Sie sind auf Seite 1von 104

MARIE CARR

DE MEMOIRES VAN
EEN ANTI-APOSTEL

E.S. 1025

Een belangrijk boek over een Russische infiltrant


in de hoogste regionen van de katholieke kerk.
Elke gelijkenis met personen of gebeurtenissen uit onze tijd
moet niet als zuiver toeval worden beschouwd

Dit boek brengt de vertaling van het Franse boek:


E.S.1025, ou LES MEMOIRES DUN ANTI-APTRE

De eerste uitgave, in het Frans, dateert uit 1972.


- 2 -

Commentaar van de uitgever:


Marie Carr (gestorven in 1984) is van oorsprong een protestantse verpleegster die later non werd. Ze is bekend geworden door de memoires die zij heeft gepubliceerd, gekend als:
E.S. 1025 - De Memoires van een Anti-Apostel.
In een ziekenhuis te Parijs in de jaren 60 werd na een autoongeluk een ernstig gewonde man met een Slavisch uiterlijk
binnengebracht. Marie probeerde met hem te praten en vragen te stellen, maar hij kon niet meer reageren. Ze probeerde
zelfs om hem op haar vragen te laten antwoorden door hem
met zijn ogen te laten knipperen. De man leefde nog enkele
uren voordat hij aan zijn verwondingen bezweek. Er werd
niets gevonden dat tot mogelijke identificatie kon leiden, maar
ze ontdekte wel een pak getypte vellen in zijn aktetas. Uit
nieuwsgierigheid is ze die gaan lezen, en wat daarin stond
heeft dit boek gemaakt. Het zijn de memoires van die gewonde man, een soort korte terugblik op zijn leven.
Niemand eiste zijn bezittingen op en tenslotte besloot Marie
Carr deze memoires te publiceren. Ze zijn voor het eerst in
mei 1972 uitgegeven, in het Frans.
In deze terugblik legt de man uit dat hij een spion was voor de
Sovjet-Unie. Het was hem gelukt in de katholieke Kerk te infiltreren door zich priester te laten wijden. In die hoedanigheid
wilde hij modernistische ideen in de Kerk binnenbrengen die
tot een afbreuk zouden leiden van de belangrijke kerkelijke
leerstellingen. Het document toont veel details van het grote
plan. Er is ook sprake van een moord op een priester, die de
plannen van deze sovjetspion dreigde te dwarsbomen.
Opmerkelijk is dat toen dit boek in 1972 werd gepubliceerd
men in het algemeen nog heel optimistisch was over de vruchten van het Tweede Vaticaans Concilie. De conclusie dringt
zich op dat indien deze memoires verzonnen zijn, dat dit uitsluitend door iemand kan zijn gebeurd die precies op de
hoogte was van wat zich achter de schermen afspeelde en
deze vorm koos om zijn ongerustheid over wat in de Kerk
gaande was naar buiten te brengen. Anderzijds: Is het wel zo
onwaarschijnlijk dat dit boekje op waarheid berust en onverzonnen is? Neen, het is heel waarschijnlijk! Nu, bij de heruitgave in 2015, kan op zijn minst worden gezegd dat het een
profetisch karakter had.


- 3 -

INDEX
HOOFDSTUK 01 (p. 09)
De man zonder naam onthult het groot geheim van zijn leven
HOOFDSTUK 02 (p. 15)
Waarin we vaststellen hoe onheil bijdraagt tot het sterk maken van
stervelingen
HOOFDSTUK 03 (p. 20)
Waar hoogmoed verheerlijkt wordt en doorgaat voor een schitterende
en overheersende deugd
HOOFDSTUK 04 (p. 26)
Waar de magistraal geveinsde bescheidenheid in botsing komt met
een volmaakt nederige hindernis
HOOFDSTUK 05 (p. 31)
Een roemzuchtig antichristelijk programma leidt tot moord
HOOFDSTUK 06 (p. 36)
Waar de anti-apostel zich krachtig aan het werk zet en een bijzondere
haat opvat tegen de priestertoog
HOOFDSTUK 07 (p. 41)
De held van het verhaal stelt het biechtgeheim op de proef
HOOFDSTUK 08 (p. 47)
De overmoedige, die zich over iedereen en alles de baas wist,
ontmoet zwarte haren en wordt bang voor zijn eerste zwakheid
HOOFDSTUK 09 (p. 53)
De ijveraar tegen God wil zwarte haren in zijn zog meeslepen
HOOFDSTUK 10 (p. 58)
Een eenvoudige medaille veroorlooft zich een rol te spelen. Kan dat
enige invloed uitoefenen op de mensen die zijn weg kruisen?
HOOFDSTUK 11 (p. 63)
Het vernielingswerk maakt grote vorderingen in weerwil van een
belachelijk kinderachtige tegenstand
HOOFDSTUK 12 (p. 68)
Over de catechismus van het Jaar 2000 en over een arme maar
ijverige student
HOOFDSTUK 13 (p. 74)
Het symbolum der apostelen en de zeven sacramenten worden aan
een strenge censuur onderworpen
HOOFDSTUK 14 (p. 84)
Hier wordt getoond hoe een wereldkerk de verheerlijking van de mens
zal bezingen
HOOFDSTUK 15 (p. 91)
Zwarte haren schrijft een brief die doet denken aan een
middeleeuws en romantisch obscurantisme
HOOFDSTUK 16 (p. 96)
Het offer van een lieve en zachte vriendin schijnt door een dreigend
aanstormende stortvloed te worden verzwolgen, die het aanschijn van
de Kerk wil vernieuwen


- 4 -

INLEIDING
Hoe een boek beginnen indien men geen schrijver is?
Of liever, hoe te verklaren dat men het tot zijn plicht acht
vreselijke memoires te doen uitgeven, juist omdat ze zo
gruwelijk verontrustend zijn.
Welnu, laten we zeggen dat we in deze eerste bladzijden
een oproep doen aan de katholieken van deze tijd. Een
oproep in de vorm van een voorwoord of wellicht in de
vorm van een belijdenis. Ja, belijdenis wat mijzelf betreft: het arme kleine ik. Belijdenis schijnt het juiste
woord te zijn, alhoewel in onze moderne tijd niemand
meer dit woord wenst te gebruiken. Och ja, wanneer ik
zeg niemand meer, dan bedoel ik enkel diegenen die
zich verstandig achten in het nahollen van hedendaagse
grillen, ja zelfs van de grillen van morgen.
Wat mij betreft, vind ik slechts een alledaags woord om
die houding te verklaren van het nahollen van hedendaagse of toekomstige grillen en het eindeloos gepraat
over de zin der geschiedenis: allemaal gekheid, dorre as.
Maar, Lieve Heer, Gij weet het heel goed: ik geloof vast
dat Gij de sterkste zijt. Moet ik het nader bepalen? Ja!...
in onze moderne tijd is deze bepaling noodzakelijk. Want
de hedendaagse mens stelt enkel nog vertrouwen in
eigen kracht.
Een kracht die raketten afschiet maar die ook ontelbaren
van honger laat sterven. Een kracht die machines uitvindt
en in werking stelt maar er tevens slaaf van maakt. Een
kracht die beweert God te kunnen missen maar alles verknoeit wat met de schepping en de natuur te maken heeft.
Ik moet zwijgen en kalm blijven. Alles wat ik tot nu toe geschreven heb, is enkel bestemd om uit verlegenheid het
moment uit te stellen waarop ik voor de lezer zal moeten
verschijnen. Zie, ik ben slechts een klein verpleegstertje
dat, alhoewel het reeds veel mensen heeft zien sterven,


- 5 -

nog altijd in Gods barmhartigheid blijft geloven, dat toch


vaak ervaren heeft hoe de wil van de Onzichtbare zich op
het gepaste ogenblik kan doen gelden. Ik ben maar een
verpleegster. In een land dat ik niet zal noemen en in een
ziekenhuis dat onbekend moet blijven heb ik een man
zien sterven. Een man zonder naam en zonder nationaliteit, ik bedoel: zonder identiteitspapieren. In zijn tas
echter staken documenten, die ik wel verplicht was in te
zien. En daarvan begon met deze woorden:

Ik ben de man zonder naam, de man zonder verwanten,
zonder vaderland en zonder erfdeel.
Blijkbaar kon die tekst, een honderdtal getypte bladzijden, geen enkele aanwijzing geven nopens de identiteit
van de zwaargewonde. Maar wie weet? Ik wil eerlijk blijven en het oprecht bekennen, gezien ik over belijdenis
sprak: ik kreeg zin die zeer persoonlijke aantekeningen te
lezen. Tamelijk vlug gaf ik aan de bekoring toe.
Toen ik mijn gewetensbezwaren door mijn vrouwelijke
nieuwsgierigheid liet onderdrukken, kon ik onmogelijk
voorzien dat me een document in handen viel dat me
werkelijk door elkaar zou schudden en verpletteren. De
tekst was te belangrijk om zomaar in het vuur te werpen.
Het was te scherp actueel om aan iedereen te worden
doorgegeven. Het scheen te geloofwaardig om te verhinderen dat de verdediging van mijn Kerk boven elke andere beschouwing moest worden gesteld. Immers, aan de
gewezen protestantse die ik ben, in liefde bekeerd tot de
heilige katholieke en onsterfelijke Kerk, wordt eenvoudig
gevraagd een kleine of grote maar vooral volhardende
heiligheid te beoefenen. O! Ik weet wel dat God niet verdedigd hoeft te worden. Hij kan het wel zonder mij stellen. Ik weet echter ook dat Hij mij voorheen in dwaling
liet, in de droefheid van vragen zonder antwoord, in de
sfeer van opperste eigenwaan waardoor het bijvoorbeeld
mogelijk werd dat de katholieke leer eeuwenlang in gettos werd gekluisterd. Voor deze leer werd prikkeldraad
de uitdrukking van de rechtmatige en heilige wet. Och, ik
ben geen Ierse. Zoek maar niet naar mijn nationaliteit,
niemand zal ze ooit kennen. De Ieren hebben, zonder het
te beseffen, mij geholpen om wat meer moed aan de dag


- 6 -

te leggen. Moge mijn klein en nederig getuigenis ietwat


goedmaken wat grote wijzen en hooggeplaatsten hebben
verzuimd.

Mijn zwaargewonde was evenmin een Ier. Hij scheen van
Slavische oorsprong te zijn. Zonder belang overigens,
want hij kon toch niet meer spreken.
Ik deed nochtans alles wat nodig was om van hem enkele inlichtingen te verkrijgen. Ik verzocht hem de ogen te
sluiten wanneer hij een bevestigend antwoord had op
mijn vragen. Ik had het document nog niet gelezen. Weigerde hij mijn vragen te beantwoorden? Had hij er de
kracht niet toe? Hoe zal ik het ooit weten?

Het is pas na zijn dood, nadat ik het document had gelezen, dat ik begreep hoe zwaar zijn lijden moet zijn geweest bij zijn laatste gedachte aan deze ongeveer honderd bladzijden tekst, tekst die hij ongetwijfeld in een
vlaag van moedeloosheid en grote zwakheid had geschreven. Dit geestelijk lijden moet zeker duizendvoudig
groter zijn geweest dan de pijnen van zijn vele door een
ongeval veroorzaakte verwondingen en botbreuken.
Ik had niet het flauwste vermoeden van de onmetelijke
macht en het ongelooflijk belang van deze tot wrak geworden man. Anders had ik wel de nodige woorden gevonden waaraan hij behoefte had. Anders had ik wel het
omhulsel kunnen verscheuren waarin hij zich gewikkeld
had om zijn spijt (en waarom niet zijn geestelijk lijden?) te
verbergen. Een omhulsel, zelfs door jarenlange oefening
en hardnekkig werk verstevigd, kan in een honderdste
van een seconde worden verscheurd. God weet het en
ook de heiligen weten het.
Maar ik werd helemaal opgeslorpt door mijn taak als verpleegster of liever, neen, het is niet helemaal waar, want
voor mij (dat staat niet in mijn lessen geschreven, noch in
mijn leerboeken, noch in mijn examens) is het gebed de
aanvulling van elke geneeskundige handeling.
En ik bad voor deze man van wie men overigens had gezegd dat hij geen enkel identiteitspapier bezat.


- 7 -

Ik gaf hem een naam. Ik noemde hem Michal, omdat


deze aartsengel mij zo vaak geholpen heeft. Deze Hebreeuwse naam brengt mij vertroosting als ik tijdens onze
vernieuwde godsdienstige ceremonies, die zo luidruchtig
zijn als onze straten en voetbalstadions, al die nieuwe
bewoordingen moet aanhoren die men volkstaal pleegt
te noemen, maar die in de grond bedoeld zijn om indruk
te maken en ons het zwijgen op te leggen. Want dit alles
is slechts een klucht. Al deze redevoeringen, waarin men
ons uitnodigt als volwassenen te handelen en samen deel
te nemen (terwijl Christus de kinderen tot zich riep), vertegenwoordigen slechts een bespotting en verbergen ironisch genoeg een wreedaardig autoritarisme. Dit autoritarisme zou wel eens averechtse gevolgen kunnen hebben
Ik bad dus voor deze man die ik Michal had genoemd,
zonder echter te weten dat hij een van onze gevaarlijkste
vijanden was. Ook indien ik dat had geweten, dan nog
bleef het mijn christelijke plicht voor hem te bidden, ook
dan bleef het mijn plicht anderen met vurigheid en liefde
voor hem te laten bidden.

Thans laat ik voor hem missen opdragen. Het is echter
zo moeilijk missen te vinden die het vereiste ontzag tonen voor een duizendvoudig Heilig Offer en niet zijn verworden tot het bespottelijke aanhangen van een vriendschappelijke, broederlijke en medemenselijke maaltijd!
Helaas! Driewerf helaas!
Michal bezat een onvergetelijke blik. Maar ik kon deze
blik niet doorgronden.
Na zijn memoires te hebben bekeken, heb ik getracht de
kracht van die blik in mij te doen herleven. Ik wou zijn
verlangen kennen om te weten wat er met zijn memoires
moest gebeuren. Waarom had hij ze geschreven? Waren
die memoires geen duidelijk teken van grote zwakheid?
De enig grote zwakheid waaraan hij had toegegeven?
Welk oogmerk heeft hem daartoe gedreven? Was het
heerszucht of een dringende behoefte aan troost? Alleen
God weet het.


- 8 -

Vandaag heb ik een vriendin ontmoet. Ze wenst dat de


tekst wordt uitgegeven. Heb ik daar wel het recht toe? Ik
voel me zeer bedrukt omdat mij de lust ontbreekt deze
vraag in de biecht te stellen. Enkele jaren geleden zou ik
dit wel hebben gedaan. Neen, de zeer heilige deugd van
gehoorzaamheid is thans het geduchte en machtige wapen geworden waar onze vijanden, die zich onze vrienden noemen, zich van bedienen om alles wat we vroeger
waren af te breken en ons te kneden naar hun bedoelingen.
Dit kneden kan herkend en beschreven worden. Het is
ons goed bekend: het bestaat sinds meer dan vierhonderd jaar. Het heet protestantisme. Zie, we worden erg
vriendelijk uitgenodigd goede katholieken te blijven en
toch op weg te gaan volmaakte protestanten te worden,
stukje bij beetje, kleine ongehoorzaamheid na kleine ongehoorzaamheid, van valse nederigheid naar valse wroeging, van leugenachtige liefde naar bedrieglijke dubbelhartigheid, van bedekte en bewimpelde woorden naar
tweesnijdende zwaarden, zodat ons ja neen wordt en ons
neen ja. Echt geniaal bedacht! Moet dit dan de vorm van
christendom worden waarvoor men onze liefde vraagt?
De geschiedenis leert ons echter wie de Geduldigste is,
de Sterkste en de Getrouwste. Dat Michal mij vergeve
dat ik zijn rol in de openbaarheid breng. Ik doe het voor
zijn heil en ons aller heil. Ad majorem Dei Gloriam.


- 9 -

HOOFDSTUK 1

De man zonder naam


onthult het groot geheim van zijn leven
Ik vraag mij af: waarom deze aandrang om mijn memoires te schrijven? Eigenaardig toch. Ik heb de indruk
dat ik er hele nachten mee bezig ben in mijn dromen.
Vandaar een soort medeplichtigheid die me in mijn verbeelding ertoe verplicht overdag daaraan voort te werken. Om het even trouwens, niemand zal ze ooit lezen.
Te gelegener tijd zal ik ze wel vernietigen. Ik ben de man
zonder naam, de man zonder gezin, zonder vaderland en
zonder erfgoed. Ik behoor tot de groep mensen die door
de welgestelden en bureaucraten misprezen wordt. Om
al deze redenen heb ik domweg geleden, ook wegens de
goedheid van hen die me echt mochten. Had ik maar
geweten welk geluk daaruit kon voortkomen! Ik was echter te jong om te kunnen bevroeden dat uit groot onheil
zonnen van licht geboren kunnen worden. Het begon
allemaal met de heel kleine knaap die ik was. Toen reeds
had ik geen naam. Ik scheen drie jaar oud en slenterde
huilend door een Poolse straat. Het was in 1920. Ik vermoed dat ik in 1917 ben geboren. Maar in welk land?
Welke stad? Van welke ouders? Naar men mij later vertelde, kon ik nauwelijks praten.
Mijn Pools was uitermate slecht, mijn Russisch nog slechter. Duits scheen ik niet te vatten. Wie was ik? Ik kon
zelfs mijn naam niet meer zeggen. Toch had ik een naam
gekregen. Een naam waarop ik vroeger kon reageren. Nu
moet ik me tevreden stellen met de naam die door mijn
pleegouders werd bedacht. Vandaag nog, alhoewel vijftig
jaren zijn vervlogen, overspoelt me een golf van woede
wanneer ik terugdenk aan mijnheer en mevrouw X. Ze
waren goed, edelmoedig en grootmoedig. Ze waren kinderloos en namen mij als kind aan. Ik geloof dat ze mij
meer liefde gaven dan aan een eigen kind. Ze hadden
me lief omdat ik ze verlost had uit de wanhoop van een
onvruchtbaar huwelijk. Ik geloof dat ze mij versleten voor


- 10 -

een zuiver geschenk uit de hemel. Want hun vroomheid


was uitzonderlijk. Alles werd tot God herleid. Vanzelfsprekend leerden ze me, alsof het een spel was, ze
na te doen. Zo groot was hun deugdzaamheid dat ik ze
nooit van iemand kwaad heb horen vertellen. De dag dat
ze mij snikkend en van iedereen verlaten op straat vonden, waren ze nog jong. Ongeveer 35 jaar oud. Het
waren beide heel mooie mensen. Ik werd spoedig gevoelig voor de bijna overdreven liefde die hen verenigde.
Als ze naar elkaar keken en daarna omhelsden, doorstroomde een warme golf van genegenheid mijn kinderhart en kwam ik in verrukking.
Ze waren echt mijn vader en mijn moeder voor mij. Ik
sprak deze bezittelijke voornaamwoorden uit met een volkomen jeugdige vurigheid. Vooral mijn moeder gaf mij
een werkelijk overdreven liefde. Normaal had ik daardoor
onverdraaglijk moeten worden. Waarom dit niet gebeurde
weet ik niet. Van nature was ik kalm en vlijtig. Ik misdeed
hun niets. Verwijfd was ik niet, want ik kon behoorlijk
vechten. Om goed te vechten moet men geen driftig of
slecht karakter hebben. Mijn pleegouders, vooral moeder,
meenden dat ik een goed karakter had. Ze hadden echter
niet door dat ik, dankzij een gelukkig toeval, mijn wil aan
die van hun kon aanpassen, omdat ik eerzuchtig was.
Ze prezen me. Wat kan een jongen meer wensen? Op
mijn veertiende jaar kreeg ik schitterende schoolresultaten. Mijn beloning zou een reis worden naar Rome en
Parijs. Ik was zo verheugd dat ik niet meer kon slapen.
Slapen scheen tijdverlies. Ik wilde de reis goed voorbereiden. Ik verslond veel boeken om de beide steden grondig
in me op te nemen. Op zekere avond werd het me te
machtig. Het werd me bijna onmogelijk de ogen open te
houden. Toch wilde ik niet slapen. Ik beeldde me in dat
mijn vader over een krachtig middel beschikte om het
slapen te beletten. Ik sloop de salon binnen. Mijn ouders
bevonden zich in een aangrenzend vertrek. Ze spraken
over me. Ik verstond uit hun woorden dat ze zich ongerust voelden in verband met mijn paspoort omdat ik niet
hun bloedeigen zoon was.


- 11 -

Een verpletterende bliksem, begrijpt u? Romanschrijvers


plegen dit woord te gebruiken bij de onthulling van dergelijke plotselinge toestanden. Maar ik zeg dat het veel
erger was dan bliksem. Er bestaat geen woord om de
afschuwelijkheid van een dergelijke onthulling uit te drukken. En de smart die dan begint is onmetelijk diep en tegelijk heel klein als van een pasgeboren kind, eigenaardige smart die als bij een kind zal opgroeien, zich bevestigen en ontplooien. Wie er echter het slachtoffer van
is, beseft het niet. Ik wou sterven, mijn hart kon het niet
langer verdragen. Het bonsde, bonsde. De verontrustend
snelle hartslag leek volkomen in tegenspraak met het
blok graniet waarin ik werd omgetoverd. Minutenlang kon
ik niet meer bewegen. Ik was verpletterd. Ik weet niet hoe
lang mijn roerloosheid heeft geduurd, maar ik voelde nadat mijn hart het normale ritme had hervat, dat ik me opnieuw kon bewegen. Overal voelde ik pijn. Tot hiertoe
was ik van pijn en lijden bespaard gebleven.
Dit lijden echter was zo diep, zo overweldigend dat ze mij
helemaal in haar greep hield en mijn leven een tijdlang
volkomen beheerste. Dit lijden gebood mij het huis en
mijn pleegouders te ontvluchten. Ik rende dan ook dadelijk weg zonder iets mee te nemen. Ik schepte zelfs behagen in de gedachte dat ik helemaal naakt had moeten
wegvluchten om die lui daar mijn pleegouders mijn
haat te tonen. Want stellig, ze blijven zich voor mij inzetten en hebben dat steeds gedaan, die lui daar. De
haat, die ik voor hen voel, staat in verhouding tot de
liefde die ze mij hebben gegeven. Want ze hebben me
bestendig belogen, ook toen ze me liefde gaven. Ik vergeef het hen nooit dat ik hun echte zoon niet was! Ik
vergeef niets, uit beginsel. Indien ik logisch was zou ik
dankbaar moeten zijn: dankzij hen ben ik een der meest
geduchte n gevaarlijkste geheime agenten geworden. Ik
ben de persoonlijke vijand van God geworden. De gevaarlijkste geheime agent, die vast besloten is aan de hele
mensheid voor te houden en te onderwijzen dat God
dood is, dat God nooit bestaan heeft.
Mijn smart gebood me naar Wladiwostock te gaan. Ik
ging vastbesloten en verbeten op stap. Alhoewel ik een
stevige kerel ben, zag ik me toch verplicht na een paar


- 12 -

dagen marcheren tegen een muur aan te leunen om op


adem te komen. Ik voelde dat mijn krachten het begaven,
de muur verzwond in een wolk, ik viel languit op de grond
terwijl de snerpende kreet van een ver verwijderde stem
in mijn oren nagalmde: "Och, het is een arm jochie! Ik
draaide mij om met de bedoeling de vrouw, die de indruk
gaf mij te willen bemoederen, bij de keel te grijpen. Mijn
moordzuchtig plan werd onmiddellijk verijdeld door een
gevoel van walging. Nooit zou ik, zelfs niet met de vingertoppen, de huid kunnen aanraken van zulk een afschuwelijk vrouwmens. Ik wou praten, maar stikte. Twee vrouwen wilden mij alcohol ingieten. Ik spuugde het uit en
sliep dadelijk in. De dageraad wekte me. Een vrouw, bij
mijn bed gezeten, bekeek me. Ze had mij dus meegenomen! Wellicht was het dezelfde vrouw. Haar gelaat
was niet meer zo beschilderd. Ik zei: U bent minder walgelijk dan gister. Kalm antwoordde ze: Eergister.
Daarom had ik zulk een honger. Ik eiste eten te brengen.
De vrouwen zijn immers bestemd om mannen te voeden.
Ik hoopte dat deze vrouw wel zou begrijpen dat ik haar
nooit iets anders dan eten zou vragen. Ik moet bekennen
dat ze een hoop lekkere dingen bracht. Ik werd ietwat
inschikkelijker toen ze zei: U bent ontsnapt. U bent de
jongeman X. Ik gaf geen antwoord, wachtend op wat
verder zou gebeuren. Ze ging verder: Ik kan u over de
grens helpen naar Rusland.
Hoe kunt u weten dat ik naar Rusland wil? In uw
slaap hebt u het een en ander verteld. En zo hebt u
mijn naam vernomen? Neen. Door het dagblad. Uw
ouders smeken u terug te keren. Ze beloven u geen
verwijten te maken. Ik heb geen ouders!
Ze begreep dat ik vast besloten was, want ze zei: Ik heb
familie in Rusland. Ik kan u helpen, over de grens helpen.
Dit betekende een lichtpunt voor mij, een uitkomst. Ik
vroeg haar een brief te willen bezorgen aan een makker
van me die s middags van school zou komen. Ze scheen
werkelijk opgetogen iets voor mij te kunnen doen. Ik
schreef enkele woorden in codeschrift. We hadden ons
daarin geoefend uit tijdverdrijf. De inhoud van mijn briefje
bleef dus geheim. In deze dramatische toestand kon ik


- 13 -

gelukkig gebruik maken van iets wat ik voorheen als een


spel had gezien.
Bewuste makker was rijk. Tot zijn schade werd hij door
zijn ouders ergerlijk verwend. Hij kon over veel meer geld
beschikken dan hij nodig had. Ik hoopte maar dat hij die
dag een groot bedrag op zak zou hebben. Het geld besteedde hij toch maar aan nutteloze zaken, zodat ik elke
wroeging gerust opzij kon zetten als hij mij dit geld gaf. Ik
wist dat hij aan de vriendschap, die hem aan mij verbond
(ik wil zeggen: die ons aan elkaar verbond), vr elke
andere overweging zou verkiezen. Ik wist dat hij al het
geld, waarover hij onmiddellijk kon beschikken, in handen
zou spelen. Ik had hem mijn bedoeling niet verborgen in
het geheim naar Rusland te willen oversteken. In tegenstelling tot zijn vader hield hij van Rusland, omdat hij er
de durfkracht van bewonderde en omdat dit land zijn
moeders vaderland was.
Hoewel hij mij benijdde om mijn schoolresultaten was hij
toch een goede makker die, daar was ik zeker van, zich
liever zou laten doden dan mij verraden voor mijn overlopen naar Rusland. Ik herinnerde me zelfs dat een oom
van hem een belangrijke staatsfunctie bekleedde naar ik
meen in Leningrad. Ik vroeg hem het adres en een klein
woord van aanbeveling. Toen de vrouw gereed stond om
te vertrekken, voegde ik er gauw een woordje aan toe: Ik
wil lid van de Partij worden en in die Partij een groot man
worden. Ik wilde het als wraak, mijn wraak. De vrouw
wachtte mijn vriend bij hem huis op toen hij naar school
vertrok. Ze had geluk, het was net twee uur s middags.
Mijn vriend herkende haar en overhandigde haar een pak
met erin een lange brief in codeschrift en tevens een brief
in gewone taal die voor de oom was bestemd, plus daarenboven een fors bedrag. Een prachtjongen! Ik zal maar
niet verklappen hoe ik de grens overstak en te Leningrad
belandde. Het blijft om begrijpelijke redenen mijn geheim.
Mijn eerste bezoek aan de oom was onvergetelijk. Het
liet de indruk na van iets onsterfelijks. Ik herinner het me
nog tot in de kleinste details. Het herbeleven vrolijkt me
nog steeds op. De hoedanigheid van zijn staatsfunctie
kende ik niet. Ik besloot eerlijk spel met hem te spelen. Ik
wilde immers de hoogste top bereiken, waartoe ik me ge-


- 14 -

roepen voelde. Daarom was openheid met de oom geboden. Want hij was een buitengewoon man. Ik geloof dat
hij mij ogenblikkelijk doorzag. Ik beviel hem.
De oom vertelde dat grondige studie van de partijleer een
eerste vereiste was. Ook de talen waren belangrijk. Mijn
toekomst was afhankelijk van het succes van deze studies. Ik verzekerde hem dat ik in alle vakken zou uitblinken en steeds de eerste zou zijn. En dat ik bovendien in
kennis mijn leraren spoedig zou overtreffen. Het is aangenaam praten met een man waaraan men zijn ware gelaat kan tonen. Hij scheen erdoor gevleid, alhoewel hij
mijn vragen telkens met een ironisch lachje beantwoordde. Ik voelde me sterker dan de oom. Een golf van vreugde doorstroomde me, de eerste sinds mijn vlucht. Deze
vreugde was wel van korte duur. Dat leek me wel een
goed voorteken. Zes volle jaren studeerde ik met een
verschrikkelijke inzet. Ik had toen enkel twee grote en
enige vreugden: het driemaandelijkse bezoek aan de
oom en mijn geweldige haat tegen God, die mij de innerlijke zekerheid verschafte dat ik eenmaal de onbetwiste
leider van het wereldathesme zou zijn.


