Sie sind auf Seite 1von 190

:'3,

DE ZEVEN STRALEN
EEN

THEOSOFISCHE VERHANDELING

VAN

ERNEST WOOD

UIT HET ENGELSCH


(TWEEDE DRUK)
DOOR

K. J.

THEOSOFISCHE BOEKHANDEL MINERVA


WELTEVREDEN
1927

INHOUD.
D EEL I.
De Oorsprong der Stralen.
HOOFDSTUK.
I
li
lil

IV
V
VI
VII
VIII
IX

17

De Zuil van Licht


... . .

Bewustzijn

.. .

Gedachtekracht

. . . .

. . .

. .

. .

. . . . . . . .

. . . . . .. .. .
.

. .

. .

. . .

. .. . .
. .

. .

.. . .
.

. .

23
27

Liefdekracht ........................ ............... .

35

\Vilskracht

41

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

........ ................ .....

Stof, Kracht en Wet


Het

en het

Harm{:mie

50
55
60

De Zeven Beginselen

. .. .
.

Onderlinge Verhoudingen

. .

.. . . . .
.

.. .

. .

. .. .

. .

..

68

. ..

74

. .

DEE
L II.
Su"''"'"
De Zeven
XI
XII

De Eerste Straal

.......................... ...........

De Tweede Straal

. ...............................

83
95

Xlil

De Derde
Straal
""'"''<"

...................................... .

XIV

De Vierde

105

. . . . . . . . .. . . . . . .. . .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

De Vijfde Straal

.....................................

113

XV
XVI
XVII
XVIII

. .

De Zesde Straal
De Zevende Straal

. .

. ... . . . .
.

De Tabel van een Meester

. .

. . .

. . ..
.

. . .

..

122
128

134
144

DEEL III.

Het Groote Nut en Gevaar van de Kenni:;


der Stralen.
XIX
XX
XXI

Uw Straal

. . . .. .

. .. . . .. .. . .. . . .. .. .. ..

Vooruitgang zonder (evaar

..

. . . . . . . . .. . . . . .. .

Trappen van Zelf-Verwezenlijking


Glossarium

. ..

..

. . .. .. . . .. ... .. .. .. . ..... .... .. .. . ... .....

161
169

178
187

......zoo zijn e r ook zeven. krachten in den menseh en in de


natuur.

De werkelij ke substantie van de Vcrborgen (Zon) is een


kern van Moedersubstantic. De:::c is het hart en de schoot van
alle in ons zonne-heelal levende en bcstaaf1.de Krachten. Zij is
de kern, het uitgangspunt van den kringloop 71an alle Krach
ten, die ter vervulling harer plichten de Atomen in werking
brengen, het brandpunt, waarin

zich

om

de

jaar weer

in haar zevende inwezen vereenigen. Indien iemand u zegt

dat hij de Zon gezien heeft, lach hem dan uit, alsof hij ge
zegd had dat de Zon zich werkel{ik langs haar dageliJksehen

boog voortbeweegt .....

Op grond van haar zevenvoudigen aard vergeliJken de Ou


den de Zon m et een wezen, getrokken door zeven paarden,

gelijk aan de

e tra der rveda's, of :::eidcn

wederom, dat

de Zon, hocwel in haar kringloop gelrik aan de zeven Gana!s


(Klass en van TV czens) , aar1an onderscheiden is, zooals in
derdaad
het geval is, alsmede, dat dj ZC7'en stralen he ef t, wat
ae1.ral

mede het

is...........

De :::even wezens in de Zon

de zeven Heiligen, zelfge-

boren ttit de inwonende kracht van de Schoot van de Moe


dersztbstantie. Zfi zenden de zezcn Hoofdkrachten, Stralen ge
n a amd, uit, welke bij het begin van Pralaya zich zullen ver

eenigen lot de middclpnnten 'uan Zl'ven nieuwe Zonnen 7JOOr


het volgende Manwantara. De energie, waaruit zij in elke
Zon tot be wu s t bestaan ontspringen, wordt door sommigen
f,Vislmoe genoemd, dir de Adem is 11an de Volstrrktheid.

Occult Aphorisme, aangehaald in

DE GEHEIME LEER.

ZUIL VAN LICHT.

DE

Ik zie geen kans, bij het schrijven van dit boek en het ge
ven van een helder begrip van de Stralen, zekere dingen
van tamelijk abstraeten aard te vermijden en in de eerste
plaats moeten vvij de universaliteit v;ltslcllen vall Gofl of
Brahman, van wien sommigen meenen, dat Ilij ver weg
leeft, ergens op het een of ander
zen gezichtskring. Het is echter een
dnamla

Brahman

(de

op de
Brahma,

heeft be-

term Brahman,

drieenheid van Shiwa, Vishnoe en


manlijk,

maar

is het derde lid van de

hier en nu is, vr ons en met ons, dag en


nacht. Ontleed eens de geheele wereld uwer ervaring en
ge zult zien, dat zij samengesteld is uit drie gedeelten: ten
eerste een groote massa voorwerpen van allerlei soort, die
stoffelijk zijn op elk gebied, hoe hoog ook; ten tweede een
van

groot aantal levende wezens, die in allerlei


ontwikkeling

en

bewustzijn

verkeeren en ten derde:

zelf. De eerste van deze drie is de wereld van sat, bestaan,


de

tweede

is

die

van

chit,

bewustzijn ;

en de

derde is

het ware zelf.


\Ve zullen dit beter begrijpen, als we ons het verhaal
van

de

wezen
het

groote

Zuil

N rayana,

heelal,

van

Licht herinneren. Het groote

Vishnoe,

duizendoogig

zijn zetel, het lichaam

en

de

ziel

en

alwetend,

het

lag

te

leven
rusten

van
op

van de groote slang Shesha of

Ananta,

den

eindeJouzen

tijd,

wateren

van

de

want

ruimte,

die
het

opgerold
was

de

lag

op de

nacht

van

het zijn. 'Coen kwam Brahm


van de wereld van het
aan met de hand en

en raakte hem
er ontstond

18
een twistgesprek tusschen hen beiden lwer wie cle grootste
was en terwijl dit plaats had en dreigde heftig te worden,
verscheen er vr hen een groote zuil van vuur en licht,
onvergelijkelijk

en

onbeschrijfelijk,

hetgeen de

twistenden

zoo verbaasde, dat ze hun twist vergaten en overeenkwamen,


naar de verklaring van zulk een wonderbaarlijk ding te zoe
ken. Vishnoe dook naar omlaag gedurende duizend jaren, maar
hij kon den voet niet vinden en Brahma vloog omhoog ge
durende duizend jaren, maar hij kon den top niet vinden
en

beiden

keerJen

verslagen

terug.

Toen

stond

Shiwa,

wiens aard Anancla is, voor hen en verklaarde hun, dat zij
beiden n waren in hem, hun opperheer, de zuil van licht,
die drie was in n en dat in het komende tijdperk Brahma
uit Vishnoe zou geboren worden en dat Vishnoe hem zou
liefhebben, totdat ze aan het eind er van beiden hun op
perheer zouden weerzien.
De menschen denken soms, dat zij omhoog stijgende, God
kunnen vinden, maar de waarheid
tot

beneden

hun

huieligen

is,

dat, al daalden ze

staat en zochten duizend jaren

lang, dan nog zouden ze Zijn grenzen niet bereiken. Dat


beteekent niet, dat Hij hier slechts onzichtbaar en onbekend
voor ons is. Hij is hier zichtbaar en bekend, want de wereld,
die we zien met onze oogen, is Zijn Sat, en het bewustzijn,
waarmede wij haar kennen, is Zijn Chit, en het Zelf, waar
mede we slechts bevestigen, dat wij zijn, is Zijn Ananda.
Ieder

van

ons

is in die zuil van licht, waar hij zich ook

bewege in de ruimte van het zijn en waar hij ook moge gaan
in den tijd van het bewustzijn. En geen mensch zal ooit aan
deze drie

werkelijkheden

ontkomen;

hij kan niet zeggen:

ik heb geen bewustzijn",


"
"
noch kan hij ten laatste er aan ontkomen, zijn kennis te ba
ik ben niet", hij kan niet zeggen:

seeren op de uiterlijke wereld van het zijn.


milh'''W'U

Ofscho;Jn er

\\erelclcn in werelden zijn en wezens in wezens,

19
zijn Sat, Chit en Ananda overal aanwezi g en overal i n n.
De dingen, die wij kunnen zien en aanraken en proeven en
ruiken en hooren, zijn Sat, het ware zijn, en in dat rjk van
het

zijn

zal

geen

mensch ooit ontkomen aan dat, waarop

allen vertrouwen, n.l. de getuigenis van hun zinnen, zelfs al


moge zijn helclerziendh:id zich uitstrekken door alle moge
lijke gebieden heen, opwaarts in de zuil van licht.
God, het Ht>elal, het Sachchidnanda Brahman, is niet sa

mengesteld uit drie werkelijkheden, die bijeengevoegd zijn Sat, Chit en Amanda --maar Dat spreidt zi ch uit in ruimte
en tijd, in wat genoemd wordt openbaring, waarin de eigen
schappen van Sat en Chit tot werkzaamheid komen te mid
den van de mysterieuse cyclische veranderingen,

die zich

afspelen in het leven van het eeuwige opperwezen.


Wij bevinden ons in zulk een tweevoudige wereld van stof
en bewustzijn, van de groote passieve en actieve beginselen.
"'

ln het zevende hoo fdstuk van de Bhagavad Gita zegt Shri


Krishna: "Aarde, water, vuur, lucht, ether, manas, buddhi
en ahamkra
deze zijn de achtvoudige verdeeling van mijn
"
openbaring". Het laatste :woord is "prakriti , afwisselend

vertaald door "stof" en door "aard", maar "openbaring" drukt


het idee ervan uit, daar het woord komt van kri "maken o f
"
doen" met het voorvoegsel "pra , dat "te voorschijn" bteekent.
Het zal som migen bestudeerders vreemd voorkomen, dat deze

acht openbaringen tezamen genoemd worden als vormden ze


n klasse en in het volgende vers beschreven worden als
"Mijn lagere openbaring". Daar is echter een goede reden
voor, want we zijn in n klasse, hoewel ze onder twee onder
afdeeli ngen ervan vallen, samengesteld, respectievelijk uit de
eerste vijf en de laatste drie. De eerste vijf woorden noemen
de vijf gebieden der menschelijke evolutie - aarde is het
stof felijk gebied, water het astrale, vuur het mentale, lucht
het huddhische en ether het atmische of nirvanische.

Het

20

Sanskrit woord, hier vertaald met ether, is

akasha" en dit
"
wordt beschouwd als de wortelstof van de vijf gebieden, die
we hier beschouwen. Deze vij f gebieden moeten voor ons
hui dig doel te zamen wor:den beschouwd als een wereld met
vijf graden van
pen,

die

deze

dichtheid van

graden

van

stof;

we moeten

dichtheid

vormen,

de

trap

buiten

be

schouwing laten en aan het geheel denken als n wereld,


die

onmerkbaar

lager

daalt van het hoogste punt tot het

laagste.
zijn

De overige drie afdeelingen van " M ij n


manas, huddhi e n ahamkra.

atma-

Hier h ebben

buddhi-manas, den theosoof welbekend. Het zij n drie ver


mogens of krachten van het bewustzij n. "Ahamkra" betee
kent letterlUk "ik-making" en komt overeen met de theoso
"
fische opvatting van "atma . " M anas" is het vermogen,
waardoor het bewustzijn het stoffelijk aanzicht der wereld
kent; " bu d dhi" is dat, waardoor het bewust wordt van de
bewustzijnen i n die wereld en " aharnkra of :ma" is dat,
waardoor het deze ervaringen individualiseert en ze daardoor
voor ieder van ons maakt tot "mij n wereld" en " mij n be
wu stzijn". Dit laatste vermogen kent het eene Ik, maar het
het in du izenden of rnillioenen schij nbare lk's.
Als Shri Krishna bewustzij n en stof in dezelfde klasse ver
eeni gt, dan wil hij daarmee niet te kennen geven, dat bewustop eenigerlei wij ze meerder is dan stof of er boven staat.
\Ve moeten n i e t denken, dat b e wustzij n zich manifesteert
in een v ijfvoudige wereld van boven die were l d v a n d a a n;
stof

en

bewustz ij n

aanzichten

van

zij n

evenwaardige

openbar i ng.

deelgenooten,

twee

Het heteekent n iet, dat

leven of bevvustzijn zich openbaart

in

de

stoffelijke

we

rel d van boven af met verschillende graden van kracht.


De w ereld i s evenzeer een w ereld van l even als van stof,

2!

deze twee

samenge m e n gd en over het geheel in ge-

lijke verhouding.
Om

dit te

gaan.
we

Op

in

begrij pen

het

een

moet

stoff elijk

wereld

van

ge

eens

niveau
stof

te

het

der
zijn.

volgende

wereld
De

overheerschend,
m oeite

zoo

schijnen

stof

is

tredend, zoo

in het oog springend, zon op den


m et

na

eeuwig aanwezig, d a t w ij niet dan

het bestaan van eenig leven op dit gebied

h erkennen, en zelfs dan vinden w!i slechts vonken of pun


ten ervan belichaamd in menschen, dieren en andere we
zen s . H et lijkt zeer veel op een groote wereld van stof,
waarin slechts een heel klein beetje leven gencarneerd is.
A l s m en het astrale gebied binnentreedt,

ziet

men een

veranclering in dezen toestanel; daar is de stof wat min


der o v erheerschend en het leven wat m e e r te herkennen;
de

v e rmogens

en

de

van

het

beperkingen

der

weerstand

biedend.

bewustzijn
stof

hebben

zij n minder

Op

het

meer
sterk

v olgende

invloed
remmend

gebied,

het

meer uitko

la ger m entale, is h e t le\en weer een

m end en de stof weer minder overheerschend. Zoo vor


men

de drie gebieden, stoffelijk, astraal en

lager mentaal

een gebied, waarvan we kunnen zeggen, dat er m eer sto f


dan leven is.
Tkchouw
den.

Hier

d i e n van

nu
is

eens

het

de toestand

hoogste
juit

van

de

vijf

tellenovergesteld

aan

de stoffelijke wereld. H e t is e e n groote nooit

rustende zee van de krachten van h et bewustzijn. Wan


n e e r d e ingewijde van den vierden graad d a t gebied voor
d e eerste m aal b etreedt, kan hij niet onmiddellijk eenige
s tof of vorm ontdekken. Het is even moeilijk daar stof
te vinden, als het is om bewustzijn te vinden op het stof
felijk

gebied.

Hiervan

getuigt

de rrebied
poging,

I,eadbeater deed om het nirwanische

die

Bisschop

te beschrijven

,--,c-,

" "- _.,....., .,._"''"'"'-..--"------- -

22
m zijn artikel over dit onderwerp in " Het innerlijk leven".
In de vergelijking, die wij gemaakt hebben, zouden wij
kunnen

zeggen,

vertoont
het

en

dat

het

tegengesteld
hooger

buddhisch

aan

dien

mentale aan

dien

gebied

een

toestand

van

het

astrale

van

het

lager

gebied

mentale.

Veronderstel nu eens, dat een wezen van een andere soort


dan wij, ons kwam bezoeken en ons vijfvoudig veld van
openbaring betrad.

Als hij het toevallig betrad op het

p hysieke gebied, dan zou hij het beschrijven als een we


reld van stof, waarin p unten van leven zijn, centra van
bewustzijn, maar als hij aankwam op het atmische of nir
wanische

gebied,

dan

zou

hij het een wereld van be

wustzijn noemen, waarin eenige punten van stof voorko


men. Deze beginselen worden verduidelijkt in het voLgen
de diagram:

GO D HET H E ELAL
VISHNOE: CHIT

BRAHMA: SAT

--

SHIVA: ANANDA

(De Wereld van het


(Het Zelf, het Ware
Bewustzijn- Atma, ;
Leven)
I
Boeddhi, Man as)

(De Wereld der

Dingen-Aarde, Water, Vuur, Lucht,


Ether)

D E ZEV E N BEGI NS EL E N
I'-

'D

c
0

c.i5

U)
ca-

ca

E-t

:s
:s
.,
ca
ca

'-"'

-------- -

...,

t:z

....
c-

...
:s
ca :s
;>

Jl-

"'t'
-o

"'
.:a (ro

Oi

u
ca

...

...

...,

ll'1

..;:;

ca

::.:::

ca
o:l
ca

...:a

-o
-o

"'

ca o
o:ia:l
.ca

..a

..-

...::
<CO

-e..:t:

...::

... :>0 <CO

o:l ....
"'
0

...
"'

>

HOOFDSTUK II .

BEWUSTZIJN.
In Hindoesche en Theosofische boeken worden de termen
"ichchh", " jnana" en "kriy" gebruikt, om Je drie essen
tieele werkzaamheden van het bewustzijn aan te duiden. De
ze woorden worden gewoonlijk en volkomen nauwkeurig ver
taald door wil, wijsheid en werkzaamheid, maar de beteekenis
der

Hollandsche

woorden

zal

in dit verband niet recht

verstaan worden, indien men niet klaar beseft, dat zij be


trekking hebben op toestanden van bewustzijn en op niets
anders.
De

drie

toestanden

van

bewustzijn

chakelen

het

ichchh of de wil aan het zelf, jnna of wijsheid aan de we


reld

van

het

bewustzijn

zelf,

en kriy

of

werkzaamheid

aan de wereld der dingen of van het zjnde. Daarom is jnna


het kernwezen van bewustzijn.
Wanneer we den wijden horizon van deze drie toestanden
zien, dan beseffen wij de ontoereikendheid van hun Holland
sche benamingen, die feitelijk in hoofdzaak de aandacht vesti
gen op het positieve of naar buiten werkende aanzicht van
ieder ervan. Bewustzijn is altijd tweeledig, ontvankelijk of be
seffend en werkzaam en benvloedend of mf;!t andere woor
den, het bezit vermogens en krachten. Elk der ie toestanden
is zoowel een vermogen als een krrtcht.
Ichchh is onze bewustheid van bet zelf en eveneens de
kracht, die wil is. Jnna is de bewustheid van anderen en
eveneens de kracht, die liefde is. En kriy is onze bewustheid
van dingen en cveneem de kracht, die gedachte i<_

24

Bewustzijn

kan men nooit

zien

op geen enkel

gebied

met geen enkel soort van helderziendheid; alleen dingen,


die zijn,
men

kunnen

ervaren

en

gezien

worden - maar bewustzijn

wordt

natuurlijk

door

ervaren

kan
ieder

schepsel, dat bewustzijn heeft. Laten wij toch beseffen,


dat hne schitterend te midden van de betrekkelijkheid der

dingen het bestaansaanzicht van

een

jivatm

of

levend

zelf op de hoogere gebieden ook mag zijn, het toch

tot

de wereld der dingen of tot sat behoort.

Ook is bewust

aan

de beperkingen

zijn nooit en nergens

onderworpen

van sat, of anders ;c-zegd,


misverstand, het kan zijn

wat

ni e t zonder ge v aar is voor

en is ook, overal tegelijk, en het

behoeft, om van de eene plaats naar de andere te gaan, de


tusschenligg-cnde ruimte niet over te steken.
brugt alleen den tijd. Als ik u bij voorbeeld

Het over
verzoek

om

van de eenc plaats naar de andere te gaan en ik vraag


nadat gij het g edaan hebt: "wat deedt gij, waart gij in
beweging?" dan zou ik het antwoord verwachten: "J\' een,
ik bewoog mij niet."

En als ik dan nog verder vraag:

"Wat deedt gij dan?" zou ik het antwoord verwachten:


"Ik dacht;

ik

werd

de

beweging

van

mijn

lichaam

ge

waar".
Alleen als gevolg van waarneming door middel van de
zinnen kent de men:-:ch de

plaats

en de beweging van zijn

eigen lichaam. Als gij in den trein in een slaapwagen ligt


en

de

trein

uitmaken

of

rijdt zonder te schokken, dan kunt gij


gij

niet

voor- of achteruit rijdt, maar als gij het

gordijn optrekt en naar de lichten en schimachtige din


gen

kijkt

die

aan

voorbijgaan,

dan

trekt

gij

daaruit

de gevolgtrekking, dat gij vooruit rijdt en dan geeft gij


aan uw lichaam de veronderstelde gevoelens van bewe
ging in die richting.
Wanneer men deze onafhankelijkheid van cle beperkingen

25
der ruimte, waari n het bewustzijn z i ch verheugt, begrijpt
en i n gedachte houdt, dan eerst is het mogelijk, zich een
nauwkeurig begrip te v or m e n van den aard van wil, wijs
heid en werkzaamheid als bewuste werkzaamheden.

CHIT OF BEWUSTZIJN.
Vorm

Bewustheid van :

Werkt als:

lchchh

Zelf

Kracht van wil

Jnna

Anderen

Kracht van Lietde

Kryi

Dingen of voorwerpen

Kracht van gedachte,

Als de menschen over God spreken, denken zij in den regel


niet aan de universeele Godheid, waarover ik sprak, maar
stellen zich En voor, di e het hoogste bewu stzij n van ons
zon:1estelsel is.

Hij is n bewustzij n en

hieraan is het,

dat wij allen deel hebben, niet dat het tusschen o n s ver
rleeld is, maar \Vij hebben er met H e m

deel

aan.

Dat

groote bewustzijn, door d e Theosofen de Zonnelogos ge


noemd,

bezit

de

d rie krachten: wil, wij shei d en werk

zaamheid. Hij is Vishnoe in wezen, maar Zijn w i l brengt

hem

in

B rahm .

aanraking
Echter

met

worden

Shiva en Zij n werkzaamheid met


bij analogie deze a.anzichten van

\::-;h noe ook Shiwa Vishnoe en Brahm genoemd. Ofschoon


deze verpersoonlijkingen misleidend zijn, noem ik ze toch,
omdat ik de geschiedenis wil vertellen van het scheppen der
wereld rloor Vishnoe.
Eerst werd Brahm uitgezonden om zijn scheppende macht
of

godde lijke

werkzaamheid

uit

te

oefenen.

In

de

ken wordt verteld, om het den menschen d ui d elij k te

boe
ma-

26
ken, dat Hij zij n werk uitvoerde door in meditatie te vertoe
ven en dat, terwijl Hij mediteet'de, de werelden werden door
de kracht van zijn gedachte. Zoodanig was Zijn werkzaam
heid. Toen trad Vishnoe de sto f felijke wereld binnen en vulde
haar met leven en Shiwa met Zijn kracht, die het Zelf is, die
daar bestond als h et opperste Zijn. *)
Het ware Brahman valt buiten ons bewustzijn, maar d e
ze Brahm niet, daar Hij slechts een personificatie is van
de

werkzaamheid

verhaal

slechts

van

om

onzen Z onnelogos. Ik vertel het

aan te toonen,

dat de scheppende

werkzaamheid niet bestond i n werken met handen en

voe

ten in de ruim te, maar in w at wij gedachte noeme n . De


stof

van

raakt

de r u i m te i n de w ereld van Sat wordt aange

door

de kracht van

K riya

en

neemt gestalte

onder haar i ny]occl .

DE UNIVERSEELE G OD
BRAHMA
(Aanzijn)

VISHNOE

(Bewustzijn)
ZONNELOGOS
"'

'

8
..c: '"'
"'

;>-

.... "'.
-

"'
'"0
c
::;

U)

*)

S uperbeing.

r::
c::
0
N

l'l
'"'

..c:
"'

c::

--.

>. l'l
u

JlN

<il
"' ..c:

..c:
iii "'

u
"'

c::
l'l
0

U'JN

SHIWA

(Geluk)

aan

HOOFDSTUK IJl.

GEDACHTEKRACIT.
vVat waar i ten op%ichte van de drie krachten van het
bew u s tzij n

va n V ishnoe, geldt eveneens

Your

die van

ieder mensch, want al onze krachten maken deel uit van


dat groo te b ewustzijn, e venals de s tof van onze l ichamen
met haar eigenschappen genomen is uit de groote zee
stof felij k zijn.

val

De gedachte in den mensch is zij n werk

zaamhei d als mensch.

Deze werkzaamheid is tweeledig,

naar gelang gij het universeele of het oogenschij nlij k bijzon


dere wezen beschouwt.
Gij vindt haar in het vermogen van onderscheiden, dat

I.

achter alle waarneming staat. Geen mensch neemt pas


sief

waar.

Er

bestaat

niet

zoo

i e t s als

de

passieve

waarn eming van wij zigingen in het bewustzij n en alle


waarneming is van

den aard van h et kijken uit een

raam, om te zien, wat er voorbij gaat. De dingen der we


reld z ul l e n nooit een inval doen in iemands bewustzijn,
maar het bewustzij n opent z i ch , wanneer h et werkzaam
is, voor de waarneming van dingen

en

h ee ft aldus. zeer

voorzichtig uitgedrukt, een negatief aanzicht.

2.

H et werkt ook op positieve wijze, zood;:-.t ie dere ge


dachte de macht over d ingen met zich brengt, die de
gedachte van Brahma in den aanvang uitoefende.
Deze waarheid betref fende d e werkzaamheid van het be

w u s tzij n als onderscheiden van de werkzaamhei d van de


stof geeft een oploss i n g voor het p robleem, d a t zoovele
De Bhagavad Gita" b e z ig houdt
"
de Westersche wereld bestaat de treurigste verwarring

bestu deerders van

In

28

omtrent de verhouding tusschen wil en begeerte en wordt er


druk geredetwist over de vraag, welke van de twee op
het l i ch aam inwerkt en aldus z ij n h andelingen i n d e we
reld veroorzaakt.

Het antwoord

daarop is, dat noch wil

noch begeerte direct op het l ichaam inwerkt.


of Kriy is

de eenige kracht,

Gedachte

die met dingen te maken

heeft en door gedachtekracht, krijshakti,

is het lichaam

opgebouwd en worden alle werkzaamheden, die geen re


flexies z ijn, verricht. Tot toelichting w i l ik opmerken, dat
wanneer gij
door

uw pen opneemt van de tafel, gij

dat doet

gedachtekracht. Toeschouwers zullen zeggen, dat

ze u de pen met uw hand zagen opnemen, maar de ge


dachte lichtte rle hanrl op. Een g l i mp van de waar!leid
dezer dingen heeft Emil Cou

in

de Europeesche psycho

l ogie gebracht door de theorie, dat \Vannecr er s t rij d is


tusschen wil en gedachte *) in den menschelijken geest,
de gedachte het al tij d w i n t. Dat is waar, als wij in ge
dachten houden , dat \Vij hier denken aan d e gevolgen in
den vorm van daden iu de wereld en dat in die hcwering d e

r is op gewezen, dat het woord "verbeelding" dikwijls in dezen


' )
zin wordt gebruikt. \Vanneer het echter op deze wijze gebruikt wordt,
beteekent het een beeld in het denkvermogen - d.w.z. een gevestig
de gedachte, een steunpunt in het denkproces. Denken is als wan
delen. Gij zet een voet neer en steunt dien op den grond, dan zwaait
gij uw lichaam vooruit, met dien voet als aangrijpingspunt van de
krachten van het lichaam tegen de aarde. Aan het eind der beweging
zet gij een tweeden voet neer; en dan ontlast gij den eersten, terwij l
gij het lichaam in evenwicht houdt, dat zich om de nieuwe spil be
weegt. Overgang en evenwicht wisselen elkaar aldus af bij de ge
dachte. Het gedachtebeel d is een evenwic ht, een gedachte of denk
beeld; de overgang daarvan naar een ander is denken, wanneer het
proces logisch is. \Vaarin het verbeeldings-praces verschilt van het
denk-proces wordt verklaard in Hoofdstuk XIV. Er moet onderscheid
gemaakt worden tusschen verbeelding als een proces en het voort
brengen en de kracht van mentale beelden.

29
term "wil" verkeerd gebruikt wordt. De theorie is waar, maar
ze is in het Hollandsch onhandig uitgedrukt.
Wij zouden vele voorbeelden kunnen geven, die dit denk
beeld

meer

beste

is

de

levend

voor

ervaring

van

zouden
zekeren

maken.

Een

autohandelaar

van
in

de
Los

Angelos, die de gewoonte had, zijn klanten te onderrich


ten, hoe zij de
kochten.

at1to

moesten

hcsturcu,

Er was een zeker man,

die

die zij van hem


een

auto

had en leerde chauffeeren, maar die het lang-en tijd niet


volkomen te pakken kon krijgen tengevolge van een ma
nie voor telegraafpalen, hetgeen niet zoo ongewoon is in
zulke

omstandigheden.

Deze

heer reed gewoonlijk uit

vroeg in den morgen en nam den besten weg, die hij vin
den kon, als er nog niemand buiten was en dan reed hij
op een tastende en onvaste wijze, zijn oogen op den weg
gevestigd en een poosje in zalige vergetelheid van het be
staan van telegraafpalen. Vroeg of laat echter kreeg
een in het oog, misschien wel bij een bocht en dan
bij

zichzelf

te zeggen: "0, ik hoop, dat ik niet tegen

dien paal zal aanrijden. Werkelijk ik moet daar niet op


inrijden", en terwijl hij

deze woorden herhaalde, nam de

gedachte aan de paal grooter en grooter omvang aan in


denkvermogen, totdat ze bezit nam van zijn verbeel
ding en weinig of geen ruimte overliet voor de gedachte
aan den weg. Dan kwam de kracht van de gedachte aan
het licht, want

wat zijn verbeelding in beslag nam,

dat zijn denkvermogen vervulde, beheerschic zijn bandeofschoon hij hevig wenschte, niet tegen den paal aan
te

rijden.

Zijn

handen,

onvast

tevoren,

hielden

nu

het

stuur met vastheid en hij zag zichzelf mei de nauwkeu


righeid van een expert recht op de gevreesde telegraaf
paal aansturen, en het was een geluk voor hem, dat

hij

een leermeester naast zich had, want het is eenigszins

JO

twijfelachtig, of hij bij al die gelegenheden de tegenwoor


digheid van geest zou gehad hebben te stoppen, voordat
van den weg afgereden zon

De macht over het lichaam van een vast omlijnd en helder


mentaal

beeld

wordt

in dit voorbeeld duidelijk aange

toond en het kan gebruikt worden, om het lichaam zijn


gezondheid

te geven of om te helpen het gezond te

houden, zooals de Heer Cou beweert. Het oefent ook


voortdurend zijn invloed uit op nog vele andere wijzen,
die men gewoonlijk niet opmerkt.
De

Heer Clarence Unclerwoocl,

de

welbekende Ameri

kaansche kunsthandelaar en vervaardiger van de "school


meisjesteint" platen voor

een beroemd merk van zeep,

vertelt, hoe gedachtekracht het gelaat en de gestalte van


zijn

dochtertje

vormde.

,, Vele

jaren geleden", zegt hij,

"hield ik plotseling op met het schilderen van de blonde


vrouw, die mijn werk beheersebt had en begon een meis
je te schetsen.

rvren vroeg mij , wie zij was en ik kon het

waarlijk niet zeggen. Z ij was zeker niet het model, dat ik


gebruikte, noch een combinatie van verscheidene model
len. Zij was zichzelf, en, voor mij ten minste, een ideaal
type.

Mijn dochtertje Valeric was toen zes jaar oud en ze

had dat donkere meisje intens lief. Zij had de gewoonte


in mijn atelier te komen en achter mijn stoel te staan
en toe te kij ken, hoe ik schilderde, totdat zj ontdekt werd
en onder hevig protest weggevoerd. Jarenlang teekende
ik dat gezich t met weinig variatie. Toen Valeric een
ge dame was, een vijftien jaar later, was zij het levende
beeld van dat gelaat, dat ik zoo vele jaren te voren ge
schilderd had. Ik weet, dat haar liefde en bewondering
voor die beeltenis er de oorzaak van waren. Mijn oude vrien
den stonden verbaasd over de gelijkenis, als zij mijn doch
ter

zagen,

ofschoon

Valerie

ten tijde dat ik de platen

3I

uitvoerde, niets meer dan een baby was met evenveel ge


lijke nis met het gelaat op het doek als ikzelf. Haar trek
ken veranderden in overeen stemm ing met het geschil der
de gelaat, dat zij l iefhad en hetzelfde gevolg zou ieder
ander meisje kunnen bereiken. Het hedendaagsche Ame
r i kaansche meisje is veel meer het product van het i deaal
van

den

kunstenaar

dan

zij zelf

met mogelij kheid kan

weten. "
Het geloof i n deze macht i s tegenwoordig zeer verbreid
in Amer i ka en het behoeft ons niet te verwon deren, dat
vele beroemde kunstenaars van dat land in aanmerking
nem en,
van

dat

het

zij

door

menschelijk

het

maken van

gelaat

en

den

mooie

beeltenissen

menschelijken

vorm

een belangrijke rol spelen in de snelle ontwikkeling van


een prachtig nieuw volk. H un pl aten wor den goed ge
drukt en bU honderden millioenen in de tijdschriften en
op

de

prachtige recl amebm den van het l an d verspreid,

want het schoone heeft zich een werkelij ke en blijvende


plaats

in

den

A m erikaansehen handel veroverd. Jonge

menschen

van

beider

sexe en de ouderen dikwij ls ook,

kijken n aar die pl aten en hebben een verlangen, er ook zoo


uit te zien. D e Heer Harrison Fisher zegt, dat, wanneer
een jong meisj e een sterke bewondering voelt voor een
zeker

schoonheidstype, dat

zij

gezien heeft,

zij

zich on

bewu s t vormt tot een zekere gelij kenis daarvan door er


aan te denken en dat dit een bewezen resultaat is, dat
ieder e

kunstenaar

Chan d l er

Christy,

heeft
wiens

opgemerkt.

De

Heer H oward

oordeel voortdurend gevraagd

wordt in de schoonhei dswedstrijden van Amerika, houdt


vol, dat de vrouwen van dat land in korten tijd vele centi
meters grooter zijn

geworden dan vroeger, door

de illu

straties, die ze aldus uitbeeldden en op deze wij ze d it phy


sieke i deaal aan het volk hebben voorgehouden. Wat men

32
voortdurend z iet, heeft neiging z i c h in te drukken op den
geest en deze benvloedt op zijn beurt het lichaam, en dit
is ook de reden, dat man en vrouw in den loop der j aren
op elkaar gaan lijken.
Z eer veel overeenkomst hiermede vertoont

de

vr-ge

b oortelijke invloed van de gedachte van de moeder, wan


neer deze sterk en onveranderlijk is.

Dit was een denk

beeld van de moeders in 't oude Griekenland die de beeld


h ouwwerken aandachtig beschouwden, opdat haar kinderen
schoon

zou d e n

zij n.

M ev rouw

Ruth.

J.

Wil d

uit

Brooklyn, wier d o chter bekroond werd in een wedstrij d ,


waarbij zij v e l e an dere m ooie m eisjes tot mede dingsters

zij i n een tij d van groote materiele en


moeilijkheden, toen zij alleen stond in de we
besJuten had, dat haar kind e en mooi meisje z ou zij n .

had, vertelt, hoe


i n nerlijke
reld,

Zij b ezoch t geregeld het Drooklyn m u seum en keek d a n


n a a r de beelden van Venus en A d o n i s . Zij droeg o o k altij d
d e n omslag
van Boile a u

\ an

een

was

tij dschrift bij zich, waarop e en kopje

afgeb eeld

en stelde z i ch v o ortdurend

het m ooie d o chtertje voor, d at z ij krij gen zou. Toen het


kind kwam, was het een meisje, en, zeide Mevr. Wild,
"alles, wat i k gedroom d en gehoopt had, was o m gezet
i n h et m o oiste kind ter wereld ". D e dokters zeiden, n o g
nooit z o o

' n baby gezien

te hebben e n een van hen, die

wist, dat ik nog steeds in behoeftige omstandigheden was,


b o o d m ij 20000 dollar voor d e baby. Al het geld in de
wereld zou niet vol doende geweest z ij n , haar te koopen,
w ant ik wist, dat ik ges laagd w as. Als ik het kle i ne ge
z i ch tj e beschouwde, z ag ik, dat het het evenbeel d wa'-3 van
het

Boileau kopje en toen

wist ik ook,

dat haar figuur

zich zou ontwikkelen volgens de schoone lijnen van mij n


beelden. Haar figuur heeft zich inderdaad zoo ontwikkeld
en tot dezen dag heeft zij hetzelfde lichte haar, d ez e lfde

33

wimpers en

donkere

wanneer haar gezicht in rust is,

heeft het dezelfde uitdrukking als dat op de plaat, die ik


mij gedragen en met zoo veel ernst beschouwd

zoo lang
heb".

Een ander geval is dat van Mevr. Virginia Knapp uit


New York. Haar dochter Dorothy won de Venusprijs van
Amerika hij een schoonheidswedstrijd in Madison Square
Garden.

Deze moeder vestigde

ook haar

gedachten op

mooie dingen. Zij wandelde alleen in de schoone natuur


en vroeg haar wat van haar liefelijkheid aan haar dochter
af te staan en schrijft de schoonheid van haar dochter niet
toe aan erfelijkheid, maar aan haar eigen wil en voorne
men

van den voorgeboortelijken

tijd. In deze gevallen

hebben we den on:rniddellijken invloed van de gedachte


op

het

gevoelige lichaam van de zich vormende baby,

want het is bekend, dat er geen zenuwverband bestaat


tusschen moeder en ongeboren kind.
Dat gedachten anderen kunnen aandoen, zelfs op een af
stand

en ook haar indruk

achterlaten

op de

physieke

zijn volkomen bewezen feiten en ik kan getuigen,


waargenomen te hebben, dat dit resultaat honderden malen
met volmaakte nauwkeurigheid is teweeg gebracht en ge
controleerd in Indi en elders.
Ik behoef niet stil te staan bij de meer bekende werk
zaamheid der

gedachte,

die

ons dagelijksch leven ben

vloedt en onze stoffelijke omgeving in hooge mate be


schaafd maakt. Elke afdeeling van het menschelijk kun
nen en der menschelijke beschaving bevindt zich binnen
haar

macht:

philosofie,

het

drama,

wetenschap, gods

dienst en kunst; alles toegepast op de kleinste onderdee


len van het dagelijksch leven.
kneedbaar

voor

de

Alles", zegt Emerson, "is


"
gedachte". Waarlijk, in den loop

der tijden zal de mensch door middel van haar kracht


3

34

steeds meer van de problemen van het leven en de natuur


oplossen en nog grooter krachten dienstbaar maken aan de
menschheid, laten wij hopen, met een steeds toenemen
de toewijding voor de menschelijke broederschap, gercht
op een steeds voortschrijdende verwezenlijking van het
geestelijk doel van het menschelijk leven.

HOOFDSTUK IV.

LIEFDEKRACHT.

Evenals Kriya, gedachte, gebruikt wordt om kennis te


verkrijgen van stoffelijke dingen en hun onderling-e ver
houdingen, en ook de scheppende kracht is in het stoffe
lijk leven, zoo brengt J nana ons in kennis met het be
macht der
wustzijn in levende dingen en oefent de
liefde er op uit te midden er van. Jnana is Wijsheid, het
geen zeer verschillend is van kennis. De boeken zeggen
terecht, dat al onze kennis van dingen Avidy is, Ajnna,
maar die termen heeft men beide vertaald door onwetend
heid, terwijl ze hadden moeten vertaald worden door on
wijsheid.
Avidy heeft deze eenigszins ongunstige beteekenis
slechts dan, wanneer ze betrekking heeft op kennis alleen,
niet verbonden met Jnna. Jnana-vijnnasahita, dat is de
verbonden met kennis, is de ware wijsheid, die de
menschheid tot volmaaktheid zal leiden, want geleid door
wijsheid wordt alle kennis vruchtdragend voor het inner
lijk zelf.
Shri Krishna heeft de beteekenis van wijsheid volko
men duidelijk gemaakt in twee verzen in de Gita, toen hij sprak
van de bezittingen, die de mensch gebruiken kan in den
dienst van God ten bate van de menschheid.
zeide:
"Beter dan het offer van eenig stoffelijk voorwerp is het
offer van wijsheid, omdat alle werken zonder uitzondering
ten laatste alleen wijsheid opbouwen. Als gij dat wilt
doorgronden, moet gij het goddelijke vereeren in alle din
gen, trachten te begrijpen, en dienst verrichten. Dan zul-

36

len de wijzen, die de waarheid zien, U tot de wijsheid


leiden".
Zekerlijk verklaarde hij ons, dat alle werk, dat de mensch
gedaan heeft in de wereld in den loop der geschiedenis
tot stof vergaan is, maar dat de vrucht van dien arbeid des
niettegenstaande als wijsheid bestaat in de menschelijke
ziel en eveneens dat die wijsheid geen bloote kennis is van
dingen, die door het denken bijeengebracht kan worden
maar de verwezenlijking van het leven.
Het onderscheid tusschen een wijs man en een man van ken
nis is duidelijk, wat ook het veld van zijn arbeid is. Als hij
een staatsman is of een leeraar, dan zal hij geen vooropge
zet plan of denkbeeld hebben, dat hij menschen of kinderen
wil trachten op te leggen, maar hij zal uiterst gevoelig zijn
voor de levensomstandigheden dergenen, waarmede hij
te maken heeft- voor hun gedachten en gevoelens en den
staat van hun bewustzijn - en hij zal di dingen evenzeer
eerbiedigen als de ingenieur de eigenschappen van staal en
hout. Niet hij, die het meeste van een onderwerp afweet,
kan het best onderwijzen, maar hij, die gevoelig is voor het
leven en daardoor in staat zich te verplaatsen in het be
wustzijn van zijn leerlingen. Daarvoor heeft hij iets meer
noodig dan de kennis, door studie verkregen, ondervin
ding van het hart, ontstaande uit sympathie en aanraking
van leven met leven. Wie in de wereld is wijzer dan de
moeder, die onbewust het geluk van haar kindje boven
alles stelt? Wijsheid is dan ook een soort van veredeld ge
voel, neen, het is een goddelijk gevoel, omdat het ingeboren
is in de ziel, niet omgezet uit iets lagers. Zij heeft, wat,
voorzichtig uitgedrukt, kan genoemd worden, haar nega
tief aanzicht in sympathie voor of aanvoelen van anderer
leven en haar positieve vorm is de kracht der liefde.
Deze wijsheid is het ware menschelijke gevoel en haar ver-

37

bastering is begeerte. Wijsheid is liefde voor levende we


zens, voor leven, maar begeerte is liefde voor dingen. Als
een man vol begeerte is naar groote materiele bezittingen
of macht of roem in de wereld, is er toch achter dit alles
het verlangen naar grooter leven. Maar daar hij de fout
maakt aan zichtzelf te denken als aan een stoffelijk ding,
niets dan een lichaam met een stel gedachten en gevoelens
daarmede

verbonden,

leidt

zijn begrip van vermeerderd

leven hem enkel tot uitbreiding van zijn stoffelijke bezit


tingen en macht en is hij onbewust van het feit, dat zijn
naasten levende wezens zijn; voor hem zijn zij niets anders
dan belevendigde gecompliceerde stoffelijke mechanismen
en hij denkt alleen maar aan hen met sympathie of anti
pathie, al naar mate zij passen in het kader van zijn eigen
begeerten en plannen, of deze in den weg staan. Maar de
wijze mensch voelt het leven aan in die andere wezens.
voelt het oogenblikke1ijk en kan geen plannen maken
zonder het in aanmerking te nemen, en de liefde, die aldus
zijn leven vult, vermeerdert dat leven zonder eenige in
haligheid van zijn kant. Voor hem is het jagen naar roem
niet mogelijk; hij is niet verlangend den geest van anderen
met gedachten te vullen over hemzelf, opdat hij vergroot en
vermeningvuldigd mag worden in hen, veel meer wil hij
zijn eigen geest en leven vullen met hen en met hun belan
gen en nooden door zijn eigen universede medevoelen.
Liefde leidt ons het leven binnen, niet alleen stoffelijk, ons
tot geboorte in deze wereld brengende, maar ieder oogen
blik stelt zij ons open in ontvankelijk aanvoelen en leidt
ons tot nieuwe ervaring en plicht. Ieder kent het beeld van
den ouderwetsehen gierigaard, die naar zijn kelder of zol
der ging, een kaars in de hand, en zich opsloot om te zwel
gen in zijn schatten, zijn goud en edelgesteenten over hals
en armen te werpen en zich met ziekelijk genot daarin te

3R
baden.

toch was het geen genot, want de man was al

tijd vol vrees, opspringende bij iedere bewegende schaduw,


geworpen door

zijn flikkerende kaars, opschrikkende bij

ieder geluid; en het was letterlijk waar, dat de zelfzucht


van dien man een huivering voor aanraking met anderen
met zich bracht, een vreeselijke benauwing van zijn leven.
Maar liefde zet uit en doet vrees verdwijnen en maakt den
mensch tot mensch.

Zij is het ware menschelijke gevoel

en wanneer de mensch haar verliest, heeft hij zijn leven zelf


verloren, ofschoon zijn lichaam nog rondgaat.
Een verhaal, dat in Indi verteld wordt, toont ons, hoe ver
schillend liefde is van gedachte en hoe de voorschriften der
liefde moeten gevolgd worden, waar het betreft het men
schelijke leven. Het verhaalt van een ouden man, die in een
dorp in Indi woonde, lang geleden. Hij was daar
verreweg de rijkste en zeer machtig, maar geen man van
goede gezindheid, ja, hij legde er zich op toe, al zijn m;1cht
en rijkdom te gebruiken om ieder, van wien hij niet
te vervolgen en te kwellen en hij was daardoor de schrik
der

dorpelingen.

