herpes,
aids, candida, thrichomonas (met name op jonge leeftijd)
7) Zwangerschappen, met name op jonge leeftijd
8) Veelvuldige blaasontstekingen
9) Urineweginfecties
10) Vaginale infecties met afscheiding
11) (Bloed)vlekken op kleding

1.2. Inhoudelijk verwijzende psychosomatische signalen

1) Pijn in de onderbuik
2) Pijn in de bovenbenen
1.3. Inhoudelijk verwijzende gedragssignalen

1) Zinspelingen op seksuele activiteiten


2) Herhaaldelijke en niet bij de leeftijd/ontwikkeling/verstandelijke
vermogens passende spelletjes met leeftijdsgenoten, speelgoed of
zichzelf
3) Excessieve masturbatie
4) Veel losse seksuele contacten (promiscuïteit)
5) Herhaaldelijk slachtoffer zijn van (seksueel) geweld
6) Buitengewone angst voor mannen (in het geval van een mannelijke pleger)
7) Angst voor aanraken/lichamelijk contact
8) Zichzelf vies vinden (ruiken)
9) Niet ruiken zoals kleine kinderen ruiken (alleen bij jonge kinderen)
10) Negatief lichaamsbeeld (speciaal bij jonge kinderen)
11) Stijf of niet durven bewegen (speciaal bij jonge kinderen)
12) Niet durven uitkleden
13) Niet op de rug durven liggen, speciaal bij jonge kinderen
14) Op de buik willen slapen
15) Hevige schrik bij het aanraken van de bovenbenen, billen en buik
16) Boos zijn op of zich schamen voor hun lichaam
17) Vertonen geen spontaan bewegingsspel
18) Spreiden hun benen niet bij het optillen of afspringen
19) Tijdens het lopen worden de billen en bovenbenen stijf tegen elkaar
gehouden
20) Jongetjes hebben een te grote kennis over seksualiteit
21) Jongetjes laten vaak hun geslachtsdelen zien
22) Jongetjes zoeken (in tegenstelling tot de meisjes) abnormaal vaak lichamelijk
contact
23) Niet passende kledingstijl
24) Gevoelens van vernederingen
25) Kwaadheid
26) Angst voor seks
27) Angst voor paniekreactie bij het aanraken van de genitaliën
28) Angst of paniekreactie bij het aanraken van de genitaliën of anus, waarbij
geen andere, voor de hand liggende, verklaring aanwezig is
29) Masturbatie met (speelgoed) objecten in de vagina of het rectum
30) Het uitspelen van orale seks, anale en vaginale geslachtsgemeenschap of
van wederzijdse
masturbatie
31) Veel losse seksuele contacten

De signalen 11 t/m 20 zijn vooral van belang bij jonge kinderen, omdat bij
adolescenten deze verschijnselen (niet tevreden zijn met en in je lijf) gewoonlijk ook
voorkomen, zonder dat er sprake van seksueel misbruik hoeft te zijn. De klinische
signalen zijn een belangrijk teken van misbruik. Deze signalen zijn echter niet vaak te
constateren bij seksueel misbruikte verstandelijk gehandicapten. Signalen van
seksueel misbruik zijn doorgaans bij verstandelijk gehandicapten nog onduidelijker
dan bij normaal begaafden. Specifieke signalen bestaan nauwelijks, behalve sterk
seksueel gerichte gedragingen.
2. Specifieke signalen

Deze signalen verwijzen naar niet-kinderlijke ervaringen met seksualiteit. Deze


komen vaak voor bij seksueel misbruikte kinderen. Deze moeten, zeker in
combinatie, aanleiding geven tot een vermoeden van seksueel misbruik.

2.1. Specifieke (psycho)somatische signalen


1) Pseudo-volwassen gedrag
2) Negatief zelfbeeld (gevoelens van minderwaardigheid)
3) Schuld- en schaamtegevoelens
4) Splitsing van gevoel en verstand
5) Niet durven genieten
6) Gebrek aan vertrouwen, met name ten opzichte van mensen die voor het
kind belangrijk zijn
7) Niet deelnemen aan school- en sociale activiteiten
8) Plotselinge terugval in schoolprestaties
9) Van huis weglopen
10) Depressie(ve gevoelens)
11) Zelfverwonding
12) Zelfmoordgevoelens en zelfmoord(pogingen)
13) Prostitutie
14) Mishandelen/martelen van andere kinderen/mensen of dieren
15) Sterke afhankelijkheid van het slachtoffer ten opzichte van de pleger
16) Slachtoffer is bang, gespannen, wanneer een specifieke medewerker dienst
heeft, of telkens wanneer hij/zij met een specifieke medewerker te maken
krijgt, bijvoorbeeld taxichauffeur, fysiotherapeut

3. Algemene signalen

Deze signalen komen veel voor bij seksueel misbruikte kinderen, maar ook bij
kinderen met andere problemen. Zij verwijzen naar spanning, gevoelens van
onveiligheid en angst bij het kind.