- 15 -

HOOFDSTUK 2
Waarin we vaststellen hoe onheil bijdraagt
tot het sterk maken van stervelingen
De oom was mijn enige vriend, de enige mens die mij
grondig kende. Voor alle anderen wilde ik zonder betekenis zijn. En dat lukte me zonder veel moeite. Voor vrouwen voelde ik niets anders dan een zekere walg. Ik had
misprijzen voor mannen die vrouwen al te zeer liefhebben. Mijn wil om maximaal te studeren werd aanzienlijk
vergemakkelijkt door een wonderbaarlijk geheugen. Een
aandachtig gelezen boek kende ik van buiten, zelfs wanneer het in een verwaande stijl geschreven was. Ik bezat
bovendien de gave om enkel te onthouden wat de moeite
waard was. Mijn uitmuntend verstand onthield enkel het
waardevolle en vermocht zelfs, in het geniep en met een
onweerstaanbaar genoegen, mijn grootste leraren te bedillen. Mijn voorliefde voor athestische leerstellingen, die
de grondslag en de uiteindelijke betekenis vormen van de
Partij, prikkelde in hoge mate mijn niet geringe ijver.
Na deze zes jaar lange en hardnekkige studies ontbood
de oom me op zekere avond. Niet bij hem thuis, zoals gewoonlijk, maar deze keer op zijn kantoor. Die dag kon ik
vaststellen dat hij een hooggeplaatste politiefunctionaris
was, wat ik steeds al had verondersteld. Hij deed me een
brutaal voorstel dat, naar zijn oordeel althans, me uit het
lood zou slaan. Hij zei: De tijd lijkt gekomen om u een
taak en een zending toe te vertrouwen: de verspreiding
van een strijdend en internationaal athesme. U zult de
strijd aanbinden tegen alle godsdiensten maar vooral
tegen de katholieke kerk, die de sterkste structuren bezit.
Om het efficint aan te pakken moet u het seminarie in
en een katholiek priester worden. Een minutenlang stilzwijgen was mijn enig antwoord, alhoewel een geweldige
vreugde mij doorzinderde. Ik huichelde een zekere onverschilligheid. De oom verborg zijn tevredenheid niet.
Kalm sprak hij verder: Om het seminarie te kunnen binnengaan moet u naar Polen terug, u verzoenen met uw
pleegouders en u bij de bisschop aanmelden. Even ont-


- 16 -

stond een opstandig gevoel. Nooit had de oom mij betrapt op een gebrek aan zelfbeheersing. Hij had mijn
innerlijke opstandigheid opgemerkt, doch hij leek voldaan
en zelfs vrolijk gestemd. Hij zei: Zo jonge man, u bent
toch niet helemaal van marmer. Die bedenking wekte
mijn woede op, maar ik zei droogweg: Ik ben van marmer en zal het blijven, wat er ook gebeure. De oom leek
ontspannen en zeer goed geluimd. Hij leek niet te beseffen dat mijn loopbaan, mijn roeping, dus ook deze van de
Partij, in grote lijnen door de beslissingen van die avond
werden bepaald.
Hij voegde eraan toe: Van marmer zijn is wel een goede
zaak, vooral voor iemand die geheim agent wil worden
maar in uw geval bent u verplicht, of u het al of niet wilt,
uw familie op te zoeken en uw grote genegenheid te betonen. Ik voelde me laf en ellendig en stelde gedrukt de
vraag: Zes volle seminariejaren lang? Hij antwoordde
koel en hard en het leek wel een beschuldiging: Wel,
wanneer ik ja zeg, welk antwoord krijg ik dan? Het kostte
me geen moeite hem te verzekeren dat ik me zou onderwerpen. Ik was verwonderd me sluwer te weten dan hij.
Glimlachend ging hij verder: U hebt het echt niet kunnen
verbergen. U waant zich slimmer dan de oom. De domme oom die naefweg zijn spel weet bloot te geven. Ik
werd rood, rood van ergernis. Dat gebeurt me nooit. Hij
vervolgde: Een geheim agent heeft geen bloed in de
aderen. Hij heeft geen hart, heeft niemand lief, ook niet
zichzelf, hij is eigendom van de Partij die hem levend en
zonder verwittiging kan verslinden. Prent dat heel diep in
uw hersens: waar u ook bent, we houden u in het oog. Bij
de minste onvoorzichtigheid gaat u naar de bliksem. Indien u gevaar loopt, zelfs buiten uw schuld om, reken dan
niet op ons. Wie gevaar loopt, wordt niet meer door ons
erkend.
Ik antwoordde: Dat alles weet ik wel maar ik ben zo vrij
de vraag te stellen: waarom dan toch genegenheid betonen aan mijn vermeende familie? Ik heb u nooit mijn haat
verborgen. De haat, zei hij, behalve de haat tegen
God, naar Lenins voorbeeld, mag ons niet van dienst zijn.
Ik acht het noodzakelijk dat u aanvaard wordt door een
echte bisschop van uw land van oorsprong, dus Polen.


- 17 -

Het is echter niet onze bedoeling u godsdienst in dat land


te laten studeren. U zult studeren aan de overzijde van
de Atlantische Oceaan. Dit blijft echter tussen ons. U
moet verwondering huichelen wanneer u het bevel krijgt
daarheen te gaan. De gek, die Duitsland in zijn macht
heeft, stuurt aan op een oorlog in Europa. Het lijkt ons
voorzichtiger u naar Canada te sturen voor uw studies.
Bovendien, de seminaries in Europa zijn strenger dan in
Amerika. De oom raadde onmiddellijk mijn nauwelijks
merkbaar protest en vervolgde: Ik weet wel dat u in staat
bent om het zes jaar vol te houden in een streng seminarie, zonder desertie. Dat doet niet terzake. Maar we achten het noodzakelijk voor onze actie dat u de wereld kent.
U moet de kunst aanleren om door uw woorden de mensen van het geloof af te brengen. Let wel op, u moet dat
doen zonder ooit verdacht te worden. We hebben niets
aan jongens die zich gemakkelijk laten vangen. U zult
priester blijven tot aan de dood. Al uw uiterlijke gedragingen zullen het kenmerk dragen van trouw en kuisheid.
Trouwens, ik ken u, u bent een verstandsmens en een
uitstekend denker.
Daarop gaf hij enkele aanduidingen over de werking van
het departement (van de Partij) waarvoor ik mij zou inzetten. Ik had gehoopt eenmaal het hoofd te zullen worden
van dat departement waaraan ik mijn hele leven zou wijden. Ik kreeg een opdracht: dadelijk na mijn intrede in het
seminarie moest ik trachten te ontdekken hoe ik kon vernietigen wat men onderwees. Met dat doel voor ogen
moest ik aandachtig en vooral verstandig, dat wil zeggen
zonder hartstocht, de kerkelijke geschiedenis bestuderen.
Ik mocht niet uit het oog verliezen dat godsdienstvervolging enkel maar martelaars creert, waarvan de katholieken terecht beweren dat ze het zaad zijn van de christenheid. Dus geen martelaars maken! Nooit vergeten dat
alle godsdiensten gebouwd zijn op angst, de oerangst
der voorvaderen. Alle godsdiensten zijn uit die angst ontstaan. Door angst uit te bannen, maakt men godsdienst
onmogelijk. Dat volstaat echter niet. Het is uw taak, zei
de oom, goede methodes te ontwikkelen.
Ik trilde van vreugde. Hij voegde eraan toe: Om de week
zult u mij schrijven, kort en goed samengevat, om slag-


- 18 -

zinnen (slogans) voor te stellen die wereldwijd moeten


worden verspreid. U legt uw beweegredenen uit. Na een
zekere periode zult u rechtstreeks met het net in contact
worden gebracht. Dit betekent dat tien personen onder
uw bevel zullen staan. Deze tien personen zullen elk op
hun beurt het bevel krijgen over tien anderen. Zij kunnen
u alleen bereiken buiten mij om. Die methode voorkomt
elk verraad. We hebben reeds heel wat priesters in alle
landen waar het katholicisme domineert. U zult ze echter
nooit kennen. Een ervan is bisschop. Wellicht komt u met
hem in contact. Dit zal afhangen van de graad die u in de
organisatie zult bereiken. We hebben overal waarnemers, voornamelijk oudgedienden die de wereldpers
doorpluizen. Regelmatig wordt u een algemene samenvatting bezorgd. Het zal ons niet moeilijk vallen uit te
maken hoeverre uw gedachten en slogans in de hersenen van de massamens zijn binnengedrongen. Vergeet
nooit: een gedachte is pas prima wanneer ze wordt aanvaard en overgenomen door een of andere dwaze auteur
of journalist die deze gedachte voorstelt alsof die uit zijn
brein is ontsproten. Niets is zo ijdel als een auteur of journalist. Voor onze actie zijn ze van grote waarde. Vorming
hebben ze niet eens nodig. Ze verrichten zonder het te
beseffen een hoop werk voor ons, of liever zonder het te
willen.
Ik vroeg hem hoe met hem in contact te blijven wanneer
de oorlog zou uitbreken. De oom had alles voorzien. Ter
gelegener tijd zou ik een brief ontvangen, gepost in een
vrij land en buiten het bereik van de vijandelijkheden. Die
brief zou mijn geheim kengetal E.S.1025 vermelden als
bewijs van geldigheid. E.S. betekende: lve sminariste
(seminarist in opleiding). Zou dan het getal 1025 een
volgnummer zijn? Ik had het goed geraden, want de oom
knikte bevestigend. Zo dus, riep ik uit, zijn 1024 seminaristen en priesters in deze loopbaan voorgegaan?!
Inderdaad, gaf hij droogjes toe. Ontmoedigd om deze
openbaring was ik wel niet, echter wel diep geschokt en
vernederd. Graag had ik deze 1024 onnozele halzen gewurgd! Ik zei enkel: Moeten het er zoveel zijn? De oom
glimlachte even. Het leek nutteloos hem mijn gedachten
te verbergen. Hij doorzag mij volledig. Aarzelend waagde
ik toch een vraag: Moet ik geloven dat mijn voorgangers


- 19 -

hun werk niet behoorlijk hebben verricht, gezien het feit


dat de werving doorgaat? Hij weigerde daar antwoord op
te geven.
Ik wilde graag van hem horen in welke mate ik met hen in
contact zou komen, althans met enkelen. Ik kreeg de
stellige verzekering dat ik nooit iemand van hen zou leren
kennen voor wat ze zijn. Ik begreep het niet. Ik was de
kluts kwijt! Hoe zouden we, stamelde ik, goed werk
kunnen doen zonder onderling verband en wedijver met
elkaar, ver van elkaar verwijderd? - Wat betreft het onderlinge verband, wees gerust, daar hebben we voor gezorgd. Alleen de mannen aan de top kennen de details
van het stelsel. Wat de onderlinge wedijver betreft: we rekenen enkel op uw onvoorwaardelijke liefde voor de Partij. Ik heb niet verder aangedrongen. Ik kon toch niet
zeggen dat de Partij helemaal niets zou bereiken op het
athestisch front zolang ik niet aan het hoofd zou staan
van dat departement! Ik was er me terdege van bewust
dat ik mijn 1024 voorgangers in alles zou overtroeven. En
daarom dreef ik hen bewust naar de verste uithoek van
mijn gedachten.


- 20 -

HOOFDSTUK 3
Waar hoogmoed verheerlijkt wordt en
doorgaat voor een schitterende en
overheersende deugd
Na die gedenkwaardige avond verzocht de oom mij een
aantal geheime en gewichtige dossiers door te nemen.
Het was opwindend. Hoewel deze memoires nooit het
licht zullen zien of worden gepubliceerd, wil ik toch voorzichtig zijn en er niet te veel melding van maken. Ik ken
menigeen die een fortuin zou schenken, alleen maar om
ze te mogen filmen. Het maakt me vrolijk, want het zou
volstaan een machine uit te vinden die in mijn geheugen
kan lezen. Diezelfde week kreeg ik een aantal nuttige
adressen en telefoonnummers toegespeeld in verschillende landen. Al die voorzorgen voorspelden een op handen zijnde oorlog. Ik brandde van verlangen om Europa
te verlaten. Immers het welzijn van de mensheid zou te
zeer in gevaar worden gebracht door mijn mogelijke dood
of door een tamelijk lange militaire diensttijd die me zou
afstompen.
De oom stelde voor om over de wereldpolitiek te praten.
Ik had bitter weinig belangstelling voor die wetenschap.
De oom maakte een scherp verwijt, want hij wees erop
dat athesme een vertakking is van de politiek, naar zijn
oordeel de belangrijkste vertakking. De oom, die mijn
gedachten scheen te lezen, sprak verder: Ik geef u geen
ongelijk wanneer u beweert dat het athesme centraal
moet staan en de basis moet vormen voor ons denken,
maar op dit terrein mist u elke ervaring en u moet nog
heel veel leren. Gergerd gaf ik toe, maar onbewogen liet
ik me ontvallen: En toch heb ik een voorstelletje om een
nieuwe algemene richting te bepalen voor onze strijd.
Een grote voldoening vrolijkte klaarblijkelijk het gelaat
van de oom op. Ik geloof dat hij me liefhad en me innerlijk
prees. Een weinig uitdagend bekeek ik hem. Spreek,
zei hij, wees echter kort. Wat kon ik nog meer wensen?
Hij voelde zich bereid tot luisteren. Ik begon rustig: We
moeten het godsdienstig gevoel niet bestrijden maar wel


- 21 -

het verheerlijkend richten op een utopisch doel. Er volgde een lange stilte. Blijkbaar kon de oom de gedachte
niet verwerken. Geef een voorbeeld, beval hij. Ik had
beet. Ik had het dus bij het goede eind. Het leek op dat
ogenblik alsof ik de hele wereld in mijn greep hield. Rustig gaf ik meer uitleg: We moeten bij de mensen en vooral de geestelijken de gedachte erin hameren dat er naar
een wereldkerk moet worden gestreefd waarin alle kerken zullen samensmelten. Om aan die gedachte een duidelijk omlijnde gestalte te geven, moet bij de vromen en
dan vooral de Rooms-Katholieken een schuldgevoel worden aangewakkerd aangaande de enige waarheid die ze
in pacht menen te hebben.
Gaat u niet een beetje te ver in het tweede gedeelte van
uw voorstel? Draaft u geen droombeelden achterna?
Naar Utopia toe? Helemaal niet, reageerde ik. U
weet het, ik was vroeger katholiek, zelfs een goed katholiek. Tot mijn veertiende was ik zeer vroom en ijverig. Ik
weet hoe men vrome mensen maakt. Ik geloof vast dat
het betrekkelijk makkelijk zal zijn de katholieken ervan te
overtuigen dat bij protestanten, moslims, Joden, enz. ook
heiligen te vinden zijn, evengoed als bij hen Goed
mogelijk, jongen, maar dan? Welk gevoel zal zich dan
wel bij die andere godsdiensten openbaren? Het zal
verschillend zijn al naargelang ras, temperament, mentaliteit en godsdienst. Ik moet dit probleem nog grondig
bestuderen. Maar hoofdzaak is dat de katholieke Kerk
dodelijk en zelfs definitief in het hart wordt getroffen. Die
Kerk is de gevaarlijkste. Hoe beeldt u zich die wereldkerk in waarnaar we alle gelovige kudden zullen drijven? - Ik zie ze, die wereldkerk als een zeer eenvoudige kerk. Ze kan trouwens niet anders dan eenvoudig
zijn. Om alle kudden tot binnentreden aan te sporen moet
men enkel het onduidelijk beeld ophangen van een min
of meer scheppende God, van een min of meer goede
God. Dat zal afhankelijk zijn van de periode waarin de
wereld zich bevindt. Ten slotte zal dat soort God enkel
nog van nut zijn tijdens dagen van rampspoed en groot
leed. Tijdens die dagen zullen de tempels weer vollopen.
De oerangst zal daarvoor zorgen. Op alle andere dagen,
echter, zal God vergeten zijn!


- 22 -

De oom dacht enkele minuten na en opperde: Ik vrees


dat de katholieke geestelijkheid zich spoedig van het
gevaar bewust wordt en zich daarom vijandig zal opstellen tegen uw plan. Mijn antwoord kwam vlug: Inderdaad, tot nog toe is het die weg gegaan. Proefbalonnen
werden reeds opgelaten door niet-katholieken om mijn
programma ingang te doen vinden, maar vrij vlug heeft
de Kerk elke toegangspoort afgegrendeld. Juist daarom
heb ik de methode bestudeerd om de Kerk van Rome
van mening te doen veranderen. Ik besef wel dat het
geen makkelijk karwei zal zijn. Wellicht zullen twintig,
misschien zelfs vijftig jaren nodig blijken om het programma te verwezenlijken. Slagen doen we zeker omdat de
massa van de katholieken uit slappelingen bestaat.
Wat voor middelen zult u daartoe gebruiken? Veelsoortige en subtiele middelen. Beeldt u de katholieke
Kerk in als een glazen bol. Om die bol te vernietigen,
moeten we hem op verschillende punten treffen totdat hij
zijn bolvormigheid verliest en daar nog maar weinig op
lijkt. Met geduld moeten we te werk gaan. Ik zit met een
hoop gedachten die bij eerste overweging wellicht kleingeestig en kinderachtig kunnen lijken. Ik ben er echter
rotsvast van overtuigd dat het geheel van die schamele
kinderachtigheden uiteindelijk een onzichtbaar maar heel
doelmatig wapen zal zijn. - Goed, zei de oom, geef
een beschrijving op papier, ik zal het plan onderzoeken.
Langzaam nam ik mijn tas op, pakte er een map uit die
een kostbare arbeid bevatte, namelijk de uiteenzetting
van mijn gedachten. Dit document legde ik met een grote
innerlijke voldoening op het bureau. De oom zette zich
dadelijk aan het lezen, wat ik niet had durven hopen. Wel
een bewijs dat hij in mij geloofde en grote verwachtingen
koesterde. Had hij geen groot gelijk, de lieve oude man?
Toen hij klaar was met lezen, wat meer tijd in beslag nam
dan ik had verwacht, bekeek de oom mij en zei: Ik zal
dat werkstuk door mijn raadgevers laten onderzoeken.
Kom over acht dagen en op hetzelfde uur het antwoord
afhalen. Maak u inmiddels klaar om naar Polen te vertrekken. Neem dit hier mee, zei hij, terwijl hij me een
enveloppe toestak, dik gevuld met roebels, meer dan ik
ooit had bezeten.


- 23 -

Met een soort razernij bezocht ik alle schouwburgen en


cinemas, maar ik begon ervan te walgen. Ik kocht een
groot aantal boeken maar wist niet goed hoe ze te verzenden. Ik stelde mijn hoop echter op de oom die het wel
voor elkaar zou krijgen dankzij een of andere diplomatieke relatie. Acht dagen lang leefde ik in een soort roes.
Ik voelde mijn lichaam niet en sliep praktisch niet.
De vraag kwam bij me op, en dit was wel de eerste maal
in mijn leven, of ik niet zou pogen een vrouw te ontmoeten. Maar de geestelijke verrukking, die me toen in zijn
greep hield, gaf een negatief inzicht en ik achtte het de
moeite niet waard. Ik vreesde zelfs door dergelijk alledaags en wellicht vleselijk verkeer nadeel te berokkenen
aan het ontworpen plan dat thans door de hoogste leiders van de dienst werd bestudeerd. Was het niet van
elementair belang mijn kans zuiver te houden tot onmiddellijke promotie om op die manier ettelijke graden in de
hirarchie van de dienst te kunnen overslaan en voorrang
te krijgen op een zo groot mogelijk aantal van mijn 1024
voorgangers, die zeker niet uit mijn hout waren gesneden?
Op zekere avond trachtte ik me te bedrinken. Ik wou ervaren of drank in staat was mijn hersenen een nieuwe
impuls te geven. Het mislukte volkomen en ik durf te stellen dat alcohol nog noodlottiger is dan godsdienst. Wat
een waarschuwing! De dag kwam waarop ik me opnieuw
volgens afspraak op het kantoor van de oom aanmeldde.
Mijn hart klopte heel wat sneller dan normaal. Het berokkende me echter niet veel last en ik hoopte maar dat
niemand het zou opmerken. Hij bekeek mij een lange tijd.
Met een brede glimlach vertrouwde hij me toe dat zijn
chef mij persoonlijk wenste te ontmoeten. Ik kwam niet
onder de indruk van dat bericht omdat ik ervan overtuigd
was dat de chef zich die moeite niet zou getroosten
tenzij hij zijn afkeuring wilde betuigen. Wel voelde ik dat
mijn plan ook door de chef ernstig werd genomen. De
ontmoeting met die beruchte leider deed me werkelijk
opschrikken. Ik voelde ogenblikkelijk een sterke afkeer
voor zijn uiterlijke verschijning. Opschrikken is wel een
gepaste uitdrukking, want vandaag, bijna dertig jaar na
die ontmoeting, hoef ik maar de ogen te sluiten om hem


- 24 -

terug te zien en hem aan te voelen. Hij bezat een ongelooflijke aanwezigheid, zodanig zelfs dat alle anderen
arme marionetten leken te zijn. Ik verfoei wel mijn eigen
gewaarwording maar ik moet eraan toevoegen dat ik die
aanwezigheid aanvoelde als van een monster. Hoe
kunnen brutaliteit, gemeenheid, sluwheid, sadisme en
alledaagsheid zo innig met elkaar verenigd zijn in n
enkel persoon? Die man behoorde ongetwijfeld tot dat
soort mensen die in gevangenissen en interneringskampen hartstochtelijk genieten van de folteringen die anderen wordt aangedaan. Welnu, ik verafschuw wreedheid
omdat ze stellig een bewijs is van zwakheid. En omdat ik
elke zwakheid minacht, hoe zou ik ooit de houding van
de oom kunnen goedkeuren, een houding die van walgelijk slaafse onderwerping getuigde aan de bruut die
ons ontving? De woesteling deed net als alle leiders:
strak keek hij mij in de ogen om te zien. Om te zien
wat? Bij mij is niets te zien, kameraad! Nooit krijgt hij die
kans, dacht ik met voldoening.
De leider vroeg op de man af waar ik het meest om gaf.
Het kostte me geen moeite te zeggen: de verpletterende
triomf van de Partij hoewel de waarheid toch heel wat
subtieler is. Bezat deze leider dan niet de minste
subtiliteit? Ondenkbaar! Nonchalant liet hij zich ontvallen:
Vanaf vandaag staat u op de lijst van de actieve geheime agenten. Om de week geeft u richtlijnen. Ik reken op
uw ijver. Ik neem aan dat het een bepaalde tijd zal vergen om de godsdiensten van binnenuit te vernietigen.
Het is echter strikt noodzakelijk dat uw richtlijnen onmiddellijk weerklank vinden bij auteurs en journalisten en
zelfs bij theologen. Neem er nota van: we beschikken
over een ploeg mensen die over de gehele wereld alle
godsdienstige bladen en geschriften nakijken om te ontdekken of er nuttige gegevens in staan, gegevens die
moeten dienen voor het uitdenken van nieuwe richtlijnen
voor onze geheime agenten. Sta uw mannetje! Doe alles
om door ons geprezen te worden. Ik koester goede hoop,
want u wekt de indruk alles reeds op uw eentje begrepen
te hebben.
De woesteling was geen idioot. Hij zou van mij en van
mijn werk wel horen, daar was ik zeker van. De kwets-


- 25 -

baarheid van de Christenen was me te zeer bekend om


te kunnen twijfelen aan het welslagen van mijn onderneming. Ik geloof dat die kwetsbaarheid ligt in het begrip
naastenliefde. In naam van die hoogstheilige naastenliefde lukt het zeker om het even welke wroeging op te
roepen. Wroeging verwekt steeds een toestand van verminderde weerstandskracht. Men kan het eveneens geneeskundig en wiskundig verklaren en alhoewel die twee
begrippen niet samengaan, slaagde ik er toch in ze met
elkaar te verzoenen. Bij ons afscheid groette ik de leider
waardig en beleefd. Ik bedankte hem koeltjes. Ik wou
zeker niet de indruk wekken dat hij me in de greep had.
In gesprekken met de oom hoedde ik mij ervoor om het
even welke commentaar over de leider te geven. Trouwens, ik wenste mezelf geluk om mijn misprijzen voor die
onuitstaanbare kerel, op grond waarvan ik in staat was
mezelf te verlossen van elke schuchterheid tegenover de
groten der aarde. En telkens weer kwam ik tot de conclusie: ik was wel degelijk de grootste en de sterkste!


- 26 -

HOOFDSTUK 4
Waar de magistraal geveinsde bescheidenheid
in botsing komt
met een volmaakt nederige hindernis
Ik vertrok naar Polen. Ik probeerde mezelf er van te overtuigen dat mijn grote vaardigheid in veinzen en huichelen
het onweerlegbare bewijs was van mijn acteurstalent. Op
mijn eenentwintigste, na zes jaar lang als een eenzaam,
arm en eerzuchtig student te hebben geleefd, kreeg ik als
opdracht in de huid te kruipen van een vriendelijke, voorkomende, gehoorzame en vrome jonge man. Erger nog,
door mijn vroomheid voelde ik mij verplicht naar het seminarie te gaan!
Een erg fraai spel als inzet voor mijn loopbaan! Mijn zogenaamde moeder beetnemen beschouwde ik niet als
een moeilijke opdracht. Maar de dokter, mijn zogenaamde vader? Ik geloof dat hij de enige man in mijn leven is
geweest voor wie ik ooit bang ben geweest. Toch werd ik
verplicht om tot elke prijs hem de baas te worden. Niet
zozeer om zijn steun te krijgen voor mijn intrede in het
seminarie, die had ik niet nodig, maar wel om mezelf de
efficintie van mijn huichelspel te bewijzen. Zijn wantrouwen mocht niet worden gewekt. Ik mocht niet verdacht
overkomen. Deze man beschouwde ik als een toetssteen
van mijn waarde. Omstreeks zes uur s avonds belde ik
aan bij mij thuis. Ik hoopte met haar een uurtje alleen te
zijn vr zijn thuiskomst.
Zij was het die opendeed! Ik had geluk! Ze was er niet
jonger op geworden. Niet de minste schmink. Ze scheen
ziek te zijn. Toen ze mij zag begon ze te beven. Er volgde een huilpartij. Welnu, vrouwen horen echt thuis in
harems waar mannen ze enkel bij grote noodzaak gaan
bezoeken. Ik vroeg nederig en ontroerd (wat een spel!)
vergiffenis voor mijn langdurige afwezigheid, in de heimelijke hoop dat mijn berouw het verleden spoedig zou doen
vergeten en alles zou effenen vr de komst van de dok-


- 27 -

ter. Ik zag er werkelijk tegenop ditzelfde berouw aan een


echte man te tonen.
Ik wist dat ik met haar spoedig in het reine zou komen,
dankzij de vreugde van het wederzien en dankzij mijn
edele toekomstplannen. Daarom meldde ik haar mijn onweerstaanbare drang naar het priesterschap. Ik wist dat
dit het summum betekende van haar wensen. De arme
dwaze voelde zich zo gelukkig dat ik haar eender wat
had kunnen doen slikken. Ze wou vernemen hoe ik tot
die zo geliefde en gelukkige roeping was gekomen. Wel
had ik voordien enkele verklaringen bedacht, maar nadien achtte ik het verkieslijk dit spel niet op voorhand te
bedenken en alles aan het toeval over te laten. Gewoonlijk klinkt het gemproviseerde minder vals dan het vooraf
bedachte. Ik diste haar een verhaal op over een verschijning, en dat was helemaal naar haar zin. Ik wist dat de
dokter dergelijke dingen erg wantrouwde. Zij echter had
een groot zwak voor het wonderbare. Door dit verhaal
was ik verzekerd van een bepaalde verdeeldheid tussen
man en vrouw, wat mijn toestand van verloren zoon ietwat vergemakkelijkte. Terwijl ze met elkaar zouden twisten over fysica en metafysica, zouden ze mij met rust
laten.
Ik gaf haar dus het vervoerend verhaal over een hemelse
verschijning. Ik droeg er zorg voor dat alle bijzonderheden nauwkeurig in mijn geheugen bleven geprent om het
gevaar voor latere tegenspraak te vermijden. Ik vond het
schilderachtig te beweren dat ik een bezoek had gekregen van Sint Antonius van Padua. Zou de patroon van de
verloren voorwerpen zich ook niet bekommeren om verloren kinderen? Die heilige is zo volksgeliefd dat men hem
welk mirakel ook mag toeschrijven. De vrome lui zullen
wel volgen. Sint Antonius had mij dus een bezoek gebracht met vanzelfsprekend het kindje Jezus in de armen. Dit ontroerend vroom tafereeltje paste uitstekend in
mijn spel. Terwijl we allebei zwommen in een honigzoete
vroomheid, kwam de dokter thuis. De ontmoeting met
een redelijk wezen bracht opbeuring. Ik begreep onmiddellijk dat hij mij niet geloofde. Met hem zou het spelletje
heel wat moeilijker te spelen zijn, dus heel wat prettiger.
Tenslotte vond ik het noodzakelijk mijn zogenaamde va-


- 28 -

der te overtuigen. Ik was het aan mezelf verplicht hem


minstens te dwingen te doen alsof. Die eerste avond verliep eerder pijnlijk. De dokter behoort tot de eerder zeldzame verstandige mensen die mijn wegen hebben gekruist. Het spelgenot zou des te groter worden.
De dag daarop vroeg ik om een audintie bij de bisschop.
Mijn schijnmoeder kende hem van jongsaf. Hij ontving mij
vriendelijk, echter zonder de minste geestdrift. Hij behoorde tot de groep katholieken die menen dat een roeping best niet wordt aangewakkerd maar eerder bestreden. Een ware roeping moet over alle hindernissen zegevieren. Die geestesgesteldheid was me niet onbekend en
niet van dien aard om me te ergeren. Nochtans moet ik
erkennen dat ze wel iemand, die geen roeping heeft, in
verwarring kan brengen. Het lukte me uitstekend bij de
bisschop een christelijk nederige houding te veinzen. Ik
had dan ook de indruk dat hij niet ontevreden over mij
was. Nochtans verzocht hij een bezoek te brengen aan
de pastoor van mijn parochie en tevens aan een kloosterling die befaamd was om zijn gave van de onderscheiding van geesten. Deze duistere woorden willen enkel
beduiden dat de brave kloosterling zich wist in te beelden
dat hij alle valse roepingen kon ontdekken, zowel de echt
ingebeelde als de meest perverse.
Een brave doodeenvoudige pastoor kreeg ik te zien. Zijn
hartenwens: eindelijk eens in zijn parochie een roeping te
zien openbloeien. Hij was bereid me alles te schenken
wat hij bezat, dat wil zeggen praktisch niets, om daarmee
zijn feestelijke stemming tot uitdrukking te brengen. Die
heilige geestdrift kon van nut zijn, vooral bij de dokter. Ik
verzocht mijn pleegmoeder de pastoor voor een maaltijd
uit te nodigen. Ik snoepte van dit tafereeltje, want de man
bezat een kinderziel. De dokter voelde zich geenszins in
zijn nopjes in het gezelschap van die man, behorend tot
een uiterst zeldzaam soort mensen waarvan men toch
beweert dat ze tot heiligen zijn gegroeid. Hoe kon de dokter, een eerlijk christenmens, aan heiligen weerstaan?
Opgeruimd trok ik naar de kloosterling, befaamd om zijn
grote scherpzinnigheid.


