Beruflich Dokumente
Kultur Dokumente
bachelor Bedrijfsmanagement
afstudeerrichting: Accountancy-fiscaliteit
afstudeerrichting: Financie- en verzekeringswezen
afstudeerrichting: Logistiek management afstudeerrichting: Marketing
bachelor Office Management
afstudeerrichting: Management assistant
academiejaar 2013-2014
semester 1
christine.soenen@ap.be
Inhoud
WERKSTUKKEN & RAPPORTEN ................................................................................................... 1
DEEL 1
PLANNING ................................................................................................................... 2
ANALYSE OPDRACHT........................................................................................................... 2
1.1
VERKENNING ONDERWERP ....................................................................................................... 2
1.2
DOELSTELLING(EN) ................................................................................................................. 3
1.3
DOELGROEP(EN) .................................................................................................................... 4
1.4
RANDVOORWAARDEN ............................................................................................................. 5
DEEL 2
UITVOERING .............................................................................................................. 13
DEEL 3
AFWERKING.............................................................................................................. 24
10
11
BIJLAGEN....................................................................................................................... 36
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 1 / 45
Deel 1 Planning
In dit deel lees je hoe je een werkstuk- of rapportopzet maakt. Een degelijke
opzet zal je gedurende het onderzoeken en schrijven van dienst zijn. Je kunt er
steeds op terugvallen.
1 Analyse opdracht
We vertrekken van de stelling dat een werkstuk/rapport gedoemd is om te
mislukken, als je vooraf niet voldoende nadenkt over wat je wilt bereiken,
waarom, bij wie en op welke wijze.
Wat?
Waarom?
Bij wie?
Hoe?
Brainstorming
Om het onderwerp te verkennen kun je om te beginnen brainstormen.
Brainstormen is een techniek om onbelemmerd te associren en je te laten
ervaren wat je al weet en nog niet weet. Concentreer je op het onderwerp en
noteer alles wat je te binnen schiet: een trefwoord, een halve zin, een naam, enz.
Je zult zien dat de ene gedachte of opmerking de andere als vanzelf oproept.
Natuurlijk zal lang niet alles wat je verzint relevant zijn, maar stel je kritisch
oordeel nog even uit. In dit stadium deugt alles om het onderwerp in al zijn
facetten op papier te krijgen.
Een goede brainstorming levert normaal een chaotisch pak aantekeningen op.
Die gegevens zul je moeten groeperen. Bekijk daartoe welke deelgebieden je
kunt creren. Deze deelgebieden leveren je een eerste zicht op de omvang van
het onderwerp en vormen een uitstekend uitgangspunt om je onderwerp af te
bakenen.
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 2 / 45
Topische vragen
Een andere manier om meer te weten te komen over het onderwerp is het stellen
van topische vragen aan het onderwerp. Topische vragen zijn korte, algemene
vragen die je op het onderwerp (topos) kunt toepassen? Veelgebruikte vragen
zijn: wat, wie, waar, wanneer, hoe en waarom. Spits de vragen toe op je
onderwerp en je zal allerlei nieuwe informatie op het spoor komen en merken wat
je allemaal nog niet weet.
Zie bijlage 1: Uitgebreide lijst topische vragen
1.2 Doelstelling(en)
Wat wil je met de behandeling van je onderwerp bereiken (en voor wie is dat
belangrijk)? Dit verwoord je in je doelstelling.
In de beroepscontext is het doel van een (onderzoeks)opdracht meestal: een
probleem (helpen) oplossen. In de onderwijssituatie ligt dat enigszins anders.
Hier hebben werkstukken/rapporten ook didactische doelstellingen: het
verwerven van (vak)kennis, en het inoefenen van vaardigheden.
Veralgemenend gesproken kun je iets (je centrale vraag = je onderwerp in
vraagvorm) beschrijven, verklaren, evalueren of adviseren.
Beschrijven
Je beschrijft hoe iets zich voordoet, welke kenmerken het heeft, hoe erover
gedacht wordt, wat er al aan gedaan is, enz. Je inventariseert, zet de zaken op
een rij, brengt orde op zaken in bestaande informatie over een situatie, een
verschijnsel, een 'centrale vraag'.
Je brengt informatie over. Hierbij neem je zelf geen standpunt in, maar je kunt
wel een overzicht geven van de standpunten van anderen. Je schrijft een
beeldvormend werkstuk/rapport. Hoofddoel is informeren.
Je gaat een stap verder dan beschrijven en/of verklaren. Je geeft aan hoe
volgens jou iets gewaardeerd moet worden. Je stelt een oordeel ter discussie en
geeft daar duidelijke argumenten voor. Je wilt de lezers overtuigen.
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 3 / 45
Dat je de lezer ten minste wilt informeren spreekt vanzelf bij een zakelijk
werkstuk/rapport. Naargelang de opdracht en het onderwerp kan het echter ook
de bedoeling zijn dat je een verklaring geeft, een oordeel uitspreekt of een
voorstel doet.
Het is ook mogelijk dat een combinatie van deze schrijfdoelstellingen beoogd
wordt.
