Beruflich Dokumente
Kultur Dokumente
We onderscheiden: 1. Persoonsvormen We noemen werkwoorden persoonsvormen als ze in een zin aangeven: - tegenwoordige of verleden tijd : hij vraagt, hij vroeg - enkelvoud of meervoud: ik vraag, wij vragen 2. Deelwoorden Deelwoorden worden in twee groepen verdeeld: a. Werkwoordsvormen als gefietst, gekocht, gebeurd en verdeeld noemen we voltooide deelwoorden. b. Lopend, werkend, drinkend en rollend noemen we onvoltooide deelwoorden.
Als je een werkwoord goed wil spellen, zal je eerst moeten vaststellen met wat voor een vorm je te maken hebt.
enkelvoud stam
enkelvoud stam + t
Voltooide deelwoorden
Voltooide deelwoorden eindigen op -en: gelopen, verdronken, gesneden. Ze veranderen nooit, ook niet als ze bijvoeglijk worden gebruikt: De gelopen race, het verdronken schaap, het gesneden brood Uitzonderingen op deze regel vormen deelwoorden die eindigen op -n. Als je deze bijvoeglijk genbruikt, moet je zo kort mogelijk schrijven. (vergaan - vergane, gezien - geziene)
Eindigen op -d of -t: gered, gewit Als je ze bijvoeglijk gebruikt, komt er een -e achter. Je schrijft ze dan: - zoals je ze hoort: het gerdde paard, het gewitte plafond - zo kort mogelijk: de gehate dictator, de gepote bloembollen
Onvoltooide deelwoorden
Onvoltooide deelwoorden eindigen altijd op d of de. het is het hele werkwoord + d/de Voorbeelden: zwaaiend(e), lachend(e), fietsend(e), etc. Ook onvoltooide deelwoorden kunnen bijvoeglijk gebruikt worden. Voorbeelden: De hoestende leraar, de lachende agent, het hinnikende paard