- 29 -

De eerste kennismaking was ontgoochelend. Zijn traagheid en herhaald lang stilzwijgen werkten op mijn zenuwen. Ik haalde uit mijn arsenaal alle clichs op die een
gunstige indruk wekken bij de beschrijving van een ware
priesterroeping. Inwendig moest ik toch lachen: beeldde
die man zich werkelijk in mijn diepste gedachten te kunnen lezen? Hoe kon hij weten dat ik geheime gedachten
had? Het onderhoud duurde heel lang. Ik kreeg de
smaak te pakken. Ik sprak buitengewoon vlot en beluisterde mezelf met grote voldoening. Vanzelfsprekend legde ik een bescheiden houding aan de dag. Bescheidenheid is een deugd die makkelijk na te bootsen is. Het is
zelfs een zeer vermakelijk spel. Ik ben een kei in het
huichelen van bescheidenheid, zoals ik een kei ben in het
opvoeren van allerlei komedies. Over een zogezegde
verschijning van Sint Antonius van Padua repte ik niet.
Mocht mijn pleegmoeder hem daarover hebben gesproken, dan was het verkieslijker daarover te zwijgen. Kon
hij daardoor niet worden gesticht?
Ik ging er fier op hem te vertellen dat ik nooit een vrouw
had gekend en geen belang stelde in dat geslacht, enkel
goed om kinderen voort te brengen. Ik dacht dat dit voor
hem een zeker bewijs van ware roeping kon betekenen.
Het woord roeping mocht ik terecht gebruiken voor de
taak die ik had aanvaard in de leidende kaders van de
Partij. Bovendien werd mijn afkeer voor vrouwen, bekeken vanuit het begrip roeping, een soort teken van voorbestemming. De ware apostel en evengoed de antiapostel mag geen andere liefde kennen dan deze voor
het apostolaat. Als tijdens het gesprek het woord apostolaat ter tafel kwam, zorgde ik telkens voor een nederige
welsprekendheid. Het moest voor de kloosterling wel duidelijk zijn dat ik een ijverig priester zou zijn.
De man spande menige valstrik. Hij wou mij laten liegen.
Kinderachtig! Een verstandig mens weet toch dat leugentaal zelden mag worden gebruikt. Wanneer ik me verplicht zie een leugen te vertellen, dan snelt mijn sterk geheugen me steeds ter hulp om niet in tegenspraak te komen. Zich tegenspreken brengt automatisch de waarheid
aan het licht. Ik beweer dat een flinke leugen echte waarheid moet worden voor hem die ze heeft uitgesproken.


- 30 -

Pas dan wordt die leugen ook waarheid voor anderen. De


kloosterling wenste te vernemen waarom ik mijn pleegouders zes volle jaren zonder enig nieuws had gelaten.
Toen werd ik echt pathetisch. Het viel mij niet moeilijk
naar het verleden terug te grijpen om de golven van leed
en verdriet te herbeleven, die me naar Rusland hadden
gedreven. Terecht scheen de monnik te vrezen dat ik
communist was geworden. Ik verzekerde hem dat politiek
me onverschillig liet. Mijn zes jaar lang stilzwijgen kon ik
eenvoudig niet verklaren. Ik geloof dat het soms nuttig is
zich als een zwak en kwetsbaar mens voor te doen.
De hooggeplaatsten en welgestelden voelen zich dan
heel gelukkig u in bescherming te nemen. Ik legde er zelfs
de nadruk op dat mijn schuldig stilzwijgen de wroeging
van mijn leven zou blijven, hoewel ik toch liet doorschemeren dat mijn pleegmoeder zich beloond voelde door
mijn priesterroeping. Ik was er van overtuigd dat de oude
monnik door deze argumenten werd getroffen en het niet
zou aandurven mijn moeder te beroven van de enige
vreugde die ze in haar oude dagen zou beleven aan mijn
priesterschap. Vanzelfsprekend verwoordde ik die laatste
gedachte niet. Het leek me te onvoorzichtig. Ik koesterde
echter de hoop dat alles voor elkaar zou komen. Hoe
meer de tijd vorderde, des te hartelijker werd ons gesprek. Ik was buitengewoon tevreden en we namen als
goede vrienden afscheid. Enkele dagen verliepen. Er
kwam niet het minste nieuws. Ik kreeg de indruk dat de
Kerk niet bijster haastig was met het aanmonsteren van
een nieuwe seminarist. Inmiddels werkte ik hardnekkig
en met de grootste ijver aan de opmaak van nieuwe richtlijnen die, via Rusland, de hele wereld moesten treffen.
Eindelijk werd ik naar het bisdom geroepen. En daar
stortte de wereld voor me in: de bisschop wist heel vriendelijk en kalm te vertellen dat de monnik van mening was
dat ik niet de minste roeping had.


- 31 -

HOOFDSTUK 5
Een roemzuchtig antichristelijk programma
leidt tot moord
Mijn pleegmoeder werd ziek en ging ter observatie naar
het ziekenhuis. Mijn pleegvader werd hoogstwaarschijnlijk door een gevoel van medelijden overdreven aardig
voor me. Ik betaalde hem met dezelfde munt terug, maar
met waardigheid. Hij informeerde naar mijn plannen voor
de onmiddellijke toekomst. Ik geef het niet op, maar als
de Kerk niet van mij wil weten, studeer ik geneeskunde.
Het bekende refreintje: gezond lichaam, gezonde ziel,
zou hem wel overtuigen. Vanzelfsprekend had ik een
telegram gezonden naar de oom. Het monnikgeval mocht
niet verzwegen worden. De priester, die als brievenbus
fungeerde, bezorgde me een spoedantwoord. De inhoud
was kort en weinig verrassend. Het luidde: Ruim de hindernis op.
Zoals alle geheime agenten had ik een voortreffelijke opleiding ontvangen, die me in staat stelde flink mijn mannetje te staan. Ik kon evengoed aanvallen als verdedigen.
Ons lichaam was uitstekend gedrild voor toepassing van
geweld. Ik overdacht grondig wat met de monnik moest
gebeuren: een ongeval voorwenden of een plotselinge
hartstilstand. Werd volledige onderwerping aan een bevel
vereist of kon ik mij tevreden stellen met een of andere
vorm van chantage door schrikaanjaging? Ik achtte het
raadzaam de monnik buiten het klooster op te ruimen. Ik
verzocht de tussenpersoon om de monnik bij hem thuis
uit te nodigen onder om het even welk voorwendsel. Het
ging moeiteloos, want zij kenden elkaar. Ik loog niet toen
ik de tussenpersoon vertelde de redenen te willen kennen die de monnik hadden gedreven tot afwijzing van
mijn ware priesterroeping. Dat leek me ongemeen belangrijk voor de vervolmaking van mijn huicheltactiek. Bovendien hoopte ik nog de monnik van mening te doen
veranderen. Ik was immers vreselijk gergerd om de mislukking. In afwachting van het tweede onderhoud met de


- 32 -

monnik ontwierp ik verdere plannen, overdacht alles tot in


de kleinste details.
Ik schreef enkele notities: Het is van enorm belang dat de
Christenen zich bewust worden van de ergernis die door
de kerkscheuring wordt veroorzaakt. Er zijn immers drie
soorten Christenen: de katholieken, verschillende orthodoxen en allerlei protestanten, verdeeld over minstens
driehonderd sekten. Ze herdenken regelmatig het laatste
maar nooit verhoorde gebed van Jezus: Wees EEN
zoals de Vader en Ik EEN zijn. Vooral bij de katholieken
roept deze verdeeldheid bittere wroeging op. Het moet
naar buiten worden gebracht dat dit alles de schuld is van
de katholieken, die door hun onverdraagzaamheid scheuringen en ketterijen teweeg hebben gebracht. We moesten de katholiek zover krijgen dat hij zich zo erg schuldig
voelt dat hij tot elke prijs het kwaad wil herstellen. Hem
wijsmaken dat hij het is die toenadering tot de protestanten moet zoeken zonder daarmee schade aan het
Credo te brengen. Enkel het Credo bewaren. Maar opgelet, het Credo moet een lichte wijziging ondergaan. De
katholieken zeggen: Ik geloof in de katholieke Kerk, de
protestanten zeggen: Ik geloof in de universele Kerk. Is
dat niet hetzelfde? Immers het woord katholiek betekent:
universeel, wereldwijd. Dat was ten minste de betekenis
in het begin. Maar in de loop der tijd heeft het woord katholiek een diepere betekenis gekregen. Het is bijna een
toverwoord. Ik beweer dat het woord katholiek uit het
Credo moet worden geschrapt voor een groot en edel
doel, namelijk de eenwording met de protestanten.
Wat meer is, elke katholiek moet de moed opbrengen tot
het vinden van middelen die de protestanten genoegen
verschaffen zonder daarom schade aan het geloof en
aan het Credo toe te brengen, die nooit betwist mogen
worden. De geesten alsmaar richten op een grotere
naastenliefde, naar meer broederlijkheid. Nooit over God
spreken, maar wel over de grootheid van de mens. Beetje voor beetje de terminologie en geestestoestanden omvormen. Het begrip mens moet voorrang krijgen. Vertrouwen aanwakkeren in de mens, die zijn grootheid wel zal
bewijzen door de oprichting van de universele en wereldwijde Kerk waarin alle mensen van goede wil zullen


- 33 -

worden opgenomen. Er de nadruk op leggen dat menselijke goede wil, dat menselijke oprechtheid en vooral
menselijke waardigheid een grotere rol spelen dan een
bestendig onzichtbare God. Aantonen dat de geest van
praal en kunstzinnigheid, die de katholieke en orthodoxe
kerken heeft overweldigd, aanstoot geeft aan protestanten, Joden en moslims. Bewijzen dat in het algemeen belang het noodzakelijk wordt die geest te vernietigen. De
ijver voor beeldenstormen moet aangewakkerd worden.
De jongeren moeten alle prullen opruimen: heiligenbeelden, reliekschrijnen, priestergewaden, orgels, kaarsen en
lampen, kunstglasramen, kathedralen, enz. Een ordewoord, onder het mom van profetische voorspelling, moet
aan de hele wereld worden doorgegeven: De priesters
zullen huwen waardoor het celibaat wordt opgeheven. De
Mis zal in de volkstaal worden opgedragen.
Met vreugde denk ik eraan terug de allereerste te zijn
geweest om al deze dingen aan de katholieke christenheid te hebben voorgehouden en door te geven. Ik was
heel jong maar beschikte over een fantastische invloed.
Hetzelfde jaar nam ik de vrouwen onder handen. De onduldbare toestand van segregatie in de katholieke Kerk
moest worden opgeheven: ook vrouwen moesten priester
worden. Ik prees een nieuwe Mis aan, geen parochiale
maar een familiale Mis, binnenshuis opgedragen door
vader en moeder, vr elke maaltijd. De ideen rezen ongemeen talrijk in mijn geest op. De opwinding groeide bij
elk nieuw idee. Toen dit omvangrijk programma in codeschrift op papier was gesteld, kreeg ik van mijn vriend, de
tussenpersoon, het bericht: de monnik zal de volgende
dag bij hem op bezoek komen.
Ik had mijn strategie bepaald om die man, toch maar een
doodeenvoudig en weinig ontwikkelde monnik, te dwingen en tot wijziging van zijn voor mij nadelige beslissing.
Hij was helemaal niet verwonderd toen hij mij zag. Ik begreep onmiddellijk dat mijn vriend pogingen had gedaan
om hem aan het spreken te krijgen. Het was hem blijkbaar niet gelukt, want hij gaf me een teken met het hoofd.
Ik gaf echter de moed niet op. Ik begon een zachte aanval op deze doodeerlijke man. Ik liet hem begrijpen dat hij
bijna een moord beging door me het priesterschap te ont-


- 34 -

zeggen. Ik drong aan de redenen te vertellen voor deze


weigering.
Ik kreeg als antwoord dat hij geen reden had. De Heer
gaf hem eenvoudig het licht om zielen en geesten te onderscheiden. Mijn ziel werd niet geschikt bevonden voor
het priesterschap. Ik erken graag dat ik door dit absurde
antwoord hoogst geprikkeld werd. Vanzelfsprekend loog
hij niet. Hij bezat een fijne neus maar had niet de minste
wetenschappelijke verklaring op zak. Werd ik verplicht
zijn fijne neus doorslaggevend bewijs te aanvaarden?
Kon hij me dwingen de zaak op te geven? Zijn goedkope
argumentatie leek me enorm dwaas. Het scheen dat hij
volop zwom in een vage toverwereld van zwarte kunst.
Ik liet hem mijn beslissing kennen: ik zou me bij een ander seminarie aanmelden. Met een engelachtige glimlach
gaf hij vrij vlug antwoord: U hebt ongelijk. Wees niet zo
koppig. Beslist gaf ik te verstaan: Ik ben in staat u van
het leven te beroven indien dat middel mij in het seminarie helpt. - Ik weet het. zei hij. Ik was een en al verbazing. Een lange poos keken we elkaar in de ogen.
Daarop hernam hij: U weet niet wat u doet. Ik beken dat
ik me verslagen voelde. Ik had naar het andere einde van
de wereld willen vluchten. Die man bezat een enorme en
onverklaarbare macht. Toen gaf mijn vriend me een teken. Hij voelde mijn tastbare verzwakking.
Ik begreep dat alles reddeloos verloren was indien het
bevel van de oom zonder gevolg bleef. Gehoorzaamheid
aan zijn bevel was geboden. Opruimen! Door mijn hand!
Mijn persoonlijke waarde van geheim agent mocht niet in
twijfel worden getrokken. In het geval van deze monnik
werden radicale gehoorzaamheid aan een bevel en radicale moed in de uitvoering geist om deze waarde te bevestigen. Toen stond ik op en veroorzaakte zijn dood zonder verwondingen. Ikzelf en al mijn collegas waren tot
keiharde kerels en tot vakkundige bekwaamheid getraind.
We kenden alle knepen van het vak om zonder merkbare
oorzaak te doden. Uit Japan hadden we het geheim gehaald. Op enkele uitzonderingen na hadden de Westerlingen nog niet het flauwste benul van de vele mogelijkheden die het menselijk lichaam biedt tot zelfverdediging


- 35 -

en tot aanvalskracht, en zelfs tot doodslag met de blote


hand. Alhoewel ik Rus ben en de Rus beschouw als een
mens met uitzonderlijke kwaliteiten, moet ik toch bekennen dat de Japanners ons op dit terrein de loef hebben
afgestoken, en wie weet op hoeveel andere terreinen. Ik
ben van mening dat in geen enkel Europees land en ook
niet in Amerika onze methodes worden aangeleerd: deze
van het esthetisch en doeltreffend vechten met of zonder
de dood tot gevolg; het vechten met de blote vuist. Ik ga
er fier op een der eerste ingewijden te zijn geweest in
deze krijgskunsten, des te meer omdat ze voor de Rus
die ik ben aan onze nationale danscultuur beantwoorden.
Die krijgskunsten stelden me vaak in staat het bewijs te
leveren dat lichamelijke verdediging mogelijk is zonder
het potsierlijk spektakel van oerlompe spierkracht. Na
dus door middel van twee vliegensvlugge bewegingen
(die enkel door jarenlange oefening kunnen worden aangeleerd) de dood te hebben veroorzaakt van de monnik,
die het bijna komische lef had zich tegen het marxisme
en leninisme te keren dus tegen de toekomst, ging ik
rustig terug naar huis.
Het sterfgeval zou als normaal worden verklaard. Oorzaak: hartstilstand. s Anderdaags was mijn lichaam met
puistjes overdekt. Het maakte me razend, want het leek
een onweerlegbaar bewijs van zwakheid en ook een teken dat mijn lever de spanning niet had kunnen verdragen. Ontzettend stom van me. Ik kreeg echter een flinke
troost: mijn pleegvader verkeerde in de veronderstelling
dat mijn huidziekte een rechtstreeks gevolg was van de
zware psychologische druk door mijn seminarie-avontuur.
Hij kreeg medelijden en ging mijn zaak bepleiten bij de
bisschop. En met groot succes!


- 36 -

HOOFDSTUK 6
Waar de anti-apostel zich krachtig inspant
en een bijzondere haat ontwikkelt
tegen de priestertoog
Ik trof openlijk de nodige voorbereidingen voor mijn intrede in het seminarie. Mijn pleegmoeder genas. Terwijl ze
de meest onzinnige dingen voor me kocht werd een telegram besteld. Ik werd als door de bliksem getroffen! Ik
werd naar Rome geroepen met de melding: Voor een
nieuwe bestemming. Ik deed alsof ik er niets van begreep. Mijn moeder verviel opnieuw in een huilpartij. Ik
slaakte echter een diepe zucht van verlichting toen ik het
land van mijn kinderjaren verliet. Ik hoopte hartsgrondig
het nooit meer te zullen zien.
Te Rome had ik ongemeen belangwekkende gesprekken
met een professor. Hij vertrouwde me toe dat hij mijn leraar zou worden als ik eenmaal priester zou zijn gewijd.
Hij maakte deel uit van ons net van geheime agenten. Hij
leek zeer optimistisch. Hij had zich in de Heilige Schrift
gespecialiseerd. Hij werkte aan een nieuwe bijbelvertaling in het Engels. Ik vond het heerlijk dat hij als enige
medewerker een lutheraanse dominee had gekozen. Die
dominee kon het niet meer stellen met zijn eigen kerk, die
hij als verouderd en voorbijgestreefd bestempelde. Deze
samenwerking bleef vanzelfsprekend geheim. Samen
hadden ze ten doel om het mensdom te bevrijden van
alle stelsels die het had opgebouwd op basis van de
Bijbel en dan vooral van het Nieuwe Testament.
Het was daarom noodzakelijk dat de maagdelijkheid van
Maria, de werkelijke Tegenwoordigheid van Jezus in het
Heilig Sacrament evenals de Verrijzenis van Christus ter
discussie zouden worden gesteld. De ter discussie stelling zou automatisch tot de ontkenning van die dogmas
leiden. Ze waren beide van oordeel dat de waardigheid
van de moderne mens in de plaats van deze dogmas
moest komen.


- 37 -

De professor verborg zijn mening niet over een redelijke


manier van mislezen. Als toekomstig priester zou ik immers verplicht worden de Mis te lezen. In afwachting van
een grondige wijziging van deze godsdienstige ceremonie vermeed hij de ware consecratiewoorden uit te spreken. Om echter niet te worden verdacht sprak hij gelijksoortige woorden uit, waarbij hij het accent legde op telkens de laatste lettergreep. Hij adviseerde me dezelfde
tactiek toe te passen. Alles wat die ceremonie verbond
met een zoenoffer moest stukje bij beetje worden verwijderd. Alles moest tot een gemeenschapsmaaltijd worden
herleid, zoals ook bij de protestanten. Het had nooit anders mogen worden, beweerde hij. Hij werkte aan het
opstellen van een nieuwe Ordo Missae en vroeg mij dit
ook te doen. Hij achtte het hoogst wenselijk dat allerlei
misvormen op de katholieke markt zouden worden aangeboden: zeer korte voor de gezinnen en kleine groepen,
langere voor allerlei feestdagen. Tevens beweerde hij dat
de werkende mens alleen feest kan vieren in een meebeleven met de natuur. In de natuur zou hij zijn behoefte
aan God kwijtraken. Waarom dan niet de zondag aan de
natuur wijden?
Hij beklaagde zich over een groot gebrek aan tijd voor
het bestuderen van de Joodse, islamitische, oosterse en
andere godsdiensten. Hij zag deze studie als veel belangrijker dan zijn nieuwe bijbelvertaling. Hij spoorde me
enthousiast aan tot het opzoeken in alle niet-christelijke
godsdiensten van teksten en gedachten die naar een verheerlijking van de mens leiden. Dit zou een uitstekende
basis vormen voor een vernietigende propaganda. Alhoewel ik pogingen deed om inlichtingen los te krijgen over
priesters en seminaristen, die evenals ik aan de Partij
waren verbonden, was hij onvermurwbaar. Hij beweerde
daar niet veel over te weten.
Toch gaf hij mij het adres van een Fransman, een zangleraar die zich in de stad had gevestigd waar ik gedoemd
werd tijdens zes volle jaren erg vervelende wetenschappen te studeren. De professor gaf de verzekering dat ik
die man ten volle kon vertrouwen en dat hij mij alle mogelijke diensten zou kunnen bewijzen, tot de meest kiese
toe. Hij zou mij zelfs burgerkleren bezorgen. Maar zijn


- 38 -

diensten zou hij rijkelijk laten betalen. De professor werd


mijn trouwe gids in de stad Rome. We bezochten vele
merkwaardigheden, zodat ik heel wat indrukken opstapelde. Hij leerde me allerlei volkslegenden kennen over de
meest vereerde heiligen. Die legenden waren zo overdreven opgesmukt dat dat voldoende was om al die heiligen van de jaarkalender te schrappen, wat natuurlijk onze bedoeling was. Beiden wisten we dat het echter meer
tijd zou kosten de heiligen te doden dan God.
Op zekere dag toen we gezellig op het terras zaten van
een caf, liet hij zich ontvallen: Beeld je eens even de
straten van Rome in zonder priestertogen, zonder n
enkel mannelijk of vrouwelijk habijt. Wat een leegte! Wat
een wonderbare leegte! Het is in Rome dat ik me bewust
werd van het fantastisch belang van de priestertoog. Ik
zwoer dan ook een dure eed: de priestertoog zal ik uit
onze straten verjagen en uit onze kerken. De Mis kan
immers ook in burgerpak worden gelezen! Het fantaseren
van straten zonder priestertogen vatte ik als een vrolijk
spelletje op, dat echter stilaan uitgroeide tot een reflex,
waardoor mijn afkeer van de priesterkledij, van al die
zwarte vodden, tot een gloeiende haat aanzwol.
Het kwam me voor dat de toog een stille getuige was,
een bijzonder welsprekende! Elke priestertoog verkondigde, zowel aan gelovigen als aan onverschilligen, dat
de man die hem droeg zich aan een onzichtbare en zogeheten almachtige God had gewijd. Toen ik dan zelf
verplicht werd dit belachelijk kleed aan te trekken, deed ik
twee geloften: ten eerste begrijpen waarom en hoe een
priesterroeping ontstaat bij kleine jongens en jongelingen;
ten tweede: bij elke drager van de toog de vrome wens
inblazen hem spoedig af te leggen om zo des te beter de
onverschilligen en vijanden te bereiken. Deze drijfveer
zou bij priesters logisch overkomen en mijn grote inzet
rechtvaardigen. Zodoende werd de ware bedoeling achter een rookgordijn verborgen. Dat is overigens bij de
katholieken geen zware opdracht. Aanvankelijk drong het
niet tot mij door hoe bij een jongen de priesterroeping
wordt geboren. Deze geboorte verloopt zo eenvoudig dat
ik ze onmogelijk voor echt kon aanzien. De veronderstelling dat jongens tussen de vier en tien jaar oud, wanneer


- 39 -

ze een innemende priester hebben leren kennen, dat ze


dan op hem willen lijken, en daarin zit ongetwijfeld veel
waarheid. En zo begreep ik beter mijn haat voor de priestertoog. Want die jongens zouden zich niet tot die echte
of ingebeelde macht van de priester hebben aangetrokken gevoeld, indien hij zich niet van de andere mensen
had onderscheiden door een door hem zelf verkozen afwijkende levenswijze en afwijkende levenskunst. Tot die
levenskunst behoort wel degelijk de toog. En de toog verzinnebeeldt de overtuiging en de leer van de persoon die
bereid was hem levenslang te dragen. Er werd als het
ware een huwelijk voltrokken tussen een zogenaamde almachtige God en deze mannen, die bij elke stap een levend getuigenis afleggen van hun overgave en onthechting. Hoe meer ik dit alles overwoog, des te groter werd
mijn razernij. Ik was het leven echter dankbaar dat ik mijn
kinderjaren en zelfs mijn pubertijd in een zeer christelijke
familie had doorgebracht. Want het was daaraan dat ik
mijn averechts apostolaat te danken heb. Ik wist dat ik
dankzij mijn ervaringen van destijds de beste geheime
agent zou worden en bijgevolg ook de algemene leider
van deze heilzame onderneming.
Ik vond het gepast me reeds bij voorbaat hierop te verheugen. Er zou immers geen enkele jongen zijn die door
zijn ontmoetingen met priesters die in niets van de
andere mensen verschillen zou worden aangespoord
ze na te volgen. Deze priesters zouden zich met eenieder
moeten vereenzelvigen. Op die manier zouden ze in de
massa oplossen. Het zou voor een jonge knaap moeilijk
zijn om zo iemand als zijn voorbeeld te zien, omdat er
nauwelijks onderscheid heerste tussen hem en de anderen. Bovendien zouden al die priesters volstrekt niet op
elkaar lijken, aangezien zij tot een kerk behoorden die
voor iedereen openstond. Ze zouden ook niet dezelfde
leer verkondigen. Omdat er geen onderlinge overeenstemming bestond, vooral op theologisch gebied, zouden
ze bij de bevolking maar weinig gehoor vinden. En de
angst dan voor een collega uit een naburige parochie?
Kortom, enkel op het vlak van de naastenliefde zouden
ze het met elkaar eens kunnen worden. En God zou
dood zijn, basta! In wezen vond ik de uitvoering van dit
plan niet zo moeilijk, maar ik stelde me de vraag waarom


- 40 -

niemand eerder een dergelijk plan had bedacht. Ja, sommige bloemen bloeien maar eens in de vier eeuwen. Mijn
eerste stappen in het seminarie brachten me veel geluk.
Het feit dat ik een enig en geliefd kind was uit een welgestelde familie die ondanks alle oorlogspericelen toch de
pijnlijke scheiding had verkozen, verschafte me een interessant en aantrekkelijk imago. Iedereen wilde vriendelijk
zijn voor die moedige Pool. Want er werd van mij gezegd
dat ik de glorie Gods verkoos boven die van mijn vaderland. Een geur van heiligheid omzweefde me. Vanzelfsprekend was nederigheid geboden!
Ik had gezworen in alles uit te blinken en altijd de eerste
te zijn. Ik maakte het waar. Mijn kennis van de courante
talen grensde aan het wonderbaarlijke. Dat is trouwens
eigen aan oosteuropeanen. Met grote overgave studeerde ik Latijn en Grieks. Men had mijn muzikale aanleg
opgemerkt en daarom toestemming gegeven particuliere
zanglessen te volgen bij mijn Franse vriend. In dat seminarie viel niet veel strengheid te bespeuren. Op karaktervorming werd geen nadruk gelegd, zoals wel in vele landen van Europa. In alle sportwedstrijden blonk ik uit door
mijn lenigheid en uithoudingsvermogen. Natuurlijk vermeed ik beroep te doen op mijn speciale vermogens in
het lijf aan lijf gevecht volgens de Japanse regels. Kortom, alles liep op rolletjes, zodat ik mij ging vervelen en
verlangend uitzag naar een roemrijk feit om mijzelf nieuw
leven in te blazen. Ik vond er niets beters op dan bij die
professor te gaan biechten, die mij de meeste affectie
had betoond.