In het kader van Seminaries / Projecten is het van belang dat je bij de afbakening
van je onderwerp de bedoeling(en) van de opdrachtgevers-lectoren voor ogen
houdt. Het spreekt vanzelf dat hierover overleg met de betrokken lectoren
mogelijk is.
1.3 Doelgroep(en)
Wat je wilt bereiken hangt nauw samen met de vraag voor wie je schrijft: wie wil /
moet je bereiken?
De werkstukken/rapporten die in het kader van Seminaries / Projecten
geschreven worden zijn uiteraard voor een gedifferentieerd publiek bedoeld:
vaklectoren, taallectoren, ICT-lectoren, medestudenten, de informanten
(bedrijven, instellingen) enz. Dit betekent dat je - in zekere mate - aan de kennis,
verwachtingen, betrokkenheid en kunde van elk van deze lezersgroepen moet
tegemoetkomen.
Om te beslissen welke informatie je wel en welke je niet hoeft te geven, welke
argumenten het meest overtuigend zijn en welke schrijfstijl je het beste kunt
hanteren, moet je je lezers/publiek voor ogen houden.
Vraag je af: wat weten, willen, vinden en kunnen ze?
Weten:
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 4 / 45
Vinden:
onderwerp?
Kunnen:
Het helpt als je tijdens het onderzoek en vooral bij het schrijven een
bekende / enkele bekenden voor ogen houdt die overeenkomsten
vertoont/vertonen met je uiteindelijke lezerspubliek.
1.4 Randvoorwaarden
Om je werkwijze te kunnen bepalen moet je ten slotte ook rekening houden met
de zogenaamde randvoorwaarden: tijd, omvang, informatie.
Tijd
Omvang
Informatie
Andere
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 5 / 45
2 Afbakening onderwerp
Nadat je het onderwerp verkend hebt en goed weet wat je doelstelling is, wie je
lezers zijn en onder welke randvoorwaarden je moet schrijven, is het tijd om je
onderwerp af te bakenen en een probleemstelling uit te werken.
een onderdeel:
Uit 'de sociale zekerheid' kies je bijvoorbeeld de werkloosheidsverzekering.
een aspect:
Je kiest bijvoorbeeld voor de financiering van de werkloosheidsverzekering.
een sector:
Je richt je bijvoorbeeld alleen op de problemen die bedrijven ondervinden
door de invoering van de euro.
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 6 / 45
Als verdere voordelen heeft een vraag dat ze je dwingt een invalshoek te kiezen
en vooral ook op je woorden te letten, want op een slordig gestelde vraag is geen
goed antwoord mogelijk.
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 7 / 45
De centrale vraag mag niet te breed, maar ook niet te bondig zijn. Ze
moet overkoepelend zijn.
De vraag moet zo bondig mogelijk geformuleerd worden, maar toch het
hele werkstuk dekken. Het is bijvoorbeeld niet de bedoeling dat het
antwoord al in het eerste hoofdstuk volledig gegeven kan worden.
Hier zie je dus hoe je door een proces van herformuleren steeds dichter komt bij
wat je precies wilt onderzoeken.
Een goede centrale vraag (eventueel zelfs slechts voorlopig) is een zeer nuttig
vertrekpunt voor de uitwerking van je eigenlijke probleemstelling.
De probleemstelling bestaat uit de overkoepelende centrale 'onderzoeksvraag'
(Eric Welp : 2002) met de daarbij horende deelvragen (die bepaald worden door
je doel en doelgroep).
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 8 / 45
Een werkstuk/rapport schrijven begint dus lang voor er een letter op papier staat.
Zoals een aannemer op een plan steunt, zo zou elke schrijver van een werkstuk
of rapport zich moeten realiseren, dat je geen doelgerichte tekst kan bouwen
zonder een degelijk bouwplan.
Een werkstuk/rapport bestaat essentieel uit een inleiding (met de centrale vraag),
een midden (de hoofdtekst met de deelantwoorden) en een slot (de conclusie/het
antwoord).
Het bouwplan heeft betrekking op de hoofdtekst. Het is een structuur, waarin
globaal de inhoud van je werkstuk/rapport is vastgelegd. Het geeft aan welke
deelvragen aan bod komen en hoe die kunnen beantwoord worden. Als je tijdens
het zoek- en schrijfwerk twijfelt, kun je het raadplegen, zodat de te volgen koers
weer duidelijk wordt. Het is dus een belangrijk instrument om het overzicht te
behouden.
Globaal genomen worden drie strategien onderscheiden om een structuur aan
te brengen: methodisch, thematisch en 'achteraf'.
Lees hierover bijlage 2: Structuur aanbrengen.
Vaste structuren
Wij volgen hier het pad van de methodische indeling. Bij deze manier van werken
maak je gebruik van een reeks vragen, die een zogenaamde vaste structuur
opleveren.
Is het bv. je doel een 'probleem' te analyseren, dan kan je vertrekken van de
vaste structuur van de probleemanalyse.