Deze oude

man had een zoon, die de

vriendelijkheid zelf was en ieder zag uit naar den dag, dat
hij den rijkdom en de positie van den ouden man zou erven
en een zegen zou zijn voor allen. Een derde persoon in dit
verhaal was een reizende sannys, die, goed doende waar
ging, toevallig ook in dit dorp kwam en er een poosje
bleef. Spoedig bemerkte hij wat daar gaande was en een
vreemde verzoeking kwam in hem op en hij ontdekte, dat
hij bij zichzelf zeide: "Waarom zou ik dien ouden man niet
dooden en deze menschen uit hun ellende verlossen en den
jongen man de gelegenheid geven het wijd verbreide goed
te doen, dat hij zeker doen zal als hij kan? De oude man is
niet gelukkig en het doet er niets toe, wat er van mij wordt,
als ik maar goed doe". En dan wordt de vraag gesteld:

39

"Wat zoudt gij doen onder die omstandigheden?" De lo


gica schijnt er voor te pleiten, dat dit denkbeeld goed is.
Maar gelukkig zouden de meeste menschen doen wat de
sannys deed en den ouden man laten leven, zooals het
hart het ingeeft.
De wijsheid in ons weet, da, wc allen n zijn en zij zou
zich evenmin kunnen indenken, dat geluk kan verkregen
worden door letsel aan anderen toe te brengen, als het
denkvermogen zich zou kunnen voorstellen, de waarheid te
vinden door opzettelijke valschheid van gedachte. Een gelijk
probleem bestaat er in onzen tijd voor de Westersche wereld
ten opzichte van de proefnemingen op levende dieren, die nog
steeds worden voortgezet. Niemand vindt het prettig, ieder
hart deinst terug voor het vreeselijke er van en de studenten,
die er mee beginnen, sidderen voor hetgeen zij te doen heb
ben, totdat het hart verhard raakt. Het wordt alles gedaan
in naam der logica en voor het heil der menschheid; het
verstand schijnt te zeggen, dat het volkomen gerechtvaar
digd is, teneinde menschelijke smart te verlichten. Maar
zelfs als het dat deed, wat door zulke middelen volslagen
onmogelijk is, daar karma de wereld regeert, zou het te
zelfder tijd het meniehelijk hart verharden en de vooruit
gang van het ras tegenhouden. Ieder denkt toch aan de
menschheid van de toekomst als bestaande uit menschen
van groote liefde en macht, niet rondkruipende in de sple
ten der aarde in ellendige dienstbaarheid of afgelee fde
lichamen, die in stand gehouden moeten worden ten koste
van ongeloofelijke smart van hun medeschepselen; en toch
schijnen zij niet in te zien, dat hun onwijsheid een uitstel
beteekent van die glorierijke dagen.
Wijsheid wordt ook gezien in een eenvoudig geval als dat
van Emerson, die, als hij van een reis terugkeerde, de la
ger takken van zijn hoornen placht "de hand te schudden",

40

en zeide, dat hij voelen kon, dat zij blij waren, dat hij terug
was, zooals hij blij was, weder in hun midden te zijn; en
hetzelfde zien we in vele van de geschriften en gedichten
van Dr. Rabindranath Tagore, die zich kan verplaatsen in
het innerlijk van een klein kind of van een stroom, en het
levensdoel ook ziet in de morsige straten van een dichtbe
volkte stad. Jnana, wijsheid, is liefde, bewustzijn van de
zelfde soort van leven in alles.

Hoe vrij is onze wil? Nivard L. Vas


Will of man - Gaskell

HOOFDSTUK V.

WILSKRACHT.

Hoe gedachtenkracht (kriya) en wil (ichcha) inwerken op het onderbewustzijn (prakriti)

Laten wij in onze herinnering terugroepen, hoe het den man


in Los Angelos ging, die geen chauffeeren kon lceren, omdat
de gedachten aan de telegraafpalen niettegenstaande zijn po
gingen in tegenovergestelde richting steeds hardnekkig door
gingen zijn handen te richten. Hoewel de kracht der gedachte
hierdoor aangetoond wordt, moet gij niet denken, dat het
eveneens een bewijs is voor de betrekkelijke zwakheid van den
wil. De wil was niet overwonnen, hij was alleen tijdelijk bui
ten werking gesteld. De man wilde niet - hij wenschte; en
er is een hemelsbreed verschil tusschen die beide dingen.
De aanwezigheid van een wensch of een hoop in het men
schelijk denken, duidt de afwezigheid van den wil aan en hij,
die zich overgeeft aan wenschen, doet
tiideliik
goddelUkheid en van zijn troon.

afstand van

Dat wenschen en willen twee volkomen afgescheiden en el


kaar uitsluitende dingen zijn, kan op een zeer eenvoudige
wijze aangetoond worden. Als uw potlood op de tafel ligt
en gij bedenkt, of gij het zult opnemen of niet, zult

tot

het besluit komen: "ik zal het opnemen", of tot het besluit:
,,ik zal het niet opnemen". Er komt heelemaal geen wenschen
bij te pas, omdat gij volkomen er op vertrouwt, dat het in
uw macht is. Maar als het potlood een halve ton woog, of
als gij dat dacht, dan zoudt gij zien, dat gij zeidet "o, ik wou,
dat ik dat potlood kon optillen".
Hij, die wenscht, erkent daarmede zijn afhankelijkheid van
uiterlijke toevalligheden ; hij is in een toestand van afwach-

42

ting en hij wacht niet vrijwillig op iets, waarvar, hij zeker


weet, dat het te juister tijd komen zal, maar hoopt, dat de
wereld iets doen zal, dat hij begeert. Men kan niet genoeg
de dwaasheid van het wenschen beseffen of de volkomen ver
loochening van den wil, die het in zich sluit, en het mag hier
gezegd worden, dat alleen hij, die bereid is, het geheel
en voor altijd op te geven, ver kan komen op het occulte pad.
Wat is dan de wil, als gedachte de kracht is, die op het ge
bied der dingen werkt? Het is de kracht, die op het gebied
der gedachten en gevoelens werkt. Het is concentratie. Het is
nauwlettendheid. Het is de kracht, die het bewustzijn *) ver
deelt in een bewust en een onderbewust gedeelte. Als de man
in de auto deze eenvoudige waarheid gekend had, zou hij
voor de telegraafpalen gemakkelijk op zij gezet hebben.
Hij zou tot zichzelf gezegd hebben: "Houd op met het den
ken aan dien paal. V estig je oog en op den weg en denk daar
aan. Vergeet den paal, door je denkvermogen te vullen met
de gedachte aan den weg, waarlangs je wilt gaan". Als
beproefd had,

gedachten te beheerschen, in plaats van zijn

handen, zou alles goed gegaan zijn. Hetzelfde zal zeker waar
genomen zijn door vele onbedreven chauffeurs des avonds als
een auto met verblindende lichten hen passeerde; het is dan
noodzakelijk, dat de chauffeur zich niet veroorlooft, gehyp
notiseerd te worden door het denkbeeld, dat zijn oorsprong
vindt in de vrees voor die naderende lichten, maar zijn ge
dachten er van afwendt en ze op de duisternis van den weg,
waarlangs hij gaan wil, vestigt, ofschoon hij dien niet zien
kan.
Wenschen is niet een vorm van willen, doch slechts een uH
van begeeren; terwijl begeerte meestal de wensch is,
iets te bezitten, dat men niet heeft, sluit wenschen alles in,

*)

mind

43

en brengt met zich mede een menigte van verschillende soor


ten van vrees voor het verlies van wat men heeft of voor de
vele mogelijkheden, die het voldoen van de begeerte in den
weg staan. Het is niet zoozeer de weerkaatsing van den wil
dan wel de weerkaatsing van de liefde, maar liefde verwron
gen tot onkenbaar wordens toe, omdat zij zich gehecht heeft
aan dingen, terwijl haar werkelijk gebied bewust leven
het zelf, bewust van zichzelf, en
Zoo is de wil dus het
zijn macht uitoefenend over al zijn betrekkingen met de we
reld van leven en dingen. De wil is het zelf, dat zichzelf is
en zijn aard kan als zoodanig gekend worden, wanneer iemand
probeert zijn eigen toekomst in de hand te nemen. Hij staat
dan in verband met het werkwoord " zijn ", niet met het werk
woord "doen''. Als iemand besluit : "Ik zal hard in
zaak werken en veel geld verdienen"
hij werkelijk tot
"
zichzelf, bijna onbewust : " Ik wil rUk zijn , en dat vlecht
zich in zijn gedachten en houdt ze dienstbaar aan deze stem
ming van zijn wezen e n dan richt de gedachte het werk.
Als iemand impulsief van binnen uit tot handeling komt zon
der volledige kennis van de gevolgen, handelt hij naar hetgeen
niet naar wat hij denkt, en zoo is dan de wil in werking.
Waar nu niemand alle gevolgen overdenkt alvorens te han
delen, is er in elk menscheljk werkstuk een weinig wil. We
zien daarvan voorbeelden in uitersten, wanneer iemand iets
wil doen, zonder er eenigszins van op de hoogte te zijn. Dan
wil hij met hel doel tevens de middelen, want hier verkonhij de macht van het innerlijk Zelf. Hij voltrekt daar
een prachtige daad van concentratie,
alle krachten
van hart en hoofd in eene
en deze concentratie brengt per slot het resultaat te weeg. Hij die zich
voldoende meester weet over zijn eigen bewustzijn, om deze
concentratie voort te brengen, kan willen, wanneer iemand
anders dat niet kan.

44
De wil leidt in het eind tot werkelijk boven-bewust leven,
geluk, iinanda. De iinanda-toestand van zijn is tijdloos,
maar het bewustzijn beweegt zich in den tijd (hoewel niet
in de ruimte) en terwijl het dat doet, brengt het evolutie
of ontvouwing teweeg, hetgeen echter niet vooruitgang
beteekent. Dat is een moeilijke kwestie, die ik behandelen
zal in Hoofdstuk XXI, maar we kunnen hier opmerken, dat
het een element van verduistering in het bewustzijn brengt
en den geest verdeelt, daar de wil zich in zijn geheel richt
op een deel van zichzelf, teneinde van dat deel voor een
JXlOS meer volkomen bewust te zijn. Het is hetzelfde als een
kind op school, dat een poosje naar de muziekzaal gaat en
al zijn aandacht schenkt aan mu ziek gedurende den tijd,
dat het daar is, en zelfs het bestaan van dingen als aard
rijkskunde en geschiedenis vergeten is ; ja, hoe volkome
ner dat vergeten is, hoe beter de muziek zal zijn. Dat is
noodig, omdat iets nieuws moet verkregen worden, maar
later zal het bewustzijn krachtiger zijn en in staat, n mu
ziek, n geschiedenis, n aardrijkskunde tegelijk te bevat
ten en er zich tegelijk mede bezig te houden, terwijl het
nu slechts een van die onderwerpen tegelijk kan in behan
deling nemen. Dit doet het onder-bewustzijn, waarin wil,
wijsheid en werkzaamheid voortdurend werkzaam zijn, on
opgemerkt door het echte bewustzijn, - of liever van het
bewuste deel van het bewustzijn, want er zijn geen twee
bewustzijnen.
Om dit punt duidelijk te maken wil ik vertellen, wat ik
eens in een stad in het Zuiden van Indi ondervonden heb van
een ouden heer, die bedreven was in het uitoefenen van de
krachten van het bewustzijn.
Onder de vele belangwekkende proeven, die hij voor mij
deed, was er ook een met een spel kaarten. Eerst schreef
hij iets op een stuk papier, vouwde het op en gaf het mij,

45

om in den zak te steken. Toen vroeg hij mij de kaarten


te schudden en ze uit te spreiden met den voorkant naar
beneden up den vloer, waarop ik op Indische wijze geze
ten was. Toen ik dat gedaan had, vroeg hij mij een kaart,
onverschillig welke, op te nemen en dus liet ik ergens mijn
hand op een kaart neerkomen en nam die op. "Zie nu" , zeide
hij, "de kaart en ook het papier, dat ik U gegeven heb".
Dat deed ik en toen ik het papier openvouwde, vond ik
er den naam van de kaart op geschreven, die ik opgeno
men had. Op verzoek van den ouden heer gaf ik de kaarten
toen aan twee Hindoesche vrienden, die met mij meegeko
men waren en hij herhaalde de proef nog tweemaal, nadat
ieder van hen een nieuw papier gegeven had en zon
der dat hij de kaarten zelf aanraakte.
Toen kwam het in mij op, zel f een kleine proefneming te
doen ; ik vroeg hem mij een nieuw papier te geven en het
nog eens te probeeren, hetgeen hij volkomen bereid was te
doen, daar het hem niet enkel er om te doen was zijn
krachten te toonen, maar mij er over te onderrichten, voor
zoover dat mogelij k was. Ik schudde de kaarten en
de ze uit als tevoren, maar dezen keer, toen ik op het punt
stond er een op te nemen, vestigde ik mijn gedachten op
de zijne en sprak hem in stilte aldus toe : " Welke kaart gij
ook gekozen moogt hebben, die kaart wil ik niet hebben".
Toen nam ik een der kaarten op, nam het papier uit mijn
zak en vouwde het open en zag, dat dezen keer de twee
niet klopten en niemand was meer verbaasd dan de oude
heer, toen ik hem het papier en de kaart tot onderzoek
voorhield. Hij had waarschijnlijk nog nooit tevoren gefaald.
Daarop vertelde ik hem, wat ik gedaan had en hij zeide,
dat d it de zaak volkomen verklaarde en hij mij nu zou uit
leggen hoe hij de proef deed. " Ik begin ", zeide hij, "een
kaart te bepalen en de naam er van op te schrijven. Dan

46
concentreer ik er o n afgebroken o p e n breng m ij n gedachte
op U o ver, terwij l ze ook onder deze o mstandigheden sterk
vastgehouden w o rdt, hoewel zonder dat U zich daarvan
b e wust

bent. Nu heeft het ond erbewustzij n zij n eigen


en indien

gericht, is h et zeer

goed i n staat te zien, wat er aan d e onderzij d e v an d i e


kaarten i s , ofschoon het physieke o o g d a t niet kan e n d a n
richt d a t gedachtebeeld de h and e n d e n a r m precies o p die
plaats w a ar d e kaart ligt. M aar toen gij U w w i l s ch r ap
zettet tegen den m ijnen, moet gij het beeld verstoord hebdat i k gem aakt heb." O p z ij n O ostersche wijze p re es
de kracht van m ij n wil, maar het is zeer wel mogelijk,
dat h ij , indien h ij van tevoren v a n m ij n voornemen o p de
h o ogte was geweest, toch geslaagd zou zij n met
zooals inderdaad het geval w as o n m iddellijk daarna met
mijn beide Hindoesche vrienden, die toen z ij

probeerden

niet de uitgekozen kaart o p te nemen letterlij k gedwongen


werden het telkens toch te doe n . M e n zou kunnen veron
derstellen,

dat

de

oude heer

door gedachte-overbrenging

h a d kunnen w e ten, w at i k deed, maar i k denk, dat h ij t e


veel verdiept w a s in zij n eigen

in de proefneming,

om het op te m erken.
Later heb ik nog een verrassend vervolg op deze ervaring
gehad, dat p l aats had in m ij n eigen s ch o ol te Hydrahad
i n de provincie Sind, o p

2000

m ij le n afstand van d e stad

w aar i k een morgen h a d doorgebracht met


dien ouden heer. O p een avond, na een dag van h ard w e r
ken, zat ik in m ij n kamer met twee vrienden, waarvan een .
tot mij n staf van w e rkers b e hoorde
staatswetenschappen.

Deze

heer,

een

een leeraar i n d e
Hindoe,

die

cum

laude gepromoveerd w as aan de U niversiteit te Oxford,


had i n Engeland eenige zeer knappe goocheltoeren met
kaarten geleerd e n h ij vermaakte er ons dien avo n d mee

47
w ij z e van ontspanning. M ij n gedachten waren ver ver
wij d erd van alles wat op psychisch onderzoek b etrekking
h a d ; ze waren bezig m et de ernstige moeilij kheden met de
s t u d enten in verband met de poli tieke beweging, welke be
weging h un toekomst en het l a n d waarschij nl ijk ernstige
s c h a d e zo u toebrengen. Pl otseling hoorde ik, zonder eeni
ge voorafgaande waar.,chuwing, de stem van een volwassen
man, die s prak binnen in m ij n hoofd. Zij sprak slechts vijf
woorden : "Klaver vijf, neem die proef", m a a r op de een
of an dere wijze wist ik, dat het betrekking had op d e on
dervi n d i n g, die i k eenigen tij d geleden i n Trichinopoly had
o pged a a n . Ik geh oorzaamde de stem en s c h reef
"klaver vijf" op een stuk p a p i e r, vouwde het op e n vroeg
m ij n vriend den leeraar, h e t in zij n zak te steken. Toen
vroeg i k hem, zijn kaarten te schudden, die ik in 't geheel
niet

a a n geraakt

had

en

ze m et den voorkant beneden

waarts gekeerd op den vloer, waarop wij zaten, uit te


den en er dan n zoo m aa r uit te nemen en h a ar te ver
gelij ke n met wat op het papier stond. Toen hij zij n kaart
omkeerde, bleek het klav e r vij f te zijn en gij kunt U zijn
verba z i n g voorstellen, toen hij dat g eschreven zag op het
dat h ij uit zijn zak h aalde. I k kan n i et met zeker
heid zeggen, o p welke wijze de stem mij in dat geval ben
vloedde, m aar i n verband met hetgeen ik van
kracht afweet, beschouw i k h et als zeer aan neme l ij k, dat
de o ud e h eer op 2000 m ij l e n afstand z i ch b ewu s t was ge
w o r d e n van h etgeen w ij deden, mij het i d e e gegeven h a d
v a n de proefneming, en geholpen had h a a r t e doen slagen.
Deze ervaring was van waarde om te laten zien, op
w ijze

gedachtekracht

en

wil

i nwerken op h et onderbe

wustzijn .
Als wij d e

beschouwen, waarop gedachte de drijf-

kracht is in de dingen van ons leven en in het lichaam, moeten

48
wij in aanmerking nemen, dat het soms de onderbewuste ge
dachte is en dat inderdaad de vele toevalligheden des levens
moeten toegeschreven worden aan onze eigen gedachtekracht,
die op deze wijze werkt, dikwijls gericht door den wil. Iemand
heeft b.v. eens op een bepaalden avond niets bijzonders te doen.
Hij besluit een wandeling te gaan maken. Hij trekt zijn jas
aan en zet zijn hoed op, of misschien zijn tulband en gaat
de straat op -n besluit zonder bepaalde reden, zoo of zoo te
gaan. Op zijn wandeling ontmoet hij iemand, die hem een
nieuw denkbeeld in verband met zijn zaken of een nieu wen
gedachtegang geeft - hetgeen wellicht zijn geheele for
tuin of leven verandert, zoodat hij, daarop terugziende,
zeggen zal, dat dit het keerpunt in zijn loopbaan was
en dikwijls zal hij uitroepen, hoe gelukkig het toch was,
dat hij toevallig een wandeling deed dien avond en juist
door die straat ging, waar hij zijn vriend ontmoette. Mis
schien was het geen toeval, maar heeft de grootere mensch
in hem hem geleid even zeker als mijn hand gericht werd naar
de uitgekozen kaart tusschen de vele, die op den grond uit
gespreid lagen. Dit weet ten minste ieder van ons, dat er ie
mand binnen in ons is, die er van tijd tot tijd in slaagt zij n
geelachten i n te drukken op het bewu;;te deel van ons met,
wat wij gewoonlijk noemen, de stem van het geweten, dat
veel meer afweet van de ware richting des levens dan de
mensch binnen de grenzen van het waakbewustzijn.
Later, na a floop van den leertijd, als 's menschen bewust
zijn machtiger geworden is, zoodat hij in staat is gelijktijdig
geschiedenis, aardrijkskunde en muziek te behandelen, zal de
daad van concentratie niet meer noodig zijn behalve in mo
menten als een plotseling aangewende kracht. Hij zal dan
voortdurend te zijner beschikking hebben al de krachten en
alle kennis, die hij bij beetjes verworven heeft te midden

49
van de duisternis, welke veroorzaakt werd door zijn zich con
centreeren op het opdoen van kennis. Dan zijn het onderbe
wuste, het onbewuste en het bewuste een en hetzelfde ge
het onderbewuste, bovenbewuste en zelfbewuste
worden.
Laten wij dan duidelijk voor

oogen

houden de ware onder

scheiding tusschen ichchha en kriya, of wil en werkzaamheid,


en niet v ergeten, da t de wil is de m ijlen ver verwij derde pool
van alles wat op wenschen lijkt, dat kriy werkzaamheid
der gedachte is, en dat zij beiden machten zijn, de laatstge
noemde over dingen, het lichaam daarbij inbegrepen, en eerst
genoemde over onszelf, dat wil zeggen, onze gedachten en
gevoelens.

HOOFDSTUK VI.

STOF, KRACHT EN WET.


(respectievelijk: tamas, rajas, sattva)
Wij hebben gezien, dat er in de wereld van het bewustzijn
altijd drie beginselen aanwezig zijn, te voorschijn tredend in
verschillende graden en verhoudingen op verschillende tijden.
Zoo kunnen wij ook in de wereld van Sat drie beginselen on
derscheiden, tamas, rajas en sattva genaamd, wat wij zouden
kunnen vertalen door stof, kracht en wet. De oude en de

mo

derne wetenschap hebben eveneens deze drie in dat eene ont


dekt en hebben de onscheidbaarheid daarvan opgemerkt. Het
zijn inwonende cienschappen der stof ; geen hoedanigheden,
maar toestanden van stoffelijk bestaan en een lichaam kan
ze vertom1en in verschilkode graden op verschillende tijden
zooals het bewustzijn wil, liefde of gedachte kan gebruiken,
ofschoon ze allen steeds tot op zekere hoogte aanwezig zijn.

tamas

De

objectieve

wereld

(stof,
die elkander belemmeren
traagheid,
weerstand
bewustzijn blokkeeren, als
tegen
verandering)

stof,

door

zich

in

een

is

een

en
dat

zij

wereld
kunnen

zich

lichaam

van

lichamen,

eveneens

onderwerpt
onder

te

aan

het
de

dompelen.

Een lichaam wordt aiieen gezien omdat het ons uitzicht be


lemmert, en de wereld is vol van licht, alleen doordat de duis
ternis of ondoordringbaarheid voor licht van haar stoffelijke
atmosfeer de zonnestralen verspreidt. Ieder atoom van stof
i: dus als het ware een donker punt in de ruimte, dat

on

doordringbaar is en waarop dus aileen van buitenaf inge


werkt kan worden . Het elkaar doordringen van sto f , waarvan
de Theosoof spreekt, beteekent slechts, dat fijnere lichamen
bestaan k unnen in de tus schenruimten van g-rovere stof en

SI
m

die gevallen, waar twee of meer lichamen elkander door

eir ingen

en

op deze wijze dezelfde plaats innemen, is dit niet

werkelij k zoo met de

stof

dezer

lichamen.

Dit

beginsel

van duisternis, stabiliteit, weerstand of tegenstand, in de voor


w erpen der wereld waargenomen, is door de oude weten
schapsmannen "tamas " genoemd. Deze eigenschap der stof
nu wordt in de gewone taal en het denken voor de stof zelf
gehouden als zijnde datgene, dat aan de stof substantie geeft.
en aldus punten van weerstand in de ruimte vormt waarop
kracht kan inwerken. De stof heeft dus als het ware een wil
van zichzelf ( o fschoon het een negatieve wil is, weerspannig
heid ) en is buiten twij fel zichzelf, en blijkbaar geheel onwillig
haar bestaan op te geven.
In de afgeloopen eeuw was de gedachte zeer verbreid, dat
de wereld opgebouwd was uit heel kleine steenen, atomen ge
naamd,

waarvan een

aanzienlijke verscheidenheid bestond .

Men hield elk daarvan voor totaal onveranderlijk, zoodat men


zeggen kon, dat de eenheden der stof onsterfelij k waren, dat
wil zeggen, niet te scheppen en onverwoestbaar. Zoo nam
men dus aan, dat op dezelfde wij ze als honderdduizend stee
tien ge bruikt zouden kunnen worden om vele verschillende
soorten van huizen om de beurt op te bouwen en als een
h uis gebouwd was het weer te veranderen en te herbouwen
door het verwijderen en weer gebruiken der samenstellende
steenen, ook de wereld samengesteld was uit steenen, die
voortdurend herschikt werden in haar wisselende vormen.

Voor alle practische menschelijke doeleinden is deze voor


stell ing waar. Het is een zich openbaren van tamas in een
zekeren toestand van stoffelijk bestaan, doch het zou alleen
volmaakt waar zijn, als stabiliteit de eenige eigenschap van de
werelcl van stof was, die binnen het vermogen der vij f zinnen
v iel.

52
rajas

(kracht,
energie)

H<.:t tweede beginsel der stof is kracht, rajas, die

nu

in

wetenschappelij ke kringen algemeen beschouwd wordt als de


oorsprong en de basis der stof zelf, o fschoon de tij d zeker
nog leeren zal, dat zij ook stof felij k is en nooit zonder lichaam
of plaats. De opvatting over natuurlijk arbeidsv ermogen, die

men in eenvoudige leerboekj es over mechanica kan vinden,


kau ons dienen, om deze inwonende eigenschap der sto f te
omschrijver:. Het is aan alle studeerenden bekend, dat geen
.stoffelij k li chaan1 zij n toestand van evenwicht of beweging
verandert zonder de aanwending van den een of anderen
v orm van kracht, behalve wanneer het een samengesteld lichaam

waarin het

worden van inwendig werkende

krachten leidt tot een nieuw evenwicht van het geheel, zooals
b.v. het geval is met een rots op de helling van een heuvel,
die verweert en plotseling naar beneden valt.
Een bal op een biljart b.v. zal niet uit zichzelf in beweging
komen. Als hij in beweging

zal hij niet tot rust komen, zon

der de aanwending van een vorm v an tegenstand o f een

an

dere tegenwerkende kracht van buiten - den tegenstand der


de wrij ving op het biljart, of de weerstand van de
bilj artbanden of andere ballen ; en het kan aangetoond wor
den, dat de kracht van den in beweging zijnden bal en van de
kracht, welke die beweging opheft, gelij k
Maar al deze dingen zijn oppe1-vlakkige verschij nselen, die
op raj as wijzen, zooals het chemische atoom tamas aanwij st.
En daar het atoom ontbonden kan worden en het tamas-aan
zicht daarvan verzwakt kan worden, totdat men zeggen kan,
dat het slechts kracht is, zoo kan ook k racht te voorschijn
treden uit en weer verdwijnen in den achtergrond v an sattva
of wet, die het kernwezen uitmaakt d er objectieve wereld,
zooals j nna dat is van de wereld van bewustzijn. Deze kracht
kan over den tijd heenstappen, zooals het bewustzij n over de

53
ruimte heen stapt, als b.v. wanneer ik een bal van den grond
naar d e tafel verplaats. Een zekere hoeveelheid kracht is
gebruikt om hem op te heffen en dezelfde hoeveelheid zal
weer tot uiting komen, als hij later eens van d e tafel op den
vloer valt, hetgeen bewezen zou kunnen worden, als wij hem
werk zouden kunnen doen verri chten bij het vallen, of de
warmte meten, die ontstaat hij den schok op d en vloer.
Warmte, geluid, li cht, electri sche verschijnselen, scheikun
dige werking en vele andere, zijn vormen van kracht en
voor zoover op menschel ijke wijze of op andere wijze ontkan worden, bestaat er nergens eenig stofdeeltje zon
der dat er ook een vorm van b estaat. On derzoekingen van
den laatsten tijd in verband met relativiteit, hebben het
vraagstuk van het b ehoud van arb ei d s vermogen weer op
nieuw naar voren gebracht, maar die onderzoekingen
pen diep in de i nnerlijke verhoudingen van de inwonende
eigen schappen der stof en tasten de practische werkelijk
heid van het beginsel van arbeidsvermogen niet aan. Voor
ons doel is het voldoende in te zien, dat er natuurlijk ar
b e i dsvermogen i s en dat het niet een zelf-on tstaan is.

sattva
(wet)

De derde inwonende eigenschap van de stof is wet.

Ik

weet, dat dit vreemd klinkt en dat de meeste studenten in


de w etenschap laatdunkend zul l en zeggen, dat de w ereld
samengesteld is uit slechts twee dingen, stof en kracht,
en toch zullen zij b e vestigen, dat wet en orde overal te vin
den zijn.

Er i s eenige tegenstrijdigheid in

deze houding,

en de oude wetenschapsmannen van Indi v ervielen niet


hierin, w a n t zonder aarzeling zeiden zij, d a t sattva of wet
een van de eigenschappen van de stoffelijke zijde van het
bestaan was. Het is i nderdaad zoo en er is in waarheid
geen m oeilijker begrip dan dat kracht objectief is. N ergen-:
in de geheele wereld vindt men ooit stof of kracht, zonder
dat een wet zich kenbaar maakt, die den aard bepaalt van

54
d e werkzaamheid van het lichaam en de verhouding daar
van

tot andere lichamen. Ieder chemisch element, ieder

atoom heeft zij n eigen functie even zeker als ieder zaad
zijn neiging heeft, te groeien en een bepaalde soort plant te
vormen en de werkzaamheid dezer wet is een deel van de
werktuigelijkheid der natuur, sat of zijn.
Het was den beoefenaars der oude wetenschap volkomen
duidelijk, dat sattva, rajas en tamas, de goena's of eigen
schappen der stof waren, dat alle stof niets anders w as
dan deze drie, en dat zij nooit iets anders dan stof konden
zijn. De drie woorden worden ook gebruikt in den vorm
van bijvoegelijke naamwoorden, om den aard van

dingen

te beschrij ven, zooals b. v. in de Bhagavad Gita, waar wij


lezen over sattwisch, tamasisch e n rajasisch voedsel, het
welk

dat

soort

voedsel

is, hetwelk er toe b ij draagt, dat

soort li chaam op te bouwen, waarin de genoemde eigen


schap overheerschend is, zoodat een rajasisch lichaam een
energiek of zelfs rusteloos lichaam is. Ieder voorwerp be-
vat alle drie de goena's, maar n overheersebt er en geeft
het zijn i n het oog springende hoedanigheid, evenals ieder
bewustzijn of deel van chit stellig wil, liefde en gedachte
uitdrukt, ofschoon zij niet in gelijke mate op den voor
grond treden in een bepaald karakter en er n gewoonlijk de
besliste leider en belevendiger van de beide andere i s .

Dictionary of Yoga, Ernest Wood


Gunas
Kwaliteiten van de Natuur. Dat zijn er drie, stabiliteit (tamas), rusteloosheid (rajas) en ordelijkheid
(satwwa). De ontwikkeling van de wezens in de Natuur vindt plaats via drie fasen, die met de gunas
overeenkomen. Dit is ook van toepassing op mensen.
Ten eerste is er traagheid, dan, via traagheid onachtzaamheid en van onachtzaamheid pijn, zoals
bijvoorbeeld honger of kou. Daarna, door pijn heen, volgen de uitkomsten door inspanning. En van de
uitkomsten door inspanning komt de ervaring van plezier, zoals bijvoorbeeld de smaak van voedsel.
Hiervan komt het streven naar plezier voort, energetische actie. Naargelang dit een gewoonte wordt,
volgt rusteloosheid. Door het excessief najagen van plezier en door het vinden van genot, doet zich
opnieuw pijn voor. Dit biedt de gelegenheid tot nadenken, waarbij de feiten en de wetten van de Natuur
worden bemerkt. En dat vestigt gematigdheid, evenredigheid en ordelijkheid.

pagina 154:
Het goddelijke is het onderwerp van de ervaring, degene, die de ervaring opdoet, het stoffelijke is het voorwerp.

H OOFDSTUK VIL

HE T GODDELIJKE

E N HE T STOFFELIJKE.

respectievelijk: Chit (universele, benvloedende bewustzijn) en Sat (universele, ontvankelijke Natuur)


Wij moeten nu de wereld van sat vergelij k en met die van

chit, om te zien in welke v erh ouding zij tot elkaar staan.


De eerste word t terecht de stoffelijke genoemd en de twee
de kan het best beschreven worden als d e
moeten ons er v a n bewust zij n , dat al mogen de
der s toffelijke w ereld e n de bewustzij nen van de wereld
van ch i t ook " el e schij nen, elke wereld inderdaad slecht:,
een enkel ding o f een enkel bewustzij n is, waarvan de vele
slechts deelen zijn.
Deze groote waarheid komt d uidelijk uit bij stoffelijke din
gen en zij is van het grootste gewicht. De wereld van zijn
is niet samenge s tel d uit een groote hoeveelheid v an elkaar
onafhankelijke dingen, die

samengevoegd

zij n

of

tot

een

geheel opgebou w d ; zij is n i et uit een


groote verscheidenheid van stukken van
oen, opgebouwd. Integendeel, het verloop is j ui st andersom
en a l l e d i ngen, d i e w ij kennen, zijn niets dan afscheidingen
van -die wereld. Zij zijn n
een en hun eenheid komt uit in
h u n volsl agen uiterlij ke afhankelij kheid van elkander. Zie
b .v.

e en s

wat

er

p l aats heeft b ij het kind, wanneer zij n

oogen o p e n gaan v o o r d e wereld. In het begin i s er niets


dan een onbepaal d iets en slechts langzaam aan worden
in d i e algemeene massa de meer op den voorgrond tre
dend e en levendige dingen onderscheiden en l ater pas, te
midden van deze, de kleinere dingen. Het heeft iets van
wat een reiziger ziet bij het naderen van de kust. Eerst
wor d t iets gezien, dat l and zou kunnen zij n ; dan word t

s6
het

duidelij ker en scherper omlijnd en bergen worden

zichtbaar ; dan begint de reiziger boomen en huizen te zien


en pas als hij heel dicht bij is, worden menschen en dteren
en zelfs bloemen onderscheiden.
En zielkundig i s een dergelijk onderscheiden in de groote
massa der -dingen het grondbeginsel van den gang v a n za
ken bij het verwerven van kennis ; ieder slotsom heeft zijn
algeroeene vooronderstelling zonder welke geen oordeel en
geen verwerven van heldere kennis bestaat, hetgeen,
beschouwd, noo i t het verwerven van iets nieuws

wel

m aar

een duideli j k onderscheiden van wat te voren wazig, onop


gemerkt was. Het is wel bekend, dat wij de dingen onder
scheiden door vergelijking. Ze t een hond en een k a t bij
elkaar en bestudeer hun gelijkenis en verschil en gij zult
daarna weten, wat een hond is of w at een kat is, beter dan
wanneer gij ze afzonderlijk bestudeerd hadt. De beste den
ker ten opzichte van een onderwerp is hij, die alreeds de
meeste denkbeelden heeft, om er mee te vergelijken, altijd
onder voorwaarde, dat die denkbeelden goed verwerkt zijn,
helder, en goed gerangschikt zijn in zijn
Alle denken

denkvermogen.

is eigenlijk abstract, het denkvermogen kan

niet twee denkbeelden tegelijk bevatten, maar het kan er


een bevatten, dat er twee of meer insluit, waarin deze slechts
deelen zijn van het grootere geheel.
Het

is

niet

slechts

logisch

maar ook

een

feit

dat

het kleinere afhankelijk is van het grootere of het deel


van het geheel. Het is kenmerkend voor stoffelijke dingen,
dat ze geen beweging uit zichzelf *) hebben en zichzelf n iet
veranderen,

maar van u i terlijkheden afhange11 voor h u n

verandering. Z o o z a l een boek op d e tafel liggen e n het


blijft daar, omdat de tafel daar is. De tafel wordt op haar

*)

Initiatief.

57
beurt gedragen door de planken van den vloer en deze door
de b alken, die weer o p de muren rusten. De m uren rusten

op de fundamenten en de fundamenten op de aarde. Ver


der is de aarde een s toffelij k lichaam, on dersteund door
de o nzichtbare stranden van de stoffelijke kracht der na
tuur ; dus i s zij afhankelij k van de andere planeten, de zon
en d e sterren. A lleen het geheel draagt zichzelf en al de
deelen zijn daarvan afh an kelijk.

Het

kan niet met genoeg

nadruk verzekerd w orden, dat het geheel niet samengesteld


is uit de deelen, m aar dat de deelen bestaan i n het geheel,
waarin zij n hun ondersteuning, hun onderhouding e n hun
wortel hebben.
In de wereld van wet bestaan alle objectieve w erkelijkhe
den eeuwig. Wij w e ten b .v., dat als w ij een ontploffing te
w e eg brengen door de twee kleurlooze gassen zuurstof en
w aterstof in

de j ui ste verhouding samen te brengen, zij

beide zullen verdwij n e n en dat een weinig w ater hun plaats


zal ingenomen h ebben. Men zal zeker zeggen, dat dezelfde
stof nog steeds aanwezig is en ook dezelfde kracht, maar
m e n moet zich er rekenschap van geven, dat niets nieuws
voortgebracht is, zelfs n i et w at eigenschappen betreft. Het
is w aar, dat het w ater er niet van tevoren was e n e r nu
wel is, en indien gij alleen dacht aan eigenschappen o f het
uiterlijke voorkom e n der dingen, zoudt gij U k unnen ver
b eelden, dat iets uit niets ontstaan w as. M aar alles wat er
heeft plaats gehad, is, dat gij voor U zelf e n anderen, die in dit
dia over
noumenon

opzicht

met U zijn, de altij d bestaande werkelijkheid

hebt openbaar gemaakt.


De beste gelijkenis, die ik hiervoor geven kan, i s die van
een kind, dat met een blokkendoos speelt. Het heeft een doos,
die ongeveer twintig kubieke blokken hout bevat en op elk
vlak van elk blok is een vierkant stuk van een plaat. Het
kind zet zij n blokken op de tafel of den vloer en keert ze en

ss
chikt ze opnieuw naast elkander, totdat al de j uiste stukken
zoo geschikt zij n, dat ze een plaat vertoonen. Dan mengt hij
weer door elkaar en voegt ze samen met een anderen kant

ze

naar boven, zoodat ze een andere plaat vormen.

Het zou

kunnen denken, dat het die plaat gemaakt heeft, maar dat is
zoo niet ; eerst was er een kunstenaar en alles, wat het kind
deed, was de dingen in elkaar zetten, zoodat de plaat, door
den kunstenaar gemaakt, te voorschijn komt. Zoo komt ook
het water te voorschijn, als zuurstof en waterstof bijeen ge
bracht worden en niets is toegevoegd noch weggenomen

van

de werkelij kheid. En hetzelfde is waar van alles, zoodat alle.>,


wat door den mensch voortgebracht en uitgevonden wordt, de
zelfde wet volgt. Het

is deze werkelijkheid, die het verstand

ziet als natu u r w et . D i e wet is een bestaande werkelijkheid attwa --- de w e reld vau

l wgrippen, bet obj ectieve universeele

denkvermogen.
Een andere naam wordt soms aan sat gegeven - het groo te
passieve beginsel.
geen

In dit plenum is, zooals ik reeds zeide,

bewegi n g uit zichzelf * ) , omdat er geen tijd is, die tot

chit behoort. Wij hebben de volkomen afhankelijkheid gezien


van het boek van de tafel, de tafel van den vloer enz. en het
geheele samenstel der dingen beschouwd. Deze totaliteit moet
zelfbestaand zijn, zelfscheppend, zelfveranderend; er is geen
uiterlijk wezen van zijn eigen soort, dat er stoffelijke kracht
van buiten af op uitoefent. Met andere woorden, het is even
eens goddelijk. Brahma wordt in liefde omvat door Vishnoe.
Maar chit is het goddelijke in elk deel. Het is het groote
actieve

beginsel,

zelfveranderend,
zichzelf * * )

*)
**)

Initiative.

bewustzijn zelfbestaand, zelfs cheppend,


onafhankelijk

het zij n

All initiative.

en

absolute-beweging-uit

van den ttid. Ik heb om meer

zeer

59
bepaalde redenen het woord goddelijk in plaats van den term
geestelij k gebruikt, wat, zooals sommigen zouden meenen,
het denkbeeld weergeeft. H et woord geest heeft in zich een
beteekenis van fijne

fij n als een ademtocht en ethe

risch, maar toch stof. M aa r het woord


komt v an denzelfden stam ab het sanskrit
hemel, di-

teekent "stralen" en voorkomt in woorden als


vkra, de zon en dewa, een hemelsch wezen.

Het goddelijke is dus datgene, dat m et eigen licht schijnt of


van binnen uit en de ouden
dia met Zon
omdat van de
(Resh) en
Maan (Qoph) het leven van

namen de zon

als

symbool,

zon uitstraalt al het licht en de w armte en


d e maan

onze w e rel d ;

s taat al s het symbool van de

s l e chts

weerkaatst licht. Voor i eder die de moeite neemt over de


zaak te denken, onderscheidt zich h e t goddelijke wezen of
de zonnelogos van het stoffelijke of zijn w e reld door zij n
karakter v a n ona fhankelijkheid e n zel f bewegi n g: . * ) Een van
de meest beteekenende w oorden Almachtie-e.
voor Hem is Swayamb h u,
de Zel fbestaande Eene. Het is de

de Alomte

genwoordige en de A l w e tende, want


in

ons

zonnestelsel

het

volmaakte Chi t, terwij l de

mensch slechts een deel van dat Chi t i s en de drie h oeda


nigheden

heeft

zonder

het

voorvoegsel "al". Eigenlij k

moest het woord God niet gebruikt worden, om dit groote


Bewustzij n dat onze O udste Broeder is weer te geven. Ons
bewustzij n is, evenal s ons l i chaam, iets dat wj gebruiken,
niet iets, dat wij zij n. W ij behooren in werkelij kheid tot den
U n i v erscelen God, h et w e rkelijke l even, boven stof en be
w u stzij n , boven purusha en prakriti, boven het stoffelij ke
en goddelij ke.

* ) lnitiativc

HOOFDSTUK VIII.

HARMONIE.

(harmonie tussen Chit en Sat oftewel Maya)

Ons verhaal van de zuil van l icht liet ons eerst den nacht
zien, toen Vishnoe en Brahma nog niet harmonisch samen
werkten, maar twistten bij hun ontmoeting, totdat Shiva door
zijn aanwezi gheid de harmonie herstelde, hun deed bese f fen,
dat zij beiden n waren in Hem, en een nieuwen dag van be
staan inzette. Zoo zien wij d us, dat Chit en Sat, of op kleiner
chaal de mench eu de u i t erlij ke wereld van ervaring een
treurige tegenstel l i ng schij nen te vormen, totdat wij ontdekken,
dat er

een

volmaakte harmonie van doel in hun verhouding

bestaat, d at er

een

go ede reden bestaat voor hun schij nbare

botsing.
Ananda

staat

achter

hen

beiden ;

in

Shiva

zi n

ZIJ

vereenigd. De aanraking van Chit met Sat is doortrokken van


Ananda o f geluk, waarvan ieder schepsel getuigenis aflegt,
dat zij n leven liefheeft, want wat men gewoonlijk leven noemt
is de wisselwerking tusschen die beide. Het is et'n welbekende
gt'dachte, ctat heneden het menscheurijk het leven vol van ge
luk is, dat in de dierenwereld smart niet zooveel voorkomt of
van langen duur is en het oogenblik van vrees of angst pas
komt, wanneer de vernietiging van het leven dreigt. De mil
lioenen kot'ien, d ie m aand aan maand naar de slachtplaatsen
van Chicago en andere steden gaan, h ebben geen voorkennis
van v rees o f verdriet tot het oogenhlik, dat haar einde nadert,
omdat haar kennis en verbeelding haar niet van tevoren zegt,
wat haar wacht en op het veld is haar leven lie felijk geweest,
ofschoon een mensch het hekrompen noemt. En dan i n den
natuurstaat w erkt " rees gewoonlij k op de klieren en verhoogt

61
de physieke vermogens en dit is weer een prikkel voor het
bewustzijn, zooals b.v. wanneer een klein wezen zich verheugt
in de bekwaamheid, waarmede hij stilletj es een grooter ont
loopt.
Er heeft ergens een verhaal gestaan van den grooten zee
hond van San Francisco.

Eenige j aren geleden leefde er op

de rotsen, j uist achter de klippen, een groote zeehond, die


koning was van de troep, die zich nog daar bevindt en de men
schen herinneren zich, dat hij

120

j aar de leider geweest is.