- 41 -

HOOFDSTUK 7
De held van het verhaal stelt
het biechtgeheim op de proef
Ik biechtte dus bij een eerbiedwaardige grijsaard, een
priester die we met grote genegenheid blauwe ogen
noemden. Ik liet me soms in mijn gevoel door zijn lieve
en kinderlijke blik verrassen. Daarom koos ik hem voor
dat experiment uit. Ik wilde ervaren hoe hij zich aangaande het biechtgeheim er doorheen zou slaan, dat hij enerzijds moest eerbiedigen, of anderzijds na mijn biecht kon
negeren om mij te laten wegsturen.
Veel gevaar liep ik niet, want ik kon nog altijd ontkennen.
Daarbij was ik in alles een uitblinker en dus bij iedereen
goed aangeschreven. Ik werd versleten voor de verstandigste van het hele groepje. Ik verzocht dus blauwe
ogen mijn biecht te horen. Ik vertelde hem alles: dat ik
communist was verbonden aan de afdeling van de geheime dienst die voor het athesme strijdt. Dat ik bovendien
een Poolse monnik had vermoord, die beweerde dat ik
niet de minste roeping had. Heel eigenaardig dat blauwe
ogen mij direct geloofde. Nochtans had ik dit hele verhaal kunnen verzinnen. Hij begon in een soort priesterreflex te spreken over mijn eeuwig geluk en mijn zielenheil. Ik kon moeilijk een schaterlach onderdrukken. Kon
hij mij na zulk een biecht nog een greintje geloof schenken? Ik voelde me verplicht hem degelijk op het hart te
drukken dat ik noch in God noch in de duivel geloofde.
Een dergelijke biecht had hij ongetwijfeld nog nooit beleefd. Ik stond op het punt hem te beklagen. Hij stelde de
vraag: Wat is uw eigenlijk doel om priester te worden?
Waarop ik een oprecht antwoord gaf: De katholieke Kerk
van binnenuit afbreken en vernielen. Wat een verwaandheid! antwoordde hij. Een lichte vlaag van woede
greep me aan. Ik nam echter genoegen met te antwoorden dat we reeds met meer dan duizend priesters en
seminaristen aan de slag waren gegaan. Hij antwoordde
doodgewoon: Ik geloof u niet.


- 42 -

Kalm aan man, ik draag toch nummer 1025. En zelfs uitgaande van de veronderstelling dat reeds enkelen zijn
gestorven, zijn we nu zeker met duizend. Na een lang
stilzwijgen vroeg hij met droge keel: Wat verhoopt u van
me? Begrijpelijk viel het mij vrij moeilijk hem te bekennen dat ik het deed om mijn vermaak. Nooit zou hij begrijpen dat ik beslist wilde weten hoe hij het aan boord zou
leggen met het biechtgeheim. Ik zei heel eenvoudig: Ik
veronderstel dat u mij uit het seminarie zult jagen?
U wegzenden? De meest verstandige en de godvruchtigste van onze studenten? Toen wist ik niet goed meer
wat te antwoorden. Nochtans merkte ik op: Bent u dan
niet door mijn biecht voldoende ingelicht over mijn bedoelingen? Zijn antwoord klonk heel nuchter: Onze Heer
Jezus Christus heeft de biecht ingesteld voor het heil der
zielen, uw biecht heeft dus geen enkel nut. Zelfs niet
om me beter te begrijpen? Zelfs daarvoor niet, gezien ik alles vergeten zal zijn bij het verlaten van deze
biechtstoel. Echt waar? U weet het heel goed, u
leeft en studeert midden onder ons. Theoretisch
weet ik het wel, maar hoe kan ik het praktisch weten? Zo zo, dat was dus uw bedoeling met die ongelooflijke
biecht? Misschien wel. Indien u een andere bedoeling hebt, verzwijg ze dan liever niet. Neen, antwoordde ik vriendelijk, ik wil u alleen maar op de proef
stellen, u bestuderen, vooral u, dat is alles. Hij scheen
na te denken en liet zich ontvallen: Nutteloze moeite, er
gebeurt helemaal niets. Waarlijk? Helemaal niets?
Helemaal niets, u weet het.
Hij stond op en liet me beteuterd in de biechtstoel achter.
De volgende dag vernam ik van een medestudent, die
zich mijn vriend waande omdat hij mij genegen was, dat
blauwe ogen de hele nacht in de kapel had doorgebracht. Ik nam de oude professor nauwkeurig op. De slapeloze nacht liet bij hem geen sporen na. Maar terwijl hij
zijn les afdreunde, liet de gedachte me niet los dat deze
nacht voor hem misschien wel de betekenis kon krijgen
van de doodsstrijd in het Hofje van Olijven.
Ongetwijfeld had blauwe ogen gebeden opdat die kelk
aan hem zou voorbijgaan. Maar niemand bezat de macht


- 43 -

om deze biecht ongedaan te maken. Het leek mij zelfs


absoluut onmogelijk dat hij ze kon vergeten. Hij had ofwel
om mijn bekering moeten vragen ofwel om mijn vertrek.
Had hij niet naar een middel gezocht om mijn vertrek te
bewerkstelligen? En telkens wanneer die gedachte bij
hem opkwam, moest hij het dan niet telkens opnieuw inwendig uitschreeuwen: Maar neen, ik weet van niets!
Wat kon hij tegen me inbrengen, buiten wat ik hem in de
biecht had verteld? Eenvoudig niets. Ik had die biecht
niet gedaan als ik geen toonbeeld van de volmaakte seminarist was geweest. Ik had steeds voor een onbevlekt
imago gezorgd. Had de oude man er dan geen benul van
dat een communist tot de grootste offers bereid is? Die
lui daar beelden zich graag in dat enkel de Christenen
offers brengen. De volgende dagen hield ik blauwe
ogen nauwkeurig in het oog. Hij bleef zichzelf. Hij bleef
als altijd even kalm, even zacht, laat me zeggen: even
blauw. Ik beken dat ik een zwak voor hem had. Zekere
dag meende ik zelfs dit te moeten bekennen aan de oom.
Ik besloot dan maar helemaal niets te vertellen over die
biecht. In Rusland zou men er niets van hebben gesnapt.
Enkele maanden later werd ik opnieuw gegrepen door
het verlangen naar de biecht. Deze keer echter zou ik bij
alle professoren gaan biechten. Eigenlijk overviel me dikwijls een dodelijke verveling. Mijn leven werd kil eentonig,
vooral omdat ik in alles scheen te behagen. Het veroorzaken van herrie en opschudding zou me wat opwarmen.
Ik biechtte achtereenvolgens bij alle professoren en ik
verkneukelde me in hun ontzetting over dit gruwelijk geheim. Nooit heb ik kunnen begrijpen hoe ze nog langer
de last van mijn tegenwoordigheid konden verdragen, nu
ze wisten hoeveel kwaad ik zou kunnen doen. Sommige
dagen nochtans overviel me een heerlijke ongerustheid.
Ik had deze prikkel nodig. Ik beeldde me in dat ze er alles
voor over zouden hebben om mijn priesterwijding te weerhouden. Daarom verdubbelde ik mijn ijver. Ik liet mijn preken uitgroeien tot ware meesterstukjes van oratorische
kunst en evangelische inhoud. Ik had des te meer verdienste omdat ik naast mijn studie ook nog de goede
werking van onze wereldwijde anti-godsdienstige actie
moest verzekeren.


- 44 -

Gelukkig had de oom begrepen dat niet al mijn werken in


geheimschrift hoefden te worden vertaald. Ik had daar te
weinig tijd voor. En ontwerp per week volstond. Ik was
boordevol gedachten en het werk ging mijn krachten niet
te boven. Wel integendeel, ik beleefde er veel vreugde
aan en het gaf een morele steun. Ongeveer ten tijde dat
ik de spot dreef met de biecht, trok een punt van de geloofsleer mijn bijzondere aandacht, namelijk dit van de
heilige deugd van gehoorzaamheid, zoals ze dat noemen. Die gehoorzaamheid heeft voornamelijk betrekking
op de paus. Op welke manier ik het ook wende of keerde,
ik begreep er geen snars van.
Ik zag het tot mijn plicht onze diensten opmerkzaam te
maken op een belangrijk punt: telkens wanneer de gelegenheid zich voordeed, moest de paus, die de katholieken zoveel vertrouwen, discreet belachelijk worden gemaakt. Het ontging me niet dat dit een zware dobber zou
zijn. En toch beschouwde ik het als noodzakelijk de katholieken aan te zetten tot kritiek op de paus. Iemand van
onze groep werd belast met de opdracht alle geschreven
teksten, afkomstig van het Vaticaan, aan een grondig
onderzoek te onderwerpen. De bedoeling was in deze
teksten allerlei dingen, zelfs de onbelangrijkste, te ontdekken die wrevel en misnoegen konden opwekken bij
een of andere groep mensen. Door wie of hoe de paus
zou worden gehekeld speelde geen rol. Hoofdzaak was
dat hij werd gehekeld. De kroon op het werk zou zijn dat
hij door iedereen werd geminacht, zowel door de conservatieven als modernisten. Wat de deugd van de gehoorzaamheid betreft: ze is voor de katholieke Kerk een der
sterkste steunpilaren. Ik meende hem aan het wankelen
te kunnen brengen door het aanzetten tot wroeging, zodat eenieder zich er bewust van zou zijn dat we allen persoonlijk verantwoordelijk dragen voor de verdeeldheid die
er onder de Christenen heerst.
Iedere katholiek moet zich op de borst slaan en schuld
bekennen. Iedere katholiek moet zich op het pad van gewetensonderzoek begeven en onderzoeken in hoeverre
hij de vier eeuwen lange minachting voor de protestantse
sekten ongedaan kan maken. Ik kon een helpende hand
bieden bij dit onderzoek, door het aangeven van alles dat


- 45 -

kwetsend is voor protestanten en ook door heimelijke


aansporing tot iets meer onderlinge naastenliefde. Naastenliefde biedt als voordeel dat men onder die vlag iedereen tot allerlei dwaasheden kan aanzetten. In die tijd
vreesde ik nog dat mijn methode zou uitlekken en dat
men er de sluwe bedoeling om God te doden in zou ontdekken. De loop der gebeurtenissen bewees de onterechtheid van mijn vrees. Een spreekwoord zegt: Het
beste is de vijand van het goede. Daarom heeft nooit
iemand opgemerkt dat mijn heimelijke liefde voor de protestanten de uiteindelijke dood zou betekenen van het
hele christendom. Ik wil helemaal niet zeggen dat de protestanten geen geloof bezitten (of liever: allerlei geloofsvariaties) en dat mijn dienst daar geen aandacht aan zou
moeten schenken. Opzettelijk zorg ik bij hen voor de
nodige opwinding door aan te tonen dat ze zich naar hun
geweten niet tot het katholicisme mogen bekeren, maar
dat integendeel de katholieke Kerk rouwmoedig naar hen
toe moet gaan. Bij de aankondiging van het concilie (dat
concilie waarover ik mij van tevoren verkneukelde) liet ik
over de hele wereld, die met stomheid werd geslagen,
een bevel en een profetie verspreiden.
Vooreerst de profetie: God zelf zou door een groot wonder, een spectaculair mirakel (de mensen zijn verlekkerd
op dat woord) de eenheid van de christenheid bezorgen.
Daar hoefden mensen niets voor te doen. Aan hen werd
enkel gevraagd zich met een grote en liefdevolle onderwerping ter beschikking te stellen. Anders gezegd, de
katholieken werden aangezet ballast uit te werpen om het
God mogelijk te maken dit groot mirakel in alle zuivere
harten te doen geschieden. Voor de katholieken van toen
had deze profetie geen andere betekenis dan: Wie zuiver van hart is moet het de protestanten makkelijk maken
en zich naar hun wensen plooien. De opdracht werd eenvoudig geformuleerd: geen enkele protestant mag zich
nog tot het katholicisme bekeren! Absoluut verbod! Dit
bevel lag me nauw aan het hart, want de bekeringen hadden de laatste tijd een hoogtepunt bereikt. Ik liet met nadruk verkondigen dat het groot mirakel niet zou plaats
vinden indien de katholieken nog langer protestantse bekeringen zouden aanvaarden. Iedereen liep in de val. Ik
gaf duidelijk te verstaan dat God vrijheid van godsdien-


- 46 -

stige beweging opeiste. Er werd naar me geluisterd. Men


schikte zich naar mijn uitspraken. Niemand anders dan ik
was de wonderdoener. Hun God bleef stom. Als ik dit
alles vandaag overdenk, tril ik nog van vreugde. Dit lijkt
me de best geslaagde vondst van mijn leven.


- 47 -

HOOFDSTUK 8
De overmoedige, die zich over iedereen en
alles de baas wist, ontmoet zwarte haren
en wordt bang voor zijn eerste zwakheid
Na twee jaar seminarie stelde ik me ernstig de vraag of ik
het nog langer zou kunnen uithouden. Wilskracht, in eenzaamheid beoefend en aan de dag gelegd, kan moeilijk
ten volle bevredigen. Ik voelde me wel wat jong om het
enkel met mijn haat te stellen. Toch voelde ik de haat in
me groeien. Hoewel aanvankelijk slechts tegen God,
breidde het zich tot mijn hele omgeving uit. Hadden ze
maar kunnen vermoeden hoezeer ik hen verfoeide! Vandaag kan ik niet anders dan mezelf bewonderen dat ik
het zo lang heb volgehouden. Stellig, ik ben en blijf een
eenling. Alhoewel de warme geborgenheid van een gemeenschapsleven voor mij niet onmisbaar is, voel ik toch
dat mijn jeugd aan menselijke warmte tekortschoot.
Tenslotte had ik geen andere afleiding dan de Franse
zangleraar, die ik elke zaterdag opzocht. Met een half
woord begrepen we elkaar weliswaar, maar nooit heeft hij
de werkelijke omvang van mijn opdracht beseft. Telkens
opnieuw vond ik het wonderbaar dat ik me bij hem kon
ontspannen. Zonder hem had ik wellicht nooit de moed
opgebracht vol te houden. Het is maar gelukkig dat deze
memoires nooit het daglicht zullen zien, want een dergelijke bekentenis van zwakheid strekt niet tot voorbeeld
voor mijn kameraden.
Ik ontving opdracht bepaalde uitnodigingen voor mondaine bijeenkomsten te aanvaarden. Ik kreeg uitnodigingen zonder te weten waarom en van wie ze uitgingen.
Ik werd verplicht daarop in te gaan. Nooit waagde ik het
de oom naar het nut te vragen van deze oervervelende
en ijdele bezigheden. Bovendien kende hij mijn weerzin
voor dat soort dingen. Hij had me reeds gezegd dat het
goed was kennis te maken met wereldse gebruiken. Dat
moge waar zijn, toch heb ik er nooit iets nuttigs in kunnen
ontdekken.


- 48 -

Zekere avond, toen ik aanwezig was bij een schitterende


receptie, viel mijn blik op een jong meisjesprofiel. Het
leek dat alles, wat haar omringde, verzwond. Ik was helemaal in de war. Een lange terzijde gebogen hals, een dik
opgebonden haarwrong en een profiel, tegelijk kinderlijk
en wilskrachtig. Met ingehouden adem bewondede ik
haar. Ik had de indruk helemaal alleen met haar te zijn,
alhoewel ze mij niet eens had opgemerkt. Innerlijk riep ik
haar toe lichtjes het hoofd naar mij te keren, zodat ik haar
blik kon opvangen, maar ze reageerde niet. Ik weet niet
hoelang mijn verrukking heeft geduurd, maar een jonge
onbekende deed me opnieuw met beide voeten op de
grond staan. In n oogopslag had hij mijn toestand door,
wellicht meer dan me lief was. Hij gaf blijk van veel gevoel want hij fluisterde me toe: Zal ik u voorstellen aan
juffrouw x? Hij kende mijn naam, maar hield me voor
een hogeschoolstudent. Vanzelfsprekend kon niemand
uit dit werelds gezelschap mij voor een seminarist verslijten. Een poosje later werd ik door die dienstvaardige
jongeman voorgesteld aan zwarte haren (nooit meer zal
ik haar een andere naam kunnen geven).
Mijn kalmte had ik herwonnen dankzij enkele diepe maar
discrete ademhalingen. Ik voelde me heel anders dan
anders. In minder dan een seconde was ik een ander
mens geworden. Die avond genoot ik intens van al die
nieuwe gevoelens. Ik had dan ook niet de minste behoefte om uit te vissen wat mij was overkomen. Ik keuvelde enkele minuten met zwarte haren. Ik had haar uit
liefde kunnen verslinden. Een alles overheersend gevoel
maakte zich van mij meester: dit meisje voor mij alleen te
winnen, haar te verstoppen, ver weg van alles en iedereen, in een klein huisje waar ze met eeuwige liefde altijd
op mij zou wachten.
Ze bezat onmetelijk zwarte ogen, die iemand met haast
kinderlijke ernst konden bekijken. En wanneer iemand
haar ten dans vroeg, jeukten mijn vingers om hem de
keel dicht te knijpen. De dans is een duivelse uitvinding.
Hoe kan een man het verdragen zijn vrouw met een
ander te zien dansen? Ik zag haar walsen gehuld in een
wondermooi kleed. Mijn ogen werden echter voortdurend
aangetrokken door die licht gebogen hals, die voor het


- 49 -

beulszwaard leek voorbestemd. Ik weet niet waarom dit


meisje mij bestendig het gevoel gaf te zijn bestemd voor
een gewelddadige dood. Dat gevoel verhoogde nog mijn
hartstocht om haar aan alles en iedereen te ontrukken.
Wat had ze te verliezen in dit milieu van bekrompen onnozelaars? Wat voor leven leidde ze? Ik wilde haar zover
krijgen dat ze bereid was haar leven lang op mij te wachten. Alle middelen leken me daartoe geoorloofd. Ze behoorde me toe, basta!
Ze verdween in gezelschap van een bejaard koppel dat ik
niet eens kende. Het maakte mij razend. Wat te doen om
haar terug te zien? Ze schonk mij niet de minste aandacht, behalve misschien die laatste seconde, toen onze
blikken elkaar kruisten. Welke betekenis lag er in die
blik? Een aanzoek voor een nieuwe ontmoeting? Misschien wel. In elk geval, wat ze dacht kon mij niet zo veel
schelen. Ik wilde beslist de baas van haar gedachten zijn.
Want ik zag haar reeds als mijn altijddurende bezit. Haar
toestemming had ik daar niet voor nodig.
Ik kende haar naam, maar meer niet. Ik gaf mijn zangleraar opdracht haar terug te vinden. Hij verkneukelde er
zich om. Hij durfde zeggen: Eindelijk wordt hij mens. Ik
begreep hem niet. Was er iets onmenselijks in me? Het
stemde me wrevelig want hij weigerde iedere uitleg. Zijn
opzoekingen bleven vruchteloos. Ik moest me tot kalmte
dwingen en met verdubbelde ijver zette ik me aan het
werk. Het was in die tijd dat ik het nieuw programma op
de markt bracht (want markt vind ik een gepast woord),
het programma dat katholieken voor de protestanten aanvaardbaar moest maken. Tot nog toe hadden de katholieken grote hoop gesteld op een terugkeer van al de protestanten in de schoot der Moederkerk. Die verwaandheid moest worden afgelegd. De naastenliefde gebood
het. Als de naastenliefde op het spel staat, beweerde ik
met een heimelijk lachje, kan geen enkel kwaad geschieden.
Ik voorspelde met grote zelfverzekerdheid, die geen twijfel liet, de afschaffing van het Latijn, van alle priestergewaden, van beelden en prenten, van gewijde kaarsen,
van bidstoelen (om het knielen te beletten). Ik liet felle


- 50 -

actie voeren voor radicale afschaffing van het kruisteken.


Het kruisteken is enkel maar in gebruik in de Romeinse
en Griekse Kerken. Het wordt stilaan tijd dat ze zich rekenschap geven van hun kwetsende houding met betrekking tot de anderen, die nochtans evenveel goede kwaliteiten bezitten en evenveel heiligen tellen. Dat kruisteken
en die kniebuigingen zijn alle twee belachelijke gebruiken. Ook voorspelde ik reeds, in 1940, het prijsgeven van
de altaren om deze door radicaal kale tafels te laten
vervangen. Alle kruisen moesten verdwijnen, want Christus moest als mens worden beschouwd en niet als een
God. Ik drong erop aan dat de Mis voortaan als een gemeenschappelijke maaltijd moest worden opgevat, waar
allen toe zouden worden uitgenodigd, ook de ongelovigen. En ik kwam tenslotte tot deze profetie: voor de moderne mens zal het doopsel een belachelijk magische
plechtigheid worden. Of het nu door onderdompeling gebeurt of niet, het doopsel moet worden afgeschaft en vervangen door een meer volwassen godsdienst. Ik zocht
naar een gepast middel tot opruiming van de paus, maar
vond er geen. Zolang het woordenspel van Christus: Gij
zijt Petrus (rots) en op deze rots zal Ik mijn Kerk bouwen. niet als een verdichtsel van een of andere ijverige
Romein wordt gezien, tot zolang zou een paus aan de
macht blijven.
Ik troostte me evenwel met het vooruitszicht dat we er uiteindelijk in zouden slagen de paus verdacht en onsymphatiek te maken. Hoofdzaak was om telkens als hij een
vernieuwing invoerde hard te schreeuwen dat dat niet
naar onze zin was. Ook diende steeds bij oudere waarden te worden benadrukt dat die te zwaar zijn om dragen.
Alles wat bij de protestanten is geoorloofd, zelfs bij n
enkele sekte, moet ook door de katholieken worden aanvaard: een tweede huwelijk bij gescheidenen, poligamie,
anticonceptie en euthanasie. Vermits de wereldkerk moet
openstaan voor alle godsdiensten en ook voor de ongelovige denkers, moesten vanzelfsprekend alle christelijke
kerken hun praal afleggen. Ik spoorde dan ook iedereen
aan tot een grootscheepse schoonmaak. Alles wat tot
nog toe in hart en geest had bijgedragen tot het opwekken van een eredienst aan een onzichtbare God, moest
onverbiddelijk worden afgeschaft. In tegenstelling tot som-


- 51 -

migen, die ik maar niet zal noemen, kende ik uitstekend


de kracht van godsdienstige gebaren en van alles wat tot
de zintuigen spreekt.
Iemand met hersens zou het niet ontgaan dat ik alles opruimde wat aantrekkelijk leek in een tamelijk strenge
godsdienst. Voor hen bleef alleen de strengheid over. Ik
vond het buitengewoon sluw bedacht. Ik was fier op mezelf. Behoedzaam liet ik doorschemeren dat die wrede
God wel eens een menselijke uitvinding zou kunnen zijn,
een God die ons zijn Enige Zoon stuurde om gekruisigd
te worden! Kom nou! Waakzaamheid was wel geboden!
Mijn geschriften mochten immers geen weerspiegeling
zijn van de haat die me bezielde. Ik moest mijn ideen
meer kracht en diepte geven door het gebruik van zachte
termen onder de dekmantel van een soort spijt.
Tijdens die periode van roes en begeesterd doorgeven
van opdrachten en voorspellingen, werd ik op zekere dag
aan de telefoon geroepen. Mijn Franse zangleraar had
zwarte haren ontdekt. Hij nodigde mij op een concert uit
waar ik haar opnieuw zou kunnen ontmoeten. Mijn
oversten maakten geen bezwaar tegen dit concert. Ik bezat een prachtige stem. Geestelijken hebben steeds een
zwak voor musici gehad. Het weerzien was geweldig. Ik
vond haar nog mooier dan de eerste keer. Zo mooi, zo
mooi, om gek van te worden! Ze ging graag in op mijn
uitnodiging voor de thee bij mijn zangleraar, de zaterdag
daarop. Ik verzweeg mijn ware woonplaats en beweerde
in een universitair centrum te verblijven. Mijn zangleraar
heette Achilles en verzocht me hem oom Achilles te noemen. Ik begreep hem onmiddellijk. Hij wilde mij daardoor
de indruk geven dat ik familie had.
Ik voelde daar niet de minste dankbaarheid voor, want
zijn houding liet me duidelijk verstaan dat hij mij een huwelijk toewenste. Hoe kon hij zich zo iets ongerijmds
voorstellen! Hij was zich er dus van bewust dat ik geen
priesterroeping bezat. Hij had echter de kracht en ernst
niet geraden van mijn communistische roeping. Bij nadere overdenking beschouwde ik zijn onbegrip als bewijs
van mijn karaktersterkte en van de deugdelijkheid van
mijn huichelspel. Mijn ware bedoelingen bleven geheim


- 52 -

en mijn plannen werden erdoor gediend. Een topfiguur


wordt wel eens goed gediend door het valse imago van
een middelmatige sufferd.
Mijn zwarte haren scheen zich bij oom Achilles thuis te
voelen. Ik gebruikte al mijn Slavische talenten om haar
aangenaam te stemmen. Niemand had me ooit het minnespel geleerd. Ik stelde bij mezelf vast dat het ingeboren
was. De vrouw van mijn dromen droeg een eenvoudig
blauw jurkje. Ze droeg maar n enkel juweel: een grote
medaille van de Maagd, de zogenaamde miraculeuze
medaille van Parijs. Ik kon mijn blikken niet van dat voorwerp afhouden dat mij als het ware in de ogen brandde.
Ik had het willen afrukken en door het venster gooien.


