Sie sind auf Seite 1von 3

Structuralisme

Theoretisch kader in het onderzoek van taal. Einde 19 e eeuw, begin 20e
eeuw en bepaald tot op de dag van vandaag de kijk op taal.
Taalkunde wil begrijpen hoe taal werkt. Het oppikken van een betekenis uit
geluidsgolven, etc. Om dat proces te begrijpen (fonetiek, fonologie,
morfologie, syntax, semantiek).
Voor structuralisme was er alleen historische taalwetenschap. De
uitvinding van het Indo-Europees komt daar bijvoorbeeld vandaan, hoe zijn
deze verwant etc. Historische taalkundigen waren niet genteresseerd in
syntax. Voorbeeld: clean, klein= etymologisch verwant en ze gingen
ervanuit dat er een soort van oerbetekenis was terwijl dit tegenwoordig
heel ver uit elkaar is gegroeid. Dit ware dus vrij naeve opvattingen. Wel
gek op morfologie. Daarnaast ging het erg veel over klanken. Spelling en
uitspraak. Er was wel fonetiek, maar dat stond los van elkaar en er werd
niet nagedacht over fonetiek zich verhoudt tot spelling.
De grondlegger van het structuralisme: Ferdinand de Saussure (Zwitser).
Op zijn 21e schreef hij Memoires nogwattes Indo-Europees. Over het
basale systeem van klinkers in de Indo-Europese talen. In de IE moesten
klanken bestaan hebben die in de huidige talen niet meer bestaan. Anders
waren talen niet aan elkaar te linken. Dit heet de laryngaaltheorie. Dit
zijn halve medeklinkers achterin de keel. Dit was een briljante theorie,
zeker omdat een aantal jaren na zijn dood het Hitittisch vertaald werd
waarin extra klanken bleken te zitten (soort g) en dit sloot mooi aan op zijn
theorie. Hij gaf tijdens zijn leven colleges over het structuralisme in
Genenve. Zijn studenten hebben dit gebundeld, hij dus niet zelf.
De kern van de theorie van het structuralisme, taal is geen verzameling
spellingen maar een tekensysteem. Daarom kunnen we ook gebarentaal
doen, omdat het niet zo zeer uitmaakt hoe je dat tekensysteem vormgeeft.
Het gaat om aan de ene kant een vorm en aan de andere kant inhoud.
Tekensysteem= Vorm boom(signifiant) + Inhoud het
idee(signife)
Dit is willekeurig en ging tegen het romantische idee in dat woorden een
bepaalde diepere betekenis hadden. Tekensysteem is dus gebaseerd op
afspraken en dus willekeurig.
De waterzuiveringsinstallatie. Ook buitenlanders kunnen zien wat het
lidwoord en het zelfstandig naamwoord is vanwege de lengte van de
woorden. Ook binnen paradigmas zie je dat, de frequentste vorm is
meestal de kortste. Zo is voltooid deelwoord bijvoorbeeld langer.
Een systeem dat een beetje soepel in gebruik is zal zich zo vormen dat dat
wat vaak voorkomt ook makkelijk te realiseren is. Als concept is het dus
willekeurig, maar er is wel systemisch wat te zien als we het nauwer
bekijken.
We hebben een inhoud en een vorm. Inhoud is de semantiek en dat is
lastig te omschrijven. Waar de ene taal het ene woord gebruikt, gebruikt
de andere taal een of meerdere woorden.
Bois = bos en hout
Tre = boom en hout
Dit is in het Nederlands weer anders
Taalrelativisme! = een idee (Sapir & Whorf) de manier waarop
betekenissen in een taal verkavelt zijn bepalen ook de manier hoe je naar
de wereld kijkt. Iedereen heeft dus een ander palet. Stel je hebt in de ene

