Beruflich Dokumente
Kultur Dokumente
semester 5 en 6
Technische Bedrijfskunde
Institute of Business Engineering
Faculteit Natuur en Techniek
Hogeschool van Utrecht
Samenstelling:
Tjitske Cazemier
Marti Hulshoff
Daan Kuipers
Johan van Rijsbergen
1
Inhoudsopgave
2
1. Doelen en werkwijze slo semester 5 en 6
Het doel van SLO in het derde studiejaar is enerzijds om inzicht te krijgen in je
competentieniveau op dit moment en anderzijds om duidelijker in kaart te brengen
welke functie je ambieert na je afstuderen en hoe je daarnaar toe kunt groeien.
b. ambities
Je hebt nog 2 jaar studie voor de boeg met deels voorgeschreven onderdelen en
deels vrije keuzeruimte. Des te belangrijker om nu alvast na te denken over hoe je je
wilt profileren op de arbeidsmarkt.
De keuzes die je kunt maken zijn o.a.:
- de rol die je in wilt nemen in projecten; je ontwikkeling hierin wordt extra
gestimuleerd door het maken van een TOP (teamontwikkelplan);
- de minor die je kiest of de tweede stage die je gaat lopen;
- het bedrijf waarin je afstudeert en de opdracht die je daarbij kiest.
Binnen SLO krijg je voorlichting over de mogelijkheden hierin en krijg je begeleiding
in het maken van keuzes. Hierbij gaat het ook om de vraag hoe je je wilt ontwikkelen:
ga je door op de fronten waar je goed in bent, of probeer je je de komende jaren juist
te ontwikkelen als all round TBK’er en ga je de onderdelen waar je minder goed in
bent bijspijkeren.
Zowel het verbeteren waar je al goed in bent als bijspijkeren kan op verschillende
manieren:
- Je kunt in een workshop een bepaalde vaardigheid oefenen. Afhankelijk van
jullie wensen denken we aan het volgende aanbod:
o projectleiderschap
o snellezen en mindmappen
o interviewtechnieken
o consultancy skills
o financiele vaardigheden
o het schrijven van rapporten
o creativiteit
o persoonlijke effectiviteit
o etc.
Geef je voorkeur door aan je SLO-begeleider. Het definitieve aanbod wordt in
november bekend gemaakt.
- Je kunt in samenspraak met een vakdocent een literatuurstudie doen. Dit kan
op de hiervoor genoemde terreinen, maar kan ook een verdieping zijn in al
eerder gevolgde vakken.
- Je kunt in je projectwerk die rol(len) kiezen waar je wat van kunt leren, en
vraagt hierop geregeld feedback.
- Je kunt in je activiteiten naast de studie (bijbanen, bestuurswerk, etc.)
ervaring opdoen in competenties waar je je nog niet zo thuis in voelt; Wil je dit
3
mee laten tellen voor je competentieprofiel van TBK, dan betekent dat wel dat
je hier ook feedback over moet vragen of referenties hiervan moet kunnen
noemen.
- Je kunt ervaring opdoen als coach door in de onderbouw bepaalde
activiteiten van de eerstejaars te ondersteunen.
Voor de meesten zal de eindstreep nog ver weg lijken. We bieden daarom
verschillende mogelijkheden om je alvast wat concreter te oriënteren op de
arbeidsmarkt. Dit kan o.a. door:
- onze alumni (afgestudeerden van voorgaande jaren) te benaderen voor een
bedrijfsbezoek of een interview;
- een afstudeerzitting bij te wonen of een afstudeerder te vragen zijn
presentatie een keer in de SLO-groep te houden;
- een van onze deeltijdstudenten te benaderen voor een interview of
bedrijfsbezoek;
- het doorlezen van afstudeerverslagen;
- gericht in gesprek te gaan met onze gastsprekers; deze komen zowel uit de
P&O hoek hierbij gaat het om: waar moet ik op letten in mijn eigen
profilering, als uit de consultancy/managementhoek welke competenties
zijn het meest relevant als ik hierin succesvol wil zijn.
- op bezoek te gaan bij een van de landelijke carrièrebeurzen;
Omdat we onze studenten en alumni niet te veel willen lastigvallen, moet je dit soort
contacten altijd via je SLO-begeleider regelen.