Probleemanalyse
Centrale vraag: probleem x
1
2
3
4
= beschrijving
= gevolgen
= oorzaken
= maatregelen
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 9 / 45
Hoef je het probleem alleen maar te beschrijven, dan gebruik je enkel de eerste
en eventueel de tweede vraag. Naargelang de gewenste omvang en diepgang
van de beschrijving kan je deze nog zeer globale vragen verder specificeren.
Enkele belangrijke standaard (hulp)vragen voor een beschrijving zijn
bv.
Wat is het?
Wil je het onderwerp/probleem ook verklaren, dan zul je zeker ook de derde
vraag (zie boven) onderzoeken en verder specificeren.
Enkele belangrijke standaardvragen voor een verklaring zijn:
Wat is het?
Als je het probleem ook wilt beoordelen, zul je ook de vierde vraag moeten
onderzoeken en verfijnen.
Belangrijke standaardvragen voor een beoordeling zijn:
En als er ook een advies gevraagd wordt, zul je een besluit moeten trekken en
ten minste ook de vraag Wat kan of moet er (dus) gedaan worden? moeten
beantwoorden.
Enkele belangrijke standaardvragen voor een advies:
Hoe is de uitvoering?
Behalve voor een probleemanalyse zijn er ook zeer bruikbare vaste structuren
voor werkstukken die een onderzoeksbeschrijving, maatregel/advies, evaluatie of
handeling als centraal onderwerp hebben.
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 10 / 45
Een overzicht van de meest voorkomende vaste structuren vind je als bijlage 3.
De bovenvermelde setjes hulpvragen, die vaak niet heel streng te scheiden zijn,
vind je overzichtelijk terug als bijlage 4: Overzicht hulpvragen.
Samengevat:
Maak een selectie uit de vragen van de vaste structuur aan de hand van
de relevantie voor je doel en doelgroep.
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 11 / 45
Het spreekt vanzelf dat overleg over dit bouwplan met de begeleidende lector(en)
onontbeerlijk is.
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 12 / 45
Deel 2 Uitvoering
4 Planning werkwijze
Voor je aan de eigenlijke uitvoering van je opdracht (opzoeken, lezen en
verwerken) begint, moet je een zoekstrategie bepalen en een werkorganisatie
(samenwerking en globale tijdsplanning) vastleggen.
4.1 Zoekstrategie
Een zoekstrategie houdt in, dat je bepaalt welke informatie je nodig hebt en hoe
en waar je ze kunt vinden. Voor de beantwoording van je vragen kun je kiezen uit
twee soorten informatie:
Vindplaatsen literatuur
Om te achterhalen hoe je aan informatie/documentatie zult geraken, kun je als
volgt te werk gaan:
a
Bekijk eerst wat je al bij de hand hebt en waar je het bestaan al van kent:
- (hand)boeken uit je opleiding;
- encyclopedien, boeken, tijdschriften of kranten die je in huis of bij de
hand hebt;
- de openbare bibliotheek;
- het netwerk van de hogeschoolbibliotheek.
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 13 / 45
4.2 Werkorganisatie
Aangezien seminaries / projecten doorgaans groepsopdrachten zijn, zul je een
samenwerkingsplan moeten ontwerpen.
Een samenwerkingsplan geeft aan welke afzonderlijke activiteiten de teamleden
zullen ondernemen (wie, wat, tegen wanneer) en hoe ze die zullen cordineren.
Voor een vruchtbare samenwerking zijn de volgende punten van groot belang:
taakverdeling, cordinatie, tekstkritiek en tijdsplanning.
Taakverdeling
Cordinatie
Tekstkritiek
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 14 / 45
Tijdsplanning
Tips
1
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 15 / 45
5 Opzoeken documentatie
5.1 Literatuuronderzoek
Hanteer de volgende regels bij je literatuuronderzoek:
Stel de vragen van je bouwplan bij naarmate je meer informatie over het
onderwerp vindt.
Eerste hulp kun je vinden bij o.a. bibliothecarissen en (vak)lectoren: zij zijn op de
hoogte van de naslagwerken binnen een bepaald vakgebied.
Zodra je dan een paar interessante publicaties hebt gevonden, neem je de
literatuurlijsten ervan door. Op die manier vind je andere titels en ontstaat een
sneeuwbaleffect: de lijst met informatiebronnen over je onderwerp wordt steeds
groter. Bovendien zul je een aantal auteurs en werken herhaaldelijk tegenkomen.
Dit zijn de namen en standaardwerken, die je in ieder geval moet raadplegen. Let
er wel op dat je alleen publicaties gebruikt van recente datum.
Je kan omgekeerd ook beginnen met algemene handboeken, encyclopedien en
naslagwerken, die je doorverwijzen naar specifiekere werken. Deze manier van
werken wordt wel eens de trechtermethode genoemd.
5.2 Praktijkonderzoek
Praktijkonderzoek kost meestal veel tijd. Het is dan ook belangrijk om je
onderzoek realistisch op te zetten en de meest geschikte methode te gebruiken.