Op een dag echter gebeurde het, dat een andere prachtige zee
hond, j onger en in den bloei van het leven, uit het Zuiden
kwam en scheen te denken, dat hij de koning van die rotsen
behoorde te zijn . Daarom opende de nieuw aangekomene het
gevecht met den ouden leider en zij vochten beiden met he
vigheid gedurtnde drie dagen, aan het einde waarvan de oud
ste, met wonden overdt:kt, naar de kust zwom en stierf.
Dit is het beeld van wat beschreven wordt als de natuur, "on
barmhartig meedoogenloos", maar als gij het beziet van de
zijde van het inwonende bewustzijn, zult gij

zien, dat het

gevecht niet zonder vreugde was. Schepselen op dat niveau


leven meer in gevoel dan nadenken en de ouderdom is niet
voor hen een tij d, die hun tot voordeel strekt, zooals ons.
Als de kracht van de zinnen van het lichaam begint af te
nemen, dan volgt het bewustzij n vlug in haar spoor, daar het
niet langer de levendige prikkel van vroeger bezit. Daarom
is er geen grond voor medelij den, nu het bewustzijn van den
zeehond het lichaam v erliet in een uitbarsting van glorie on
der de meest levendige ervaring, die het ooit gehad had, in
het bijzonder, omdat het zeer onwaarschij nlijk is, dat hij in
de groote opwinding voor physieke pijn vatbaar was.
Als wij ons nu tot den mensch wenden, dan is het leven
waarlij k niet enkel geluk, maar de reden daarvoor is te vinden
in het feit, dat hij bij het doen gelden van zijn pas ontdekte

62
macht d i sharmonie geschapen heeft tusschen zichzelf en de
wereld. Hij heeft, terwij l hij zich verheugt in zijn chit, anan
da overzien en Shiva moet z i ch aan hem ontsluieren, voor hij
den kinderstaat van het dier, dien h ij verloren heeft, weer
kan. In het leven van den mensch moeten Vishnoe

e n Brahma vrienden worden en bij hun vereeniging zal Shiva


daar zijn.
Het i s een niet veel voorkomende gedachte i n de \Vestersche
wereld, dat harmonie tusschen het menschelijke bewustzij n en
7ijn omgeving een van de groote werkelijkheden is des levens.
Zelfs zij , die gelooven, dat dit Gods wereld i s, denken voor
de meeste
gelovigen

het meerendeel, dat het enkel de plaats is, waar h ij de zielen


beproeft, die Hij gemaakt h<'e ft. zoodat Hij na een poos be
sli s s en kan. welke de mneite waard zijn behouden te worden
en welke weggeworpen dienen te worden, als slecht gemaakt

de meeste
darwinisten

zUnde. En

iJ ,

die enkel gelooven in de evolutie van den vorm,

denken gewoonlijk niet, dat de menschelijke geest, ofschoon


voor een voortbrengsel der natuur gehouden, in harmonie is
met zijn oorsprong, maar dat hij zich op de een of andere wij
ze ontwikkeld heeft, als een ongewenschte parasiet e n zijn
plaats in de natuur slechts inneemt als een taaie indringer.
Maar de harmonie i s er desniettegenstaande toch en zij i s een

harmonie
of maya is
het kind
van Shiva

wondervol i ets, ki nd van Shi va ; zij is als Shiva zelf, herbo


ren, om Vishnoe en Brahma te vereenigen.
Om het in meer gewone taal te zeggen, ik beweer, dat de
natuur de v riendin van den mensch is. Het i s waar, dat de
gang der natuur er een van verval is en dat alles wat men

< chenhanden gemaakt h ebben, weldra md den grond geljk ge

maakt wordt, maar indien dit niet zoo was, dan zou deze we
reld niet Gods school voor den mensch kunnen zijn. Indien
huizen onvergankelij k waren, en door een vreemde toover
kracht
zouden

voed sel

telkens weer opnieu w gegeten kon worden,


menschen werken om ni euwe dingen voort

63
te brengen en zou het extra werk, noodig om de oude din

gen, die de aarde bezwaren, te vernietigen, nog- vermeerderde


ontmoediging Leteekenen voor de weinigen, die Lereid waren
om

Kriyashakti

iets nieuws te maken. De mensch zou er weinig toe ge

prikkeld worden, zijn v ermogen van wil of gedachte te gebrui


ken. De natuur heeft het leven

voDr

den mensch niet te ge

makkelij k gemaakt, maar aan den anderen kant ook niet te


moeilij k ; zij heeft hem altij d die soort ervaring geboden, die
bevorderlijk i s voor den groei van de mogelijkheden van be
wustzij n, die h ij bezit. De getuigenis van dit feit is mensch
zelf, die door de eeuwen heen gegroeid is en gestadig voor
waarts gaat, grooter macht tegemoet, door het daadwerkelijk
gebruik van zijn vermogens.
Een van de Upanishads gee ft een merkwaardige definitie
van den mensch, waar van hem gesproken wordt al s van een
wezen, dat tegelijkertijd machtig en machteloos is, onwetend
en wij s . Vergelijk hem in den natuurstaat met elk ander schep
sel en zie zijn hulpeloosheid en onwetendheid. Hij heeft geen
natuurlijke bekleeding, noch noemenswaardige natuurlijke wa
pens, noch snelheid van voet of vleugel, om z ij n vij anden te
ontkomen, noch bezit hij het nat uurlijke instinct, dat andere
schepsel zegt, wat voedsel en wat yergif is, wie vrienden en
wie vij anden zij n en hoe zich een woning te maken. Men zou
denken, dat de natuur tegen den mensch was door hem zoo
hulpeloos de wereld in te zenden, maar inderdaad is dat niet
zoo. De mensch zonder natuurlijke bekleeding l eerde zijn ver
stand gebruiken en heeft zich dientengevolge een klecding ver
schaft, waarmede hij in ieder klimaat kan leven en door zij n
vertand heeft hij wapens en gereedschappen gemaakt, die
h ern gekroond hebben tot meester der wereld.
De primitieve mensch mag- geklaagd hebben over zij n onver
mogen en God gebeden, dat van hem a f te nemen, maar d e
intelligente mensch, d i e dezel fde i s , gerencarneerd, dankt,

64
als hij terug blikt, God voor de gelegenheden, hem gegeven
en voor de eer, hem aangedaan, dat hij door de eeuwen heen
in den rang van een goddelijk wezen geplaatst is, zichzelf
voortdurend scheppende door zij n eigen werk en niet als een
stof felijk ding, door een kracht van buitenaf gevormd. Nu
ziet hij de harmonie tusschen den mensch en zij n omgeving
door de tij den heen en is zich er van bewust, dat de wereld
geweest is en nog is de vriend van den mensch - geen senti
menteele vriend, maar een vriend in den nood en metterdaad.
Omdat de mensch tot de goddelij ke zij de der dingen be
bomt, niet tot de stoffelijke, ontplooit h ij zich op deze w ij
ze, steeds voor zichzelf een grootere mate v a n goddelij k
vermogen winnend, en God helpt hem door zichzelf te in
carncercn a l s het b e ginsel van harmonie. Hij is almachtig,
toch

z ij n

er dingen,

die

Hij niet doen kan. H ij kan b .v.

geen grootc dwerg of vierka nte cirkel maken, want als de


mensch groot w as, was hij geen d werg en als de vorm vier
kant was, zou h ij geen cirkel zij n. En z0o zou H ij ook geen
afhankelij ke wil kunnen maken, want d e wil, die niet o naf
hankelij k was, zou in het geheel geen w i l zij n . Z oo erkent
H ij dus de goddelijkheid van den mensch door deze groote
schikking, die H ij gemaakt heeft voor de ontplooiing van
zij n bewustzij n en zij n v ermogens, w aardoor de mensch
waarlijk zelfbestaand, zelfgeschapen en goddelij k is, n u en
voor alle tij den.
Het is deze harmonie tusschen chit en sat in onze wereld
van

ervaring,

wordt

als

die

maya

is,

een begoocheling.

waarvan

dikwijls

gesproken

Zij is begoocheling, niet om

dat zij op eenigerlei w ijze een onwerkelijkbeid is,

maar

omdat zij verkeerdelij k voor het leven gehouden wordt,


voor het ware leven, dat ananda is. D aarom zeggen de boe
ken, dat om bevrij ding te bereiken, de mensch zelfs boven
deze harmonie moet uitstij gen ; w anneer eenmaal de ont-

6s
plooiing van zijn bewustzijn volmaakt is, datgene moet ver
nietigen, dat soms de schakel tusschen den ziener en het
gezi ene genoemd w ordt, om daarna te verblijven i n zij n
eigen

staat .

Die

staat

is ananda e n i s ook kaivalya, de

staat van n-zijn, w an t de eenheid van Shiva w ordt nooit


verstoord, zelfs niet door d e aanwezig-h eid van Vi shnoe en
Brahm a .

BG 9:13

l 11 d e Bhagavacl Gita spreekt Shri 1...: rishna van deze har

Occulte

schema V monie als van zij n daiviprakrit i . J n gewone taal wordt het woordentolk:

woord l even zeer j ui s t gebruikt om de w issel w e rking uit


te

drukken,

denken

die

maya

i s, indien de menschen aan leven

niet als aan het

chit binnen

in hen noch als de

kracht der natuur buiten hen, maar als aan de harmonische


wisselwerking tusschcn
nerlijke

als het

die

uiterlijke

beide,

waarbij

zoowel het in

in aanmerking genomen wordt.

Zoodra iemand philosofie schrij ft, denkt

men,

dat

(i

rwod

zakelij k iets nieuws bedoelt wordt met een woord als le


v en, m aar in d i t geval is ebt geenszins zoo.

Dat l even i s

een m aya, een begoochel i n g, enkel om d at h e t niet h et w are


leven is, d at geluk is, het l e v e n

va11

Shiva zelf, m aar alleen

zij n wedergeboorte in d ez e tweevoudigheid.


Van dezelfde groote waarheden wordt in de Gita ( H oofd
stuk
vier

8)

gesproken,

groote

w aar

afcleelingen

der

Shri

Krishna spreekt over de

werkelijkheid,

adhyatma,

ad

hidaiva, adhibhta en adhiyaj na. De eerste daarvan is Shiva


boven de achtvoudige openbaring. De tweede en derde zij n
het groote actieve en passieve beginsel, het goddelijke en
het s toffelij ke, "al s tweel ingen op n l ijn" ( om een uit
drukking te gebruiken uit de "Stem van de Stilte" daar
echter met een ander doel gebruikt) . De vierde heeft be
trekkin g op " I k hier in het l i chaam" ; het i s het beginsel
van o ffering, w aardoor het leven (de w i sselwerking tus
schen chit en sat) geheiligd wordt. Sacrificio in het Latyn

daiviprakriti

66
b e teekent "ik maak heilig" ; offerin g ziet men in de we
reld in de wij z e , waarop bewustzij n e n stof elkander hel
pen b ij

wat

w ij

leven

noemen en die, waarop het eene

schepsel altij d iets opgeeft voor het ande re, hetzij vrij willig
o f onvrijwillig, zoodat allen een georganiseerd geheel wor

den en alzoo heilig zijn.


Er is geen beweging zonder dit offe r ; daarom zegt men,
d a t God beweging i s . Een andere wij ze, waarop men de
lagere drie van d e vier kan zien, is i n den vorm van ruimte,
t ij d en beweging. De ruimte staat in verband met de stof
felij ke zij d e der dingen, de t ij d m e t b ew u s tzij n en b ewe
ging

vertegenwc)Qrd igt

de

Godheid,

het adhyatma. E en

par o ude Sophi s ten b rachten een vermakelijke redeneering


O j ' het tapij t, n .l. dat geen voorw e r p ooit bewegen kan,

w ant zeiden z ij , " h et kan zich niet bewegen in de ruimte,


waar het i s en zeker kan het zich niet bewegen in de r uim
te, waar het n iet is". Natuurlij k zou het, als er niets dan
stof was, zich niet kunnen bewegen. M aar wij we ten, dat
een voorwerp zich b ewegen kan van de plaats waar het
is, n aar een andere plaats, waar het te voren niet was. D e
ze

opvatting wij s t op het bestaan van een beginsel, d a t

de beperkingen d e r ruimte overschrij d t . De r u i m t e i s een


beperkin g, het is slechts een deel der werkelij kheid, het
is minder dan het geheel. Daarin vertegenwoordigt bewe
ging het goddel ij ke.
Bij de studie van het bewustzijn vindt men een gelij ksoor
tige moeilij kheid. Men verbaast er zich dikwij l s over, hoe
het mogelijk is, dat men hetzelfde bewu s te wezen kan zij n,
dat men g i s teren w as of een jaar geleden, of als kind of
in een vorig leven. H oe, vraagt men zich af, kan het be
wustzijn, dat een veranderlij k ding is, tegelij k zij n dat,
wat het was en wat het nu is ? Het komt, omdat h e t be
wegingsheginsel boven en b ui ten h e t bereik van den t ijd

67
is, die de beperking van het b ewustzj n is. De ruimte be

hoort tot het passieve beginsel, de tij d behoort tot het


actie v e begi nsel en b eweging behoort tot G o d of Shiva.
Wij hebben in onze sam enstelling niet slechts stof in den
vorm v a n een l i chaam , bepe rkt in de ruimte, en bewust

zijn met zj n drie v ermogens, beperkt door den tij d, wij


h ebhen ook God, nooit afwezig, altij d uitstij ge n d e boven
deze beperkingen van tij d en ruimte. Deze G-od i n ons,
d ie n i n alles

noemen wij "IK". Daarom zegt Shri

Kri sh na al tijd, dat hij, d i e volmaaktheid b ereikt heeft, d ie


de

waarheid

kent,

,tot

Mij

zal

komen".

Als

Shri

Krishna "IK" zegt, bedoelt hij eveneens het ,, IK" in hem,


tot w i c n hij spreekt. Er i s s l e chts een

I K" e n hij, die het


"
in zichzelf vindt, zal het in allen kennen.

Adhyatma

Bhagavad Gita 8:3-5

Adhidaiva

Adhibhuta
Adhiyajna

Vedanta Dictionary:
Sacrifice, The Principle of
This is indicated very clearly in the third chapter of the Bhagavad Gita. Briefly, it states that all creatures in the
world depend on one another for sustenance and support. The mutual maintenance thus depicted is to be lived
voluntarily on the part of the spiritual aspirant and the sage. His possessions, energies and powers in the world are
to be used for the welfare of others (called loka-sangraha). Actions done as sacrifice (unselfishly) do not make
future karma, since only actions done with personal desire have that effect. All the same, the good actions so done
liquidate or neutralize old karmas which are in storage from the past. It is this motive of love of others which
makes actions sacred or holy.
Sacrifice, thus understood, is one of the three activities which must be still carried on by one who has renounced
the world. (See under Renunciation.)
Ritualistic sacrifices on the altar are considered by the enlightened Vedantist to serve as reminders of this
principle, useful for those who forget, or for those who would otherwise never think of it.
So great is the feeling of mutual obligation in India that quite often a villager, feeling that the time has come to
discard an old pair of sandals, will place them gently, almost reverently, behind an out-of-the-way bush, express
his thanks, give a sincere salutation and only then depart.

HOOFDSTUK IX.

DE ZEVEN BEGINSELEN.
In zooverre er drie aam:ichten van het bewustzij n en drie be
ginselen van stoffelijk bestaan zijn en de harmonie daartusdie maya is, zijn er ook zeven fundamen t eele
heden, niet meer en niet minder, i n de wereld der menschL
lijkc ervaring. Drt zevental i s niet ontstaan uit een drietal

ons stelsel van maya of leven, omdat het slechts een deel is
van een

stelsel, waarin het zevental reeds bestond ;

maar Shiva leent ab het ware, bij het maken v an zijn Drie
beid uit zijn zevenvoudig zelf, drie van de zeven aan Brahma
en nog drie aan Vishnoe en behoudt het zevende, Ananda,
voor zichzelf.
Hieruit ziet men, dat deze zeven volkomen gelij k zij n en
geen enkele uit een menging o f samenvoeging met een der
andere bestaat en zij worden terecht beginselen - aanvanke
lijkheden - genoemd. Als wij ze voor h et gemak door getallen
voorstellen, dan zij n die getallen slechts willekeurige namen

en

geven zij er geen betrekkelijke plaats aan ; o f als wij ze door


iagrammen voorstellen, is dat alleen, om ons geheugen

te

helpen en de meetkundige hoedanigheden van het d iagram


moeten niet aan de beginselen toegeschreven worden. Het ge""
vaar van het gebruik van zulke diagrammen is, dat z ij zelf tot
een beginsel behaoren en zij er toe leiden, dat wij de andere
zien van het standpunt van dit ecne en zoo hun werkelij ke
natuur verduisteren.
Het eerste diagram behoeft weinig uitlegging, daar h e t ons
de ineengestrengelde driehoeken doet zien, den Theosoof wel
bekend. Het is de beste voorstelling van de zeven beginselen

69
en ik heb er getallen bijgezet, om ze aan te duiden - r, 2, 3,
4, 5, 6, 7 De driehoek met de punt naar boven is chit en die
met de punt naar beneden i s sat en het geheel is een symbool
van het uitdrukken door twee verwante driehoeken van d e
zeven ge!Uke beginselen, d i e wij d e zeven goddelijke begin
selen zouden kunnen noemen en die onder het diagram nog
eens in tabelvorm zijn aangegeven.

S H I V A

Wil

Stof
tp
...
"'
::r

Kracht

Ql

"'
'<
"'

Wet

<:
Wijsheid ;;
(Liefde) ::r 1:1
0

Werkzaamheid
(Gedachte)

Het tweede diagram doet zien, hoe dit zevental is i ngedeeld

in de groote Drieenheid ; maar de bestudeerder moet zich i n

- - - ---- - -- ----------T

het bijzonder in d i t geval in acht nemen, niet te denken, dat


het eene stel boven het andere stel i n de ruimte geplaatst is.

BEGINSELEN

1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.

VAN GOD EN
E I GENSCH APPEN
IDEALEN VAN DEN MENSCH

Ichcbha

Vrijheid

Jnna

Eenheid

Kriya

Begrip

Maya
Sattwa

Harmonie
Waarheid

Rajas

Goedheid

Tamas

Schoonbeid

-------

70
Op den langen weg naar het geluk gaat ieder door drie sta
dia in zij n evolutie ; eerst door het stadium van sat, dan door
dat van chit en ten laatste door dat van Ananda. Dit toom aan,
waarom alle schepselen het geluk zoeken en al de zeven be
ginselen, die hun leven in de wereld in beweging zetten, zij n
slechts middelen tot dat doel. Zelfs d e liefde, het inwezen van
het bewustzij n, verdwijnt daarin.
De mensch, die in zij n huidigen staat in het ebit-aanzicht
verkeert, denkt aan God in de natuur of sat, als buiten hem en
aan God in h et bewustzijn of chit, als in hem, maar Hij i s op
gelij ke wijze aanwezig in beide en in de praktij k zoeken de
menschen hun geluk in beide s feren, d.w.z. sommigen zoe

<:

ken wat hun de grootste dingen in het leven toeschij nen, door
::r
zich "in zich zelf terug te trekken", en anderen trachten dat,
wat hun het ware doel des levens toeschij nt te bereiken door
"moedig naar buiten uit te treden". Ieder heeft innerlij k m eer
den drang naar het bereiken van n der z even idealen dan
van de andere zes.

De goddelijke beginselen, hierboven in ta

belvorm gegeven, worden aldus de idealen van den mensch.

- - - ----

--

Maar daar ieder mensch aan Shiva behoort, heeft hij, evenals

Hij, alle zeven beginselen in werking, die zij n bewustzij n in

aanraking brengen met alle zeven fundamentede werkelijk

E I GENSCH APPEN
heden des levens. Doch ongelij k aan Shiva, heeft hij ze onge
BEGINSELEN
lij kmatig en is n altij d sterker dan de rest. Dat ne wordt
zijn straal genoemd. Alle universeele beginselen oefenen steeds
hun aantrekking uit o p alle menschen, maar ieder mensch
antwoordt voornamelij k op dat van z ij n eigen straal, wat
dan zij n grootste levensideaal wordt en zij n bewustzij n
kan opvoeren t o t het meest intense leven, waartoe h ij i n
staat is.
Ichchha is wil en uit d e bespreking, die wij er over ge
voerd hebben, is het duidelij k, dat de levenstoestand Yan
-----hem, die zich

daarin verheugt, er n is van vrijheid. Als

71
dit beginsel het sterkst in

zal vrij h ei d bij hem

boven alle andere dingen gaan.

h eb b e n wij gezien,

is d e w ij sheid, d i e het eene

in volkomen sym

doet t rillen m e t het andere. Het is liefde, die naar


steeds grooter vereeni ging verlangt ; ofschoon volmaakte
eenheid evenals volmaakte vrij h ei d , alleen mogelij k is i n
Ananda. Begrij pen e n b evatten zijn

beide woorden, die

een werkzaamheid van mentale kracht of gedach te vcron


derstellen en de groote

d rang

in den

mensch, die kriya

als o v erheerschend beginsel h eeft, is, om het


van al het bestaande te o mvatten. I n h et hoofdstuk over
d e vierde straal zal ik de aantrekking voor den mensch
van h et beginsel van h a rmonie uitleggen. All e s wat hier
i n h e t kort gezegd kan worden, is, dat m e n s chen van de
zen straal scho mmelen tusschen het zoeken

I;

zichzelf

en h e t uitgaan uit zichzelf en dan pas gelukkig zijn, als


zij de aanspraken van h et innerlijke en uiterlijke van hun
leven i n h armonie kunnen brengen .
Zoo h ebben ook rassen en volkeren, cvcnab de m enschen,

hun overheerschende beginselen en ik kan h e t best de rest


van d e :schaal v erduidelij k en door u te zeggen, d at in den
eersten

tijd

der

Arische geschiedenis

en zelfs heden ten

d age in Indi, de eerste drie i d ealen h et sterkst tot den


m e nsch spreken ; w ij zien h em God in zichzelf zoeken,
zooals wij d a t gewoon zijn u i t te drukken, l angs deze
drie lij nen, die zeer duidelij k uitkomen in d e groote scho
len van Yoga, respectievelijk van Patanj ali,

Krishona

en Shri S h an ka r ac hary a. M aar a l s wij in d e ev olutie van


h et Arysche ras b ij h et m i d d elste
de Grieken, dan zien

wij

het beginsel van h armonie een

beroep doen op den mensch en de wij zen zien het ras als
h e t w are omwerpen naar een w aardecring v an God als
sat en wij vinden het o n twaken van een grooten ziele-

72
honger onder de m enschen naar de ontdekking van God
in de u iterlijke wereld als w aarheid , goedheid e n schoon
heid.
Deze d rie wij zen van het buiten zich zoeken
oyereen met die van het binnenin

stemmen

zich zoeken,

want er

i s een betrekking tusschen God b ui ten ons e n God b innen


ons, t usschen God i n de natuur e n God in het b e wust
zi n . Deze treedt te voorschij n tusschen ichchha en tamas
en daardoor tusschen den w i l in het bewustzijn en de vast
heid der dingen. Wil is de vastheid in het bewustzij n en
stoffelijkheid is als het ware het willen der dingen, weerspan
nigheid, tamas . D at

nu

is, zooals later vollediger uitge

l egd zal worden, schoonheid, het eeuwige evenwicht van


volmaakte stoffelijke

dingen, in

rust of i n beweging.

Zooals tama,; overeenkomt met ichchha,

komt raj as

zoo

overeen met j nana. Het laatste i s de liefde in den mensch, de


kracht in het b e w ustzij n, die de vele levende dingen bij
elkander b rengt en houdt ; het eerste treedt in hem te
\'omschij n als begeerte, die alle d ingen tezamen b rengt
e n de universeele milddadigbeid zoekt. Het i deaal van God
als goedheid, doet den mensch God zoeken in o f achter de
natuur als den milden schenker ; God wordt aangebeden
als het totaal v a n alle goe d e dingen.
De betrekking tusschen kriya en sattva is die van de ge
dachte

en

de natuu rwetten, die de waarheid

der dingen

vormen. De mensch , die de w aarheid zoekt door on der


zoek van de w ereld is hij , die voelt, dat er waarheid of
w e rkelij kheid i n is, die het slot aller dingen is e n w aa r voor
i eder moet b uigen. D e overheersching der laatste d ri e i de
alen in de latere Arische rassen heeft in hun leven de drie
groote vormen van aanbidding van God in sat

of

de na

t uur naar voren gebracht, die gewoonlij k genoemd wor


den wetenschap, devotie e n kunst. Als er eenige duister-

73

heid mocht bestaan omtrent de tweede van deze, l aten wij


ons dan herinneren, dat de Eu ropeesche volkeren in hun
gewij de plaatsen zich voor God buigen en Hem vereeren
als de bezitter en schenker van goede din gen en Hem in
het

bijzonder

waardeeren

om

wat zij

zij n

goedheid

noem.en.

De betrekking tusschen de binnen- en buitenwaarts

kende

paden, de i dealen,

drukking in

menschelijke

die

zaken, ziet men in het

hierna-vol

gend diagram :
ZOEKEND IN EN INWERKEND OP
DE WERELD DER DINGEN
WIL
LIEFDE
GEDACHTE

Waarheid
Wetenschap
"'
5

Goedheid
Godsdienst
6

Schoonheid
Kunst
7

Harmonie
Vertolking
(Verbeelding)
4

//

1
Vrijheid
Heerschappij
WIL

zoe

ze heheerschen en hun uit

2
Vereniging
Filantropie

3
Begrip
Wijsbegeerte

L I E FDE
GEDACHTE
ZOEKEND IN E N I N W ERKEND OP
HET BEWUSTZIJN.

HOOFDSTUK X.

ONDERLINGE VERHOUDINGEN.
[k heb uitgelegd, dat Shiva n is en dat Zijn eenheid niet
verstoord wordt door

de

aanwezigheid

van

Vishnoe

Brahma, die in Hem bestaan en elk drievoudig

en

Shiva

is ook zevenvoudig in wezen, zooals het voorgaande aangeeft


en ik reeds vroeger zeide. Het beginsel, dat HU voor zich
behoudt, wordt soms de synthese van de andere zes genoemd,
maar is in waarheid het ne beginsel, niet gemaakt door de
samenvoeging van de andere, m aar dat, waaruit de and ere
afgeleid

BRAHMAN

(SAT-CHIT-ANANDA)

SHIVA
ananda/gelukzaligheid

sattva/wet

I chchha

Jnna
jnana/liefde-wijsheid

Tamas

Kriya

Sattva

Rajas

75
Vishnoe en Brahma bestaan naast elkaar gedurende het
geheele tij dperk van openbaring of een dag v an B rahma en
worden in harmonie gehouden door Shiva, door zij n yoga
maya.

De

wijze,

waarop

de Drie tot elkaar in betrekking

staan, wordt dan verduidelij kt in het uiagram op de vorige


bladzij de.
Shiva beroert al de ze beginselen, als afgescheiden van het
eene, door Zn maya,

m;:tar

blij ft zdi het eene Ananda.

V i shnoe keert zich naar Shiva door ichchha en raakt Brahma


aan door kriya en blij ft in zi chzelf steeds j nana, liefde, hd
universeele bewustzijn of hart.
B rahma keert zich naar Vishnoe door raj as en naar Shiv a
door

tamas e n blij f t in

zichzel f steeds sattva, wet, o f het

universeele denkvermogen of de ideenwereld.


Het bewustzij n van i ederen mensch is een deel van Vishnoe
of chit en de geheele evolutie door alle gebieden, waarvan de
theosofen spreken, is de uitbreiding van zijn bewustzij n, om
meer en meer van Vishnoe te bevatten, die de theosofische
Logos is en door sommigen de God of het hoogste bewust
zijn

van dit werelclstebel

genoemd \vmdt.

Hij

is

niet de

universeele God, maar de God van het bewustzij n, en zijn


drievoudige aard is ichchha, jnna en kriya. Om dit te be
grijpen,
maar

moet

gij

in het geheel niet aan gebieden denken,

trachten in te denken, dat Vishnoe het algeheele en

alles omvattende bewu stzij n is van dit stelsel.

Hirarchisch
bewustzijn van
De groote Driehoek in de Occulte Hierarcbie van onzen
de planeet Aarde
(in drie leden) aardbol is een belangrij k deel van Vishnoe, van wien het
wil=Heer van
b ew u s t z ij n van eiken m ensch weer een kleiner deel is. Zij n
de Wereld,
jnana=Boedha,
drie leden - d e Heer der Wereld, d e B uddha e n d e Ma
kriya=
Mahachohan.

h achohan

--

vertegenwoordigen

daarom

het

ichchha,

jnana en kriya van den Zonne-Vishnoe. Zij vertegenwoor


digen niet Shiva, Vishnoe en B r ahma. M aar daar Vishnoe
in aanraking b l ijft met Sh iva en Brahma langs de geh eel e

76
lijn v a n het bewustzijn, en niet alleen m a ar in het zonne
hoofdkwartier,

vervul l e n

deze

groote machthebbers dat

ambt voor h et wereldbewustzijn. De Heer der Werel d is


daarom als het ware naar den universcelen G o d , Shiva,
o p da t h et bewustzUn van onzen a ardbol h e t zelf

zal kennen en zijn wil zal doen ; d e Heer Buddha houdt


het ver eenigd e jnana van onzen aardbol in zi ch en biedt
het den Zon ne-Vishnoe aan.

Bei d e zij n eenigszins verbo r

gen functies, b o v en de rij ken van Maya. M aa r de


h achoh an, die het

bruikt die

macht,

hauteeren en d us

Ma

van onzen aardbol bestu urt, ge

om de d ri evoud i gh eid

door

van

B rahma

te

may a het bewustzijn van onzen

aardbol te verhinden met de d ri e vou d i ge wereld v an stof.


Aldus heeft hij vijf bcginden onder zijn hoede.
Alle leven is Sh i v a ' s leven, maar d e mensch gaat door het

Vishnoe stadium, zoodat, ofschoon elkeen behoort tot een der


grondbeginselen van S h iva's e ene le ven, hij nu zi n i nne r

lijken aard doet zien door een vorm van bew us t zijn. Maar
bedenk,

dat

bewustzijn,

het tijdsproces, zij n ware le 1ren

ni et i s ; evenals l outer bestaan, het ruimte-proces niet zijn


bew u s tzi jn i s .

Zooals

hij een dee l van Brahma voor zijn


hU

l i chaam
YOOr ZIJn

een

deel van Vishnne

maar zijn werkelij ke !e,-en is boven

bewustzij n .
Daar nu Shiva, zij n ware God, evenzeer n is m et Vi shnoe
als met B rahma, kan h ij ,

terwij l

hij in den hewus ten staat

van mayavisch leven verkeert. Hem zoeken door zij n b e

w ustzij n naar binnen of naar b uiten te keeren, naar d e


universeele beginselen, di e h un uitdru kking vinde n d o o r
Vishnoe of d o o r B rahma.

\Vil , Liefde e n Gedachte worden

op deze wijze tweevoudig, !Jinnenwaarb keerend naar het

bewustzijn of b u itenwaarts keerend naar de

al naar

77
mate van de straal van de versoon, die zic h in dat be
wustzijn verheugt.
Toch, ofschoon ieder mensch leeft in de drieenheid van
bew ustzijn, is hij zelf, daar hij van Shiva komt, zevennm
dig e n al de zeven ueginselen zijn onscheidbaar en aan
wezig in ieder mensch, maar dat, hetwelk het sterkst is
in zijn aard, wordt zijn straal genoemd.
mensch

is

daarom

De ,.;traal v an eeli

n iet slechts niet een s t offelijk ding,

maar ook zelfs niet een onderscheiding in zijn Lewustzijn .


hij behoort tot hem in zijn Letrekking tot Shiva.
daarom nooit

gezien

Hij kan

worden, omdat het gezicht een der zin

nen is, hoe hoog ook het gebied moge zijn, w aartoe dit
zintuig behoort en het doel is altijd de goena's, sattwa,
rajas en tamas. Bewustzijn is nooit
nog het

werkelijke leven,

zichtbaar,

veel minder

ananda. Evenwel als een mensch

zichtbaar werkt langs een zekere lijn, en zich zekere soor


ten van stof heeft toegeigend (het leven in het stad i um
van sat) voor zijn voertuigen en doeleinden, kan daauit
afgeleid

worden,

dat

zijn

straal w aarschijnlijk rich ting

heeft gegeven aan zijn keuze Yan werk en de eigens chap


pen van zijn lichaam bepaald heeft .
Wanneer wij van iemands straal spreken en aldus aan zijn
overheerschend beginsel denken, laten wij dan het feit niet
vergeten, dat hij evenzeer de andere beginselen heeft en
ook, dat wij van een mensch spreken, d.w.z. van iemand,
die de meester van zichzelf is, in zooverre ten minste, dat
zijn leven geleid wordt van binnen ui t zijn bewustzijn en
niet een samenstel is van reflex-daden of gehoorzame ant
woorden
langs

op

de omgeving. Een mensch, die God zoekt

den weg van zijn ideaal, is positief,

niet onderge

dompeld in en overheersebt door sat, zooals onontwikkel


de menschen. Hij gebruikt de kracht van zijn gedachte, om
de waarheid te ontdekken, of van zijn gevoel, om de goed-

78
beid der dingen te ontdekken, of v an zij n w i l voor w erk,
om schoonheid te vinden en te openbaren. Al deze werk
zaamheden zij n geheel verschi l l e n d van de dienstbaarheid
en

negativiteit

van

den

embryonalen mensch, die voor

geen ander doel leeft dan om zich over te geven aan ij del,
zorgeloos en zelfzuchtig vermaak.
De stralen der dieren zijn duidelij k te onderscheiden, maar
met den mensch i s dat niet h et geval, totdat hij een aan
zienlijken vooruitgang gemaakt heeft in het menschenrijk
en de reden hiervan is, dat er in een zeer w erkelij ke en
natuurlijke beteekenis een val is geweest van den m ensch.
Hij heeft zich met de ontwikkeling van zij n verstandelij ke
vermog-e ns z u l k een men g-sel van karma geschapen en zich
blootgestelel aan zoovele invloeden, dat gewoonlij k de diep
gees telijke verlangens van den m e n s ch zelf bedolven en
zelfs

voor

zij n

eigen

gezi cht verduisterd worden. Toch

zou iemand, die d e bekwaamheid en het geduld had, dezen


gewonen mensch te ontleden, o n t dekken, dat n van zij n
beginselen sterker was dan d e andere, e n dat het d e kracht
ten zijner ziel heeft geleid naar het universeele aanzicht van
hem.
In een mensch van karakter,
zijn

lichaam

of

van

die geen dienaar is

van

de persoonlij ke gevoelen, aan d a t

l i chaam verbon den, o f de vastgezette denkbeelden, d i e het


verkregen heeft, m a ar die waarlij k eenige actiev e wil of
gedachte in zich heeft, die hij als leid draad voor zij n leven
gebruikt,

kan

de

scheiden worden

straal
en

betrekkelij k gemakkelij k o nder

er zij n e zekere vragen, die hij zich

s tellen kan, die h em zullen helpen zij n straal t e ontdek


ken ; maar die moet ik bewaren totdat iedere straal afzon
derlijk beschreven wordt.
In het gewone leven kunnen wij de stralen uitgedrukt vin
den in de volgende algemeen.e typen :

79
D e mensch van wil, vrij heid zoekend door meester

I.

Brahma,
Sat
(openbaring)

schap over zichzelf en zij n omgevi ng ; d e heerscher.


D e mensch v a n liefde, eenheid zoekend door medege

2.

kenmerken:
onafhankelijk
en intuitief

voel ; de philantroop.
3

De

De

mensch

van gedachte, begrip

zoekend door het

bestudceren van het l even ; de wij sgeer.


Shiva,
Ananda
(gelukzaligheid

van

verbeelding, h armonie zoeken d op

bolische kunstenaar of d i c hter.

5
Vishnoe,
Chit
(bewustzijn)

mensch

drievoudige wij z e ; d e m agir, de acteur en de sym


De mensch van gedachte, de waarheid zoekend in d e
werel d ; de wetenschappelij ke mensch.

6.

De mensch van l iefde, God als goedhei d zoekend in


d e w e rel d ; d e vrome.
D e m ensch van wil, d e schoonhei d zoekend, die God

is, in d e w e rel d ; d e kunstenaar en kunstnij vere.


De uitingen en werkzaamheden van deze algeroeene typen
zij zeer verschillend ; men zal uit de afzonderlijke beschrij
ving daarvan in h e t tweede d eel zien, dat zij respectieve
lijk de eige n s chappen insluiten, die aan de stra l e n werden
toegeschreven op de versch i l lende lij sten, die in het licht
zijn gegeven.
Vr ik het Eerste Deel van dit boek eindig, wil i k nog even
u it l e gge n ,

waamm

ik

de

heel den en de t e rmen uit de

Sanskrit letterk u n d e gebruikt heb in plaats van andere,


waarmede
Ten

B ollandsch

eerste,

sprekenden

omdat ikzelf

deze

meer ver:muwd zij n.

waarheden

in

die termen

geleerd heb. Ten tweede, omdat ( evenals in de moderne


wetenschap en techniek) het wenschelij k is, nieuwe woor
den

voor

woorden

nieuwe
de

meest

begrippen

te

hebben,

en de Sanskr i t

geigen d e zijn. D e z e waarheden zij n

v a n de geheele wereld, e n d e taal, die wij e r voor gebrui


ken, doet er niet toe --- en Ch ristenen zouden b.v., indien

8o
zij dat w enschen, bij hun eigen vertolking daarvan "den
Vader, den Zoon e Shiva.
n den Heiligen Geest" in de plaats kun
nen stellen van

Vish noe en Brahma.

.....

lil
lil

Cl)

z
[IJ
1-l
,<(

E-t
z
[IJ
>
tiJ
N
[IJ
0

Er zij n zeven Hoo fdgroepen van . . . . . . . . . Dhyan Chohans, welke groepen in eiken godsdienst gevonden en erkend
zullen
Stralen.

w orden,
De

w an t

zij

M e n s c h h eicl

zij n de oorspronkelijke Zeven


is,

zooals

het Occultisme ons

leert, verdeeld in zeven onde rscheiden Groepen.

DE GE H E I M E LEER.

GL1/11 over elementen en atomen


[...] Er zijn zeven hoofdgroepen van dergelijke Dhyni-Chohans; deze
groepen zal men in elke religie vinden en herkennen, want ze zijn de
oorspronkelijke zeven stralen. Het occultisme leert ons dat de mensheid is
verdeeld in zeven verschillende groepen met hun onderverdelingen,
verstandelijke, spirituele en fysieke. De monade nu, opgevat als EEN, staat
boven het zevende beginsel (in de Kosmos en de mens) en als triade is ze de
directe stralende nakomeling van de genoemde samengestelde EENHEID,
niet de adem (en bijzondere schepping uit niets) van God, zoals deze
eenheid wordt genoemd; want zon denkbeeld is heel onfilosofisch en
verlaagt de godheid door deze neer te halen tot een eindige, aan
eigenschappen gebonden toestand. [...]

HOOFD STUK XI.

DE EERSTE STRAAL.
" Zichzelf regeeren of bouwen op zichzelf", zeide de Manoe
van ons ras, "is gel uk ; geregeerd worden door anderen,
is e llende." Dit

past den mensch van den eersten

want het is de eerste der drie stralen van onafhan


kelijkheid en intutie.
Men teekent menschen van d eze drie stralen als onafhan
kelij k, omdat ze de wereld niet zoozeer beschouwen als een
leeraar, een gulle moeder o f een schoon teh uis dan wel
als een l and van avontuur voor den dapperen wil, het zon
nige hart of den omhoog strevenden geest, waarheen men
gekomen is als uit een ver land, om daden van dapperheid
te verrichten. Zulk een m ensch is vol initiatief, o mdat
niet

wacht op dingen

en

gebeurtenissen als drijfveeren

voor zijn daden, m aar hij is geneigd ze alle te behandelen


zonder den noo<ligen eerbied)

als

stukken in een

dat hij speelt, m ateriaal voor een plan, dat hij bezig
ts

uit

te

voeren.

Hij wordt de

mensch van intutie ge

noemd, omdat hij zonder aarzelen zijn eig-en vermogen:;


van

denken

en voelen in zijn levensspel geb ruikt en zij

groeien door die oefening. Hij verlangt i n den wil meer


ge voel van het zelf, in het hart meer gevoel van het l even,
in het denkvermogen m eer gevoel van dingen

hij zoekt

God of het gel uk in die dingen van het innerlijke bewusten

gebruikt

het leven daarvoor, terwijl anderen de

groote wereld daarbuiten dienen, met hun vermogen en


bekwaamheid van gedachte of wil of gevoelen en leeren
door het
onderwiis.

dat de nat u ur geeft.

------------
--

84
leiden tot hetzelfde resultaat - een
en u i terlijke leven.
in de natuur zoekt,
werken haar schoonheid en m i l dheid en waarheid op hem
in

en

ontwikkelen

de

vermogen s

zie l ; e n a l s h ij

tracht de vermogens, die hij in zich voelt, volle uiting te


geven, ziet h ij , dat dit alleen gedaan kan worden door ze
te geb ruiken voor d e n vooruitgang d er uiterlij k e w e reld.
Elkeen trekt zich dus in zichzelf terug en treedt naar bui
ten uit tezelfder tij d .
In den mensch van wil op den eersten straal is zelf-heerzelf2:evoeltoon. Als
schappij de overhcerschende
tot dezen straal
zal

sterk

Uw

(en indien gij niet

andere opzi chten, kan het tevens


onaangenaam

ZIJ n)

en

zal U b egiftigen met e en stand

te m i dden van dingen en gebeurtenissen, die


b ij n a niets ter wereld kan doen wankelen of verand eren,
een neiging om positief in Uw daden te zij n en den m oed,
om het hoofd te b ie d en aan het l even als een avontuur en
geen toev lucht

of rust in dinge n te zoeken. Als gij d i t


digheid
sterk hebt, z a l er o p de geheele
wij de wereld geen tehuis
van het zelf het middel
van uw wezen

Dit is geen

staat op erkenning door ande


ren, of daarvoor w erkt - e e n d u s d anig werken i s een tee
ken van afhankelij kheid van uiterlij k e dingen
hoog

maar een

van den w are n mcnsch, van het eigen w ezen

e n een h ui vcrende afschuw van den vreemden vinge r van


daarin dringende gebeurtenissen o f personen, die het hei
ligdom zo u d e n kunnen aanraken. Zooals niemand schoonheid kan zien zonder haar te

som-

migen er naar kijken, zonder te


kan zien, zonder haar te vereeren, zoo kan niemand, die

ss
de aanraking met het zelf in zich voelt, ooit iets anders
d an een ij verzuchtig priester van zUn h ei l igdom. Deze
waardigh e i d is ver verwijderd van trots ; zulk een mensch
i s te h oogmoedig om trotsch t e zij n. Het is geen gevoel
van m eerderheid, dat er de oorzaak van i s ; het sluit abso
l u ut geen vergelij king met anderen in en geen meten van
kracht. H ij is berei d n te zijn met an deren o p voet van
gelij kheid en

namaskr tot God o f bedel aar. H ij stelt

niet zonzeer belang in 'U'at h ij is als in dat h ij is. Hij is bo


venal de mensch zonder wenschen en l eeft van bi nnen uit.
Tengevolge van deze l evende macht, die i n het leven ge
voeld wordt, is het groote i deaal van dezen s t raal onafhankel ij k h ei d , of leven v a n binnen uit,

zijn van de

kingen der omgeving, en is er een neiging tot het beheer


schen v a n omstandigheden en vinden van een weg, om ze
in overeenstemming te brengen met zijn pl annen. Op het
schaakbord v an het leven zal iemand van dit type altij d
een eigen plan van aanval zoo vroeg m ogel ij k in vol l en
gang

hebben

en

hij

zal de zetten van zij n tegenstander

negeeren, zooveel hij d urft en gebruik maken van alle be


s c h ik bare zetten en s t u kken voor den aanval, dien h ij be
raamd h eeft. H et is een kenmerk van den wil, dat h ij door
alle mogelij k e middel e n zUn doel tracht te b ereiken of met
and ere

woorden,

den

geest

voortdurend

aan het werk

zoodat h ij vroeg of laat zeker den weg naar het doel


zal vinden.
H et is dit besef van

eigen goddelijkheid, dat hem soms

doet zeggen "ik wil" zonder te weten, hoe h ij


hij

heeft

een

nooit

fal ende

i ntutie van het

i nwonende zelf de eindelijke en absolute bewerker

v an

eigen l o t is, evenals h e t de basis is van zij n eigen kracht.


In h em b e grijpt gedachte het zelf, b uigt zich toewij ding
er voor n eer, werkt de hand er voor, en elk ander deel van

86
hem he eft het zelf lief en daarom kan

i nderdaad willen

met zijn geheele leven en wezen. Door deze innerlijke vast


heid, is deze mensch gewoonlijk op zij n best i n tegen s p oed
en hij ziet met een vriendelij k oog de verwoesting aan,
die steeds p laats heeft in het rij k der natuur. Som m ige
menschen

o n tzet over de gri m m ige wet der natu ur en

lief.z ij n eigen
er tegen, maar h ij ziet i n h aar slechts
mac h t op een grooter schaal en heeft haar
een waardig

sterk man
waardeert

werk

het

aan

tegenstander

den

werker,

zooals een
hoogacht. Hij
en

als

iets

voel t hij den wil, die er achter werkt en

goed

h et geeft h em een s temming van zegcviering, waarmede


h ij drijven kan op de krachten der wereld -- e ve n a l s op
kleiner sch a a l
is

in

het

een

water

vr hij
IS

geoefend zwemmer weet, dat hij veilig


en

h a l f-bew ust zich in deze ste m m i n g

er i n

; e n evenals h e t zwemmen

en niet het water, evenzoo is deze mensch niet in d e n

waan,

dat

uiterlij ke

dingen

waarde

hebben.

Hij

werkt

niet voor de v o ldoening van het w i nnen van een wereld


sche positie om later rust of gemak te genieten, en daarom
drukken vernietiging en fal e n hem niet meer. A l s weer
een nieuw p lan onder handen

is hij altijd gereed, schoon

schip te m aken voor nieuwe daden en de oude d i ngen te


laten varen of op zij te duwen en wellicht d uldt h ij sums
geen onnoodige d i ngen en personen, die in het werk onnoo
dige gevoelens, gedachten e n woorden mengen.
,Hij heeft meestal een plan onder handen, en als dat
werkt is, eer: nieuwen opzeL, even regelmatig als de
van de zee. Soms treft gij hem aan in een bui van vernie l i ng :
hij verscheurt met grool pleizier oude brieven en papieren,
verwij d ert

oude

b oeken

u i t zijn b i b liotheek, goo it o u de

meubels en kleeren weg, of op reis schudt hijHii


ze van zich
a f,

zooals een hond het water afschudt.

bereidt z ' ch

87
v oor op een nieuw avontuur, in den trots van zijn naakte
kracht, vrij van leden en de neusvleugels i n trilling.