3.1. Algemene psychosomatische signalen

1) Slaapproblemen (slapeloosheid, nachtmerries)


2) Ademhalingsproblemen (hoge, benauwde ademhaling, luchthappen,
hyperventilatie (met o.a. tintelen en kramp in de handen), astma
3) Acute hysterische symptomen (bijv. verlammingen, gevoelloosheid, niet
kunnen praten, zien of horen)
4) Hoofdpijn
5) Blaas- en/of urinewegproblemen
6) Huidaandoeningen (eczeem, jeuk , haaruitval)
7) Hernia
8) Eetproblemen (te veel, te weinig eten)
9) Problemen met plassen, met ontlasting, bedplassen, broekpoepen
10) Houterige motoriek en geen plezier in bewegen
11) Braken, hoofdpijn, buikpijn
3.2. Algemene gedragssignalen

1) Extreem meegaand gedrag


2) Acting-out, agressief gedrag
3) Angsten en fobieën
4) Zindelijkheidsproblemen (enuresis en encopresis)
5) Kleverig gedrag
6) Regressief gedrag
7) Plotselinge veranderingen in interpersoonlijke relaties
8) Sterke en/of snelle stemmingsveranderingen
9) Teruggetrokkenheid
10) Hyperactiviteit
11) Spraakproblemen en taalverwervingsstoornissen
12) Concentratieproblemen op school
13) Spijbelen
14) Vroeg op school komen en laat weggaan en weinig of nooit afwezig zijn
15) Weinig of slechte relaties met leeftijdsgenoten of onvermogen om vrienden te
maken
16) Over grote hoeveelheden geld en/of speelgoed beschikken
17) Verslaving (bijv. aan alcohol, drugs, t.v. kijken)
18) Zeer veel problemen tijdens adolescentie
19) Seksuele problemen
20) Huwelijk (of gaan samenwonen) op jonge leeftijd
21) Gevoelig voor macht
22) Delinquent gedrag
23) Spelen niet graag met andere kinderen en zijn ook niet erg geliefd
24) Misbruikte jongetjes hebben vaker ongelukjes dan niet-misbruikte jongetjes
25) Het kind past zich te veel aan aan de behoeften van de ouders, bij incest
26) Het kind vertoont extremen in gedrag, van stil tot agressief

4. Signalen, buiten het slachtoffer, die kunnen wijzen op seksueel misbruik

Het gaat in deze paragraaf om signalen die niet worden vertoond door het
slachtoffer, maar door anderen. De pleger kan bepaalde signalen vertonen die
kunnen wijzen op seksueel misbruik. De pleger kan dan zowel iemand zijn van de
gezinssituatie als van een hulpverleningssituatie. Behalve de pleger kan ook
bijvoorbeeld de leefgroep, instelling of gezinssituatie bepaalde signalen vertonen.
Van deze signalen volgt hieronder een overzicht.

4.1. Signalen vanuit de hulpverlener

1) Medewerker of hulpverlener creëert een soort isolement rond een


cliënt (bijv. steeds gesprekken op eigen kamer)
2) Veelvuldige seksistische uitingen van mannelijke medewerkers
3) Pleger heeft zich bij iedereen geliefd gemaakt, zowel bij ouders, de
mensen in het huis als de directie
4) Groepsleider heeft overdreven belangstelling voor een bepaalde bewoonster
5) Groepsleider bemoeit zich overal mee
6) Groepsleider wil altijd invallen
7) Groepsleider stuurt collega's vaak naar huis
8) Groepsleider is vaak lang bij een bewoonster in haar kamer

4.2. Signalen vanuit de instelling/woonvorm

Deze signalen kunnen gezien worden als indicatoren van mogelijk seksueel misbruik.

1) Gesloten woongroepen
2) Sterk hiërarchische verhoudingen
3) Ouderwetse verhoudingen tussen mannen en vrouwen
4) Gespannen sfeer in de instelling

4.3. Signalen vanuit de gezinssituatie

Seksueel misbruik of incest kan in ieder gezin voorkomen, in alle sociale klassen.
Gezinnen van een lagere sociale klasse krijgen vaker te maken met sociale controle
van gemeentelijke instanties. Misbruik wordt dan wellicht sneller ontdekt en
aangegeven.

1) Er zijn rapporten die aangeven dat de ouders letsel toebrengen of de


kinderen verwaarlozen
2) Er zijn ernstige emotionele conflicten in de thuissituatie (gezin)
3) Er is in het verleden al eerder sprake geweest van misbruik in het gezin

Bron: Douma J., van den Bergh P., Heekman J. (red.), Verstandelijke handicap en
seksueel misbruik.

Das könnte Ihnen auch gefallen