Beruflich Dokumente
Kultur Dokumente
Mentor
Datum
Groep
Aantal lln
Irma Zoetmulder
8b
18
Persoonlijk leerdoel: Ik wil leren hoe ik een levensbeschouwelijk gesprek kan leiden en hoe ik ervoor kan zorgen dat de kinderen zich vrij genoeg voelen om hun
mening te geven. Dit wil ik bereiken door actief naar de kinderen te luisteren en ze met elkaar in gesprek te laten gaan.
Lesdoel(en): Procesdoel: De kinderen leren beter naar elkaar luisteren en
leren hoe ze hun mening moeten geven met argumenten bestaande uit
meer dan 3 woorden.
Productdoel: De kinderen ervaren hoe lastig het soms kan zijn om je in
anderen in te leven.
Beginsituatie:
Ik weet van n leerlingen dat ze het niet heel makkelijk heeft thuis. Ze laat hier op school niets van merken, maar toch heb je door dat er iets speelt. Verder weet ik
van niemand of er in het privleven iets heftigs speelt. Toch vind ik het belangrijk dat de kinderen elkaar meer leren respecteren en vooral waarderen door zich in een
ander te kunnen inleven. De kinderen kunnen goed met elkaar praten en hun mening vertellen. Sociaal-emotioneel is de klas op een hoog niveau, op enkele
uitzonderingen. (ik houd in de les rekening met deze leerlingen door ze extra te helpen met vragen zoals waarom denk je dat hij zich zo voelt? of Heb je zelf wel
eens iets dergelijks meegemaakt?.)
Volgens Piaget zitten de leerlingen in de concreet operationele fase. Volgens Erikson zijn de leerlingen een eigen identiteit aan het ontwikkelen en komen daarover in
verwarring. (Luitjes, M. en Zeeuw-Jans, I. de)
De klas bestaat uit 18 leerlingen waarvan 10 jongens en 8 meiden. De meiden kunnen al heel ruim denken, en de meeste jongens ook. Cognitief is de klas op een paar
leerlingen na niet heel sterk. In deze les zullen we daar niet veel van merken.
Lesverloop
Tijd
Leeractiviteit
leergedrag leerling(en)
Materialen / Organisatie
10 min
Introduceren Ik laat alle kinderen bij mij voorin de klas in een kring zitten. Zo creer ik
betrokkenheid en nieuwsgierigheid. Ik vertel de kinderen dat we
levensbeschouwing gaan doen. Wat is levensbeschouwing eigenlijk? We gaan
het leven van onszelf en anderen beschouwen. Ik luister naar wat de kinderen
willen vertellen.
Fase1:
Een verhaal
vertellen
15 min
Verwerken
(binnen
kring, buiten
kring)
Fase 2:
Controle
vragen
worden
gesteld.
Fase 3:
Levensbesc
houwelijke
vragen
worden
gesteld.
Ik laat het boek Blauwe plekken van Anke de Vries zien en vraag wie het boek
al kent. Als er iemand is die het boek al kent mag hij of zij nog niets verklappen.
Ik laat de kinderen de voorkant van het boek zien en vraag of ze enig idee
hebben waar het boek over zou kunnen gaan.
Dan lees ik een stuk voor uit het boek. Het stuk dat ik voorlees is een heftig
deel waarin je de gedachten van de hoofdpersoon kan lezen, maar niet de
gedachten van de bijfiguren.
Als ik het fragment voorgelezen heb vraag ik een leerling om in het kort te
vertellen wat er net verteld is. Ik geef aan dat de klas vragen mag stellen als dat
nodig is en dan leg ik uit dat alle meiden in een kring mogen gaan staan met
hun gezicht naar de buitenkant van de kring, en alle heren in een kring mogen
staan om de meiden heen en met hun gezicht naar binnen. Als ze allemaal op
hun plek staan gaan we 2 stellingen behandelen. En iedere stelling met 2
verschillende oogmaatjes. We gaan aan de slag met de werkvorm binnen
buitenkring, en ik laat beide kringen draaien na de stellingen zodat zo veel
mogelijk kinderen met elkaar in gesprek gaan. De stelling hebben betrekking op
mishandeling en wat er in de hoofden van de bijfiguren om had kunnen gaan
waarom ze reageerden zoals ze deden. De gedachtes van de bijfiguren zijn niet
omschreven, dus er zijn geen goede of foute antwoorden uit de klas.