Veelgebruikte methodes bij het verzamelen
interviewen, enquteren en observeren.
van
praktijkinformatie zijn:
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 16 / 45
Vooraf
Geef bij het eerste contact (persoonlijk, e-mail, telefonisch) expliciet aan
wat je precies wilt weten en waarvoor je de gegevens wilt gebruiken.
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 17 / 45
Achteraf
5.3.1 Bruikbaarheid
Je zult m.a.w. de publicaties en gegevens orinterend (of selectief) moeten
lezen. Lees het woord vooraf, de samenvatting, de inhoudsopgave, de titels of
kopjes, de inleiding (met centrale vraag en doelstelling), de slottekst (conclusie,
slot, aanbevelingen), de titels van tabellen, figuren en bijlagen, de bijschriften van
foto's en de inleidende en afsluitende teksten van hoofdstukken en paragrafen.
Kom je tot de conclusie dat een publicatie of bepaalde informatie voor je
onderzoek relevant is, dan ga je globaal lezen om te achterhalen welke
deelaspecten/hoofdvragen er behandeld worden.
Na een rondje globaal lezen weet je dan in grote lijnen hoe de informatie of de
redenering is opgebouwd. Dat maakt het zoeken naar meer gedetailleerde
gegevens aanzienlijk makkelijker.
5.3.2 Betrouwbaarheid
Literatuurgegevens kun je niet altijd zelf controleren. Je moet er vaak maar van
uitgaan dat de bron te vertrouwen is. Om de betrouwbaarheid van de bron
enigszins te kunnen inschatten, dien je alvast op de volgende criteria te letten:
Wie is de auteur?
Is hij bekend? Wat is zijn functie? Ken je andere publicaties van hem?
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 18 / 45
Is de auteur deskundig?
Wordt zijn 'gezag' erkend, heeft hij een goede 'naam' en 'faam' op het
terrein waarover hij spreekt?
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 19 / 45
5.3.3 Deugdelijkheid
De deugdelijkheid van de informatie heeft alles te maken met de manier van
argumenteren. In deze context beperken we ons tot het wijzen op enkele vaak
voorkomende fouten, waarvoor we op onze hoede moeten zijn.
De volgende manieren van redeneren of argumenteren beschouwen we als
ongeldig of onverantwoord:
1
de generalisering
Algemene en (te) vrstrekkende conclusies trekken op basis van te
weinig gegevens / representatieve gevallen. Overhaast veralgemenen
dus.
Voorbeelden:
- Het barst daar van de fietsendieven!
(Conclusie nadat je fiets daar n keer is gestolen)
- Ploeg x speelt agressief.
(Conclusie na n match met veel overtredingen)
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 20 / 45
Voorbeeld:
Heb je gezien hoe zenuwachtig hij was toen ze hem daarnaar vroegen?
Hij moet het op dat moment dus al geweten hebben!
de verkeerde vergelijking
De vergelijking gaat niet op, omdat er beslissende verschillen bestaan
tussen de vergeleken gevallen. Appels met peren vergelijken.
Voorbeeld:
De omloop van het geld is voor het welzijn van de handel wat de omloop
van het bloed is voor het welzijn van de mens.
Als je de bronnen op deze fouten gecontroleerd hebt en je bent van oordeel, dat
de bron deugt, dan kan je de gegevens opnemen in je werkstuk.
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 21 / 45
6 Schrijven conceptversie
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 22 / 45
Als alles op papier staat, laat je deze eerste, ruwe versie een tijdje liggen, om ze
later met voldoende afstand te kunnen controleren. Bij een groepsrapport is dit
het moment voor de eerste ronde tekstkritiek.
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 23 / 45
Deel 3
Afwerking
De meeste lezers van een werkstuk/rapport willen graag snel een duidelijk
antwoord op de volgende vragen:
Omslag en titelpagina
Woord vooraf
Inhoudsopgave
Inleiding
Eigenlijke tekst/hoofdtekst
Afsluiting
Samenvatting/Executive summary
Literatuur-/Bronnenopgave
Bijlage(n)
Addenda en corrigenda
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 24 / 45
van
het
een woord van dank aan personen of instanties die je hebben begeleid.
7.3 Inhoudsopgave
De Inhoudsopgave geeft de lezer een eerste indruk van de inhoud en de
structuur van je werkstuk/rapport. Ze moet vooral ook een wegwijzer zijn.
Daarom is het nodig dat na elk onderdeel het paginanummer waarop het begint
wordt vermeld. Voorlooppuntjes of -streepjes zorgen ervoor dat de lezer het
paginanummer zonder problemen kan vinden.
In de inhoudsopgave neem je de titels van de genummerde hoofdstukken en
onderverdelingen letterlijk over. Je vermeldt ten minste ook de Literatuur/bronnenopgave en de Bijlagen (met eigen nummering en titel).
Verder vermeld je de eventuele lijst met eindnoten, verklarende woordenlijst en
lijst met gebruikte afkortingen.
