Sie sind auf Seite 1von 6

Beknopte samenvatting

Sociology of the Arts – Victoria D. Alexander

door: Dunja Logozar


studie: Kunsten, Cultuur en Media
vak: Kunstsociologie 1 (2008-2009)
Kunstsociologie
Kunstsociologie = studie van hoe mensen in groep of in interactie met elkaar iets creëren wat in de
samenleving kunst wordt genoemd. (Betekenisgevend aspect)
tautologische definitie: kunst is wat mensen zeggen dat kunst is (in een specifieke context)

De sociale context bepaalt wat kunst is:


Geen intrinsieke benadering (er bestaat geen objectief kunstwerk)
Geen ontologische betekenis (leer van de algemene eigenschappen van de dingen => zijnsleer)
Geen universalistische benadering (Relatief, plaats en tijd gebonden, periode)
Geen a-historische benadering (alleen sociale context blijft kunst jarenlang kunst)

Sociologische voorwaarden voor kunst:


− Product, Publieke communicatie, Plezier, Context (fysiek en sociaal)

4 benaderingen
Positivisme Interpretatieve Marxistische Postmodernisme
(Emile Durkheim) (Max Weber) (Karl Marx) (Michel Foucault)
(kritische theorie)
Controleerbare Betekenisgeving Conflict en Macht en kennis
variabelen machtsverhouding-en
Causaliteit Begrijpen Praxis Reflexiviteit
(handelend onderzoek)
Veralgemenen en Verklaren Emancipatie Deconstructie
voorspellen Klassen

Weerspiegelingsbenadering vs. Creatiebenadering


Onderzoeksaanpakken: Interpretatieve analyse, Inhoudsanalyse, Structurele semiotiek of een combinatie
van methoden.
Creatiebenadering: vanuit de marxistische traditie. Culturele elite/ economische onderbouw.
Hegemonie: culturele controle.
Frankfurter schule: dialectiek, massacultuur.

Kritiek op de weerspiegelingsbenadering
− Weerspiegeling van dé samenleving of van een (eigenzinnige) subcultuur (Peterson)? Weinig
rekening gehouden met verschillende vormen van cultuur en ook verschillende subculturen. In
DE kunst nooit 1:1 DE samenleving
− Blijft fictie: bemiddeld door literaire conventies en trends die bepalen de fictie.
− Kunst wordt gefilterd door een productiesysteem => geen eenvoudige weerspiegeling (geen één-
op-één relatie). (Musea, gallerie, critici)
− Selectiviteit

Kritiek op creatiebenadering
− Methodologisch zijn effecten van kunst (en massacultuur) moeilijk meetbaar
− Ontvangers (publiek) is gedifferentieerd (vele soorten massa’s
− Ontvangers zijn niet passief (injectiemodel), ook actieve consumeren
− De kritiek op massacultuur is zelf de uiting van een elite (en daarmee, toch belangrijkste canon)
− Kritiek op massacultuur = morele paniek, verloedering
De culturele Diamant
Geen directie verbinding tussen kunst en maatschappij => bemiddelde, gemedieerde relatie daartussen.
Wat daar tussen beïnvloed ook onze blik op de kunst.
Wendy Griswolds culturele diamant: aanvullen met Distributie.

Distributiebenadering / Howard Becker's Art Worlds


Een kunstwerk is een werk dat gemaakt wordt en geapprecieerd (zonder publiek geen kunst -> sociale
context) Publieke perceptie cruciaal. Kunst is niet het product van één geniale creatieve geest,
maar van een collectief.
Noodzakelijk om een kunstwerk te maken: Idee, Productie, Distributie, Conventies (esthetisch systeem).
Conventies: de regels van het spel, verwachtingen, vormen mee het kunstwerk.
Arbeidverdeling binnen een kunstwereld: kern personeel, ondersteunend personeel, functionele
differentiatie en conventies.
Distributie/reward systems: Patronage, Self-support, Publieke verkoop, Subsidiesysteem.
Gatekeepers filteren de aangeboden objecten voordat ze in het distributie systeem komen, maar ook
voordat ze bij het publiek terecht kunnen komen. Voorbeelden zijn hiervan uitgevers, critici,
bibliotheken, winkels, platenmaatschappijen, onderwijs en de belangrijkste mensen binnen een
kunstwereld. --> Kijkend vanuit weerspiegelingstheorie hebben ze onevenredig veel macht.
Vanuit de shapingtheorie oefenen ze macht uit om de samenleving te beiinvloeden.

Kritiek op Becker / distributiebenadering:


− vat niet het specifieke van kunst.
− gaat voorbij aan de betekenis van kunst / geen inhoudelijke analyse.
− de positivistische aanpak van de benadering. (Peterson)
Voorstanders noemen de eerste twee juist sterktes en niet zwaktes.