Toetsing en beoordeling
Aan het eind van semester 5 en semester 6 zul je moeten kunnen aantonen dat je
vooruitgang hebt geboekt op de ontwikkeldoelen die je jezelf hebt gesteld. Dat kan
bijvoorbeeld door:
- de feedback die je hebt gekregen;
- een voldoende voor een workshop die je hebt gevolgd;
- een interviewverslag waarin je de antwoorden die je verkregen hebt weergegeven
hebt;
- een literatuurverslag;
- een product wat aantoont wat je hebt gedaan;
- een leerverslag of leerlogboek
- een reflectieverslag waarin je aantoont zicht te hebben op je eigen functioneren
- een video-opname van een presentatie of een werkoverleg
- projectverslagen
- referenties
- beoordelingen
- etc.
4
Als het voor de SLO-begeleider duidelijk is dat je inderdaad een bepaalde
competentieontwikkeling hebt doorgemaakt en dat je voldoende zicht hebt op je
eigen functioneren krijg je voor dat semester een voldoende. Zo niet, dan zul je een
aanvulling moeten leveren.
5
2. Programma SLO 5 en 6
SLO is steeds ingeroosterd in week 1, 3 en 5 van ieder blok. Deze tijden moet je
beschikbaar houden. Deze ingeroosterde tijd wordt afwisselend gebruikt voor
groepsbijeenkomsten, gesprekken in duo’s met je begeleider of zelfwerkzaamheid.
De workshops en gastlezingen vinden meestal plaats in de projectweken. Je krijgt
hiervan tijdig bericht.
Blok 1
Wk Onderwerp
A1 Startbijeenkomst
o Inleiding studieloopbaanontwikkeling derde jaar
o hernieuwd kennismaken
o selfassessment
o samenstellen duo’s
o rooster maken gesprekken in duo’s met begeleider
A2 1. Workshop competentieprofiel (do mi 13 sept 13-16)
2. Vragen feedback op 360 graden vragenlijst
A3 Schrijven persoonlijk plan + overleg medestudent
A4 Inleveren plannen
A5 Individuele gesprekken
o Bespreking plannen
o Goedkeuring of bijstelling
o Doorgeven workshopvoorkeur
Blok 2
Wk Onderwerp
B1 voortgangsbijeenkomst
o Vacatureanalyse
o Keuzemogelijkheden
o rooster maken gesprekken in duo’s met begeleider
B2 o Werken aan eigen ontwikkeldoelen
o Agenda voor gesprek met begeleider doorgeven
B3 Geprekken in duo’s (1e helft)
B4 Werken aan eigen ontwikkeldoelen
B5 Gesprekken in duo’s (2e helft)
B6 Voorbereiden workshop
B7 Kerstvakantie
B8 Kerstvakantie
B9 Toetsweek
B10 Projectweek
B11 Projectweek workshops
B12 Uitloopweek
6
Bijlage 1: 360 graden feedback
Geef in onderstaand overzicht aan hoezeer je denkt te scoren op de genoemde
kwaliteiten. Het minimale puntentotaal is 20 (weinig van een bepaalde kwaliteit) en
de maximale score is 100 (veel van een bepaalde kwaliteit).
Leg deze lijst vervolgens voor aan 4 anderen die jou goed kennen in je werk:
collega’s, leidinggevende, medewerkers, klanten, maar ook mensen die je kennen in
bestuurlijk werk of vrijwilligerswerk e.d. kun je raadplegen. Mocht je daarmee nog
niet op 4 zitten dan kun je nog een medestudent, partner of vriend(in) vragen. De
vragenlijst voor anderen zit 1 keer in de map. Daarnaast komt hij op Blackboard. Je
kunt hem dus zelf vermenigvuldigen.
Vergelijk ten slotte de scores van de respondenten met je eigen inschatting. Gebruik
hiervoor het 3e formulier. Maak een overzicht van:
1. de competenties waar je laag op scoort
2. de competenties waar jouw score erg afwijkt van die van de respondenten.
3. wat je opvalt
1. Mondeling presenteren
Presenteert verhaal begrijpelijk en aantrekkelijk; inhoud en vorm zijn afgestemd op
doel en publiek.
20 40 60 80 100
2. Luisteren
Kan zich in een gesprek een betrouwbaar beeld vormen van wat anderen bedoelen
te zeggen.
