Beruflich Dokumente
Kultur Dokumente
De
waarheid
op
de
Wallen
Waar
de
Wallen
niet
alleen
een
wereldberoemde
trekpleister
voor
toeristen
zijn,
zijn
ze
bovenal
één
van
de
kenmerken
van
de
Amsterdamse
tolerantie.
Toch
heeft
de
gemeente
besloten
om
een
groot
gedeelte
te
sluiten.
Binnen
drie
jaar
verdwijnt
tweederde
van
de
Wallen
omdat,
volgens
de
gemeente,
het
een
bolwerk
van
criminele
organisaties
is
waar
drugs-‐
en
vooral
vrouwenhandel
massaal
plaats
vindt.
De
situatie
op
de
Wallen
is
zo
bedreigend
dat
de
enige
oplossing
is
het
gebied
op
te
kopen,
te
sluiten
en
een
andere
bestemming
te
geven.
Is
het
terecht
dat
de
gemeente
onder
deze
voorwendselen
een
groot
deel
van
de
Wallen
gesloten
wil
hebben
of
is
er
sprake
van
een
dubbele
moraal
en
speelt
er
werkelijk
iets
anders?
Om
die
vraag
te
beantwoorden,
dient
men
eerst
te
bekijken
wat
de
gemeente
precies
van
plan
is.
Het
beleid
en
de
visie
op
het
Wallengebied
wordt
door
de
gemeente
uiteengezet
in
de
nota’s
Grenzen
aan
de
handhaving:
Nieuwe
ambities
voor
de
Wallen
en
Hart
van
Amsterdam:
Strategienota
Coalitieproject
1012.
In
het
laatstgenoemde
stuk
vinden
we
doelstellingen
van
de
gemeente
terug
“De
hoofddoelstelling
van
de
Strategienota,
de
vermindering
van
de
omvang
en
concentratie
van
criminogene
en
economisch
laagwaardige
branches
omwille
van
het
doorbreken
van
de
criminele
infrastructuur,
bereiken
we
door
het
(laten)
verwerven
van
vastgoed,
óf
door
in
samenspraak
met
bestaande
eigenaren
tot
een
functieverandering
en
kwaliteitsverbetering
te
komen.“
(Strategienota
Coalitieproject
1012:p5).
De
omvang
van
deze
criminogene
branches
en
hun
praktijken
komen
aan
bod
in
het
stuk
Grenzen
aan
de
handhaving,
waar
een
nogal
grimmig
beeld
wordt
geschetst
“Ook
een
recent
onderzoek
van
de
Nationale
Recherche
naar
mensenhandel,
onder
de
naam
Sneep,
laat
opnieuw
zien
dat
de
prostitutiesector
nauw
verweven
is
met
de
georganiseerde
criminaliteit.
Dwang
en
geweld
zijn,
aldus
dit
onderzoek,
schering
en
inslag.
Met
name
in
de
raamprostitutie,
waarvan
werd
gedacht
dat
de
legalisering
in
2000
een
einde
zou
maken
aan
de
criminele
afhankelijkheid
van
de
branche.
De
conclusie
dringt
zich
dan
ook
op
dat
het
gebied
een
criminele
infrastructuur
kent
die
alleen
goed
doorbroken
kan
worden
als
een
aantal
criminogene
sectoren
wordt
teruggedrongen
en
hervormd.
De
economische
structuur
in
het
gebied
zal
daarbij
tegelijkertijd
moeten
worden
gediversifieerd
en
versterkt.“
(Grenzen
aan
de
handhaving:p4).
Niet
alleen
zijn
dwang
en
geweld
schering
en
inslag,
ook
zijn
er
geruchten
“Fenomenen
waar
moeilijk
een
vinger
achter
te
krijgen
is
zijn
de
hardnekkige
geruchten
over
overnames
die
deels
met
zwart
of
crimineel
geld
plaatsvinden
(witwassen)
en
overnames
door
middel
van
afpersing.“
(Grenzen
aan
de
handhaving:p6).
Los
van
de
geruchten
is
er
ook
het
feit
dat
prostitutie
gelegaliseerd
is
en
coffeeshops
gedoogd
zijn.
Dit
is
voor
de
gemeente
eveneens
een
reden
om
de
Wallen
te
sluiten.
Al
zou
niemand
in
het
Wallengebied
met
criminaliteit
te
maken
hebben,
dan
nog
zorgt
de
Nederlandse
wet
ervoor
dat
de
Wallen
een
crimineel
bolwerk
zijn.
Zo
schrijft
de
gemeente
“De
hasj
en
de
prostituees
moeten
immers
ergens
vandaan
komen
en
voor
een
groot
deel
voorziet
de
georganiseerde
criminaliteit
in
die
behoefte.
In
deze
situatie
staat
handhaven
bijna
gelijk
aan
dweilen
met
de
kraan
open.
Want
zelfs
als
alle
bordeelexploitanten
en
coffeeshophouders
door
de
Bibob-‐screening
zijn
gekomen
en
aan
alle
eisen
voldoen,
dan
nog
komt
de
wiet
grotendeels
uit
illegale
teelt
en
wordt
een
aanzienlijk
deel
van
de
vrouwen
door
mensenhandelaren
aangevoerd
uit
het
buitenland
en
gedwongen
door
souteneurs
tewerk
gesteld.“
(Grenzen
aan
de
handhaving:p12)
Volgens
de
gemeente
vormt
deze
criminele
infrastructuur
een
dusdanige
bedreiging
voor
Amsterdam
dat
het
sluiten
van
de
Wallen
de
enige
optie
is,
omdat
alle
andere
oplossingen
niet
hebben
gewerkt
aldus
de
gemeente
“Ondanks
een
geïntensiveerde
inzet
op
tal
van
terreinen
is
er
nog
steeds
sprake
van
criminele
praktijken
en
overlast
in
het
gebied.
Uit
onderzoeken
van
de
Nationale
Recherche
en
de
gegevens
vanuit
het
ministerie
van
Justitie
blijkt
dat
er
nog
steeds
(relatief)
veel
ongeoorloofde
praktijken
plaatsvinden
zoals
witwassen,
vrouwenhandel
en
drugsgerelateerde
criminaliteit.
De
recent
door
het
Openbaar
Ministerie
naar
buiten
gebrachte
bestuursrapportage
Schone
Schijn
over
het
onderzoek
Sneep
is
hier
een
voorbeeld
van.
Uit
de
rapportage
naar
de
handel
en
wandel
van
een
groep
mensenhandelaren
blijkt
dat
onder
andere
op
de
Wallen
een
groep
vrouwen
jarenlang
is
uitgebuit
binnen
de
vergunde
raamprostitutie.“
(Strategienota
Coalitieproject
1012:p7)
De
gemeente
beweert
dus
dat
er
een
geïntensiveerde
inzet
heeft
plaats
gevonden
en
dat
die
inzet
niet
mocht
baten.
Als
voorvechter
voor
de
rechten
van
de
prostituee
heeft
de
gemeente
daarom
besloten
om
de
Wallen
grotendeels
te
sluiten.
