Beruflich Dokumente
Kultur Dokumente
september 2014
versie 1.0
Inhoud
1
1.2
Titelblad ....................................................................................................................... 6
1.3
Voorwoord ................................................................................................................... 6
1.4
Abstract........................................................................................................................ 7
1.5
Inhoudsopgave ............................................................................................................ 7
1.6
Inleiding ....................................................................................................................... 7
1.7
Corpus .......................................................................................................................... 8
1.8
2.2
2.2.1
2.2.2
2.2.3
2.3
2.4
3.2
3.3
3.3.1
Verbindingswoorden .......................................................................................... 18
3.3.2
3.3.3
3.4
3.5
Vorm.................................................................................................................................. 23
4.1
4.2
4.3
4.4
Marges ....................................................................................................................... 24
4.5
4.6
Bronvermelding................................................................................................................. 26
5.1
5.1.1
5.1.2
5.1.3
5.2
5.2.1
Basisprincipes ..................................................................................................... 28
5.2.2
Voetnoten........................................................................................................... 29
5.3
5.3.1
Boeken ................................................................................................................ 29
5.3.2
5.3.3
Afbeeldingen ...................................................................................................... 32
5.3.4
5.4
5.4.1
Parafraseren ....................................................................................................... 32
5.4.2
Citeren ................................................................................................................ 33
5.4.3
Plagiaat ............................................................................................................... 33
Bibliografie ........................................................................................................................ 34
Colofon ..................................................................................................................................... 36
1.2 Titelblad
Op het titelblad kan je het logo van je departement of van de hogeschool zetten. Je kan ook
de vastgelegde sjablonen gebruiken die zijn opgemaakt volgens de huisstijl van de
hogeschool.
Het titelblad bevat minstens volgende elementen:
titel en eventueel een aanvullende ondertitel,
je naam,
opleiding en departement,
studiejaar,
naam van de docent/promotor.
1.3 Voorwoord
Het voorwoord of woord vooraf heeft een persoonlijke karakter en hoeft daarom niet in
strikt zakelijke stijl geschreven worden; de ik-vorm is toegelaten. Je geeft in dit stuk tekst
een korte motivatie voor de keuze van het onderwerp of hoe de keuze tot stand is gekomen.
Een voorwoord is niet langer dan n pagina en begint steeds op een nieuwe bladzijde. In
het voorwoord kan je ook een dankwoord verwerken, gericht aan iedereen die heeft
geholpen met de realisatie van het werk. De belangrijkste personen zet je vooraan.
1.4 Abstract
Een abstract is een zeer korte samenvatting van je werk in 100 tot 150 woorden. Het geeft
de lezer in een minimum van tijd een goed beeld van de inhoud van je werk. Een abstract
wordt meestal geschreven met het oog op een publicatie of presentatie op een
(wetenschappelijk) congres. Het wordt enkel toegevoegd in lange schriftelijke opdrachten
(eindwerken of masterproeven) die een sterk wetenschappelijke inslag hebben. Een
abstract bevat volgende onderdelen: doelstelling van het werk, problematiek, methodologie,
resultaten en de interpretatie van het onderzoek (Pollefliet 2013, 43). Er worden geen cijfers
of grafieken in opgenomen en er wordt niet verwezen naar bronnen.
1.5 Inhoudsopgave
Bij langere opdrachten is het gebruikelijk om een inhoudsopgave, inhoud of inhoudstafel toe
te voegen. Dit overzicht geeft een duidelijk beeld van hoe je werk is opgemaakt en welke
aspecten van je onderwerp of onderzoek aan bod komen. De titel van een hoofdstuk moet
daarom zo goed mogelijk de inhoud van het hoofdstuk weergeven. Meer informatie over
hoe je goede titels kan formuleren en vormgeven vind je in hoofdstuk 4. Neem de opmaak
van je titels niet over in de inhoudsopgave.
Lezers gebruiken de inhoudsopgave onder andere om gericht informatie op te zoeken in je
werk. Paginanummers toevoegen is niet verplicht, maar bevordert de overzichtelijkheid en
vergemakkelijkt het zoeken. Streef naar een beknopte, strakke inhoudstafel die blijk geeft
van een goed gestructureerd werk.
1.6 Inleiding
De inleiding van je werk heeft twee doelen. In de eerste plaats licht je grondig toe waarom je
het onderwerp kiest, wat je precies zal bespreken en hoe je dat zal doen. Daarnaast probeer
je de interesse van de lezer op te wekken. Een inleiding moet dus wervend en fris
geformuleerd zijn.
De lengte van de inleiding is altijd in verhouding tot de lengte van je werk. Langere teksten
vragen een langere inleiding, maar de inleiding beslaat nooit meer dan drie bladzijden. Begin
een inleiding steeds op een nieuwe pagina.