- 53 -

HOOFDSTUK 9
De ijveraar tegen God wil zwarte haren
in zijn zog meeslepen
Ik moet me gewonnen geven en erkennen dat ik voor de
allereerste keer verliefd was geworden, smoorverliefd, en
niet minder dan een sukkelaar was die zich door zijn
instincten laat leiden en niet door het verstand. Ik zag
maar n verweermiddel: een toenemende ijver aan de
dag leggen voor de verdediging en vooruitgang van de
grote zaak van het proletariaat. Tijdens die periode nam
ik het initiatief voor een algemene bezigheid met als thema bijbeldiscussie. Het leek mij een goed idee alle katholieken aan te zetten tot een volhoudende en goed overwogen lezing en bestudering van Gods Woord, met een
nadrukkelijke verwijzing naar het vrije onderzoek waarin
de protestanten vier eeuwen lang zo hebben uitgeblonken. Ik toonde aan dat dankzij het vrije onderzoek vele
generaties mensen zich tot volwassen Christenen hadden ontpopt, die zo meester bleven van hun eigen leven
en geestesrichting. Door dit sluw voorgewend en vroom
argument wilde ik de katholieken ophitsen tot het afschudden van het pauselijk juk, wat automatisch tot gevolg zou
hebben dat de protestanten zich van de komende generatie meester zouden maken.
Enerzijds speelde ik de protestanten een overheersende
rol in handen, anderzijds moest ik hun eigen verzwakking
bewerkstelligen opdat ze niet, door hoogmoed gedreven,
de leiding zouden overnemen. Deze verzwakking zou
doodgewoon door onderlinge wedijver van de verscheidene sekten kunnen ontstaan. In dit proces zouden de
katholieken onmogelijk een scheidsrechterlijke rol kunnen
spelen. Ze zouden lange tijd in hun ontbindende hervormingsobsessie vertoeven. Het leek kinderspel ze naar
een herbronning te bewegen en ze tezelfdertijd naar een
opzienbarend modernisme toe te drijven. Ik gaf iedereen
te verstaan dat de ijver om in alle talen een vernieuwde
modernistische vertaling van de Bijbel uit te geven, niet
mocht verslappen. Op dat terrein mocht ik me dan ook op


- 54 -

een groot succes verheugen. De onderlinge wedijver nam


met de dag toe. Ik waagde het niet te spreken over het
financieel aspect van de zaak, maar vandaag kan ik aan
de hand van het groot aantal bijbelvertalingen vaststellen
dat dit aspect niet aan de aandacht van de geestelijkheid
is ontsnapt. De moderne interpretatie van Gods Woord
speelde ons vaak het middel toe om de beginselvastheid
ervan te ontzenuwen. Het gebeurde ongedwongen, als
vanzelf. Wanneer we op een ongebruikelijk woord stootten, dat waarschijnlijk niet zou worden begrepen, lieten
we het door een eenvoudig woord vervangen, natuurlijk
altijd ten koste van de werkelijke inhoud. Waarom zou ik
mij daarover beklagen? Bovendien werden de bijbeldiscussies hoogst vergemakkelijkt door die nieuwe vertalingen. Voor de vertalingen koesterde ik hoge verwachtingen. De discussies richtten de geestelijken op het oppervlakkige gepraat der leken, die met grote zelfingenomenheid eindelijk hun volwassenheid wilden bewijzen. Ik
vereenvoudigde de organisatie van de interconfessionele
studiedagen. Ik zag dit als een machtige verwezenlijking
en een grootse doelstelling die mijn drang naar bestudering van de koran en de oosterse godsdiensten wellicht in
belangrijkheid overtrof.
Ik wilde zwarte haren vergeten. Daarom organiseerde
ik zelf meerdere bijbelstudiedagen. Ik legde telkens de
nadruk op allerlei aspecten van specifieke hoofdzaken. Ik
gaf er de voorkeur aan om over de pauskwestie te discussiren. Dat personage staat me werkelijk tegen. Als ik
zeg dat personage bedoel ik ook de schriftteksten waaraan hij zijn positie dankt. Die teksten zijn heel hinderlijk,
voor mij net zo goed als voor de afgescheiden Christenen
(zoals ze heten). Ik ben de man zeer dankbaar die heeft
bedacht dat het werkwoord vermogen niet welluidend
meer klinkt in de oren van de moderne mens en het daarom vervangen moest door kunnen. In plaats van de
poorten der hel zullen niets tegen haar vermogen (de
Kerk), staat nu geschreven: de poorten der hel zullen
niets kunnen tegen haar. Door deze tekstwijziging wordt
mijn werk van de bijbelstudiedagen uitermate vergemakkelijkt, ten minste toch in alle Franssprekende landen,
waar de twee begrippen vermogen en kunnen enorm
van betekenis verschillen. Iedereen ziet direct dat de


- 55 -

profetie waarin beweerd wordt dat de hel niets tegen de


Kerk kan absoluut vals is. Iedereen is dan opgelucht.
Want door deze loense zet verdwijnt het eeuwenoud
geloof in een goddelijke bescherming die tot aan het eind
der dagen de katholieke inspanningen steeds zou bijstaan (als volgt te verstaan: en nooit die der ketterse!).
Ik laat mijn bijbelgesprekken graag belanden in de doolhof van het Oude Verbond. Aan het boek Genesis heeft
een eerlijk man reeds meer dan genoeg om er gek van te
worden. Hoe ouder ik word des te meer stel ik vast dat
enkel het geloof van de eenvoudige man en dat van een
kind stand kunnen houden in een wereld waarin het verstand alles overheerst. En ik durf zelfs de vraag stellen:
Zijn er nog eenvoudigen? Zijn er nog kinderen? Ik heb de
indruk dat, althans wat betreft het blanke ras, de kinderlijkheid reeds vanaf de geboorte afsterft en vervangen
wordt door kleine volwassenheid, verontrustende volwassenheid moet ik zeggen. Ik weet niet of dat reden tot juichen geeft. Dat het geloof erdoor aan waarde verliest,
uitstekend! Maar mijn geloof, het geloof waaraan ik mij
vastklamp, zal dat geloof erbij winnen? Vraagtekens allemaal.
Kort na mijn derde ontmoeting met zwarte haren werd
Frankrijk, haar vaderland, door Hitlers soldaten overrompeld. Het bleek niet in staat tot meer dan een slappe
verdediging. Bij die droeve gelegenheid zond ik een roerende en troostende brief naar mijn zo fiere vriendin. Ze
stemde in met een uitstapje naar ergens buiten. Haar
oom bood haar voor deze gelegenheid zijn wagen aan.
Ze verbleef bij haar vaders broer, maar haar hele familie
was in Frankrijk gebleven, in bezet gebied. Ze had naar
huis willen gaan. Deze reflex van haar beviel me. Ik hield
van haar fierheid en van haar drang naar onzelfzuchtige
overgave. Hoe graag had ik haar niet als medewerkster
begroet! Nochtans, het geloofsprobleem durfde ik niet
aan te raken. Ook niet het minste politieke probleem. De
medaille, die ze nog steeds droeg, ook bij onze vierde
ontmoeting, stond als een muur tussen ons. We dronken
een kopje thee in een gezellig caf dat leek te zijn voorbehouden aan verliefde paartjes. Plots viel mijn oog op
een paartje dat me vriendelijk maar discreet wenkte. Het


- 56 -

verwekte grote onrust bij mij. De jongen was een broer


van een mede-seminarist. Eens was ik bij hem thuis
uitgenodigd. Hij kende mij dus. Hoe kon hij ooit zijn vergeten dat ik een seminarist ben? Daar kon ik toch niet op
rekenen? Het meisje dat hem vergezelde, was een nicht
van zwarte haren.
Ik was woedend. Zwarte haren had het opgemerkt en
reageerde heel fijngevoelig. Ze wenste me aan haar oom
en tante voor te stellen zodat ik haar voortaan heel gewoon en rustig bij haar familie kon gaan opzoeken. Ik liet
mij bijna ontvallen: In welke hoedanigheid, als verloofde?
Hoe kon ik haar duidelijk maken dat ik haar voor mij
alleen opeiste, maar nooit zou kunnen huwen? Neen, ik
had me geketend aan het katholieke celibaat ter redding
van de zaak van het proletariaat. Het ware heerlijk geweest als ze mijn ideaal had kunnen begrijpen, maar ik
bezat niet de moed om het probleem zelfs maar eventjes
aan te snijden. En nochtans, ze maakte het me makkelijk:
ik kon haar thuis ontmoeten. Ze had toch in mijn leven
een bescheiden rol kunnen spelen? Het ontging haar niet
dat ik weinig geestdrift aan de dag legde om aan haar
familie te worden voorgesteld. Ze nam het me kwalijk.
We kibbelden wel niet maar het schiep een ernstig misverstand. Ik bezat niet het nodige geld voor het huren van
een appartement, zelfs niet van een studio. De Partij
heeft nooit geldverspilling geduld, want dat is een grove
burgerlijke ondeugd.
Het werd een bijna koel afscheid. We voelden allebei dat
onbekende krachten tegen ons samenspanden, tegen
onze ontluikende liefde. We hadden geen woord nodig
om dat aan te voelen. Bovendien, werd ze niet zoals
zoveel jonge meisjes door een sterk verlangen gedreven
om te trouwen? Gewettigd verlangen, ja zeker, maar in
mijn geval noodlottig. Ik nam dus afscheid, beleefd koel
en zonder afspraak voor een volgende ontmoeting. Ze
reageerde met een bedroefd knikje, eventjes een lichte
trilling bij het weggaan. Ik bleef onbeweeglijk staan, de
ogen strak gericht op deze witte hals die scheen te hellen
onder het gewicht van veel te zware haren en ook te veel
droeve mijmeringen. Terwijl ik daar onbeweeglijk stond,
keerde ze om en bekeek me. Een tiental meters scheid-


- 57 -

den ons van elkaar. Toen gebeurde het wonder: ze kwam


terug, heel langzaam, haar ogen in mijn ogen. Kwam ze
terug, ze kwam NAAR MIJ terug Toen ze heel dicht bij
me stond, hief ze langzaam haar handen omhoog en
legde die op mijn schouders. Ze bleef mij zonder te
bewegen aankijken. En dan, dan voltrok ze haar gebaar
en raakte met haar lippen de mijne. Het was de eerste
keer dat ik een vrouw zoende.


- 58 -

HOOFDSTUK 10
Een eenvoudige medaille veroorlooft zich een
rol te spelen. Kan dat enige invloed uitoefenen
op mensen die zijn weg kruisen?
Gelukkig had ik, vanaf het moment dat ik het seminarie
betrad, een postbus gehuurd waar oom Achilles de sleutel van bezat. Een postbus kan heel nuttig zijn als men,
zogenaamd zonder aanleiding, zijn ware adres wil verbergen. Enkele dagen na de kus, die me elke nacht vele
uren wakker hield, ontving ik van zwarte haren een
wondermooie brief. Ze schreef: Omdat ik mij ernstig aan
mijn schilderskunst heb gewijd, heeft mijn oom voor mij
een klein atelier gehuurd. Ik verwacht u zaterdag voor de
thee. Ik gaf mijn zanglessen op en bracht elke zaterdag
s middags op haar atelier door.
Mijn vriendin schilderde zelfs mijn portret. Naar waarheid
moet ik bekennen dat ze echt talent bezat en dat ik trots
was op de meesterlijke wijze waarop ze mijn persoonlijkheid had uitgebeeld. Dwars door dat portret heen kon
ik beter zien wat ik voor haar betekende. Zonder liegen,
was het wel iets meer dan de aanlokkelijke prins. Het was
meer de veroveraar met het sterke mannelijke gelaat
waar wel een beetje wreedheid op te bespeuren viel. Ik
vroeg haar hoe ze zich mijn karakter voorstelde. Vermoedde ze verborgen en weinig geruststellende gebreken? Ze deed verontwaardigd. En toch, zei ik, verraadt
dit portret een heerszuchtig en trots karakter met een
lichte neiging tot wreedheid. Ze keek verbijsterd en verweet me een te grote verbeeldingskracht. Ze had willen
uitbeelden wat ik voor haar betekende, namelijk: de ideale man en hoe zou een ideale man verborgen gebreken
kunnen hebben? Ik wilde van haar weten wat ze dan wel
dacht van mijn in het oog springende gebreken, vermits
ze mij blijkbaar geen verborgen gebreken kon toeschrijven. Haar antwoord getuigde van een verbazingwekkende
voorkennis: Een zekere voorliefde voor de ivoren toren
en voor geheimzinnigheid. Om mezelf te vergoelijken
verzekerde ik haar, en ik meende het ook, dat ze in mijn


- 59 -

ivoren toren een vaste plaats had ingenomen en dat ik


haar voortdurend bij me wilde hebben. Ze beweerde daar
niet aan te twijfelen maar dat dit gevoel enkel door mezelf
kon worden waargenomen en dat, wat haar betrof, zij bestendig werd beroerd door wat ze geestesafwezigheid
noemde. Een gevoel van onmacht overweldigde me bij
de vraag hoe ik het ooit voor elkaar zou kriijgen die twee
tegenstellingen te verzoenen: mijn verlangen haar helemaal te bezitten en mijn bewustzijn haar niet helemaal te
kunnen toebehoren. Ze vroeg naar de reden van mijn geslotenheid en gebrek aan geestelijke openheid.
Ik aarzelde de waarheid te vertellen en toen zette ik alles
op het spel door naar de medaille te wijzen die ze droeg.
Er sprak grote verwondering uit haar ogen. Geen geloof? murmelde ze. Kortaf antwoordde ik: Neen. Ze
wilde horen welke uitwerking de medaille op mij had. Dit
voorwerp schept verwarring tussen ons. Het is iets waarvoor we onmogelijk een gezamenlijke waardering kunnen
opbrengen. Terwijl ze daarover nadacht drong ik verder
aan: Bovendien wekt die medaille de indruk zich opzettelijk tussen ons te willen plaatsen om te beletten dat we
elkaar toebehoren. Toen haakte ze de medaille af en gaf
die aan mij. Ik stak de medaille op zak en vroeg me af
wat ik ermee moest beginnen. Ongetwijfeld uit goud. Ik
kon ze laten smelten en voor iets anders gebruiken, maar
dat leek onmogelijk. Door haar gebaar had zwarte haren op bevreemdende wijze ons beider lot doen samensmelten. Ze was zo kies niet naar mijn bedoelingen te
vragen omtrent de medaille.
De daaropvolgende dagen wekte die medaille toch een
zekere onrust in me op. Ik kon niet aan de bekoring weerstaan om te informeren over dat object dat als miraculeus werd voorgesteld. Niet dat ik het minste geloof kon
hechten aan de bijzondere kracht van dit sieraad, och
neen. Ik ben van mening dat niemand mirakels doet. De
mirakels, waarover men zo gretig vertelt, zijn ofwel louter
uitvindsels ofwel wetenschappelijk te verklaren, indien
niet vandaag dan toch morgen. Ik las ergens dat die medaille de faam genoot om ongelovigen tot het geloof te
hebben bekeerd. Vanzelfsprekend hechtte ik geen geloof
aan de werkelijkheid van dit feit, zelfs niet aan de moge-


- 60 -

lijkheid ervan. Ik vreesde echter dat mijn lieve vriendin


die hoop koesterde. En dan werd de betekenis van haar
wegschenken van de medaille helemaal anders: geen
verzaking, geen offer maar wel een poging tot benvloeding door magische kracht. Had ik me dan werkelijk zo
vergist? Was het geen domheid mij daarover zorgen te
maken? Enkele maanden later, terwijl we ons knusjes en
ontspannen haar laatste schetsen besproken, stelde ik
haar zachtjes de vraag: Had ze soms haar medaille geschonken om mijn bekering te veroorzaken? Was het dan
wel een offer? En niet het tegenovergestelde? Ze wierp
zich in mijn armen en antwoordde: Wees gerust, ik lieg
nooit, ik wil dat mijn medaille uw bekering bewerkt, dag
en nacht smeek ik erom, uur na uur, minuut na minuut,
mijn arme lieveling. Ik wist geen antwoord. Ik voelde niet
de minste vrees noch voor de medaille noch voor haar
gebeden.
Ik vond het kinderachtig. Nochtans voelde ik pijn om de
geleden nederlaag. Want ik wilde haar tot medewerkster,
tot elke prijs en zonder medaille. Werd het oorlog tussen
ons? Hoe meer ik erover nadacht, des te duidelijker werd
het dat de logica gebiedt dat het de man is die de zaken
moet oplossen, vooral als het over een zo innige en diep
inwerkende liefde gaat als de onze. Ik zweeg daarover,
hoewel ik me er meer en meer van bewust werd dat ze
pas dan helemaal de mijne kon worden indien ze mijn gedachten en overtuiging zou delen. Mijn zwijgen werd niet
door hoogmoed ingegeven, maar door de beklemmende
gedachte dat ik verplicht was haar te bekennen waarom
ik nooit met haar zou kunnen trouwen. Indien ze mijn gedachten en overtuigingen had gedeeld en indien ze mij
had willen helpen bij mijn taak, dan zou ze, meen ik toch,
bereid zijn geweest met mij in het geheim samen te leven
als zijnde man en vrouw. Want, niet alleen bleef het huwelijk voor mij onvoorstelbaar, en bovendien verboden,
naar buiten toe moest ik de schijn bewaren van wijsheid
en levensernst.
Op zekere winteravond, toen ik de gordijnen dichttrok terwijl zwarte haren de thee opdiende, meende ik me te
prikken aan een speld die ergens verloren stak in de bol
van het gordijnkoord. Bij nadere inspectie vond ik echter


- 61 -

een heel kleine ijzeren medaille met slecht afgewerkte


ring. Deze ring vertoonde een klein maar scherp uitsteeksel waar men zich aan kon prikken. Het was eenzelfde
medaille die ik had gekregen, maar heel klein. Toen ik mij
omkeerde, bekeek ze me. Ze had het door. Ik liet me
bitter ontvallen: Zo zo, gordijnen moeten dus ook worden
bekeerd. Wees niet zo gerriteerd en absurd. was
haar antwoord. Juist omdat ik een hekel heb aan alles
wat absurd is, wil ik horen wat je eigenlijk van deze talisman verwacht? Rood van opwinding beet ze me toe:
Het is geen talisman. Wat is het dan wel? Een
teken van geloof. Geloof in wat? Niet in wat, in
wie in HAAR, de Moeder van Jezus Christus! (Ik gebruik hoofdletters omdat zwarte haren zich met heel wat
klemtonen uitdrukte). Ik zag de nutteloosheid in van dat
gesprek. Ik wilde het niet op de spits drijven. Daarom
zweeg ik. Ze hernam met lage stem: Denk nu maar niet
dat metaal, hout of papier enig belang hebben. Indien je
bent geschokt door dit aspect van het geval, dan vind ik
dat bedroevend. In feite betekent een medaille enkel
maar een eenvoudige veruitwendiging van het geloof
waardoor het geloof wordt vermeerderd. Het voortdurend
bij me dragen van die medaille alsook het steeds aanwezig weten in het huis waar ik werk, zet me aan tot meer
gebed en tot meer verering van Haar die mij Jezus Christus schonk. Hierdoor begreep ik dat ze me feitelijk niet
haar medaille had geofferd. Ze bezat er nog andere. Ik
weet niet wat mij op dat ogenblik weerhield haar te verkrachten. Ze zal nooit beseffen aan welk gevaar ze is
ontsnapt. Er volgde een lang stilzwijgen. Ik beefde van
zenuwachtigheid. Ik had mijn haat tegen God en tegen al
die prullen willen uitschreeuwen. Ik kon enkel maar zeggen: Je behoort mij toe. Ik kan onmogelijk verdragen dat
je van iets of iemand anders houdt. Wat ben je een
vreemde man! Hoe kun je dat met elkaar vergelijken? Het
godsdienstige bewandelt heel andere wegen. Verstand of
gevoel heeft hier niets mee te maken. Wat is het dan
wel? vroeg ik ongeduldig. En zacht fluisterde ze: De
onmetelijkheid van de bovennatuur. Ken ik niet.
Ik dacht het wel, zei ze met die beminnelijke glimlach
die me telkens weer naar het hart greep. Zou ze werkelijk
beseffen dat haar glimlach mij in de ban houdt? Soms
heb ik het gevoel door niets anders te worden aangetrok-


- 62 -

ken dan door die glimlach. Haar glimlach ontwikkelt zich


langzaam, men ziet het aankomen. Aanvankelijk gaan de
lippen nauwelijks open, dan zachtjes verder, zo traag dat
men zich telkens opnieuw afvraagt of het wel helemaal
zal openbloeien. Wanneer dan eindelijk de stralende tanden tevoorschijn komen, verwekt die opengebloeide glimlach een fijnzinnige vreugde bij al wie er de gelukkige
getuige van is. Wat mij betreft kon ik niet anders dan me
telkens opnieuw geheel overgeven aan de verrukking van
die lichtende tederheid. Plots stelde ze de meest bevreemdende vraag: Waarom wil je niet met me trouwen?
Nooit had ik gezegd dat ik dat niet wilde. Maar zwarte
haren scheen een zekere gave te bezitten, vooral aanleg
voor waarzeggerij. In godsdienstige taal klinkt dat anders.
Soms kon ik een gevoel van angst voor die aanleg niet
onderdrukken. Wat wist ze eigenlijk van me? Ik gaf haar
ten antwoord: Ik wens niet te trouwen, maar ik kan je
niet zeggen waarom. Ze zuchtte even en zei dan: Is het
omdat ik in God geloof? Vrouwen zijn zonderling, van
het kinderachtige kunnen ze ineens overstappen naar
waarzeggerij. Mijn pleegmoeder was ook zo. Ik gaf als
antwoord: Een echtpaar moet dezelfde goden dienen,
dezelfde gevoelens hebben en door eenzelfde liefde gedreven worden. Inderdaad, jouw geloof in God is het
grootste struikelblok. Opnieuw glimlachte ze me toe en
zei: Nooit zal ik van iemand anders houden.


- 63 -

HOOFDSTUK 11
Het vernielingswerk maakt grote vorderingen
in weerwil van
een belachelijk kinderachtige tegenstand
Tijdens die periode legde ik grote wilskracht aan de dag
om de Mariaverering ten gronde te richten. Ik wees in het
bijzonder op de pijnlijke gevoelens, die door de katholieken en orthodoxen bij de protestanten worden verwekt
door de aanhoudende en menigvuldige verering voor de
Maagd Maria. Ik deed veel moeite om duidelijk aan te
tonen dat onze afgescheiden broeders veel logischer en
verstandiger waren dan wij. Aan dat door de menselijke
geest uitgevonden menselijk schepsel (de Maagd), waarover praktisch niets bekend is, geven we een bijna grotere macht dan aan God (ten minste toch een meer beminnelijke macht). Met heimelijk genoegen werd ik dus een
hardnekkige verdediger van de rechten van God. Het feit
dat, naar de mening van de protestanten, Maria na Jezus
nog kinderen heeft gebaard, werd door mij in het volle
daglicht geplaatst. Geloven de protestanten in de maagdelijkheid voor dit eerste kind? Het is moeilijk te bepalen.
Het is trouwens in alles moeilijk te bepalen wat in feite
door de verschillende christelijke kerken wordt geloofd.
Eigenlijk gelooft iedereen wat hij wil. En toch is het betrekkelijk makkelijk de dingen op te diepen die ze verfoeien. Mijn allereerste zorg was: radicale afschaffing van de
rozenkrans en van de menigvuldige feestdagen van de
Maagd Maria.
In mijn missaal telde ik er vijf en twintig, zonder de vele
gewestelijke en landelijke mee te tellen. Mijn volle aandacht genoot ook de totale vernietiging van medailles,
heiligenbeelden en godvruchtige prenten. Een massa
werk voor de boeg! Het loonde echt wel de moeite! Maar
sommige dingen wist ik niet goed hoe die moesten worden aangepakt: Lourdes, Fatima en nog heel wat andere
bedevaartplaatsen. Lourdes vind ik een ontzettend vervelend geval. Lourdes betekent voor de protestanten een
open en buitengewoon pijnlijke wonde. Lourdes treft hen


- 64 -

recht in het hart. Nooit zal de wereldkerk vaste voet krijgen zolang die bedevaartplaats miljoenen mensen van
alle rassen blijft aantrekken.
Ik liet een bijzondere studie maken betreffende het geval
Lourdes. Alhoewel omvangrijk, gaf dit werk me toch niet
veel voordeel. Juist genoeg om te kunnen aantonen dat
er wel enkele tegenstellingen te vinden waren in de oorspronkelijke verklaringen over de verschijningen. De ene
sprak over een in bezwijming gevallen Bernadette, die
door de verschijning werd achtervolgd tot in de molen
waar ze wilde rusten na een lange voettocht. Een andere
ontkende zulks. Bernadette zelf heeft het nooit erkend.
Men kon wel beweren dat ze alles vergeten was, maar dit
klonk niet ernstig. Ik verafschuw een op leugens berustende propaganda. Ik weet wel dat de Partij leugens geoorloofd vindt, indien iets gewichtigs op het spel staat.
Wat mij betreft, verkies ik echter de waarheid en waardigheid. Ik voel me dan sterker dan anderen. Ik voel zelfs
dat ik alle partijleden, die zich aan de leugen hebben bezondigd, in waarde ver overtref. Ik ben ook van mening
dat men zich altijd goed kan uitredden als enkel de waarheid speelt.
Men moet de kunst verstaan om uit elk aspect van de
waarheid zijn voordeel te halen. Men moet de waarheid
kunnen ombuigen naar de eigen opvattingen. Terecht
kon ik dan ook verklaren dat mijn zending inhaakte op het
bevel van Christus: Bemint elkander. Het leek me eenvoudig: de volle aandacht van de Kerk werd liefdevol afgeleid in de richting van het zogeheten ketterse christendom. Door gevolg te geven aan mijn ingevingen, kwamen
ze in de ongehoorzaamheid terecht, ongehoorzaamheid
aan de apostelen. Maar ze hadden het niet door en dat
stemde mij vrolijk. Er is nog een andere moeilijkheid: om
Maria te onttronen, moet Kerstmis worden afgeschaft.
Kerstmis is echter een wereldwijde viering geworden, ook
voor ongelovigen. Die lui zouden het zelfs kwalijk nemen,
indien het verdwijnt, omdat ze zoiets niet kunnen begrijpen. Ik moet daaruit besluiten dat vrede en feestvreugde
zeer begerenswaardige gaven zijn. Voorzichtigheid is dus
geboden. Een gedachte troostte me: indien Jezus van Na-


- 65 -

zareth niet de Zoon van God is, welk belang heeft dan
nog Zijn Moeder? Dan heeft zelfs haar naam geen betekenis meer. Wie dan nog verder wil geloven aan de moraalleer van Jezus (die ik als een terechte revolutionaire
leer beschouw), zal niet meer te vinden zijn voor een verering van de kindsheid van Jezus. Voor de filosoof en de
moralist Jezus kan men begrip en zelfs bewondering opbrengen. Voor het kind Jezus echter, is dat niet belachelijk? Welke bewondering kan een volwassen mens opbrengen voor een babytje, geboren in een kribbe, in een
stalletje? Heeft dat iets veranderd aan de wereldgeschiedenis? Wel opmerkelijk is het dat in tegenstelling tot de
protestanten, die over het algemeen niet geloven aan de
maagdelijke geboorte van de profeet Jezus, zeven honderd miljoen moslims dit dogma dankzij hun koran wl
hebben aanvaard. Waardoor, tussen haakjes gezegd, de
halve mensheid tot verering van deze jonge vrouw Maria
wordt gedwongen. Eigenaardig toch. Wat me nochtans
buitengewoon treft is het feit, dat de moslims Jezus enkel
als profeet aanvaarden, een lagere rangs profeet dan
Mohammed, die desalniettemin in normale omstandigheden werd geboren. Wat is de mens toch een zonderling
wezen. Door dit alles word ik meer en meer in mijn overtuiging gesterkt, dat de verloochening van de maagdelijkheid van Maria een onfeilbaar middel is tot het omvormen van alle Christenen in doodgewone volgelingen
van een mens, die hoegenaamd geen God is. Wie is dan
zo blind om niet te zien dat, vooraleer God te doden, het
veel nuttiger is Jezus van Nazareth te doden? De evangelin en epistels, kortom het hele Nieuwe Testament
worden dan doodgewone uitspraken en theorien van
een mens. Dit biedt het voordeel dat iedereen dan zijn
zegje mag doen, er het zijne van neemt, kritiek uitbrengt
op wat hem niet bevalt en afwijst wat overdreven overkomt. Dit was het resultaat dat ik nastreefde.
In het Oosten spelen de iconen de voornaamste rol in de
Mariadevotie. In Rusland is die rol uitgespeeld, want ze
werden ofwel uit angst verborgen, ofwel vernietigd. In het
Westen echter beschikt de Mariadevotie over een geducht wapen: de rozenkrans. Die devotie, die beoogt om
vijftien zogenaamde mysteries op een voetstuk te plaatsen, moet met de grootste kracht en tot de grond toe wor-