Culture Industries
Hirsch: industrieen als systemen. Input/output stratiegieen en gatekeepers. Decision chains.
Crane: the oligopoly model: geconcentreerd, in handen van enkele bedrijven, weinig ruimte voor
nieuwe spelers, 'safe forumula' niet innovatief.
Bedrijven (culture industries) staan in het centrum van de Distributie voor een groot deel van de
kunsten. Zijn gatekeepers en oefenen invloed uit op input en output strategieën.
Netwerken en Non-profitorganisaties
Verschil: netwerken ontstaan rond levende kunstenaars. Non-profits bevatten ook werk van overleden
artiesten.
De overheid speelt een belangrijke rol bij beide: Faciliteren, Patronage, Architect, Ingenieur of combi.
Crane: Sociale netwerken zijn nodig om avant-gardes te vormen.
Non-profitorganisaties zijn volgens haar conservatiever dan netwerken.
Lachmann: graffiti/taggers netwerken in New York. Face-to-face.
Bennett: beschrijft de relatie (kennissen) tussen kunstenaars en publiek in de muziekwereld.
DiMaggio: 'high culture model'.

Kunstenaars
Becker onderscheidt 4 types kunstenaars:
− Professionelen, Maverics , Volkskunstenaars, Naïeve kunstenaars
Carrieres: onzeker, niet standaars, riskant, slecht betaald. Vaak met een andere baan er bij.
Kunstenaar identificeren via: marktplaats, opleiding of zelfdefinitie/peer group.
Reputatie is niet hetzelfde als talent. De romantische visie van de kunstenaar als genie.
Lang & Lang: waarom sommige kunstenaars de tand des tijds doorstaan. (canoniseringsproces)
Genialiteit: afhankelijk van omgeving en definitie.

Globalisering
Globalisering: toenemende mondiale vernetwerking van afhankelijkheidsrelaties. Hierdoor krimpt het
gevoel van ruimte en tijd. --> Mediatisering, commodificatie, sterrensysteem, de-nationalisering,
de differentiatie.
Hyperglobalisten, anti-globalisten en transformalisten.
VS: grooste exporteur van film, popmuziek en tvprogramma's.
Dominante export van eerste wereld naar derde wereld => bedreiging van inheemse, lokale culturen.
Transformalisten: Economische controle betekent nog geen culturele controle. Eenrichtingsverkeer van
centrum naar periferie = verouderde opvatting. Ook toename lokale culturele productie. Globale
en lokale cultuur hoeven niet altijd met elkaar te concurreren.
Voor de kunsten wordt de globalisatie vaak gezien vanuit de creatiebenadering.
De hoge kunsten worden anders beinvloed door de globalisering dan de polulaire kunsten.

Receptiebenaderingen
Betekenisgeving van kunstwerken is afhankelijk van het publiek: verwachtingshorizon en sociale
achtergrond.
Bevredigingsbenadering: televisiekijken om afleiding te krijgen, om het sociale aspect, persoonlijk
identiteit en informatie krijgen (surveillance).
Britse Culturele Studies: komen voort uit de Marxistische traditie.
Hall: encoding en decoding van teksten (semiotiek: alles is tekst). Daarin 4 categorieen:
− Dominant-hegemonische positie: recipient krijgt de boodschap zoals deze bedoeld is.
− Oppositie: recipient krijgt de boodschap, maar neemt een andere betekenis (decodering)
− Onderhandeling: mengvorm van de eerste twee.
− Afwijkend: recipient begrijpt het gewoon niet.
Hebdige: Hegemonie en bricolage bij subculturen
Willis: Gebruik van muziek door ‘bikeboys’ en hippies
Active audience approach:
Fiske: semiotische macht (elite die populaire kunst maakt) en semoitische weerstand (consumenten).
Geen empirisch onderzoek, maar onderzoek naar de teksten zelf (clip Marlyn vs. Madonna).
Kritiek op receptiebenaderingen:
− interpretatief onderzoek is niet te falcificeren en moeilijk geloofwaardig
− etnografisch onderzoek is niet te generaliseren
− gaan voorbij aan machtsstructuren: de kijker wordt wel degelijk beinvloedt --> encodering heeft
invloed op de decodering.

Publieksstudies
Soorten onderzoek: survey, etnografisch onderzoek, diepte-interviews.
Onderscheid in klassen: lower/middle/upper class (inkomst/opleiding/bezit).
Halle: onderzoek naar kunst in de private ruimte. Landschappen populair vanwege rust. Ook de
abstracte kunst doet upper class denken aan landschappen.
Verwachtingshorizon bepaald door: nationaliteit, leeftijd, ras, sociale klasse, leespositie.
Leesposities: fans, haters, ironische blik.
Aandachtsniveaus: primair, secundair, tertair. Radio & tv receptie op alledrie niveaus mogelijk.
Probleem: veel studies gaan van een eenvoudig (ongemedieerd) publiek uit.