20 40 60 80 10
3. Schriftelijke communicatie
Schrijft begrijpelijk, toegankelijk en correct; inhoud en vorm zijn afgestemd op doel en
publiek.
20 40 60 80 100
4. Adviseren
Kan anderen ondersteunen in het oplossen van problemen en het bereiken van
doelen.
20 40 60 80 100
7
5. Samenwerken
Kan in een team een bijdrage leveren aan gezamenlijke resultaten.
20 40 60 80 100
6. Conflicthantering en onderhandelen
Kan bij conflicterende belangen of doelen het eigen belang realiseren met behoud
van een goede relatie.
20 40 60 80 100
7. Inlevingsvermogen
Kan zich een redelijke voorstelling maken van de gedachten, gevoelens en
behoeften van anderen.
20 40 60 80 100
8. Overtuigingskracht
Weet eigen ideeën door anderen geaccepteerd te krijgen.
20 40 60 80 100
9. Klantgerichtheid
Kan het werk inrichten naar de behoeften van de klant met het oog op een duurzame
relatie, zowel extern als intern.
20 40 60 80 100
10. Organisatiesensitiviteit
Is in staat eigen behoeften en gedrag te laten aansluiten bij de doelen van de
organisatie; houdt in eigen activiteiten rekening met het effect daarvan op andere
delen van de organisatie.
20 40 60 80 10
11. Omgevingssensitiviteit
Weet wat er in de samenleving speelt en benut dat in het werk.
20 40 60 80 100
8
12. Integriteit
Laat zijn handelen leiden door verantwoordelijkheid voor geaccepteerde normen en
waarden.
20 40 60 80 10
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
15. Creativiteit
Wijkt af van gebaande paden; bedenkt nieuwe oplossingen.
20 40 60 80 100
16. Innovativiteit
Is op zoek naar en maakt gebruik van nieuwe (technologische) ontwikkelingen, staat
open voor veranderingen.
20 40 60 80 10
Organisatie
17. Projectmanagement
Kan plannen, organiseren en de voortgang bewaken van werk in (interdisciplinair)
teamverband.
20 40 60 80 100
18. Leidinggeven
Geeft sturing aan medewerkers, stemt stijl af op taakvolwassenheid en motivatie
medewerker
20 40 60 80 100
9
19. Resultaatgerichtheid
Is gericht op meetbare resultaten, haalt gestelde doelen.
20 40 60 80 100
20. Proactiviteit
Neemt initiatief, ziet kansen en handelt daarnaar, anticipeert.
20 40 60 80 100
21. Visie
Kan op hoofdlijnen en langere termijn denken en keuzes maken.
20 40 60 80 10
20 40 60 80 10
Persoonlijke effectiviteit
20 40 60 80 100
20 40 60 80 10
20 40 60 80 10
10
26. Omgaan met stress
Blijft ook onder druk goed presteren.
20 40 60 80 10
Aanvullende opmerkingen:
11
Vragenlijst in het kader van het “360 graden
zelfonderzoek”van…………………………….(naam student)
Geef in onderstaand overzicht aan hoezeer u vindt dat feedbackvrager scoort op de
genoemde kwaliteiten. Het minimale puntentotaal is 20 (weinig van een bepaalde
kwaliteit) en de maximale score is 100 (veel van een bepaalde kwaliteit).
1. Mondeling presenteren
Presenteert verhaal begrijpelijk en aantrekkelijk; inhoud en vorm zijn afgestemd op
doel en publiek.
20 40 60 80 100
2. Luisteren
Kan zich in een gesprek een betrouwbaar beeld vormen van wat anderen bedoelen
te zeggen.
20 40 60 80 10
3. Schriftelijke communicatie
Schrijft begrijpelijk, toegankelijk en correct; inhoud en vorm zijn afgestemd op doel en
publiek.
20 40 60 80 100
4. Adviseren
Kan anderen ondersteunen in het oplossen van problemen en het bereiken van
doelen.
20 40 60 80 100
5. Samenwerken
Kan in een team een bijdrage leveren aan gezamenlijke resultaten.
20 40 60 80 100
6. Conflicthantering en onderhandelen
Kan bij conflicterende belangen of doelen het eigen belang realiseren met behoud
van een goede relatie.
20 40 60 80 100
7. Inlevingsvermogen
12
Kan zich een redelijke voorstelling maken van de gedachten, gevoelens en
behoeften van anderen.