Die

geest van vernietiging ziet men niet i n den mensch van


2e straal

den tweeden straal, die elk ding liefdevol v erzorgt, omdat


het tot hem spreekt van mens chelijke zorg en arbeid, en
iets belichaamt van de ziel en werkkracht van den mensch.
Ik heb een hooggeestelij k man van dezen straal gekend,
die oude enveloppen, die hij ontving, opensneed en den
schoonen binnenkant gebruikte om op te schrij ven, niet om
dat hij gierig was, maar omdat hij het werk van den mensch
l i efhad, ofschoon hij voor zichzelf zijn daad spaarzaamheid

3e straal

noemde en afkeer van verspilling. De derde straalsmensch


zal twee keer, drie keer en nog eens kijken naar het voor
werp, dat hij niet langer noodig heeft en het dan opbergen,
zeggende dat het misschien den een of anderen dag voor
iets anders gebruikt zal ku nnen worden.
De mensch van wil heeft zij n beurt nog niet gehad in de
politieke huishouding, maar wanneer dat gebeurt, zal men
zien, dat hij den verbruiker even hoog schat als den voort
brenger ; om het eens ruwweg uit te drukken, hij zou zeg
gen, dat men even goed hoorde betaald te worden voor
het eten van voedsel en het verbruiken van andere artike
len, als voor het maken van die dingen, behalve dat na
tuurlij k, wanneer zijn tijd van ideale anarchie gekomen zal
zijn, in een verre toekomst, nadat de menschheid de les
van broederschap >'Clee:rd heeft, er geen betaling aan wie dan
ook meer noodig zal zijn.
H et zelf is heilig. Geen wonder dus, dat

m en

zijn persoon

lijkheid eerbiedigt, omdat dit alles van het zelf

dat wij

kennen, en dat een onwaardige behandeling en belachelijk


maken van de persoonlijkheid de grootste martelmg is voor
die het zelf van binnen nog niet duidelij k gevoeld
heb ben. Het i s geen goede taktiek in het leven de persoon-

88
lijkbeid te minachten, want de god ach ter den afgod is
een werkelijke god ; en als zij voor het oogenblik slecht of
dwaas doet, komt h aar kracht i n dat opzicht toch van den
god van binnen, die straks i n zijn ware karakter naar bui
ten zal treden. De persoonlijkhei d is zoodoende de fieste
gezel en vriend van den mensch op a arde, zelfs al schijnt
zij soms te h andelen als een vijand.
Het is dezelfde wil in den mensch, die een gevoel van
werkelijkheid aan de dingen geeft en "mijn ervaring" tot
de eindtoets maakt van wat werkelij k is, zoodat alle ge
voelen en denken er op berust. De getuigenis van anderen
is zonder waarde, als zij daarmede in conflict komt, en
wanneer de man van dezen straal een leeraar volgt, is
daarom nog niet onderworpen geworden aan een ander,
want de leeraar wordt meer aangenomen als een gids dan
als een onderrichter ; en wanneer h ij een leider of kapitein
volgt, is dat,

omdat hij dat verkiest te doen. Indien de


Gij moet", zal h ij antwoorden "ik wil" en
"
"
als de kapitein antwoordt "Gij moet, omdat ik het zeg ,
kapitein zegt

antwoordt h ij "ik heb besloten, U te gehoorzame n , en


dat te doen, gehoorzaam ik dus m ij zelf". Hij mag er zich
op deze heldere wijze niet van bewust zijn, maar het is
een feit, dat er voor hem geen andere weg i s dan het zelf
van binnen te volgen.
Iemand van dezen straal voelt, dat het leven er is om te
handelen,

en de behoefte te beslissen

gelegenheden

dringt

zijn

in

oordeel

een

zich

sterk

zaak

aan

opschort,

in practische
hem
is

op.
dat

aan

Als
niet

uit

slapheid van wil, maar omdat hij besloten heeft, zijn oor
deel op te schorten ; maar hij zal dat betrekkelij k zelden
doen en zal er de voorkeur aan geven, een voorloopige be
slissing te nemen en die liever later te herzien dan in h et ge-

89
heel n i et te beslissen. H ij voelt, dat hij een z e t moet doen
in het spel, zelfs al ziet hij niet klaar voor zich uit. Hij zal
daarom veel meer leeren van de ervaringen, die h ij opdoet
als

het

over

gevolg

wat

van

zij n

gebeuren

kan,

daden
als

dan

h ij

op

door
een

het

denken

zekere

wijze

h an de lt. Er i s ook een i g- g-evaar v o o r onwrikbaarheid van


zij n besluiten, zoodat

h ij

n i et

zoo

o p e n s taat als wensche

lijk i s, om een zaak of daad nog- eens te overwe g e n . H ij


heeft
nieuw

besloten

en

besluiten,

wil

niet

tenzij

h ij

nog

eens

overwegen

en

op

beslist zich voorneemt, dat t e

doen, en de gelegenheid daartoe is soms moeilijk te vinden


door hen, die met hem moeten samenwerken ; en het kan
zelfs z ij n , dat h ij h et, zonder het zelf te weten, voor uit
gemaakt houdt, dat iets, o m dat het nu eenmaal in zijn
geest vaststaat, ook inderdaad zoo zij n moet en dat hij zijn
eigen sterke innerlijke overtuiging overbrengt op het rijk der
natuur en denkt, dat het ding- zoo i s en niet bereid is te
gaan zien, of het zoo is o f niet. Dit alles i s te w ij ten aan
het eenvoudig-e feit, dat d e wil zij n s terkste begi n s el i s en
steeds o p wacht staat o m zij n gedachten e n g-e voelens t e
b e h eerschen en ze te polariseeren v o o r zij n eigen doel
e i n d e n of stemmi n g.
De werkelij ke stemmingen van ons wezen zij n diep ver
borgen in het zelf, en de wil i s op deze wij ze slechts het
zelf, zich uitend in d e o p eenvolging van gebeurtenissen.
D a a r d e bestemming van alle menschen dezelfde is, willen
z e in h et diepst van hun wezen hetzelfde e n slechts door
deze fundamenteele eenheid i s volmaakte vrijheid t e be
reiken. Intus schen mogen w ij , i n dien wij van den yogi in
m e ditatie zeggen, dat h ij vast zit als een rots, van dezen
man zeggen, dat h ij staat als een zui l van ij zer. Zijn t ij
delij k e vrij h ei d ligt i n zij n geschiktheid, o m evenals eenige
der oude Stocynen, geen aandacht te willen schenken aan

90
d i ngen, die b uiten zij n heerschappij l iggen, want hij is v o l
komen meester van zichzelf en daardoor van alles i n d e
wereld, d a t b i nnen zij n macht v a l t . Het zou er voor zoo
iemand niet toe doen, als hij alleen stond in zij n meening
en

alle

andere menschen tegenover hem stond e n ; geen

twijfel omtrent d e waarheid daarvan zou er d aardoor voor


h em opgeworpen worden. Als hij verder een ontwikkeld
mensch was, zou hij natuurlij k d i e andere meeningen met
respect beschouwen, maar dat is alles. Zij n levenshouding
bepaald

hebbend,

kan

hij die volhouden, omringd door

een niet sympathiseerende w e reld en alleen staan, om dat


zij n kleur nooit bepaald wordt van buiten af ; om welke
red e n

h ij

door

de

Helpers d e r M enschheid uitverkoren

wordt voor het b rengen v an n ieuwe levenswijzen o p aarde.


Daar de wil het vermogen is van zelfverandering, zij n zelf
beheersching en strengheid voor zichzelf gemakkelij k voor
den mensch van dit pad. De eerste straals-mensch regeert
zichzelf met een ijzeren roed e. Als zoo iemand hoort b . v .
d at vleeschvoedsel slecht is, van een stoffelij k o f m o reel
standpunt, zal hij h et gemakkelij k opgeven en als het li
chaam het hoofd opsteekt en zegt : " o, i k heb weer b e hoefte
aan den smaak van w i l dbraad en meen je werkelijk, dat
je het m e niet meer wilt geven voor d e geheele rest van
m ij n leven ? " , zal h ij zonder aarzelen antwoorden : "J uist,
dat b edoel i k " . Als hij denkt, dat sommige oefeningen goed
zij n, zal hij ze doen en de weerzin of traagheid van het
l i chaam zal hem niet weerhouden. In dit alles zal geen
spanning of opwi n ding zijn, om d e eenvoudige reden, d at
de wil het rustigste ding ter were l d is. Soms d e n kt men,
dat de groote, lawaaierige, heerschzuchtige persoon d e m an
van w i l is, maar dat is niet zoo ; zoo'n man geb ruikt die
methode, omdat hij denkt, dat het een krachtdadige ma
nier is, om anderen aan hem te doen gehoorzamen, en hij

91
denkt dat, omdat h ij halfbewust weet, dat hijzelf benvloed kan
worden door lawaaie rige dingen, die van b ui t en af op hem
inwerken, iets, waaraan d e mensch van wil zich nimmer
onderwerpen zal. Neen, de wil is het rustigste ding ter
wereld.

En

de

m ensch

v an

zelfbeheers ching

z al zij n

s t renge levenswijze niet beschouwen a l s een d o e l o p zich


z elf, m a a r slechts als h e t g-oede leven van h e t reine zelf,
welks reinhei d h eilig is, niet als een bezitting of een Yol
brenging, maar als zij n wezen z elf.
Bij de Hindoes zien \-v ij wellicht op een ruime en nationale
wij z e de grootste mate van deze m acht. Er z ij n vele men
s c h en in Indi, die weinig geven om uiterlijke dingen, Z( .o
lang :het zel f i n hen tevreden is en soms zult gij menschen
ontmoeten, die dit ten opzichte van practi sche dingen sterk
hebben, maar zwak zijn op andere punten van hun aard en
die volkomen vrede hebben, met uw geloof,

dat gij

uw

eigen weg volgt, en u gelukkig laten in dien waan, tenYij l


zij

innerlij k

weten,

dat

zij

hun

eigen

wil

volgen.

De eerste straal is vaak een wonderl ij k stil pad en zelfs


het geluid van d e stem, die i n nerlijk gehoord wordt, is een
stem van de stilte en op het pad van yoga is die stille
klank z ij n gids, veel m eer dan eenige z i c h t b are helder
ziendheid.

Van de p ractische stelsels van w ij sbegeerte is

dat van Patanjali i n I n d i kenmerkend Yoor dezen straal ;


zijn

Yoga

Sutra's

bevatten de leering voor den mensch

van wil. Het stelt kaivalya of o nafh ankelij kh e i d als doel


voor het streven van den l eerling ; en b eh eersching van
het lichaam, d e zinnen en h et denkvermogen als de trap
pen, waarlangs z ij bereikt wordt. Zelfs i n het Yoorberei
d e n d gedeelte, waar d ez e school spreekt van d e noodzake
lijkheid o m het goddelijke in alle dingen te vereeren en
daardoor ware kennis te verkrijgen, stelt zij het werk van
tapas op den voorgrond, h e twelk jui s t en ruim opgevat,

92
zelfbeh eersching en meesterschap over h et zelf in elk op
zicht beteekent.
Bij de Grieken en Romeinen deed deze straal de Stocyn
sche school geboren worden en i n het b ij zonder bij de Ro
meinen h e e ft dit aanzicht van deze groote philosofie zij n
grootste

bereikt.

Toen voelde i eder, die w a arlij k

Stocyn was d e waardigheid van het zelf

h ij kon zij n

brandend h ui s verlaten en z ij n leven swerk i n p u i n zien en


zeggen, dat h ij n iets verloren h ad, daar er geen rijkdommen
bestonden b ui ten h et zelf. D i t was

dat h ij voelde als


zich z o u v o o r-

een feit e n wi st, dat het z o o w as, daar

nemen, dat d e ervaring, pij n l ij k als ze was, er toe zou b ij


dragen, zij n leven te verrij ken.
I k heb niet gesproken van de gebreken van dezen s raal,
omdat die van geen enkele straal bestaan.
dat

iemand

hoogte
heeft,

in
en

van
de

andere

beginselen

een

geen
van

zijn

de

man

zou

Het kan

bij zonder
aard
van

bereikt
wil

blij
wci-

het

zulk

straal

ken ego-centrisch, aanmatigend, sluw, roekeloos, ruw,


kiesch,

in

den eenen

weinig voorzichtig of wat niet al te zijn bij

nastreven

van

zij n

doeleinden,

maar

deze

moeten n iet toegeschreven worde n aan zij n kracht i n de


eene lij n , maar aan zijn tekortkomingen in de andere, en
de wijze om daarin verbetering te brengen is niet door het
vermogen, dat h ij heeft, te vernietigen, noch door den drang
van zijn i nwezenlijk karakter te doen verslappen, maar door
deze in betere k a nalen te leiden, z oodat hij beseffen z al,
h oeveel rij ke r z ij n leven kan zij n en h oeveel grooter de ma
daarvan,

als

h ij

lee rt lief te hebb en en te

denken, zooals h ij heeft geleerd te wi l l en, als h ij l e ert eer


biedige n alles w at schoon en bevallig en goed is in d e
wondere w ereld van het zij n , d i e Gods school i s voor ons
allen .

93
I n kinderen vindt gij soms dezen wil als een wonderlijke
koppigheid. Het kind w i l i ets doen en is i nderdaad op het
p unt, h et te doen, als een b emoeizieke o udere h em toevallig
zegt, d at h ij dat m o et doen. D an is al h et p l ezier er af en
het k i n d streeft tegen met l uide tegenwerpingen of in stille
koppigheid. Ik heb eens van een kleinen j on gen gehoord, onge
v e e r zes j aar oud, wiens m oeder wilde, dat h ij een zeker
hemd zou dragen, doch zij had hem dat voorgezet op een
wijze, die hem niet aangenaam was ; daarom weigerde hij
verontwaardigd, het aan te doen. De vader werd geroepen.
De j ongen had geen werkelij ke tegenzin in het hemd en
wachtte slechts op een p aar vriendelijke woorden, die hem
i n staat zouden stellen, toe te geven, maar d e vader sloeg
hem, en toen zei h ij tusschen zij n tanden : "Nu zal ik het
niet dragen, zelfs al m aakte je m e dood ! " Onwetende
ouders en o uderen trachten den geest v an zulke kinderen
te

b r ek e n,

ze meer tegemoet komend en gehoorzaam te

maken en soms slagen zij er werkelij k in, h en tot b anale


en fatsoenlijke goede m e n s ch en te maken, wier g o edheid
grootendeels

voor

niets

deu gt, noch voor h enzelf noch

voor i emand anders. Z ulke goedheid is n i ets anders dan


geen slechtheid, evenals vrede voor de m eeste m enschen
slechts beteekent geen oorlog. Als het kind m et liefde be
handeld was, zou het d aarop gereageerd hebben en aan zij n
wil z o u liefde toegevoegd zij n e n i n het latere leven van
den volwassen man z o u er l iefde geweest zij n m et macht
er achter, waarmede groote d ingen i n de wereld gedaan
h a d d e n kunnen worden .
1e straal

Indien het werk in het leven van een mensch van den
eersten straal h em wikkelen zou i n het bestuur van open
b ar e zaken, en dat is een plicht, die h em dikwij l s ten deel
valt, dan zal hij het goed doen, omdat hij i n zelfregeeren
zij n eigen macht der vrij h ei d gevonden h eeft. Als hij daar-

94
nog iemand
trachten,

die

die zijn medemenschen l iefheeft, zal


vrij heid

ook aan anderen te b renge n, niet

door h u n van b uitenaf rege l i ngen op te leggen, m aar door


den

wil

in

hun leven meer te voorschij n te lokken. D e

reine e n goede mensch van eiken straal verlangt slechts


ziin dat hij
aan anderen de vreugde te geven van het ideaal,
gevonden heeft en,

als hij daarbij wij s i s,

te geb ruiken in dienst van h un i dealen.

macht ook

H O O F D STUK X I I .

DE TWEEDE STRAAL.
Het kenmerk van den t w eeden straal i liefde, de positieve
definitie
van uitdrukking in het leven van clie wij sheid, die door mede
liefde
gevoel drn toestand van bewustzij n in anderen gewaar
wordt en dezen in aanmerking neemt b ij zij n handelingen
ten opzichte van hen. Het is ook een straal van initiatief,
o mdat liefde de actieve kracht der ziel is, d e rajas van het
bewus tzij n en al haar werkzaam h eden zij n er op gericht
de broederschap te b evorderen en onze een h eid met elkan
der meer volkomen te maken in het leven.
Z ij , die niet van dezen straal zijn, ofschoon in staat veel
sympathie voor anderen te gevoelen, zoowel in vreugde als
smart,

en

de

zegeninge n

te zien, die voor den mensch

voortvloeien uit samenwerki ng, kunnen niet zoo gemak


kelij k b eseffen, dat cle eenh eid niet een schikking, maar
een feit is, dat broederschap meer is dan c operatie, omdat
er gevoel i n opgesloten ligt, wat n i et het geval i s bij cope
ratie.

Wanneer

dit

gevoel

van

eenheid

voldoende

ge

vestigd is in iemands hart, dan zal hij o n dervinden, dat


h ij niet aan anderen denkt \'an zij n eigen standpunt uit,
en niet overweegt, i n hoever zij n eigen leven doo r hen verrijkt
kan worden en zij een hulp kunnen zij n bij zij n streven, maar
zal h ij vinden, d at hij door een subtiel gevoel i n aanraking
i s met hun bewustzijn, waardoor hij in hun leven en stre
ven evenveel belang stelt als in zij n eigen . De sfeer van
deze

gevoeligheid

breidt

zich uit, naarmate de tweede

straals-mensch evolueert e n h ij wordt d e i deale vader of


m oeder,

de

ideale

burger, de i deale vaderlander, j a, d e

g6
broeder

v an

de

gch eelc

mcnschheid,

zoodat

hij

ieder

mensch, waarop zij n oog valt, ook lief heeft.


Aldus houdt hij in zijn hart besloten die groote macht der
liefde, die de oplossing geeft van elk maatschappelijk euvel,
en zeker niet de geringste zijner ,deugden is de u n i versali
teit van die liefde, die h em niet alleen hen doet achten,
die aan h em gelij k zij n e n die hem i n die gelij kheid behagen
doen scheppen, maar ook degenen, die geheel versch illend zij n
v a n aard e n aanleg ; neen, meer nog ; zij maakt dat hij bij na
eerbiedige vereering heeft voor hen, die verschillend van hem
omdat zij iets bezitten v an dat groote en al-liefdevolle
niet i n staat was u i t te

licht van het bewustzij n, d at

drukken i n h e t kleine d eel er van, d a t z ij n eigen was. Voor


is het niet n oodig, dat hij de middelen bezit voor
en

genoegens, m aar het i s beslist noodzakc

ande ren

ze

h eb ben

en zoo stroomt dan al z ij n

werkzaamhei d u i t i n altrusme, e n volmaakte liefde heeft


zoowel vrees
zaken

van

als begeerigheid en mogelij k de meeste o or

menschelijken

strij:d

gebannen.

Ik

heb

van

een arm man gehoord, die b ij de p oort van het h ui s van


een rijke zat e n die in sta<lt was de vreugden van den rij
ken

man

te

genieten

zonder door diens bezit ti ngen be

zwaard te z ij n, en als hij de gel ukkige en welvare nde men


schen gadesloeg die aan hem v oorbij

gingen en van

tot tij d eens de u itstalkasten van de groote magaz ij n e n


bekeek, hacl hij alles, w a t hij wenschte. I k h e b o o k gehoord
van

een man,

die,

van

een

reis

teruggekeerd,

bemerkte,

dat hij zij n kostbaar gouden horloge verloren had en niet


klaagde : ,, H el aas, helaas, ik heb mij n horloge verloren",
maar met een l ichten glans van vreugde uitriep : " Wel,
iemand

m o et

d a t horloge

misschienziii d eale voorbeelden


maar

gevonden

hebben".

Dit

van tweede-straals-menschen,

geven d uid elijk het type weer.

97
Echte tweecle-straalsmenschen zijn berei d v-o or hun liefde
te lij den, maar zonder twijfel verbergt de verrukking er
van

voor hun oogen den opofferenden

aard van veel

in

hun lev en. Zij behaoren n iet tot de menschen, die


die l ij d en, helpen, alleen om hun eigen leed te v erdrij ven, dat
zij door sympathie gevoelen, menschen, wier eerste zorg het is,
tooncele n

van

lijden

t e vermij den en ze zoover mogelij k

uit h u n gezichtskring te verwij deren, o p d a t z ij ze vergeten


mogen . Zij z ij n

de wereld met al h aar onvolmaakt

heden en h aar mengsel van vreugde en smart te aanvaar


den en nederig te zeggen "God alleen is goed, en al het
a n d e re is goe d in m e e r dere o f mindere mate, maar steeds
is er ruimte voor verh euge ni s, omdat het slech tere
beter wor d t en omdat iedere daad van vrien delij kheid, v an
kameraadschap

of d i e n s t, b ij draagt tot die v erbetering,

die ten laatste zal leiden tot het volmaakt


De leer van de evoluti e van het leven opwaarts en voor
waarts zal altijd spreken tot m enschen van deze soort e n
h en vervullen van een kracht, d i e h u n l iefde n i e t t o t een
blo o t gevoel maakt, m aar de oorzaak is, dat zij overvloeit
i n dienst, tot het uiterste, waartoe zij in staat is.
Er is een reden voor, d at de evolutie-leer zoo sterk
tot menschen van dezen straal ; zij is de wet d e r liefde, uitge
drukt i n het leven der wereid. Beschouwen wij een 'Oogenblik
de definitie, die het best het

denkbeeld weergeeft, zooals

Herhert Spencer die vele j aren geleden gegeven heeft. Hij


zeide, dat evolutie is de voortschrijdende verandering van een
toestand van onsamenhangende gelijksoortigheid naar een van
samenhangende ongelijksoortigheid van bouw en functie. Dat
beteekent in 't kort, dat elk organisme in de

wereld, dat

bewustzij n

bepaald

h erbergt

en

uitdrukt,

een

meer

en

onafhankelijk ding wordt met een steeds meer uitgesproken


eigen karakter, maar tegelijkertij d in een eenheid samen ge7

g8
wordt m et andere, waar z ij n eigen aandeel in het werk
gebruikt wordt voor den vooruitgang van meer d a n z ij n afge
scheiden zelf. Zli beteekent ook, dat dingen, die te voren ge
en gescheiden waren, verschillend maar vereenigd
worden,
vierd

en

aan

het

deale

slot

wet

en

orde

gezege

zullen h ebben over chaos en duisternis en dat alle

kanalen volmaakt zullen zij n voor de universede w i s s elwer


king van h et leven op aarde zooals hei is in den hemel. Een
deel te zijn van het voortrollende getij van bewustzijn i s d e
vreugde van den mensch van den tweeden straal en h ij zal niet
treuren, o m d a t d e vloed niet hooger komt, maar zal de l evens
om hem heen nemen zooals ze z ij n, zonder d waze en k lagend
kritiek, en al de kracht, die in hem is, gebruiken om h en te

zich een weinig meer

Ie ontplooi en. Dit pad van men

sche!Uke ontw i k keling wordt i n Indi dat van karma yoga


genoemd. Ik weet, dat d i t een revolutionaire bewering i s , maar
is j ui st en de gangbare meerring, die h et woord karma,
arbeid o f handeling als het voornaamste ding aanneemt van
dit pad, is verkeerd ; de liefde, die karma maakt tot karma yo
ga, wo rdt over h et hoofd gezien. Shri Kl'ishna leerd e, dat het
van liefde in twee takken gesplitst was, waarvan d e eene
de bhakti yoga was of toewij di ng aan C'.r cl en de andere de
karma yoga, toewij ding aan den mensch. \Vat is
dan zijn onderri ch t aan Ardjoena ? "Voorwaar, evenals Jana
ka en ancleren volmaking bereikt hebben door h andeli ng, be
oogende de eenheid van allen, zoo behoort ook

l.!i
dat te

doen."
voor den waren tweede-straals

t>tHi s daarom
mensch om

te schrikken voor de wereld van handeling

en t e zeggen : "zij is voor m ij niet goed genoeg," o f de aan

die op groote of kleine schaal aan alle


kanten

te minachten. Het ligt in zjn

uit te

te doen.

e r op

hem geldt niet : "Dit is goed

99
om te doen, en dat i s slecht, om te doen," i n een starren
vorm, maar : "alles beter te maken dan het te voren was, is

goed om te doen " . Ik ken een zekeren rechter, die aan het
hoo f d staat van een Hooggerechtshof in een land, waar d e
wet nog h e t hangen v a n moordenaars eischt. De eenige ge
dachte in het leven van dien rechter als burger en als waar
Hindoe is al het goed te d oen, dat hij kan en niemand letsel
toe te brengen ; desniettegenstaande schrij ft zijn plicht af en
toe voor, dat hij een moordenaar ter dood veroordeelt. Eeni
gen tij d geleden sprak een zij ner geestelijke vrienden hem aan,
zeggende : Is het niet onbestaanbaar met uw idealen, den
"
dood van uw medeschepselen op uw geweten te hebben, zelfs
al zij n dat minderwaardige menschen ? Behoort gij dit ambt
niet op te geven, dat deze wreedheid van u eisebt ? Waarom
wilt gij de uitvoerder zij n van zulk een booze wet ?" De rech
ter d acht diep over de zaak na en kwam ten slotte tot de
klare oplossing, dat hij zij n post niet verlaten moest, want, zei
de hij : "Terwij l ik, die zel fs de moordenaars liefheb, n
m ensch doe sterven, omdat ik hem niet redden kan, zou het
kunnen zijn, dat mij n opvolger minder liefhebbend dan ik,
vier m enschen zal doen sterven ; en indien karma mij treffen
zal om den man, dien ik veroordeeld heb, dan moet ik het
dragen ter wille van de drie anderen, die ik gered heb." Die
man v e rkrachtte d e wet der liefde niet, nam n i et het le\en
van den een, opdat een ander gered zou worden, maar ver
vulde de wet tot het uiterste en redde menschenlevens.
Ik heb ook een dame gekend, die in een dicht bevolkte stad
woonde, waar nog zeer p rimitieve regelingen bestonden ten
opzichte van zwervende honden en katten. De gemeente had
twee mannen in dienst, n om de zwervende dieren binnen
te brengen, de andere om ze dood te maken en elk dezer man
nen werd betaald naar v erhouding van het aantal dieren, dat

......_

IOO
h ij behandelde, en welke slechts d e n korten termij n v a n drie
dagen hadden tusschen hun vangst en hun dood. Deze dame,
die zeer veel van dieren hield' en die de gedachte aan hun ge
vaar en hun lij d en niet verdragen kon, vereenigde zich met
eenige vrienden, en zij vormden een vereeniging met ecnige
welbekende en vooraanstaande menschen aan het hoofd. Toen
vervoegden zij zich bij den gemeenteraad en boden aan, den
raad van al de zorgen voor zwervende dieren te ontheffen.
De gemeente stemde toe en stond hun het gebruik a f van een
oud gebouw e n erf en d e dame werd beheerderes der instel
ling. Zij hadden een man in dienst op een behoorlijk geregeld
inkomen, die ro ndgi n g met een Ford-wagen, om d e honden
en katten binnen te brengen. Zij verzorgden de dieren vrien
delijk d r i e weken lang
vermiste huisdieren

en

v crwi ttigden de gehecle stad, waar

gevonden

o f nieuwe v erkregen konden

worden, en pas aan het eind van d i en tij d, werden de niet


opgeischte gedood ; en dusdanig was de menschlievendheid
van die dame, dat zij deze ellendigste aller plichten m et haar
eigen handen ten uitvoer legde, opdat het zoo menschlievend
mogelijk zou geschieden.

De tweede-straalsmensch doet geen

goed, om h et zel fzuchtige genoegen er van, maar om de lief


de in zij n hart.
Dit i s de straal van Broe derschap. De tweede-straalsmensch
gaat rond, goed doende. Hij gevoelt, dat welwillendheid,
vriendschap en toegenegenheid het cement zijn bij het bouwen
van den tempel der humaniteit. Hij ziet in, dat plannen, regle
menten, overeenkomsten en co-operatie het niet ver zullen
brengen in dat werk, - dat zij zonder liefde niet i n staat
zullen zijn der menschheid vrede te bezorgen.
M enschen van dezen straal geven de 'beste leeraren en dok
toren. Ik herinner mij , een twintig j aar geleden een artikel
gelezen t e hebben van de hand van den beroemden professor

IOI
te Oxford, Bernard Bosanquet, waarin h ij zeide, dat het niet
aan te raden was de knapste geleerden te nemen als onder
wijzers op de scholen, omdat deze de stof met het grootste
gemak opgenomen hadden en niet in staat waren, zich te ver
plaatsen in den geestestoestand van den doorsne studeerende ;
en voorzeker i s de eigenschap der liefde meer noodig dan
iets anders, niet slechts hij de opvoeding, de ontplooiing der
menschelijke vermogens in een kind, maar zelfs bij het on
derricht, het mededeelen van kennis. En ieder weet, dat in de
meeste gevallen de dokter, die een wezenltjke levendige be
langstelling voor zij n patint heeft, niet alleen h et meest popu
lair is, maar ook de beste resultaten bereikt.
Er staan vele wegen o pen voor menschen van eiken straal en

op eiken trap van evolutie. In de staathui shouding van onzen


tijd, afgescheiden van wat wij de beroepen noemen, behoort
de tweede-straals-mensch de ideale leverancier te zijn, hetzij
in het groot of als winkelier. H ij zal voelen, dat h ij er is, om
de menschen j uist dat te geven, wat zij noodig hebben, een
groot gemak voor hen te zij n en die dingen in omloop te bren
gen, die hun goed kunnen dienen. H ij zal eerlijk de verdien
sten nagaan van de dingen, die hij verkoopt ; zijn prij zen zul
len bepaald worden met een eerlijke winstverhouding, en hij
zal de dingen mij den, die door onmenschelijke middelen zij n
voortgebracht. Het i s een gewoonte geworden, zaken t e be
schouwen bloot als een middel om geld te verkrijgen en dat
men alleen maar goed kan doen daarbuiten, maar het is een
voudi g een feit, dat hier een van de schoonste gelegenheden
is, om de menschheid te dienen.
M en denkt wel eens, dat het gemakkelijk sluiten van vriend
schap een teeken van dezen straal is, maar dat is niet zoo. Ik
heb eens iemand gekend, die een buitengewoon stil man was
en in een lang leven geen vriendschap gesloten had buiten zij n

102
11t :ste familie. Ik vroeg hem eens, hoe dat kwam en hij zeide :
"Het is, omdat ik niet liefhebberen kan in v riendschap ; als ik
vrienden maak, moet ik hen op alle mogelijke wijzen ter zijde
staan, in al hun moeilijkheden en verdri et ; en daar ik slechts
genoe.g heb voor v rouw en kinderen en niet in de waag
schaal mag stellen, wat zij nodig hebben, wil ik geen vrienden
maken." Dit was een man met een groot hait, vereenigd met
derde-straal3 gedachten, steeds bereid, zijn eigen vreugde o f
vermaak voor anderen op t e o f feren, maar o p een volkomen
bescheiden wij ze.
Er zijn natuurlijk geen gebreken op ecnigen straal, maar
menschen van den tweeden straal vertoonen zeer ernstige ge
breken, als zij blij ven heneden een redelijk peil in de eigen
schappen van de andere beginselen.

zijn vele menschen in

de wereld, die een groot leed gevoelen, als zij aan enkele van
de verschrikkingen denken, die onder en soms aan de opper
vlakte der beschaving liggen.

doen niets, om ze te verwij

deren, omdat ze n iet veel wil o f practische bekwaamheid be


zitten ; maar zij maken zichzelf ellendig en verstoren anderen
met de eeuwige klacht, dat bijna alle macht en al het geld i n
d e wereld o p d e een o f andere wijze i n handen zijn gekomen
van menschen, die hun medeschepselen niet liefhebben. Als
zij het kleine beetj e energie, dat zij bezitten, besteedden aan
het doen van het weinigje goed, waartoe zij in staat zijn, dan
zouden ze niet hun eigen onaangenaamheid toevoegen aan
de reeds bestaande hoeveelheid menschelijke ellende, maar zich
voorbereiden voor grooter macht in de toekomst. Het is een
voorwaarde in deze wereld van wet, dat geen mensch eenige
macht zal bezitten of kans zal krijgen, waarvoor hij niet ge
werkt heeft.
In overeenkomst hiermede i s de fout, om altrusme te over
drijven,

dwaas, zooals de dichter Goldsmith dwaas

deed,

103
toen h ij al zij n heddegoed uit het raam gooide naar een
armen drommel, die i n het midden van den nacht op straat
zwierf. H e t geeft anderen geen geluk te weten, dat gij voor
hen lij dt en menschen, d i e voor zich zelf niet doen wat zij
behoorden te doen, n.l. hun eigen l even behoorlijk, en tot een
opgewekt deel te maken van de omgeving van anderen, zij n een ramp voor de werel d .

U i tbarstingen van zooge

naamde edele verontwaa rdiging zij n ook niet zeldzaam op


dezen straal ; terwij l de cerste-straalsmensch men geneigd

is, zich op een ij zigen a f stand terug te trekken, wanneer i et s


h e m van streek brengt en d e derde-straalsmensch meer aan
vrees onderhevig is.
Er b estaat ook een veel voorkomend gevaar, dat groote lief
de, die niet gepaard gaat met ruimheid, in andere opzichten
eerder schadelijk dan weldadig i s voor dengene, die geliefd
wordt, wanneer zij beperkend op hem werkt. Er bestaat een
verhaal over een j ong meisje in Amerika, dat met haar moe
der en een j ongere zuster in een kleine " flat" woonde en hen
onderhield van haar verdiensten op een kantoor in de stad.
Op z ij n tij d vatte de j on ge dame liefde op voor een j ongen
man, die met haar wenschte te trouwen en haar van het kan
toorwerk wilde weghalen en een eigen huishouding wilde op
zetten, maar zeer tot verdriet van beiden, kon dat niet, omdat
rekening gehouden moest worden met de moeder, die nooit
heelemaal gezond was en met een j ongere zuster, wier denk
beelden omtrent haar eigen toekomst een vrij dure school vor
derden, ofschoon zij al den volwassen lee ftij d naderde. Terwij l
zij o p dit doode punt stonden, kwam d e chef, een vriendelij ke
oude h eer, die een scherp waarnemer was, de zaak te weten

en

zag al spoedig, dat moeder en zuster, noch physiek noch mo


reel veel voordeel trokken uit de zelfvertroeteling, waartoe zij
langzamerhand door de goedheid van zij n employe gekomen

--------------

!04
waren. Daarom ging hij over tot den onverwachtsehen stap,
haar op een d ag op zijn kantoor te l aten komen en haar op
staanden voet met een harsch gezicht haar ontslag te geven.
Er was op het oogenblik voor haar geen uitzicht op een ande
re betrekki n g en het begon er met de familie-financin don
ker uit te zien, want ze maakten hun inkomen op. Maar hel
geneesmiddel had al spoedig zijn uitwerking, want de moeder
zag in, dat ze iets moest gaan uitvoeren en ging in een maga
zijn werken, waar zij

haar kleine kwalen vergat, die

onmiddellijk onder zulk een koele behandeling verdwe n en en


zij verwierf vele vrienden, zoodat haar leven stralend en sterk
werd ; terwij l de jongere zuster eenige van haar hoogreikende
draomen op

zette en een deel van de kosten van h aar

leergeld geduren d e de vacantie ging verdienen. De bei d e j onge


menschen trouwden

en

leefden gelukkig samen in de welda

dige schaduw der vriendschap van den gewezen chef. Het is


goed, een kreupelen hond over een hek te tillen, maar het
kan dwaas en niet goed zijn, hem den geheelen weg te dra
gen.

H O O F D STUK X III.

DE DERDE STRAAL.
Niet lang geleden vid mij n oog op een reclameplaat van
een j ongen man, die met

een

j ong mei sj e naast zich aan de

toonbank van een patisserie-winkel, bonbons stond te koo


pen. Zij droeg het o p schrift : " J ohnston's chocolades : Van
den M an die
voor het Meisje dat Weet". Het
m e i s j e wist, welke bonbons lekker waren

dat was vijf

de-straals kenni s ; d e m an b egreep, wat die b o nbons voor


het m ei s j e waren

d at was derde-straals begrip.

D e dercle-straalsmensch is gevoelig voor dingen, zooals


de mensch van wil gevoelig is voor het Zelf en de mensch
is voor het bewustzij n in andere le

van l iefde

vende wezen s ; e n toch, omdat hij binnen d e eerste <irie


stralen valt, en b ehoort tot hen, die het Zelf of God of h et
gel u k binnen in zich zoeken, stelt
i n din!!en

om hun verband met bewustzijnstoestanden. Hij


die

heeft aan verstaan e n begrij-

p e n e n voelt, d at het gel u k daarvan afhangt, dat, al zou


de wereld k-wi stig haar weldaden over de menschen uit
storten, en al zouden allen vrede vinden in broederschap,
het geluk toch ontbreken zou, als er geen wijze bestond, om te
begrijpen, wat al die dingen voor de ziel b eteekenen.

Hij

i s w erkzaam ten opzichte van dingen, m aar alleen in hrt


belang van h et bewustzij n .
Begrip i s tenslotte die geestestoestand, waarin de wereld
in haar geheel i n n

doorsch o uwende

d i e d e ziel bevredigt en het d o el van

ro6
hem, wiens straal dit is, is niet in de eerste plaats om ken
nis te verkrij gen, maar om dien zielehonger te stillen. In
dien dit vermogen van hem, dat in staat is, vele dingen
tegelijk te zien,

en

ze daarom bevatten kan, buitenwaarts

gekeerd wordt naar de zaken des levens, dan zien w ij , dat


dit d e man i s met een prachtig hoofd voor organiseeren
en op touw zetten, die zien kan, hoe dingen ge daan m o eten
worden.

\Vanneer

dit

vermogen

\'erbonden i s met den

wil van den eersten straal, dan geeft het een groote ge
n i aliteit langs deze l ij nen. Zij n uitgesproken vermoge n is
gedachte en als hij samenwerkt met menschen van den
eersten en tweeden straal, kan hij precies zien, hoe alle
dingen moeten gebeuren, zoodat h un liefde en plannen op
d e meest

dodtrdkndc vvijzc

aangewend worden.

V raag aan iemand van dezen straal wat hij in d e een of


andere

practische

a a n gel egenheid

d oe n zal, b ij v . het te

werk stellen van een onderwijzer in een school, die o n de r


z ijn leiding staat en hij zal antwoorden : " Geef m ij tien
minuten om er over te denken" en dan zal hij waarschij n
l ij k vragen beginnen te stellen, niet omdat hij wil, d a t
iemand

voor

h em

denken z a l , w a arvan hij een afschuw

heeft, maar omdat h ij inlichtingen noodig heeft, die een


gezonde basis voor zijn gedachten moeten vormen. Hij is
een

voorzichtig

man

en als hij wellicht ernstig te kort

schiet in een der andere beginselen, d an zal men hem zoo


zorgvuldig over

een

aanhangige kwestie zien nadenken,

dat de gelegenheid o m te h andelen d i kwij ls al voorbij i s ,


v r hij besloten heeft, wat h e t beste is om te d o e n .
H et vermogen van dezen straal geeft een zeer ruimen
geest en de gelegenheid om zich l angs vele verschillende
l ij nen een weg te b anen in het l even, maar door deze vrij
h ei d van dwang en de ruimte van gelegenheid, die deze
mensch heeft, i s het einde d i kwij ls, dat het zoo moeilij k

1 07

voor hem is zich te b eperken, dat hij zich niet m e t genoe:;


kracht op n l ij n concentreert, om van zij n leven wat men
noemt een s u cces te m aken, terwij l iemand van beperkter
aard, geconcentreerd door zijn eigen beperkingen, wel tot het
doel zal komen.
Hij gebruikt de kracht der gedachte, die de stof vormt en
kan zich toeleggen op wetenschap of kunst o f magie of elk
ander ding en \Yurdt nie t beperkt door die voorkeur, die aan
eenige van de andere stralen zulk een geweldige macht geeft
langs bij zondere lijnen. Wanneer iemand concentreert, gebruikt
hij de kracht van zij n wil, om zij n aandacht sterk samen te
trekken, en houdt hij zij n gedachten binnen d1e grens ; als
mediteert maakt hij zich een met het ding, door aan elk deel
ervan de grootst mogelijke aandacht te schenken en laat al
zij n gedachten over het onderwerp daarbij toe, maar wan
neer h ij contempleert, heeft er een derde handeling plaats,
waarbij hij als het ware zij n volmaakte gedachte stillegt en dan vormt of richt de gedachtekracht in dat mentale bedd
de stof en beheersebt de natuurkrachten, op de

wij ze

als een

magneet ijzervij lsel richt. H et is de groote scheppende kracht,


door den Brahm van ons zonnestelsel in den beginne gebruikt
- niet slechts meditatie, maar iets grooters dan dat, sanyama
genaamd, dat begint met concentratie, en eindigt met contem
platie, en de poort opent tot alle kunnen. De yogi's van al deze
stralen zullen allen hetzel fde sanyama beoefenen , maar het
concentratie-gedeelte zal het volmaaktst gedaan worden door
den eerste-straalsmensch, het meditatie-gedeelte door dien
van den tweeden en het contemplatie-gedeelte door dien van
den derden straal. Gij kunt begrijpen, welke macht er i in
den Adept, in wien al deze stralen tot menschelijke volmaakt
heid ontwikkeld zijn.

Bij

het tegemoet treden van de groote leven svraagstukken

zal de derde-straal s-nwnsch altij d zeggen : " De vv aarheid zal

I08
ons bevrij den. Geef ons inzicht, dan volgt de handeling van
zelf ; daar behoeven we ons niet druk over te maken. Hetzij
de waarheid smartelij k is of aangenaam, wij hebben haar noo
dig. Onze gevoelens komen er niet op aan." Als hij tekort
schiet in liefde o f in handeling, voelt h ij dat niet als een smet,
doch een tekort schieten in de waarheid zal hem bittere wroe
ging geven.
Door zij n breeden blik en zij n taxeeren der dingen enkel als
voedsel voor den hongerigen geest ziet de derde-straals
mensch alle dingen als vrijwel gelij k, maar dat gelij ke helt
naar het beste over, niet naar het slechtste. Hij is de wij ze,
van wien de Oostersche schriften spreken, waar gezegd wordt,
dat voor zulk

een mensch

alle d ingen hetzelfde zijn, een

vriend of een vijand, goud of een aardkluit ; en dat beteekent


natuurlijk niet, dat goud eigenlijk slechts aarde is en niet van
bijzondere

waarde,

noch

dat

vrienden eigenlijk niet meer

waarde hebben voor de ziel dan vij anden, maar dat alle din
gen waardevol en van beteekenis zij n voor den mensch, die
zij n leven openstelt voor het gebruik daarvan - aarde i s
even kostbaar als

goud, een vij and is in werkelijkheid een

vriend. Emerson zegt : " Voor den dichter, den wij sgeer, den
heilige, zij n alle dingen vriendschappelij k en gewij d ; alle ge
beurtenissen van nut, alle dagen heilig, alle menschen godde
lij k ; want h et oog is gevestigd op het leven en schat de om
standigheden gering". Het beginsel, dat hieraan ten grond
slag ligt, werd door Epictetus goed weergegeven, toen hij
zeide, dat God hem in de wereld gezonden had met het eenige
doel zij n karakter te volmaken in alle soorten deugden en
dat er niets ter wereld was, dat hij niet gebruiken kon tot
het bereiken van dat doel.
De derde-straalsmensch begrijpt, dat dingen, die de men
schen rampspoedig noemen, alleen als zoodanig beschouwd
worden, omdat zij het gevoel onaangenaam aandoen of onge-

109
makkelijk opwindend zij n voor den geest, die vol is van voor
opgezette meeningen, maar dat alles aangewend kan wor
den tot groot nut, als het in den rechten geest aanvaard wordt
als komende van Gods

hand,

die de s chenker aller din

gen is. Hij ziet ook het beteekenisvolle van onbeteekenende


dingen en het wonderbare van het gewone. Voor hem is alles
wonderbaar, maar niets geheimzinnig. Een grassprietje zal
tot hem spreken van d e oneindigheid, waar anderen een berg
of een heelal van sterren noodig hebben. Als de man der we
tenschap zegt : "Er bestaan geen wonderen " , dan zal hij ant
woorden : " Alles is wonder". En toch bevestigen beiden het
zel fde - de eenheid der natuur. Hij heeft altij d een reden
en dikwijls verscheidene, waarom hij iets

doet ; en kan de

reden ontdekken van dingen, die buiten hem gebeuren. H et


ideaal van dezen straal is Brahma zelf, die aan de Rishi's
of wijzen alles over alles in de wereld vertellen kon.
De eigenschap van viveka of onderscheiding::: vermogen stelt
den wijsgeer in staat het belangrijke van het onbelangrijke te
onderscheiden met betrekking tot eenig ding, dat onderno
men wordt. Men vertelt in Ja pan het verhaal, dat toen de
groote S j ogoen, Ieyasu, stierf en zijn lichaam in de Nikko
heuvels begraven werd, zij n opvolger i n het Sj ogoenaat een
beroep deed op alle Daimyo's i n h et Keizerrij k, om ieder een
bronzen of steenen lantaren te zenden, voor het v ersieren der
tuinen rondom de grafkapel. Allen deden dat, behalve een,
die te arm was, maar i n plaats daarvan aanbood, rij en boa
men langs den weg te planten ter beschutting der reizigers.
Z ij n gift wordt nu als de kostbaarste van allen aangezien
- een d erde-straalsmensch zou dat van h et begin af duidelij k
ingezien h ebben.
In zij n eigen persoonlijkheid geeft deze wonderbare kijk op
de d ingen den derde-straalsmensch een zeldzaam aanpassings
vermogen ; hij kan in een hut of een paleis wonen en op den

108
ons bevrij den. Geef ons inzicht, dan volgt de handeling van
zelf ; daar behoeven we ons niet druk over te maken. Hetzij
de waarheid smartelijk is of aangenaam, wij hebben haar noo
dig. Onze gevoelens komen er niet op aan. " Als hij tekort
schiet in liefde of in handeling, voelt hij dat niet als een smet,
doch een tekort schieten in de waarheid zal hem bittere wroe
ging geven.
Door zijn breeden blik en zij n taxeeren der dingen enkel als
voedsel voor den hongerigen geest ziet de derde-straals
mensch alle dingen als vrijwel gelijk, maar dat gelijke helt
naar het beste over, niet naar het slechtste. Hij is de wij ze,
van wien de Oostersche schri ften spreken, waar gezegd wordt,
dat voor zulk een mensch alle dingen hetzelfde zijn, een
vriend of een vij and, goud of een aardkluit ; en dat beteekent
natuurlijk niet, dat goud ei genlijk slechts aarde is en niet van
bij zondere waarde, noch dat vrienden eigenlijk niet meer
waarde hebben voor de ziel dan vij an den, maar dat alle din
gen waardevol en van beteekenis zij n voor den mensch, die
zij n leven openstelt voor het gebruik daarvan - aarde is
even kostbaar als goud, een vijand is in werkelij kheid een
vriend. Emerson zegt : " Voor den di chter, den wij sgeer, den
heilige, zij n alle dingen vriendschappelijk en gewij d ; alle ge
beurtenissen van nut, alle dagen heilig, alle menschen godde
lijk ; want het oog is gevestigd op het leven en schat de om
standigheden gering" . Het beginsel, dat hieraan ten grond
slag ligt, werd door Epictetus goed weergegeven, toen hij
zeide, dat God hem in de wereld gezonden had met het eenige
doel zijn karakter te volmaken in alle soorten deugden en
dat er niets ter wereld was, dat hij niet gebruiken kon tot
het bereiken van dat doel.
De derde-straalsmensch begrijpt, dat dingen, die de men
schen rampspoedig noemen, alleen als zoodanig beschouwd
worden, omdat zij het gevoel onaangenaam aandoen of onge-

109

makkelijk opwindend zijn voor den geest, die vol is van voor
opgezette meeningen, maar dat alles aangewend kan wor
den tot groot nut, als het in den rechten geest aanvaard wordt
als komende van Gods hand, die de schenker aller din
gen is. Hij ziet ook het beteekenisvolle van onbeteekenende
dingen en het wonderbare van het gewone. Voor hem is alles
wonderbaar, maar niets geheimzinnig. Een grassprietje zal
tot hem spreken van de oneindigheid, waar anderen een berg
of een heelal van sterren noodig hebben. Als de man der we
tenschap zegt : "Er bestaan geen wonderen", dan zal hij ant
woorden : " Alles is wonder". En toch bevestigen beiden het
zelfde - de eenheid der natuur. Hij heeft altijd een reden
en dikwijls verscheidene, waarom hij iets doet ; en kan de
reden ontdekken van dingen, die buiten hem gebeuren. Het
ideaal van dezen straal is B rahma zelf, die aan de Rishi's
of wijzen alles over alles in de wereld vertellen kon.
De eigenschap van viveka of onderscheidingsvermogen stelt
den wij sgeer in staat het belangrijke van het onbelangrijke te
onderscheiden met betrekking tot eenig ding, dat onderno
men wordt. Men vertelt in Ja pan het verhaal, dat toen de
groote Sjogoen, Ieyasu, stierf en zijn lichaam in de Nikko
heuvels begraven werd, zijn opvolger in het Sj ogoenaat een
beroep deed op alle Daimyo's in het Keizerrijk, om ieder een
bronzen of steenen lantaren te zenden, voor het versieren der
tuinen rondom de grafkapel. Allen deden dat, behalve een,
die te arm was, maar in plaats daarvan aanbood, rij en boo
men langs den weg te planten ter beschutting der reizigers.
Zij n gift wordt nu als de kostbaarste van a!Ien aangezien
- een d erde-straalsmensch zou dat van h et begin af duidelij k
ingezien hebben.
In zijn eigen persoonlijkheid geeft deze wonderbare kijk op
de dingen den derde-straalsmensch een zeldzaam aanpassings
vermogen ; hij kan in een hut of een paleis wonen en op den

I IO
grond of een donzen rustbed slapen. En in zijn leven vertoont
hij een groot verstand voor het gebruik van dingen, een be
kwaamheid, alle soorten van materiaal dat verkrijgbaar is, te
gebruiken en in een zeker plan in te passen. Hij is de schaak
speler bij uitnemendheid, die al de verschillende stukken naar
hun aard in een bepaald plan gebruikt, ja vele plannen tegelijk
vat, zoodat hij zien kan, als zijn zet niet het j uiste gevolg heeft
voor het eene plan, hoe hij hem in een ander kan inpassen en
het beste, dat hij kan, te maken van eiken mogelijken toestand.
En omdat hij in zijn handelingen ten opzichte van anderen den
zelfden ruimen blik heeft, kan hij geen drukte maken over
kleine dingen, maar weet wat belangrijk en wat onbelangrijk
i s, zoodat
van tact.

aanpassing-s vermogen

zich nu vertoont in den vorm

Een dercle-straals-mem; c h s laa t slechts weinig acht OP' leer


meesters, want hij trekt overal leering uit, en hij bezit het
geheim der contemplatie, zoodat bij het beschouwen der din
gen zijne intutie opflitst van uit die gebieden, waar de leer
ling een is met zijn leermeester. " vVat heb ik met goeroe's
te maken, " heeft eens zoo iemand gezegd, " ik ga in de leer bij
de wormen en de visschen, bij d e reptielen, de boamen en de
steenen." De opmerking is eens gemaakt, dat het op dezen
straal moeilijker valt, een bij zoneleren leermeester te vinden
clan op andere stralen. Het is also f de goeroe zich a fzij dig
houdt, teneinde er zeker van te zij n, dat zijn leerling z ij ne lee
ring betrekt van alle dingen, zooals zijn straal dat verei scht.
Emerson was een type van dezen straal, hoewel ook zeer
sterk getint doo r den eersten straal.
Soms i s het mogelij k veel te begrijpen door de studie van
dieren en ik heb lang gedacht, dat onze broeder de oli fant,
waarmede ik het voorrecht heb gehad in Indi in zekere mate
in aanra kin te komen, h et type is van dezen straal. Gij kunt

lil

hem gadeslaan, zooals hij uren lang op een drukke markt


staat, zachtj es heen en weer zwaaiend, met aandacht alles op
merkende, wat er om hem heen gebeurt, maar niet den min
sten lust toonend er zelf een werkzaam deel in te nemen. Men
zegt, dat een pas gevangen oli fant een gencarneerde duivel
i s, maar zulk een wij sgeer in zijn hart, dat hij , op het oogen
blik, dat hij begrijpt, dat verdere tegenstand nutteloos is, zich
met volmaakte kalmte in zijn nieuwen toestand schikt en het
zich gemakkelijk en prettig maakt onder de ni euwe omstan
digheden. Hij is altij d erg dapper in het trotseeren van geva
ren, die hij begrijpt, maar is aan den anderen kant buitenge
woon vreesachtig tegenover betrekkelijk onbeteekenende din
gen, waarmede hij totaal onbekend i s ; z is z ijn leven geze
teld in en berustend op begrijpen. In een pani ek verliest hij
zijn hoofd, maar onder alle andere omstandigheden is hij zeer
zorgvuldig en voorzichtig en in zijn genegenheden, die diep en
duurzaam zij n, toont hij een buitengewone zorgzaamheid.
Hierin toont het dier zeer dui delijk den invloed van den
straal, want het zwakke punt van d ezen traal i s vrees. \AJan
neer iemand de kennis te hulp geroepen heeft in zij ne evolu
tie, om d e vrees te verdrijven, zal hij altij d nog vreesachtig
blijken tegenover dingen, die hij niet begrijpt. Om dezelfde
reden plegen de liefdemenschen van den tweeden straal te
lijden aan uitbarstingen van woede en verontwaardiging, en
de wils-menschen van den eersten straal vervallen wel eens
in trots.
Iemand van dit type zal het vlugst vooruitgaan door zij n
geest te oefenen, zoowel in scherpte als omvang van denken.
In h et bij zonder moet hij , om dit vermogen h et best tot zijn
recht te doen komen, zich een duidelijk beeld maken van dat,
wat hij te eeniger tij d doen gaat. Hebt gij ooit een goed schaat
senrij der gezien, zooals hij daarheen schiet, ieder beweging

I I2
even vast en zeker ? Of een pinguin, die visch vangt, vol oogen
blikkelijke en nooit falende beweeglijkheid ? Zoo zou deze man
moeten denken, als hij zich geoefend heeft, - zooals de: schaat
voortglij dt, zooals de pinguin zich wendt en gaat.
En om zijn mentaal omvatten te vergrooten ,oefene hij zich,
het eene ding aan het andere toe te voegen in zij n gedachte,
zich elk volkomen duidelijk makend, en het dan toevoegend
aan het groeiende denkbeeld.