“Centraal
staat
daarbij
onze
insteek
dat
wij
de
zelfstandige
sekswerker
willen
beschermen
tegen
praktijken
als
dwang,
geweld
en
uitbuiting.“
(Strategienota
Coalitieproject
1012:p28),
want
“Door
vermindering
en
zonering
van
raamprostitutie
wordt
het
makkelijker
om
adequaat
toezicht
te
houden.“
(Strategienota
Coalitieproject
1012:p29).
Om
de
sekswerker
te
beschermen
verdwijnen
daarom
de
volgende
ramen
in
het
Wallengebied:
(Strategienota
Coalitieproject
1012:p26)
In
beide
stukken
waarin
de
gemeente
de
situatie
op
de
Wallen
schetst,
wordt
gerefereerd
naar
een
onderzoek
van
de
Nationale
Recherche,
genaamd
Sneep.
Dit
is
een
onderzoek
naar
de
onlangs
veroordeelde
groep
Turkse
pooiers
die
onder
andere
op
de
Wallen
actief
was.
Het
rapport
van
dit
onderzoek
vormt
de
basis
voor
het
grimmige
beeld
op
Wallen,
waar
prostituees
massaal
onder
dwang
worden
bedreigd
en
verhandeld
of
“Dwang
en
geweld
zijn,
aldus
dit
onderzoek,
schering
en
inslag.”
(Grenzen
aan
de
handhaving:p4).
Willen
we
daarom
een
goed
beeld
krijgen
van
de
gang
van
zaken
op
de
Wallen,
dan
dient
het
rapport
Schone
Schijn:
De
signalering
van
mensenhandel
in
de
vergunde
prostitutiesector
onder
de
loep
te
worden
genomen.
De
aanleiding
Om
prostituees
te
beschermen
tegen
dwang
en
uitbuiting,
om
mensenhandel
tegen
te
gaan
en
om
de
criminele
infrastructuur
te
doorbreken
is
de
gemeente
van
plan
het
overgrote
deel
van
de
ramen
op
de
Wallen
te
sluiten.
Hun
visie
wordt
gebaseerd
op
Schone
Schijn,
een
rapport
wat
zich
richt
op
“de
beschrijving
van
de
modus
operandi
van
de
dadergroep
en
zijn
faciliatoren
én
een
analyse
van
het
signaleringspotentieel
van
het
huidige
prostitutie-‐
en
mensenhandelbeleid.”
(Schone
Schijn:p10)
Dit
rapport
heeft
hoofdzakelijk
gediend
als
verantwoording
voor
het
ontmantelen
van
de
criminele
infrastructuur
op
de
Wallen,
nadat
er
een
geïntensiveerde
aanpak
heeft
plaatsgevonden
zoals
we
al
eerder
lazen.
Schone
Schijn
is
het
rapport
over
de
onlangs
veroordeelde
Turkse
groepering,
welke
tientallen
vrouwen
onder
dwang
voor
zich
lieten
werken.
De
groepering
wordt
door
de
Nationale
Recherche
als
volgt
beschreven:
“De
groep
Dürdan
is
behalve
in
Amsterdam
in
ieder
geval
actief
geweest
in
de
vergunde
raamprostitutiezones
van
Alkmaar,
Utrecht,
Den
Haag
en
Haarlem.
In
totaal
zijn
er
120
prostituees
met
de
groep
Dürdan
in
verband
gebracht.
Achtenzeventig
van
hen
konden
per
april
2007
als
vermoedelijk
slachtoffer
worden
bestempeld
op
basis
van
informatie
uit
tapgesprekken,
observaties
of
verklaringen.
Op
dat
moment,
zo’n
twee
maanden
na
de
eerste
aanhoudingen,
hadden
tien
vrouwen
aangifte
van
mensenhandel
gedaan
of
een
belastende
verklaring
over
de
groep
Dürdan
afgelegd.
Een
deel
van
de
vrouwen
is
in
het
uitgaanscircuit
geronseld,
het
grootste
gedeelte
is
echter
‘afgepakt’
van
andere
pooiers.
“(Schone
Schijn:p11)
Uit
bovenstaand
stuk
blijkt
dat
er
op
het
moment
dat
het
stuk
werd
geschreven
mogelijk
78
slachtoffers
van
mensenhandel
waren,
die
overigens
niet
per
definitie
in
Amsterdam
werkte.
Hierbij
moet
worden
aangemerkt
dat
de
Nationale
Recherche
een
erg
ruime
definitie
van
mensenhandel
hanteert;
een
prostituee
die
een
pooier
vrijwillig
betaald
is
ook
een
slachtoffer
van
mensenhandel,
zo
blijkt
uit
de
volgende
passage
“Uit
de
gegevens
van
het
project
Sneep
zijn
geen
(vermoedelijke)
slachtoffers
bekend
die
niet
van
tevoren
wisten
dat
zij
als
prostituee
zouden
gaan
werken.
Prostituees
worden
op
verschillende
wijzen
door
de
groep
ingelijfd.
Meestal
worden
prostituees
‘afgepakt’
van
andere
pooiers.
Doorgaans
wordt
een
prostituee
bewogen
om
vrijwillig
‘over
te
stappen’“.(Schone
Schijn:p34)
Amsterdam
Sociaal
wil
benadrukken
dat
iedere
vorm
van
mensenhandel
hard
aangepakt
moet
worden.
Wij
staan
voor
de
idealen
vrijheid,
gelijkheid
en
tolerantie
en
vinden
dat
niemand
dwang
over
een
ander
mag
uitoefenen
op
welke
manier
dan
ook.
Echter
vinden
wij
het
sluiten
van
de
Wallen
een
dermate
rigoureuze
aanpak,
dat
die
alleen
verantwoord
kan
worden
indien
er
daadwerkelijk
sprake
is
van
massale
dwang
in
stand
gehouden
en
uitgeoefend
door
een
criminele
infrastructuur
waar
de
gemeente
over
spreekt.
Vooropgesteld
is
de
Turkse
groepering
door
de
rechter
veroordeeld
tot
veel
te
lage
straffen
omdat
er
wel
degelijk
is
bewezen
dat
zij
vrouwen
onder
dwang
lieten
werken.
Dit
zijn
echter
niet
de
78
slachtoffers
waar
bovenstaand
stuk
over
spreekt
maar
tientallen.
Nog
steeds
een
erg
groot
aantal,
maar
niet
het
aantal
waar
de
gemeente
over
spreekt.
Bovendien
waren
de
vrouwen
niet
alleen
in
Amsterdam
werkzaam,
maar
ook
in
onder
andere
Alkmaar,
Utrecht
en
Den
Haag.
Deze
zaken
praten
de
acties
absoluut
niet
goed,
want
ook
al
zouden
zij
één
vrouw
hebben
gedwongen;
dat
is
er
één
teveel.
Zoals
we
eerder
hebben
kunnen
lezen
heeft
de
gemeente,
volgens
zichzelf,
eerst
zorg
gedragen
voor
een
geïntensiveerde
inzet.
Ondanks
deze
inzet
heeft
de
Turkse
groep
jarenlang
zijn
gang
kunnen
gaan.
