Herman De Dijn, Religie in de 21 ste eeuw. Kleine handleiding voor voor- en tegenstanders. (Pelckmans, 2006) door Herman De Dijn
Religie is ongelooflijk in tegenwoordig. Dat blijkt op vele en diverse manieren. De interesse in het christelijke Westen voor Oosterse of alternatieve godsdiensten, voor heidense religiositeit, voor complottheorien la de da Vinci-code, gaat gepaard met een heropleving van vormen van christelijke spiritualiteit. Het sterven van een paus en de keuze van een nieuwe is dagenlang wereldnieuws. Er lopen tentoonstellingen, zoals in Brussel, over God(en), een handleiding. Er zijn de discussies in verband met Intelligent Design en wetenschap. Politicologen en sociologen debatteren over de relatie tussen godsdienst en politiek, en of religie noodzakelijk is als sociaal kapitaal. Sociobiologen onderzoeken religie als evolutionair verschijnsel en vragen zich af of de rol die ze speelde in de evolutie ten goede of ten kwade te duiden is. Enzovoort. Enzovoort. Zoals Baudelaire al zegde: Il ny a rien de plus intressant sur la terre que les religions. Tegelijk zijn er veel misverstanden over de religie of over particuliere religies, zowel bij gelovigen als bij niet-gelovigen. Het is niet evident voor gelovigen het eigen intern-religieuze standpunt ook enigszins van buitenaf te beschouwen, d.w.z. het te beschouwen als een welbepaalde socio-culturele realiteit die, zoals bij andere religies, een typisch menselijke activiteit van een welbepaalde aard constitueert. Omgekeerd, kunnen niet-gelovigen religie soms alleen maar zien als een geheel van absurde, of in elk geval betwistbare en onwetenschappelijke overtuigingen die dan nog aanleiding geven tot vreselijke wantoestanden. Ik wil onder meer laten zien dat religie een welbepaalde, traditionele levensvorm is die, zoals andere tradities, toch op haar manier doorleeft temidden van de moderniteit. Zelfs het christendom, dat volgens sommigen een antitraditionele religie is, is zo wordt in het boek betoogd tegelijk in zekere zin de basis van de moderniteit n een specifieke religieuze traditie. Dit betekent dat niet alleen van de religie in het algemeen, maar ook van het christendom, een interpretatie kan worden gegeven die men als niet-cognitivistisch kan omschrijven. Daarmee wordt niet bedoeld dat in de godsdienst geen ideen, leerstellingen, dogmas of overtuigingen aanwezig zijn, of dat deze bijkomstig zouden zijn; maar wel dat die leerstellingen de religieuze praktijk niet op een onafhankelijke wijze funderen. Integendeel, de betekenis en het belang van die leerstellingen (etc.) kunnen niet los van de religieuze praktijk ten volle worden gevat en aanvaard. 2 Deze wijsgerig-antropologische benadering van religie als een door en door menselijke levensvorm kan niet alleen allerlei misverstanden uit de weg ruimen. Zij kan ook bijdragen tot een frisse kijk op het fascinerende fenomeen van de religie(s). Ook gelovigen, zeker niet-praktizerende, kunnen aldus weer aandacht krijgen voor de complexiteit en de rijkdom van hun eigen religie. Vanuit een dergelijke wijsgerig- antropologische benadering van religie verschijnt deze niet als een voorbijgestreefde pseudo-wetenschappelijke leer of wereldbeschouwing, maar als een levensvorm waarin de centrale gebeurtenissen van het menselijk leven en de centrale levensvragen een bepaalde symbolische inkadering en antwoord krijgen. Religie verbindt het individu tegelijk met een mystiek lichaam, met een gemeenschap van doden, levenden en nog niet levenden die door de religieuze geheimen verbonden zijn. In deze optiek is het dat allerlei deelkwesties een nieuwe belichting of een nieuw antwoord kunnen krijgen. Bijvoorbeeld de kwestie van de relatie tussen religie en wetenschap. In het boek wordt een opvatting verdedigd die mooi is samengevat in een citaat van de wetenschapsfilosoof Sal Restivo: Science doesnt need mysticism [religion], mysticism doesnt need science, but [modern] man needs both. Religie en wetenschap vormen twee radicaal verschillende activiteiten of domeinen: het ene heeft te maken met zingeving, het andere met het verwerven van informatie over hoe de dingen in elkaar zitten zodanig dat we ze kunnen beheersen. Zoals Einstein al zegde: (wetenschappelijk) weten hoe de dingen in elkaar steken, vertelt ons niet hoe wij zelf moeten leven, wat de zin is van ons bestaan. Religie is evenmin een vorm van pseudo-technische (magische) beheersing van de werkelijkheid; zingeving mag men evenmin verwarren met beheersing, met techniek. Bijvoorbeeld de kwestie van de relatie tussen religie en ethiek, of religie en politiek. Als