Ik sta aan de buitenkant van de kring en loop rond om mee te luisteren met
verschillende gesprekken. Hierdoor verwacht ik dat de kinderen niet snel van
onderwerp af zullen dwalen. Tussen de verschillende stellingen in vraag ik om
een samenvatting van de gesprekken die kinderen gevoerd hebben. Wat
kunnen ze concluderen uit de mening van zichzelf en de twee anderen
waarmee ze gepraat hebben. Op basis van de conclusies gaan de kinderen nog
1 keer in gesprek met elkaar. Het gesprek zal niet snel op een dood spoor lopen
omdat de kinderen steeds met iemand anders praten.
De kinderen raken
genthousiasmeerd over de
komende les en denken
mee. Ze gaan alvast
bedenken wat ze van de les
verwachten.
De kinderen gaan
verwachtingen bedenken
over de inhoud van het boek
en de rest van de les. Als ik
voorlees zijn de kinderen
stil.
De kinderen luisteren naar
mijn uitleg en gaan in de
kringen staan. Bij iedere
instructie die ik geef ( alle
meiden schuiven 1 plek naar
rechts, alle heren 3 plekken
naar rechts etc.) dragen de
kinderen op wat ik van ze
verwacht. Zo zal de les
gestructureerd verlopen.
Tussen de stellingen in zijn
de kinderen stil om naar mij
te luisteren. Omdat we in
deze werkvorm aan de slag
gaan leren de kinderen naar
veel medeleerlingen
luisteren, en met anderen in
gesprek gaan.
5 min
Afsluiting
Fase 4: Het
verhaal
wordt
hernomen.
Verantwoording
Beginsituatie
De klas bestaat uit 18 leerlingen waarvan 10 jongens en 8 meiden. De meiden kunnen al heel ruim denken, en de meeste
jongens ook. Cognitief is de klas op een paar leerlingen na niet heel sterk. In deze les zullen we daar niet veel van merken.
Ik weet van n leerlingen dat ze het niet heel makkelijk heeft thuis. Ze laat hier op school niets van merken, maar toch heb je
door dat er iets speelt. Verder weet ik van niemand of er in het privleven iets heftigs speelt. Ik heb van mijn mentor gehoord dat
er een aantal leerlingen zijn die al veel in hun leven meegemaakt hebben. Ik vind het belangrijk dat de kinderen elkaar meer
leren respecteren en bovendien waarderen door zich in de ander te kunnen inleven. De kinderen kunnen goed met elkaar praten
en hun mening vertellen, bijvoorbeeld in de sociokring. Sociaal-emotioneel bevindt de klas zich op een hoog niveau, op enkele
uitzonderingen. (ik houd in de les rekening met deze leerlingen door ze extra te helpen met vragen zoals waarom denk je dat hij
zich zo voelt? of Heb je zelf wel eens iets dergelijks meegemaakt?.)
Hoe houd ik rekening met mijn groep?
Ik houd rekening met mijn groep door de moeilijkheid van de les op degelijk niveau maken, maar de zwakkere leerlingen extra te
helpen en stimuleren. Zo blijft de les voor iedereen een uitdaging maar niet onmogelijk. Ook laat ik zo veel mogelijk kinderen
samen werken en vooral zo veel mogelijk jongens en meiden samen. In de sociogram kwam naar voren dat zij het minst graag
samenwerken, daarom kies ik voor deze indeling van deze coperatieve werkvorm (binnnen-buiten kring). Ook kies ik om bij het
voorlezen van het verhaal en de introductie in een kring te komen zitten om het saamhorigheidsgevoel tussen de leerlingen
onderling en de leerlingen en mij te vergroten.
Kerndoel 38 van Tule: leerlingen leren respectvol omgaan met verschillen in opvattingen van andere mensen. Je merkt dat
leerlingen op verschillende manieren tegen een verhaal aankijken. Door dit verhaal te vertellen en vragen hieroverte stellen kom
ik achter iedereen zijn argument/mening.
Onderbouwing met betrekking tot de literatuur
Ik heb in de lessen op de pabo geleerd hoe je een levensbeschouwelijk gesprek voert, en pas mijn kennis toe tijdens mijn eigen
les. Ook maak ik gebruik van het samenwerkend leren.
Dalton Deventer. Werkvormen cooperatief leren. http://www.daltondeventer.nl/literatuur/titels/05_Werkvormen_Cooperatief_Leren.pdf