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 25 / 45
7.4 Inleiding
De Inleiding heeft een zeer belangrijke inhoudelijke functie. Het doel is immers:
de lezer in het onderwerp als geheel inleiden en hem de noodzakelijke informatie
verstrekken, zodat hij je werkstuk/rapport juist kan begrijpen
Een lezer beslist vaak op grond van de inleiding of hij al of niet zal doorlezen. De
inleiding heeft dus ook een motiverende functie. Daarom moet je bijvoorbeeld
ook voldoende werk maken van de opening van de inleiding.
De inleiding bevat doorgaans de volgende onderdelen:
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 26 / 45
Was het je doel een onderwerp te beschrijven of te verklaren, dan heb je met
de verschillende hoofdstukken die de antwoorden geven op het bouwplan, je
doel al bereikt. Je kunt je in de afsluiting dan beperken tot een samenvatting van
de hoofdpunten of resultaten.
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 27 / 45
Was het de bedoeling (ook) te overtuigen (adviseren, beoordelen enz.), dan zul
je in de afsluiting tot een echte conclusie/gevolgtrekking moeten komen en daar
je uiteindelijke advies of oordeel moeten formuleren.
De conclusie bestaat dan uit een korte verwijzing naar de centrale vraag, een
kort overzicht van de resultaten, een samenvatting van de argumenten die naar
je oordeel of advies leiden en het oordeel / advies zelf.
De conclusie mag gn nieuwe informatie bevatten. Je mag wel een nadere
toelichting geven op je bevindingen (bv. eventuele voorbehouden en
beperkingen).
Zelfstandig leesbaar zijn betekent, dat ook iemand die niet de hele tekst
gelezen heeft, de afsluiting in grote lijnen moet kunnen begrijpen.
7.7 Samenvatting
De Samenvatting of 'Executive Summary' heeft tot doel de lezer in staat te stellen
snel de hoofdzaken van het werkstuk/rapport te verkennen, zonder de volledige
tekst te moeten lezen. Zo'n samenvatting moet dus beknopt, maar toch
voldoende informatief zijn. Ze moet de probleemstelling, het doel, je werkwijze,
de kern van de behandelde punten of het betoog en het antwoord op de centrale
vraag weergeven.
Een belangrijk verschil met de afsluiting is, dat je in de samenvatting puur
beschrijft, terwijl je in de afsluiting nog met de afronding van je uiteenzetting of
betoog bezig bent.
De 'executive summary' kan na de eigenlijke tekst geplaatst worden, maar je kan
er ook mee beginnen: voor of na de inhoudsopgave.
7.8 Literatuur-/Bronnenopgave
In de Literatuur-/Bronnenopgave staan alfabetisch op naam van de auteur(s), de
titels van de publicaties die je gelezen of op z'n minst geraadpleegd hebt bij
het opstellen van je werkstuk.
De gegevens moeten volledig en nauwkeurig zijn, zodat belangstellenden de
aangegeven publicatie(s) kunnen opsporen. Je kunt ze eventueel rubriceren
onder Boeken, Artikels, Publicaties op internet, Elektronische bronnen ...
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 28 / 45
Voorbeeld
Tiggeler, E. (2001). Vraagbaak Nederlands. Van spelling tot stijl: snel een helder
antwoord op praktijkvragen over taal. Den Haag: SDU.
Voorbeeld
Geerts, G. & den Boon, C.A. (Red.) (1999). Van Dale Groot Woordenboek der
Nederlandse Taal (13 ed.). Utrecht: Van Dale Lexicografie.
Zijn er meer dan drie auteurs, vermeld dan alleen de eerste, gevolgd door
de afkorting e.a. (en anderen).
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 29 / 45
2
3
4
5
6
7
Voorbeeld krantenartikel
Serneels, K. (13 maart 2004). W
e
w i l
l e
n
a l
l e s
,
b e h
a l v
e
k
i e z
e
n
.
Wetenschappelijk onderzoek: Meer keuze
maakt niet altijd gelukkiger. De Morgen, p. 3.
Als er geen auteur is, dan wordt de exacte datum tussen haakjes achter
de titel gezet.
Voorbeelden tijdschriftartikel
Simonis, F. (2001, juli/aug). Totaalbeeld van een mondelinge presentatie voorbereiding met video-opname en beoordelingslijst. Ad Rem, 13 (4), 53-55.
Bult, A., & Van Heeswijck, M.-J. (4 mei 2004). Het proces-Dutroux: chaos in de
assisenzaal. Humo, (3322), 32-35.
Bronvermelding publicaties op het internet
1
2
3
4
5
Auteur(s)
Datum van publicatie of de update (tussen haakjes) punt
Titel van de bijdrage (cursief) punt
Datum van raadpleging (Geraadpleegd op exacte datum) komma
Webadres (URL)
Voorbeeld
Michiels, K. (2001). Interview. Op audintie bij Philippe Starck. Geraadpleegd op
18 juni, http://www.destandaard.be/nieuws/economie.