Hierdoor
is
de
gemeente
tot
de
conclusie
gekomen
dat
de
enige
oplossing
is
om
het
gebied
te
ontmantelen
aangezien
de
criminele
infrastructuur
niet
te
doorbreken
is.
Het
onderzoek
Schone
Schijn
richt
zich
niet
alleen
op
de
criminele
groepering,
maar
onderzoekt
ook
waarom
deze
misstanden
niet
eerder
zijn
opgemerkt.
De
gemeente
stelt
tenslotte
zelf
dat
centraal
in
het
beleid
de
positie
van
de
prostituee
staat
en
dat
het
bestrijden
van
mensenhandel
de
absolute
prioriteit
heeft.
Als
dat
daadwerkelijk
het
geval
is,
hoe
is
het
dan
mogelijk
dat
de
groep
Dürdan
jaren
lang
ongestoord
hun
gang
heeft
kunnen
gaan?
De
politie
kreeg,
nadat
zij
in
1998
al
door
de
Duitse
politie
werden
gewaarschuwd,
de
eerste
serieuze
aanwijzing
over
de
groep
in
2004
binnen.
Hierover
schrijft
de
Nationale
Recherche
het
volgende
“In
2004
en
2005
zijn
bovendien
meerdere
aangiften
gedaan,
zowel
door
slachtoffers
als
door
(voormalige)
handlangers
en/of
concurrenten
van
de
groep.
“(Schone
Schijn:p12).
Het
is
op
zijn
minst
merkwaardig
te
noemen
dat
wanneer
de
gemeente
claimt
mensenhandel
als
prioriteit
te
zien
er
niets
met
deze
aangiftes
wordt
gedaan.
Daadwerkelijke
slachtoffers
van
mensenhandel
gaan
dus
naar
de
politie
om
aangifte
te
doen,
en
de
politie
doet
niets
voor
de
slachtoffers.
Hetgeen
wordt
ook
erkend
in
Schone
Schijn
“Wat
betreft
de
politie
is
er
volgens
een
collega
voornamelijk
winst
te
behalen
door
meer
capaciteit
in
te
zetten
bij
de
opsporing
van
mensenhandel.
“Het
is
een
delict
dat
moeilijk
te
onderzoeken
is
en
veel
inzet
en
tijd
kost”.
Het
oppakken
van
signalen
van
mensenhandel
moet
soms
concurreren
met
zaken
die
sneller
kunnen
worden
afgehandeld,
zoals
verkrachtingszaken“
(Schone
Schijn:p76).
Dat
aangiftes
van
mensenhandel
geen
prioriteit
heeft
voor
de
politie
blijkt
ook
uit
het
volgende
“Door
verschillende
factoren,
zoals
het
niet
nakomen
van
een
afspraak
om
aangifte
te
komen
doen,
beperkte
beschikbare
capaciteit
en
het
gesignaleerd
staan
van
een
verdachte,
komt
het
voor
dat
een
onderzoek
‘op
de
plank’
komt
te
liggen“(Schone
Schijn:p77).
Het
komt
dus
geregeld
voor
dat
de
politie
geen
werk
maakt
van
een
aangifte
voor
mensenhandel.
Hiermee
handelen
zij
in
strijd
met
de
wet,
want
“Overigens
is
volgens
de
Aanwijzing
mensenhandel
een
aangifte
hoe
dan
ook
de
start
van
een
opsporingsonderzoek
(College
van
Procureurs-‐generaal,
2005).
Aangiften
van
mensenhandel
moeten
daarom
altijd
worden
ingestuurd
naar
het
OM“.
(Schone
Schijn:p88).
Waar
de
gemeente
dus
beweerde
dat
mensenhandel
prioriteit
heeft
en
dat
de
huidige
middelen
niet
voldoende
waren
om
de
criminele
infrastructuur
te
doorbreken,
blijkt
het
dus
wel
mee
te
vallen
met
de
geïntensiveerde
inzet
aangezien
velen
aangiftes
‘op
de
plank’
komen
te
liggen.
De
politie
schiet
dus
ernstig
tekort
in
de
aanpak
van
mensenhandel,
waardoor
het
deels
zo
ver
heeft
kunnen
komen.
Toch
ligt
volgens
de
Nationale
Recherche
niet
alleen
de
schuld
bij
de
politie,
maar
moet
ook
gekeken
worden
naar
de
gemeente;
“Hoewel
de
gemeenten
door
de
wetgever
een
leidende
rol
toebedeeld
hebben
gekregen
in
het
houden
van
toezicht
op
de
prostitutiesector,
vervulden
zij
ten
tijde
van
de
interviews
in
de
praktijk
een
beperkte
of
geen
rol
in
de
signaleringsfase.
In
de
bestudeerde
gemeenten
was
in
alle
gevallen
de
controle
op
en
handhaving
van
de
vergunningsvoorwaarden
goeddeels
uitbesteed
aan
de
politie.
In
twee
van
de
drie
gemeenten
verzorgde
de
politie
tevens
de
vergunningverlening.
Door
de
gemeenten
werd
er
niet
of
nauwelijks
op
toegezien
dat
er
voldoende
bestuurlijke
controles
werden
verricht
en
dat
deze
controles
op
adequate
wijze
plaatsvonden.“(Schone
Schijn:p15)
Hoewel
de
gemeente
dus
beweert
mensenhandel
als
prioriteit
te
zien
en
het
belang
van
de
prostituee
voorop
te
stellen,
neemt
zij
niet
haar
verantwoordelijk
en
laat
ze
de
boel
op
haar
beloop.
Dat
de
gemeente
weldegelijk
wist
van
de
knelpunten,
maar
hier
niet
naar
handelde
blijkt
uit
de
volgende
passage
“Een
laatste
opvallend
punt
betreft
de
beperkte
lering
die
wordt
getrokken
uit
‘lessen
uit
het
verleden’.
Enkele
knelpunten
die
uit
het
onderzoek
naar
voren
kwamen
zijn
al
eerder
geconstateerd
of
zelfs
tot
aanbevelingen
en
actiepunten
verwerkt.
Dit
betreft
onder
andere
de
rol
van
de
gemeenten,
de
onduidelijkheid
omtrent
arbeidsverhoudingen
(met
name
zelfstandigheid),
het
verbeteren
van
de
communicatie
tussen
ketenpartners
en
het
waarborgen
van
een
adequaat
kennisniveau
onder
de
betrokken
personen.
“(Schone
Schijn:p98).
Tot
zover
hebben
we
gezien
dat
de
gemeente
de
Wallen
wil
sluiten,
omdat
de
criminele
infrastructuur
niet
te
doorbreken
is
en
er
voor
zorgt
dat
dwang
en
uitbuiting
massaal
plaats
vindt
in
het
Wallengebied.
De
gemeente
heeft
de
bestrijding
van
mensenhandel
als
prioriteit
beweert
zij,
terwijl
ze
een
horrorbeeld
schetst
over
de
situatie,
maar
uit
onderzoek
blijkt
dat
gemeente
alles
behalve
haar
plicht
vervuld.
