Sie sind auf Seite 1von 8

HOOFDSTUK 2

De tijd van Grieken en Romeinen


In de 5e eeuw v.C. bereikte de Griekse cultuur een hoogtepunt. De Grieken waren op allerlei
terreinen vernieuwers; in de politiek, de kunst en de wetenschappen. De Romeinen bewonderden de
Griekse cultuur en namen daar veel van over. Door hun veroveringen werd de Grieks-Romeinse
cultuur verspreid over grote delen van Europa, West-Azi en Noord-Afrika.
De grote brand in Rome In juni 64 n.C. voltrok zich een ramp in Rome. Er woedde een brand die
volgens de Romeinse geschiedschrijver Tacitus ernstiger en gruwelijker was dan alle eerdere
branden: 'Met enorm geweld raasde de brand eerst over de lager gelegen stadsdelen, klom
vervolgens naar de hoger gelegen delen en daalde dan weer verwoestend af naar de lagere, waarbij
hij elke bluspoging bij voorbaat kansloos maakte. Heiligdommen van goden en zuilengalerijen,
bestemd voor genoegens, stortten over een groot oppervlak in.' Negen dagen joeg het vuur door de
straten. Een groot deel van de hoofdstad van het Romeinse Rijk werd in de as gelegd. Boze tongen
beweerden dat keizer Nero de brand had aangestoken om de stad ter meerdere eer en glorie van
zichzelf nog mooier te kunnen herbouwen. Tijdens de brand zou hij in zijn huistheater de ondergang
van Troje hebben bezongen. Een slechte keizer Nero is de geschiedenis ingegaan als een van de
slechtste Romeinse keizers. Hij kwam in 54 n.C. als16-jarige op de troon dankzij zijn moeder
Agrippina. Zij was vijf jaar eerder getrouwd met keizer Claudius. In 50 had ze Claudius
overgehaald om haar zoon Nero te adopteren als zijn eigen zoon en opvolger, boven zijn natuurlijke
zoon Britannicus. In 54 besloot ze dat het tijd was om Nero aan de macht te brengen. Ze doodde
daarom haar man door hem in gif gedrenkte paddenstoelen te laten eten. De eerste jaren van Nero's
regering waren niet slecht. In het Romeinse rijk heersten vrede en welvaart. Nero liet het bestuur
over aan zijn moeder en zijn adviseurs, onder wie de filosoof Seneca, die hem de laatste jaren had
opgevoed. Maar Nero zelf begon zich al snel te misdragen. In 55 vermoordde hij zijn stiefbroer
Britannicus met een gifdrankje.Het gif was zo sterk dat Britannicus direct dood neerviel. Nero kon
hierdoor
zeggen dat hij was gestorven aan een epileptische aanval. Hij liet het lijk in de gutsende regen
verbranden zodat de moord niet te bewijzen viel. In 59 liet hij zijn moeder vermoorden. Nadat een
poging haar te laten verdrinken was mislukt, liet hij haar doodsteken. Een paar jaar later moest
Seneca eraan geloven. Omdat de filosoof zou hebben megedaan aan een samenzwering tegen Nero,
werd hij gedwongen zelfmoord te plegen. Hij sneed zijn polsen door en liet zich in een heet bad
leggen om zijn bloed sneller te laten stromen. Nero en de christenen Nero raakte de controle over
zichzelf kwijt. Hij gaf zich over aan braspartijen en geweldsuitbarstingen. Eens schopte hij zijn
hoogzwangere vrouw dood omdat ze klaagde dat hij te laat was thuisgekomen van de wagenrennen.
Er werd gefluisterd dat hij 's nachts met vrienden de straat op ging en kroegen bezocht om mensen
in elkaar te slaan. Ook zijn seksuele uitspattingen waren berucht. Het zette helemaal kwaad bloed
toen Nero na de grote brand in Rome opdracht gaf voor de bouw van een kolossaal nieuw paleis.
Voor de hal liet hij de Griekse beeldhouwer Zenodoros een 37 meter hoog beeld maken van zichzelf
als de god Apollo, want Nero was een groot bewonderaar van alles wat Grieks was.Om een einde te
maken aan de geruchten die over hem de ronde bleven doen, gaf Nero de christenen de schuld van
de brand. Dat was een handige zet. Veel Romeinen wantrouwden deze aanhangers van dat
'verwerpelijk bijgeloof, zoals het christendom genoemd werd. In opdracht van Nero werd na de
brand in Rome de eerste christenvervolging georganiseerd. Sommige slachtoffers werden
gekruisigd, andere werden met pek ingesmeerd zodat ze als toortsen brandden. In 68 kwam het
tijdperk Nero ten einde. Er braken opstanden uit en de gouverneur van Spanje riep zichzelf uit tot
nieuwe keizer. Toen ook de keizerlijke garde hem verliet, probeerde Nero te vluchten, maar hij werd
achterhaald. Hij kreeg de keus tussen zelfmoord en dood door geseling aan de schandpaal. Daarop
stak hij een dolk in zijn keel. Volgens de overlevering waren zijn laatste woorden: 'Wat een
kunstenaar sterft er met mij.' Grieken en Romeinen Veel keizers waren heel wat capabeler dan
Nero. Toch is de geschiedenis van Nero in meerdere opzichten typerend voor dit deel van de
oudheid. Het was een tijd van verbluffende Romeinse macht, van grote bewondering voor de
Griekse cultuur en van de opkomst van het christendom. De Romeinen hadden in de voorgaande
eeuwen hun stadstaat uitgebouwd tot een wereldrijk, waartoe ook Griekenland behoorde. Na Nero