religie primair een gemeenschappelijke levensvorm is, dan is het vanzelfsprekend dat zij ethische componenten bevat en niet als een pure priv-zaak kan worden beschouwd die niets met het samenleven en de politiek te maken heeft. De onvermijdelijke particulariteit van elke religieuze traditie laat toe te begrijpen waarom de religie en haar ethische taboes moeilijk verzoenbaar zijn met moderne hertekeningen van ethiek in puur procedurele, formalistische of utilitaristische richting. Tegelijk begrijpt men dan ook dat de relatie tussen religie en moderne politiek alleen maar complex kan zijn. Moderne politiek moet het samenleven regelen tussen groepen individuen die soms tot sterk verschillende religieuze of andere tradities behoren. Dit vereist een of andere vorm van scheiding tussen staat en kerk(en). De band tussen religie en ethiek en religie en gemeenschap is van dien aard dat de scheiding tussen religie en politiek niet zoals sommigen wensen absoluut kn zijn. In het boek wordt ook ingegaan op de relatie tussen religie, mensenrechten en politiek en wordt de vraag beantwoordt of de relatie tussen religie, ethiek en politiek kan worden opgelost via een onderschikking van de 3 politiek aan die mensenrechten. Verder wordt ingegaan op de nieuwe problematiek van de aanvaardbaarheid van traditionele religieuze symbolen in het openbare leven. Ook het probleem van de al dan niet intrinsieke band tussen religie en geweld wordt niet ontweken. Opnieuw wordt dat probleem benaderd op basis van de wijsgerig- antropologische invalshoek. Geen enkel sociaal fenomeen (familie, instellingen allerhande, clan, staat, ) lijkt immuun voor het voortbrengen en bevorderen, in bepaalde vormen of omstandigheden, van kwalijke gevolgen of neveneffecten. Omgekeerd, lijkt er geen noodzakelijke band te bestaan tussen dergelijke fenomenen en wantoestanden of kwaad. Het lijkt geen zwart-wit kwestie. Het is onbetwistbaar dat religie in de loop van de geschiedenis herhaaldelijk tot allerlei vreselijke zaken aanleiding heeft gegeven. Maar, nog eens, dat lijkt het lot te zijn van welke menselijk organisatie of ontwikkeling ook. Het is eveneens onbetwijfelbaar dat religie doorheen haar geschiedenis en tot de dag van vandaag voor zeer vele groepen en individuen een enorme betekenis gehad heeft en heeft. Zodanig zelfs dat men met Spinoza moet zeggen dat zonder de religie en de troost en zielerust die ze kan geven, het lot van de mensheid (nog) veel minder benijdenswaardig zou zijn geweest.
Veel gelovigen kan men vandaag als a-religieuze gelovigen karakteriseren. Ze beweren in God (of in Iets) of in de onsterfelijkheid (of de rencarnatie) te geloven, maar verbinden daaraan geen religieuze praktijken of dikwijls zelfs geen enkele rele consequentie. Ze behoren tot de categorie van individuen believing without belonging. Omgekeerd is er een groeiende (?) groep individuen die men kan omschrijven als belonging without believing. Ze gaan (zeer) regelmatig naar de kerk, volgen zelfs de ethische richtlijnen van de kerk maar zeggen dat ze niet letterlijk geloven in de traditionele of metafysische godsvoorstelling of in het hiernamaals. (Hun aantal zou in West-Europa globaal even hoog liggen als het aantal regelmatig praktizerenden onder de 45 jaar in Belgi, nl. rond de 10 %.) Arnold Burms noemt dit de groep van de vrome ongelovigen. Dit fenomeen alleen al wijst op de diversiteit en complexiteit van de religieuze scne vandaag. Wanneer men het traditionele alternatief voor de godsdienst in onze contreien onder de loep neemt, het humanisme, constateert men eveneens een grote diversiteit die echter bij ons het stereotiepe beeld van het vrijzinnige humanisme niet kan verdringen. Dit betekent dat zoals in het laatste hoofdstuk wordt betoogd bepaalde humanisten dichter lijken te staan bij een religieuze mentaliteit dan bepaalde gelovigen.
De wijsgerig-antropologische benadering van de religie hier geboden doet geen uitspraken over wat nu de ware of beste religie zou zijn. Deze benadering is echter niet incompatibel met de interne positie van de gelovige dat zijn of haar religie van dien aard is dat zij onvervangbaar is en dat het ondenkbaar is haar op te geven. Die 4 ondenkbaarheid heeft echter zo is de teneur van het boek niet te maken met het feit dat die religie aantoonbaar de werkelijkheid het dichtst benadert of best overeenkomt met de wetenschap. Ze heeft te maken met de aansprekingskracht van wat zich in de trouw en de vertrouwdheid van de religieuze praktijk aan het individu reveleert.
Het nieuwe boek van De Dijn is te koop in elke goede boekhandel in Leuven.