Ook
de
politie
schiet
te
kort,
waardoor
er
niets
met
aangiftes
van
daadwerkelijke
slachtoffers
wordt
gedaan.
De
gemeente
stelt
verder
dat
het
overgrote
deel
van
de
prostituees
gedwongen
wordt
en
er
van
vrijwilligheid
geen
sprake
is,
zoals
zal
blijken
uit
het
volgende
deel.
Gedwongen
prostitutie
Omdat
er
op
de
Wallen
volgens
de
gemeente
massaal
gedwongen
prostitutie
plaats
vindt
is
het
beter
om
de
Wallen
maar
helemaal
te
sluiten.
In
haar
stukken
Grenzen
aan
de
handhaving
en
Hart
van
Amsterdam
schetst
de
gemeente
een
horrorbeeld
over
de
Wallen,
wat
grotendeels
haar
oorsprong
vindt
in
het
onderzoek
Schone
Schijn.
In
het
vorige
deel
zagen
we
dat
hetzelfde
onderzoek
Schone
Schijn
de
vinger
inderdaad
op
de
zere
plek
legt
en
aantoont
dat
zowel
politie
als
gemeente
beide
niet
optreden
wanneer
signalen
van
mensenhandel
zich
voordoen.
De
politie
is
zeer
laks
met
aangiftes
en
de
gemeente
neemt
niet
haar
verantwoordelijkheid
zoals
de
landelijke
wetgever
deze
haar
heeft
toebedeeld.
Ondanks
deze
feiten
beweert
de
gemeente
het
belang
van
de
prostituee
voorop
te
stellen
en
bestrijding
van
mensenhandel
als
prioriteit
te
zien.
Is
het
aantal
vrouwen
dat
gedwongen
wordt
werkelijk
zo
hoog
om
daarmee
het
sluiten
van
de
Wallen
te
rechtvaardigen?
In
haar
stukken
spreekt
de
gemeente
over
het
feit
dat
het
overgrote
deel
van
de
prostituees
een
slachtoffer
is
van
mensenhandel
en
dus
gedwongen
wordt.
Zo
stelt
zij
“Uitgaande
van
de
laagste
schatting
van
50%,
zou
dit
alleen
al
in
Amsterdam
4.000
slachtoffers
van
mensenhandel
op
jaarbasis
inhouden.
De
gemeente
Amsterdam
schatte
het
aantal
raamprostituees
in
2005
namelijk
op
8.000”
(Gemeente
Amsterdam,
2006).
Ruim
de
helft
van
de
prostituees,
enkele
duizenden,
worden
dus
gedwongen.
Dat
is
nogal
een
uitspraak,
die
vast
op
feiten
gebaseerd
zal
zijn?
Dan
zou
het
namelijk
enigszins
te
rechtvaardigen
zijn
dat
de
Wallen
worden
gesloten,
indien
vierduizend
vrouwen
slachtoffer
zijn
van
mensenhandel.
Waar
halen
ze
die
kennis
vandaan?
Die
kennis
is
gebaseerd
op
schattingen
en
is
dus
alles
behalve
een
feit,
zoals
blijkt
uit
het
volgende
“De
hypothese
dat
signalen
van
mensenhandel
kennelijk
niet
werden
opgevangen,
werd
echter
ontkracht
door
het
beeld
dat
de
prostitutiecontroleurs
van
de
raamsector
bleken
te
hebben:
in
alle
drie
de
steden
schatten
zij
het
percentage
onvrijwillig
werkende
vrouwen
op
50-‐90%.
Uitgaande
van
de
laagste
schatting
van
50%,
zou
dit
in
Amsterdam
bijvoorbeeld
4.000
slachtoffers
van
mensenhandel
op
jaarbasis.“
(Schone
Schijn:p84)
en
ook
vermelden
zij
dat
“Prostitutiecontroleurs
schatten
het
aantal
onvrijwillig
werkende
prostituees
hoog
in,
maar
kunnen
signalen
vaak
niet
voldoende
concretiseren,
zodat
opvolging
van
de
signalen
uitblijft.
“(Schone
Schijn:p19).
Met
andere
woorden
op
basis
van
onderbuikgevoelens
van
controleurs
die
met
de
natte
vinger
inschatten
hoeveel
vrouwen
gedwongen
worden,
worden
de
Amsterdamse
Wallen
gesloten.
Het
feit
dat
het
slechts
schattingen
zijn,
zonder
dat
er
daadwerkelijk
onderzoek
is
gedaan
wijt
de
gemeente
aan
het
feit
van
die
4000
vrouwen
er
bijna
geen
een
aangifte
durft
te
doen
“Aan
het
feit
dat
de
controles
onvoldoende
(concrete)
informatie
opleveren
kan
ten
grondslag
liggen
dat
slachtoffers
van
mensenhandel
bij
uitstek
moeilijk
te
identificeren
zijn.
Ten
eerste
is
de
aangiftebereidheid
laag:
naar
schatting
zo’n
5%
van
de
slachtoffers
doet
aangifte
(Adviesbureau
Van
Montfoort
&
Verwey-‐Jonker
instituut,
2006).
“(Schone
Schijn:p92)
Dat
weinig
slachtoffers
aangifte
durven
te
doen
is
niet
alleen
te
wijten
aan
angst
voor
represailles,
maar
heeft
ook
te
maken
met
de
ruime
definitie
van
mensenhandel
die
de
gemeente
hanteert.
Zoals
eerder
bleek
worden
ook
vrouwen
die
vrijwillig
een
pooier
hebben
en
vrijwillig
geld
afstaan
ook
als
slachtoffer
van
mensenhandel
gezien,
aldus
de
Nationale
Recherche
“Uit
het
onderzoek
is
gebleken
dat
de
aangiftebereidheid
van
de
vrouwen
laag
is.
Opvallend
hierbij
is
dat
dit
niet
geheel
te
wijten
is
aan
de
angst
voor
represailles,
maar
ook
te
verklaren
is
door
een
verschil
van
opvatting
in
normen
en
waarden.
In
onze
ogen
worden
de
vrouwen
uitgebuit
en
misbruikt,
maar
niet
alle
vrouwen
ervaren
dit
zo.
Dit
komt
omdat
de
(financiële)
positie
in
Bulgarije
veelal
erg
slecht
is
en
ze
in
Nederland
meer
geld
verdienen
dan
dat
ze
in
hun
eigen
land
zouden
doen.
Ook
al
gaat
het
meeste
geld
naar
de
mensenhandelaar
(Donar,
2001:12)
(Schone
Schijn:p72).
Wanneer
een
vrouw
dus
vrijwillig
voor
een
dergelijke
constructie
kiest
is
zij
een
slachtoffer
volgens
de
gemeente.
Dat
wordt
het
meest
treffend
weergegeven
door
het
volgende
citaat;
“Uit
een
onderzoek
in
2001
onder
prostituees
in
Amsterdam
bleek
dat
veel
Oost-‐
Europese
vrouwen
het
normaal
vonden
om
een
pooier
te
betalen
of
om
een
contract
met
een
agency
af
te
sluiten.