Voorbeeld cd-rom
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 30 / 45
Verwijs naar uitgaven die niet gepubliceerd zijn (rapporten, scripties, toespraken,
televisie-uitzendingen, ... ) op dezelfde manier als naar boeken. Geef tussen
haakjes aan om wat voor soort publicatie het gaat.
7.9
Bijlagen
Grafieken, tabellen enz. die een onmisbaar deel uitmaken van je rapport, neem
je op in de tekst. Documenten en omvangrijk illustratiemateriaal (formulieren,
artikels, ... ) plaats je achteraan als bijlagen.
Verwijs er duidelijk naar in de eigenlijke tekst. Elke bijlage moet dus een nummer
en een titel hebben, die ook in de inhoudsopgave terug te vinden zijn.
Elke bijlage begint op een aparte (rechter)pagina. Als je heel veel werkelijk
relevante bijlagen hebt en/of het geheel moeilijk in te binden is, bundel ze dan
apart. Zorg dan uiteraard voor een aparte inhoudsopgave.
7.10 Addenda en corrigenda
Addenda: een apart bijgevoegd blad met (belangrijke) aanvullingen (die na het
inleveren van je werkstuk /rapport nog verschenen, verkregen, ... zijn.
Corrigenda: apart blad met correcties van fouten die in je definitieve tekst zijn
blijven staan.
Voorbeeld
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 31 / 45
Het spreekt vanzelf dat addenda en corrigenda het best niet voorkomen in een
werkstuk/rapport. De addenda en corrigenda stammen uit de tijd van de
boekdrukkunst waarin heruitgeven grote extra kosten met zich mee bracht.
Bovendien geven ze de indruk dat bij het opstellen niet genoeg is nagedacht.
Tegenwoordig kunnen alle fouten kunnen makkelijk digitaal verbeterd worden en
aanpassingen doorgevoerd worden voor je het werkstuk/rapport kopieert of
(digitaal) publiceert.
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 32 / 45
Belangrijke tips:
Herlees je tekst zelf heel kritisch aan de hand van checklijsten (zie
bijlagen) en zoek hulp voor taalkwesties die in deze module niet
behandeld worden, bij de aanbevolen websites en naslagwerken.
Laat je tekst ten slotte ook door een andere kritische en betrouwbare
lezer nalezen.
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 33 / 45
Kies een lettertype dat bij een zakelijke tekst past: bv. Verdana of Arial
Na een titel komt geen punt, behalve als het om een volledige zin gaat.
Voorzie elke illustratie (tabel, grafiek, ... ) van een bijschrift. Nummer ze
doorlopend. Verwijs ernaar in de tekst.
Maak sober en consequent gebruik van de typografische opmaakmogelijkheden: vermijd bv. combinaties van vet + cursief + onderstreept.
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 34 / 45
Naslagwerken
VVKSO, (2001). BIN-Normen. Efficinte communicatie. Brussel.
Burger, P. & De Jong J. (2002). Handboek Stijl. Adviezen voor aantrekkelijk
schrijven. Den Haag: SdU Uitgevers, Tweede, ongewijzigde editie.
Hendrickx, R. (2003).
Lexicografie bv.
Stijlboek
VRT.
Utrecht/Antwerpen:
Van
Dale
hulp
bij
Tiggeler, E. (2001). Vraagbaak Nederlands. Van spelling tot stijl: snel een
helder antwoord op praktijkvragen over taal. Den Haag: Sdu Uitgevers.
Woordenlijst Nederlandse taal. (2005). Den Haag: Sdu Uitgevers, Tielt:
Lannoo. (= het Groene Boekje)
Taalwebsites
http://www.onzetaal.nl
http://www.taaldatabanken.com
http://www.taalpagina.nl
http:// www.taalunieversum.org
http://www.vrttaal.net
http://www.vandale.nl
http:// www.woordenlijst.org
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 35 / 45
Geraadpleegde literatuur
Baert, A-M., De Witte, A. (1999). Communicatiewijzer. Lier: Van In.
BIN-Normen. Efficinte communicatie. (2001) Brussel: VVKSO.
De Witte, A., Hernalsteen, P. (1996). Bij de zaak. Lier: Van In.
Doeve, R., Onrust M. (1992). Helder schrijven. Praktische adviezen voor
duidelijk taalgebruik. Amsterdam: Prometheus.
Hermans, M., (1997) Schrijven met effect. Bussum: Coutinho.
Hout, H., (2000). Prisma Handboek van de Nederlandse taal. Utrecht: Het
Spectrum.
Knispel, K. (2006). Zakelijke communicatie. Schriftelijk. Imprint van Pearsons
Education Benelux.
Meysman, H., Vanderhoeven, J. L. (2004). Paper, Project of Scriptie, Van
muisklik tot tekst. Leuven: Acco
Nederhoed, P., (2000). Helder rapporteren. Houten/Diegem: Bohn Stafleu
Van Loghum. Zevende, herziene druk.
Padmos, B., (1995). De scriptiesupporter. Een doeltreffende aanpak van je
scriptie. Leuven-Apeldoorn: Garant.
Rapporteren. Voorschriften en nuttige wenken. (2001) Brussel: Licap.