Zoo kan hij denken a an een

grasspriet en dan aan vele, en struiken en bloemen en hoornen


aan het beeld toevoegen, totdat hij spoedig een tuin in zijn ge
dachtenhiikan vasthouden zonder verlies van onderdeden, zoo
als

vrdien slechts een grasspriet vasthield.

Maya is:
de bijzondere uitdrukking van Shiva zelf, dat Visnoe en Brahma in harmonie brengt.
H O OF D STUK X I V .

D E V IERDE STRAAL.
kenmerkt den

Het overheerschen van het vierde


m e n s ch van den v i erden st raal .

Harm onie

Js

ZIJ n

sch ap. H ij kan d e i n n e r l ij k e e n u i t erlij ke we reld e n niet ge


scheiden houden in zijn leven . Als h ij een d en kbeel d he eft,
is

h et

onbevredigend,

totdat hij

er practische uitdrukking

aan gegeven h eeft ; a l s h ij werk te doen h eeft in d e


voelt hij zich ongelukkig er onder, tenzij h ij e r de
van een d en kbeel d of een i d eaal van kan maken. Onder
de menschen vertegenwoordigt h ij niet h et i n nerlij k e alleen
( zoo a l s de heerscher, de p h i l antroop en d e w ij sgeer ) , noch
het

u i terltj k e

a l l een

(zooals de w etensch apsmen sch , de

vrome en de kunstenaar ) .

definitie
van Maya

te

Hij geeft het

z i en, dat ik reeds bcseh re\en h el) a l s de


v an Sh i v a zelf, d;<t V i :-Jmoc

monie
aarde

en

toch is

het een

v a n Shiva Z elf

en

1\ rabma i n har
werke l ij khei d op

Er be,.,t:1at g e en

waan , omdat het nieL het echte leven

het ec h te ananda.

Zijn '>v erkzaamheid

is

n i e t d i e van prak riti ( h e t s toffelij k e ) , noch die van


geestelij ke ) , n i e t die van sat ( be staan ) , noch van c h i t
(bew ustzij n ) , maar zij i s w a t
tweede

prakri t i "

( M ij n

tweede

Kri s h n a

noemde

openbaring)

"]'dij n
daivi-

niet s1echts maya, maar yogamaya. Boven alles


i s d e ervarin g van den mensch van dezen s traal zoodanig,
dat er geen slagboom of m u u r bestaat in de ziel, waar God
e i n digt e n d e mensch begint, zooa l s Emerson zeide.
In

de

beginstadia van zij n ontwikkeling zal de mensch van

d ez e n straal s t erk aan stem m ingen onderhevig

soms
8

daiviprakriti:
stof in het
eerste en
tweede
stadium
van haar
evolutie van
bovenaf
gerekend

I I4

overhellende

naar

de

drie

typen

van zelfvertrouwen

drie eerste stralen) , en soms naar de drie typen van toe


( de drie laatste stralen ) , maar h ij zal zich nooit
geheel verwj de re n v a n zij n geb alanceerden s tand, van de
gel ij k tij di ge tegenwoordigheid v a n b e i d e z ij den der m ennatuur. D it veroorzaakt hem veel verdriet ; want

hij

voelt zich gedwongen in z ij n werk in d e wereld een

ideaal tot uitdrukki n g te b rengen ; e n i dealen w o n d e n en


verteren z ij n ziel, zoolang hij er geen uitdrukking aan kan
geven. H ij is dus de mensch van een onrustig i n nerlij k ,
totdat hij d i e n gezegende n toestan d bereikt, w aarin z ij n
en

uiterlij k

voortdurend

i n harmonie samenwer

ken en waari n de groote wetten van ui tcriij ken en i nner-

en dharma, tot n versmolten


vcrsmolten zijn, i s h ij het naaste t o e aan

karma

Maar wa n n eer

ze

het werkelij k e geluk, dat op aarde bestaanb a ar i s ; de ver


gestac11g
van het in nerlijke voor het
ui terlij ke voor het innerlijke is volledig en

en soms

komt in een flits de geest van pro fetie tot u i tdrukking.


Het leven en de godsdienst i n Egypte gaven z eer sterk den
invloed van dezen straal te zien. De dingen van dat land ga
ven het

leven

weer en de levensuitingen waren bij ui tstek

Neem bijv. de bouwkunst der Egyptenaren, met haar


hellende opstanden, ronde dikke zuilen en haar voortdurende
onderwerping aan dier- en plantenvormen - -- niet versicring
m et die vormen. Aan den ancleren kant geschiedde het beeld
houwen

en

schilderen

van menschelij ke gestalten en ande

re levende wezens i n een meer meetkundigen vorm dan men


ergens anders ontmoet. En dit alles was een passend kleed
voor de innerlij ke magie, die het leven zel f van Egypte was.
,Het w a s kunst vol van een bezielende schoonheid - maar
symbolische kunst, welker schoonhe i d alleen verstaan werd
door hem, die den sleutel had. En daar de Egyptenaren h u n

rrs

symbolische geschiedenissen beleefden, voelden zij de wer


kelij kheid er achter, op dezelfde wijze als ze behoefte had
den, de psychische waarheden in vorm uit te drukken.
Een ieder kan opmerken, hoe vormen en kleuren geest en
stemmingen benvloeden. Als gij een kamer binnentreedt bijv.,
die versierd is met gebogen en bloemachtigen vormen, zult
gij bevinden, dat uw gevoelens daardoor beroerd worden ;
maar wanneer gij er n binnentreedt, die versierd is met
vierkante patronen, zult gij een mentalen indruk ontvangen.
Die invloed is onmiddellij k en veel symbolism werkt op deze
wijze. M aar bovendien, gedachte hecht zich aan dingen en
vormen en onder de gedachten trekt het gelijksoortige elkaar
aan ; daarom hebben zeer vele symbolen veel gedachtekracht
aan zich verbonden. Dit kan door gevoelige menschen van
den v ierden straal gevoeld worden. Vele vormen van magie
op het gebied van kunst zij n voo rtgevloeid uit de erkenning
van deze waarheden. De practische magir van deze lij nen
behoort tot den vierden straal.
Wij kunnen den invloed van den straal zien in een groote
verscheidenheid van menschelijke werkzaamheid. Een persoon,
bij wien hij sterk ontwikkeld is, zal waarschijnlijk veel van
d en tooneelspeler hebben. Als hij een zekere stemming of
geestestoestand in zichzel f wil te weeg brengen, zal hij dat
doen door den uitedijken vorm er van aan te nemen, bijv.
als hij zich vroom of godvruchtig wenscht te gevoelen, zal
hij de kleederen en de manieren van kerk of tempel, en de
gebruikelij ke houding hij het gebed van zijn land of godsdienst
aannemen en dan zal de innerlijke toestand optreden in ant
woord daarop. Menschen van deze soort zij n overal te vinden,
voorgevende te zijn, wat zij wenschen te worden ; maar hierin
.3 geen voorwendsel, geen huichelarij , geen verlangen,
een indruk op anderen te weeg te brengen, maar slechts
een aannemen, dat zeer spoedig werkelijkheid zal worden.

I !

()

Ik heb eens hooren verte llen over eene Engel:sche dame, die
i n Indi geweest was, en daar was gaan houden van de H in
doe-wij sbegeerte, en zeer verlangend was, dat haar l e e r i ngen
haar geheele ziel in beslag zouden nemen. Toen zij naar Lon
den teruggekeerd was, bleef zij zich op zij n Indisch kleeden,
en wilde n i et anders eten dan zittende op den grond . Haar
vijanden hadden pret en haar vrienden verbeten zich, doch
gehoorz<:.amde slechts aan een voor haar zeer j ui st e n aan
drang.
Vierde-straalsmenschen zij n daarom ook goede tooncelspe
wanneer zij i n zich ze l f de gevoelstoestanden voort
wenschen u it te heelden, de uiterlijke vormen
d i e met die toestanden samengaan, v olgen

aawlacht

en

met het grootste gemak. Het


behoort

h u n ook (zooals

bij v .

d e uitdrukking van geestelijke vrijheid i n het lichaam i . Alle


soorten van

van

door stof en van stof door

geest, worden gevonden onder de veelvuldige werkzaamheden


van dezen straal. Magir, tooncelspeler en symbolisch kunste
naar o f dichter, allen h ebben h u n plaats hier.
In Indi, waar alles i n zulk een rnate te vinden

ebt het

een ware samenvatting van het mcnsch en ras schijnt te zij n , ziet
men den invloed van dezen straal sterk in de kunst en som
mige godsdienstvormen.

Als een Westerling zoo gelukkig

het is zeldza am ) door zij n eigen sympathie, de werkelijke


\Tiendchap en het vertrouwen van een H i ndoesche familie
lC

zoodat geen enkel stuk van hun leven voor hem ver-

horgen blij ft, of gewijzigd wordt i n zij n tegenwoordigheid, dan


veroorlooft men hem misschien, de dingen te
bevinden in het reliquie-kastje, dat in ietler Hindoesch huis te
vinden is. Daar zal hij afbeeldingen of platen vinclen van den

II7
uit criij k en vorm d e r Godheid e n soms van heilige mannen,
die ver van schoon zijn volgens de uiterlij ke

der kunst.

IVI aar hij zal spoedig ontwaren, dat als zij n vriend deze dingen
nadert, hij ze den

eerbied betuigt en met verrukking

zal spreken over hun schoonheid. De schoonheid is er, doch


in den geest van den aamschouwer en d e l evende
wordt geschapen door de vertrouwde gedachten, die deze
afbeeldingen opwekken.
Dit is niet zoo heel veel verschillend van het gebruik der taal.
Het woord "schoonheid" i s zelf ver van schoon, maar zoodra
men het

doemen vi sioenen op van schoonheid, die men

gekend he.eft. Het i s waar, dat de taal schoonheid kan be


zitten naast haar beteekenis, maar dat aanzi cht er van be
hoort tot den zevenden straal ; het gebruik der taal voor het
uitdrukken van denkbeelden is een kunst, die bovenal tot den
vierden straal behoort. De vierde-straalsmensch heeft ge
woonlijk een grooten woordenrijkdom.
"W ij hebben gezien, dat de eerste en zevende straal ;vi l over
heerschend hebben, de tweede en zesde straal liefde en d e
d erde en v ij fde gedachte. D e vierde-straalsmensch, die langs
geen van deze lijnen gekomen is, bezit gewoonlijk alle drie de
krachten van het bewustzij n min of meer gelijk gemengd,
maar geen d aarvan zoo volmaakt, als h ij ze gehad zou heb
ben, als hij zich verbijzonderd had op een van de andere
nen. Het vermogen, dat deze evenwichtstoestand geeft, is ver
beel d ingskracht, die een mengsel is van wil, liefde en ge
dach te. Al s een mensch van dit type over een vraagstuk be'"''"" ""''"H'

zal h ij niet

bij de logi sche volgorde blijven,

gevoelens zullen zich baan breken en dikwij ls zal


de oplos s i ng komen, geopenbaard door de concentratie van
den wil. Als aan den anderen kant zijn gevoelens
werkinl! door i ets
opgewekt zijn, zal zijn logisch denken ook in

treden

I I8
en hem welli cht den humor van den toestand doen zi en, mis
schien wel het waarom der gebeurtenissen.
In haar positieven vorm is deze verbeeld i ng een logische
kracht en het menschelijk leven is er vol van. De d i ngen he
schouwende ziet hij , die haar bezit, het leven ; het leven be
schouwende, ziet hij de wereld der dingen. H ij kan zijn aan
dacht niet schenken aan een van de twee al ln. Als iemand
op deze l ij n macht verworven heeft, zal hij een ware magir
zij n, die het geziene en ongeziene aaneenschakelt, zichtbare
gevolgen teweeg brengt met onzichtbare m i d delen en onzicht
bare gevolgen door zichtbare.
Letterkundi ge n op deze lijn vertoonen een overvloed van
beeld e n bij h et weergeven van h u n i deen en h un verba
zin&rw ekkendc m a c h t

van

a n al o gie doet hun b e e l d e n ha

l en van de ui terste ei nden d er w e re ld . Een grootc vl ucht


der verbeel d i n g als d i e van S h akespc are e n Kal i da s a heeft
haar o orspron g in d i t vermogen .

De kracht der verbeelding kan zeer levendi g zij n en wordt


dikwijl s

zeldzaam

sterk

bij k i nde ren gezien. I k hoorde

laatst v a n twee klei n e meisJes, die praatten over wat ze


zouden do en, als ze groot waren e n een van haar zeide, dat
zij een mooi h u is en een groot aantal kinderen wou h eb
ben. Het ande re, dat waarschij nl ij k was grootge b rac ht i n
een ver van i deale omgev i n g, antwo o r d de : "En i k w i l ee n
s chool h eb b e n en daarop komen dan j o uw k inderen. E n
d a n zal i k z e s laan e n slaan e n s laan", v o egde

e r m et

groot genot aan toe. Het eerste meisje barstte i n tranen uit en
z e i de al snikkend : "0, j ij ake l i g kind, wat hebben mij n
"
k i nderen je gedaan, dat j e ze zoo sl aan m o et ?
Niet
dikwij l s zien wti de verb e e l d i n g z o o levendig in h e t l atere
leven, maar b l ijkbaar is dat meer het geval i n het groote
vierde of A t l an t i sc h e ras dan i n h et vij fde of A ri sche. I k
heb een C h i neeschen dokter geke nd, die mij verte l de, dat

I I9
l eegen tijd was, achterover i n
e n z i ch t e verbeelden, d a t hlJ

den h e m e l was en klaarblij kelij k was de ervaring zoo wer


k e l ij k, d at ze b ijna g e l ij k was aan het ding z e l f.
In West-Europa geven ons de Ieren een goed voorbeeld
van de m e n t al e e i ge n s chappen van d ezen s t raal. Zij v er
mengen d i kw ijls hun vermogens op een wijze, d i e anderen
raadselachtig of vcrm akelij k v i n d e n , naarmate de omstan
e.rnstig of kluchtig i s . Zij komen met logica aan,
w a n n e er men ze h et m i n st verwacht en gaan wen over
van r e d e n aar verhee l d i n g op dezelfde wij z e . Het is i n der
daad

een

algemeen

kenmerk

van

dezen

straal,

dat haar

w e rkzaamheid begi n t op n l ij n en neigin g heeft te eindi


gen op een andere ; in vroolijkheid beginnend, e i n d i gt men
d i k w ij l s i n m elanchol i e ; ernstig begin ne n d, wordt d ikwij ls
geindigd. D i t is de oorsprong van vele lersche
grappen. Het verhaal gaat, dat eens een h eer op de wan
d el i ng een I e rsehen vriend zag, die aan h et graven was
aan den kant van den weg en tot hem de o nnoozele vraag
die m en gewoon

is,

b ij z u l ke gelegenh eden te doen.

" Hallo, Mik e ! " , zei hij, "wat voer je uit ? G raaf je een

?"

"Neen", was het onverwachte antwoord, "ik graaf de


en laat het gat " . I n o m gekeerden v orm gebeurde dit, toen
een zekere Ier aangeno m e n werd voor een bouwkarwei en
h em g evraagd werd, of h ij gewend was op l adders te klim
men en hj antwoordde : " Neen, M ij nh eer, ik heb nooi t
een l adder beklommen, behalve eens, toen i k i n een pu t
afdaalde." De Tentoon, d i e een afgod gemaakt heeft van
de

wet

of l iever van regels, kan zelden de eenvoudige Jo-

van den Ier begrijpen, die niet l eeft volgens form ule
e n geen acht slaat op voorschri ften, als h e t h em toeschij n t ,
dat z e onnoo dvicrleidim.!"
g zij n.
Ik kom i n de

een voorbeeld te geven van dezen

1 20

straal in betrekking tot d e dierenwereld, ofschoon ik het


slechts geven wil met de waarschuwing, dat in het voorbe,l d,
dat ik gekozen heb de straal zich vertoont in een zeer p rimirie
ven vorm, waarin menschelijke wezens slechts nu en dan ver
vallen. Onze neef de aap, vertoont deze
als ik dik-wij l s heb kunnen opmerken door de
die ik
heb, van a f en toe met hen in aanraking te
komen in hun oorspronkel ijke woonplaats. Kijk, hoe ze op de
een of andere ernstige zaak uitgaan en een oogenblik later
eindigen door over elkaar heen te springen en te stoeien. Zie
naar hun peinzende melancholie, als ze in rust zijn en de vol
komen speelschheid van hundoorschii nt. en den humor, die
tusschen deze toestanden

Hoe ze zichzelf uitla


o f opgezweept

door een grootc


" alsof", en trachten "te worden" door nabootsing, en zie naar
het onaffe en veranderlijke van al hun werk. Ik kan de ver
zoeking niet weerstaan tot slot een paar regels aan te halen
die hun
the Bandar-log"
van
uit "The Road-Song off!enie
f!evat
stemming met waar

heeft :

H i e r gaan wij in e e n geslingerd festoen,


Halverwege naar de jaloersche maan !
Benijdt gij niet onze pralende bende?
Wenscht gij niet extra handen t e hebben?
Hier zitten wij o p een tak op een
D enkend a a n schoone d i n gen, die wij weten ;
D roomend van daden, d i e wij denken te doen,
A l l es klaar in een m i nuut o f
wii
J e t s n obels e n
en
Zouden
k u n n e n, a l leen
Al het praten, dat wij ooi t hoorden,
Geuit door vleermuis, of beest, of vogel,
Vel o f vin o f schub of veder -

I2I
Ratel h et vl ug e n alles tegelij k !
U itstekend ! Wonderbaar! Nog e e n keer!
wi iuist
Nu praten
als de menschen.
Komt dan i n onze springende rijen, flitsend door de dennen,
Die vuu rpijl waar, licht en hoog, de wilde druif schommelt.
Door den rommel op ons spoor, en het nobele leven, dat wij maken
Wees overtuigd, d a t wij schitterende dingen gaan doen !

HOOFDSTUK XV.

DE VIJFDE STRAAL.

Deze en de twee volgende stralen toonen ons ,de aigemeene


karaktertrek van gehoorzaamheid, omdat door deze de GDd
van binnen den God van buiten zoekt. Wel beschouwd, zijn
het alle stralen van toewij ding. En de eerste, dien wij moeten
noemen is die, waarop wij i n het bij zonder het denkende deel
der menschhei d zich als volgzame dienaren zien buigen voor
het groote wereld -verstand, d e ideenwereld, het heelal van
wet, en zich onder d e leiding van d i e werel d stellen. Waar
heiel is de naam voor de opperste werkelijkheid, wanneer zij
op deze wijze gezien wordt, en ofschoon de man der weten
schap alle andere dingen in zijn voortdurend zoeken naar
meer daarvan meedoogenloos zal onderzoeken en betwij felen,
nooit zal hij d e waarheid der waarheid of het feit van het
feit betwij felen. Hij buigt er voor in volmaakte en verrukte
onderworpenheid, omdat ze de hoogste werkelijkheid zijn en
wanneer haar gelaat aanschouwd wordt, is haar heerschappij
vanzelfsprekend voor de ziel.
Voor den vij fde-straals mensch is 's werelds waarheid de ba
sis van werkelijkheid en zijn zoeken naar kennis is dus een
groote godSidienstige handeling, in haar wezen gegrondvest
op geloof. Op een andere plaats heb ik zij n geloofsbelij denis
op deze wij ze geformuleerd : " Ik geloof in de wereld als een
plaats, waar de waarheid te vinden is ; ik geloof in den men
schelijken geest als een werktuig voor het ontdekken daar
van ; en ik geloof, dat zij , door den mensch ontdekt, een wel
daad in zij n leven zal blijken te zijn.

1 23
Als wij d en staa t van d en wilde s t ellen tegenover tlen van
d en h u i eligen beschaafden m e nsch, d an z ien wij h et goede van
dit geloof. De wilde heeft weinig gemoedsvrede om d e een
voudige reden, dat hij n i e t

dat hij o v e r alles kan naden

ken, maar veel dingen aanneemt, zooals donder en bliksem,


s chaduwen

en

ziekte als groote mysterin ; wanneer of hoe

er d oo r getro ffen zal worden, daarvan heeft hij weinig o f


geen denkbeeld, maa1 vol vrees i s hij voor d e gebeurtenis. De
beschaafde mensch ech t e r w eet veel van de we reld a f en hee ft
de vermogens zij ner zinnen en de kracht zijne r handen o p
tallooze

te bekend om op te noemen,

':n

aan de voordcelen daarvan ontkomt hij voor geen enkel oogenblik den geheelen
voortdu rend tot hun
de wetenscha

Vreemd genoeg, met al deze


en

al de overwinningen, d ie

der eeuwen voor onseeni!.?e


bevocht, te

-bewonderen, beschouwen de menschen nog steed s

din-

gen als geh eimenissen, waarop gedachte niet van

is, zooals bij v . het raadsel van den dood. H et trekkeu van
deze lijn tusschen wat "\vel en wat n iet gekend kan worden
is een overblij fsel van d en wilden staat, maar de mensch
van den grooten vij fden st raa 1, die zijn rol speelt in den
menschelij ken voorui tgang, zal te

tij d: dat vooroor

d eel w egnemen en d e feitenkenni s zel fs o v er den dood voor


den mensch openstellen, lang zelfs, voordat ons
tot een einde gekomen zal zijn. H et is
gelij k e h oogten van kennis en macht zelfs

benadering te

beseffen , waartoe d e wetenschap het l even van den mensch op


aarde in den loop der tij d en zal opheffen. En dat zal komen
door het stelsel van den wetenschapsmensch, die de feiten met
de grootste zorg onderzoekt , ze onbewogen en zonder voor
oordeel vergelijkt, zonder op bepaalde resultaten t e
die zijn gedachten daarover aanneemt als kenni s,

] 2"i

sen als

slechts

wanneer h ij ze steeds weer op-

nieuw heeft getoetst.


men z i ch een goede voorstelling wil maken van
dat

in

wetenschap schuilt, moet men zich een

in den toestand in de middeleeuwen in Europa


terugdenken, toen het l i cht der wetenschap verduisterd werd
door de wreede en laffe mannen van dien tij d, die de h oog
ste wereldsche macht u i toefenden in naam van den god sdienst.
haJdden uitgemaakt, dat dit n i et waarljk Gods wereld was,
dat Hij ergens anders was en o fschoon Hij o n s hier gezet had
als zielen, die beproefd werden, stond Hij toe, dat onze le
venslange beproeving gel eid werd door Zijn grooten tegenstan
der, den duivel zel f. Zoo kwam men er toe, deze wereld te
beschouwen als d e wereld van den duivel ; het was een
van onwaarheid en kennis daarvan voerde den mensch naar
de verdoemenis en inderdaad werd dan ook de menschelijke
geest, waarmede d e mensch d acht z ij n aardsche onderzoekin
gen te doen, beschouwd zoozeer in zonde ontvangen te zijn,
dat het nooit een werktuig kon zij n , om te leiden tot de o nt
werkeliik
der waarheid, welke tot
voordeel voor den
men. sch zou

Zekerlijk wisten d e menschen toen niet,

dat de wereld een plaats der waarheid was, maar er ware n


d i e voeld en, d a t h e t zoo zijn moest, d i e vertrouwen
hadden in haar en zichzelf en een vertrouwen, z groot, dat
zelfs alle verschrikkingen der Inqui sitie hen niet geheel kon
den terugh ouden en het licht der wetenschap geheel uitdoo
ven. Deze weinigen stonden pal e n kwamen tot algemeene er
kenning en bewezen de waarde van het vijfde-straals geloof,
(lat in hen was ; en tegenwoordig i s iedere intelligente vrome
mensch bereid, niet alleen te erkennen, dat de wetenschap het
stoffelij k leven hee rlij k rij k gemaakt heeft, het ver boven de
dieren verheven heeft, en den men:,ch in staat gesteld kalm

1 2 ;)
...

en v redig alle v raagstukken van het stoffelijk bestaan onder


d e oogen te zien en den menschelijken geest door oefening tot
een schoone hoogte te ontwikkelen, maar d a arenboven hee f t
zij den V'r omen mensch

zeif geholpen, zich Cod m e e r volh ,men

bewust te worden.
Ten allen tijde heeft de mensch God gedacht als de Heer
van het heelal, m aar toen m en zich verbeel dde, dat d e we
reld slechts een vrij groot plat vlak was en de hemel een
ding, door pilaren ondersteund of m issch i e n een omge
keerde puddi n g v orm met gaatj es er in, waardoorheen het
licht d e r hemelsche oorden kon schij nen, om de sterren te
vormen, was het begrip v a n de v erhevenheid en
aan bH1Clmg,
van den H eer v a n d a t h ee l al niet te
wan

w a t nu voor d e n geest oprij s t tot vrome


neer

men

denkt aan

millioenen
kunde

werelden

ons

de wonderen van de ruimte, aan de


in

de

geopenbaard

oneindigheid,

heeft,

die

de

sterre

aan de wonderen van het

door scheik unde en nat u u rku n d e beke n d geworden


e n aan d e wonderen der
ografie en bi o l o gi e,
baar m aken en

die

dage!Uki

h et heelal l m b e gT ij p elijk wonder


n i e u w e verschieten openen.

H et vrome k,arakter van den vij fde-straal :; mensch komt


u i t in de

w ijze ,

waarop hij zonder m eer

de

'We tten der na

t u u r aanbidt en met gemak gelooft in de ons terfelij kheid


d e r oers tof. Gij zult h e m nooit zien wenschen, ook maar
een h aarbreed d e werking van de geri ngste der natu urwet
ten te veranderen , noch zou h ij , als het in zij n m a c h t was,
door h e t o p t i l len van zij n p i n k , zelf een
brengen in de schikk i n g d e r d i n gen,

"v ij

z iging durven

v ol m a akt schj nt

h e m de aanpassing en organisat i e der w ereld, die


b este leermeester i s . H ij ziet duidelij k, d a t w anneer iets
ervaring
ui tge vonden of gemaakt w ordt, de na
door den m ensch
tuur h em door

verbeteri ngen zal do'en aanbrengen.

126

H ij maakt een auto b ij v., maar wanneer h ij h aar over d en


w e g doet gaan, zal h ij er iets nieuws van leeren, wat h ij
zonder de hulp der u iterlijke natuur nooit geleerd zou heb
b e n en dit doende zal hij zij n kenvermogen wat verder ont
wikkeld hebben.
Als de wetenschapsmensch eens wat ging philosofeeren,
wat n i et zooveel voo rkomt, zouden w ij hem h ooren z e g g e n
t e g e n zichzelf,

d a t zij n kleiner denkvermogen volkomen

aangepast i s aan het goddelij k denkvermogen, vertegen


woordigd door d e wetten der natuur en dat het daardoor
l eert en verder, d at het steeds rijker en m achtiger wordt
door oefe n i n g in een omgeving, die er zoo bij uitstek voor
geschikt is. Was h ij

daarbij nog vroom en genspireerd,

dan zou h ij nog iets tocyoegen aan d eze stelling en zeg ge n,


d at de werel d o n s hekend maakt m et den aard van G d,
zooals wij hierbov e n zagen, en ons ook meer Hem gelijk
m aakt. Zij bren g t ons ook nader t o t het alwetende, d aar
z ij h et denkvermo g e n een fermer gre e p verschaft op de le
Yende werkelij khei d op ieder tij els tip en de waarheid d oet
zien, dat alles van oneindige b e t eekenis i s voor den w ij ze,
ofschoon h et onbelangrij k mag s c h ij nen voor den dwaas.
::vlet wat wij sgeerigheid zou hij ook i n zien, dat de m e n sc h
geen m a c h t uitoefent o v er de natuurkrachten d o o r m id d el
van kennis, m aar z i ch vereenigt m et die krachten, en n aar
m ate h ij met hen medewerkt, zij m e t hem werken i n e e n
samenwerking, d i e e e n van d e gro o t s t e wetten openb aart,
dat er geen werkelijke s trij d is i n alle rij ken der natu u r,
m aar dat alle samenwerken tot het g oede.
Soms maakt de waardecring der wet i n de natuur zulk een
i ndruk, dat hij er niet aan ontkomen kan zelfs in de kleine
d i ngen des levens en dan heeft h ij neiging een afgod te ma
ken van plan, regels of YOorschriften, wanneer zulke d i n
gen onnoodig zij n. I k heb van een man gehoord, d i e al

I 2i
ZIJ n h em d e n en andere kleedingstukken m erkte en er een
kaartsysteem van op nahield, zoodat hij met een oogopslag
kon zien, waar bijv. h emd n ummer negen was

i n de

i n reparatie, of i n die of in die lade !


dat het dier van dezen straal de trouwe dienaar
van den mensch, het paard

dat

voor

de ploeg, de kar of

onder het zadel leert een gerege l d l even te leid en, en re


gels en vormen, wet en
het stoffe lij k leven lee rt

en de onvermij d elij kheden van

HOOFDSTUK XVI.

DE ZESDE STRAAL.

Evenals de vij fde straal vaardigheid in het denken ui telrukt,


zoo drukt deze vaardigheid in het gevoelen uit ; want het zijn
gevoel en gedachte, op dingen gericht. En evenals het geloof
van den man der wetenschap hem brengt tot het doordringen
in het beginsel van wet in de wereld, zoo brengt het geloof
van den zesde-straals mensch hem er toe door te dringen tot
de goedheid, die alom in de wereld tegenwoordig is en haar
schraagt en zich in alle gehoorzaamheid en toewij ding over
te geven aan dat, wat de mee:-llc menschen God noemen.
Door de eeuwen heen zijn er vrome mystici geweest, wier
gebeden geen spoor van vragen om stoffelijke dingen bevatten,
maar een uitstroomen waren in eeuwige dankzegging en aan
bideling aan de voeten van de groote Goedheid, die hen trok
met dwingende macht en hun leven doorstraalde met boven
menschelijke vreugde. En deze mannen en vrouwen wisten
rechtstreeks door hun gevoel wat ancleren zouden kunnen
bereiken door redeneeren, het feit, dat de ondervindingen in
het leven niet goed en slecht zijn, omelat ze prettig en smarte
lijk zijn, maar dat ze alle in de hoogste mate ons tot voordeel
zijn, omelat ze regelrecht uit Gods hand komen. " Alles wat
ontvangen wordt is een geschenk" , zegt een Hindoesch spreek
woord en waarlijk zoo schijnt het den zesden-straals mensch
toe. De ware vrome moet meer goedheid in dingen voelen
en ervaren clan anderen, want hij is meer in aanraking met
het hart der wereld. Hij heeft ten minste een glimp opge-

1 29
vangen van de godd elij ke goedheid i n de wereld en zij n
vroomhei d i s een verlangen, e r meer van t e verwezenlijken.
OfschoDn hij het gewoonlij k n i et weet, is d i t pad een groot
middel voor h et vernietigen v an smart, die in zoD groote ma
te wordt voortgebracht door de to01nelooze verbeelding van
den mensch, die hem in de vroege stadia er toe brengt, meer
te eten dan h ij kan verteren en meer te grij pen, dan hij kan
vasthouden en te verlangen naar onbestaanbare d ingen - een
vernietiging zoo groot, dat lichamelijke pijn gering schijnt
naast d e verrukking van zijn v i s i e en de eer van zij n dienst.
H ij w eet, dat wat komt, goed is, zelfs al weet hij niet, op
welke wijze het goed is en men zou zij n geloofsbelij denis over
eenkomstig

die

van

d en

man der wetenschap kunnen formu

lieren en zeggen : " Ik geloof in de wereld als de plaats van


Gods goedbeid en dat de gevoelens des harten, a l s ze aan
m o ediging vinden, zullen leiden tot steeds grooter ontdekking
daarvan en wanneer

de

mensch
v ertrouwt op God en geen
onmetelijk
vrees h e e ft voor zijn geloof, hij
beloond zal wor
den zel fs in de sto ffelij k e

wereld .''

De eenvoud van dit geloo f is

dikwijls roerend,

zooals

herinneren zullen, die "de kleine bloemen van St.


gelezen h ebben. lk ken een In dir, die een van d e meest voor
aanstaande rechtsgeleerden van zijn Provincie was, als een
s terk voorbeeld van d i t type. Hij had een verbazin gwekkend
v ertrouwen in het lot en ging d ikwij l s te laat naar den trein.
Welke sympathie e r bestond tusschen hem en gebeurtenissen
weet ik niet, maar dit is zeker, dat wanneer hij te laat
hii was, de
trein ook te laat was. Ik weet slechts n keer, dat
den
trei n gemist heeft, en toen zeide hij tot mij met zijn

die

de l i efste was, die i k ooit op aarde gezien heb : "\'Vel, wat


God doet i s het beste voor o n s ! " Dit zeide hij steeds in al
m oeilij kheden, en die waren talrijk genoeg. Toch was h ij
9

1 30

nooit onverschillig als het betrof anderen te helpen ; honder<len menschen hadden reden tot
dankbaarheid
over hem en toen hij stierf, was het, alsof de geheele stad,
waar hij gewoond had, iets van haar licht verloren had.
haar geestelijke kracht
Het i s de eenvoud der vroomheid,
diee-iften
looPende
wordt God
is. Niet
door
i
n
het
oog
LIJ n werda,
ui!->Ialt:H
maar door
reinheid van
m
een blad of een bloem o f
\:Vat zegt Vishnoe
M ii in de Gita ?
een vrucht
wordt geofferd m e t vroomheid, neem i k ze
aan van de strevende ziel, omdat ze met vroomheid aangeboden
worden. Wat gij doet, of eet, of offert, of geeft, of tracht t e
." Geen liefelijker ver
bereiken, doe dat als een offer aan
haal van d e z e
is ooit geschreven dan
dat van d e
van Azi", die aldus
t o t den 1 ! eer
Mijn hart, E e rwaarde, is sl echts k l e i n.
De regen, d i e ternauwernood e e n veld
Bevochtigt, vult allicht een l el iekelk.
I k ben tvree, zoo slechts mijn heer mij mint
En 't jongsken vroolijk lacht; als in mijn huis
Aldus d e l e venszon den zomer
't zorgen voor

van 's morgens vroeg,


Goden prijs,
u i tdeel, 't tulsi-loof v e r f risch,
Mijn maagden ' t dagwerk
tot 's middags, 't uur,
Dat o p mijn schoo t mijn heer,
s l a ap gewiegd
Door zang en waaier, ' t h oofd ter ruste l egt,
En 't laatste ma a l in 't vreedzaam avonduur,
Als ik om brood te dienen naast h em sta.
Dan wenkt, n a tempelgang en
Het zilv'ren l i c h t der starren tot d e n
Zou ik bij zooveel zegen n iet 1
En scho n k l k h em dit kind
Met zachte h a nd zijn ziel naar
leidt?
D e Schrift toch leert, dat wie e e n zoon gewint,
Voor reizigers een boom tot schaduw plant
En voor het do rstend volk een bro n ontdekt,
Na zijnen dood daarvoor vergel d i ng vindt.
Dit woord der Schriften neem ik need'rig aan.

131
I k wil niet wijzer zijn, d a n die voorheen
.Met Goden omgang hadden, en, bekend
Met toaverspreuk en lo fgezang, als gids
Ons leiden op den weg to t deugd en vree.
Dat uit het goede 't goede kiemt voor elk,
En uit het kwade ' t kwade, altijd en overal,
Geloof ik, daar ik zie, hoe zoete vrucht
Aan eed'le planten rijpt en bitter ooft
Aan giftig kruid; hoe n ij d straks haat verwekt,
En goedheid vriendschap, en volharding vree,
Heeds in dit leven. E n als ' t doodsuur slaat,
Zou dan geen "morgen" volgen op dit "thans"?
Maar ik voor mij
Betracht i n ootmoed 't goede, dat i k ken.
I k dien cle wet en leef in ' t vast geloof,
Dat komeil mag, wat komen moet en zal !
Toen sprak de Heer : "Uw eenvoud overtreft
Der wijzen wijsheid. Gij geeft onderricht
Aan leeraars . . . . . . "

Hindoes en Boeddhisten zeggen, dat de wereldenergie


niet zonder b etrekking tot het welvaren van de menschen,
die op de wereld leven, gericht wordt, ja geheel tot hun
bestwil wordt aangewend, en spreken van de groote wet
van karma, de m oreele wet, die het heelal doordringt,
waardoor geen lij den tot eenig leven d schepsel kan komen
dan wat h ij voor zichzelf geschapen heeft door het eerst
anderen te doen o n dergaan. Z ij zeggen, dat er d aarom geen
reden voor vrees b estaat i n deze wereld van God. Deze
w et i s altij d gevoeld geworden als een zegen zonder gren
zen i n den B o eddhistischen godsdienst en vereerd als het
grootste ding ter werel d - de goede wet - en zij, die
h aar vereerd hebben en hun geluk er bij gevonden hebben,
zullen i n vele gevallen tot den zesden straal b ehooren.
In de vele b o eken, die er bij d e H indoes en Boeddhisten
voor h et positief opbouwen van het karakter en vooruit
gang van den mensch door zelf-ontwikkeling bestaan,
wordt den aspirant altij d geleerd, dat hij in alles voor God
m oet buigen, tevreden m et alles, zooals de Gita z egt, wat
tot hem komt door geen onmi ddellijke inspanning van
De

13:2

h emzelf,

en gewillig daarmede samen te werken al s het

beste middel voor de vervolmaking van zij n leven.


Dit verlangen naar goedheid in dingen kan ook zesde
straal s menschen met banden van echte dankbaarheid bin
den aan een grooten leider of leeraar, die de opperste goed
heid verkondigt en de kracht van haar dienst i n z ij n eigen
leven bewij st. Z ulke menschen h eb b e n zich bijv. om Chris
tus' vaan g<:schaard in de Westersche

wereld,

om

Krishna i n I ndi en om anderen van verschillenden graad


van verhevenheid ten allen tijde. In de Christenheid zult
de drie soorten van menschen vinden, die i n iederen gods
dienst worden aangetroffen ; ten eerste zij, die onder den
ban van karma staan en geen bepaalden straal vertoonen,
omdat ze ge e n meester over zichzelf en hun eigen leven
zij n, maar i n v rees
ken als

een

en

beven leven en den godsdienst zoe

toe v l ucht ;

en van de ov erigen : zij die den

Christus vereeren om zij n li efde voor en dienst aan de


menschheid en zij, die bereid zijn de menschheid lief te
hebhen en te dienen in gehoorzaamheid aan Christus, dien
i n de eerste plaats vereeren om zijn groote goedheid.
Van deze laatsten is

de eerste groep eene van tweede

straals menschen, door medegevoel bewogen voor het le


ven rondom hen en de tweede groep i s er een va1, m en
schen van den zesden straal, eerst vromen, later dienaren.
Het aanzicht van dezen straal, dat een groote rol speelt i n de
vereering i n de wereld, is, zonder eenige verpersoonlijking, de
waardecring van welvaart.

Millioenen van mcnschen hebben

deze wereld met dankbaarheid lief en genieten met welgeval


len de zegeningen van de welvaart of van I.akshmi en bewon
deren zonder perken Hare tegenwoordigheid in de groote
\verken en bezittingen der menschheid. Dit wordt in de hoog
ste mate thans gevoeld door het Amerikaansche volk, dat zijn
steden en vruchtbare vlakten liefheeft met een onbegrensde

1 33
vroomheid.

"Gods eigen land" noemen zij het, met tranen

in de oogen, want het zij n menschen, die zich niet schamen


voor hun gevoel

en waarlijk is Lakshmi daar.

Onder de dieren is onze vriend, de hond, het beste voorbeeld


van dit type.
kwaad

kan

Voor hem is een meester iemand, di(. een


doen,

wiens leven vol is van wonderbaarl ijke

k rachten, die de bron is van alle mildheid, het wezen, waarop


gewacbt moet worden, voor wien gewerkt moet worden, voor
wien gestorven moet worden, die de poorten van het paradij s
opent op iedere wandeling buiten, wiens strengheid zelfs op
de een of ander wijze vriendelijkheid is en voor wien te krui
pen, als hij ontstemd is, allerhoogste en schitterende waaris

dit is de god van zij n verlossing

en geen

trouwer toegewijde heeft Christus of Krishna in de rijen der


menscben.

HOOFDSTUK XVII.

DE ZEVENDE STRAAL.