Om
die
reden
zagen
zij
ook
geen
reden
tot
het
doen
van
aangifte.
Bovendien
zagen
zij
zichzelf
niet
als
slachtoffers,
maar
juist
als
survivors:
‘Of
course
we
know
the
men
of
that
agency
are
taking
advantage
of
us;
we
must
pay
a
lot
of
money,
but
we
knew
what
the
contract
was
about’.
‘We
are
all
happy
to
stop
working
in
this
job
once
our
debts
have
been
paid,
but
we
will
not
go
back
to
Belarus.
Although
we
are
well-‐educated,
there
is
no
employment
for
us
at
home.
[…]
The
men
in
my
village
are
also
unemployed.,
they
drink
to
much
and
they
abuse
their
wives
and
children.
We
will
find
a
nice
man
here
so
that
we
can
stay;
we
are
survivors’
-‐Lisa,
22“(Schone
Schijn:p93/94).
Het
heeft
er
daarom
alle
schijn
van
dat
de
gemeente
een
overdreven
beeld
schetst
van
de
Wallen
om
zodoende
haar
plannen
door
te
kunnen
voeren.
Zijn
er
geen
betrouwbare
cijfers
te
vinden
over
mensenhandel
in
de
prostitutie?
In
schone
schijn
komen
enkele
cijfers
aan
bod
die
de
gemeente
links
heeft
laten
liggen,
maar
die
wel
een
realistisch
beeld
schetsen
over
gedwongen
prostitutie.
Om
te
beginnen
zijn
dat
het
aantal
aangiftes
wat
wordt
opgenomen.
Daarover
zegt
de
Nationale
Recherche
het
volgende
“Per
jaar
worden
ongeveer
40
aangiften
van
mensenhandel
door
de
Amsterdamse
zedenpolitie
opgenomen“
(Schone
Schijn:p77).
Daarnaast
zijn
er
de
rechtszaken,
waarover
we
het
volgende
lezen
“Bij
het
Amsterdamse
arrondissementsparket
werden
over
de
periode
2001
tot
en
met
2005
in
totaal
92
mensenhandelzaken
geregistreerd
die
alle
betrekking
hadden
op
uitbuiting
in
de
seksindustrie.
“
(Schone
Schijn:p77).
Jaarlijks
veertig
aangiftes
en
dertig
zaken
voor
de
rechter
telt
nog
lang
niet
op
tot
de
4000
waar
de
gemeente
over
spreekt,
dat
zijn
er
namelijk
zeventig
per
jaar.
Wanneer
je
heel
ruim
wil
rekenen
kom
je
misschien
uit
op
500
gedwongen
prostituees
op
basis
van
een
dergelijke
schatting.
Op
het
totale
aantal
prostituees
wat
volgens
de
gemeente
in
Amsterdam
werkzaam
is
(8000
personen),
is
dat
minder
dan
10
procent.
Dit
valt
absoluut
niet
te
bagatelliseren,
maar
is
natuurlijk
heel
wat
anders
als
de
50
tot
90
procent
waar
de
gemeente
over
spreekt.
Zelfs
wanneer
we
meegaan
in
de
redenering
van
een
gemeentelijk
adviesbureau,
die
in
een
eerder
citaat
aangaf
dat
slechts
5
%
van
de
vrouwen
daadwerkelijk
aangifte
doet,
komen
we
niet
eens
in
de
buurt
van
de
4000
slachtoffers
die
de
gemeente
predikt.
Wanneer
er
jaarlijks
40
aangiftes
zijn
en
dit
slechts
vijf
procent
is
van
alle
slachtoffers,
dan
bestaat
de
totale
slachtoffergroep
volgens
deze
redenering
uit
800
personen.
Dat
is
10
procent
van
de
prostituees.
Wanneer
de
gemeente
een
realistische
schatting
zou
hanteren
dan
zou
het
aantal
gedwongen
prostituees
in
heel
Amsterdam,
dus
niet
alleen
op
de
Wallen,
uit
800
personen
bestaan,
10
procent
van
het
aantal
prostituees
wat
werkzaam
is
in
Amsterdam.
Echter
probeert
de
gemeente
nu
onder
valse
voorwendselen
het
te
doen
voorkomen
alsof
de
Wallen
een
crimineel
bolwerk
zijn.
Het
werkelijke
aantal
gedwongen
prostituees
ligt
stukken
lager
dan
de
gemeente
doet
voorkomen,
wat
tevens
wordt
beaamd
door
de
Nationale
Recherche.
Ook
beweert
de
gemeente
dat
zij
opkomt
voor
prostituees
en
mensenhandel
wil
bestrijden,
terwijl
dit
uit
niets
blijkt.
Om
de
prostituees
te
beschermen
sluit
zij
de
ramen
op
de
Wallen.
Ramen
die
regelmatig
gecontroleerd
worden
door
politie,
belastingdienst,
gemeente
en
het
BiBOB
team.
Ramen
die
de
meest
transparante
vorm
van
prostitutie
zijn
en
er
straks
niet
meer
zijn.
Hierdoor
worden
prostituees
gedwongen
om
in
onder
andere
in
het
illegale
circuit
te
gaan
werken.
Is
dat
opkomen
voor
hun
belang?
Ligt
de
werkelijke
problematiek
van
gedwongen
prostitutie
wel
daadwerkelijk
op
de
Wallen?
De
gemeente
weet
beter,
gezien
het
feit
dat
het
stuk
waar
ze
zo
gretig
uit
citeren
waarschuwt
voor
de
gevolgen
van
het
verdwijnen
van
de
ramen
“Allereerst
moet
benadrukt
worden
dat
deze
conclusies
voortkomen
uit
onderzoek
naar
mensenhandelproblematiek
in
de
vergunde
raamsector.
Wij
zijn
ons
bewust
van
de
huidige
trend
waarin
prostitutie
behalve
op
de
geijkte
plaatsen,
zoals
clubs
en
bordelen,
wordt
aangeboden
in
sauna’s
en
parenclubs
(Daalder,2007-‐I).
In
het
verlengde
hiervan
erkennen
wij
dat
er
een
illegaal
circuit
bestaat
waarin
mogelijk
evenveel
of
zelfs
meer
gedwongen
prostitutie
plaatsvindt.
Meerdere
respondenten
hebben
hun
zorg
geuit
over
de
situatie
van
de
vrouwen
die
in
de
escort
werkzaam
zijn.
Aangezien
dit
buiten
de
reikwijdte
van
dit
onderzoek
valt,
zijn
wij
er
in
dit
rapport
niet
op
in
gegaan.
Nader
onderzoek
hiernaar
achten
wij
wel
zeer
gewenst.
“(Schone
Schijn:p10)
100
Het
lijkt
er
steeds
meer
op
dat
het
bestrijden
van
mensenhandel
en
het
tegengaan
van
de
criminele
infrastructuur
helemaal
geen
prioriteit
van
de
gemeente
is.
Ze
hebben
daartoe
al
jaren
de
mogelijkheden
en
schetsen
nu
bewust
een
onrealistisch
beeld
over
prostitutie
op
de
Wallen.