20 40 60 80 100
8. Overtuigingskracht
Weet eigen ideeën door anderen geaccepteerd te krijgen.
20 40 60 80 100
9. Klantgerichtheid
Kan het werk inrichten naar de behoeften van de klant met het oog op een duurzame
relatie, zowel extern als intern.
20 40 60 80 100
10. Organisatiesensitiviteit
Is in staat eigen behoeften en gedrag te laten aansluiten bij de doelen van de
organisatie; houdt in eigen activiteiten rekening met het effect daarvan op andere
delen van de organisatie.
20 40 60 80 10
11. Omgevingssensitiviteit
Weet wat er in de samenleving speelt en benut dat in het werk.
20 40 60 80 100
12. Integriteit
Laat zijn handelen leiden door verantwoordelijkheid voor geaccepteerde normen en
waarden.
20 40 60 80 10
20 40 60 80 100
13
14. Probleemoplossend vermogen en besluitvaardigheid
Kan problemen oplossen: kan keuzes maken, kan conclusies omzetten in acties.
20 40 60 80 100
15. Creativiteit
Wijkt af van gebaande paden; bedenkt nieuwe oplossingen.
20 40 60 80 100
16. Innovativiteit
Is op zoek naar en maakt gebruik van nieuwe (technologische) ontwikkelingen, staat
open voor veranderingen.
20 40 60 80 10
Organisatie
17. Projectmanagement
Kan plannen, organiseren en de voortgang bewaken van werk in (interdisciplinair)
teamverband.
20 40 60 80 100
18. Leidinggeven
Geeft sturing aan medewerkers, aangepast aan de combinatie taak-medewerker.
20 40 60 80 100
19. Resultaatgerichtheid
Is gericht op meetbare resultaten, haalt gestelde doelen.
20 40 60 80 100
20. Proactiviteit
Neemt initiatief, ziet kansen en handelt daarnaar, anticipeert.
20 40 60 80 100
14
21. Visie
Kan op hoofdlijnen en langere termijn denken en keuzes maken.
20 40 60 80 10
20 40 60 80 10
Persoonlijke effectiviteit
20 40 60 80 100
20 40 60 80 10
20 40 60 80 10
20 40 60 80 10
15
Verwerking resultaten van de 360 graden feedbackmeter van
________________________
1. Mondeling presenteren
Presenteert verhaal begrijpelijk en aantrekkelijk; inhoud en vorm zijn afgestemd op
doel en publiek.
Zelfscore
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
2. Luisteren
Kan zich in een gesprek een betrouwbaar beeld vormen van wat anderen bedoelen
te zeggen.
Zelfscore
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
3. Schriftelijke communicatie
Schrijft begrijpelijk, toegankelijk en correct; inhoud en vorm zijn afgestemd op doel en
publiek.
Zelfscore
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
16
4. Adviseren
Kan anderen ondersteunen in het oplossen van problemen en het bereiken van
doelen.
Zelfscore
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
5. Samenwerken
Kan in een team een bijdrage leveren aan gezamenlijke resultaten.
Zelfscore
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
6. Conflicthantering en onderhandelen
Kan bij conflicterende belangen of doelen het eigen belang realiseren met behoud
van een goede relatie.
Zelfscore
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
7. Inlevingsvermogen
Kan zich een redelijke voorstelling maken van de gedachten, gevoelens en
behoeften van anderen.
Zelfscore
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
17
8. Overtuigingskracht
Weet eigen ideeën door anderen geaccepteerd te krijgen.
Zelfscore
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
9. Klantgerichtheid
Kan het werk inrichten naar de behoeften van de klant met het oog op een duurzame
relatie, zowel extern als intern.
Zelfscore
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
10. Organisatiesensitiviteit
Is in staat eigen behoeften en gedrag te laten aansluiten bij de doelen van de
organisatie; houdt in eigen activiteiten rekening met het effect daarvan op andere
delen van de organisatie.
Zelfscore
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
11. Omgevingssensitiviteit
Weet wat er in de samenleving speelt en benut dat in het werk.
Zelfscore
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
18
12. Integriteit
Laat zijn handelen leiden door verantwoordelijkheid voor geaccepteerde normen en
waarden.
Zelfscore
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
Zelfscore
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
Zelfscore
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
15. Creativiteit
Wijkt af van gebaande paden; bedenkt nieuwe oplossingen.