- 66 -

den afgebroken. Die devotie vermag om op eigen kracht


het geloof in een Drie-ene God niet alleen in stand te
houden maar verder en dieper te propageren. Evengoed
als voor de hele rest, is het noodzakelijk dat alle rozenkransbidders belachelijk en verdacht worden gemaakt.
Dat is dan de samenvatting van de directieven die ik mijn
diensten over de hele wereld liet doorseinen. Het vergde
een enorme energie. Het gaf me een hoop werk. Tijdens
dat werk had ik in mijn kamer op het seminarie de zogeheten miraculeuze medaille aan het portret van zwarte
haren vastgehaakt, de vrouw die ik onmogelijk kon trouwen. Het mocht iedereen de indruk geven dat ik om een
mirakel vroeg, terwijl het in feite als een uitdaging was
bedoeld om de grote haat in mij verder aan te wakkeren.
De zaterdag daarop, kon zwarte haren me niet ontvangen. Ze nam deel aan een mariale bedevaart. Ik was
razend en tegelijk maakte ik me vrolijk bij de gedachte
dat het lieve kind zich zoveel moeite getroostte voor mijn
bekering. Ik besloot dan maar mijn vriend Achilles op te
zoeken om opnieuw mijn stem een beurt te geven. De
laatste weken had ik zang en muziek verwaarloosd. Mijn
vriend Achilles was in de hoogste hemel. Ik kon me niet
weerhouden hem een uitgebreid relaas te geven over de
medaillegeschiedenis. Zijn antwoord was verbluffend. Hij
zei: Let wel op, alles wat over deze medaille wordt verteld is echt waar. Zo je ze niet uit je kamer verwijdert, verkeer je in groot gevaar. Had hij koorts? Helemaal niet,
zei hij, maar ik word ziek bij het zien van deze medaille.
Ik zal zijn aanwezigheid nooit kunnen verdragen zonder
gek te worden.
Een mensenhart is onmetelijk diep en ondoorgrondelijk.
Dergelijke praatjes, afkomstig van mijn oude leraar, en
dan nog een vurig communist, verontrustten me zeer.
Voor de eerste maal in mijn leven begon ik aan het welslagen van mijn zending te twijfelen. Ik was er ontzettend
ongelukkig om. En ik werd er me nog dieper van bewust
dat mijn werk mijn enige reden van leven was, mijn enige
liefde. Theoretisch wist ik het reeds, maar die dag openbaarde het zich met een folterende duidelijkheid aan mijn
opstandige geest. Door de onzinnige schuld van het men-


- 67 -

selijk hart! Ik wilde hem bepraten. Tevergeefs! Hij voer


uit: Ik geloof aan niets, noch aan God, noch aan de
duivel, noch minder aan de Maagd Maria, maar ik heb
angst voor DIE MEDAILLE, dat is alles. Manlief,
denk je werkelijk dat ze je kan bekeren? Ik greep hem bij
de schouders en schudde hem door elkaar. Met een zekere angst in de ogen stotterde hij het uit: Welneen, ik
heb angst, dat is alles. - Zie je dan niet de gekheid in
van die angst? Zie je dan niet in dat je je moet vermannen? Leg die medaille ergens goed zichtbaar op een kast
of op een tafel of hang ze aan een muur. Daag ze uit en
overwin toch die kinderlijke angst! Hij gaf ondanks mijn
aandringen geen antwoord. Na een poos stilte, en met
een duidelijke moeheid in zijn stem, smeekte hij bijna:
Laten we over iets anders spreken. Neen! Ik wil dat
probleem oplossen. Hier komt duidelijk de toekomst van
de mensheid in het gedrang, want deze schijnbare kinderachtigheid krijgt een verreikende betekenis in het perspectief van onze actie. Wat zal er van het communisme
worden als alle communisten zich in het geniep laten terroriseren door een of andere medaille of icoon? Begrijp je
het niet? Denk toch na, man! Hij kon blijkbaar niet meer
nadenken. Dus moest ik het doen, in zijn plaats. Wat mij
betreft, nooit zal ik lijdzaam een nederlaag aanvaarden.
Iedere moeilijkheid is voor mij een aanwakkering en weldaad. Zijn stijfkoppigheid werkte me danig op de zenuwen. Ik smeet de deur dan ook met geweld achter me
dicht. Ik was vastbesloten voor wat me te doen stond. De
daaropvolgende zaterdag, voordat ik bij zwarte haren
op bezoek ging, liep ik bij Achilles binnen. Ik had een
hamer op zak, een spijker, de medaille en zijn ketting. Ik
gaf hem niet de minste kans tot verzet, liep zijn slaapkamer binnen, sloeg de spijker in de muur waar gewoonlijk
een kruisbeeld hangt en hing er de miraculeuze medaille
aan. De zaterdag daarop was Achilles verdwenen. Ik heb
nooit meer kunnen achterhalen wat er van hem geworden is. Zijn verdwijning heeft mijn activiteiten danig verstoord, tot op de dag dat ik Achilles door een ander kon
vervangen. Toen hij vertrok had hij mij de medaille teruggestuurd samen met de sleutel van de postbus


- 68 -

HOOFDSTUK 12
Over de catechismus van het Jaar 2000
en over een arme maar ijverige student
Dat jaar werkte ik onverdroten voort aan het opstellen
van een nieuwe catechismus, een catechismus die me
de meest geschikte leek voor de oprichting van een
wereldkerk, beantwoordend aan het beeld dat mijn geest
had bedacht. Voor een leer, die zichzelf eerbiedigt, is het
van vitaal belang dat de geesten van jonge kinderen
intensief worden gekneed. Het athesme moet vanaf de
moederschoot worden bijgebracht. De geheimzinnige
sfeer rondom de godsdienstige leerstellingen laat immers
een ondoorgrondelijk heimwee na. Vanzelfsprekend niet
bij superieure geesten zoals de mijne. Ik moet echter wel
bekennen dat heel wat athesten niet logisch en niet eerlijk zijn met zichzelf. Niemand bekent graag zijn eigen
zwakheden. Daarom moet men ervoor waken nooit zwak
te zijn. De sterksten moeten een beschutting vormen
voor de zwakken, die de grote meerderheid uitmaken van
de bevolking. De sterken moeten de zwakken de weg
wijzen. Met betrekking tot de godsdienstige onderwijzingen, dient men ieder mens te beschouwen als een latent onevenwichtig wezen of misschien zelfs een gehandicapte, die zijn weg niet weet te vinden in onze twintigste eeuw die op zijn eind loopt. Redelijkerwijze mogen we
pas genezing verwachten tegen het jaar 2000.
Een zeker aantal woorden moeten definitief uit de omgangstaal worden geschrapt. De veiligste manier daartoe
is ze te verzwijgen voor kinderen. De kinderen mogen ze
nooit meer horen. Een nieuwe catechismus zal daarom
heel wat nuttiger zijn dan de eenvoudig de afschaffing
van elk godsdienstonderwijs. Deze radicale afschaffing is
momenteel niet te verwezenlijken, ik zie dat alleen voor
mogelijk binnen twee of drie generaties. Vandaag moeten
we ons slechts beperken tot het begrip kerk als een
verzameling van alle bevriende broeders uit de gehele
wereld (Wereldraad der Kerken).


- 69 -

De nieuwe catechismus zal dus de uitdrukking zijn van


het begrip vriendschap, dat dan automatisch het verouderde begrip van christelijke naastenliefde moet gaan
vervangen. Het woord naastenliefde moet verbannen
worden en vervangen door liefde, wat ons in staat stelt
met beide voeten op aarde te blijven. Het moet ons zelfs
mogelijk maken onopgemerkt allerlei dubbelzinnige spelletjes te spelen. Ik moet toegeven dat ik mijn leven lang
een grote voorliefde heb gekoesterd voor het heimelijk
dubbelzinnig spel, waarvan ik de ondermijnende en afbrekende kracht heb bestudeerd en in dienst van mijn actie
heb gesteld. Terwijl ik de uitgangspunten van de nieuwe
catechismus aan het voorbereiden was, noteerde ik alles
wat in het huidig onderwijs moest worden gewijzigd of
verwijderd. Wekenlang koesterde ik een brandend verlangen om zwarte haren mijn overtuiging mee te delen.
Vrij vlug kreeg ik daartoe gelegenheid toen ze me sprak
over haar mariale bedevaart en me een verhaal opdiste
over zogezegde door de Heilige Maagd Maria verrichte
wonderen. Ik bracht haar aan het verstand dat al die
godsdienstige verschijnselen, wat dan ook, eenvoudig
het resultaat waren van haar eigen schepping. Ze ontkende met grote heftigheid. Ik zei: Alles wat je noch zien
noch betasten kunt, is doodgewoon het resultaat van je
eigen verbeeldingskracht. Ik begrijp niet hoe je door zoiets gergerd wordt. Zij: Je ziet het eenvoudig niet,
want het ontgaat je dat heel mijn geloof aan mij werd geopenbaard en uit de Hemel komt. Hoe kan ik toch zoiets
uitvinden? Akkoord, je hebt dat zelf allemaal niet bedacht, maar je loopt in de voetsporen van je voorouders.
Dat is alles. Neen, antwoordde ze, het betekent veel
meer dan dat. Kalm trachtte ik uit te leggen hoe, onder
andere, haar geloof in de werkelijke Tegenwoordigheid
van Jezus Christus in de Eucharistie die aanwezigheid
bevordert naarmate de kracht van haar geloof, maar dat
die aanwezigheid er niet is voor iemand die daar niet in
gelooft. Ze wou zulks niet aanvaarden. Toch was het
voor mij belangrijk dat zij, naar het voorbeeld van de protestanten, deze stelling zou overnemen. Mijn werkelijk
doel verborg ik haar, want het zou haar hebben afgeschrikt. Ik wou het geloof in haar vernietigen langs het
tussenstadium van protestantse stellingen.


- 70 -

Ik bewees aan de hand van de evangelin en in het bijzonder met verwijzing naar de door Christus verrichtte
genezingen, dat in eerste instantie geloof wordt vereist
voor genezing. Het was dus makkelijk daaruit te besluiten
dat door zogeheten geloof genezing wordt bewerkt, en
niet door iets of iemand anders. Ze bleef echter zo koppig
als een kind. Ze beweerde dat Christus het geloof had
willen heropwekken omdat Hij dat als een grotere weldaad beschouwde dan de lichamelijke genezing. Ook gaf
ik aan dat, buiten het scheppend geloof, niets wezenlijks
godsdienstig bestaat en dat het daarom ongerijmd is
babytjes te dopen. Waarom niet wachten tot hun volwassenheid? Het doopsel zou vandaag of morgen toch worden afgeschaft en in het rijtje toverformules komen vanuit
een wat kinderachtig verleden. Zij werd door mijn woorden pijnlijk getroffen en kon haar tranen niet bedwingen.
Zij vroeg mij voor een tijdje elk verder contact te vermijden. Ik was het daarmee helemaal eens want ik had het
erg druk en bovendien was ik van mening dat een tijdelijke scheiding haar volgzaamheid zou bevorderen. Vrouwen zijn immers minder bestand tegen verdriet dan wij
mannen. Wat mij betreft, ik hield te veel van haar om in
een nabije toekomst haar niet nogmaals mijn standvastige liefde en kracht te bewijzen. Ik kreeg van mijn oversten toelating tot het volgen van twee cursussen aan de
universiteit hetgeen mij in staat stelde om in dat milieu te
vertoeven zonder mij als seminarist bloot te geven. Onze
directeur had me toestemming gegeven om een burgerpak te dragen, telkens als ik het nodig vond. Hij scheen
zelfs te aanvaarden dat de priestertoog in onze moderne
tijd als ouderwets mocht worden bestempeld. We begrepen elkaar met een half woord want we waren er allebei van overtuigd dat de moderne priester in nog maar
weinig op zijn voorgangers zou lijken. Het meegaan met
de tijd wordt zowat een alledaagse uitdrukking.
Wat mij betreft vond ik de Kerk achterlijk. Ik kon zonder
moeite beweren dat de Kerk sinds het Concilie van Trente ter plaatse was blijven trappelen en nu verplicht was
de verloren tijd in te halen. Achilles moest vervangen worden, want ik kon onmogelijk zelf naar de postbus gaan.
Bovendien kon ik door tijdsgebrek mijn briefwisseling niet


- 71 -

meer in code zetten. Ik moest een betrouwbaar iemand


zien te vinden, maar in oorlogstijd is dat een bijna onvindbare koopwaar. Met zekere opluchting ontving ik de opdracht mij met een universiteitsprofessor in verbinding te
stellen. Dat leek mij aanvankelijk een geschikte oplossing. Reeds bij onze eerste ontmoeting viel de man erg
tegen. Om mensen te beoordelen heb ik een fijne neus.
Die man stonk naar verraad. Niettemin gaf ik hem de sleutel van mijn postbus, maar besloot mijn overheid in Moskou te raadplegen alvorens hem mijn werken toe te vertrouwen die hij in codeschrift moest zetten. Tot mijn grote
spijt ontving ik de opdracht blindelings te gehoorzamen.
Deze toestand baarde me veel zorgen. Ik besloot een
tweede tussenpersoon te zoeken waaraan ik hetzelfde
werk zou toevertrouwen. Het zou me in staat stellen, ten
minste na de oorlog, vergelijkingen te maken. Soms
hoopte ik dat mijn vermoedens bewaarheid zouden worden, niet alleen om het genoegen te smaken alles duidelijk te hebben voorzien van klaar te hebben gezien, maar
vooral om de waarde van mijn verschillende tussenpersonen te kunnen toetsen aan twee teksten over hetzelfde
onderwerp, maar toch verschillend van elkaar door ondertekening met E.S. X 1025. De X had geen andere betekenis dan aan te duiden dat ik een seminarist was. Indien
de professor een verrader was, zou hij wel zo voorzichtig
zijn mijn teksten slechts licht te wijzigingen, tenzij hij
mocht denken dat de oorlog hem de gelegenheid gaf tot
complete vernietiging van mijn werk. In ieder geval had ik
zeker geen ongelijk door naar een tweede tussenpersoon
te zoeken. Ik vond hem bij de grote groep arme studenten. Hij leek ietwat dweperig aangelegd, maar zijn ijver
beviel me wel. Ik gaf te verstaan dat hem een belangrijke
toekomst stond te wachten in onze organisatie.
De Partij is niet gewoon zijn leden aan te moedigen door
een geldelijke beloning in het vooruitzicht te stellen of
egostische toekomstplannen voor te houden, maar in het
onderhavige geval zag ik me verplicht deze jongeman
wat nuchterheid en kalme overweging bij te brengen.
Toen dit alles op punt stond te worden verwezenlijkt, hunkerde ik naar een weerzien met zwarte haren.


- 72 -

Ik kon bij mijzelf vaststellen dat ik veel meer van haar


hield dan ik aanvankelijk vermoedde. Eigenlijk meer dan
me lief was, en bovendien ongepast voor een militante
communist, nog minder voor een toekomstige grote baas
van de Partij. Ik had reeds drie jaar seminarie achter de
rug en nog drie jaar voor de boeg. Iedereen scheen
akkoord om mij in Rome hogere studies te laten volgen.
Wellicht werd ik zelfs seminarieprofessor. Seminarieprofessoren; het zijn sleutelposities in de Kerk, het zijn de
mensen die bewust en geduldig een heel nieuwe priestergroep tot leven kunnen brengen, priesters die in niets
meer op de vroegere priesters lijken. Mijn leven werd en
bleef uitgestippeld. Ik wilde voor mezelf geen ander leven.
Ik moest echter voor mezelf toegeven dat een vernielzuchtige zandkorrel in het raderwerk was beland.
Als ik lichtzinnig van karakter was geweest, had ik mijn
zwak voor zwarte haren als een tijdelijke bevlieging of
geestelijke gezondheidskuur kunnen beschouwen. Maar
ik was niet eens haar minnaar. Ik weigerde dat te zijn zolang ze mijn innigste overtuiging niet deelde. Wat mij betreft: de eenheid tussen man en vrouw is volledig of ze is
het niet. Enkel door eenheid van hart en geest is eenheid
van lichaam gewettigd, zoniet is het een vorm van prostitutie. Indien zwarte haren mijn ideen had willen delen,
had ik haar kunnen vragen mij naar Rome te volgen of
naar om het even welke plaats waar ik voor mijn zending
naartoe werd geroepen. Jazeker, ik was daartoe in staat.
Maar hoe kon ik haar geest bevrijden van die menigvuldige en diepgewortelde kinderachtigheden?
Ik bevond me in een droeve en absurde situatie: ik was
de man die zich hardnekkig inzette voor de vernietiging
van alle godsdiensten op aarde, maar ook de man die er
niet eens in slaagde een jong meisje van twintig jaar van
mening te doen veranderen! Ik wist dat ik me van haar
moest losrukken. Ik wist ook dat indien de oom uit oorlogvoerend Rusland hiervan op de hoogte was geweest, hij
het volledig zou hebben afgekeurd. En ik veronderstelde
toch ook dat ik minder zorgvuldig werd bewaakt als in
vredestijd. De ervaring echter, dat er iets kon bestaan
waarvoor ikzelf niet de moed kon opbrengen het te doen,
berokkende mij een vlijmscherpe pijn en een kwellende


- 73 -

vernedering. Maar anderzijds, hoe kon ik haar geest ooit


bevrijden van die menigvuldige en diepgewortelde kinderachtigheden?


- 74 -

HOOFDSTUK 13
Het symbolum van de apostelen en de zeven
sacramenten worden aan een strenge censuur
onderworpen
Ik was volop bezig met het bewerken van mijn nieuwe
catechismus die Catechismus van de Godsdienst aan de
Mens zou gaan heten. Het leek me een nuttige en wijze
gedachte er een hele reeks van op te stellen, met telkens
enkele goed gedoseerde wijzigingen en beperkingen die
een gewenningskuur zouden vergemakkelijken en niet te
veel tegenacties zouden uitlokken. De eerste uitgave
moest eenvoudigweg twee luttele punten weglaten uit het
Symbolum der Apostelen. Vooreerst het woord katholiek, te vervangen door wereldwijd (universeel), wat
eigenlijk hetzelfde betekent. Het is van groot belang dat
het woord katholiek niet langer meer de protestantse
gevoeligheid kwetst. Het is van nog groter belang dat de
gelovigen van de Romeinse ritus zich niet verder meer
als een soort superchristenen beschouwen. Vervolgens
moet het komen tot een radicale afschaffing van om het
even welke heiligenverering. De heiligen moeten verdwijnen alvorens God verdwijnt, alhoewel het misschien makkelijker is God te doden dan al de heiligen te doen vergeten. Voor het ogenblik stel ik me echter tevreden met:
1) Vooreerst alle heiligen afschaffen die ofwel hun bestaansrecht niet echt konden bewijzen, ofwel verstoken
bleven van de volksgunst;
2) Daarna alle heiligen afschaffen die hun sporen hebben verdiend in de strijd tegen de reformatie. Want dat
vertegenwoordigt een slechte heenwijzing in onze moderne tijd, waarin iedereen is geobsedeerd door de oecumene. Later zullen we dan wel een geslepen methode
bedenken om met zalvende woorden en een paar krokodillentranen eerst eerherstel en vervolgens de zaligverklaring te verkijgen en tenslotte ook de heiligverklaring
op te eisen van al degenen die een brandende onblusbare en vernietigende haat tegen de Kerk van Rome aan de
dag hebben gelegd. Vooreerst enkele proefballonnetjes


- 75 -

oplaten, vooreerst met Luther. Als de katholieken dan


niet verontwaardigd en heftig reageren, wordt dat spelletje verder gespeeld, in het begin nog zeer bescheiden en
voorzichtig, en met tussenpozen ingelast, maar nadien zal
de mokerhamer worden gehanteerd.
Het laatste oordeel, hemel, vagevuur en hel zullen eraan
moeten geloven. Dat vergt niet de minste moeite. Velen
zijn geneigd te aanvaarden dat Gods barmhartigheid en
goedheid boven de misstap en nog meer boven de zonde
moeten worden gesteld. De nadruk moet dus op die
goedheid en barmhartigheid worden gelegd. Overigens,
een niet meer te vrezen God wordt weldra een vergeten
God. Dat is wat ik wilde bereiken. De Tien Geboden mogen wel behouden blijven maar de Zes Geboden van de
Kerk moeten worden weggeveegd. Ze zijn belachelijk,
echt belachelijk

Marie Carr: Ik ben zo vrij de memoires van Michal hier


even te onderbreken Ik moet kunnen spreken om mijn gemoed te luchten. Ik weet niet wat de uitgever hiervan zal
denken. Misschien zal hij een rood potlood nemen en mijn
ongepaste overdenkingen doorhalen. Misschien wel zal
hij zeggen: Waar haalt die talentloze vrouw het lef vandaan om zich uitermate bemoeizuchtig op te stellen, middels een tekst die niet eens van haar komt? Beeldt ze zich
waarlijk in dat ik een plaats zal gunnen aan haar zegje?
Mijn overdenkingen zullen, lijkt mij, niet worden geplaatst,
niemand zal ze ooit lezen. Indien het rode potlood echter
niet onbarmhartig ingrijpt, wil ik hier openlijk verklaren
dat ik de volle verantwoordelijkheid draag voor de publicatie van deze memoires. Ik verklaar plechtig dat ook de
Zes Geboden van de Heilige Kerk, die men ons heeft ontstolen onder het voorwendsel van vrijheid van heiliging
volgens ieders pad, een belangrijk aandeel hebben in onze
heiliging, voor zover we ons aldus mogen uitdrukken.
Ik hef niet graag een klaaglied aan. Ik hou niet van mensen
die alleen maar kunnen zuchten. Ik hou ook niet van sla-


- 76 -

venzielen ik bedoel dat ik me niet tot hen aangetrokken


voel. Maar de Zes Geboden van de Heilige Kerk waren
onze vrienden. Het is bijna een grove belediging: te geloven of te beweren dat men deze geboden gehoorzaamde uit
alleen maar de hoop dat men daardoor de eeuwige zaligheid zou berven. Maar ik, die maar een klein verpleegstertje ben en gewoon ben te zwijgen, zou toch willen zeggen dat het schijnt dat de geestelijken van onze tijd alles in
het werk stellen om tegenzin op te wekken. Waarom? Ik
kan er alleen maar naar raden. Het is echter een wereldwijd
gekend feit dat zij ons al hun vernieuwingen en uitvindsels
proberen op te dringen. Zij stellen het voor dat dat gewoonweg het gevolg is van een bovennatuurlijke liefde voor hun
dierbare en welbeminde gelovigen. Wij gelovigen, wij schapen, zouden smartelijke en ongekende pijnen hebben geleden omdat onze goede priesters hun verheven ambt aan de
voet van een ver verwijderd altaar uitoefenden, met deze
voor ons bezwarende omstandigheid dat zij ons de rug toekeerden. Eigenaardig toch zij lijken helemaal te zijn vergeten dat wij katholieken heel goed wisten dat ze daar aan
de voet van het altaar met God converseerden en dat dat uit
onze naam geschiedde en voor ons heil. God toch, zij werden geroerd door onze vereenzaming en het nooit door ons
uitgesproken verdriet. Eerst zijn ze tot ons afgedaald tot
aan de communiebank, en dan alleen op grote feestdagen,
wat tot gevolg had dat slechts de eerste vier rijen gelovigen
de dienst konden volgen. En het was toen pas dat al die
andere rijen gelovigen zich verlaten begonnen te voelen.
En dan hebben zij een eenvoudige tafel neergezet, aan de
voet van de altaartreden. Het oude altaar werd spoedig omgetoverd tot een prul van een kinderachtig en pronkerig verleden dat, in deze eeuw waar de mens heel dicht bij zijn
vergoddelijking staat, perse moest worden afgebroken. Het
Heilig Sacrament, dat niet op de nieuwe tafel kon worden
bewaard, werd bijna overal verwezen naar een kleine holte
in de zijmuur. Soms bewaarden zij het Heilig Sacrament in
wat eens het tabernakel was, maar dan van alles beroofd
wat het vroeger sierde. Het werd een eenvoudig kastje zonder godsdienstige en vererende versiering. De priesters la-


- 77 -

zen de Heilige Mis en deden alle andere diensten met de


rug naar het Heilig Sacrament gekeerd (wat vroeger streng
verboden werd). En ze keken naar ons, de gelovigen, en we
mochten hen rustig bewonderen. Naar het heet was deze
omwenteling dringend nodig, vooral bij het neussnuiten.
Op de nieuwe tafel, tot altaar gedoopt en waarvan niemand
weet of ze wel werd gewijd en de reliek van een martelaar
bevat (wat voor blijvend gebruik verplicht is), staat een
klein kruisbeeld. Vervolgens kwam men erachter dat deze
goede gekruisigde Jezus ons de rug toekeerde en enkel
henzelf bezag: dus weg ermee en weg met de kaarsen en
alle andere bijkomstigheden, die voor een zo wetenschappelijke eeuw als de onze onwaardig zijn. Zij vatten dat
alles op als hun bijdrage, wat als vernieuwing moet
worden aanvaard. De term vernieuwing, op zichzelf keurig en voornaam indien gebruikt voor een noodzakelijke
verbetering van toestanden en levenscondities, werd in het
onderhavig geval echter opgedrongen om zo hun vernieuwing te verheerlijken en elke tegenspraak de kop in te
drukken. Wie heeft het lef zich tegen vernieuwing te verzetten? Wie durft zich ouderwets te noemen?
Terwijl ze zich vaderlijk bleven neerbuigen over onze
geestelijke behoeften, deden de geestelijken van onze moderne tijd een aantal nieuwe vondsten. Toen zij opmerkten
dat de protestanten (die een bijzondere plaats innemen in
hun hart) in hun kerken nooit knielen, besloten zij daaruit
dat wij, katholieken, hen moesten navolgen, maar dan wel
voor een heel andere reden. Tot nog toe misten we immers
de nodige rijpheid voor het toch zo edel verlangen naar
gelijkvormigheid met de protestanten. Natuurlijk moesten
we instemmen met onze eigen priesters toen zij niet meer
knielden bij het opdragen van de Heilige Mis. Dus kozen
zij enkele jonge collegas uit die de leiding over ons kregen
en die kregen de nodige micros toegestopt. Het was de tijd
toen we werden gedresseerd met zitten opstaan - zitten
opstaan. Want men gaat niet naar de Mis om te bidden, tierden ze. Zo werden we in tien jaar tijd getemd.
Onze temmers kunnen nu van hun welverdiende rust genie-


- 78 -

ten. Het lijkt er zelfs op dat zij zin hebben om te rusten,


want hun laatste uitvindsels bewijzen het. Vooreerst hebben zij de concelebraties vermenigvuldigd waarin n man
zich afslooft bij het uitspreken van alle misgebeden. Hij
kiest dan gewoonlijk, ongetwijfeld uit edele naastenliefde
voor zijn collegas, die met verholen ongeduld op het ga
in vrede wachten, de kortste canon uit. Onze missen hebben nu aan drie bijbellezingen de ereplaats gegeven, hoewel maar weinigen in staat zijn deze te doorgronden. In
diezelfde missen krijgt het Offer (voor zover iemand nog
aan een offer denkt) slechts een minimum aan tijd toebedeeld, maar een maximum aan kabaal. Deze concelebraties
hebben een groot voordeel: alle aanwezige geestelijken, die
haastig een witte albe hebben aangetrokken over hun broek
heen, sporthemd of polo, hoeven nu alleen nog maar de
consecratiewoorden uit te spreken, met gestrekte arm (ietwat vermoeiend, lijkt mij), waarna ze zich voor de rest van
de viering aan stille dromerij mogen overgeven. Om bij het
kerkvolk in het gevlei te komen en ze tot grote gewilligheid te kneden, met het oog op toekomstige bedenksels,
werden de lezingen van het Oude Testament en de epistels
aan een of andere jongeman of kerkganger toevertrouwd of
zelfs aan een lief meisje in minirok.
Ik hoop van harte dat de uitgever en ook de lezers mij deze
regels niet kwalijk nemen. Het verpleegstertje dat ik ben,
dat niettemin gewend is zich te beheersen, vraagt hierom
vergiffenis. In die regels kan elk mens met een hart ontdekken met hoeveel smart ze zijn neergepend. Ik geef nu weer
het woord aan de man, deze geniale agent van een geniepige organisatie die het Schip van Petrus wil doen zinken.