Wat
zou
voor
de
gemeente
een
reden
kunnen
zijn
om
onder
valse
voorwendselen
de
Wallen
proberen
te
sluiten?
In
het
kader
daarvan
is
een
onderzoek
van
de
UvA
interessant
die
hebben
bekeken
wat
de
gemeente
heeft
gedaan
om
de
verschillende
partijen
op
de
Wallen
te
betrekken
bij
het
beleid.
Het
volgende
deel
zal
zich
richten
op
dit
onderzoek,
waarin
de
acties
van
de
gemeente
onder
de
loep
worden
genomen.
Het
draagvlak
In
de
vorige
delen
hebben
we
gezien
dat
ondanks
dat
de
gemeente
beweerd
dat
mensenhandel
prioriteit
heeft,
dit
niet
het
geval
is.
Ook
zagen
we
dat
de
gemeente,
al
dan
niet
bewust,
de
feiten
over
de
Wallen
in
haar
voordeel
heeft
verdraaid.
Het
werkelijke
aantal
slachtoffers
ligt
veel
lager
en
de
infrastructuur
van
de
Wallen
stond
hier
buiten.
Ook
lazen
we
dat
het
probleem
van
mensenhandel
en
gedwongen
prostitutie
vele
malen
groter
is
in
het
illegale
circuit,
waar
de
gemeente
de
meisjes
door
het
sluiten
van
de
ramen
nu
naartoe
jaagt.
Wij
baseren
ons
op
stukken
waar
de
gemeente
zich
ook
op
baseert,
dus
zij
moeten
dit
weten.
Het
lijkt
er
dus
op
dat
de
gemeente
bewust
zaken
verdraaid
om
zodoende
onder
valse
voorwendselen
de
Wallen
te
kunnen
sluiten.
De
Universiteit
van
Amsterdam
heeft
onderzocht
wat
de
gemeente
heeft
gedaan
om
de
verschillende
partijen
te
informeren
en
te
betrekken
bij
het
beleid.
Centraal
in
dat
onderzoek
was
de
vraag
“Hoe
probeert
het
Amsterdamse
college
van
B
en
W
met
taal
draagvlak
te
creëren
onder
verschillende
groepen
in
Amsterdam
voor
het
Coalitieproject
1012?
“
(Macht
op
de
Wallen:p13).
Dit
onafhankelijk
onderzoek
heeft
dus
gekeken
naar
welke
acties
de
gemeente
heeft
genomen
om
tot
hun
beleid
te
komen.
In
een
ideale
democratie
is
de
politiek
volksvertegenwoordiger
en
vertegenwoordigd
zij
de
wil
van
het
volk.
Het
zou
dan
ook
niet
meer
dan
logisch
zijn
wanneer
alle
partijen
werden
geïnformeerd.
Wanneer
het
belang
van
de
prostituee
echt
centraal
staat
zou
het
verder
aannemelijk
zijn
dat
de
prostituees
om
hun
mening
werd
gevraagd.
Dat
de
groep
om
wie
het
daadwerkelijk
gaat
niet
bij
het
beleid
is
betrokken
blijkt
uit
het
volgende
citaat;
“Uit
verschillende
interviews
met
organisaties
is
gebleken
dat
de
communicatie
vanuit
de
gemeente
minimaal
is
geweest.
Afgezien
van
de
organisaties
het
Scharlaken
Koord
en
P&G292,
die
door
de
gemeente
gesubsidieerd
worden,
bleken
de
andere
geïnterviewden
niet
door
de
gemeente
op
de
hoogte
te
zijn
gebracht
betreffende
Project
1012.
Organisaties
zoals
PIC,
de
Rode
Draad
en
Última
Hora
hebben
het
nieuws
via
geruchten
of
media
moeten
vernemen.
Ook
bij
het
opstellen
van
het
concept
Project
1012
zijn
zij
niet
om
advies
gevraagd.
Dit
vonden
wij
frappant,
vooral
omdat
de
organisaties
in
direct
contact
staan
met
de
prostituees
en
de
meeste
informatie
kunnen
bieden
vanuit
de
prostitutiewereld.“
(Macht
op
de
Wallen:p28).
Waarschijnlijk
zijn
deze
groepen
niet
om
raad
gevraagd
omdat
zij
geen
voorstander
van
het
beleid
zijn.
Dit
komt
naar
voren
in
het
UvA
onderzoek
“Het
P&G292
is
sceptisch
of
het
sluiten
van
de
ramen
wel
tot
een
succesvolle
conclusie
zal
leiden,
met
name
omdat
de
handelwijze
van
het
P&G
gericht
is
op
veldwerk.
Het
sluiten
van
een
groot
deel
van
de
ramen
zou
voor
het
P&G
betekenen
dat
de
vrouwen
onbereikbaar
worden.
Met
betrekking
tot
prostitutie
onder
dwang
nam
mevrouw
Van
der
Helm
een
stellige
positie
in:
‘Wij
komen
veel
langs
de
ramen
en
clubs
en
heel
veel
van
die
dames
werken
gewoon
zelfstandig’“(Macht
op
de
Wallen:p29)
De
gemeente
heeft
bij
de
totstandkoming
van
het
beleid
dus
niet
met
prostituees,
raamexploitanten
of
belangenorganisaties
gesproken.
Echter
heeft
de
gemeente
wel
een
onderzoek
onder
de
bewoners
gehouden
in
de
vorm
van
een
enquête,
waar
het
volgende
uit
naar
voren
kwam
“Van
de
bewoners
heeft
tien
procent
deelgenomen
aan
de
enquête.
Opvallend
is
dat
de
bewoners
meer
horeca
en
ateliers
niet
als
bevorderlijk
zien
voor
het
evenwicht
tussen
wonen,
werken
en
recreatie.
Prostitutie
echter,
wordt
wel
als
bevorderlijk
voor
dit
evenwicht
gezien.
Over
het
al
dan
niet
vermeerderen,
verminderen
of
handhaven
van
het
aantal
ramen
heerst
grote
verdeeldheid.
Een
kleine
meerderheid
wil
graag
meer
of
een
gelijk
aantal
ramen
en
het
grootste
deel
van
de
ondervraagden
zou
het
liefst
prostitutie
terugzien
als
bestemming
voor
de
opgekochte
ramen
(34
procent)”
(Macht
op
de
Wallen:p50).
Hoewel
slechts
tien
procent
van
de
bewoners
heeft
meegedaan
en
de
enquête
daardoor
niet
zeer
representatief
is,
blijkt
dat
het
wel
meevalt
met
de
weerstand
van
de
bewoners.
Het
grootste
deel
van
de
ondervraagden
is
voor
het
behoud
van
de
ramen.
Omdat
dit
niet
in
het
straatje
van
de
beleidsbepalers
paste
is
daarom
geprobeerd
de
uitkomsten
anders
te
doen
voorkomen.
Hierover
schrijft
het
onderzoek
van
de
UvA
het
volgende:
“Op
de
website
van
de
PvdA
is
een
artikel
verschenen
over
de
uitslag
van
de
enquête,
PvdA
stadsdeel
Centrum
blij
met
evenwichtige
uitkomst
van
enquête.