Zooals de man der wetenschap de goddelijke gedachte i n de


natuur ziet en de vrome het liefdevolle hart aanbidt, zoo
reageert de ware kunstenaar op de geoefende hand ; hij aan
bidt zonder terughouding de schoonheid der natuur. Dit i s
d e derde van d e stralen van gehoorzaamheid of vroomheid,
omdat de kunste na a r en !Jeminnaar der schoonheid zijn Mees
ter erkent in de groote wereld.
De ware kunstenaar beschouwt zich zelf niel als de schepper
van schoonheid, evenmin als de ware wij sgeer zichzelf be
schouwt als de ontwerper van de waarheid, die hij verkon
digt. Beschouw de wijsheid van den Platonist in dit opzicht.
Hij stelt de vraag : Vanwaar krijgt de wij sgeer zijn waarheid
en de kunstenaar zijn schoonheid ? Vinden deze genien deze
d ingen uit met de vermogens van hun eigen geest en bren
gen ze aldus iets nieuws in de wereld ; of krijgen ze die van
de wondere schepping, waarin zij leven ? En hij beantwoordt
de vraag dusdanig, dat kunst slechts een copie der natuur i s
en de kunstenaar slechts een ziener van den goddelijken geest,
die de wereld vult met alle soorten van wonder en daar
onder schoonheid.
Er schiet mij te binnen, hoe op de tentoonstelling van de
Bengaalsche School eenige bezoekers voor een reeks schoone
schilderingen van zonsondergangen in de Himalaya stonden
en ze luid bekritiseerden, zeggende, dat waarlijk nergens ter
wereld zulke kleuren in een zonsondergang bestonden ; maar

1 35
later riepen diezelfde menschen bij het zien van een zons
ondergang uit : "\Vel, dat zijn de kleuren van die schilderij en
van Calcutta " . Zij hadden ze tevoren niet opgemerkt en ze
zagen ze nu slechts, omdat ze de schilderijen gezien hadden
en de kunstenaar hun geleerd had tot op zekere hoogte te
zien, wat hijzelf zag.
De schoonheid in alles tre ft den kunstenaar, vol als hij is van
physieke gevoeligheid als niemand anders en zij kan hem
ophef fen tot hoogten van bewustzijn, waarvan ancleren niet
kunnen gelooven, dat zij in haar macht is. Ik herinner mij
een Russisch kunstenaar, die er van overtuigd was, dat er
geen hoop voor Europa was, zoolang het niet reageerde op
Russische kunst en toestond, dat haar invloed den toon aan
gaf voor de bejchaving en de menschen hervormde. Deze
macht erkennende, voegden de Platlonisten vroomheid toe
aan hun philoso fie en zagen in, dat geluk moest voortkomtn
uit de beschouwing met diepe vereering en dankbaarheid van
de w erken van het universeele bestaan, waarin ons leven
geleefd wordt. De verrukking over schoonheid wordt een
plaatsven angster van den volmaakten levenstoestand, die bo
ven h et bewustzijn uitgaat, nanda zel f.
In dit lich beschuwd, \vordt de kunstenaar een mede
werker met God voor de evolutie der menschheid. Of
schoon hij doortrild en doorstraald mag w orden met het
geen h em toestroomt door het kanaal van schoonheid, zoo
als dat m et alle men schen geschiedt in de m ate, w aarin
zij daarop ku nnen antwoorden, heeft deze mensch den wil
o m zijn ge dachten en gevoelens s til te m aken, z oodat zij
door z ij n hand stroomen in den vorm v an w erk. Dat doet
hem zich concentreeren in zijn toewijding en helpt hem de
meening der wereld niet te tellen. Hij ziet eerst de schoon
heid, di e an deren niet zien kunnen en dan geeft hij haar
w eer, afgescheiden van de v erwarrende massa van schoon-

136
heid, w aarmede zij vermengd is o nder gewone omstandig
heden en b rengt h aar aldus on der de aandacht van an
deren.
Omdat de kunstenaar nooit God uit het oog verliest in de
dingen, verslapt h ij nooit in het streven naar z ij n doel, in
zijn geheele leven niet, en de hoeveelheid volgehouden
concentratie, die wil is, waarmede al zij n vermogens i n
beheer genomen worden ten, dienste van zij n werk,
wordt zelden gez i en. D enk b v. eens aan h et zorgvolle en
van volmaakte toewij ding sprekende werk, aan ieder klein
onderdeel van de groote tempels en moske.en van I ndi
be teed. B ijna alle steden en gruote dorpen van Zuidelij k
Indi worden beheersebt door reusachtige tempels m et
gopara's, o verdekt met uitvoerig snij- en b eeldhouwwerk
en worden verfraaid door w aterb asins, omgeven door
artistieke m uren, terwij l in het m idden en Noord e n van
I ndi bij na oyeral prachtige m oskeen z ij n met m in aretten
en koepels en graftomben en tempels van een kleiner type
d an die in het Zuiden. D eze prachtige monu m e nten,
schcon in hun omvang, omtrek en verhoudingen, zoowel
als in hun in details uitgevoerd snijwerk, zijn ons ge
b leven als b l ij vende gedenkteekenen uit vroeger tijden,
toen de m ensch verrukking en ontsluiering zocht door
schoonheid en nu zijn z e een prachtig w erktuig voor de
verfij ning, verheffing en uitbreiding van het b e w ustzijn
van allen, die in d e nabijheid leven en ze bezoeken e,n
bewogen zij n door hun alles te bovengaande schoonheid,
en zekerlijk is de zeldzame bevalligheid van het Indische
volk voor een groot deel te danken aan het werk van de
zen straal in hun deel van de wereld. Wie de b o uw
meesters en beeldhouwers w aren, weten wij niet, m aar
als wij hun werk aanschouwen, begrijpen wij , met hoeveel
geduld en volharding zij j aar op j aar gearbeid moeten heb-

1 37

ben, o m ieder o nderdeel v a n h u n werk zuiver e n volmaakt


te d oen zij n . De schrij vers van velerlei volkeren prijzen
en danken eenparig deze kunstenaars voor h u n werk, die
nog duizenden j aren de aanbidders der vroomheid de ge
heele wereld door zullen bezielen.
Gij kunt u niet verdiepen i n deze schoonheid, zonder zelf
innerlij k schooner te worden en op haar beurt zal die i n
nerlij ke schoonheid uitdrukking vinden i n den uitedij ken
vorm. Echte kunstenaars zij n schoon om te zien, evenals
caricaturisten zelf caricaturen zij n en d e mensch van dwa
ze p rincipes er ook n aar uitziet. Als gij u verliest in de
schoonheid van een schitterenden zonsondergang o f de
won dere pracht der H i m alaya of de grootsche rots- e n
bergmassa's v a n R i o de Janeiro, zult gij later ervaren, dat
hun scho onheid en kracht i n u overgevloeid zijn en gij
vrediger en sterker zij t d an te voren. De zekerheid en vre
d i gheid van God zij n op de een of andere wijze in u bin
nengetreden en h ebben uw innerlijk leven evenwichtig ge
maakt, terwij l zij het vredig en sterk maakten.
Evenals het nastreven van kenni s het verstand ontwikkelt,
zoo

m aakt

schoolden

het

voortb rengen

arbeid

den

van schoonheid door ge

voortbrenger

schoon

in

eigen

gestalte en beweging. Zoo n adert op elk pad de mensch


slechts God door God te worden

en

op deze lij n is de ware

schoonheid van hem, die h aar schept. D aarom kan schoon


heid

nooit oppervlakkig zij n ;

s c h oone

m iddelen

verkregen

ook kan zij niet door on


worden,

evenmin als een

stelsel van kennis opgebouwd kan worden zonder waar


h e i d i n al h aar deelen. Zij , d i e u iterlijke schoonheid zoeken,
en zich tevreden stel l e n met rommel achter de s chermen
te laten liggen, zij n als zij , die zich verbeelden, dat groote
stoffelij ke rijkdom een leven van kracht en m acht kunnen
geven, al i s de bezitter er van zelf niet sterk i n de schat-

1 38
karakter.
in handeling, echte yoga
-- en welk een s choonheid in elke
van het geen van ieder d eel, zelfs van de kleinste spier. Zoo is
het m e t alle h a n de lingen, die door eeuwen van evolutie of
veel oefening volm aakt zijn geworden en dit wordt ons
meer d an ooit tegenwoordig geopenb aard met beh ulp van
l angzaam loopen d e films.
In deze schoone han delingen bespeurt de wij sgeer o f de maP
der wetenschap de standvastigheid van het beginsel der
schoonheid, schoon de kunstenaar zelf niet
behoeft te stellen in dit aanzicht van de zaak. D e stand van
evenwigrootscll
cht in
is even vast als de schoone vorm van
modern stuk Fiusch bouwwerk en die dingen
een
aanschouwende, zal ieder zeggen : J a, al J')OU ik naar den
hoogsten hemel gaan, d eze d i n r._; L'n mod ik ! en m i n s te met mij
nemen. In waren zin zetten de schrij vers der Poerana ':; den
weg naar Yama's gezegende stad af met paarden, di e a fstan
den van Uchchaihshrava en olifanten uit het geslacht Aira
vata en eenden op prachtige vijvers en rivleren en groote
boomen, die heerlijke schaduw gaven. Schoonheid is de rust
van vaJmaakte beweging in geluid of kleur of vorm en te
recht
men, dat van alle dingcri in de stoffelijke wereld
de kunst h et
is, dat blij vend is. Wij kunnen in dit op
zi cht
Edwin A mold's schoone woorden over de wet van
werk, die ons de grootste bedrevenheid in werk toonen,
h erhalen :
Haar wet houdt eeuwig stand, Door haar ontplooid,
Bloeit hier de roos. Ginds vormde weer haar h an d
Het Lotus-blad. Zij weeft den l entetooi
U it zaad, dat op het l a n d
In ' t d u ister slaapt. Zij kleurt d e wolken
mengt uit blauw e n goud den
bliksem, dienen h a a r
h a a r troon.

schoon.

1 39
Zij vormt in 't donker 's menschen h a rt. Door h a a r
Ontkiemt i n 't vormloos e i de vederpracht
Der goudfazanten. \Vat zich boos of broos
Betoon', h a a r stille kracht
Maakt alles l iefelijk e n sch oon. 't Eitje i n 't nest
Van 't gouden zonnevogeltje is haar schat,
D e cel der bijen is h a a r honigschaul.
Zij wijst den mieren 't pad.
In hooger zweeft op haar bevel
Het star renh eir i n schoone ha rmonie.
In 's aardrij ks diepten bergt zij goud, saffier,
Sardonix, lazuli.
Zij werkt de wondren in het groene woud,
Den trotsehen ceder schept zij aan zij n voet
H et tenger kruid, waaraan zij halm en blad
En bloem ontluiken doet.

Het is niet mogel ij k het woord schoonheid te noemen, zondtr


over Japan te spreken. Ik heb de geheele w ereld doorreisd en
onder menschen van twintig landen geleefd, maar nergens
elders heb ik die overvloedige schoonheid gezien, waarmede
het leven van de menschen in dat land gevuld i s. De tempels
en tuinen en kunsthandels behooren tot de wonderen der
wereld, welke geen woorden ook maar in de verste V(;rte
in staat zijn te beschrijven en men kan de waarde van
het volk voor de menschheid zien, als wij be denken, dat
iedere ziel, die een geboorte i n dit l and heeft, onvermij
delij k wordt aangeraakt d oor een zin voor schoonheid,
ver boven hetgeen hij tevoren er van bezat. In andere lan
den zijn artistieke zielen zeldzaam, en zij gaan ten onder
en m issen de kracht te midden val'li de overigen,
maar hier is iedereen schoon en de geheele natie
is er door aangeraakt. Niet voor vreem delingen worden
hu n zeldzame s childerij en en kunstnijverheid sproducten
gemaakt, maar voor henzelf en in de m eeste woningen

1 40

is de nis voor sch oone kunstvoorwerpen altij d in de meest


geb ruikte huiskamer - een nis ter grootte van een deur
en een aantal centimeters diep met een trede, w aardoor
zij boven den vloer komt te staan. D aar worden een paar
kunstschatten geplaatst - n schilderij, de kakemono en
n stuk van brons of ivoor of lakwerk o f iets dergelijks, op
een kleine ebbenhouten tafel of een voetstuk. Bij een eerste
bezoek zoudt ge kunnen denken, dat dit alle bezittingen van
uw vriend waren, maar later zult gij een ander stel schatten
in den hoek voor schoone voorwerpen vinden. De huisvrouw
vult haar kamers niet met schoone dingen ; zij begrijpt het
beginsel van schoonheid en bewaart haar verzameling in een
kabinet en laat slechts enkele tegeli k zien. Waar vindt gij
nog meer zulk een hegrip ? Zelfs clc lichtste aanraking der
hand van den Japanner van het kleinste voorwerp, maakt dat
schoon, met een schoonheid, die meer uitgesproken dan sug
gestief is, want de eigenschap van het zevende onderras is
zoo volmaakt, dat ze bijna het vierde wortelras verbergt,
waarin zij woont. Welk ander volk zal bij honderdduizenden
uittrekken om zijn kersebloesem-boomen te bewonderen, die
gekweekt wovden voor de bloesems, niet voor de kersen, die
oneetbaar zijn. En waar elders worden kinderen met zoo
zeldzame zachtheid behandeld en geleerd te glimlachen voor
al, wanneer ze leed hebben, niet om zichzelf op te beuren,
maar opdat ze niet hun smart op anderen overdragen ? Zulke
schoonheid en liefde voor schoonheid moeten den dewa's
dierbaar zijn. Schoonheid, schoonheid overal en de menschen
in hooge mate vriendelijk maar met een ijzeren wil.
En vreemdsoortig nevenaanzicht van dit beginsel, werkende
door den gevoelszin, is de natuurlijke neiging tot zindelijk
heid van menschen van dezen straal. Dit is iets anders dan
arclelijkheid of netheid en is verwant aan het verwij deren van
aanwassen, die de schoonheid te voorschijn brengt, verbor-

141
gen in uiterlijke dingen.

De Japances vertoont deze eigen

schap, want in naam van de reinheid koken zij zich bijna


levend eiken dag.

Men kan zelf nooit rein genoeg zijn, maar

toch ,denkt m en hierbij aan het J apansche spreekwoord over


het lot van de drukke huisvrouw, die den tijger het gezicht
trachtte te wasschen !
Ceremoniel is ook een zeer belangrij k deel van het actieve
w erk van dezen straal en kan beschreven worden als de ma
gie er van,

uitgeoefend door den mensch.

Als gij woondet

in een huis, waar een man van hooge en heilige gedachten


woonde, zoudt gij opgeheven worden door zijn gedachtegol
ven en gedachtevormen, die voortdurend op u inwerkten, i n
de mate, dat gij er op kondt antwoorden.

Het is een ervaring

van vele leerlingen van de M e esters, dat in de tegenwoordig


heid van hun Leeraar zij waarheden kunnen weten, waarvan
zij op andere tijden niet zeker zij n.

De uitw e rking van alle

soorten van kriyashakti in de wereld is een zeer wezenlijk


ding. Deze mach t werkt doo r schoonheid zoowel als op an
dere wij zen en deze is het, die den pelgrim naar Badarina
rayan omzet in de kracht en reinheid der Himalaya's zelf en
den pelgrim naar Kyoto in de l i efelijkheid van de tuinen,
waarin de heilige plaatsen z i ch bevinden.

Vooral i s dit waar

en vruchtbaar, als de pelgrim i n een vrome stemming is, want


dan is h ij in een toestand, waarin hij op de kracht kan ant
woorden en haar kan tot zich nemen, met alle drie d e deelen
van zij n persoonlijkhei d - lichaam, gevoelens en denkbeel
den. Ceremoniele d i ensten op iedere plaats en in ieder land
leenen zich in het bijzonder tot het doorgeven van dezc'11 i n
vloed ; daarom is schoonheid van groote beteekenis gewor
den voor ceremoniel, schoonheid van geur, geluid, kleur,
vorm en beweging en zonder deze kunnen vele menschen
niet tot de volheid van vroomheid komen, die voor hen mo
gelijk i s .

1 42

Zulk een op den voorgrond tredend ding i s ceremoniel op


den zevenden straal, dat er in Indi vele menschen zij n, die,
wanneer ge spreekt van het pad van handeling aan de cere
moniele vormen van hun godsdienst zullen denken, ze b e
schouwende als de werken, die den mensch in aanraking met
de dewa's kunnen brengen en geloovend, dat de dienst van
het ongeziene op deze wijze hun en hun omgeving veel ver
heffende gaven schenkt. Van dit alles is een werktuig ge
maakt voor de opzettelijke hulp voor den mensch, zooals alle
dingen dat worden op haar eigen wijze, wanneer de geest
van den mensch beslist gericht is op een ideaal en om deze
reden hebben de groote helpers der menschheid met de
schoonheid van ceremonicl en haar oproep aan de dewa's de
magie en symboliek van d en vierden straal vereenigd. Aldus
vinden wij in goed ClTt n J on i i_e I ,;d11 lone vnrmen, oneindig
schooner gemaakt door schoone gedachten, die er in uitge
stort zij n eeuwen lang, evenzoo vormen van diep verborgen
schoonheid, die de oer-mathematiek van de wereld beli
chamen, en den invloed van het groote rijk der dwa's, die
leven in de on troering door schoonheid en het heerlijk vin
den, daar tegenwoordig te zij n, waar haar vormen aangetrof
fen worden.
Onder de dieren is de kat een uitstekend voorbeeld van de
eigenschappen van den zevenden straal. Het is een wezen in
al haar leden bevallig en schoon in rust o f in beweging. Er
is nog een zekere lompheid in het paard en den oli fant en
zel fs in den aap en den hond, buiten hun bijzondere lijnen
van ontwikkeling, maar nooit in de kat, wat er ook gebeurt.
En mijner vriendinnen vertelde mij het verhaal van een kat,
die naast haar woonde en dikwij ls bij haar in huis kwam ;
klaarblijkelijk met een vast plan. Ze kwam geregeld de ka
mer binnen loopen, waar de mens ehen zaten ; als zij zag, d at
er een vuur brandde, dan kwam ze binnen en maakte het

143

zich gezellig, maar indien dat niet het geval was, vertrok zij
terneergeslagen. De liefde voor weelde van de kat is niet
precies op gemak gesteld zij n, zooals bij luie menschen, maar
ter voldoening aan haar gevoeligheid ; het is het schepsel, dat
het meest in het stoffelijke opgaat, en neiging heeft op een af
stand te blijven van menschen, niet omdat ze niet van hen
houdt, maar omdat haar aandacht door iets anders wordt
bezig gehouden. Het is het dier, dat alles prettig moet heb
ben, dat zichzel f zindelijk kan houden, dat meer geeft om het
huis dan de menschen, die zij alleen waardeert om hun aaien.
en op hun beurt houden de menschen van haar, niet zoozeer
om het gevoel van kameraadschap, clan wel omelat zij schoon
is om te zien en aan te raken.

HOOFDSTUK XVIII.

DE TABEL VAN EEN MEESTER.

11
I
1

21

31
I
sj
61
4

71

Kenmerk van den


Straal
Fohat-Shechinah

Wijsheid
A ka sa
Geboorte van
Horus
Vuur
Incarnatie der
Godheid

I
I
I
I
I
I
I
I

- -- -- -. I --

Laatste Godsdtenst

Kenmerkende Magie

Raja Yoga (Menschelijke Geest)

Astrologie (Natuurlijke Magnetische


Krachte n)

Hatha Yoga (Physicke Ontwikkeling)


Alchemie (Stoffelijke
Substanties)
Bhakti (Toewijding)

Ceremoniele Magie

I
I
,
I
I
I
I

--

Brahmaansche

Buddhistische

Chaldeeuwsche

Egyptische

Zoroastriscbe
Christendom, enz.
(KabaJa, enz.)
Aanbidding van
elementalen

Bovenstaand tabel van de stralen is een h istorisch docu


ment. Z ij werd veertig jaar geleden in Adyar gegeven aan
den beroem den occul tist C. W. Leadb eat:er door den Me es

ter Djwal K u l , die hem en de vriend en, die toen m et h em


waren, verte l d e , dat dit alles was, wat aan de wereld met
bet r e kk i n g tot de s t ralen moch t gegeven wor de n . Ze w a s
toen niet erg begrijpelijk, maar ze heeft den klassieken onder
grond ge vorm d voor verdere kennis, die van tij d tot tij d

145
v e rk regen w e r d . Zij staat nu in z ij n merkwaardi g e n i euwe
boek "De M eesters en het Pad". Zij kwam voor het eerst

een paar J agen geleoen in m ij n h a n den, n a d at i k al d e


denkbeelden h a d neergeschreve n, d i e vervat zij n i n d e v oor
gaa n de hoofdstukken. Evenwel, nu ik haar nog eens be
kijk, kan ik niets v i nden, d a t o p eenigerlei dwali n g in d at
werk w ij s t, of aanl e i d i n g geeft t o t e e n noodzakel ij ke v er
ande r i n g. I k neem haar hier o v er met toestemmi n g van den
schrijver, omdat ik den k, d a t m ij n verklaringen e r van de
belangstelling zullen h ebben van bestudeerders der stralen
en h elpen zullen om lic h t t e werpen op sommige der stra

l e n en h elpen zullen om l i c h t te werpen op somm i ge der


meer duistere termen (zooals "Geboorte van Horus") , die
v r ijwel een raadsel zij n geweest voor velen.

FohatShechinah

I.

De wo-orden Fohat en Shechinah, die samen gevoegd

zij n om het kenmerk v a n d e n eersten straal aan te geven,


zullen

b estudeerders

van

h et

gmote werk v a n Ivf adame

Blavatsky, "De Geheime Leer", wel vertrouw d zij n . Fo


hat alleen zou ue volkomen onbe schrij fbare macht aan dui
uen, die in den universcelen God woont vr de openbaring,
d i e op e e n volmaakt o ndenkbare w ijze gebrui k t werd, toen
de O ngeope: n b aanle wilde, d e velen te w orden en de zelf
v erandering volbracht in de twee en d rie, daaraan onder

Shakti

gesch i kt ; maar Fohat-Shechinah beteekent d ezelfde kracht


naar

b ui t en

gekeerd

als

shakti,

de e erste oorzaak van

geopenbaarde verscheiden h ei d , die zich voordoet o p het ni


veau van d e n mensch a l s d e n w i l in hem - het vermogen
of d e kracht, waarmede hij zichzelf veran dert en zoo de
stof schikt door den

zooal s ik reeds ui tlegde. Het

is het ware leven, dat het leven dient en de oorzaak van


alles wat groeit. Occult i s ten, d ie het zeldzame geluk heb
ben gehad den Heer d er Wereld te zien, het H oofd van
den Eer s te n Straal van onze aarde, zullen aan dit denkJO

! 46
beeld de herinnering vastknoopen van het electrische
karakter van Zij n aura, die als b l auw weerlicht is, w ant
Hij is de grootste werkzame wil en uitoefenaar van deze
m acht op onze planeet.
De tabel geeft de karakteristieke magie van eiken straal.
Waarom de Meester in het bijzonder over magie gesproken
mag hebben, daarvan is niets met zekerhei d te zeggen,
m aar we kunnen het eenigszins gissen. De voornaamste
reden, waarom de kennis van de stralen met zooveel voor
zichtigheid geopenbaard is door de Broederschap der
Adepten is door Madame Blavatsky aangegeven, toen zij
zeide, dat kennis van de stralen een groote m acht g af.
Vele menschen hebben er naar gezo cht, ten einde h un
e i gen straal uit te vinden en dan de passende m agie te
beoefenen, waarvan verwacht mag w o rden, dat de kracht,
die op natuurlijke wij ze door hen h een vloeit, dat met een
groote m acht en b etrekkelijk gemakkelijk zal doen. Al dus
nam de gedachte aan magie een groote plaats i n, toen er
over de stralen werd gesproken. Er wordt geen magie ge
noemd in verband met den eersten straal, omdat naar alle
waarschijnlijkheid de eigen wil, zonder toevlucht tot an
dere kanalen, steeds de eenige magie was, die de trotsche
wezens van dezen straal z i ch wilden verwaardigen te ge
b ruiken en waarlijk is hun houding gerechtvaardigd, om
dat ze de macht van het zelf gevoele n en die kunnen ge
b ruiken als geen ander.
Ieder, die onmiddellijk bekend i s met den Hindoesehen of
Brahmaansehen godsdienst, vooral met die vormen, die be
stonden vr den d ienst van Shri Krishna ontstond, valt het
op, hoe steeds weer de leer naar voren treedt, dat het atma
of zelf in den mensch n is met het universeele zelf, een on
overwinnelijk middelpunt van bewustzijn, bestemd om be
vrij ding te bereiken van alle aardsche boeien, niet door uiter-

1 47
Iijke genade, maar door een npuntige verovering van ieder
stukje van zijn eigen wezen en de onverschrokken verklaring
in gedachte en daad, die belichaamd is in het groote gezegde :
"Ik ben Dat " . Indien dan die godsdienst niet zoo zacht en
vriendelijk was in zij n vroegere vormen als nu, hij vertoonde
tenminste in het sterkste licht, in zij n groote leerstellingen
'9'an karma en dharma, het geloof in het beginsel en de waar
de van rechtvaardigheid en de verklaring, dat de mensch niets
te vreezen heeft van dingen buiten hem, omdat hij goddelijk
i s en meester over zij n eigen let.
Typeerend voor dezen godsdienst zijn de moed en de wil van
den grooten voorvader Bhsma. Dit kwam uit, in zijn schit
terende onafhankelijkheid ; bedreigd door Koning Shishupala
in toomelooze woede, richtte hij zich op en antwoordde met
groote kalmte : "Weet, dat ik al de koningen der aarde licht
tel als een stroohalm. Of ik gedood werd als een dier op het
veld of verbrand, wat er ook mag gebeuren, hier zet ik mijn
voet op al uw hoofden. Vr ons staat nu de Heer, Dien ik
aangebeden heb." Terloops zij het gezegd, dat het voor aspi
ranten van den eersten straal niet noodig is, deze taal na te
volgen - de omstandigheden waren bijzonder uittartend en
bov endien i s nabootsing geen kenmerk van den eersten straal.
Later, op het slagveld, toen Bhsma stervende was, doorboord
van pijlen en bedekt met wonden, stelde hij z ijn dood uit om
tot hen, die zich rondom hem geschaard hadden, te spreken
over de waarde van de dertien vormen der waarheid en hun
te verzekeren, dat eigen inspanning gaat boven voorbeschik
king en dat de wil van den mensch boven alle gebeurtenissen
staat. Zelfs Shri-Krishna, die de tweede-straal invloed der
liefde meer naar voren bracht in het Hindoesme, begint zijn
reeks van goddelijke hoedanigheden, die ontwikkeld moeten
worden door den mensch, met de krachtige deugden van on-

1 48
bevreesdheid, sattvische reinheid en het standvastige streven
naar wij sheid.
2. De term wij sheid, die gegeven wordt als het kenmerk van
den tweeden straal, behoeft weinig verklaring, maar ik moet
nogmaals wijzen op het belangrij ke feit, dat reeds uitvoerig
werd uitgewerkt, dat de actieve vorm en h et inwezen van
alle wij sheid, liefde is. De term raj a yoga in de tabel heeft,
geloof ik, betrekking op de schitterende koninklijke weten
schap van de nheid, die door Shri Krishna, in de Bhagavad
Gita geleerd wordt en de uitdrukking "menschelijke geest" ,
veertig j aar geleden in dit verband gebezigd, duidt niet zoo
zeer op het beginsel van manas, het denkvermogen, dat in
die raj a yoga sl echts be,;chouwd wordt als een zesde zintuig,
dan wel op dat ware m i d del punt van menschel ijk bewustzijn,
dat de theosofen huddhi noemen. De Dhuddistische godsdienst
i s zekerlij k kenmerkend voor den tweeden straal. Hoe vaak
heeft niet zijn Stichter, door het Ganges-dal heen en weer
trekkende, de Hindoes gewezen op het gevaar van d en trots,
dat bestond in hun leer van het zelf, indien iemand, zeggen
de " Ik ben Dat " aan Ik" zou denken, zooals de mensch ge
neigd is te doen, in een stoffelijke beteekenis of zelfs als het
gewone bewustzij n. Hoe dikwijls niet heeft Hij er den nadruk
op gelegd, dat er geen eeuwig zelf bestaat, zooals de mensch
dat gewoonlijk denkt. Herinner u ook Z ij n leer van vriende
lijkheid - deze Man, " die ons Azi zachtmoedig maakte"
- en Z ijn wij d omvattende liefde zoo op de wereld indruk
te, dat de tienduizenden millioenen, die Zij n volgelingen ge
weest zij n in den loop der eeuwen, boven alle anderen bekend
stonden om hun zachtmoedigheid en het ontbreken van per
soonlijke inhaligheid. Het is de eenige godsdienst, die zich
nooit door vervolging verbreid heeft ; toch heeft hij h et groot
ste aantal aanhangers gevonden, die eenige godsdienst ooit

------ - --------

I 49
gehad heeft. Deze godsdienst is zeker een van den tweeden
straal.

H et kenmerk van den derden straal wordt in de tabel als

akasha gegeven. Akasha i s de schatkamer van d en universec


:;tof.
Jen
de plaats van alle o ertypen, het eerste gebied van
de

waarop d e kriya of gedachtekracht van onzen Zon


w erkt.

.Het is het groote geheugen van het bewust

ZIJD van onzen wereldbol. Het is h et middel, waarmede het

bewustzij n d e ruimte vult.

Hieruit ontstaan door differen

ti atie al de v erschij n selen van h et objectieve leven. De term


astrologie hee ft hier, geloof ik, niet zoozeer betrekking op
het stelsel van symbolen en veronderstelde betrekkingen, dat
men tegenwoordig dien naam geeft, dan wel op de positieve
wetenschap van de invloeden van de
het h oo fd staan van de stralen.

die aan

De mensch van dezen straal

zou bij het leeren van zij n magie alles te weten komen om
trent de kenmerken van de zeven onderscheiden typen van
iederen graad en iedere soort van kracht en sto f, zoodat de
geheele w ereld voor den expert van dezen straal zou openlig
gen als een groot schaakbord, waarop h ij de sterkte en den
stand van alle stukken zou kunnen zien en z-e aanpassen aan
h et beoogde doel in dienst van het leven. Al de krachten
der natuur vormen een groote wiskunstige wetenschap en ze
hebben hun affiniteit, die m en zeer goed m et den term mag
neti sch bestempelen kan. De Chaldeeuwsche god sdienst met
zij n

doorwrochte

astrolatrie

e n practische astrologie, zij n

Boek der Getallen, zij n schakel s van d e n b o o m der kennis


waarschiinliikheid
aan den boom des levens
e n zijn grooten e e rbied voor den
h e e ft naar a1le

tot dezen straal

behoord.
-

Vervolgens komen wij aan de geboorte van Horus, het

geen zeer zonderling l ijkt als kenmerk van een straal ; maar
alles wordt duidelijk, als wij ons herinneren, wat er in Hoofd-

r so
stuk V l l l gezegd is over maya als een incarnatie van S hiva,
die een schakel maakte tusschen Vishnoe en Brahma en har
monie bracht i n de betrekkingen tusschen bewustzij n en sto f .
Toen Osiris van zij n koninkrijk bero o f d was, werd h et lij den
van het volk zeer groot onder zij n wreeden onderdrukker,
maar hij werd herboren in zij n eigen zoon Horus, d i e het
onrecht kwam wreken en het geluk herstellen. In den Egyp
tischen godsdienst was de ceremoniele rouw den dood van
Osiris een zeer werkelijk verdriet en het was kenschetsend
voor den grooten honger naar geluk ( onze ananda) , dat de
menschen overal zoeken in aardsche banden. S et, de m o o rde
naar van Osiris, de opstandige elementen in de natuur en
de duisternis van den nacht werd verslagen door Horus, die de
harmonie herstelde en ten laalstc de God van rechtvaardige
beloorring en straf werd. Horus was ook het type van den
mensch, het wezen, precies in den midclentoestand, waarin
de hoogste geest en de laagste stof een plaats van samenkomst
vinden en hun botsing en harmonie hebben.
Daar dit een onderwerp van groot belang is, zal ik trachten
het meer volledig u i t te leggen doo r verwijzing n aar de
atma (1000)
buddhi (999)
manas (hoger, (888)
antahkarana (777)
kama-manas (666)
kama (555)
linga sharira (222)

zeven beginselen van den mensch . H et vierde begins el is


wat soms antahkarana genoemd wordt, wat letterlij k be
teekent

de

i nnerlij ke

deling. Daarboven

o orzaak, of instrument, of b emid

(in zeker opzich t ) hebben wij a t m a,

b uddhi en manas, die de eerste drie b eginselen vertegen


woordigen en er o nder hebben wij drie beginselen, d i e i n
d e menschelij ke gesteldheid h et vijfde, zesde e n zeYende
vertegenwoordigen. De termen, die deze laatste drie be
schrijven, zij n buitengewoon verward geworden, daar zij
door

verschillende

scrijvers

op

verschillende

wijzen

ge

bruikt zij n. Laat ik een stel t ermen geven voo r h et gemak


van onze h ui di ge studie. Wat gew o onlij k h et lagere d e n k
vermogen genoemd wordt, is kama-m anas, d.i. manas m et

ISI
begee rte, manas, d i e bel ang stelt i n uiterlij k e dingen. Mis
s c h i en heeft men het woord kama i n een te b e perkten z i n
ge b r u ikt, o m alleen grove zinnelij ke begeerte a a n te duiden ;
begeerte (kama) is...

het b e teekent al le begeerte. En begeerte is h et naar b u i ten


gekeerde aanzicht v a n l iefde, de liefde tot de dingen d e r
dr i e werelde n ; terwijl echte liefde is l i efde tot h e t l ev e n of
l iefde t o t het go ddel ijke en beho ort tot het hoogere of naar
binnen gekeerde zelf. Wat gewoonlij k het astrale beginsel
genoem d wordt, is eenvoudig kama, ofschoon het kama
roepa wordt, wanneer e e n b epaald astraal lich aam
w or d t . Het zevende begi nsel is in het eth eri s ch d u bbel, wat
men ook wel eens het ] i nga sharira o f ij le lichaam noemde.
\Vat wij het sto f felijk lichaam nocmen heeft geen echt be
gi n sel van den me nsch i n zich. Het is niets dan een deel
van de u it erljke werel d . H et is zelfs niet de hand van d e n
mensch, maar e e n werktuig,

dat hij i n de

etherisch

Het

d u bb e l

is,

houdt.

hand,

die het

stoffelijk l i ch a am dien t

s l echts om de i n nerlijke organen te dragen, waardoor de


mensch i n d erdaad w erkt op het stoffellik gebied. In ta
bellen van de zeven beginselen vinden wij Of het antahka
rana, f het sto f f elijk li chaam, maar i n geen vinden
beide

opgenomen.

\Vij

kunnen

vo l g t :
1.
2.
3.
5.
6.
7.
4.

de gewone mens

Atm a
Buddhi
Manas
Lager m anas ( kama-m anas)
Astra al ( k ama-roepa)
Etherisch ( l i nga-sharira)
Stoffelijk lichaam

Zooals

1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.

dri e tabellen maken als


2

de occultist

Atma
Buddhi
Manas
Antahkarana
Kama-manas
Kama-roepa
Linga-s h a r i ra

dadelij k zullen zien,

wij

4.
I.
2.
3.
5.
6.
7.

de adept

Monade
Atma
Buddhi
Manas
Kama-manas
Kama-roepa
L i n ga-sharira

de eerste tabel pre-

cies d e zeven begi nselen van d e n gewonen mensch aan,


d e tw eede tabel geeft die v a n d en o c c u l tist, die n o g n iet

152
volmaking bereikt heeft e n d e derde tabel

die van

d e n adept o p h e t oogenblik, dat hij adeptschap b ereikt.


Het beginsel, dat wij hier b edoelen, werkt door het stof
felij k lichaam in het eerste geval ,

door het antahkarana

in het tweede, en door de monade in het derde.


Nu hestaat er een wonderbaar verband tusschen de mona
de, het antahkarana en het stoffelijk lichaam ; maar daar
d it ietwat moeilijk te vatten is, wil ik geleidelijk daartoe
komen. Atma

- bnddhi -

manas

i s het goddelij ke

in

d e n mensch, d a t waarlijk evolueert - het oorzakelij k li


chaam

ontvangt

nieuwe

kracht

op

het

proefpad,

het

boeddhische op d e eerste helft van het Pad ( tusschen de


Eerste

en

de

Vierde

Inwijdi n g ) en het atm ische op de

van dat !'ad (tu sschen de Vierde en V ij fde


Inwij d i ng-) . Zij n omsprr >11kelijke werkzaamheid lig t daar
om op deze gebic<len, maar l 1 et h cl'ft iets n u o d i g om
uitingen te specialiseeren, zooals het stofje in de mist of
tweede helft

het v u il tje in de parel. Later zal het o o k een

mo eten

worden, daarom m o e t het een wereld leeren zien van uit


het innerlijke van die wereld, dat wil zeggen van uit zijn
eigen u iterlij k gedeelte. Vandaar de noodzakelijkheid v a n
onderdompeling in d e s tof.
Het goddelijke kan de stoffelijke werelden daarom niet i n
eens binnentreden, maar slechts stap voor stap.

Het antah

karana, dat het verbindt met een bepaalde persoonlijkheid, i s


zulk een stap.

Het antahkarana is dus een plaatsvervanger

in den lageren mensch voor het hooger zelf. In een zekere


incarnatie heeft het hooger zelf geen plannen, zichzelf e n
alles wat het aan ontwikkeling heeft opgedaan i n vorige le
vens, te vertoonen.

Iets is uitgezocht voor een bepaal cl doel

voor dat leven, en de persoonlijkheid zal tevreden moeten z ij n


met zich niet te ontwikkelen, maar d e les t e leeren van het
oogenblik.

Het

is

een ding van het tegenwoordige, niet van

1 53
de eeuwigheid.

Daarom moet het zich geheel overgeven aan

het hoogere, zonder eenige hoop op iets voo r zichzelf, behal


ve zij n belooning in devachan.

Als het dat niet doet, wordt

het de tegenstander van het hoogere, de dwarsbooroer van


zij n doeleinde.
Osiris

Di t alles vindt men terug in het Egyptische verhaal van Osi


ris. Het hoogere zel f is Osiris. Osiris heeft zijn werk te ver
richten op de hoogere gebieden.

Typhon / Set
Horus

Hij kan niet beneden blij ve n

om o o rlog te voeren met Typbon of Set, m a a r hij zorgt voor


een zoon, Horus, voor dat doel.

Horus is het antahkarana.

Het antahkarana is het eenige, dat goddelUk is in de per


soonlijkheid en het is een kleine incarnatie van zij n eigen va
del. Dit verklaart den term "Geboorte van Horus".
Laten wij dan nu onze aandacht wijden aan het verschil, dat
er bestaat tusschen de persoonlijkheid en d e lichamen. Horus
behoort de heerscher over de persoonlijkheid te zijn.

Dat wil

zeggen, hij behoorde een koninkrij k op aarde te vestigen, dat


zijn vader vertegenwoordigt.

In zoo'n geval zouden de licha

men soorten van stof tot zi eh trekken, een soort van trilling
v erkrijgen en vormen en gewoonten tot stand brengen, die
i n overeenstemming zouden zij n met een persoonlijkheid van
omhoog. Horus zou dan de goddelijke persoonlijkheid in den
men sch zijn, volkomen in hamwnie m et de drie hoogere be
ginselen, gegrondvest in een koninkrijk op aarde als in den
h emel en de goddelijke tetractys

(van n soort) zou ge

vorm d zijn.
karma

1\I aar daar i s karma, waarmede rekening moet gehouden


worden - het karma van de daden, die begaan werden door
middel

van het

stoffelijk lichaam

in vroegere incarnaties.

Dat karma doet zich gelden en vormt dat lichaam van buite n
a f , door erfelijkheid en andere middelaars, z e l f s vrdat het
geboren is.

Dingen van buiten bestoken het op ontelbare

wij zen vanaf het oogenblik d er geboorte en zij doen neigen

1 54

tot het opbouwen van een ander soort persoonlijkheid. ')


Typhon

ph on wil de heerscher zijn.

Wint h ij tot op groote hou 1_ :.:

den slag in de een of andere incarnatie, dan krijgen

wij

ht l

ongelukkige verschij nsel van de vestiging van de "zelf-p v r


soonlijkheid " .
Toch is die nederlaag nit voor niets. Als het hoogere n og
niet in staat is de meester te zij n te midden van de ervarin
gen, die vroeEer karma brengt, dan toont dat alleen aan, dat
het nog in een toestand van uiterlijke in plaats va.n innerlij l;:e

leering is. Het moet door ervaring leeren, soms door bittere
ervaring. Maar alle ervaring, die karma brengt, i s gooerl
voor de ontplooing der ziel en 0 fschoon zij komt onder het
mom van een vij and, zij is i n werkelij kheid de beste al le r
vrienden.

Daarom i s tenslotte Typbon geen vij and, ma:lr

is

een tweede plaatsvervanger - een plaatsvcrvanger voor het


antahkarana - die een

regelmatige

voortgang verschaft aan

de oefening van het hoogere, een middel om den groei er


van te doen voortgaan.

Het is de vertegenwoordiger van de

Reeren van Karma.


Nu komen wij aan het moeilij ke van de zaak. Ik heb gezegd,
dat het antahkarana een plaatsvervanger i s van het godde
lijke, het hooger zelf .

Het is niet heelemaal waar, maar het

scheen mij toe, gezegd te moeten worden, opdat wij tot een
dieper waarheid zouden komen.

Het goddelijke i s het onder

werp van de ervaring, degene, die de ervaring opdoet. het


stoffelijke i s het voorwerp.

Deze twee kunnen niet samen

komen door iets, dat in een van beide is, maar zij kome n bij
elkaar, omdat zij beide abstracties zij n uit een grooter geheel.
Laten wij ons het verhaal van de Zuil van Licht weer herinne
ren. Vishnoe (de Tweede Logos, het Goddelijke) en B rah
ma, de Derde Logos, (het Stoffelijke) konden niet samen
opschieten, totdat Shiva ( De Eerste Logos) verscheen en
hun bewees, dat hij geheel boven hen beiden stond. Toen kre-

1 55
gen zij Hem beiden lief en begonnen samen te werken, ge
hoorzaam aan Hem. Hij wilde echter niet bij hen blijven,
maar bracht harmonie tusschen hen en beloofde, dat zij Hem
weer zouden zien, als hun w erk geindigd was. D e harmonie
bleef, een verbindingsmiddel tusschen het onderwerp en het
voorwerp, de kenner en het gekende, het goddelijke en het
stoffelijke.

Die harmonie is maya ; zij is ons leven, dat een

plaatsvervanger is van het werkelijke leven.


In den mensch is het antahkarana de vertegenwoordiger van
maya en zoo ook weer het stoffelijk lichaam, dat het steun
punt is van karma.

En daar de monade de Eerste Logos is

in den mensch, het hooger zelf de Tweede (met drie vermo


gen s ) en het lager zelf de Derde ( ook met drie h oedanig-he
den) , vertegenwoordigt het antahkarana dien Eersten Logos
(de monade) , totdat het vereenigde werk van den Derden en
Tweeden Logos voltooid

is.

Als dat ten einde is, i s het

antahkarana niet langer noodig, want de mensch heeft zij n


menschelijken loopbaan voleindigd en zij zij n opnieuw i n de
tegenwoordigheid van hun H eer ( de moande ) . Alzoo b ij het
bereiken van Adeptschap houdt het antahkarana op noodza
kelij k te zij n, daar dan het ego zelf slechts een werktuig wordt ;
het bewustzij n is niet langer de mensch zelf, maar alleen een
stel krachten.
H atha Yoga wordt als de magie van dezen straal opgege
ven. In Indi is dit gebaseerd op de theorie van overeen
komsten, en het geloof, dat evenals de geest het lichaam
benvloedt, het lichaam den geest benvloedt. De aanhangers
er van beoefenen de strengste beheersching van het lichaam,
niet door het opleggen van martelingen aan of verwonden
van dat lichaam, behalve door sommige onwetende en bijge
loovige volgelingen van dezen dienst, maar door het in den
meest volmaakten toestand van lichamelijke gezondheid en
uithoudingsvermogen te brengen en op het etherisch dubhel

1 56
in te werken door stelsels van ademhaling - alles ten einde
vermogens van den geest of siddhi's te verwerven, of groote
magie hield niet

concentratie te verkrijgen. De
alleen rekening met het
scheidenbeid

van

overeenkomstigheden,

maar met een groote ver


en

brachten

werkende door symbolen en


zij

gevolgen teweeg in de

innerlijke en uiterlijke werelden. Alles wat ui terlijk

w a <:

scheen voor hen een beteekenis en gevolg innerl ij k te heb


ben ; zoo nauw verbonden zij de innerlij ke en uiterlij ke we
relden in hun gedachte en in hun leven eveneens.
<enoemd
S Op den vij fden straal vinden w U vuur
kenmerk en alchemie als de magie. Dit
op den wetensc
zette waarheid en reinhe i d vereischt worden voor succes.
Agni, o f vuur in al zij n vormen, heeft veel te maken gehad
met het werk van den mensch in de

scheikunde

en natuur

kunde en alle andere takken van zuivere en toegepaste we


tenschap. Het houdt verband met het concrete denkvenna
gen van den mensch en ook m et het zeer belangwekkende
feit, dat de wetenschap bij na geheel a fhankelij k is van het
en daarom van den middelbaar van
een vorm van agni. Indien bUv. kennis omtrent
den aard en de warmte van een lichaam noodig is, dan raakt
de wetenschappelijke mensch het net met zij n vinger aan om
van de warmte kennis te krijgen door h et gevoel ; hij gebruikt
een thermometer om de warmte op een zichtbare w ijze aan
te duiden. Zooals ieder weet, is het Z oroastrianismc d e
dienst v a n h et v u u r e n van de reinheid.
6.

De zesde straal heeeft het kenmerk "incarnatie der god

h e i d" en als m i d de l van magische kracht, bhakti o f toe


Dit komt volkomen overeen met ons schem a, want
de vrome v a n dezen straal ziet op naar God als goe d h ei d

I S7

gencarneerd in de objectieve wereld, niet naar abstracte


godheden, die meer aantrekking hebben voor menschen
van andere stralen. Het Christendom is steeds grooten
deels een godsdienst van dit type geweest, niet onverschil
lig voor de schatten en welvaart op aarde en in h et toe
komstige l even.
7

Om de een of andere onbekende reden was het kenmerk

van d e n z evenden straal n i et gegeven, waarschij nlij k omdat


indien s choonheid genoemd was, het diepe ervan over het
hoo f d zou gezien zijn. Alle verslagen over de betrekkingen van
den mensch met de groote deva-evolutie toonen, hoe dier
baar aan die wezens alles is wat schoon is in de natuur
en in de kunst, in vorm, kleur en klank en op e lke andere
wij z e . Vooral heeft m en i n aanmerking genomen, dat heer
lijke ge uren hun behagen en hen aantrekken. Dat ceremo
niel d e magie van dezen straal zou zij n , is niet o nnatuur
lij k onder deze omstandigheden, en de schitterende kle u
ren en rythmische bewegingen, die het bij na altij d verge
zellen, kunnen de psychische omgeving of atmosfeer voor
de menschheid verbeteren, door de

deva's in nauwere aan

raking met ons te brengen. Gevoelighei d voor h et bestaan


cler onzichtbare wezens i n d e natuur heeft eveneens geleid
tot de vroege vormen van deze werkzaamheid, waarbij de
mensch in aanraking kwam

met natuurgeesten

door geschikte ceremoniele vormen.

en

deva's

"0, wij ze mensch, laat varen het denkbeeld dat N iet-Geest


Geest i s" - zegt Shancharacharya.
Atma is Niet-Geest i n zij n eindelijken Parabrahimschen staat ;
of I,ogos, is Geest ; of, zooals het Occultisme
h et i s een samengestelde eenheid van geopendbaarde l evende
Geesten.
DE GEHEIME LEE i \ .
Ofschoon lshvara

is -

onvera n derd

in

de dicp te

ten van Pralayas en in de mcet in tense werkzaarnheid van


M anvantaras, boven hem i s ATl\il A, rondom wiens tent de
duistern i s h eersch t van eeuwige MAYA.
GEHEIME LEER.

H OOFDSTUK XIX.

UW

STRAAL.