Renkema, J., (1995). Schrijfwijzer. Den Haag: Sdu Uitgevers, Antwerpen:
Standaard uitgeverij.
Schrijfhulp van het Talencentrum.
http://cwis.kub.nl/~fdl/intern/educ/tac/tvn/index.html)
Tiggeler, E., (2004). Schrijfgids voor studenten. Eerste
schrijfproblemen en taalvragen. Den Haag: Sdu Uitgevers.
hulp
bij
Tiggeler, E., (2001). Vraagbaak Nederlands. Van spelling tot stijl: snel een
helder antwoord op praktijkvragen over taal. Den Haag : Sdu Uitgevers.
Van Vilsteren, P., (1997). Rapporteren. De basis. Groningen: WoltersNoordhoff.
Verrept, S., (1997). Communicatiegids voor managers, Houten: Bohn Stafleu
Van Loghum, Utrecht: Kosmos Z&K Uitgevers.
Welp, E., (2002). Formulering van een onderzoeksvraag. Tijdschrift voor het
Economisch onderwijs, 159-161.
11 Bijlagen
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 36 / 45
Wat?
Wat is het?
Welke eigenschappen heeft het?
Waaruit bestaat het?
Uit welke soorten en onderdelen bestaat het?
Waartoe behoort het?
Tot welke klasse of soort behoort het?
Waar is het een onderdeel van?
Waar wijst het op?
Waar is het een teken van?
Waarop lijkt het?
Waaraan is het tegengesteld?
Wat is er een voorbeeld van?
Waartoe dient het?
Wat is de taak ervan?
Wat is de waarde ervan?
Wat zijn de voordelen?
Wat zijn de nadelen?
Wat is ervoor te doen?
Wat is ertegen te doen?
Wie?
Waar?
Waar is het?
Waar gebeurt het?
Waarheen gaat het?
Waar komt het vandaan?
Wanneer?
Sinds wanneer?
Tot wanneer?
Waarom?
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 37 / 45
Soms dient een goede structuur zich vanzelf aan (een liefdesbrief, een
voorwoord, een gelegenheidstekst), ligt hij voor de hand (een kort intern memo,
een kleine mededeling) of is hij al gegeven (denk aan een huisstijl voor
beschikkingen, offertes, memos of rapporten).
In de meeste gevallen is het echter raadzaam om bijtijds goed na te denken over
de structuur voor een tekst en deze vast te leggen in een tekstplanning. Het
uiteindelijke schrijven van de tekst zal dan beslist een stuk makkelijker gaan.
We onderscheiden ruwweg drie strategien om tot een goede structuur te
komen.
Strategie 1: Bepaal de structuur na het vaststellen van de centrale
vraag (methodische indeling)
Centrale vragen zijn onder te verdelen in soorten en elk van die soorten leidt tot
een bepaald soort tekst. Zie het volgende overzicht (naar Van der Spek 1996:56,
60).
Soort centrale vraag
Beschrijvend of inventariserend, zoals in:
Wat zijn de kenmerken van
Wat zijn de belangrijkste resultaten van ...
Welke voorwaarden zijn er voor
Hoe ziet eruit
Verklarend, zoals in:
Wat zijn de oorzaken van
Wat is het verband tussen
Hoe komt het dat
Waarom is er niet eerder opgetreden
Toetsend of evaluerend, zoals in:
Hoe moet beoordeeld worden
Wat is de kwaliteit van
Wat is de effectiviteit van
Is het mogelijk om
Adviserend, zoals in:
Welke maatregelen zijn nodig om
Hoe kan het beste aangepakt worden
Welk beleid moet men voeren om
Wat is de beste manier om
Voorschrijvend of instruerend, zoals in:
Hoe moet uitgevoerd worden
Welke handelingen zijn nodig om
Hoe moet voortaan plaatsvinden
Mondt uit in
beschrijvende tekst zonder conclusie
Op heel algemeen niveau geeft de centrale vraag je dus al een eerste aanwijzing
over de structuur. Maar er is meer mogelijk.
In vrijwel alle gevallen kun je een tekst herleiden tot een reeks vragen en
antwoorden die dan uiteindelijk het antwoord geven op de centrale vraag. Met
name bij niet-beschrijvende centrale vragen vormen deze vraag AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 38 / 45
antwoordpatronen een vast stramien, een structuur die met kleinere en grotere
variaties telkens weer gebruikt wordt.
We vinden voor deze vaste indelingspatronen termen als vaste structuur,
tekstschema, tekstmodel of modelbouwplan. In het vervolg zullen we
vasthouden aan de term vaste structuur.
Je kunt een vaste reeks van vragen (vaste vragensets of modelvragenschemas),
gebruiken om bij een relevante vaste structuur uit te komen. In algemene zin
wordt deze manier van werken aangeduid als het volgen van een methodische
indeling.
Een voorbeeld. Je moet verslag doen van een onderzoek met als - verklarende centrale vraag Wat is het verband tussen inkomen en gezondheid?
De vaste vragenset /het modelvragenschema is dan:
Waarom?