Zelfscore
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
19
16. Innovativiteit
Zelfscore
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
Organisatie
17. Projectmanagement
Kan plannen, organiseren en de voortgang bewaken van werk in (interdisciplinair)
teamverband.
Zelfscore
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
18. Leidinggeven
Geeft sturing aan medewerkers, aangepast aan de combinatie taak-medewerker.
Zelfscore
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
19. Resultaatgerichtheid
Is gericht op meetbare resultaten, haalt gestelde doelen.
Zelfscore
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
20
20. Proactiviteit
Neemt initiatief, ziet kansen en handelt daarnaar, anticipeert.
Zelfscore
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
21. Visie
Kan op hoofdlijnen en langere termijn denken en keuzes maken.
Zelfscore
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
Zelfscore
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
Persoonlijke effectiviteit
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
21
24. Kennis mobiliseren
Kan relevante informatie vinden, hieruit een selectie maken en dit toe te passen
Zelfscore
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
Zelfscore
20 40 60 80 100
20 40 60 80 100
22
Bijlage 2 Terugblik op stage
Integrale beroepsontwikkeling
Wat is het belangrijkste dat je op je werk geleerd hebt het afgelopen halfjaar?
Hoe heb je de onderdelen van de studie kunnen vertalen naar je werkplek?
Waren de ambities/doelen die je had haalbaar? Welke heb je wel gerealiseerd, welke
niet?
Waarin heb je je met name ontwikkeld?
Welke taken/vaardigheden/competenties beheers je nu heel goed?
Waar ben je nog niet tevreden over?
Welke taken waren met name relevant voor je toekomstige ideaal als TBK-er?
Overig….
23
Bijlage 3 Resultatenmatrix
Resultatenmatrix TBK-competentiemodel
24
25
Bijlage 4 Verband tussen resultatenmatrix en self-assessment
26
Bijlage 5: persoonlijk ontwikkelplan
Uit je 360 graden feedback en de feedback die je op je stage gekregen hebt heb je
een beeld gekregen van je huidige competentieniveau. Aansluitend hierop maak je
nu je eigen ontwikkelplan. Het onderstaande format is een mogelijke vorm hiervoor.
Naam:
emailadres:
telefoonnummer:
SLO-begeleider:
Datum:
Geef hieronder kort aan wat je uiteindelijke ambitie is met het volgen van de
opleiding TBK, m.a.w. wat wil je aan het eind van de opleiding bereikt hebben?
Wanneer ben je over 2 jaar tevreden? Laat in je beschrijving zowel je gewenste
inhoudelijke ontwikkeling als je persoonlijke ontwikkeling terugkomen.
27
II. Doelen voor het komende semester
Reflectie/vooruitblik Acties
N.B. Zorg dat je voornemens voldoen aan de
eisen van het SMARTI-model (zie toelichting)
Voorbeeld Voorbeeld
1. Ik vond het onderdeel 1. Ik verdiep me hier nog verder in door wat
procesmanagement erg boeiend. recente literatuur aan de docent te vragen.
2. Ik vind het erg moeilijk om financiele 2. Ik vraag hiervoor wat extra oefenstof
berekeningen te maken 3. Ik ga hiervoor vrijstelling aanvragen via de
3. Het onderdeel Operational EVC procedure.
Excellence is voor mij erg bekend.
1. 1.
2. 2.
3. 3.
Reflectie/vooruitblik Acties
Voorbeeld Voorbeeld
1. Ik vind het moeilijk om initiatief te 1. Ik vraag medestudenten of ze me hierin
nemen in projectgroepen. kunnen steunen en feedback op kunnen
2. Ik heb heel weinig ervaring met het geven.
houden van presentaties. 2. Ik ga een paar oefenpresentaties houden
3. Ik zie erg op tegen het schrijven van op school en neem dit op video op.
mijn afstudeerrapport. 3. Ik ga van het komende project het rapport
4. Ik ben nog nooit projectleider schrijven en volg nog een aanvullende
geweest. workshop hierin.
4. Ik word het komende blok projectleider
1. 1.
2. 2.
3. 3.
Reflectie Actie
28
Voorbeeld Voorbeeld
1. Ik kom in mijn bijbaan op collega’s 1. Ik ga mijn persoonlijke organisatie wat
soms wat gestressed over (zie: beter op orde brengen en vraag over ½
feedback vaardigheidsmeter). jaar opnieuw feedback.