beleefde het Romeinse rijk nog een lange tijd van welvaart en binnenlandse rust. Daarna ging het
onder meer door Germaanse invallen geleidelijk ten onder. Het tijdvak Voor de tijd van 3000 v.C.
tot 500 n.C. worden twee namen gebruikt de oudheid en de tijd van Grieken en Romeinen. In deze
lange tijd hebben veel hoogontwikkelde cul turen bestaan. Dit hoofdstuk gaat over de Griekse en
Romeinse culturen, die voor Europa erg belangrijk zijn geweest. Europa Omstreeks 3000 v.C.
ontstond op Kreta de Minosche cultuur, de eerste hoogontwikkelde cultuur in Europa. Van 1600 tot
1200 v.C. bloeide op het Griekse vasteland de Myceense cultuur, de oudste Griekse cultuur waarvan
schriftelijke bronnen bestaan. Na een periode van terugval ontstond rond 750 v.C. in Griekenland
een nieuwe landbouwstedelijke beschaving met stadstaten, die ook werden gesticht langs de Zwarte
Zee en de Middellandse Zee. In de 2e eeuw v.C. werd Griekenland deel van het Romeinse rijk.
Rome groeide vanaf de 4e eeuw v.C. uit van een stadstaat tot een wereldrijk dat in 106 n.C. zijn
grootste omvang bereikte. De Romeinen leefden in een landbouwstedelijke samenleving. Ten
noorden en oosten van de Rijn waren Germaanse landbouwsamenlevingen. Het rijk raakte vanaf de
3e eeuw in verval. Er kwamen volksverhuizingen op gang, waarbij Germaanse stammen met
geweld het Romeinse rijk binnentrokken. In 395 werd het rijk gesplitst in het West- en het OostRomeinse rijk. In 476 eindigde het West-Romeinse rijk met de afzetting van de laatste keizer van
Rome. Het Oost-Romeinse (Byzantijnse) keizerrijk bleef nog eeuwen bestaan in het oostelijk
Middellandse Zeegebied, met Constantinopel, 'het tweede Rome', als schitterende hoofdstad.
De wereld Vanaf omstreeks 3000 v.C. ontstonden hoogontwikkelde culturen langs de grote rivieren
Nijl, Eufraat, Tigris, Indus en Hoangho. In de vruchtbare rivierdalen ontwikkelden
landbouwsamenlevingen zich tot landbouwstedelijke samenlevingen. Er ontstonden stadstaten,
bestuurd door vorsten, die vaak zowel politieke als religieuze macht hadden. Sommige stadstaten
groeiden uit tot grote rijken, zoals het Egyptische en het Babylonische rijk. Vanaf 550 v.C.
veroverden de Perzen het Babylonische rijk, Egypte en een groot deel van het overige gebied tussen
Middellandse Zee en Indus. Tussen 334 en 323 v.C. veroverde Alexander de Grote vanuit
Griekenland het Perzische rijk, waardoor in een groot gebied een gemengd Grieks-Perzische cultuur
ontstond, het hellenisme. In India ontwikkelde zich vanaf omstreeks 1500 v.C. het hindoeisme. In
527 v.C. stichtte Boeddha in India het boeddhisme, dat zich verspreidde over Zuid- en Oost-Azi.
Omstreeks 221 v.C. ontstond in China een groot keizerrijk. De Chinese Muur werd gebouwd tegen
invallen vanuit het noorden. Nederland Vanaf 57 v.C. veroverden Romeinen Zuid-Nederland tot
aan de Rijn. In Nederland woonden Keltische en Germaanse volkeren, zoals de Friezen. Vanaf 50
v.C. vestigden Germaanse Bataven zich in het rivierengebied. Vanaf de 2e eeuw werd het
christendom verspreid in Romeins Nederland. Vanaf 406 vestigden Franken zich in ZuidNederland, waardoor een einde kwam aan de Romeinse macht. Paragraaf 2.1Wetenschap en
politiek in de Griekse stadstaat. Deze paragraaf gaat over het kenmerkend aspect: de ontwikkeling
van wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat. Griekenland bestond in de oudheid uit
onafhankelijke stadstaten. Daarin ontwikkelden filosofen vanaf de 6e eeuw v.C. een wetenschappelijke manier van denken. Athene werd de eerste democratie. Filosofie en wetenschap
De Griekse cultuur van de ldassieke oudheid wordt wel de bakermat van de westerse beschaving
genoemd. De oude Grieken legden met hun filosofie, kunst en politiek belangrijke grondslagen voor
de Europese cultuur. Net als andere volkeren hadden de oude Grieken een mythologisch
wereldbeeld en verklaarden ze de wereld met godenverhalen. De meeste Grieken bleven daarin
geloven, maar vanaf de 6e eeuw v.C. ontwikkelden filosofen een rationeel-wetenschappelijk manier
van denken. Zij probeerden alles met hun verstand te beredeneren. Systematisch onderzochten ze
feiten, stelden ze vragen en probeerden ze rationele antwoorden te vinden. In de 5e eeuw v.C.
ontstonden aparte takken van wetenschap. Archimedes en Pythagoras ontdekten natuurkundige en
wiskundige wetten. Hippocrates werd grondlegger van de medische wetenschap. In hun
beschrijvingen en verklaringen speelden goden geen rol. De belangrijkste filosofen waren Socrates,
Plato en Aristoteles. Plato's filosofie wordt idealisme genoemd. Volgens Plato is alles op aarde
vergankelijk en veranderlijk. Elke boom is bijvoorbeeld anders. Dat we een boom toch als boom
herkennen, komt doordat alle bomen afspiegelingen zijn van de ideale boom. Dat is volgens Plato
een eeuwige en onveranderlijke vorm, die niet zichtbaar is, maar die we door te denken wel kunnen