De
eerste
zin
luidt:
“Bewoners
en
ondernemers
van
de
Wallen
willen
een
hardere
aanpak
van
de
overlast
van
dealers
en
verslaafden.”
Uit
de
enquête
blijkt
echter
niet,
dat
de
bewoners
graag
een
harde
aanpak
zouden
zien.
Een
paar
regels
verder
wordt
weer
een
dergelijke
‘fout’
begaan:
“Er
is
brede
steun
voor
het
aanpakken
van
de
misstanden
en
steun
voor
het
aantrekken
van
een
gevarieerd
winkelaanbod.”
Beide
beweringen
zijn
niet
uit
de
enquête
af
te
leiden.
Verderop
wordt
de
macht
van
taal
alweer
gebruikt
om
het
te
doen
lijken
dat
de
bewoners
achter
Project
1012
staan:
“Maar
34%
van
de
bewoners
en
ondernemers
ziet
in
de
vrijgekomen
ramen
het
liefst
prostitutie
terugkeren.”
Er
kan
hier
eigenlijk
niet
van
‘maar
34
procent’
gesproken
worden,
dit
is
namelijk
de
grootste
groep.“
(Macht
op
de
Wallen:p50).
De
onderzoekers
concluderen
dus
dat
de
PvdA
de
uitkomst
van
het
onderzoek
op
een
dergelijke
manier
aan
het
verdraaien
is,
zodat
het
lijkt
alsof
de
gemeentelijke
plannen
veel
steun
hebben.
Hierover
schrijven
zij
“Dus
hoewel
de
enquête
vrij
objectief
te
noemen
is,
laat
de
interpretatie
ervan
te
wensen
over.
Uit
het
stuk
op
de
website
van
de
PvdA
blijkt
duidelijk
dat
deze
partij
de
feiten
die
uit
de
enquête
af
te
leiden
zijn
zo
presenteert,
en
hier
en
daar
zelfs
een
beetje
verdraait,
dat
het
lijkt
of
de
bewoners
enthousiast
zijn
voor
Project
1012.
De
enquête
is
niet
objectief
benaderd,
maar
vanuit
een
frame
geïnterpreteerd
met
het
doel
draagvlak
te
creëren.
“(Macht
op
de
Wallen:p50)
De
gemeente
heeft
de
prostituees
en
belangenorganisaties
dus
overgeslagen
en
de
uitkomsten
van
het
bewonersonderzoek
doelbewust
verdraaid.
Dan
zijn
er
nog
twee
partijen
te
behandelen;
de
media
en
de
marktpartijen
die
de
panden
kunnen
opkopen
nadat
de
prostitutie
is
verdwenen.
In
de
Macht
op
de
Wallen
heeft
de
UvA
de
contacten
van
de
gemeente
met
de
media
onderzocht
en
kwamen
zij
tot
de
volgende
conclusie:
“De
relatie
tussen
de
gemeente
Amsterdam
en
de
media
is
een
‘machtsspel’,
aangezien
de
media
het
laatste
woord
heeft
in
de
definitieve
publicatie.
De
gemeente
is
echter
actief
bezig
de
inhoud
van
de
berichtgeving
te
sturen
De
huidige
media
concurreren
namelijk
onderling
om
de
primeurs.
Uit
de
interviews
is
gebleken
dat
een
medium
ook
daadwerkelijk
de
primeur
verkrijgt,
wanneer
de
gemeente
mag
meebeslissen
over
de
inhoud
van
de
berichtgeving.”
(Macht
op
de
Wallen:p56).
De
gemeente
stuurt
dus
ook
doelbewust
de
communicatie
omtrent
project
1012,
blijkt
uit
voorgaand
citaat.
Ten
aanzien
van
de
marktpartijen
hebben
de
onderzoekers
een
interview
met
van
Rossum,
de
man
verantwoordelijk
voor
de
uitvoer
van
het
1012
project.
Deze
zegt
over
de
marktpartijen
“Het
bestaande
enthousiasme
onder
marktpartijen
wordt
door
de
gemeente
strategisch
uitgebuit.
Van
Rossum:
“Dan
ga
ik
jullie
een
beetje
tegen
elkaar
uitspelen
en
dat
ben
ik
op
dit
moment
aan
het
doen.
(...)
Het
stimuleert
de
koopbereidheid
enorm.
(...)
Ze
krijgen
allemaal
een
compliment
van
de
burgemeester
als
het
ze
gelukt
is.
(...)
Het
is
een
heel
leuk
spel,
dat
noemen
we
monopolie,
letterlijk,
letterlijk.
(...)
Dus
iedereen
kijkt
welke
straten
hij
kan
kopen,
welke
delen
van
straten.”
(Macht
op
de
Wallen:p36)
Tenslotte
komen
de
onderzoekers
tot
de
volgende
conclusie
“De
resultaten
van
onze
analyse
wijzen
uit
dat
de
gemeente
graag
aan
het
publiek
wil
laten
zien
dat
de
situatie
in
postcodegebied
1012
onhoudbaar
is,
de
prostituees
er
de
dupe
van
zijn
en
zij
de
redder
in
nood
is.
[...]
Door
middel
van
taalanalyse
is
gebleken
dat
de
gemeente
een
overdaad
aan
symbolen
en
beeldspraak
gebruikt
en
daarbij
bepaalde
aspecten
van
de
plannen
uitlicht,
en
andere
niet
of
nauwelijks
noemt.
Zo
wordt
vooral
het
terugdringen
van
de
criminaliteit
en
het
realiseren
van
‘hoogwaardige’
winkels
genoemd.
Daarentegen
wordt
één
van
de
meest
ingrijpende
aspecten
van
Project
1012,
namelijk
het
verminderen
van
de
prostitutie,
niet
of
nauwelijks
genoemd.
Laat
staan
de
mogelijke
gevolgen
van
deze
maatregel.“
(Macht
op
de
Wallen:p56)
De
gemeente
heeft
de
zaken
op
de
Wallen
dus
overdreven
en
het
publiek
verkeerd
geïnformeerd
blijkt
uit
onderzoek
van
de
Universiteit
van
Amsterdam.
Het
doorbreken
van
de
criminele
infrastructuur,
het
tegengaan
van
mensenhandel,
het
opkomen
voor
prostituees
zijn
allemaal
zaken
waar
de
gemeente
al
voor
kan
zorgen.
Zij
hebben
de
middelen
tot
hun
beschikking,
maar
maken
hier
geen
gebruik
van.
Ook
is
de
situatie
niet
zo
schrijnend
als
dat
ze
doet
voorkomen.
De
aanleiding
om
de
Wallen
te
sluiten
blijkt
na
enig
onderzoek
lang
niet
zo
dreigend
te
zijn
als
de
gemeente
doet
voorkomen.
Volgens
hen
is
namelijk
sluiting
de
enige
optie.
Kan
het
niet
anders?
Daar
zal
het
laatste
stuk
zich
op
richten.