Deze kenni van de stralen is slechts voor hen, die een ideaal
hebben, een Ster, stralende in het Oosten, die h em aantrekt
met een onweerstaanbare betoovering, zoodat ze niet anders
kunnen dan zich een weg er h een banen, als hun levenspad.
Anderen, die nog l even voor de bevrediging van het oogenblik,
van het lichaam en de zinnen en het denkvermogen, zij n
nog d e dienaren van maya, en zij hebben nog d e voorbijgaande
genoegens van het dier. M aar slechts h ij , die een standvastig
ideaal h eeft, is op weg naar het werkelij ke leven, dat ananda
is, geluk en zelfs dan, als hij het pad vlug wil gaan, heeft hij
niet alleen de leidende ster van zij n ideaal nooclig, ver boven
hem en voor hem uit stralende in de duisternis der nacht,
maar ook een lamp der deugd voor zij n voeten en een kracht,
die zij n leden beweegt. M eer nog, als hij het met den groot
sten spoed wil gaan, moet hij uitmaken, welke de ster is, die
h ij bestemd is te volgen en welke deugd en kracht hij moet
hebben, of met andere woorden, hij moet zij n straal uitvin
den .
Dit i s slechts mogelij k als zij n leven van binnen uit bestuurd
wordt. Onlangs heb ik twee schaakspelers gadegeslagen. De
eene boog zich over het bord heen met gespannen blik en ge
rimpeld v oorhoofd en zijn vingers beefden, terwij l hij zij n
zetten deed ; de ander leunde achterover, terwij l hij kalm het
bord bestudeerde, en als hij stukken aanraakte, was het met
een natuurlijke en onmerkbare gratie. Hij, die het pad tot het
geluk wil betreden, moet beseffen, dat het leven zulk een spel
Jl

162

op het punt van samenkomst van


1s en niets meer. Het
de plaats, waar ik de buitenwereld
twee werelden. Laten
ontmoet, "mijn wereld" noemen. Het is niet
geheele we
reld maar slechts dat gedeelte er van, waarin mij n spel ge
wordt, waar dingen mU aanraken en beroeren door
de zinnen en ik ze benvloed door mij n gedachte. Vele dingen
er in tijd en ruimte, die mij niet aandoen in den loop van
het huidige spel en vele dingen zijn boven het bereik van mijn
dat e r een streek is, die
krachten ; maar zeker i s
wereld"
grooter of kleiner naar de mate, dat ik uitgegaan
ben in de wereld en haar in de hand genomen heb, of in het
spel des levens ben getreden.
Alle stukken op dit hord zijn dingen om te gebruiken
koning, koningin, r<J.ad:;heeren, kastcelen en pionnen-farijkdom, roem, vrienden, zakenrelaties
en zelfs het
lichaam, met zijn hoedanigheden van gezondheid en kracht
in organen en leden, zintuigen en hersenen, en zijn physieke,
gevoels- en denkgewoonten. Het spel speelt zich voor u af in
uw wereld, de plaats van samenkomst van het verborgen zelf
en de grootere wereld. In het begin zUt gij veilig, maar
doet een zet, om uwe krachten te vergrooten of er gebruik
van te maken en onmiddellijk staat gij bloot aan aanvallen.
Voor iederen zet van u komt er een zet als antwoord, in de
wereld, waarin actie en reactie onafscheidelijk zijn. Goede
standen, slechte standen, komen en gaan ; pionnen en raads
heeren vallen, maar
zij t niet gevallen en gij leert de stuk
ken alleen waardeeren om het gebruik en
laat ze rustig
los, als ge door ze op te offeren, tot een beteren stand kunt ko
men. ZU vallen, raadsheer, kasteel, koningin, maar gij ligt
niet ter neer. En gij zijt zelfs niet verloren, zelfs wanneer
de koning zelf gevallen
hj , die uw laatste stuk op het
bord is. Het is geen aanleidin,g tot droefenis, want als gij

1 63
gespeeld hebt, zult

het spel

sterker staan voor het

volgende.
De gebeurtenissen des levens beroeren u nooit in werkelijkdoch doen alleen uw wereld aan. Buig u angstig voor
over, vol van on-wij sheid en het zal l ijken, of het ,verlies van
een pion rof een kasteel een letsel van het z e l f is, maar in
werkelijkheid heeft niets uzelf beroerd, doch sl echts uw we
reld

en

alle gebeurtenissen

gunstig voor de kalme en

werkzame ziel. Zit rech top en leun achterover en gij zult het
aldus zien.
stadia willen vaststellen in den

I k zou

of

evolutie van de menschelijke ziel, en overal kan men men


sch e n zien op verschillende sporten dezer ladder :
Stadium
"
"
"
"

I.

A ch t erover leunend.

2.

Rechtop zittend.

3
4
5

Voorover buigend.
Rechtop zittend.
Achterover leunend.

H et eerste stadium is dat van den pri mitieven en onontwaak


ten mensch, of hij beschaafd is o f niet, traag en !:Onder be
langstelling,

slechts

tot

handeling bewogen door de harde

slagen van het lot. Het tweede is dat van den mensch, die
geleerd heeft, dat de wereld dingen van groot genot bevat
en hij is vol gretigh ei d daarvoor, tot aan gulzigheid toe. In
het d erde stadium is hij nog vervuld van

ve rlangen,

maar heeft ontdekt, dat de wereld vol gevaren en


elkaar-opwegingen i s, en bepaalde eigen wetten hee ft, e n
is bezorgd, om het brooze vaartuig v a n zijn bestaan veilig
.door

de

stroomversnellingen

des

levens te sturen. In het

vierde stadium is de mensch nog verdiept in het spel, maar


hij speelt het met waardigheid, zelfs al voelt hti scherp iedere
voelt.
winst en ieder verlies ; doch in het vijfde speelt hU het spel
al s iemand, die onsterfelijk i s, die aldoor weet en

dat

1 64
h ij ten laatste niet anders dan winnen kan in h et grootere
spel, waarvan dit een deelt j e is, omdat h ij steeds door ster
ker wordt. Hij i s verlost van angst, ontevredenheid en w rok ;
voor hem zij n hoop en vrees verdwenen, hij kan zich niet
overl veren aan de genade der gebeurtenissen door te w en
schen,

dat

zij n

tegenstander zal handelen, zooals hij dat

wenscht. Wat er ook gebeurt, hij verliest zijn kalmte niet ;


hij speelt het spel, terwl hij achterover leunt, tegen zichzelf
als h et ware en zijn slapende kracht i s als die, achter den
sprong van den tijger. Zooals anderen hun heelal van erva
ring onderscheiden hebben in twee practische gedeelten "ik
en de wereld", heeft h ij het onderscheiden in drie practische
gedeelten, " ik", "mij n wereld" en "de wereld". Nu heeft hij
niets te vreezen van "de wereld." maar slechts van zichzelt
en zijn eenige zorg i s, waak zaam te zij n en zij n krachten te
geh m i ken en ze nooit te laten slapen.
Als hij dezen staat tot op zekere hoogte bereikt heeft, i s de
vraag : hoe kunt ge uitvinden, wat uw straal is ? Het i s on
mogelijk ook maar eenige regels vast te stellen, door m iddel
waarvan deze ontdekking gedaan kan worden, maar e r zijn
zekere vragen, die gij uzelf kunt stellen, die het neerdalen van
i ntutie i n uw hersenen kunnen bevorderen. Gij kunt nu e en
sterke neiging hebben voor geleerdheid o f phi!antropie o f
kunst, maar ze kunnen e e n voorbijgaande phase zij n, een be
langstelling, die haar opwekking vindt door d e omgeving.
Vraag uzelf eerst af, op welke wijze de belemmerende beper
kingen van de behoeften uwer ziel weggenomen werden door
de groote theosofische wetenschap.

(I)

S ch een het of zij een

eindeloos pad van overwinning ontsloot voor de zegenvie ren


de vordering van de omhoog strevende ziel ?

( 2)

Scheen zij

de hind erpalen te v erwij deren voor d e universeele verruiming


van het zonnige hart ? (3 ) Nam zij de verwarring weg van
een geest, die alles trachtte te bevatten in n alomvattend

IGS
plan ? ( 4) Toonde zij aan, dat er geestelijke doeleinden wa
ren zelfs op de donkerste plaatsen des levens en dat zelfs in
de volmaking alle onvolmaakte dingen ook een rechtmatige
plaats zouden hebben ? ( 5

7)

Beloofde zij u tij d en gele

genheid voor de volmaking van kennis of een eindeloos ver


schiet van aanraking m et alles dat men zich denken kon als
het meest glansrij ke of de zekerheid van eind elij ke volkomen
vaardigheid in een kunst, die zelfs de energie van e en ge
h ee l leven niet tot algeheele voltooiing zou kunnen brengen ?
Laat uwe gedachten een poos op deze clingen rusten zonder
eenig verlangen, dat uw straal deze o f die mag zij n en d an
kan uwe intutie spreken.
Dan kunt gij uzelf afvragen, terugblikkend, welke uw in
vloed op anderen geweest is. Dat zou u iets kunnen zeggen,
daar ieder geeft wat hij heeft, en niets anders. H ebt gij ze ster
ker dan te voren achter gelaten en beter in staat om aan de
grillen van het lot het hoofd te bieden door hun aanraking met
u ? Hebt gij ze opgewekt tot een grooter gevoeligheid voor
een ander leven dan het hunne, dat de wereld doordringt ?
Zij t gij de oorzaak geweest, dat zij van bi nnen uit het myte
rie van het leven begrepen ? En al deze dingen zelfs zonder
de gedachte van uw kant, om dat te doen, alleen maar door
dat gij er waart ? En ook, hoe heeft de wereld u onderricht ?
Als

gij door

ervaring

heldere en bepaalde lessen geleerd

hebt, dan hebt gij waarschij nlijk eerst gehandeld en daarna


nagedacht in uw verleden ; maar als de wereld u vriendelijk
dingen heeft voorgezet, te uwer keuze en beoordeeling, dan
is waarschijnlijk het omgekeerde het geval geweest.
Bovenal, wat i s het, dat gij in het diepst van uzelf wenscht ?
Stel al uw b egeerten terzij de en vraag uzelf af wat gij in
derdaad wenscht e n neem geen oppervlakkig antwoord aan,
m aar vraag uzelf af, waarom gij dat antwoord geeft e n
wat de diepere behoefte i s , d i e achterblij ft. Indien g ij een

!66
liefde of

tegenzin,

een

v oorbijgaande

en oppervlakkige

voorliefde of afkeer voor een der stralen h ebt, dan zal die
uw beeld van de waarheid verwringen. Gij moet volkomen be
reid zijn, wat dan ook va:n de intutie aan te nemen en haar
n iet i n twij fe l trekken, hopende dat h aar antwoord d i t of
d at zal zijn.
Nogmaals kunt gij het veld

v an

onderzoek verkleinen door

de beschouwing van de drie krachten van den geest ; in hun


Raad, wie de voorsteller is van de meeste besluiten en wie
de andere tot actie brengt ? Zoekt gij kennis en m acht uit
liefde, die u doet verlangen God te dienen of uw mede
menschen t e h elpen ? Zoekt gij het gezelsch ap van anderen
en de kansen des levens ter wille van het begrij p e n ? Of i s
het d e kracht van h e t zelf, dat, bestaande, ten volle l even
moet en

i n de wirwar van

het

leven zendt, omdat het

leven het leven is en overvloedig geleefd moet worden ? Of


treft ge bij het diep inne schouwen eenig standvastig voor
nemen aan, een onafgebroken voortstuwen ; o f treft ge daar
een nooit verminderende liefde aan, steeds gereed om de
!t:: v ens van anderen te omvatten ; of vindt ge daar een onop
houdelij k strtven naar de vlekkelooze waarheid ?
Toets u dan verder in uw falen . Er zij n drie groote geeste
l ij ke wetten, die geen waar mensch ooit b ehoor de te ver
cntachtzamen ; h ij moet wakker zij n en zij n krachten gebrui
ken ; h ij moet waar zijn ten opzichte van zichzelf en an
deren en vol l iefde. Als h ij h et hoogs t e zoekt, is h et on
vergeeflij k en n i et te rechtvaardigen, ( desniettegen s taan
de zal hij het doen, maar steeds minder, naarmate de tijd
voortschrij d t ) w anneer ook, een dezer beginselen ter wil
l e van een ander prij s te geven, te mid den van de botsin
gen, die de plicht brengt in het practische leven. Welk hebt
gij i n het verleden prij sgegeve n ? Was het om vriendelijk
te zijn, dat gij onwaar z ij t gewe e st of dat gij door uw trouw

1 67
aan d e waarheid smart veroorzaakt heLt oi dat gij , terwij l
gij e en werk bevorderdet, dat goed bedoel d was en u van
vitaal belang toescheen, toegestaan h eb t, dat waarheid en
liefde daarbij verslapten. H e t beginsel, waaraan gij vastge
h o uden h eb t, kan uw straal aanwij zen. M aar al die dingen
zij n slechts een onzekere h ulp, omdat de kennis yan bin
nen uit moet komen.
Het is noodzakelijk, dat gij bij deze poging om uw straal
te ontdekken, u niet met an deren yergelij kt. Het zou kun
nen, d a t gij zwakker zij t yan begrip d an nle anderen, d i e
gij k e n t , e n dat het t o c h het sterkste in u w karakter is,
daar d e andere beginselen nog zwakker zij n . H et zou ook
kunnen, dat iem ands s traal liefde is en dat toch zijn w i l
s t erker is dan die van e e n ander, d i e zelfs tot d e n eersten
straal behoort. De vraag is niet hoe gij staat, vergeleken
met een ander, maar welk beginsel de leider is van de krach
ten in uw eigen ziel. De volmaakte mensch is in de zwakste
dier beginselen even sterk als de nog onvolmaakte mensch
in zij n sterkste, w ant hij heeft in alle alles tot stand ge
bracht wat voor een leYend wezen in een m enschelijken
vorm mogelijk is.
Als gij

mv

leielster gekozen hebt, zullen de volgende de

lampen zijn, die uw voeten zullen bij lichten d oor het yer
w arde struikgewas v an het leven en de krachten, die u zul
l e n voortd rijven o p uw pad :
Straal
I
2
3
4
5
6
7

Ster
Vrij heid
Vereeniging
Begrip
Harmonie
Waarheid
Goedheid
Schoonheid

Lamp
Moed
Liefde
Waarh eid
Moed
Waarheid
Liefde
Moed

Kracht
Wi l
Liefde
Gedachte
Verbeelding
Gedachte
Liefde
Wil

Werk
Regeering
P h i l antropie
Wijsbegeerte
Inzicht in verhoudingen
Weten schap
Religie
Kunst

De kwestie wordt soms nog ingewikkelder door het aan


wezig zijn in het karakter van een sterk tweede beginsel.

r68
Natuurlij k heeft elke straal zij n zeven onderverdeelingen
en ieder d aarvan weer zeven, maar die vallen buiten be
schouwing, omdat binnen een beginsel de kenmerken van
dat beginsel al die schakeeringen overheerschen, evenals alle
tinten van geel gee l zijn en alle tinten van groen groen.
Maar het kan zij n dat het volgen d sterkste beginsel in
iemands gestel, een eigen stem heeft, helder en sterk en
onder sommige omstandigheden des levens bij n a even s terk
op den voorgro n d tredend als het eerste. Verschillende
denkbeelden heeft men verbonden met den term neven s traal, maar hier wensch ik dien te gebruiken, om dit be
ginsel, het tweede in sterkte, aan te duiden.

BG 8:3
[...] Activiteiten die verband houden met het ontwikkelen van de materile lichamen van
levende wezens worden karma of resultaatgerichte activiteiten genoemd.
HOOFDSTUK XX.

VOORUITGANG ZON DER GEVAAR


(karma en dharma)
Het doel van ons leven in h et huidige stadium is ons bewust
zijn, o f liever onze bewuste krachten te ontwikkelen tot m en
schelijke volmaking en deze kennis der stralen is van het
hoogste nut voor dat doel. Als iemand weet, welke zij n straal
is, heeft hij zij n sterkste macht onclekt. Als h ij die sterkste
macht gebruikt, zal h ij vlug vooruit gaan, met schitterende
of noodlottige gevolgen, zooals het uitvalt. Het is grootendeels
om het groote gevaar, dat er mede gepaard gaat, hetwelk niet
licht overschat kan worden, dat kennis omtrent de stralen te
ruggehouden is, totdat degenen, die in aanmerking komen
haar te ontvangen, veel geleerd hebhen omtrent den aard
van h et menschelij k leven en de werkelijkheid d e r broeder
schap. Als i emand vervuld is van n ieleaal en hij vereenzel
vigt zij n leven daarmede, clan komt hij in de verzoeking, i n die
ne richting voort te gaan en zijn zwakheden te veronacht
zamen en in al zulke gevallen is het bij na zeker, dat de poging
tot vooruitgang eindigt in een mislukking. Hoe dat teweeg
gebracht wordt, kan voldoende verduidelijkt worden door n
of twee eenvoudige voorbeelden. Indien de mensch de waar
h ei d zoekt op de wetenschappelij ke straal en h ij heeft weinig
liefde of toewijding in zich, dan zal de aspirant spoedig niet
alleen in staat zijn tot p roeven op dieren, maar ook op men
schen. Als iemand tot philantropie in staat i s, en met groote
kracht die lijn volgt, maar te kort schiet in beide soorten van
verstand, clan zal hij zonder het te willen, de meest dwaze
dingen doen in zij n ijver voo r het welzij n der menschheicl

1 70
en zelfs revo l u t i e en bloedvergieten v e rwekken als

macht

genoeg bezit.
Het gro o te ntt van deze k ennis omtrent de stralen is, dat
uw kracht :::ult vinden en gevoelen en haar dan lot het
uiterste gebruiken, om de andere eigenschappen in u t e ont
wik kelen, waarin gfj betrekkeifik te kort schiet.
die m ij n boekje "Opbouw van het Karakter" gelezen heb
ben, zullen z i ch h erinneren, dat alle sterke menschelijke on
deugden du iden op een te kort schiete n in het karakter, v e rge
zeld van een zekere kracht. Een karakter, dat in a l l e opzichten
zwak is, heeft d e kracht niet, veel uit te richten, en z ulk
een persoon wordt gewoonlij k gerangschikt onder d e goede
menschen, o fschoon het moeilij k te zeggen zou zijn, waar
voor hij goed i s . Als etn mensch zi et, dat h ij een positief
gebrek heeft, behoeft hij niet te trachten, zijn kracht te o n der
drukken en te zeggen : " l k h eb te veel gevoel, o f te veel ener
gie o f te veel wil. " Laat hij zeggen : "Ik heb veel wilskracht,
maar een gering stel menschelij ke gevoelens, en ik moet

mijn

wil skracht gebruiken om m ij ze l f te dwingen onder de men


schen te gaan en aan ze te denken en ze voortdurend te hel
pen, totdat mijn menschelijke aandoeningen een h ooger peil
bereikt h ebben." In dit g e val en alle dergelij k e gevallen, wint
d e mensch veel, maar verliest niets, want hij ontwikkelt

zUn

wi lskracht precies op dezelfde wijze als h ij haar zou gebruikt


hebben voor zelfzuchtige doeleinden, maar ontwikkelt liefde
terzelfdertij d . Natuu rlijk is het moeilijk, zij n beweegredenen
te v e randeren, maar h ij die beseft, dat het d o e1 van het men
schelij k leven ka rakteropbouw is en gelooft i n recarnatie,
zal spoedig zien, dat alle kleinere beweegredenen l a ngzamer
hand v e rdwij nen en dat terwij l hij zij n best doet voor zich
zel f, hU in de ruimste en m eest weldadige verhouding komt
tot anderen.

I7I
ook op bij de verhoudingen met

H e t zel f d :: principe

de buitenwereld en de maatschappij . De stralen zijn geen a f


ladders, w aarop
ka a r omhoog klimen.

de menchen a fgeschei den v a n el

vormen tezamen een organisme. Zoo

kan de m ensch van een bepaalden straal zi chzelf getrouw zij n ,


"",.," ,.. J., 1gaven gebruiken, doch daar bij

te vol doen, d o ch om dotJ einden van anderen

mits die goed zijn en


Evenals de cogen werken ten

it

de ziel voortkomen.

behoeve va n handen en voeten,

en de voeten onze han den e n oogen ronddragen, zoo kan


weten schap"man a L; i ngenieur of

de

architect een tempel bouw<.:n

voor de toegevvij d en, o f kan een kunstenaar de woning

of

den tuin ontwerpen v o o r den w ijsg-ee r .


O p d i t pad v a n vooruitgang naar volmaakt bewustzij n is het
n i e t noodig, dat men zijn aandacht

aan alle zeven stra

len en beproeft zich i n alle daarvan te volmaken. M aa r m en


moet beproeven, zich in drie er van te volmaken - n, die
de uitdrukking 8 v a n den wil, een andere

van de liefde en

nog een van de gedachte. Dus als h ij een

w ijsgeer i ,

zich n i e t d ruk te maken om uit te munten i n we


sterk hecht aan d e kunsten van den zebehoeft hij zich niet in het bij zonder moeite
te geven voor het werk van den eersten straal. Voor dit doel
echter kan hij, w i en s sterkste beginsel h et vierde i s, er op
rekenen, dat zU n

eerder

in twee of zes en

drie en v ij f, dan in n of zeven, omdat e r een sterk verband


bestaat tuschen de stralen n, vier en zeven, zooals dat ook
bestaat tuschen twee en zes, en d ri e e n v ij f .
Het is echter aan te bevelen, dat minstens n van de d r ie
gekozen l ijnen van zel f-oefening valt b i nnen de groep van
stralen n tot d ri e en dat een der andere valt binnen de groep
f tot zeven ; dit zal een meer volkomen evenwi ch t aan het

J '7'>
, ..

karakter geven en zal voorkomen, dat de aspirant te v er van


de wereld afstaat o f er te veel in ondergedompeld wordt.
Ik sprak o v er het volgende sterkste beginsel van den mensch
al s zijn nevenstraaL Als dat bijkomstige kenmerk v an hem
zich toevallig bevindt in dezel fde groep als zn straal, zooals
bijv. straal twee en nevenstraal drie, of straal vij f en neven
straal zeven, dan zal dat ook neiging geven tot een oneven
wichtig karakter. In dit geval zal hij verstandig doen als zij n
derde hoedanigheid, waarop hij inwerkt, een van de andere
groep te kiezen en al de kracht van zij n straal t e richten op de
ontwikkeling daarvan.
Bij het kiezen van zij n drie lij ne n van oefening moet men
voorkeur geen geweld aan doen . De hoedanigheid van
zijn straal moet zijn eerste keuze zij n en zij n tweede keuze
zal waarschij n l ijk zij n wat i k zij n nevenstraal genoemd heb,
zijn tweede beginsel , wat krach t betre ft en dan zou hij moe
ten kiezen, wat h em het b e s t e aan":taat van wat er over
blij ft, als de regel, die ik aangegeven h eb, toegepast is. Hij
behoeft dan niet t e vreezen, niet zoo vlug vooruit te ko
men als h ij kan, terwij l hij steeds de derde keuze als zij n
zwakste punt b e s chouwt e n z ij n sterkste kracht voo r d e
positieve o ntwikkel i ng daarvan gebruikt.
Opdat de vlugste vooruitgang gemaakt zal worden, is het
dharma
&
noodig, dat hij ook de twee groote wetten b e grij pt, die
karma
dezen voortdure n d bevorderen. Zooals er twee groote be
ginsele n zij n in de wer e l d van ervaring - het g roote actie
ve begin s el, Vish noe, en het groote passieve b eginsel, Brah
ma, zoo z ij n e r ook twee groote wetten, respectievelij k
dharma e n karma genaamd, die daartoe behooren e n deze
beide wetten w e rken

voor de ontwikkeling van het be

wnstzij n.

Wet van
karma

De wet van karma wordt dikwij l s beschouwd als straf,


die toegediend wordt aan hen, die anderen smart of moei-

1 73
ve

roo rzaakt

haar w;.

re karakter niet. Het

p l an i n de

Js

waarduur men van b ui te n l e e rt, w:tt

harmonie der

door het geb r u i k van de krachte n


Het i de w e r k w ij ze d e r natu u r, er op
m e n de vcrani w oo n l e l ij k h e i d op zich

men verzui m t te leeren


van zij n bewu s tzij n.

verantwoordelijkheid
neemt, die men v erkregen h e e f t duur h e t
i k van d e
=
krachten van zij n bewue>tzij n, dil' 111 l'll o p het oo g c n b l i k v c ; - dharma

aan te d ri ngen, dat

vvon:en heeft. I k zou

w i ll en

rechtvaar-

v o l gciH! e n

zet

e en

t e doen, a l l e en umdat h e t

zoo als gij het w e nscht,

niet

ot omdat gij u slaperig voe l t e n gij

h e t l i e v e r opgeeft. Gij k u n t niet passief zij n, maar moet.


op gevaar van straf het spel des levens voortzet ten, w e lk::>
schei dsrechter

geen

o nwaardige

laksheid van

onzen

kant

z a l d u l d e n . Ue w e re l d straft l ui h e i d, zelfzucht e n
teloosheid e n g e e n mate van onsch u l d z a l i em a n d b e hoede1:
door een

au to o v erreden te w orden, als hij e r op staat,


of

steken. D a t i s

Fifth

v en u

e met gesloten oogen over t e

d e w e t v a n onze verhou d i n g t o t d e stofie-

w e reld en

i s precies dezel fde, die o n s onze hand

doet branden, als wij haar in h et

vuur

steken e n ons ver

stand n i e t geb r u i k en om d e n aard van het v u u r op een


b e s c h ei d e n e r w ij ze te on derzoeken. Er kan d u s geen pas
siv iteit bestaan ; iedere aspirant op dit pad m o et op zij n
hoe d e zijn, aandacht t e besteden aan h etgeen de wereld
h em in het b ij zo n d e r voorzet en moet gel ooven d a t

een

les, speciaal voor hem b e s t emd, b evat, die nood zake lijk is
w11, H etae
O f m e n ontw i kkelt
van

en

van o p een actieve,

h et gcw i l h g
en nadenkende

er

Of

1 74
ignood
worden m et geweld en met smart, als
onderricht
men zal
het

is, van buitenaf. Terecht zegt Emerson :


ledere dag brengt een schip,
leder schip brengt een woord ;
Gelukkig zij, die geen vrees hebben,
Zeewaarts ziende, vast overtuigd,
Dat het woord, dat het sch i p brengt
Het woord is, dat zij wenschen te hnoreiL

Het is ook e en deel dezer wet, dat men het letsel of voor
deel ontvangt, dat men anderen veroorzaakt h eeft, maar
ook dat i s geen straf, doch zuiver opvoedi ng. Iemand, die
opzettelij k een ander kwaad doet, is ongevoelig voor de
gevoelens en voorspoed van een ander en daar hij op deze
w ijze ongevoelig is, h eeft hij een h arde ervaring noodig om
te leeren

voelen ; n f het

kan zijn,

dat hij gedachteloos dom

geweest is en n og eens een besl iste

er

v a r i ng nuodig h eeft,

om hem te doen opletten. Er zij n wei nigen, die zon der


deze les spij t hebben van h u n dw aasheid. " H ad i k m ij n
God slechts gediend met h al f zooveel ij ver als i k m ij n ko
ning heb gediend, Hij zo u m ij i n m ij n ouderdom niet w eer
loos in h a nden v a n mij n vij an d e n ge laten hebbe n", zei \Vol
sey, en zij n wij ze van l e e ren

was een typisch

geval.

De

kardinaal k r e eg n i et alleen de striemen, die hij anderen ge


geven h ad, m aa r
wijsheid op, e e n inzich t van w a t \ve n schelij k w a s i n h e t
leven. H e t strekt h em n iet tot o neer, dat hij h e t n i e t zien
kon, totdat de w e reld hem harde slagen toebracht ; dat

1s

nu eenmaal het l even. Waarlij k h e t doel van i ncarnatie is


niet, te genieten van de krachten, die wij reeds verwor ven
h ebben, maar die te ontwikke l e n , w aarin w ij nog te kort
schieten en de w e t van karma is al tij d aan het w e rk, om de
uiterlij ke omstandigheden te verschaffen, die het best het
eyenwicht aan h e t karakter teruggeven. \Vanneer het ons
niet Iaat doen, wat w ij wcnschen te doen, omdat w ij

I 75

gemakkelij k en goed k unnen doen, i s het niet e en vijand,


m aar e en vriend, die ons het ware pad van groei wij st.
Om de grootst mogelijke V l oruitgang te kunnen maken,
moet men eiet alleen genegen zij n het spel te aanvaarden,
zooals men het vindt op het schaakbord van het leven en be
reid z ij n het tot het einde toe te spelen met welke stukken ook
en in welke.1 stand, maar men moet het doen met vreugdevolle
aanvaarding en oprechte samenwerking en niet wenschen,
dat het spel van een ander het zijne was. " Ieder komt tot
volmaking", zegt de Gita, door op zij n ei gen karma acht te
"
geven".
De andere wet, dharma, i s d i e van de ontwikkeling van het
Wet van
Dharma bewu stzij n en er is waarlijk geen andere ontwikkeling, daar
de vormen der natuur slechts gebouwd worden rondom het
ontplooiende bewustzijn. I emands dharma is zij n stand op de
lad d er van bewuste ontwikkeling en het hoofdgedeelte de
zer wet is, dat de krachten van lie fde, wil en gedachte groeien
d oor het gebruik en op geen andere wijze. Het getuigt daar
om van wij sheid ah iem and zijn krachten gebruikt, zelfs al
zij n ze gering, inplaats van hang ie zijn ze te gebruiken, om
dat hij niet de hoogte berei ken kan van anderen, die hij
bewondert. Hij zal niet groeien als hij wacht, noch door te
trachten een taak te vervullen, die zijn krachten te boven
gaat. Luisteren wij nogmaals naar " De Bhagavad Gita " :
"Beter is het zijn ei,2; en roemvol dharma te vervullen, (bn te
slagen in het vervu l l en van een anders dharma. Hij, die het
Klrma doet, dat zijn eigen aard hem voorschrij ft, zondigt
niet".
Het i s een trek der wet van karma - de verhouding van
den mensch tot de hem omringende wereld - dat wanneer
hij werkt langs een zijner stralen, hij terzelfdertij d de hoe
danigheid van de overeenkomstige straal ontwikkelt. Iemand,
die schoonheid nastreeft ab kunstenaar van eenigen aard. ont-

1 76
wikkelt tegelijkertijd w i l en zelfbeheersching, die den eersten
straal kenmerken. Iemand, die het pad van toewij d i ng
aan den Chri stus bijv., zal een steeds grooter veld van men
broederschap betreden. Iemand, die de waarheid na
streeft als wetenschappelijk mensch zal ook eenigszins een
wij sgeer worden. Iemand, die zich zet tot h et doen van werk
met de grootst mogenike bekwaamheid, d .w.z. werk, waar
achter zich wil verbergt, zal komen tot ervaring en belang
stelling

in

schoonheid, omdat, zooals ik reeds zeide,

be

kwaamheid i n handeling altij d schoon i s, en tevens de oor


zaak van schoonheid i s ; h ij , die de gevoelens volgt van men
schelijke broederschap, kan beginnen met gevoelens van ka
meraadschap, maar hij zal eindigen met er een toewij dings
volle waardcc r i ng aan

toe

te voeg('H voor hen , die zij n meer

deren zijn, oud ere broeders in het

groote nwn schelijke


n i cn s ch tot
zich in het rijk der weknschap

de w ij sgeer, die tracht de betrekking van den


de wereld te begrijpen, zal
bevinden.

In de evolutie der volkeren is dit ook te zien. De groote


wetenschappelijke

neiging

van

ons tegenwoordig onderras

doet het voortdurend in philosofie vervallen en brengt de


ontwikkeling van het hoogere denkvermogen ; en men kan

in

Amerika al waarnemen, - waar de menschen mildhe i d en


voorspoed vereeren, - dat de geest van het zesde onderras
reeds een groote mate van broederschap voelt, zooals dat
wellicht nergens anders in de wereld het geval is. Als broe
derschap haar weg in de wereld gevonden zal hebben in de
nog v er verwij derde rjphei d van dat ras, zooals 'de weten
schap groote overwinningen heeft behaald, en zelfs in de
kleinste onderdeden het huiselij k leven in het v ij fde door
drongen heeft, dan zal alles, mag men wel voorspellen, wat
de mensch in het zevende ras te doen hee ft, zij n, het leven
schoon te maken in alle opzichten en in alle onderdeelen en

1 77

kracht van wil en

genieten
dat
doende zal men komen tot een
het

die de verlichte anar-

van de

chie mogelij k zal

di e onmogelijk is, totdat broeder-

schap haar rol gespeeld h eeft.

12

HOOFDSTUK XXL

TRAPPEN VAN ZELF-VERWEZENLIJKING.


"Ons nastaand en passend voor ons" , zeide Emerson, " is die
o ude fabel v a n de Sphinx, w aarvan men zegt, dat zij aan
den kant van d e n weg zat en iederen voorbijganger raadsels
opgaf."
Als hij niet antwoorden kon, dan verslond zij hem levend.
\Vat is ons l even anders dan een ei ndelooze vl ucht van
gevleugelde feiten en gebeurtenissen ? In schi ttere n d e ver
schei denheid komen deze ver a n deri n gen, die alle v ragen
stellen aan den menschelij ken

Die menschen, d i e n i et

met hoogere wijsheid deze feiten of vragen v a n den


kunnen beantwoorden, d ienen ze. Feiten bezwaren h e n,

tyranniseeren h en en vormen den

sleur-mensch,

den ver

standsmensch, i n wien een letterlijke gehoorzaam h ei d aan


feiten ieder vonkje van dat licht, w aardoor d e mensch waar
lij k mensch
antwoordt

i s,

heeft

u itgedoofd.

op zij n betere

M a ar

als

de

mensch

i nstincten of gevoelens en de

h eerschappij der feiten niet a anneemt, als een, die v a n een


h ooger ras komt, dicht bij de ziel blijft en het beginsel
ziet, dan komen de feiten o p de rechte wijze neer en ne
men een h un passende plaats i n ; zij kennen hun meester en
de geringste onder hen verhee rlijkt hem". Dit wijst er op,
zooals i k ree ds zei de, dat de mensch tot het b ewustzij n
behoort e n als hij zich daaraan beslist houdt, behoeft hij
niets te vreezen en z a l alles wel met h em gaan. H et is
echter van belang, te weten, welk deel van datgene, wat
een mensch gewoonlij k denkt, d at hij is, in waarheid s l echts

I 79
wc rcl rt. Laten w ij den me n s ch

e e n d eel is ,-an de
o n t l e d e n en dit n a gaa n .

J n d e eer st e plaats i er een stel to f fe l U ke lichamen - het

s toffeljk l i chaam md zijn gezel l en o p ij l ere ge bieden. Dit

vcrschaft een beperke n d werk t 11 i g vnor h et bewustzij n en


i n i n c a rn atie d a arin te kom e n i s hesl i st een daad van c o n

cen t r a t i e . Z ooa l s i k h e b u i t ge l e gd i n m ij n voordracht over


"Persoonlijke Psy chol o);i e en het Onderhewustzij n ," is het
l i c h a am letterlijk een c amera --- een d o n kere kamer. Het
s l u i t ons af v an d e w erel d

Het geeft ons rle we reld n i e t

weer, zoor l s gewoon l ij k veronderstelrl wordt. D e zintuigen

i n het l i ch a am d i e nen ech t e r om zij n w erki n g van ve rdui s


ter i n g tot op zekere hoogte te t emperen

Zij

laten wat l i ch t

b i n n e n uit de wereld n :tar h et bewu stzij n en daardoor komt

er e e n zeer dui delij k beeld op het {loek v a n d e n ge est. H e t


z i e n b eh oort t o t het hewus tzij n , n o o i t t o t de kame r ; e n

d a t b ew ustzij n s t a a t o p e n v o o r d e w e reld en i s i n staat


h a a r g-e h eel te z i e n , beh a! ve w a n n eer h et de ze c am e r a is
b i n n engetred e n , nm veel van zij n a and a c h t op n k l e i n e

l i ch tstraal t e con cen t rcere n

Maar het

is voor de werel d , h e eft h et m ees t v a g e e n


grip v a n al l e s

e e n g-root o n tw i kkeld o n d e rbewustzijn is

h et, doch met -vvc l o n d crsch eirlen en sch i t t erende ge deelten ,


d i e h e t gevo l g zUn v an d i e hel dere en l ev e n rl i ge ervaringen,
die het verkregen h eeft d o or de c amera van h e t lichaam.
Een n a t u u rlijk ge vol g hiervan is, d at de m ensch in het li
chaam slechts het eene ding na het andere behandelt ; hij
evo lueert in het geheel n i et in da t lichaam, en het li ch aam
evolueert

maar h et doorloopt een reeks ver:anderi ngen

gelijk de j a argetij d e n e n is steeds aan het v erliezen zoowel


als aan h et winn en Het heteekent n i e t, dat de man van mid
.

d elbaren lee ftij d volm aakt i s en dat h et kind onvolmaakt is


en d e oude man onvolmaak1 . H et k i n d e n de bej aarde man

180
hebben hun

volmaaktheid, d ie de rijpe man niet heeft.

H et heeft ook overeenkomst met d e ervari ng van een kind


op school, dat i n den loop van den

een half dozijn l es

sen neemt over v erschillende onderwerpen van verschille n de


onderwj z ers, in v e rschillende kamers. Het is een feit, dat
het kind m o rgen weer die schoollokalen zal binnengaan e n in
elk daarvan meer zal leeren dan h et den vo rigen

kon,

want i n h et r ij k der kennis, " zal aan hem, die heeft, meer
gegeven worden" e n de kracht van het denkvermogen v e r
meerdert

aan dag. En het is eveneens een fei t . dat het

ons, i n toekomstige i n carnaties, t erwij l i ed e r onzer de sei zoe


nen van zij n leven doorloopt, beter zal gaan in elk daa rvan
en wij r v
ijker
in bewustzijn
z u l l en zij n . Vervolgens zal, terwijl
e rriikin!!
vonrtschriidt.
deze

de

C'apa ci tei t van d e z i ntuigen


houvast

bewustzijn in staat i s tot e e n


totdat h e t t e n laatste i n
wereld,
ooren, gereed

z i ende

den

aan d e
staat v oor rle

volmaaktheid open
zonder

oogen

transeendenten

en hoorende zonder

toestand

van

Vi sh noe's

bewustzijn in te gaan.
Maar tot aan dien grooten d ag moet i e d e r mensch i n het
lichaam zich ten slotte h i e rmede v e rzoenen

dat voor hem

zelf al s persoon in het lichaam er geen voo rui tg-ang en geen


nadering tot de volmaakth eid i s .
in d e eene k l a s o p het oogenblik leert, en dalr zijn v o l l e

aan

clacht aan wijdt, wordt datgene, dat hij een uur geleden i n
een andere klas leerde, g rootendeel s verdui sterd. Het i s
zaak, van uur t o t uur t e leven, terwijl h ij het

best

gebruik van elk dier uren maakt. Het eige n l ijke doel v an zijn
incarnatie is, iets nieuws t e v e rkrijge n ; alle aand acht van
is daarop gericht en dat
werkzaam
zien en gevoel d als een

word t duidelijk ge-

t usschen andere dingen.

!XI

Het tweede

di ng

1 11

on;;.e

is n ie t het ::;ld

is de persoonlijkheid.

maar i e t s dat m et hen i s opgegroei d .

Het
kleine k i n1d
hel v o e lk!JeiO,
t e n denkt en w i l door
l !c!Jaam,
persoonllJ
1 et I Jegmhoe wel
het

gee n

1 11

maar

aan wordt het g e w i k k e l d in de derde persoon en denkt "lk


hen dat" en naarmate d e j a ren
wo rdt

voorbijgaan e n

dat een zeer bepaald

h et l i chaam

Het stoffelijk

l i chaam is op zekere

WIJ Ze
en h ee f t zich hepaalck
, daarmede v erbo n d eu ZIJ n weer
e i "'
, re n aan het astraal
en d i l al l e s v u rmt een
per-

b ep aal d e
en mentaal l i chaam
d i e up

IJat

ecu hep aa l ue wijz e op de wereld

is n i e t de mensch

en het j u i st e

voor geLr u i k t dient

dat er

Die persoonlijkheid is
iets f ij n s t:n

te

voornaamwoord

worden i s "het".

of b ehoort

goeds, s t e rk , rein en

te

zij n

bepa a l d s

een w e rkt uig

en vooral uu1tig

l e v en wandel waa rbij bes l i s te en

d e v o l le

waar

erv a r i n g door haa r v e rk re.(cn kan worden. Toch be

hoorde

le zij n ,

C\'11

l i dhel hcn

en

v. ilku Lm,

w e nd i s op u i i nl ij k c

waardoor de
uie

ecu

m cn sch zelf

d i ng dat a l l een ge-

t e ant woo rden, m a a r o o k open

staande voor den mens ch binnen i n .


l d geven
van d i t werk. Als i emand, d i e
:;-srxler
Eoed i k e e n voorbeetcnni
een

sch rij ver of


even

is met
goed

te

rechterhand,

schrij v en of te spelen met zij n

weten w ij , dat d i t hem i n v ele opzichten


t o t voor
mensch.
deel zou s trekken en
een groote

als

wij ons een persoonlij k

zouden w ij zeggen, dat d i e


van het
zoude11 zij n .
z i ch oefenen

over

in n lichaam wonend, konden voor


de moe i te

w a ard e n een deel van

linkerhand
i ets

volmaki ng

leerde gebruiken zou


terwijl

182
voor iets anders werkte. Zoo

het bj incarnatic ; de ware

mensch is de bekwame speler met de rechterhand, maar de


persoonlij kh ei d moet leeren geb r u i k maken van al haar t ij d ;
mag haar tij d niet doorbrengen met het genieten o f ten
toon spreiden van dat, wat z ij a l verkregen h eeft ; zij moet
toestaan, dat zij gebruikt wordt voor het verkr ijgen van nieu
we macht d o o r den mensch van b i nnen. Onder deze o ms tan
digheden heeft iedere soort v a n persoonlijke ee rzucht
kalpa in het Sanskrit genoem d ) d e eigenschap, haar m i n de r
nut tig te m a k e n v o o r den innerlijken mensch van bewust be
staan en doel.
A l s d e pe rsoonlijke mensch van oogenhlik tot oogenb l i k wil
leven, terwijl hij het werk van den i nnerlij ktn meusch doet
en voor diens ielealen lee ft, i :-; h ij d i e werkelij k e mensch, maar
als h ij zich verbeeldt, i ets van zichzelf k zijn e n het denk

beeld ontw i kkelt, nog meer te worden, i:; h ij tot smart ge


doem d. H j moet geen gulzigheid van eenigerlei aard
zel fs niet die naa r kenni s. I n Bo l i v i a tooncn de inla nd sche en
"hal fcaste" v rou wen hun stand e n h u n w el vaart d o o r zoo
veel rokken als mogelij k is

tegelij kertij d

te drage n . I-laar

vorm van grootheid heft haar niet op, noch is h ij s ti ch telij k


voor de to eschouwers. Hetzelfde i s waar voor de
heid, d ie t racht een wandelende encyclopaedie te zij n . Wat
de persoonlijkh e i d nooclig heeft, zijn zoodanige rijkdom

en

het soort werk te doen, waar


voor zij bestemd is in de wereld en w anneer men persoonlij k
heden ziet, die zich meer

dan

dat toeigenen, wordt men

herinnerd aan de vrouwen v a n Bolivia en haar rokken. W at


men ziet in een mooien hond of kat o f paard of ander schepse! is ee.n soort i deaal voor de

-- zonder u it
ergens op h u n

k unnen zij n ; ze kunnen zelfs schoon

1 83
kan besch reven worden

H et denk element in onze

A l s het bewust zij n in den mensch on


is gewo r d en in die pcrsoonlij k heiJ, t erwijl h e t
den k t " i k ben

dit''

J a n h eef t de persuonlij kh e i d het innerlij ke z e l f v a n zijn troon


voor de belangen van
haar v erlenging en haar stof

gevoels- en mentale ge

makken en begeerten. Uan

de mensch van iJealen,

de ware m en:;ch,
1 ;.;

de rest van Jie i n carnatie. Per-

goed, maar ze !I -persoon lijkheid is d e

v loek.
Um

i s de bewuste

__

w ien

bestaat in de werkzaamhellen van een


mate.
der stralen, die
ik besch rt:ven
idealen. In de

in het nastreven van een der

dat

zel f-persoonl ij kheid kan ver-

nietigen, terwij l hij zijn persoonlijkheid s terk houdt, zal zijn


gencarnecnte l even vruchllJaar z ij n . l eder rncnsch kan zich

zelf toetsen. Wanneer h ij vol van zjn i deaal is, gaat alles
maar wanneer h ij in zel f- persooul ijkh ei d
v erloren. l,aat h ij ,

om

v ervalt, is

dit te onderzoeken zichzel f niet

a l leen a f v ragen, wat zij n gedachten

houdt, als

n i e t denkt. M e t h a rde o e fening


en

staat zij n in de persoonlijkheid

zulke essentiele

van gevoel en gedachte tot stand

t e brengen, dat

in haar rust meer naar binnen dan naar

bui t en open staat, met hclangstel ling voor idealen, niet slechts
voor persoonlij k e dingen .
Het voornaamwoord, d a t nu op d en mensch betrekki ng
h eeft, is "gij " . M e n kan n i e t meer aan h em denken a l s aan
een objectief

; om g e k e n d te worden,

l e v en gevoel d worde n , h e tzij

zoo

moet h ij als

door h emzelf gevoeld of

door an d e ren. Op geen a n d e r e wijze kan h ij gekend wor-

den. Hier

dat de verZJamelde vruc hten van den a rb eid

is

word en. Hier i s iets, dat i u

der persoonlij kheid

kracht o n t w i kkelt, zoodat hij i n n i n carnati e e e n aantal


ding-e n, die h ij i n een vo r i ge i n carnatie stuk voorwi
s tlu. k met

of liefde
h e s t aa u
b l ijft h e tze l f d e bew ustzijn door
;J lk sto ffciijke v eranderingen heen.
stof felij k
ka11 niet veranderen e n toch hetzelfde b l ij v e n , door Z IJ n
maar dit be w us t e " g ij " kan zoo hlij
\'en i n een reeks v er anderi n g-e n , waarin uw g-e d ac h te en ge
of
moeite
h e e f t opgestoken, i n n h a n d vo l ( v a n

v an

voel en w i l s te eels grooter


ei d zul len heGb e n en
12ro ote r mog e l ij kh :,.,toffeliike
\

uo rtd u rew l een

w er c l cl z u l len

deel der

om v at te n .

i:-; dit l wvv u l z ij 11

En toch

n iet op het

op

beu r t

niet het

, zelfs

ooge11hlik. \ a n u v e r w l i i i J I ,_;, wauuecr li d geen


inca matie m e e r noo d ig he e f t. J k moet het
, een cl e r vele

die d e el u i t m a
. . , ,,

B o ve n "gij

ken van h e t
h e t aclhy atma, en

.
IS

door al de

b ew eg i ng h ee n van het
Shi va. Denk d u s n iet

b ew us tz ij n i n d e n t ij d , i s al tij d bij
aan H\V be w us t zij n als uw w e rkelijke

l e ven ; denk n iet, dat hei i e ts is, dat u i n staat s t e l t , t e le


ven, want het h
i sc oeen
f el!
it, d at zelfs h et h o oger e
e r kin

is ; het i :.; slech ts een

sl echts een

waar-

mede de t ij d verk e n d wo r d t e n het lk troo n t d a a rb ove n .