In onderstaande opsomming vind je inspiratie voor de inhoudelijke invulling van je inleiding.
Niet alle onderdelen zijn steeds van toepassing. Maak een afweging op basis van de aard, de
inhoud en de lengte van je opdracht. (Pollefliet 2013, 51)
1.7 Corpus
Het corpus of het middenstuk is het voornaamste en meest omvangrijke gedeelte van je
werk. In dit deel werk je immers de inhoud van je tekst uit. Een belangrijk aspect van het
middenstuk is de inhoudelijke structuur. In korte opdrachten moet die interne structuur
aangebracht worden met goedgekozen signaalwoorden, verwerkt in de tekst. Ze geven de
verbanden aan tussen zinnen, alineas en paragrafen. Langere teksten vereisen naast
signaalwoorden ook een extern zichtbare structuur in de vorm van hoofstukken en subtitels
die de inhoud van de tekst logisch structureren. Hoe je dit moet doen, komt uitgebreid aan
bod in hoofdstuk 2.
Schriftelijke opdrachten verschillen per opleiding en voor elke opdracht kunnen er specifieke
eisen gesteld worden. Hieronder volgt een korte omschrijving van wat enkele schriftelijke
opdrachten kunnen inhouden.
Opiniestuk
Reflectieverslag of reflectieopdracht
Tijdens de tweede stap van het proces ga je de echte inhoud van je werk bepalen en
ga je nadenken over hoe je die inhoud helder kan structureren.
11
12
Vaste structuren
Probleemstructuur
Evaluatiestructuur
Onderzoekstructuur
Maa Maatregelstructuur
Ontwerpstructuur
Handelingsstructuur
Vergelijkingsstructuur
Argumentatiestructuur
14
15
16
verwijswoorden: deze woorden verwijzen naar de vorige zin of geven een verband aan in
een samengestelde zin.
Zo goed als elke zin bevat minstens n verwijs- of signaalwoord dat de zin aan de vorige zin
koppelt. Dat kan een klein verwijswoord zijn zoals die of dat of een woord dat het verband
aangeeft tussen beide zinnen zoals ten eerste of ondanks. Door deze woorden te gebruiken
maak je de tekst niet alleen overzichtelijk voor de lezer, je hebt ook voor jezelf een houvast bij het
schrijven. Hieronder vind je een inspirerend overzicht van mogelijke signaal- en verwijswoorden.
Signaalwoorden
Opsomming
Tijd
Tegenstelling
Vergelijking
Toelichting
(voorbeeld)
18
Bezittelijk
Aanwijzend
Bijwoordelijk
Hij levert een inspanning om tot verbetering van zijn positie te komen.
Hij spant zich in om zijn positie te verbeteren.
Getallen in woorden en cijfers
Getallen onder de twintig en tientallen schrijf je in een tekst voluit. Getallen boven
de twintig schrijf je in cijfers. Zakelijke gegevens, zoals maten, gewichten en data,
schrijf je wel in cijfers.
In dat museum exposeren tien kunstenaars.
Zij is 38 jaar.
De voorstelling is op 13 mei.
20
In n woord
Daardoor
Als
Hoewel
Overigens
Daarom
Zolang / Terwijl
Nu...
Doordat
In n woord
Over / voor
Voor
Over / door
Met
Hedendaags
Voordat
Over
Hierbij
Omdat
Daarom
Maar
Tegenover
Over
Om
Nu
Proberen
Omdat
22
4 Vorm
Ga voor de vormgeving van je werk steeds te rade bij je opleiding. Veel opleidingen
gebruiken eigen richtlijnen. Hieronder volgt een overzicht van bruikbare tips rond de
uiterlijke vorm en lay-out van je tekst.
23
Denk eraan om je inhoudsopgave digitaal te updaten als je werk helemaal af is, zodat de
titels en paginanummers correct zijn en overeenstemmen met het werk.
De titels in de inhoudsopgave volgen de lay-out van het werk niet. Titels in de
inhoudsopgave zijn dus niet vetjes gedrukt of onderstreept.
Voor de titels en subtitels kan een groter lettertype worden gebruikt. Variren in
(contrasterende) lettertypes kan ook, bijvoorbeeld schreefloze lettertypes in de tekst en
geschreefde2 lettertypes in de titels. Zet geen volledige titel in hoofdletters of klein kapitaal.
Vermijd het gebruik van onderstrepingen en leestekens in titels, ook als de titel een
volledige zin is. Een titel vetter maken kan wel.