2. Ik heb weinig leidinggevende ervaring 2. Ik vraag of ik af en toe de bedrijfsleider
3. Ik heb een hele saaie bijbaan. mag assisteren op zaterdag.
4. Ik wil beter leren organiseren. 3. Ik ga wat uitdagender werk zoeken.
4. Ik ga in de feestcommissie van mijn
studentenvereniging.
1. 1.
2. 2.
3. 3.
D. Beroepsoriëntatie
Reflectie Actie
Ik weet nog onvoldoende wat een consultant Ik ga de oom van een vriend interviewen die
doet. consultant is.
1. 1.
2. 2.
3. 3.
29
Toelichting Smarti-model
Het SMARTI-model
Het SMARTI-model is een hulpmiddel bij het formuleren van goede ontwikkeldoelen.
Specifiek
Een doel is alleen nuttig als het beschrijft wat je wil gaan doen, hoe je dat denkt te doen
en wanneer of waar.
Voorbeelden van niet specifieke, dus vage leerdoelen zijn:
Ik wil beter leren communiceren
Ik wil leren presenteren
Vage doelen hebben meer het karakter van een wens: je kunt er wel vanuit starten, maar
om ze te bereiken moet je ze specifieker maken, bijvoorbeeld:
Wens Doel
Ik wil beter leren communiceren Ik wil tijdens de vergaderingen op mijn stage
meer...
Ik wil leren presenteren In de volgende werkbespreking presenteer ik...
Meetbaar
Zorg dat je op een gegeven moment kunt vaststellen dat je je doel bereikt hebt; dan weet
je ook of je voortgang boekt. Een voorbeeld:
30
Niet meetbaar Meetbaar
Ik wil in vergaderingen minder Ik maak aan het begin van een tijdplanning en
tijd verspillen. en beëindig de vergadering op het afgesproken
tijdstip
met het afgesproken resultaat.
Activerend
Een goed doel heeft een actieplan dat concreet aangeeft wat je gaat doen: welke
activiteiten ga je ondernemen om het doel in de gestelde rijd te halen? Het is niet
voldoende om een methode te noemen, zoals Ik ga vaker presenteren waarmee ik bezig
ben. Belangrijk is in de activiteit ook een gewenst resultaat op te nemen, bijvoorbeeld: In
vijf weken tijd wil ik twee presentaties houden en evalueren, onder andere aan de hand
van de feedback van de deelnemers.
Activerend wil ook zeggen: wat ga ik doen (in plaats van: wat ga ik niet meer doen). Een
voorbeeld van een weinig activerend doel: Ik ga minder de kantjes er vanaf lopen.
Positief geformuleerde doelen geven richting, negatieve leiden makkelijk tot passiviteit
en de vraag Als ik dit niet meer doe, wat dan wel? Een positief, activerend doel is
bijvoorbeeld Ik wil drie keer een taak op me nemen en die zodanig uitvoeren dat mijn
collega's daarover tevreden zijn.
Ook hier geldt: je kunt best starten vanuit een besluit om met iets te stoppen, mits je dat
voortzet in een positief alternatief.
Realistisch
Weinig is zo demotiverend als een onhaalbaar doel; en weinig zo motiverend als een
succes. Ga dus na of:
• je over alle middelen beschikt om je doel te halen;
• de omstandigheden je niet in de weg staan;
• de prijs om het doel te halen niet te hoog is.
Ga na wat je nodig hebt, check wat er mis kan gaan en hoe je dat voorkomt.
Tijdsplanning
Doelen zonder tijdspad lopen het risico uitgesteld te worden tot er niets meer van komt.
Een tijdsplanning is ook een check op de haalbaarheid van het doel.
Inspirerend
Doelen waarvan jij persoonlijk het nut niet ziet, worden nooit gehaald.
Vraag jezelf in alle eerlijkheid af: formuleer ik dit doel, omdat anderen dat graag willen of
wil ik het ook echt zelf? Met andere woorden: zit er voor mij iets aantrekkelijks in of doe
ik alleen wat ik denk dat ik van anderen moet? Soms merk je dat al bij het praten over
het onwikkeldoel. Zeg je bijvoorbeeld 'ik moet...'of zeg je 'ik wil...'?
31