Over de afschaffing gesproken van de geboden van de


Kerk: om dat te bereiken dient lof te worden gebracht aan
de volwassen geworden Christen. Die Christen weet heel
goed dat God te oneindig is dat Hij zich erom zou bekommeren of vrijdag vlees wordt gegeten of niet. Wat de
jaarlijkse biecht betreft: die moet door een gemeenschapsdienst worden vervangen, een gemeenschappe-


- 79 -

lijke belijdenis dus. Een priester moet ter gelegenheid


daarvan de meest voorkomende misbruiken opsommen
die tegen de misdeelde standen zijn begaan. Het is op dit
soort zonden dat men zijn aandacht moet vestigen. Privbiecht is tijdsverlies. Daarentegen zal de viering, die ik
heb uitgedacht, de geesten naar onze hand zetten en uitstekende vruchten opleveren. Daartoe is een door ons
geschoolde geestelijkheid vereist. Wat de verplichte zondagsmis betreft: er moet met klem gewezen worden op
het onloochenbaar feit dat de moderne mens grote nood
heeft aan goede lucht en groen en dat het daarom hoogst
wenselijk is dat hem de volle vrijheid wordt gegeven om
op zaterdag en op zondag de natuur in te trekken. Zij die
aan de wekelijkse Mis zijn gehecht, zullen de vrijdag mogen verkiezen boven de zondag. De vrijdagavond zou uitstekend zijn behalve dan voor die mensen die reeds deze
avond op tocht gaan. Deze laatsten kunnen dan een
voorkeur doen gelden voor de donderdag, en dat moet
worden geoorloofd. Ten slotte is het zo dat iedereen naar
zijn geweten moet luisteren. De door de protestanten uitgevonden methode, die aan iedereen vrijheid van geweten geeft, vind ik uitstekend. Bevelen of richtlijnen worden
dan overbodig, want niemand mag worden gekwetst.
Instructies kunnen door gewone suggesties worden vervangen die de vrije wil geen belemmeringen opleggen.
Vanzelfsprekend moeten alle woorden en uitdrukkingen,
aangaande het bovennatuurlijk leven en de genadegaven
verdwijnen. Dat zijn immers uiterst gevaarlijke begrippen.
Het gebed, meer bepaald het Onze Vader, mag voorlopig
behouden blijven. Het zou echter een listige zet zijn om in
de landen waar God nog met U Heer wordt aangesproken, het je en jij in te voeren. In alle landen dienen alle
gebeden in de gewone volkstaal te worden omgezet onder het voorwendsel dat dit genoegen zal doen aan de
protestanten. Het zal een beminnelijke manier zijn om
vier eeuwen katholieke verwaandheid te doen vergeten.
Indien de vroomsten en de meest getrouwen daardoor
worden geschokt, des te beter. Ze vormen toch maar een
heel kleine minderheid. Daarna krijgen de zeven sacramenten een beurt. Ze moeten alle herzien worden. De
protestanten hebben er immers meestal slechts twee.


- 80 -

Alle Christenen van alle richtingen hebben het doopsel in


ere gehouden. Ik wil dat sacrament afschaffen en wel als
eerste. Dat lijkt relatief makkelijk. Het is een te kinderachtig sacrament, bijna net zo kinderachtig als het kruisteken en wijwater. Vooreerst zal ik verordenen dat het
alleen maar mag worden toegediend aan volwassenen
als die erom vragen. Ik kan me goed voorstellen wat een
verstandig man met een dergelijke benadering zal uitrichten. Werkelijk, ik weet zelf niet waar ik het allemaal vandaan heb, mijn geest doet niet anders dan ideen bedenken. Ik ben een geniaal man. Het genie zit in mij en
vloeit uit al mijn porin.
Het spreekt vanzelf dat we de gedachte moeten afschaffen die voorspiegelt dat door het doopsel de erfzonde
wordt weggenomen. Die erfzonde is een dichterlijke fantasie. Wat zal men later lachen om het sprookje van
Adam en Eva! Er moet worden verkondigd dat het doopsel alleen maar een symbolisch teken is: deel uitmaken
van het wereldwijde christendom. Preciseren dat iedereen het mag toedienen (wat volgens de klassieke leer
juist is), maar ook dat iedereen het missen kan. Van de
gelegenheid gebruik maken om een vroom refreintje aan
te heffen over de heilige zielen uit de niet-christelijke religies. Dat verwekt een wrange smaak en een slecht geweten. Onze zaak zal erbij winnen.
Ook het sacrament van het vormsel, waardoor de Heilige
Geest zou worden ingestort, en dat slechts een bisschop
mag toedienen, moet radicaal verdwijnen. Die houding
zal ons in staat stellen het dogma van de Heilige Drievuldigheid aan de kaak te stellen, en dat als een blijvende
vernedering te veroordelen voor Joden en moslims en
daarnevens voor de menigte nog niet zo lang geleden
opgerichte protestantse sekten.
Op Witte Donderdag zal dus geen chrisma meer worden
bereid (de zalvingsolie). Dat rook teveel naar toverij. Men
moet verduidelijken dat het geloof geen ceremonin en
andere uiterlijk vertoon nodig heeft. Dat het geloof zelfs
wint aan eerbiedwaardigheid en waarachtigheid zonder al
die plechtigheden. Men moet ook de nadruk leggen op de
vele deugden bij heidenen, Joden, moslims en vooral bij


- 81 -

de communisten. Ik heb vaak gezien dat een katholiek


zich wat schaamt over het feit dat in zijn godsdienst meer
heiligen voorkomen dan bij die anderen.
En nu het sacrament van de biecht: dat moet door een
gemeenschappelijke plechtigheid worden vervangen of
algemene biecht, wat in feite neerkomt op een gewoon
gewetensonderzoek, liefst onder leiding van een priester
die onze ideen aanhangt. De plechtigheid wordt dan
beindigd met een algemene absolutie, zoals te doen gebruikelijk in sommige protestantse kerken. De moderne
priester zal dan voor eens en voor altijd van die eindeloze
biechturen zijn verlost, en de last die dat met zich meebrengt.
Toen ik dit alles neerschreef, kwam in mij de herinnering
op aan al mijn ongelukkige seminarieprofessoren. Ze zijn
allen overleden. Tot aan hun dood hebben ze allen, elk
voor zichzelf en vr hun God, de zware last gedragen
van mijn heiligschennende biecht. De wetenschap dat ik
een enorm gevaar betekende voor de Kerk bleef voor
hen totaal nutteloos. Door het geheim van de biecht bleven ze weerloos en machteloos.
Die gemeenschappelijke biechten zullen tweemaal per
jaar plaatsvinden, met Pasen en met Kerstmis. Een aantal jonge priesters zullen, dankzij een stevige door onze
diensten uitgedachte socialistische opleiding, getraind
zijn in het begeleiden van de gelovige massas. Het zal
erop aan komen om via een uitvoerig onderzoek van alle
sociale zonden de geesten op het marxisme te richten.
Berouw mag alleen nog maar het gevolg zijn van ons gebrek aan rechtvaardigheid. Men moet de stelling opdringen en doen aanvaarden dat de Christen een mens is die
vertrouwen heeft in de mens. Dientengevolge zal iedereen zich afvragen: kunnen anderen op mij vertrouwen?
Tijdens deze plechtigheid zal God dus worden doodgezwegen. Deze plechtigheid zal ook niet meer een sacrament heten (het woord sacrament moet uit onze taal
verdwijnen).


- 82 -

Over aflaten zal al helemaal niet meer worden gesproken. Niemand kent trouwens de juiste betekenis ervan.
Wat het sacrament van het Heilig Oliesel betreft, daarvoor moet een andere benaming worden bedacht. We
zullen het niet vanaf het begin van onze vernieuwing kunnen afschaffen, omdat het hier over ernstig zieken gaat
en we daardoor verontwaardiging zouden kunnen opwekken bij het grote publiek. We moeten er wel voor zorgen
dat de begrippen van eeuwig leven, laatste oordeel, paradijs, vagevuur en hel worden weggevaagd, en dat slechts
n verlangen overblijft: te worden genezen. Trouwens,
de zieke zal al gauw merken dat de dokter voor zijn rol
van genezer geen priester nodig heeft.
Niettemin ben ik voorstander van de benaming sacrament der zieken. Om te voorkomen dat daarmee de gedachte aan het eeuwig leven omhoog komt, dient men
het ook aan lichtere zieken toe te dienen. Trouwens, ik
maak me weinig zorgen, want alle sacramenten zullen
heel spoedig een zachte dood sterven. De mensen hebben immers geen tijd meer voor dergelijke prullen.
Het sacrament van het priesterschap moet vanzelfsprekend standhouden. Dit sacrament geeft de macht tot uitoefening van het priesterlijk ambt, een ambt dat van nut
is voor onze diensten. Want in onze nog op te richten wereldkerk zullen veel priesters nodig zijn om de gezonde
sociale leerstellingen uit te dragen. Deze priesters zullen
feestelijkheden organiseren met folkloristische spitsvondigheden en dergelijke, want daar heeft het volk behoefte
aan. Die feestelijkheden zullen echter helemaal in het
teken van de mens staan, en met geen woord zal over
God worden gerept.
Het huwelijk is geen onnuttig sacrament op voorwaarde
dat dit het stempel blijft dragen van een familiefeest. Het
is belachelijk dat in sommige achterlijke landen het kerkelijk huwelijk als enig geldig huwelijk telt. Ik bedoel hier de
katholieke huwelijken. Dit dwaas gebruik moet radicaal
verdwijnen, want enkel het burgerlijk huwelijk mag verplicht zijn. Zodoende zal die gezagsmisbruikende Kerk
nooit meer noch echtscheiding, noch een tweede huwe-


- 83 -

lijk tussen gescheiden mannen en vrouwen kunnen verbieden.


Ik weet wel dat Jezus van Nazareth dat probleem heeft
behandeld en daar zijn oordeel over heeft geveld, maar
elders in mijn memoires wees ik erop dat uit zijn onderricht alleen maar datgene behouden mag blijven wat
dienstig is aan de moderne mens. De onaantastbaarheid
van het huwelijk houdt niet de minste rekening met het
geluk van de mens. Zij die bazelen over het welzijn van
het kind vergeten dat het kind heel wat gelukkiger is als
het aan de staat toebehoort. En verder nog dit, het huwelijkssacrament mag niet langer aan priesters worden onthouden die daar zelf gebruik van willen maken, net zomin
als het priesterschap voor vrouwen, die wensen in te treden.


- 84 -

HOOFDSTUK 14
Hier wordt getoond hoe een wereldkerk
de verheerlijking van de mens zal bezingen
Alvorens een diepgaande studie over het sacrament van
de Eucharistie te beginnen, zond ik mijn werk naar de
student en ook naar zwarte haren. De student was zo
geestdriftig dat hij mij op zekere dag aan de universiteit
opzocht om me een stel artikels in de hand te stoppen.
Blozend van verlegenheid verzocht hij mijn steun met het
oog op publicatie in een gekend tijdschrift. Eigenlijk hadden we elkaar niet in het openbaar mogen ontmoeten,
maar ik meende dat de oorlog ons dwong tot het nemen
van bepaalde initiatieven. De uitwisseling van documenten en openlijke besprekingen met de student zag ik niet
als echt gevaarlijk. Bovendien voelde ik me op mijn gemak omdat ik na twee lessen aan de universiteit te hebben gevolgd een motorfiets had gekocht, zodat ik niet
meer afhankelijk van anderen was om mij naar huis te
brengen. Ik had dus praktisch geen contact met anderen.
De artikels van de student waren verbazend origineel. Ze
hadden mijn afgunst kunnen opwekken, want mijn schrijverstalent stelt niet zoveel voor. Ik zag snel in welke grote
invloed deze uitstekend opgestelde artikels konden hebben. We waren op weg naar een ideale samenwerking. Ik
leverde hem de gedachten, koud en streng geformuleerd.
De student koos er het belangrijkste uit of ten minste die
gedachten waarmede hij listige artikels kon brouwen. De
ontkieming aanvoelen van nieuwe gedachten om wonderschone letterkundige bloemen te doen openbloeien.
Het stimuleerde mijn genie. In het tweespan was ik het
genie, de student enkel het talent. Een tijdschrift werd
makkelijk gevonden dat tegen betaling bereid was tot
regelmatige publicatie van de door mij ingegeven artikels.
Ik liet ze doorsturen naar alle niet oorlogvoerende landen
om te laten vertalen en verspreiden. Ik moet echter toegeven dat ze pas na de oorlog werkelijk insloegen. Omdat ik veel meer vertrouwen stelde in de student dan in
de door mijn oversten in Moskou opgedrongen hoogle-


- 85 -

raar, nam ik een tweede postbus en gaf hem de sleutel.


Daar hij ook goed werd betaald, was ik als een god voor
hem en had hij zijn leven voor mij willen geven.
Omdat ik van zwarte haren geen antwoord had ontvangen, zond ik haar regelmatig de artikelelen toe van de
student met een klein liefdevol briefje erbij waarin ik haar
verzekerde dat die artikelen mijn gedachtegang weergaven. Zwarte haren werd getroffen door het talent van de
student. In een brief bekende ze mij dat die artikelen heel
wat sympathieker overkwamen dan het erg brutale werk
van mij. Ik lachte in mijn vuistje. Immers, die artikelen waren niet anders dan een sluwe omzetting van mijn zo brutaal in woorden geformuleerde gedachten! Mijn overtuiging werd hiermee gesterkt dat letterkundig talent alles
appetijtelijk maakt. Wanneer de vos de passie preekt,
boer let op je ganzen. Al die lange weken vertikte zwarte
haren mij in het atelier opnieuw uit te nodigen. Ik was razend. Op zekere dag ontmoette ik haar in de gangen van
de universiteit. Ze volgde een cursus klassieke kunst.
Zij bleef even staan en zei dat ze een antwoord voorbereidde op het ontwerp van mijn nieuwe catechismus. Later zou ze wel een gelegenheid vinden tot een vriendelijke discussie daarover. Discussie, discussie wanneer
het ging over mijn gedachten duldde ik niet de minste
tegenspraak, maar het vooruitzicht van een nieuwe ontmoeting verheugde mij zo sterk dat ik geen discussie uit
de weg zou gaan, en dat zei ik tegen haar. Ik nam me
voor haar in te fluisteren dat een echt verliefde vrouw,
zelfs onbewust, alle zienswijzen en gevoelens overneemt
van de door haar hart uitverkoren man. Ik liet het echter
bij de eenvoudige mededeling dat ik me bezig hield met
het sacrament van de Eucharistie als onderdeel van de
nieuwe catechismus. Met een zucht en met tranen in de
ogen liep ze weg, zonder mij nog een woord te gunnen.
Het lag in mijn bedoeling in dat uiterst boeiende stuk vooral nadruk te leggen op de werkelijke betekenis van de
Eucharistie, althans de betekenis die voor katholieken als
de enige en de echte doorgaat (de protestanten hebben
andere en verschillende opvattingen). Op de vraag: Wat
betekent de Eucharistie? zal elk katholiek kind antwoor-


- 86 -

den: De Heilige Eucharistie is een sacrament dat onder


de gedaanten van brood en wijn waarlijk en wezenlijk het
Lichaam, het Bloed, de Ziel en de Godheid van Jezus
Christus vertegenwoordigt. Niets anders dan dat! Daar
valt niet aan te tornen! Niet dat dit geloofspunt onmogelijk
bestreden kan worden, maar voorzichtigheid is geboden!
In geen geval mag frontaal worden aangevallen.
Die zogezegde werkelijke Tegenwoordigheid van Christus onder de gedaanten van brood en wijn, moet met
slinkse middelen worden aangevochten. Indien we frontaal aanvallen, komen de katholieken zeker in heftig verzet. Niets is zo gevaarlijk. Het is algemeen geweten dat
vervolging tot meer geloof aanzet. De uitdrukking werkelijke Tegenwoordigheid moet stilletjes verzwegen worden. Alles wat die overtuiging kan afzwakken of vernietigen moet dik worden onderstreept. Het is in allereerste
instantie vereist dat de woorden van de Mis worden hervormd en omgevormd. Het zal zelfs hoogst nuttig zijn het
woord Mis af te schaffen om het te vervangen door Laatste Avondmaal of Eucharistie. De vernieuwing van de
Mis moet de aandacht voor de zogenaamde consecratie
verminderen. De communie moet een meer alledaags
kleedje krijgen. Er is veel werk aan de winkel! Een werk
van lange adem! Niets mag worden verwaarloosd!
Om te beginnen dient te worden opgemerkt dat de celebrant met de rug naar het publiek gekeerd staat en daardoor de indruk wekt in samenspraak te zijn met een onzichtbare God, nochtans een God die door een groot
kruisbeeld, vlak voor hem, zichtbaar wordt gemaakt. Die
priester is dus wel tegelijk n de door God uitverkorene
n de vertegenwoordiger van het volk, dat op hem de
ogen gericht houdt. Hij wekt een indruk van aanzien en
macht maar tevens ook van afscheiding en afzondering.
Men moet listig influisteren dat de parochianen zich ietwat verloren, ietwat eenzaam, ietwat verlaten voelen en
zich daarom oprecht gelukkig zouden achten indien de
priester wat naderbij komt. Wanneer deze gedachte geheel zal zijn ingesijpeld, zullen we vriendelijk voorstellen
het tamelijk hoge altaar niet meer voor de Mis te gebruiken en te vervangen door een helemaal kale tafel, zodat
de priester het gezicht naar het volk toe kan keren. Voorts


- 87 -

moet de tijd die tijdens de Mis aan de eigenlijke Eucharistie wordt besteed, sterk worden ingekort zodat tijdens
de Mis meer ruimte en tijd ontstaat voor Gods Woord.
Het is bekend dat de katholieken een schandalige onwetendheid aan de dag leggen voor alles wat de Bijbel betreft. En daarom zal die wijziging aan de inrichting van de
Mis geen ongenoegen opwekken. Ik beweer niet dat ze
zich gelukkig zullen voelen met lange bijbelgedeeltes,
want ze begrijpen er vaak geen snars van. Dat doet er
niet toe, ten minste zolang er geen echte socialistische
priesters zijn gevormd.
Elke tekst uit het ordinarium missae (de vaste gezangen)
moet zorgvuldig worden vergeleken met de teksten die
door anglicanen en lutheranen worden gebruikt, met het
plan ofwel een eenheidstekst te ontwerpen ofwel verschillende teksten te bevorderen die voor de drie religies aanvaardbaar zijn. Die werkwijze biedt een onmetelijk voordeel: dezelfde woorden krijgen totaal tegengestelde betekenissen. Wie ziet dat niet in? De eenheid der geesten
zal zich in verwarring en in complete dubbelzinnigheid voltrekken, want dat kan nu eenmaal niet anders. Er bestaat
geen ander alternatief: bekering of dubbelzinnigheid. Ik
verkoos dit verraderlijk middel om de waarachtige Tegenwoordigheid in het hart te treffen. Wanneer de katholieken moeten gedogen dat de protestanten zonder bekering tijdens hun Missen de communie ontvangen, zullen
ze wel elk vertrouwen verliezen in hun ouderwetse waarachtige Tegenwoordigheid. We zullen ze aan het verstand brengen dat die Tegenwoordigheid alleen maar
voor diegenen bestaat die daarin willen geloven. Zodoende zullen ze zich realiseren dat hun godsdienst een menselijk verzinsel is. De verstandigsten zullen dan wel de
nodige conclusies trekken.
Om het begrip Christus waarachtige Tegenwoordigheid
nog meer af te zwakken, moet elk decorum verdwijnen.
Geen rijk geborduurde gewaden meer, geen zogeheten
gewijde muziek en zeker geen gregoriaanse gezangen,
maar wel muziek in jazzstijl, geen kruistekens meer noch
kniebuigingen of ingetogen houdingen. Het knielen moet
worden uitgebannen, vooral bij de communie waar het
streng moet worden verboden. Spoedig zal men moeten


- 88 -

besluiten tot het uitreiken van de communie op de hand,


opdat elke indruk van hoogheiligheid wordt weggevaagd.
Aan bepaalde zogeheten uitverkorenen moet het communiceren onder beide gedaanten worden toegestaan. Dit
wekt afgunst en verbittering op en zet sommigen aan
alles te laten varen (wat ons goed uitkomt). Bovendien
moet priesters het mislezen gedurende de week worden
ontraden, want dat is in onze moderne tijd slechts tijdsverlies. Een andere uitstekende methode: het thuis mislezen, in de familie, vr of na de gemeenschappelijke
maaltijd. Daarom zal aan familievaders en moeders het
recht tot priesterschap worden toegekend. Deze methode
biedt grote voordelen: geen onderhoud meer van dure heiligdommen, gebedsruimten en kerken. De eredienst moet
worden ontwijd, en daarom moet de priester ertoe worden aangezet het mislezen in de volkstaal te doen. Hij
moet de consecratiewoorden vooral in verhaalvorm uitspreken. Het is toch maar een verhaal! Hij mag zeker niet
de woorden uitspreken: Dit is Mijn Lichaam, dit is Mijn
Bloed, alsof hij Christus plaats inneemt. Iedereen moet
de indruk krijgen dat het in wezen om een verhaaltje
gaat. Des te meer reden nooit meer over Offer te spreken, wat inhoudt dat de Mis het onbloedig Offer en de
herhaling van het Kruisoffer is. Er is geen protestant die
een dergelijke formule aanvaardt. De voor katholieken
HEILIGE MIS moet gewoon tot een gemeenschappelijke
maaltijd worden herleid, dit alles onder het voorwendsel
van broederlijkheid onder alle mensen. Als trouwens de
wereldkerk eenmaal zal zijn opgericht, heeft de Mis geen
reden tot bestaan tenzij voor heethoofden. Met dat soort
mensen dient rekening te worden gehouden. Maar zolang
ze thuis blijven, zijn ze ongevaarlijk.
De gebeden van het Ordinarium moeten zo veel mogelijk
worden vereenvoudigd. Spoedig moeten we op het punt
belanden dat uitslutiend drie gebeden zijn vereist, en wel
het Offertorium, de Consecratie en de Communie. Indien
het ons lukt verscheidene vereenvoudigde en menselijker
teksten naar voren te brengen moeten we tot opvoeding
van de komende generaties een nadere verklaring geven
aan de misgebeden van Pius X. Juist die gebeden waren
de belangrijkste oorzaak waarom een grote menigte eeuwenlang in middeleeuwse achterlijkheid gedompeld bleef.


- 89 -

Ziehier het Offertorium van die Mis (die van Pius X), de
toetssteen voor al het overige: Ontvang, Heilige Vader,
Eeuwige en Almachtige God deze vlekkeloze Hostie die
ik, Uw onwaardige dienaar, U, mijn levende en ware God,
opdraag voor mijn ontelbare zonden, beledigingen en tekortkomingen; voor alle aanwezigen en voor alle levende
en overleden Christenen, opdat ze mijn heil en het hunne
voor eeuwig bevordere. Prachtig gevonden! Wie kan het
beter? Ik stel voor dat alle kloostergemeenschappen zich
toeleggen op het verzinnen van allerlei Offertoria en andere misgebeden. En gezien het hier gaat om het offeren
van brood, lijkt het mij verstandiger eenvoudig te zeggen:
Wij brengen hier het brood door mensen bereid en bestemd als voedsel voor de mens.
Ik zal niet rusten vooraleer alle woorden, die aan de Mis
zijn gewijde karakter geven, verdwenen zijn. Om maar
een voorbeeld te noemen: In de vroegere Mis heeft men
steeds gezegd Jezus nam het brood in Zijn Heilige en
eerbiedwaardige handen. Daar het woord heilig uit het
taalgebruik moet verdwijnen, zal men niet meer spreken
over heilige en eerbiedwaardige handen, maar eenvoudig: Hij nam brood, zegende het, enz. Ik meen dat dit
een prachtig voorbeeld is voor de geest waarin dit werk
gestalte moet krijgen. Wat mij betreft, alhoewel ik momenteel niet over veel tijd beschik, zal ik toch wel enkele Missen uit mijn eigen brein weten te persen. Het is en blijft
monnikenwerk.
Wanneer de Mis nog slechts drie verplichte gebeden bevat, kan men er vanzelfsprekend een aantal dingen aan
toevoegen: psalmen, liedjes, lezingen en preken, naar elk
wat wils. Omdat dit soort mis alleen maar een maaltijd
moet voorstellen, lijkt het mij belangrijk een tafel te nemen die groot genoeg is voor twaalf personen. Ik heb het
altijd lachwekkend gevonden dat tafelgenoten aan een te
kleine tafel tegen elkaar worden geperst, elkaar met de
ellebogen bewerken, bij het eten morsen, enz. (ook aan
de communiebank is dringen en stoten aan de orde). Het
is eigenlijk hun eigen schuld, want waarom noemen ze dit
hek (de communiebank) een tafel?


- 90 -

Dus, in alle kerken zal ik tafels aantreffen voor twaalf personen. Sommigen denken dat bij het Laatste Avondmaal
dertien personen aanzaten, maar vermits alle mensen
angst voelen voor dat getal, zullen we maar aanvaarden
dat Judas van het toneel verdwenen was toen het brood
gebroken werd. Daarom wordt het een dringende noodzaak veel meer priesters te vervaardigen. Dat gaat gemakkelijk. Voor het priesterschap zal enkel maar een
beetje goede wil worden vereist, een bewijs van goed gedrag, geen eindeloze studies en zeker geen celibaat. Wie
van de kracht gebruik wil maken die door onthouding en
versterving wordt geschonken, zullen monnik of kluizenaar worden. Wie hogere studies wil volgen, wordt theoloog. Er zullen daarom verschillende klassen van priesters zijn. De meest in het oog springende priester zal de
gehuwde priester zijn die bij elke maaltijd thuis Mis zal
lezen. Vermits de Mis alleen maar een weerspiegeling zal
zijn van het Laatste Avondmaal, zal ze geen daad van
aanbidding meer zijn, maar wel een teken van verbroedering. De Mis zal geen dankzegging zijn voor ingebeelde weldaden, ze zal niet meer om vergeving vragen voor
begane zonden, omdat ze daartoe niet in staat is. Ze zal
zich niet meer richten tot een geheimzinnige onbekende
om weldaden af te smeken, maar wel tot de mens. In
alles komt de mens centraal te staan.
De wereldkerk zal dan ook alles in het teken stellen van
de verheerlijking van de mens. De grootheid, de kracht
en onafhankelijkheid van de mens zullen bezongen worden. Ze zal zijn rechten bewieroken en juichen om zijn
overwinningen.


- 91 -

HOOFDSTUK 15
Zwarte haren schrijft een brief
die doet denken aan een middeleeuws
en romantisch obscurantisme
Toen ik mijn nieuwe catechismus had voltooid, ontving ik
van zwarte haren een lange brief een onthutsende
brief:
Lieveling,
Ik dank je voor het in mij gesteld vertrouwen, dat me
aanspoort tot een algehele openhartigheid. Wat zegt mijn
hart? Dat het je liefheeft, je weet het, je weet het.
Ik voel dat je hart van mij verlangt dat ik hetzelfde denk
als jij, maar ik kan het niet ik kan je enkel maar toeroepen: onbezonnene! Lees, ik smeek je, lees verder en
wordt niet boos alvorens je alles gelezen hebt, over alles
hebt nagedacht. Stellig, je denkt gelijk te hebben, net als
ik, maar ik vraag je: herlees de geschiedenis, de Kerk is
onsterfelijk, je verspilt je tijd en je krachten. Tegen God
valt niet te vechten.
Overweeg het: waarom zou God niet bestaan omdat jij
niet in Hem gelooft? Het valt je niet moeilijk die vraag om
te keren ik weet het. Je zult mij antwoorden dat Gods
bestaan niet bewezen is op grond van het feit dat ik in
Hem geloof. Inderdaad: geloven of niet geloven heeft
uiteindelijk maar weinig betekenis. Immers, mijn lieveling,
alles wat rondom je leeft, jubelt het bestaan van God uit.
Heb jij de graankorrel gemaakt? Heb jij de natuurwetten
gemaakt? Is er n grassprietje dat jij kunt beschouwen
als jouw werk en jouw eigendom? Je eigen persoon hoort
je niet toe, jouw leven komt niet van jezelf, je bezit niets
dat je niet ontvangen hebt. Ook indien je erin zou slagen
die gekke kerk zonder God te scheppen, dan nog zou je
niets hebben gewonnen. God zelf zou dezelfde blijven. In


- 92 -

geen enkel geval kun jij Hem verminderen, en noch veel


minder Hem doden. Het doet me pijn dat je die kinderachtige oorlog wilt voeren. Want God, die jij wilt uitschakelen, is alomtegenwoordig, Meester van alles. Hij doet je
leven. Zonder Hem kun je niet verder leven. Het ligt
wellicht in je macht de Kerk te doen wankelen. Dat is
meermaals sinds tweeduizend jaar gebeurd, maar steeds
opnieuw kwam ze alles te boven, groeide ze in schoonheid en kracht. De Kerk van Jezus Christus, lieveling,
kreeg de belofte van het Eeuwig Leven. Zij weet en zij
schreeuwt het uit door mijn mond dat de Heilige Drievuldigheid haar nooit zal loslaten. Zij weet dat alle aanvallen, die tegen haar zijn gericht, enkel maar beproevingen zijn die ons geloof moeten louteren. Talloze zielen
zullen ongetwijfeld onder de bekoring bezwijken om tot
een kerk van mensverheerlijking toe te treden, die alle
godsdiensten met elkaar zal vermengen tot ze alle onherkenbaar zullen zijn geworden. Maar de katholieke Kerk
zal stand houden. Indien jij of anderen haar vervolgen of
onderdrukken, zal ze wellicht moeten onderduiken, maar
niemand kan haar ziel doden. Die ziel d eeuwig leven.
Het kenteken van deze Kerk is de erkenning van en de
onderwerping aan een hemelse Openbaring. Haar eigen
werkgebied kan men niet benaderen zonder geloof. Jouw
denkwijze creert een kloof. Zij richt zich op het bovennatuurlijke en het heilige. Zij richt zich tot alle mensen,
om het even of ze verstandig zijn of niet. Jij, mijn lieveling, bent te verstandig.
Jij hebt in je kinderjaren een zware schok ondergaan, ik
vraag niet welke. Ben je niet tot een leeftijd gekomen
waarop men sereen kan afrekenen met het verleden? Ik
voel dat wraak op het verleden jouw drijfveer is. Is dat
een edele levenshouding? Tot je veertiende, heb je me
verteld, was je een vrome knaap. Je weet dus waarom ik
je vraag grondig na te denken. Indien je in het athesme
was geboren, had ik kunnen begrijpen dat de werkelijke
betekenis van het geloof niet tot je was doorgedrongen
Ik vrees dat jouw dubbele haat tegen God en de Kerk niet
alleen een teken is van opstandigheid, maar vooral een
bewijs van geloofsopstandigheid. Men zegt wel dat geloofsopstandigen de meest verwoede tegenstanders zijn
van de Kerk.