taal alleen groen of groen en blauw. Zien diegenen dan wel verschil tussen
groen en blauw, omdat er maar 1 woord voor is? Zo zijn er theorien dat je
anders naar de wereld kijkt wanneer je Russisch spreekt dan wanneer je
Nederlands praat bv. Als iets geen woord heeft bestaat het eigenlijk ook
niet. Dus wat belangrijk is krijgt een naam en wordt daardoor opgenomen
in ons (dagelijks) denken.
Vanuit dat tekensysteem Langage= taalvermogen (om zo een
tekensysteem te kunnen hanteren, dus bijvoorbeeld apen kunnen dat niet)
Dit is weer te splitsen in langue= taalkennis
En parole = dat wat je feitelijk hoort
De modernere Chomskyaanse begrippen zijn regelrecht in lijn met de
basisideen van het structuralisme:
Saussure
Chomsky
=
Langue =
competence
Taalkennis
Parole =
performance
Aanbod van de taal
Langage = faculty of language
Taalvermogen
Generatieve grammatica van Chomsky, the faculty of language (dat
vermogen in je hersenen), dat is verantwoordelijk voor taal en dat deel zal
een interne structuur hebben. De gedachte was dat die interne structuur
gevolgen had voor hoe die competence opgebouwd zou zijn universele
grammatica. Aangeboren taalvermogen.
Elke taal heeft een substantief en een verb. Dit bleek de basis van de
grammatica te zijn. Alleen bleken er een aantal uitzonderingen te zijn, dus
universeel is niet altijd waar. Is dit hersenstructuur of gewoon logica? Want
de wereld bestaat nou eenmaal uit substantieven en verbs.
Een ander belangrijk punt is de kijk op taal in termen van tijd. Saussure
was nog traditioneel taalkundige (diachronie=de taal is een bewegend iets,
we zijn genteresseerd in de veranderingen in de taal).
Tegenover de diachronie staat de synchronie. Je leert een tekensysteem in
het nu en hoe is dit mogelijk zonder kennis te hebben van de oertaal? De
21e eeuw vinden D & S elkaar meer.
Hoor- de, bak-te = synchroon systeem dat je kan uitbreiden. Die regel is te
ontdekken en toe te passen. Deze structuur maakt de taallerende mens
zich eigen.
Loop-te? Liep. Waarom liep? Daar zit het probleem van de synchronie,
omdat de taal heel veel structuur en regelmatigheden heeft maar
ontzettend veel uitzonderingen. Alles wat niet structureel geordend is wijkt
af en is moeilijker te onthouden. Er is in de generatieve grammatica wel
geprobeerd om deze onregelmatigheden in een regelmatig systeem te
zetten maar dit lukte niet.
Onze hersenen zijn in staat om dingen aan te leren die systematisch niet
logisch zijn. Dus als liep herhaald wordt, kunnen we dit gewoon aanleren.
Toch zitten er ook een aantal interessante dingen in vanuit beide
perspectieven. Waarom liep en is niet horen sterk? Vanuit diachronie is dit
interessant. Vanuit de synchronie is het interessant om te kijken hoe dat
systeem is georganiseerd dat dit soort uitzonderingen werkbaar zijn. Hoe
wordt die synchrone taal gebruikt dat al deze uitzonderingen toelaat? Hoe
kan dat systeem blijven bestaan en heeft dit stabiliteit?
Frequentie! Je ziet dat sterke werkwoorden hoogfrequent zijn. Dit is een
synchrone waarneming.

De diachronie: de woorden die sterke vormen hebben moeten ook


aangeleerd worden. Hoe vaker je dingen oefent, hoe beter je er in wordt.
Dat wat vaak voorbij komt, pik je makkelijker op.
Het is niet zinvol om S tegenover D te zetten, omdat ze elkaar niet
uitsluiten maar juist samen een volledig beeld kunnen geven.
Structuralisme grijpt terug op de synchronie.
Wat is dan de uitwerking van het denken in structuur?

Fonologie:

hoog
voor
gerond

i
+
+>

e
+
-

a
-

o
-

u
+>
+

y(u)
+
+
+>

ui
+

Hoe is het een uit het ander ontstaan? Dit bleek allemaal vrij intutief.
Klinker konden nu eenmaal veranderen. Structuralisten gingen dit
gestructureerd aanpakken in schemas. Welke kenmerken hebben deze
klinkers nu en kunnen we die in structurele termen beschrijven? Klanken
omschrijven in termen van binaire kenmerken.
Als we terugdenken aan het principe dat het niet gaat om de parole maar
het onderliggende systeem de wijze waarop het teken gecodeerd is. Dit is
een poging om de fonetische brij om te zetten naar een codering.
De volgende ontdekking: op deze manier kon je alles beter begrijpen.
Omdat dit soort structuurkenmerken ook interactie waren in historische
processen.
Een volgende stap zijn de minimale paren (betekenis onderscheidende
verschillen). Sommige talen hebben een veel simpeler klinkersysteem, als
je dan een verkeerde tussenvorm zegt dan horen ze gewoon de klinker die
het dichtstbij ligt.
Engels: [e] [], bed, bad
De gemiddelde luisteraar linkt dit door aan een beperkte aantal abstracte
kenmerken. In dat geval horen we het verschil niet eens, omdat we er niet
mee bekend zijn.
F - V- W, in de kern sluit de v de f uit
Fris- vriezen *vris
Fors - (kik)vors
Feest veest
De F en V zijn een beetje halfbakken. In het woord zijn het varianten. Aan
het begin van een woord is het lastig echte minimale paren te vinden.
Friesen en Amsterdammers neutraliseren deze verschillen. Taalverandering
kan een structurele oorzaak hebben. De wijze waarop het gecodeerd
wordt.. er gaat niks verloren als er overbodige dingen overboord worden
gegooid. Structuralistische blik op taalverandering: het versimpeling van
het systeem zonder het systeem aan te tasten.
Absolute minimale paren zijn dus relatief.

Das könnte Ihnen auch gefallen