Sie sind auf Seite 1von 2

Een beschermende laag.

De dampkring.
De dampkring, of atmosfeer, omhult de aarde. De zon stuurt energie naar de
aarde toe, alleen er komt daar maar een klein deel van aan. De dampkring heeft
geen vaste dikte, de lucht word namelijk steeds ijler naar mate je hoger komt.
Toch is de afstand tussen de ruimte en de dampkring zo’n 100 km. Het klimaat
en het weer speelt zich in de luchtlaag tussen de aarde en de dampkring in, die
op de polen zo’n 8 km is en op de evenaar zo’n 16 km. De troposfeer bevat zo’n
80% van de belangrijkste gassen die de atmosfeer vormen.
De gassen in de dampkring zijn vitaal voor het leven op aarde, stikstof(78%) en
zuurstof (21%) zijn de belangrijkste gassen.

De gemiddeldde temperatuur op aarde is 15 C˚. hoewel het natuurlijk erg


verschilt. Dat komt door de volgende vijf factoren:
1. Invloed van gebergte, bergen blokkeren warme en koude luchtstromen.
2. Hoogteligging, de atmosfeer word niet door de zon mar door de aarde
verwarmd.
3. Breedteligging, als de zonnestralen schuin op de aarde vallen, duurt dat
langer en is er dus minder warmte.
4. Gesteldheid van het aardoppervlak, de plekken op aarde zijn niet
hetzelfde, een zee word bijvoorbeeld veel minder snel verwarmd dan een
woestijn.
5. Zee word minder snel verwarmd dan land, dat komt door:
– Verdampingswarmte
– Soortelijke warmte
– Stroming
– Doordringen van licht

Warmtetransport: windsystemen
Wind is stromende lucht, daar is een regel voor: de wet van Buys Ballot, deze
bestaat ui twee wetmatigheden:
1. Lucht stroomt vanuit hogedrukgebieden naar lagedrukgebieden.
2. Lucht stroomt niet in een rechte lijn.
Verschillen in luchtdruk ontstaat meestal door verschillen in temperatuur. Als
een gebied (bv. A) warm is, dan zet die lucht uit, dan stroomt die extra lucht naar
een koud gebied(bv. B), waar die lucht gekrompen is. In het koude gebied is de
massa van de lucht groter en daalt die lucht, die stroomt naar het warmere
gebied waar de lucht gestegen is, zo ontstaat er een cyclus van luchtstromingen.
In een lagedrukgebied is het vaak regenachtig, in een hogedrukgebied is het
vaak zonnig.
Moessons.
In de tropen beweegt de lage luchtdruk met de loodrechte zonnestand mee. In
juli ligt deze dus een stuk noordelijker dan in januari. Die verschuiving is vooral
opvallend boven Afrika zuid Azië en Australië. Daar ontstaan in de zomer
lagedrukgebieden die lucht aanzuigen van zee. Deze aanlandige moessons
brengen dan veel neerslag. In de winter verandert dit weer en keren de passaten
terug.

Warmtetransport: zeestromen.
Twee factoren bepalen het ontstaan van oceaanstromingen: verschillen in
dichtheid van het water en de wind. De dichtheid van het water verschilt door
temperatuurverschillen en verschillen in het zoutgehalte. Er zijn twee soorten
zeestromen: warme en koude. Warme zeestromen stromen van lage breedte en
stromen naar hogere breedte en omgekeerd voor koude stromen.
De golfstroom voert vanuit de Cariben betrekkelijk warm en zouter water naar
europa. Daardoor heeft europa een zachter klimaat dan men zou verwachten.
doordat de golfstroom langs ijsland komt, daalt de temperatuur al van 10 tot 2
graden.
Evenals bij de luchtstromingen hebben de draaiing en bolvorm van de aarde ook
invloed op de waterstromingen, dus waterstromingen lopen ook niet recht.

Das könnte Ihnen auch gefallen