Gebruik consequent stijlen/opmaakprofielen om titels en hoofdingen op te maken. Je kan de
standaard aangeboden kopstijlen (Kop 1, Kop 2 , Kop 3,) gebruiken. Sla ook geen
kop-niveaus over en hanteer dezelfde lay-out in het hele document.
Er bestaan verschillende systemen om hoofdstukken te nummeren. Gebruik Arabische cijfers
(1, 2, 3), Romeinse cijfers (I, II, III) zijn ongebruikelijk. Een punt na het laatste cijfer is niet
nodig, maar kan wel. Hoofdstukken met maar n ondertitel kunnen niet.
4.4 Marges
Voor de marges kies je voor alle zijden (links, rechts, boven en onder) 2,5 cm. Als je werk
ingebonden wordt, kies je links 3,3 cm, zodat er geen tekst verdwijnt.
De schreef verwijst naar de kleine dwarsstreepjes aan een letter. Times New Roman is bijvoorbeeld een
geschreefd lettertype.
24
Voor subkoppen hoef je niet steeds op een nieuwe pagina te beginnen. Laat wel twee
witregels voor je de titel geeft.
25
5 Bronvermelding
De bronvermelding is een belangrijk onderdeel van jouw paper of scriptie. Ze dient om de
aangedragen informatie te onderbouwen. Het overzicht van de geraadpleegde bronnen laat
zien waar de informatie in jouw tekst vandaan komt. Het geeft lezers de kans meer te weten
te komen over het onderwerp en stelt hen in staat bepaalde beweringen te controleren. Het
correct vermelden van bronnen zal voorkomen dat je je schuldig maakt aan plagiaat.
Bronnen vermeld je in de tekst zelf (bibliografische verwijzingen in de tekst) n in de
bibliografie (of literatuurlijst) achteraan.
27
28
5.2.2 Voetnoten
Breng bibliografische verwijzingen waar mogelijk onder in je hoofdtekst. Het is voor een
lezer erg storend, wanneer er uitgebreid gebruik is gemaakt van voetnoten. Wees dus
spaarzaam met voetnoten en beperk je tot inhoudelijke en verklarende noten die essentile
informatie bevatten.
29
Achternaam, voornaam, et al. Boektitel. Plaats van verschijnen: naam uitgever, jaartal.
Voorbeeld
Celant, Germano, et al. Tony Cragg. Bern: Kunsthalle Bern, 1983. Print.
5.3.1.4 Artikel/boek in een verzameld werk (anthology)
Auteur. Titel werk. Naam verzameld werk. Red. naam redacteur. Plaats van verschijnen,
naam uitgever, jaartal. Paginanummers. Print.
Voorbeeld
McLuhan, Marshall. Understanding Media. Art in Theory 1900-2000: An Anthology
of Changing Ideas. Red. Harrison, Charles en Paul Wood. Malden: Blackwell
Publishing, 2003. 754-757. Print.
30
De vermelding van de URL is voor MLA niet noodzakelijk, maar het kan wel.
Als de uitgever niet gekend is, noteer dan geen uitgever.
Als er geen paginas gekend zijn, moet je deze niet noteren.
5.3.3 Afbeeldingen
Voorbeelden
Goya, Francisco. The Family of Charles IV. 1800. Museo Nacional del Prado,
Madrid. Museo National del Prado. Web. 22 May 2006. Beschikbaar:
https://www.museodelprado.es/en/the-collection/online-gallery/on-linegallery/obra/the-family-of-carlos-iv/
Klee, Paul. Twittering Machine. 1922. Museum of Modern Art, New York. The
Artchive. Web. 22 May 2006. Beschikbaar:
http://www.moma.org/collection/object.php?object_id=37347
5.3.4 Persoonlijk interview
Naam van de genterviewde. Persoonlijk interview. Dag maand jaartal interview.
Voorbeeld
Bakelant, Rudy. Persoonlijk interview. 12 januari 2014.
Verwijs steeds naar de brontekst. Als je de naam van de auteur reeds vermeld hebt in
de tekst, zet je enkel het jaartal van de publicatie tussen haakjes achter de
geparafraseerde tekst.
5.4.2 Citeren
Citeren is letterlijk overnemen uit ander werk.
Aandachtspunten:
Citeer alleen stukjes tekst als dat echt nodig is. Het is jouw paper. Er wordt verwacht
dat je in staat bent om de gebruikte bronnen in je eigen woorden weer te geven.
Veel citaten maken je tekst ook zwaar.
Plaats alles wat je citeert tussen dubbele aanhalingstekens.
Langere citaten (blokcitaten) worden losgemaakt uit de tekst en vormen een
zelfstandige alinea met insprong t.o.v. de gewone tekst. Mogelijk worden zij in een
andere lettergrootte of cursief getypt.