- 93 -

Ik beklaag je uit heel mijn hart, want jij trekt van nu af aan
aan het kortste eind. Ik ben niet bang, helemaal niet. Je
kunt wellicht een aantal zielen winnen voor jouw verdorven geestesstromingen, zelfs een aantal priesters (wat ik
moeilijk kan aanvaarden), maar nooit zul je alle zielen
winnen, je zult integendeel de heiligen nog sterken. Ja
zeker, mijn arme lieveling, door jouw aanval op de Kerk
van God ben je alleen maar een speelbal in handen van
de Almachtige. Je waant je sterk. Je bent het maar in de
mate dat God het veroorlooft. Vrees de dag waarop God
tegen jou zal zeggen: Genoeg! Ik heb de smeekbeden
aanhoord van al mijn biddende getrouwen. Ik ben vastbesloten hun opbeuring en nieuwe kracht te schenken door
de vernietiging van mijn vijanden. De vijand van God
loopt gevaar zulks voor eeuwig te blijven, tot zijn oneindige wanhoop, maar het zal dan voor eeuwig te laat zijn.
Je doet alsof de Heilige Kerk enkel maar over menselijke
krachten zou beschikken en enkel maar een menselijke
instelling zou wezen. Maar de gelovigen, wij beschikken
met God over de kracht om alle bergen van de hele
wereld te doen ineenstorten. Al beroof je ons van het
leven, nooit zul je de krachten kunnen vernietigen die ons
erfdeel zijn geworden. Of je nu dicht bij me staat of ver
weg, toch staat Christus tussen ons in. Ik spreek met
Hem en Hij ziet je. Je kunt zijn blik niet ontwijken. Hoe
kan het anders! Zelfs in mijn dromen spreek ik met Hem
over jou. Je waant je vrij, je waant je sterk. Wat een vergissing! Ook als ik vandaag zou sterven, ook dan nog zal
ik blijven vechten tegen jouw vrijheid en vooral tegen
het misbruiken van die vrijheid. En tegen de macht die jij
denkt te vertegenwoordigen, zal ik de kracht van God zelf
stellen.
Haal je schouders niet op, mijn grote lieveling, neen, spot
niet met wat ik schrijf. Denk liever aan je kinderjaren en je
zult je die kracht weer in herinnering brengen, die onzichtbare maar ontzagwekkende en toch zo beminnelijke
kracht. Mijn hart en mijn ziel bevatten onuitputtelijke en
onverwoestbare krachten, dat moet je kalm in overweging nemen. Verjaag uit je geest alles wat de hartstocht
je vermag in te fluisteren. Je wordt door hartstocht gekweld. Blijf niet bewust doof noch blind, want een man


- 94 -

met gevoel verwerpt een dergelijke houding. Maar ja, je


hebt je laten verleiden door een liefde die zich verzadigt
aan de haat, aan de haat tegen God. Weet je dan niet,
dat haat vaak de wanhoopskreet is van een ontgoochelde liefde? Ik heb het gevoel dat God je met een bijzondere liefde bemint en met zijn nooit ophoudend geduld op je blijft wachten. En vermits je vooralsnog niet tot
die God van goedheid wilt bidden, doe ik het in jouw
plaats. Het is in jouw naam dat ik dag na dag en duizendmaal per dag alle verdiensten van zijn Zoon aan de almachtige God opdraag, alle verdiensten van de allerheiligste Maagd Maria en ook de verdiensten van alle ons
bekende en onbekende heiligen. Met vreugde en vertrouwen offer ik alles op, de hele dag door, ook in mijn slaap.
Je wilt de Heilige Mis wijzigen en tot een gemeenschappelijke maaltijd reduceren. Hoe bespottelijk! Sinds de
allereerste Witte Donderdag hebben we enkele miljarden
Heilige Missen opgedragen. Zeker iedere seconde wordt
ergens een Heilige Mis in aanbidding opgedragen aan de
Allerhoogste, zodat ik mij de gehele dag kan verenigen
met die aanbiddingoffers waarin de Zoon zich telkens opnieuw voor het heil van de hele mensheid opoffert. Ik verenig mij met Hem, ik draag mij aan Hem op, ik die zo
nietig ben. Dit offer voelt zo nietig aan omdat ik mij zo
onbeduidend voel naast Hem. Zeker, ik ben niets, ieder
van ons weet het dat we allen niets zijn. En degenen
die dat niet beseffen zijn erg te beklagen. Daar ligt, meen
ik, het onderscheid tussen gelovigen en ongelovigen. De
gelovigen offeren wat ze gekregen hebben en wat onmetelijk is. De anderen willen alleen heerschappij, macht uitoefenen, roemrijke ontdekkingen doen of ze streven zelfs
naar vernietiging.
Als ik mij aan Hem opdraag in het Heilig Misoffer, bied ik
Hem alles aan wat Hij mij heeft gegeven. Als een hulde
van blijde erkentelijkheid schenk ik Hem al zijn gaven en
liefdeblijken terug. Had je maar enig begrip gehad voor
de wederkerige liefdeblijken tussen de Hemel en ons, en
je zou verbijsterd staan en vol afgrijzen de nietigheid van
je eigen handelingen inzien. Ik voel een diepe smart en ik
ween om je, en die tranen draag ik als kostbare parels
aan God op. Je hebt geleden en je bent opstandig gewor-


- 95 -

den. Had je maar je ogen op een kruisbeeld gericht en de


Heer gesmeekt om uit genade zijn vrede te krijgen en de
kracht om te vergeven, want dan had je een oneindige
tederheid ondervonden, een tederheid die je met dankbaarheid had vervuld om Gods liefdevolle toebedeelde
smart. Want deze smart was een weldadig geschenk.
God bezag je als zijn geliefkoosde wijnstok. Hij snoeide
die opdat het vrucht zou dragen.
Welke vruchten zul je plukken van het door jou ondernomen werk? Vruchten van bitterheid, vereenzaming en
wanhoop Denk je dat ik de enige ben om het tegen je
op te nemen? Neen! Mijn gebeden worden verhoord en
door allen doorgeseind die het Paradijs zijn binnengetreden. Spot niet, want de ziel die in je leeft en die onsterfelijk is, zal wel het enige zijn dat je nooit zult kunnen vernietigen. De onsterfelijkheid van de ziel, laat de betekenis
van deze woorden goed tot je doordringen, ondanks dat
men de mensen wil doen geloven dat de dood niet bestaat. In elke woning, in elke huiskamer, en op straat,
zouden deze waarschuwende woorden met grote letters
de aandacht moeten trekken. Men moet weten dat de
dood niet bestaat. Men moet weten dat die nuchtere werkelijkheid oneindig belangrijker is dan de vrees voor het
lichamelijke en het ontzet vluchten voor de dood.
Mijn dierbare jongen, liever dan je voor alle eeuwigheid in
het wanhoopsoord te weten, waar tranen nooit ophouden, accepteer ik dat je mij hier op aarde nooit liefhebt,
want ik, ik heb je lief.


- 96 -

HOOFDSTUK 16
Het offer van een lieve en zachte vriendin
schijnt door een dreigend aanstormende
stortvloed te worden verzwolgen, die het
aanschijn van de Kerk wil vernieuwen
Op die onzinnige brief van zwarte haren was het enige
antwoord een heftig toegenomen anti-apostolische ijver.
Tijdens die maanden, toen het einde van de domme oorlog nabij leek te komen, bereidde ik een groot aantal aanvallen voor tegen de Kerk. Ik verwachtte de complete
overwinning op de Kerk na een periode van dertig jaar.
En ik droomde van het jaar 1974 waarin ik de geboorte
zou mogen vieren van de wereldkerk zonder God. Mijn
haat tegen het bovennatuurlijke vergrootte mijn genie en
gaf me haast ongelooflijke krachten ten behoeve van mijn
dubbele werk. Men mag niet vergeten dat ik theologie
studeerde en dat het behalen van uitstekende cijfers een
factor van uitzonderlijke betekenis was. In feite was ik de
beste in alles. Het maakte me vrolijk en het versterkte
mijn overtuiging dat een God, die zich geen moeite getroost om zijn ware gelovigen te beschermen en verdedigen, onmogelijk kan bestaan.
Het woord bovennatuurlijk moet alles wat voor mensen
onbegrijpelijk is met sluiers van geheimzinnigheid bedekken en met kleurrijke fantasien verlevendigen. Ik besloot
aan die akelige komedie een einde te stellen. Ik gelastte
mijn correspondenten en medewerkers het Nieuwe Testament te zuiveren van alles wat niet volstrekt natuurlijk
of verklaarbaar is. Dat is zeer nuttig werk. Immers, het
was Christus zelf die in zijn godheid geloofde, als men
ten minste geloof hecht aan de woorden die men Hem
toeschrijft. Maar omdat het moeilijk is te onderscheiden
tussen wat Hij werkelijk heeft gezegd en wat de evangelisten eraan toe hebben gevoegd, acht ik het beter om
alles wat in strijd is met het gezond verstand integraal te
verwerpen. Ik heb reeds opgemerkt: de meest krachtda-


- 97 -

dige marxistische actie lijkt diegene te zijn die zich op de


jeugd richt vanaf hun vroegste kinderjaren. Zo kan men
zich meester maken van die kneedbare hersens.
Vol vurige overtuiging verspreidde ik bevelen aangaande
de persoonlijke vrijheid van elk individu. Vrijheid die hij
moet krijgen vanaf de eerste levensstappen en vanaf het
eerste uitspreken van woorden. Het is een schande, een
pure schande, dat ouders en familieleden beslag durven
leggen op hun kinderen en hen dwingen tot het bijwonen
van de zondagsmis. Het is een even grote schande dat
die kinderen zonder hun toestemming voor catechismuslessen worden ingeschreven. Dat heeft tot gevolg dat die
arme kinderen zich verplicht voelen ter communie te
gaan, alhoewel ze liever spelen en ravotten. En wat te
zeggen van het doopsel, dat al vanaf de geboorte wordt
opgedrongen! Daar begint het schandaal. Ik stelde een
plan op voor algemene voorlichting van de jeugd. Iedereen moest zich inspannen om dat plan in de kerken
vorm te geven, in de catechismus, in de scholen, op de
radio en in de pers, zodat alle kinderen zich bewust zouden worden van hun absoluut recht om tegen hun ouders
neen zeggen, ingeval die ouders hen willen vervormen
tot schijnheilige en gehoorzame mini-Christenen.
Reeds nu prijs ik de dag als duizenden kinderen openlijk
en blijmoedig zeggen: Ik? Ik ben niet christelijk, ik geloof
niet in God en ben niet zo naef als mijn ouders, die ouwelijke nietsnutten. Inmiddels brandde ik van verlangen
naar een weerzien met zwarte haren. Mijn vurige wens
werd verhoord zonder dat daar een vernederend smeekgebed aan voorafging. Ik ontving een hartelijk uitnodigend woordje van haar met de boodschap dat ze iets
wou vragen. Op een zonovergoten zaterdag snelde ik als
een pijl naar het atelier waar zwarte haren mij opwachtte. Wie zal ooit kunnen begrijpen wat dat voor mij betekende: zwarte haren wachtte op mij! Die prachtige zwarte
haren leken mij zo toe te behoren dat ik ze had willen afknippen opdat niemand anders ze zou kunnen aanraken
of bekijken. Ze knippen! Wat een misdadige gedachte!
Ze was een en al zachtheid en liefde toen ze mij vroeg
haar verzoek te willen inwilligen. Ik beefde bijna. Zij vroeg


- 98 -

een tekening van mijn handen te mogen maken, die naar


verluidt prachtig gevormd zijn. Waarlijk, vrouwen hebben
soms ongerijmde maar toch lieve gedachten! Met een geduld dat de engelen, indien ze bestonden, me zouden benijden, poseerde ik de hele middag voor alleen maar mijn
handen. De ene tekening volgde na de ander. Ik zwom in
een soort bedwelmende vervoering, die men volmaakt geluk pleegt te noemen. Dit gevoel heb ik later nooit meer
ervaren. Ik weet dat niemand mij zal geloven als ik zeg
dat tijdens deze zalige uren onze hart- en geestverbondenheid zo groot was en zo uitzonderlijk sterk, dat de
lichamelijke eenheid nooit zulk een extreem en bijna buitenaards geluk aan een mensenpaar kan schenken.
Toen zij het aantal tekeningen voldoende achtte, fluisterde mijn vriendin mij heel zachtjes toe dat ik sprekende
handen bezat die ongetwijfeld bestemd schenen te zijn
voor grootse dingen. Ik was er bijna verlegen om, want
haar waarheid smaakte naar dood en moord. Het was op
die dag dat ze mij toestond haar haren te ontvlechten en
ze speels te strelen en tussen mijn handen te laten glijden. Ik vormde grillige haarkapsels, maakte nieuwe vlechten, rolde ze op, om dan uiteindelijk zeer zorgvuldig dat
prachtige haar te kammen en opnieuw te kammen alsof
ik ze nooit meer zou terugzien, alsof ik ze klaarmaakte
voor een pijnlijke offerande. Waarom had ik die dag dat
uitzonderlijk vreemdsoortig gevoel? Die hele dag trouwens was vervuld met buitenissige dingen. Vandaag nog
vind ik geen verklaring voor die doordringende en geheimzinnige golven, die zich in mij bewogen.
We namen afscheid van elkaar met een wederzijds gevoel van tragische verscheuring. Tot zaterdag, tot zaterdag!, riepen we elkaar toe. Het klonk als een kreet die
de hoop op weerzien in een profetisch geheugen moest
vastleggen. Het klonk als een heenwijzing naar onze
enige reddingsplank en als een vertwijfelde wederzijdse
aansporing om reeds bij voorbaat alle mogelijke hindernissen uit de weg te ruimen. Weg met die hindernissen!
Ik was glad vergeten dat ik die komende zaterdag met
mijn medeseminaristen in retraite moest gaan als voorbereiding voor onze priesterwijding, enkele dagen later.


- 99 -

Ik zag mij dus verplicht haar een woordje te schrijven met


een aanvaardbare leugen. Ik had er in alle eenvoud aan
willen toevoegen dat ik weldra naar Rome zou gaan en
dat ik hoopte dat ze mij daar zou komen opzoeken. Maar
hoe durf ik te spreken over eenvoud wanneer alles me
toeschreeuwde dat ik op weg was naar een slavernij, een
nog ergere dan die van mijn zes lange seminariejaren?
In Rome zou ik gegrepen worden in het raderwerk van de
zogeheten Eeuwige Stad, maar ik zou troost vinden in de
overweldigende gedachte dat ik de zandkorrel was die
zich in het raderwerk moest vastzetten om de machine
onherstelbaar te vernielen. Ik ging dus in geestelijke afzondering om me op de allerlaatste plechtigheid voor te
bereiden die mij voor de eeuwigheid priester zou maken.
Omdat ik niet in het eeuwig leven geloof, leed ik niet
onder dat vooruitzicht. Ik bekeek de ceremonie van mijn
priesterwijding als de vluchtige beet in een zure appel,
als een kortstondig verblijf bij de tandarts, dus als een
noodzakelijk iets voor een goede zaak. Men moet gedreven worden door geloof, daar gaat het om, en mijn geloof
was het hunne waard, wat zeg ik, mijn geloof overtrof het
hunne omdat het niet kinderachtig is en omdat het niet
steunt op vreesachtigheid en een verlammende angst.
De Grote Dag brak aan, zo schrijven de journalisten. Ik
was kalm. Een aantal mensen deden hun best om mijn
afwezige familie te vervangen. Ze waren allen uitzonderlijk lief. Een beetje heibel had ik liever gehad, maar men
kan zich bezwaarlijk tot een half bovennatuurlijk wezen
verheffen met volledig behoud van het recht op knokken
met ieder die je in moeilijke ogenblikken in de weg staat.
Toen ik de kapel binnentrad, was ik een toonbeeld van
eenvoud en nederigheid. Die deugden zijn eenvoudig te
huichelen, indien door een verborgen maar ambitieuze
hoogmoed ondersteund.
Met langzame passen en met teneergeslagen blik stapte
ik door de kapel toen ik opeens, links van me, een gesmoorde gil en enkele kreten hoorde en een zekere wanorde ontwaarde. Naar traditioneel gebruik had ik niet mogen toezien. Maar ik volgde niet mijn geweten (althans
niet het geweten dat men voor mij had klaargemaakt en


- 100 -

dat ik handig en speels manipuleerde). Ik zag jongelui


een flauwgevallen jonge vrouw optillen. Haar hoofdsluier
was gevallen en ik zag haar lange loshangende zwarte
haar op de kapelvloer liggen. Toen ik mijn ogen afwendde om het schouwspel te ontwijken, kruiste mijn blik de
verbolgen blik van de professor die voor mij als brievenbus fungeerde. Wat voerde hij daar uit? Was hij het die
zwarte haren voor deze plechtigheid had uitgenodigd?
Tijdens het vluchtig kruisen van onze blikken meende ik
in zijn ogen een uitdrukking van wreedaardige triomf te
zien. Ik nam mij voor de waarheid te achterhalen en hem
die ploertigheid duur te laten betalen.
De rest van die dag verliep in een pijnlijke miststemming.
Iedereen kon van me denken wat hij wilde, ik gaf er geen
snars om. Ik had zelfs elke lust verloren om vroomheid
voor te wenden en de mijn naderbij komende heiligheid
te horen bezingen. Tot mijn grote opluchting kwam die
ene student me opzoeken. Hij was mijn enige vriend. Ik
bracht hem op de hoogte van het gebeurde en zou hem
wat later opdragen het geval te onderzoeken. Ik wilde
weten, ik wilde doden. Ik wilde het uitschreeuwen, haar
en mijzelf verdedigen, vooral haar verdedigen maar het
was te laat, voor nu en altijd te laat. Had ik toch maar de
moed gehad haar alles zelf te vertellen, dan had ze misschien aanvaard in stilte voor me te lijden, en wie weet
mij in het geheim lief te hebben.
De volgende dagen maakte ik voorbereidingen voor een
reis naar de Verenigde Staten, waar ik een bezoek wou
brengen aan de meest gekende en belangrijkste protestantse sekten om na te gaan hoe ik ze het best kon
manipuleren. Tot dan had ik noodgedwongen de belangrijke factor over het hoofd gezien van het vastverankerde
geloof onder de protestanten. Ik voelde mij gedwongen
grondig alle aspecten van dit probleem te bestuderen alvorens ik in Rome mijn studies zou kunnen hervatten.
Even voor mijn vertrek bracht de student mij hijgend van
het lopen het meest onthutsende, meest wreedaardige
en met scherpe smart vervullend nieuws: zwarte haren
is ingetreden in de Karmel! Ze had het voor mij gedaan.
Voor mij zou ze haar wondermooie haren laten afsnijden,


- 101 -

haar leven lang zou ze voor mij bidden, voor mij zou ze
voortaan achter tralies leven, nooit zou ze nog enige
vreugde kennen van een jonge verliefdheid voor mij. Ik
had het gevoel dat ik haar liever dood zag in plaats van
dat. Ik zwoer een dure eed dat ik de poorten van alle
kloosters zou opengooien om ze van hun inhoud te
bevrijden. Ik zou beginnen met de contemplatieve orden.
Ik zette een hevige campagne op tegen kloostertralies. Ik
liet zelfs verzoekschriften sturen naar de paus uit naam
van wel zeer naeve kloosterzusters.
Ik liet opmerken dat in vroeger tijden tralies werden aangebracht om jonge vrouwen, die door hun ouders tot het
kloosterleven waren gedwongen, het vluchten te beletten.
De dubbele tralies, versterkt met massief houten afsluitingen, moesten elke contact met de buitenwereld voorkomen. Ik deed al het nodige om dit overblijfsel van een
zogezegd door God gewijde gevangenschap af te schaffen. Ik legde de nadruk op het eergevoel bij godgewijde
maagden om zo bij hun het verlangen op te wekken naar
een in afzondering vrijwillig gekozen kloosterbestaan,
maar dan toch wel in een klooster dat naar alle kanten
toe wijd openstond. Daarna ging ik nog een stap verder
en smeekte ik alle kloosterzusters om naar de wereld
terug te keren, naar de mensen die hun aanwezigheid zo
nodig hadden. Ik kon ze overtuigen dat ze de mensheid
beter konden helpen door het afleggen van elk uiterlijk
vertoon dat op het kloosterleven wees. Ik vond auteurs
met een subtiele geest die daarover hele boeken wilden
schrijven, gelardeerd met een overdadige en wonderschone schrijfwijze.
Ik streed ook hardnekkig tegen de barbaarse gewoonte
van haarafschering bij vrouwelijke kloosterlingen. Ik stelde het nuchtere feit voorop dat al die arme meisjes met
kale hoofden zich zeer belachelijk voelden bij de aankomst in een kliniek als ze daar moesten zijn voor een of
andere geneeskundige behandeling. Ik klaagde over het
domme verlies van talloze roepingen als gevolg van die
dwaze ouderwetse gewoonte. Ik richtte scherpe pijlen op
de belachelijke en verouderde pijen en godsdienstige klederdrachten, zo zwaar om dragen in de zomer en zo weinig doeltreffend in de winter. Ik fluisterde de gedachte in


- 102 -

om alle kloosterregels en structuren van het godsdienstig


gemeenschapsleven aan een grondige herziening te onderwerpen. Voor het opstellen van die herziening kwamen enkel mannen in aanmerking (vrouwen zijn zo geneigd vanuit hun edelmoedigheid te overdrijven).
Toen ik de veelzijdigheid van mijn werk overzag, botste ik
op een door niemand gekende en stomzwijgende hindernis, och zo weinig belangrijk en zo klein in verhouding tot
de kosmos, een nederig verborgen Karmelkloostertje, dat
mij nooit een brief heeft gestuurd. [NB: Was dat het klooster van zwarte haren?] Aan de ene kant zag ik voor mij
de wereld liggen, die ik bewerkte en benvloedde, en aan
de andere kant die gevangenis. Ik gaf bevelen aan de
ene kant en was toch de gevangene van die andere kant.
Toch leed mijn werk er niet onder, integendeel. Niet te
geloven, maar toch bleef ik me opwinden over de nutteloosheid van het offer van zwarte haren. Een zo volledig en toch nutteloos offer!
Terwijl mijn arbeid vorderde, hoewel vaak eentonig, circuleerden geruchten over het bijeenroepen van een algemeen concilie. Mijn ijver vertienvoudigde. Ik hoorde dat de
paus schemata liet voorbereiden. Ik gaf mijn leiders in
Moskou goed te verstaan dat met dit concilie wellicht een
beslissende partij werd gespeeld. In antwoord werd ik tot
de hoogste post in de organisatie benoemd. De wereld
hing van mij af, ik beschikte over ongelimiteerde fondsen.
Ik financierde talloze linkse tijdschriften en betaalde heel
veel journalisten, die later uitstekend werk verrichtten.
Ik had mijn totale hoop gesteld op de tegenschemata, die
ik had laten opstellen langs de zijkanalen van vooruitstrevende en vermetele theologen. Ik geloof dat ze door eeren roemzucht werden gedreven, de machtigste drijfveer
voor de mens. Het lukte mij afschriften te krijgen van alle
officile schemata, ik bedoel de schemata die in opdracht
van de paus waren opgesteld. Voor mijn werk waren deze schemata een echte catastrofe, onzeglijk catastrofaal,
en ik weeg mijn woorden. Vandaag nog, een aantal jaren
na het concilie, krijg ik het op de rug (een idiote uitdrukking, die ik slechts uit geestelijke luiheid gebruik). In geval die schemata zouden zijn uitgegeven en massaal ver-


- 103 -

spreid, was heel mijn werk naar de bliksem gegaan en


had ik van de grond af aan opnieuw kunnen beginnen.
Tot mijn grote opluchting en dankzij mijn grote ijver, maar
vooral dankzij mijn onuitputtelijke financile middelen,
konden de modernistische schemata (alhoewel nog heel
bescheiden modernistisch) langs slinkse wegen ingang
vinden in het concilie. Die schemata werden met stoutmoedigheid verdedigd ter vervanging van de officile,
waarvan men verweet dat ze niet in volle vrijheid waren
opgesteld, in de volle vrijheid van de kinderen Gods (zoals men zegt). Dat handig en vals spelletje vervulde de
hele vergadering der concilievaders met een zodanige
ontzetting, dat ze er nog niet van bekomen zijn en er
zeker nooit van zullen bekomen. Wel een bewijs dat stoutmoedigheid immer loont. Heeft Danton dat niet gezegd?
Nochtans, ik voel mij geenszins tevreden. Neen, dat concilie heeft niet gegeven wat ik verhoopte. Ik zal moeten
wachten op Vaticanum III. Daar zal ik de grote, ja meest
volledige overwinning behalen. Wat Vaticanum II betreft
weet ik niet wat er is gebeurd. Het is alsof een onzichtbare duivel alle pogingen tot modernisering kwam stopzetten, juist op het ogenblik dat ze doeltreffend zouden
worden. Het is buitengewoon verbazingwekkend, om razend van te worden!
Gelukkig maar dat men sindsdien zo sluw is geweest om
zich achter de geest van het concilie te verschuilen om
zo allerlei verheugende vernieuwingen op de markt te
brengen. Die uitdrukking de geest van het concilie is
voor mij de grootste troef geworden, mijn toverformule. Ik
breek potten en ik lijm de brokken, of ik zwaai met mijn
toverformule om kleinzieligen en niet-begrijpenden op te
vangen of om de ontwortelden valse hoop te geven.
Ik zal op Vaticanum III moeten wachten. Dan pas zal ik
mijn ware gedaante kunnen vertonen, met hamer en spijkers, niet om God aan zijn Kruis te nagelen, maar om
God voorgoed in zijn doodskist te spijkeren.


- 104 -

NABESCHOUWING
De aktetas bevatte geen plan betreffende Vaticanum III,
en toch is het meer dan waarschijnlijk dat dergelijke teksten bestaan, bestudeerd en vergeleken worden en perverse aanvullingen zullen krijgen. Wel vond ik een notitieboekje, waarin enkele overdenkingen vluchtig in het Russisch waren neergepend. Ik liet alles discreet vertalen en
zodoende ontdekte ik summiere aanwijzingen over de toekomstplannen van mijn zwaargewonde. Hieruit concludeerde ik dat, in de optiek van mensen zoals Michal,
Vaticanum II slechts een proefballon was, waarvan de
geschiedenisboeken nauwelijks gewag zullen maken.
Vaticanum III moet het verbond bezegelen tussen het
christendom en het marxisme. Het merkwaardigste zal de
veelsoortigheid zijn van de godsdienstige leerstellingen
en geloofspunten, maar ook de radicaliteit van de sociale
leer die onverenigbaar is met het geloof. Alle religies
zullen, al of niet christelijk, in een wijdvertakt verbond zijn
verenigd en tot hun gemeenschappelijke noemer zijn herleid: magie (toverwereld). Die religieuze uitingen zullen
het onderbewustzijn, vooral bij de sluwsten, grote kracht
geven. Die kracht kan dan door de zuiveren (lees: marxisten) handig voor eigen doelstellingen worden gebruikt.
Het is verwonderlijk dat niemand Michals geschriften is
komen opeisen, althans nog steeds niet. Zijn auto was
onder een valse naam gekocht en hij had wellicht niemand over zijn reis verwittigd.
Ik weet niet precies waar zwarte haren verblijft. Wellicht
bidt ze vandaag nog in een Karmelklooster waar de abdes het oude en ware geloof in volle zuiverheid heeft bewaard. Misschien zal dit boekje op zekere dag in dat
Karmelklooster binnendringen. Moge zwarte haren dan
vernemen dat ook ik voor Michal bid.

Das könnte Ihnen auch gefallen