Kunst en sociale barrieres


Symbolische drempel: inclusie en exclusie; grenzen tussen sociale klassen. Culturele producten worden
ingezet in distinctie- of onderscheidingsstrategieën. Onzichtbare grenzen.
Hoge cultuur: hoge kunsten. Lage cultuur: populaire/massa kunst.
Bourdieu / Distinctietheorie: economisch, cultureel en symbolisch kapitaal.
Cultureel kapitaal om zich te onderscheiden --> esthetisch onderscheidingsvermogen (distinctie).
Habitus: disposities = diep gewortelde gewoonten, onbewust, neigingen die zijn geïnternaliseerd.
Dubbele beweging; je slaat iets op maar je handelt ook volgens deze opgeslagen diposities.
Arbeidersklasse: fulctionele habitus. Hogere klasse: esthetische habitus.
Institutionalisering: distinctie tussen hoge en lage kunst is een sociaal construct.

Kritiek op Distinctietheorie:
– Sociale mobiliteit is afhankelijk van tijd en plaats (Jaren 1960 versus 2007; Frankrijk versus V.S.)
– Culturele omnivorisering; (Becker en zijn soorten publieken, ook omnivoren!); zowel popcultuur
als bijvoorbeeld opera. Dus het is moeilijk om aan de hand van de cultuur je klasse te bepalen.

De Kunst
Soorten analyes: Formele analyse, Semoitiek, Structurele analyse / narratieve structuur, auteur.
Strikt formalisme: a-historisch, a-contextueel, a-iconisch/symbolisch, strikt autonoom: sociaal vacuüm.
Auteur: de ware bedoeling van de auteur zoeken
Foucault: vanuit post-structuralisme. Betekenis = een proces, staat niet vast. Macht-kennis functie van
auteur: beperkt mogelijkheden van betekeniscreatie.
Barthes: de dood van de auteur. Betekenisgeving niet meer vanuit de intentie van de auteur.
Mythe: de werkelijke, verborgen betekenis van een tekst.
Saussure: grondlegger semiotiek en structurele analyse;
Langue: structuur van de taal, grammatica en regels
Parole: spreken of schrijven, individueel taalgebruik, hierdoor vernieuwing mogelijk van de taal;
Betekenaar: verwijst naar betekende (bv. woord ‘hond’)
Betekende: datgene dat wordt betekend (bv. kleine viervoeter die blaft)
Teken= betekenaar en betekende komen hier samen.

Kritiek
– De kant van receptie (bij sommigen ook auteur) blijft onderbelicht.
– Onderscheid: intentie, gepercipieerde betekenis en interne betekenis. Onderzoekers richtten
zich vaak niet op de interne betekenis.(vlg Scott).
– Talige structuur als basis? Bijv. Is beeld of song georganiseerd als taal?

Kunst in de Samenleving
De Nora: Hoe construeren mensen hun dagelijks leven via muziek?
Muziek heeft effect op het sociale leven, geeft er mee vorm aan:
– Muziek om bepaalde gemoedstoestanden te bevestigen (verdriet, blijdschap)
– Muziek om sociale setting te ‘framen’ (romantisch, feestje, etc)
– Muziek bij aerobics om vermoeidheid te vergeten
– Muziek heeft ook effect op verkoop (Franse/Duitse wijnen).

Bourdieu: verschillende velden met verschillende doxa's (regels). Ieder veld is dus relatief autonoom
t.o.v. andere velden.
Autonomie in het kunstveld: de zuivere blik (Kant), ontkenning van de economie.
De dynamiek van een veld wordt bepaald door de strijd om macht. In het kunstveld is dit de stijd om
cultureel kapitaal en de strijd tussen orthodoxie en hetrodoxie.

Kritiek op Bourdieu:
– Sociologisme, zeker zijn distinctietheorie (kijkt naar wetmatigheden, niet het singuliere).
– Kunstwerk zelf
– Wordt velddynamiek enkel door machtstrijd bepaald?
– Determinisme; zeer economische blik op de samenlevin. Is iedereen wel bezig met economisch
kapitaal te verwerven?
– Hoe autonomie begrijpen? Relatie andere velden (bv. politiek,economie)

Conclusies Kunst in de Samenleving:


– Probleem Culturele diamant: interactie tussen kunstwerk en samenleving verdwijnt vaak. Zowel
van de receptie- en productiezijde.
– Het 'schema' van de culturele diamant is een te makkelijke weergave van de werkelijkheid.
Kunst, kunstenaars, consumenten, en ideologieen zijn de samenleving. Dit kun je dus niet zo
makkelijk van elkaar lostrekken.
– Sociaal Constructivisme: constructie van genie, kunstwerk,… ≠ vals
– Creëert werkelijkheidseffecten;
– Historische contigentie; doorheen de tijd is wat met goed/slecht vind sociaal afhankelijk, tijd
bepaald.

Das könnte Ihnen auch gefallen