Beschrijving probleem
Werkwijze
Resultaten
Conclusie
Opmerkingen
Schrijven volgens een vaste structuur houdt in dat de vorm meer gewicht kan
gaan krijgen dan de inhoud: je schrijft door verschillende onderdelen van een
model in te vullen en zodoende kunnen de onderdelen van het model je in een
vroeg stadium sturen bij het zoeken en selecteren van stof. Het gevaar bestaat
dus dat de verdere inhoud beperkt of geremd wordt door de structuur.
Voor Beethovenianen, het type schrijvers dat ongeremd grote stukken tekst
produceert en naderhand wel ziet hoe daar een lijn in aan te brengen valt, kan
een vaste structuur een zegen zijn, maar voor lle schrijvers geldt dat vaste
structuren met beleid en creativiteit ingezet moeten worden en dat een vaste
structuur zelden of nooit meteen volledig en zonder aanpassingen toegepast kan
worden op de concrete schrijftaak. Een vaste structuur is eerst en vooral een
hulpmiddel.
Vooral bij langere en ingewikkelder teksten zal het vaak niet mogelijk zijn te
volstaan met n simpele structuur. Vaste structuren zullen gecombineerd en/of
uitgebreid moeten worden.
Strategie 2: Bepaal de structuur na de orintatie op de inhoud
(thematische indeling)
Bij de thematische manier van indelen/structureren is en blijft de inhoud van meet
af aan voorop staan. Je probeert je onderwerp (zie opdracht of onderzoeksvraag)
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 39 / 45
Soort indeling
Op aspect, onderdeel of invalshoek
Op tijd of tijdsverloop
Op plaats
Op bekendheid of moeilijkheidsgraad
Op formaat of belang
p 40 / 45
Verder lezen
BURGER, P. & DE JONG J., Handboek Stijl. Adviezen voor aantrekkelijk
schrijven, Martinus Nijhoff, Groningen, 1997. (Met name hoofdstuk 8 met veel
tips voor een aantrekkelijke structuur. Zie ook hoofdstuk 9 over het openen en
afsluiten van een tekst en hoofdstuk 10 leestekens.)
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 41 / 45
= beschrijving
= gevolgen
= oorzaken
= maatregelen
Onderwerp ONDERZOEKSBESCHRIJVING
Centrale vraag: onderzoek x
1
2
3
4
5
= beschrijving
= verantwoording
= methode
= resultaten
= conclusies
Onderwerp EVALUATIE
Centrale vraag: wie of wat beoordeeld wordt
1
2
3
4
5
= beschrijving
= positieve aspecten
= negatieve aspecten
= eindoordeel
= advies, maatregel
= beschrijving
= motivering
(reden, doel)
= uitvoeringsbeschikkingen
= verwachte
effecten
= doel
= voorwaarden
= verloop
= controle
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 42 / 45
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 43 / 45
Beschrijvend
Wat is het?
Waaruit bestaat het?
Waar en wanneer komt het voor?
Hoe vaak en in welke mate?
Welke ontwikkeling is er?
Welke voorbeelden zijn ervan?
Waarmee kun je het vergelijken?
Verklarend / explorerend
Wat is het?
Welke oorzaken zijn er?
Welke gevolgen zijn er?
Welke redenen zijn ervoor?
Hoe hangen ze samen?
Welke mogelijke oplossingen zijn er?
Evaluerend / toetsend
Wat zijn de relevante kenmerken?
Wat zijn de positieve aspecten?
Wat zijn de negatieve aspecten?
Hoe luidt het totaaloordeel?
Adviserend / voorschrijvend
Wat is het doel?
Wat zijn de middelen?
Aan welke voorwaarden moeten deze voldoen?
Welk middel wordt gekozen?
Hoe is de uitvoering?
Hoe kan het worden uitgevoerd ?
In hoeverre wordt het doel bereikt?
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 44 / 45
http://www.englishvocabularyexercises.com/
Ga naar de Academic Wordlist
http://www.writing.utoronto.ca/advice
Advice on academic writing
http://openlearn.open.ac.uk/course/view.php?id=3359
Essay and report writing skills Open University Course
http://www.lboro.ac.uk/service/ltd/campus/reportwr.pdf
Writing Reports: download the 13-page guide
http://www.englishonline.org.cn/en/learners/english-for-work/report-writing
An online course of the British Council an 8 part interactive series aimed
at improving your writing skills.
http://www.learnhigher.ac.uk/Students/Report-writing.html
Resources for students writing a report
http://owl.english.purdue.edu/owl/resource/658/01/
Purdue Online Writing Lab: Writing a Research Paper
http://www.experiment-resources.com/apa-writing-format.html
APA writing format
http://www.phrasebank.manchester.ac.uk/page016a.htm
Academic English phrasebank
http://www.uefap.com/index.htm
Using English for Academic Purposes - A Guide for Students in Higher Education
AP Hogeschool M & C Werkstukken & Rapporten incl. Eng Axel Doumen/Christine Soenen aj 2013-2014
p 45 / 45