Verwijs steeds naar de brontekst door de naam van de auteur en het jaartal van de
uitgave tussen haakjes achter het citaat te plaatsen.
Weglaten van een overbodig deel uit een citaat kan als je het fragment door []
vervangt.
Voorbeeld: Enkel het eerste woord, alle eigennamen en alle woorden die volgens de
Nederlandse spelling met een hoofdletter worden geschreven, behouden hun
hoofdletter in de titels. [] Indien er in de titel van het geciteerde boek echter meer
hoofdletters staan, neem je de schrijfwijze van de titel van dat boek over in de
referentielijst. (Pollefliet 97)
5.4.3 Plagiaat
Plagiren is het overnemen van formuleringen, gedachten en redeneringen uit andere
bronnen zonder ernaar te verwijzen. Plagiren is bij wet verboden. Het spreekt voor zich dat
plagiaat plegen onaanvaardbaar is.
Om plagiaat te voorkomen let je er op dat:
33
6 Bibliografie
Boeken
Bovenhoff, Marille, Willem Zeijl en Gerard Latjes. Basisboek taal. Amsterdam: Pearson
Education Benelux, 2009. Print.
De Wachter, L., L. Verrote, L. Broeckx, L. Cuppens, J. Potargent, I. Van Brussel & E. Verlinden.
Taal@hogeronderwijs. Praktische richtlijnen en oefeningen. Leuven / Den Haag: Acco, 2010.
Print.
Hermans, Marit. De kleine schrijfgids. Bussum: Coutinho, 2009. Print.
Pollefliet, Leen. Schrijven: van verslag tot eindwerk. Dos en donts. Gent: Academia Press,
2013. Print.
Steehouder, M., C. Jansen, K. Maat, J. van der Staak, D. de Vet, M. Witteveen, E. Woudstra
en M. Gijsen. Leren communiceren. Handboek voor mondelinge en schriftelijke
communicatie. Groningen: Noordhoff, 2006. Print.
Tiggeler, Eric. Check je tekst! Den Haag: SDU Uitgevers, 2006. Print.
Van der Westen, Wilma. Goed geschreven. Zakelijk schrijven binnen opleiding en beroep.
Bussum: Coutinho, 2011. Print.
Syllabi
Monitoraat op Maat. Stappenplan bij het schrijven van een paper. Monitoraat op Maat
Linguapolis Uantwerpen.
Monitoraat op Maat UAntwerpen. Academische stijl. Monitoraat op Maat Linguapolis
Uantwerpen.
Websites
Purdue University. Online Writing Lab. 2014. Web. Meerdere keren geraadpleegd in 2014.
Beschikbaar: https://owl.english.purdue.edu/owl/resource/747/01/
Rijksuniversiteit Groningen. Verwijssysteem MLA Rijksuniversiteit Groningen. Zonder
uitgever. 30 oktober 2012. Web. Meerdere keren geraadpleegd in 2014. Beschikbaar:
http://www.rug.nl/education/other-study-opportunities/hcv/schriftelijkevaardigheden/voor-studenten/bronnen-literatuur/verwijssysteem-mla
Taaltelefoon. Dienst voor taaladvies van de Vlaamse overheid, z.j. Web. Meerdere keren
geraadpleegd in 2014. Beschikbaar: http://www.taaltelefoon.be.
Taalunieversum. Alles over het Nederlands. Nederlandse Taalunie, z.j. Web. Meerdere keren
geraadpleegd in 2014. Beschikbaar: http://www.taalunieversum.org.
University of Georgia. MLA styles: bibliografphic format for references. UGA libraries. 22
september 2014. Web. Geraadpleegd 10 december 2013. Beschikbaar:
http://www.libs.uga.edu/ref/mla2009.pdf
34
VRT Taalnet. VRT, z.j. Web. Meerdere keren geraadpleegd in 2014. Beschikbaar:
http://www.vrt.be/taal.
Woordenlijst Nederlandse Taal. Nederlandse Taalunie, 2005. Web. Meerdere keren
geraadpleegd in 2014. Beschikbaar: http://www.woordenlijst.org.
35
Colofon
Schrijfwijzer versie 1.0, september 2014
een uitgave van AP Hogeschool
Tekst en eindredactie
Leen Schelfhout
Medewerkers
Korneel Bernolet (KC)
Ewald Demeyere (KC)
Sofie Hiels (KA)
Yves Senden (KC)
Lezers
Sonja Spee (KA)
Thomas Crombez (KA)
Floris Lammens (KC)
Liese Stuer (KC)
Marc Zwysen (KA)
Met dank aan
Inge Simoens (KC)
Kevin Voets (KC)
Contact
Taalbegeleiding: taalpunt@ap.be
Studieloopbaanbegeleiding: sofie.hiels@ap.be
36