De
mogelijkheden
De
gemeente
beweert
dat
de
situatie
op
de
Wallen
zo
schrijnend
is,
dat
zij
niets
anders
kan
doen
dan
de
hele
boel
maar
sluiten.
Het
is
dweilen
met
de
kraan
open
en
het
huidige
beleid
faalt.
Hierdoor
is
er
een
criminele
infrastructuur
ontstaan
die
niet
te
doorbreken
is.
Zij
zorgen
massaal
voor
vrouwen-‐
en
drugshandel
waardoor
sluiting
de
enige
optie
is,
omdat
de
huidige
aanpak
niet
voldoende
was.
Er
is
gebleken
dat
de
uitvoering
van
het
prostitutiebeleid
in
handen
van
de
gemeente
ligt
en
zij
hier
de
afgelopen
jaren
niets
mee
gedaan
heeft.
Op
dit
moment
wordt
er
geen
voorlichting
aan
prostituees
gegeven,
worden
zij
niet
begeleid
indien
zij
uit
de
prostitutie
willen
stappen
en
wordt
er
niets
met
aangiften
gedaan.
Toch
claimt
de
gemeente
het
belang
van
de
prostituee
voorop
te
stellen,
maar
heeft
zij
nooit
contact
gezocht
met
deze
groep.
Hoe
kan
je
iemands
belang
voorop
stellen,
wanneer
je
niet
weet
wat
dit
belang
is?
Daarnaast
worden
vrouwen
als
slachtoffer
aangemerkt
die
vrijwillig
werken.
Daarom
is
volgens
Amsterdam
Sociaal
het
opdoeken
van
de
Wallen
zeker
niet
de
laatste
optie;
Laat
de
gemeente
maar
eens
het
huidige
beleid
uitvoeren.
Ook
komt
de
gemeente
zelf
ook
met
goede
voorstellen
waardoor
de
prostitutiebranche
beter
te
reguleren
valt,
zo
stellen
zij
het
volgende
voor
“Een
regel
die
de
gemeente
op
korte
termijn
wil
invoeren
is
een
verplichte
intake
van
prostituees
door
exploitanten
waarbij
zij
kijken
naar
signalen
van
mensenhandel.
Zo
komt
er
meer
verantwoordelijkheid
bij
bordeelhouders
te
liggen
om
gedwongen
prostitutie
tegen
te
gaan.
Bij
succes
kan
de
intake
verplicht
worden
voor
alle
prostitutiebedrijven
in
Amsterdam.
Op
die
manier
ondergaat
de
hele
branche
een
upgrading
en
wordt
verminderen
van
prostitutie
gecombineerd
met
het
verbeteren
van
positie
van
de
sekswerker.“
(Strategienota
Coalitieproject
1012:p29)
Niet
alleen
gaat
de
gemeente
haar
beleid
aanpassen,
ook
de
belastingdienst
gaat
dit
doen
“In
de
nabije
toekomst
gaat
de
Belastingdienst
overigens
de
teugels
aantrekken:
ondernemers
worden
OZB-‐plichtig
en
moeten
een
administratie
bij
gaan
houden
over
de
verhuur.
Ook
de
dames
zullen
worden
gecontroleerd.“
(Grenzen
aan
de
handhaving:p10).
Tenslotte
geldt
de
Wet
BIBOB
nog
steeds
als
instrument
wat
prima
functioneert
volgens
de
gemeente;
“De
wet
Bibob
heeft
in
onze
ogen
zijn
waarde
bewezen.
Ook
de
komende
periode
zullen
wij
exploitatievergunningen
en
bordeelvergunningen
actief
toetsen
aan
de
wet
Bibob.
Overigens
geldt
dit
niet
alleen
voor
bedrijven
in
het
1012-‐gebied
maar
voor
geheel
Amsterdam.“
(Strategienota
Coalitieproject
1012:p37)
Zo
blijkt
dus
dat
het
sluiten
van
de
Wallen
zeker
niet
de
enige
mogelijkheid
is
en
dat
de
gemeente
voldoende
andere
middelen
tot
hun
beschikking
heeft.
Amsterdammers
worden
door
de
gemeente
gemanipuleerd
om
zodoende
te
geloven
dat
de
Wallen
bol
staan
van
de
vrouwenhandel
en
gedwongen
prostitutie.
Op
deze
manier
hoopt
de
gemeente
snel
haar
plannen
door
te
kunnen
drukken.
En
zoals
het
er
nu
voor
staat
gaat
dit
ze
ook
lukken.
Amsterdam
Sociaal
staat
voor
een
Amsterdam
waar
de
Wallen
deel
van
uit
maken.
Het
zal
niet
alleen
een
inbreuk
zijn
op
de
Amsterdamse
tolerantie
die
wereldwijd
bekend
is,
maar
ook
zal
het
een
negatief
effect
op
het
toerisme
hebben,
aangezien
veel
mensen
naar
Amsterdam
komen
voor
The
Red
Light
District.
Na
het
Noord/Zuid
debacle,
waar
de
stad
dankzij
de
gemeenteraad
met
een
schuld
van
3
miljard
zit
opgescheept,
kan
het
sluiten
van
de
Wallen
zomaar
de
volgende
miljoenenstrop
voor
de
stad
zijn.
Hoewel
de
economische
gevolgen
voor
een
stad
als
Amsterdam
enorm
kunnen
zijn
heeft
onze
gemeente
hier
geen
seconde
aan
gedacht.
Over
de
mogelijke
effecten
die
sluiting
van
de
Wallen
met
zich
meebrengt
zegt
de
gemeente:
“Wij
hebben
getracht
om
de
economische
effecten
van
de
veranderingen
in
het
1012-‐gebied
in
beeld
te
brengen.
Enerzijds
is
de
zorg
dat
een
deel
van
het
toeristische
publiek
dat
Amsterdam
bezoekt
vanwege
het
Red
Light
District
niet
meer
zal
komen.
Dit
kan
negatieve
gevolgen
hebben
voor
het
totaal
aantal
bestedingen
en
de
werkgelegenheid.
Anderzijds
is
er
sprake
van
nieuwe
economische
impulsen
en
injecties,
die
juist
een
positief
effect
kunnen
hebben
op
het
bestedingspatroon.
Vooralsnog
hebben
wij
geen
betrouwbare
uitkomsten
kunnen
genereren
“
(Strategienota
Coalitieproject
1012:p15/16)
De
gemeente
heeft
dus
geen
idee
wat
de
gevolgen
kunnen
zijn
en
voert
rigoureus
haar
wil
door
onder
valse
voorwendselen.
De
Wallen
zijn
geen
bedreiging
voor
onze
veiligheid
en
de
mensenhandel
kan
op
effectievere
manieren
worden
aangepakt.
Het
wordt
tijd
dat
de
Amsterdammer
opstaat
voor
zijn
stad
waar
de
gemeente
een
directe
bedreiging
vormt
voor
de
Amsterdamse
vrijheid,
gelijkheid
en
tolerantie
en
haar
inwoners
voorliegt.
Stem
Amsterdam
Sociaal
op
3
maart
2010