Daarom ze g ge n

sommige

der ou d e wijsgeeren, d a t I k

en

God n en hetze l fd e w aren, e n toch zeiden ze " N e ti , n e t i " ,


d i t, n iet d i t " , w a n n e e r beschri
iemand ven
be pro ef d e God

d.i.

of zelfs in ter

of lk i n termen van de s tof te


men van

bewustzijn.

Zelfs

l i c h aam e n

bewus tzij n,

d i e n i e t weet, d:1 t

weet dat 1 k

weet te m ake n tn,;schen


i s h ew ns t ;

zou

ook

hij,

d i e nog geen onderscheid

I8S
tJc w u s tztJ n ,
toch n og Ik i s zelfs te m i d d e n van h et

waar

a a n h ij verkeerdellik den kt, dat d i t h e t zelf is. Dat i s h et


d a t h etzel fde is door alle drie tij dperke n , d i e men i n
h et

veranderende

bewustzij n

ziet

Dat I k te

zij n

zonder

h e t bewustzij n is voor h e m , d i e nog geen Mah aim a is, wer


k e l ijke

slaap,

die

d iepe

slaap,

waaruit

m e n verhe ugd

o n twaakt, met e e n gevoel van o n u i tsprekelijke geluk Maar


dat wat voor anderen sl apen is, is waken voor den :M ahatma.
Een glimp van dat Ik kan door al l e denkende menschen

opge v a n ge n word e n , als zij op de volge n d e rege l s willen


ei!!en
m editeere n . A l s z ij n a ar h u n
l i c h a m en en d i e v<Jn
a n d eren zi e n , k11 n n en zij van elk daarvan spreken a l s van
. .'\ Is z\j naar h et b e w u s t zij n i n een a n d e r zien, noc
men zij dat

' maar w a n n e er zij naar het bew u stzij n i n

hen z e l f

noemen zij h et " I k". \:Vaarom hetzelfd e ding

twee verschi l lende n am e n t e noemen ? N u m aken som


zij
m ig- e n de fo ut, te denken, dat
" I k" runeten ze ggen , als
het h <hbcn

over

het hew u;.;tzijn in a n d e r e n . Dat is de

h et h o ( ) g er

;;:el f. Zij m ( )cten l eere n "gj" te zeg


gen , w a n neer zij h et l w\n l st zijn i n h e nzelf besrh onwcn . Dan
zal h et Tk o n l w-.;mct blijven hij d e aanraki n g m e t d e twec
dw a l i n g

deze

van

v :ere] d _ d an z;tl de m e n s e h een Mahatma zij n . Op


.. :rii "

w ij z e

geh r u i k t e h ri S h ankaracharya h e t

van

Gautama B u d d h a .
lemancl, die e<:n visie v a n deze waarheid h eeft geha{1 , o f
h a a r beseft h e eft en terugziet op zij n mensche lij ke l oop
h a a n , zal zien, dat de persoon l ij kh e i d en h et l i c h a am een
deel waren van d e -.; toffelij k e were l d . Gij waart een deel
der bewu st e vver e l d , e e n deel van i ets, dat n i e t uw werke-

zel f w a s, m a a r het groote bewustz ij n , waaraan geen


gre n z e n gesteld k n n n en worden.ed
H aier
a n werd h et maaien ge
von de n v a n al h et z a a i e n , d a t
w e r d b i n n en d e
gre n z e n

der

pers<

n i euwe

v aardigheid

1 86
bracht e e n vergrooting van bewustzij n, zoodat h e t een om
vangrijker deel van het u niverseele b ewustzij n werd d a n
het t e v o r e n was. Daarin waart

gij

een deel van V i s hnov,

zooals in d e persoonlijkheid een deel van Brahma.

M aar

dit zelfs w a s niet het einde, hoe groot ook de u i tgebreidneid


van uw bew u s tzij n werd.
Over alle zeven stralen kan het bewustzijn zich ten laatste
uitstrekken, als een gevolg v a n ervaring, opgedaan i n d e we
voor zoover Vi shnoe woont in die wereld .
aan de vriendelijke bemoeienis van maya. M;t ar
op den tweedt>n straal

is

het mogelijk, het bewustzij n nog ver

der uit t e breiden en deel uit te maken van het transcendente


t:mzicht

va n

Vish noe.

Nog verder kan men gaan op den

eersten straal in Vishnoe's


met Shiva Zelf. Hier is de drempel van het ware Nirvan a .
als d e mensch boven het hewustz U n stijgt, zooals h j r ee d '.
te voren hoven de stof steeg en op dat oog-enblik zult
niet langer " gij " maar "Ik" zij n , en bet heelal wordt
"Als iemand zegt, n i rvana i s een eindigen,
Zeg tegen hen, dat

zU

onwa arhetd spreken.

ALs iemand zegt, nirvana is een leven,


Zeg tegen hen, zij dwalen ;
Noch kennen

zij

weten

het licht , dat schijnt huiten hun g-e-

broken lampen,
Noch l evenlooze, t ij deloo::-:e

187
GLO SSARIU M VAN DE V O O RNAAMSTE
SAN SKRIET W O O R DEN, IN DIT BOEK
GEB RUIKT.

Ananda : Geluk ; de locsland van werkelijk leven.


Ananta : Endclooze t ijd, de basis van bewutzijn.
Atma : Het l'hchha in d en mensch.
Bhagavad G ita : Des Heeren Lied, een vrome en philosofi
sche verhandcl.ing, op groolc schaal ge raaupl cegd door
de Hinuoes.
Bhakti Yoga : V ereeniging met bet goddelijke door toege
wijdhei d aan God.
B rahma : Het derde lid der goddelij ke d rieenheid ; de we
reld der dingen.
Brahman : God ; in zich bevattende werkelijk leven, bewustzij n en d ingen.
lluddhi : Het jnna in den m ensch
Chi t : Bewustzijn.
Deva :

'god delijk wezen van eiken mogel ijken g raad ; een,

d i e g lanst van b innen uit. Vishnoe i s de oppe rste deva,


de baarmoeder van hen allen.
Dha rma : De plaab van een ziel op de ladder van evolutie ;
de wet van haar ontplooing.
Ichchha : De wil in het bewust zijn. Zijn act ieve vorm i s wil ;
zijn passieve vo rm bewu sthe id van het zel f.
Jnna : De wijsheid van het bewu stzijn. Zijn actieve vorm is
liefde ; zijn passieve vorm d e bewustheid van bewustzijn.
Kanna : Arbeid ; werkzaamheid met bedoeling. Ook de we t
van reactie.
Kriya : De werkzaamheid van het bewustzijn. Zijn actieve
vorm

is

gedachte ; zijn passieve vorm bewustheid van

dingen.
Kriyashakti : Gedachtekracht.

188
Lakshmi : De godin der welvaart ; gade van Vishnoe. In het
bijzonder verbonden met den zesden straal.
Mana:s : Het kriya in den mensch.
Maya : Ons leven, een plaatsvervanger voor het werkelijke
leven ; de wereld van verhoudingen tusschen chit en sat.
Ra jas : De inwonende kracht va:n de wereld der dingen.
Sannyasi : Iemand, die beslist maya opgeeft.
S at : Zij n ; het kenmerk van B rahma' s wereld.
Sattva : D e wet en orde in de wereld der dingen ; de wereld
van vaste ideen o f sto f f elijke oertypen.
Shiva : Het eerste lid der Drieenheid ; werkelijk leven.
Shri Krishna : De groote geestelijke leeraar van "De Bhagavad Gita" ; een incarnatie van Vishnoe.
S wayambhu : De zelfbestaande ; een naam voor God.
Tamas : De grondstof van de wereld der dingen.
Vijnana : Kennis.
Vishnoe : Het tweede lid der Drieenheid. De wereld van het
bewustzijn.
Yoga : Vereeniging met het goddelijke ; het middel tot deze
vereen i ging.

Hoe vrij is onze wil?


Nivard L. Vas
Wat is de wil en wie of wat gebruikt de wil? Volgens het woordenboek is de wil een mentaal vermogen dat
bewust wordt gebruikt om te besluiten op welke manier men zal handelen. In de filosofie wordt de wil
beschreven als een vermogen om te kiezen waarbij de mens, gebruikmakend van zijn vrijheid van
handelen, de mogelijkheid heeft om beslissingen te nemen. In de theosofie wordt de wil omschreven als
een neutrale kracht die door het denkvermogen kan worden gebruikt voor goede of slechte doeleinden. Hij
behoort tot het gebied van bewustzijn en intelligentie waar we kwaliteiten zoals altrusme, mededogen,
liefde en vergevensgezindheid aantreffen. In theosofische literatuur wordt de wil niet beperkt tot alleen de
mens, maar bevindt deze zich overal in het heelal. De wil is een kracht van de hogere geestelijke
vermogens, en om er een beter begrip van te krijgen, moeten we andere vermogens zoals intelligentie,
verlangen, verbeeldingskracht en discipline onderzoeken.
Wij, en alles om ons heen, hebben een goddelijk erfgoed. De oude wijsheid vertelt ons dat het absolute
zich periodiek differentieert en dat het gedifferentieerde periodiek in zichzelf terugtrekt. Het maakt daarvoor
gebruik van de goddelijke wil. Alles in de kosmos beschikt in potentie over de vermogens van het absolute,
maar op verschillende niveaus. Vrije wil bestaat voor elke monade in het oneindige, hoe groot of klein deze
ook is. Een monade is een bewustzijnscentrum, een onsterfelijke emanatie vanuit het hart van het heelal.
Volgens deze zienswijze is het heelal bezield bewustzijn, en is bewustzijn alomtegenwoordig.
Als we kijken naar het kleinste levende organisme staan we verbaasd over het levensraadsel. Zelfs een
microscopisch kleine hoeveelheid protoplasma vertoont groei, voortplanting, beweging, en kan zich
voeden. Daarmee vergeleken is de mens een complex wezen, en de enige manier om het levensraadsel
op te lossen is door onszelf te onderzoeken en te aanschouwen hoe ver de wil in ons bewustzijn
doordringt en hoe hij zich aan onze innerlijke zintuigen kenbaar maakt. Wanneer we onszelf onderzoeken,
ontdekken we dat we niet slechts wezens van vlees en bloed zijn, maar ook een samenstelling van
begeerten, hartstochten, belangen, stemmingen, meningen, vooroordelen, beoordelingen van anderen,
voorkeuren en aversies . . . Deze samengestelde bundel van kwaliteiten hoort bij het vergankelijke zelf.
Maar als we onszelf verder onderzoeken, ontdekken we een onsterfelijk zelf in ons dat zuiver is, zonder
hartstocht, en alles rechtvaardig overweegt, voor wie er geen . . . heden is met zijn waanvoorstellingen,
onjuistheden en halve waarheden; dat niets persoonlijks kent in de zin van zich tegenover het geheel van
verbonden persoonlijkheden te stellen; dat de waarheid in n oogopslag ziet, in plaats van ernaar te
streven haar door middel van logica te bereiken . . .1 Het vergankelijke en het onsterfelijke bewustzijn van
de mens hebben beide een vrije wil, want eigenlijk zijn ze geen twee verschillende entiteiten maar n
monade. We kunnen de vrije wil zien als de hoeveelheid geestelijke kracht en verstandelijk begrip die de
evoluerende monade zich door innerlijke groei heeft eigen gemaakt. Deze hoeveelheid kan worden
vergroot, en de monade kan haar toekomst veranderen door ervoor te kiezen haar toekomstige gedrag
aan te passen.
Het oude Hermetische gezegde: Achter de wil staat de begeerte, duidt erop dat de wil een kracht is die
door begeerte in beweging wordt gezet. Begeerte staat centraal in de constitutie van de mens, en
afhankelijk van de hoeveelheid geestelijke ontwikkeling die de monade heeft doorgemaakt, kan de
begeerte opstijgen naar het geestelijke of afdalen naar het dierlijke. Bijvoorbeeld: begeerte is in dieren een
instinctieve kracht omdat ze nog niet voldoende zelfbewustzijn hebben ontwikkeld, terwijl ze in de mens
een intutieve of verstandelijke kracht kan zijn. De meeste mensen schijnen te leven in en naar hun
begeerten, en verwarren die vaak met de wil. Begeerte verandert voortdurend en is onstabiel, terwijl de wil
constant en stabiel is, een spirituele kracht in ons wezen. In ons dagelijks leven hebben we vaak niet
genoeg wilskracht om een week lang n pad te volgen, laat staan een jaar. Onze wil slaapt en ons
denkvermogen is zwak door gebrek aan training. We steunen gewoonlijk te veel op hulp van buitenaf met
als gevolg dat ons innerlijke zelf of onze geest geen kans krijgt om tevoorschijn te komen en zich te

verheffen. Om in het leven succes te boeken zou het verstandig zijn onderscheid te maken tussen
begeerte en wil, en om de wil de leiding over onze inspanningen te geven.
Zowel wil als begeerte zijn creatieve krachten; ze vormen ons en onze omgeving. We vormen ons
overeenkomstig het beeld van onze begeerten, maar door onze wil te gebruiken zouden we ons kunnen
vormen naar het beeld van het goddelijke. We hebben een tweevoudige plicht: ten eerste om onze wil te
wekken en sterker te maken door hem te temmen en te gebruiken en hem de absolute leiding in het
lichaam te geven; en ten tweede om onze begeerte te zuiveren. Om dit te bereiken hebben we twee
werktuigen nodig: kennis en de wil. Kennis geeft ons een basis voor groei en het bereiken van wijsheid; en
als de wil onzelfzuchtig wordt gebruikt, stimuleert hij geestelijke groei.
De kloof tussen mensen en goden bestaat uit het verschil in ontwikkeling van het bewustzijn. Kunnen wij
de goden navolgen? Ja, want Jezus, Boeddha, Pythagoras, Apollonius van Tyana en anderen hebben
daarmee een begin gemaakt. Wat houdt ons tegen om aan hen gelijk te worden? Boeddhisten zeggen dat
onwetendheid de wortel van alle kwaad is, terwijl theosofen zelfzucht als bron daarvan aanwijzen. Om de
goden na te volgen moeten we zowel de wereld als onszelf leren begrijpen zoals ze zijn en moeten we
leren onszelf te vergeten, te leven voor anderen, en onze wil in te zetten voor het verbeteren van het
welzijn van de mensheid. Onzelfzuchtigheid zou met onderscheidingsvermogen en een gevoel voor
rechtvaardigheid moeten worden beoefend. Een zware taak, zal men zeggen, die in n leven nauwelijks
haalbaar lijkt, maar de moeilijkheid ervan zou geen excuus moeten zijn om niet te proberen het pad van
juiste gedachten, juiste gevoelens en juiste handelingen te volgen. Op deze manier zullen we na verloop
van tijd meer kennis verwerven over wat we zijn, over ons bewustzijn en onze toekomst.
Naast de wil en begeerte beschikken we over andere belangrijke vermogens zoals verbeeldingskracht en
discipline. De verbeelding is een vermogen dat, wanneer het door de wil wordt gebruikt, creatieve krachten
opwekt en wat door deze wordt voortgebracht. Pythagoras noemde de verbeeldingskracht de herinnering
van onze vroegere levens. Ze kan worden gebruikt voor het vergeestelijken, maar ook voor het
verstoffelijken, van beelden die in het denkvermogen zijn gevormd, om de gevolgen teweeg te brengen die
we verlangen, goede of slechte. Ze kan ons overheersen en ons binden aan de illusies die we hebben
gecreerd, of als we dit vermogen gericht gebruiken en weerstand kunnen bieden aan haar fantastische
ingevingen, een krachtig instrument worden om ons leven en onze bestemming vorm te geven.
Ik denk dat tweederde van onze kwalen en angsten voortkomen uit onze verbeelding. We hebben een
goddelijk erfgoed en kunnen het goddelijke dat in ons is naar buiten brengen door altrustisch te leven.
Zoals G. de Purucker zei, Liefde is het cement van het heelal; ze houdt alle dingen op hun plaats en onder
haar eeuwige hoede; haar werkelijke aard is hemelse vrede, haar kenmerk is kosmische harmonie die alle
dingen doordringt, die grenzeloos, onvergankelijk, oneindig, eeuwig is. Ze is overal en is het hart van het
hart van al wat is. (Levensvragen, blz. 111). De droom van broederlijke liefde is niet nieuw; door de
eeuwen heen hebben mensen geprobeerd om deze tot stand te brengen. Jezus en Boeddha hebben het
geprobeerd, tegenwoordig proberen mensen het, en ik ben ervan overtuigd dat er broederschap onder de
mensen zal komen, want Waar een wil is, is een weg. Zoals Teilhard de Chardin opmerkte: Op een dag,
wanneer we de ether, de wind, de getijden en de zwaartekracht hebben bedwongen, zullen we . . . de
energien van liefde gaan aanwenden. Dan zal op die dag voor de tweede keer in de geschiedenis van de
wereld de mens het vuur hebben ontdekt.
Discipline is een woord dat we associren met training in zelfbeheersing en is iets dat we zien als een
beperking van onze vrijheid; maar zoals Swami Ranganathananda opmerkte, De slaaf stoort zich aan
discipline, de vrije mens verwelkomt echter elke gelegenheid tot zelfdiscipline. . . . [Ze] is de weg om
wilskracht te krijgen, ruimdenkende sympathie, een edel karakter en daardoor in alle opzichten een sociale
en geestelijke doelmatigheid (The Message of the Upanishads, blz. 202). Discipline bevrijdt ons uit de
slavernij van onze begeerten, en is essentieel voor menselijke groei:
Waak over je gedachten
straks worden ze je woorden
waak over je woorden
straks worden ze je daden
waak over je daden
straks worden ze je gewoonten
waak over je gewoonten
straks worden ze je karakter

waak over je karakter,


straks wordt het je bestemming.

De wil is werkelijk overal en door iedereen te gebruiken, en we moeten leren er verstandig mee om te
gaan en onze begeerten te beheersen. Wie is eigenlijk verantwoordelijk voor hoe we leven en wie we zijn?
Niemand anders dan wijzelf.
Er wordt overal van ons verlangd dat we een verheven ethiek volgen, omdat dit echte goedheid in de
wereld zal brengen en de goddelijke eigenschappen van de mens zal stimuleren en ontwikkelen. Preken
zijn goed voor het uur of half uur dat men zit te luisteren, maar in de leringen van de Ouden het leiden
van een zuiver leven en het ontwikkelen van de wilskracht ligt de sleutel tot het absolute. Toen ik ruim 25
jaar geleden in Nederland kwam wonen, kreeg ik een verjaarskaart met de woorden, Het belangrijkste in
het leven is niet waar we ons bevinden, maar in welke richting we gaan. De wil heeft veel te maken met de
richting die we in ons leven opgaan. We hebben een vrije wil en moeten waken over onze begeerten door
onze verbeeldingskracht te gebruiken voor altrusme en broederlijke liefde, want de verbeeldingskracht en
de wil kunnen samen voor iedereen een betere toekomst scheppen.

Noot:
1. C.C. Massey, True And False Personality (De echte en onechte persoonlijkheid), The Theosophist 1:6, blz. 140.

Karma, lot, vrije wil

Uit het tijdschrift Sunrise nov/dec 2004


2004 Theosophical University Press Agency

WILDERNESS

WILL

The emotions must always be ruled


by the intellect, until the Spirit (Lord)
.rules both.
For the intellect is the
regulating, rationalising, and balancing
factor. (The -best emotions exercised
without intelligence are productive
of much evil).
As the soul in its
religious aspect is subject to Christ,

so let the emotions also be subj ect

to the intelligence in everything. The


intelligence

must

love

the

higher

emotions, as Christ also loved


spiritual soul.

the

" To keep our emotiona.l nature well


under control of reason and will is our
duty."-A. MACLAREN, Sermona, lst Seriet,
p. 143.

Christian's

thB world

Law of the

WILDERNESS, OR DESERT :A symbol of the fteld or arena of


the lower Ufe, empty in itself of
true life-the life of the Spirit.
" Then was Jesus led up of the Spirit
into the wilderness to be tempted of the
And when he had fasted forty
devil.
days and forty nights, he afterward
hungered."-MA.T. iv. 1, 2.

The Christ-soul emerged from the


latent condition within, whereupon the
Hi gher Self, foreseeing its needs, put
it to the test of its potency, by driving
it into the arena. of conflict where it
was placed in relation with the notSelf or lower principle. And when the
Christ-soul had undergone abstinence
from intuitive knowledge during the
transitory conditions attending the
soul's pilgrimage for a
term of
the re-incarnating cycle, he became
dissatisfied with the things of sense
and longed for spiritual sustenance.
" By wilderness is signified the church
in which there is no longer any truth."SWEDElffiORG, Apoc. Rev., n. 722.
" Every individual soul has its own
particular rightful place in the totality
of the life of God,. and must come to it
when all its labours are consummated,
and its wanderings in the wilderness of
illusion are over."-R. J. CAMPBELL,
Serm., Divine Rettitution.
" Numbers-giving the history of Israel
in the wilderness, their services, their
trials, and their failures there-brings out,
I cannot doubt, repeated types of the

as

and pilgrimage

in

wiedernus."-A. JuKES,
Offerings, p. 26.

Bee DAYS, DEVIL, FIELD , FoRTY


DAYS, HOUSE OF BONDAGE, HUNGER,
REINCARNATION, SERPENT (brazen),
TEMPTATION,
WILDERNESS

OF .JUDEA :-

A symbol of a condition of soli


tude in which the soul is freed from
illusions and the lower attractions.
" This Wilderness is the quiet desert of
the Godhead, into which He leads all who
are to receive this inspiration of God,
now or in Eternity."-TA.ULE:a, The Inner
Way, p. 323.

Bee DESERT, FOREST, JoHN BAP'l'IST.

Bee

ADULTERY,
CoNCEPTION,
DIVORCE, EPIMETREUS, EVE, FATliER
(lower) , HEAD , HusBAND, LADDER,
MALE-FEMALE, MAN .AND WIFE, MAN
WITHOUT WOMAN, MARRIAGE,PA.NDORA,
pARENTS, PERSEPHONE , REGENERA
TION, RIB, SKY, WOMAN.

e:perienu

WILL OF MAN :The spiritual centre of relative


existence in the lower mind . From
this centre the hiAher determina
tions of choice emanate, and these
derive their power and also direc
tion from the mind . That which
may be called the lower, illusive, or
inverted will is merely the blind
self-assertion of the desire-principle
which for a time dominates the
mind and prevents the expression
of the true wlll.
.. Each of us is this eterna.lly free
atman (which is exempt from the constraint of causality).
We do not first
a1ready,
b ecome the atman,

but we are 1t
though unconscious of the fact. Accordingly we are already free in reality, in
spite of the absolute necessity of our acts,
but we do not know it . . . . The constraint of the will, absolute as it is, yet
belongs entirely to the great illusion of
the empirical reality, and vanishes with
it. The phenomenal form is under constraint, but that which makes its appearance in it, the atman, is free. The real
consistency of the two points of view is
expressed in the words : It is he who
causes the man whom he will lead on
high out of these worlds to do good
works, and it is he who causes the man
whom he will lead downwards to do
evil works ' (Ka.ush, III. 8). The eternally
free atman, who determines our doing
and abstaining is not another, contrasted
with us, but our own self."-DEUSSEN,
Phil. of Upaniahada, p . 210.
" The voluntary attitude of man as a
self-determining will, to the Absolute
Divine Will is the most fundamental
element of religion. . . . No wisdom goes
beyond that of the poet : ' Our wills are
ours to make them Thine.' For it is, in
fact, the choice of the Object of religion
in a spirit of faith and self-surrender,
which carries with it all else that is most
essential to its supreme rea.liaation as an

814

WILL
experience."-G. T.
LADD,
Phil. of
Religion, p. 342.
" Matter causes nothing at all ; force
causes nothing but motion, and cannot
determine its own direction.
Therefore
whatever problem of originating and
directing power arises from the present
arrangement of things arises equally from
their arrangement in the furthest past
we can discern.
One true original
directing cause, and only one, is known
to us in will. Our own will we know by
direct experience, and other wills we infer
from outward actions. Deliberate
choice as opposed to unreasoning impulse
implies a pause for deliberation ; and we
know as certainly as we know any scientific
fact the.t in the deliberation, we contribute
from ourselves an irreducible element
which prevents the issue from being
anything like a mechanical result of
those motives (which stir the will). . .
Though we are conscious of power to do
anything whatever within certain limits,
a man in his right mind has some principle
or general aim, good or bad, to which he
endeavours to subject that power, so
. that a choice of motives i n particular
cases resolves itself into a choice of
means for carrying out such principle or
generaJ aim."-H. M. GWAT:S:IN, The
Knowledge of God, Vol. I. pp. 64, 65.
" The only transcendental thing in the
world is Will, and this we know directly
in ourselves. We are on the inside of
things because we will, and we know
everything to be part of the one evolution
of life or will. There is no explanation of
will ; it itself is not known by the mere
intellect aJthough ita different 6SI!!'Irtions
may be. As soon, then, as a man
has grasped the notion of volition as the
keynote of the self, he ceases to explain
himself by things outside of himself.
He
bas also at the same time done with
external explanations of the world, and
he is prepared to find the reality of the
world in the one Will that is manifesting
itself in himself and in all things. I must
take to myself all the guilt of my finite
existence, and admit that I too have
willed to live, have willed the world .
lt is literally true tt liberty is a mystery.
'
As finite will I am enslaved, but as infinite
will I am free. The finite will must be
made to die unto itself, and to affirm the
eternaJ Ideas of the eternal Will. What.
ever else religion is, it is first and foremost
a perception of the radical evil that is in
the finite will."-W. CALDWELL, Schopen
hauer'B S'l/a"m, pp. 393, 396-7.
" Nothmg can make any change in you
but the change of your will. For every
thing, be it what it will, i1 a birth of that
will which worketh in you. You have
nothing, therefore, to inquire after, nor
anything that you can judge of yourself

.
by, but the state of your WIn and des1re.
where these are, there are you ; and
what these are, that are you : there you
live, and to that you belong ; and there
you must have all the good and evil

WIND
that ca.n be called yours. . . If your
will is with God, you work with God ;
God is then the life of your soul, and you
will have your life with God to all eternity."
-WM. LAW, The Wa.y to Divine Know.
ledge, p. 1 37.
" Now let us remember that ' our wills
are ours, we know not how,' but they
are ours : it is equa.lly true that they are
ours to make them God's. But when
they are made God's, made to accord
with His, they are no lese ours ; indeed,
they will be ours more than ever when
we have made them His ; we shall never
be our full and true selves until we have
found ourselves in God. . The self
that is lost is the litUe self ; not the ego,
but the egotism ; the self that dreams
it is separate, and seeks advantages
as a separate entit;y."-T. RllONDDA
WILLIAMS, Serm., Dytng in the Lord.
"All the events that meet a man in
his Outward Life are nothing else than
the necessary and unalterable Outward
manifestation of the Divine Work ful.
filling itself in him', and he caunot wieh
that anything in these events shonld be
otherwise than what it is, without wishing
that the Inward Life which can only thus
manifest itself should be otherwise ; and
without thereby separating his will from
the Will of God, and setting it in
opposition thereto. He cannot any longer
reserve to himself a choice in these things,
for he must accept everything just as i t
happens ; for everything that comes to
pass is the Will of God with him, and
therefore the best that can possibly come
to pass.
To those who love God, all
things mUBt work together for good,
absolutely
and
immediately. To
those who do net love God, all thi s
must work together immediately for pam
and torment, until by means of this
torment, they are at last led to salva
tion."-J. G. FIOBTE, The Way Towarda
the Blused Life, pp. 1 64, 5.

See AEGAEON, APES, B:arABEU'S,


D.OG, DOGSTAB, GEORGE AND DRAGON,
GUARDIAN
SPIRITS,
JERUSALEM,
MAISHAN, SERVANT OF GOD, SHEEP
(lost) SwoRD OF SPiltiT, UNION.

WIND, WORD, SPIRIT, MARUT,


BREATH :Symbols of emanation, to which
the forthpourlng from the Absolute
is comparable. Otherwise, " Wind "
is a symbol of Spirit energising on
the mental plane.

" It is not the wind, but the Divine


energy, that is regarded as vitaJising the
germs which the Divine Word ia about
to call forth. "-T. K. CB:EYNE, Origin of

.- paaz
.,..,
ar, P 322
"And God made a wind to pass over the
earth, and waters assuaged."-GEN. viii. I ,
And the Divine power energises
SUi

"'
vehi""l"'
the ment"l
.w

of

the soul, so

SCHEMA V
KOSMISCHE en MENSELIJKE BEGINSELEN

Kosmische Beginselen

Menselijke beginselen
Atm!

- Universele geest

De ongeopenbaarde Logos - Drabman

Buddhi

- Geestelijke ziel

Universeel bewustzijn

Manas

- Menselijke ziel, denkvermogen

Universeel denkvermogen - Mahat

K!marftpa

- Astraal lichaam

Kosmische energie

- Fohat

Ak8sha

- Astraallicht

Pr!na

- Vitaliteit

Fysieke stof

-Materie

Lingashartra - Etherisch dubbel


Pr!na

- Levensfludum

Sthftlashartra - Stoffelijk lichaam

Uit: Ganesha, kleine woordentolk der geesteswetenschappen

- Mahabuddhi

8 .3

HET BEREIKEN van de ALLERHOOGSTE / 413

In dit vers is het woord prayr;a-kle heel belangrijk, want alles wat we
in ons leven doen zal op het moment van de dood getest worden. Arjuna
wil heel graag weten hoe zij die altijd Kr-\>IJ.a-bewust bezig zijn, aan het
einde van hun leven voor deze test kunnen slagen. Wat moet hun hou
ding zijn op dat beslissende moment? Op het moment van de dood zijn
alle lichamelijke functies verstoord en bevindt de geest zich niet in een
geschikte toestand. Wie zodanig verstoord is door zijn lichamelijke toe
stand, zou wel eens niet in staat kunnen zijn om aan de Allerhoogste Heer
te denken. Mahrja Kulasekhara, een groot toegewijde, bidt daarom: '0

mijn Heer, op dit moment verkeer ik in goede gezondheid en daarom is


het beter dat ik nu onmiddellijk sterf, zodat de zwaan van mijn geest kan
binnengaan in het netwerk van de lotusstengels van Uw voeten.' Deze
metafoor wordt gebruikt omdat de zwaan, een watervogel, er plezier aan
beleeft om tussen de stengels van lotussen te woelen; zwanen hebben
deze speelse neiging om tussen de lotusbloemen te duiken. Mahrja
Kulasekhara zegt dus tegen de Heer: 'Mijn geest is nu onverstoord en mijn
gezondheid is goed. Als ik nu, terwijl ik aan Uw lotusvoeten denk, onmid
dellijk sterf, dan ben ik er zeker van dat mijn devotionele dienst aan U
volmaakt zal worden. Maar als ik moet wachten op mijn natuurlijke dood,
dan weet ik niet wat er zal gebeuren, want op dat moment zullen alle
lichamelijke functies verstoord zijn; mijn keel zal helemaal verstopt zijn en
ik weet niet of ik wel in staat zal zijn om Uw naam te chaoten. Het is beter
dat ik nu onmiddellijk sterf. ' Arjuna vraagt in dit vers hoe iemand op zo'n
moment zijn geest op de lotusvoeten van Kr-?IJ.a kan concentreren.

TEKST 3

sri-bhagaviin uviica
ak$aram brahma paramam
svabhiivo 'dhyiitmam ucyate
bhta-bhvodbhava-karo
visarga}J karma-samjiiita}J
sri-bhagaviin uvca
de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zei; aa
onvernietigbare; brahma
Brahman; paramam
transcen
ram
dentale; svabhiiva}J
eeuwige aard; adhytmam
het zelf; ucyate
wordt genoemd; bhta-bhiiva-udbhava-kara}J
de materile lichamen
-

414 /

BHAGAVAD-GTA zoals ze is

van de levende wezens voortbrengend; vtsarga}:t - schepping; karma


resultaatgericbte activiteit; sarhjfiita}:t - wordt genoemd.

De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zei: Het onvernietigbare,


transcendentale levend wezen wordt Brahman genoemd en zijn
eeuwige aard adhytma, het zelf. Activiteiten die verband houden
met het ontwikkelen van de materile lichamen van levende we
zens worden karma of resultaatgerichte activiteiten genoemd.
COMMENTAAR: Brahman is onvernietigbaar en eeuwig; zijn aard veran
dert op geen enkel moment. Maar voorbij Brahman bestaat Parabrahman.
Brahman heeft betrekking op het levend wezen en Parabrahman op de
Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. De wezenlijke positie van het levend
wezen verschilt van de positie die het in de materile wereld inneemt.
Wanneer het levend wezen een materieel bewustzijn heeft, probeert het
heer en meester over de materie te zijn, maar met een spiritueel bewust
zijn, Krt:a-bewustzijn, is het zijn positie om de Allerhoogste te dienen.
Met een materieel bewustzijn moet het levend wezen in de materile
wereld verschillende lichamen aannemen en het scheppen van verschil
Iende lichamen door middel van iemands materile be\V'UStzijn wordt
karma genoemd.
In de vedische literatuur wordt het levend wezen fivatma en Brahman
genoemd, maar nooit Parabrahman. Het levend wezen (jvatma) neemt
verschillende posities in. Soms gaat het op in de duistere materile natuur
en identificeert het zich met materie, en soms identificeert het zich met de
hogere, spirituele natuur. Het wordt daarom de marginale energie van de
Allerhoogste Heer genoemd. Afhankelijk van zijn identificatie met ofwel
de materile ofwel de spirituele natuur krijgt het een materieel of spiritu
eel lichaam. In de materile natuur kan het verschillende lichamen uit de

8-4oo.ooo levenssoorten aannemen, maar in de spirituele natuur heeft het


maar n lichaam. In de materile natuur verschijnt het levend wezen
overeenkomstig zijn karma soms als een mens, soms als een halfgod, een
dier, een vogel enz. Om de hemelse planeten in de materile wereld te
bereiken en daar van de faciliteiten te genieten, brengt het soms offers

(yajfia) , maar wanneer zijn verdiensten uitgeput zijn, keert het terug naar
de aarde in de vorm van een mens. Dit proces wordt karma genoemd.
In de Chandogya Upani$ad wordt het proces van de vedische offers
beschreven. Op het altaar worden vijf verschillende offergaven gebracht
in vijf verschillende soorten vuur. De vijf soorten vuur worden beschouwd
als de hemelse planeten, wolken, de aarde, de man en de vrouw, en de
vijf soorten offergaven zijn geloof, de genieter op de maan, regen, granen
en sperma.
Tijdens het offerproces brengt het levend wezen bepaalde offers om

HET BEREIKEN uan de ALLERHOOGSTE / 415


bepaalde hemelse planeten te bereiken en bereikt deze vervolgens. Wan
neer de verdiende resultaten van het offer uitgeput zijn, valt het levend
wezen terug naar de aarde met de regen, waarna het de vorm van graan
aanneemt, dat vervolgens door een man gegeten wordt en in sperma
wordt getransformeerd waardoor een vrouw zwanger wordt. Op deze
manier krijgt het levend wezen opnieuw een menselijk lichaam om offers
te verrichten en daarmee dezelfde cyclus opnieuw te doorlopen. Zo blijft
het levend wezen onophoudelijk komen en gaan op het materile pad.
Maar een Krl'.la-bewust persoon vermijdt zulke offers
hij legt zich
direct toe op het Krl'.la-bewustzijn en bereidt zich daarmee voor op zijn
terugkeer naar God.
Impersanalisten die uitleg geven bij de Bhagavad-git, veronderstel
len op onredelijke wijze dat Brahman in de materile wereld de vorm van
een fiva aanneemt. Om dit te bewijzen verwijzen ze naar de zevende tekst
van het vijftiende hoofdstuk van de Gt. Maar ook in dit vers spreekt de
Heer over het levend wezen als 'een eeuwig deeltje van Mijzelf.' Het deel
tje van God, het levend wezen, kan ten val komen en naar de materile
wereld gaan, maar de Allerhoogste Heer (Acyuta) komt nooit ten val. De
bewering dat het Allerhoogste Brahman de vorm van een jva aanneemt
is daarom onaanvaardbaar. Het is belangrijk om te bedenken dat er in de
vedische literatuur een onderscheid wordt gemaakt tussen Brahman (het
levend wezen) en Parabrahman (de Allerhoogste Heer).

TEKST 4

adhibhtarh k:;aro bhva/:l


pu ru:;as cdhidaivatam
adhiyajfio 'ham evtra
dehe deha-bhrtrh vara
adhibhtam
de materile manifestatie; ara/:l - voondurend veran
derend; bhva/:l
natuur; puru$a/:l - de kosmische gedaante, inclusief
alle halfgoden, zoals die van de zon en de maan; ca - en; adhidaivatam
- adhidaiva genoemd; adhiyajfia/:1 - de Superziel; aham - Ik (Kg;I,la);
eva - zeker; atra - in dit; dehe
lichaam; deha-bhrtm - van de be
lichaamden; vara - o beste.
0 beste van

de belichaamde wezens, de materile natuur, die

voortdurend verandert, wordt adhibhta genoemd [de materile

416 I BHAGAVAD-GT zoals ze ts

wereld]. De kosmische gedaante van de Heer, die alle halfgoden


omvat zoals die van de zon en de maan, wordt adhidaiva genoemd.
En Ik, de Allerhoogste Heer, die in het hart van ieder levend wezen
aanwezig ben als de Superziel, word adhiyajiia genoemd [de Heer
van offers].
COMMENTAAR: De materile wereld verandert voortdurend. Over het alge
meen gaan materile lichamen door zes verschillende stadia: ze worden
geboren, ze groeien, ze houden zich voor een bepaalde tijd in stand, ze
produceren enkele bijproducten, ze takelen af en verdwijnen vervolgens.
De materile wereld wordt adhibhta genoemd. Ze is op een bepaald
moment geschapen en zal op een bepaald moment vernietigd worden.
De voorstelling van de kosmische gedaante van de Allerhoogste Heer
die alle halfgoden en hun verschillende planeten omvat, wordt adhidai
vata genoemd. En dat wat de individuele ziel in het lichaam vergezelt, is
de Superziel, die een volkomen expansie van Heer Kr!!a is. De Superziel
wordt Paramtma of adhiyajiia genoemd en bevindt Zich in het hart.
In de context van dit vers is vooral het woord eva belangrijk, omdat
de Heer met dit woord de nadruk legt op het feit dat de Paramtm niet
verschillend van Hem is. De Superziel, de Allerhoogste Persoonlijkheid
Gods die Zich naast de individuele ziel bevindt, is getuige van de activiteiten
van de individuele ziel en de bron van de verschillende bewustzijnstoe
standen van de ziel. De Superziel geeft de individuele ziel de gelegen
heid om ongestoord actief te zijn en is de getuige van haar activiteiten. De
functies van al deze verschillende gedaanten van de Allerhoogste Heer
worden vanzelf duidelijk voor de zuivere, KfI)a-bewuste toegewijde, die
bezig is met transcendentale dienst aan de Heer.
De gigantische kosmische gedaante van de Heer, die adhidaivata
wordt genoemd, is het object van contemplatie voor de beginner die de
Allerhoogste Heer niet kan benaderen in Zijn verschijning als de SuperzieL
De beginner wordt aangeraden te mediteren op de kosmische gedaante
of de virf-PU7U$a van wie de benen de lagere planeten zijn, de ogen de
zon en de maan en van wie het hoofd beschouwd wordt als het hogere
planetenstelsel.
TEKST 5

3t'"dc:tili T;J 1lJilq (rijk11 <:fil;q('{_ I


<f: <nf fiwf: 11
anta-kle ca mm eva
smaran muktv kalevaram

11

HET BEREIKEN van de ALLERHOOGSTE / 41 7

8.6

yal:z prayti sa mad-bhvam


yti nsty atra sarhSayal:z
anta-kle - aan het eind van het leven; ca - ook; mm - Mij; eva
zeker; smaran - herinnerend; muktv - opgevend; kalevaram - het
lichaam; ya/:z - hij die; prayti - gaat; sal:z
zijnstoestand; yti

bereikt; na - niet; asti

hij; mat-bhvam - Mijn


er is; atra - hier; sam-

sayal:z - twijfel.
En wie aan het eind van zijn leven, wanneer hij zijn lichaam ver
laat, uitsluitend aan Mij denkt, bereikt onmiddellijk Mijn zijnstoe
stand. Hierover is geen twijfel mogelijk.

CO MMENTAAR: In dit vers wordt het belang van het KrQa-bev.mstzijn be


nadrukt. Iedereen die zijn lichaam verlaat in KrQa-bewustzijn, verkrijgt
onmiddellijk de transcendentale kwaliteiten van de Allerhoogste Heer. De
Allerhoogste Heer is het zuiverste van het zuiverste . Iedereen die voortdu
rend KrQa-bewust is, is daarom ook het zuiverste van het zuiverste.
Het woord smaran ('zich herinneren') is belangrijk. Een onzuivere
ziel die het KrQa-bewustzijn niet in devotionele dienst heeft beoefend,
kan onmogelijk aan KrQa denken. Men moet het Krf.la-bewustzijn daar
om vanaf het prille begin van het leven beoefenen. Wanneer iemand aan
het eind van zijn leven succesvol wil zijn, is het proces van het zich herin
neren van Kn>Qa essentieel. Men moet daarom constant, onophoudelijk de
mah-mantra chanten: Hare Kn;Qa, Hare Kg;Qa, KrQa Kg>Qa, Hare Hare/
Hare Rma, Hare Rma, Rma Rma, H are Hare.
Heer Caitanya heeft ons aangeraden om zo verdraagzaam te zijn als
een boom ( taror iva sahi;; tJ un). Voor iemand die Hare KrI.la chant
mogen er dan heel wat obstakels zijn, maar ondanks dat moet hij deze
belemmeringen verdragen en doorgaan met het chanten van Hare KrQa,
Hare Krf.la, KrQa Krf.la, Hare Hare/ Hare Rma, Hare Rma, Rma Rma,
Hare Hare, zodat hij aan het eind van zijn leven het voordeel van het Kr1.if.la
bewustzijn volledig zal ervaren.

TEKST 6

flfif "!lst"!lr8 q;();q\''{ I


BGJ : 11 E; 1 1
yam yam vpi smaran bhvam
tyajaty ante kalevaram
tam tam evaiti kaunteya
sad tad-bhva-bhvital:z

andere geeft uitdrukking aan de energetische of substantile


kwaliteiten die zich in overeenstemming met deze cyclische
perioden manifesteren; maar aan dit schijnbaar dubbele, maar
in feite enkelvoudige, proces liggen altijd diepgaande karmische oorzaken ten grondslag.

D
Daivprakriti (Sanskriet)
Een samengesteld woord dat de betekenis heeft van goddelijke of oorspronkelijke ontvouwer, of oerbron, van het
heelal of van elk opzichzelfstaand of hirarchisch deel van zon
heelal, zoals een zonnestelsel. Daivprakriti kan men daarom kortweg goddelijke stof noemen, waarbij het woord stof
hier in zijn oorspronkelijke betekenis van goddelijke moederontvouwer of goddelijke oersubstantie wordt gebruikt.
Omdat deze oersubstantie zich in de kosmische ruimten
manifesteert als oorspronkelijk kosmisch licht licht is volgens de occulte esoterische theosofische filosofie een vorm van
oorspronkelijke stof of oersubstantie hebben veel mystici
voor daivprakriti de uitdrukking het licht van de logos
gebruikt. Daivprakriti is in feite de eerste sluier of het eerste
omhulsel of het eerste etherische lichaam dat de logos omringt, zoals pradhna of prakriti volgens de Snkhya-filosofie
purusha of brahman omhult, en zoals, op een onvergelijkbaar
veel grotere schaal, mlaprakriti parabrahman omhult. Omdat
daivprakriti dus primitieve stof is, of van de fysieke stof naar
boven gerekend stof in haar zesde en zevende toestand, of,
wat op hetzelfde neerkomt, stof in het eerste en tweede stadium van haar evolutie van bovenaf gerekend, kunnen we de
wazige etherische lichtsluiers die we aan de nachtelijke hemel
waarnemen redelijk nauwkeurig als een fysieke manifestatie
van daivprakriti opvatten, want als het geen werkelijk oplos41

NEBULAE,
niet het
Noorderlicht
of Zuiderlicht

bare nevelvlekken zijn, zijn het werelden, of beter gezegd


wereldstelsels, in wording.
Als daivprakriti een bepaalde staat of toestand van evolutionaire manifestatie heeft bereikt, kunnen we er heel goed het
Tibetaanse woord fohat (zie aldaar) voor gebruiken. Fohat is
in de woorden van H.P. Blavatsky:
De essentie van kosmische elektriciteit. Het is een occulte
Tibetaanse term voor daivprakriti, oorspronkelijk licht; in
het gemanifesteerde heelal is het de altijd aanwezige elektrische energie en de kracht die voortdurend afbreekt en
opbouwt. Esoterisch gezien is fohat hetzelfde, de universele
stuwende levenskracht, tegelijk de voortstuwer en de uitwerking ervan.
Theosophical Glossary, blz. 121

Dat is bijzonder goed geformuleerd, maar we moeten bedenken dat, hoewel fohat de bezielende kracht is die in de
gemanifesteerde daivprakriti of de oorspronkelijke substantie
werkt en erop inwerkt, zoals de ruiter zijn paard laat rijden
door invloed op hem uit te oefenen, het de kosmische intelligentie of, zoals Pythagoras zou zeggen, de kosmische monade
is die door zowel daivprakriti als zijn gedifferentieerde energie, fohat, heen werkt die het leidende en beheersende
beginsel is, niet alleen in de kosmos, maar in elk van de secundaire elementen en wezens die in ontelbare menigten de kosmos vullen. Het hart of de essentie van de zon is daivprakriti
die als zodanig werkt, en ook in haar verschijningsvorm die
fohat wordt genoemd, maar door daivprakriti en het fohataspect ervan stroomt de allesdoordringende en leidende intelligentie van de zonnegodheid. De student moet echter nooit
de fout maken deze leidende zonne-intelligentie te willen
scheiden van haar sluiers of voertuigen, waarvan een van de
hoogste daivprakriti-fohat is.

Dat (zie parabrahman, tat)


42

Das könnte Ihnen auch gefallen