kennen. Zo is volgens hem alles op aarde een afspiegeling van een hoger idee. Dat geldt ook voor
goed en fout. Een rechtvaardige daad is rechtvaardig omdat hij een afspiegeling is van de idee
rechtvaardigheid. Filosofen waren volgens Plato het best in staat de ideen te doorgronden. Zij
moesten de mensheid de weg wijzen. Aristoteles legde juist de nadruk op de zichtbare
werkelijkheid. Volgens hem moet wetenschap beginnen met het observeren, beschrijven en
groeperen van verschijnselen. Daarna moeten algemene conclusies worden getrokken via het leggen
van juiste verbanden. Aristoteles stelde regels op voor logisch denken, die ook nu nog niets van hun
geldigheid verloren hebben. De Atheense democratie De Grieken leefden niet in een groot rijk,
maar in onafhankelijke poleis, ofwel stadstaten Ze waren ook uitgewaaierd buiten het huidige
Griekenland. Langs de Middellandse en Zwarte Zee hadden ze kolonies gesticht als Neapolis
(Napels), Massalia (Marseille) en Buzantion (Istanbul). Elke polis had een eigen bestuur, een eigen
leger en eigen wetten. De meeste hadden hooguit enkele duizenden inwoners maar de grootste en
machtigste, Athene, had er in de 5e en 4e eeuw v.C. wel een kwart miljoen ( 250.000 inwoners ).
Veel stadstaten waren begonnen als monarchie en waren later een aristocratie of oligarchie
geworden. Sommige werden titannie doordat n aristocraat de macht greep, vaak met steun van
het volk. Veel poleis hadden een volksvergadering. Meestal had die weinig invloed, maar in Athene
kreeg de volksvergadering in 507 v.C. de hoogste macht. Athene werd daarmee de eerste
democratie. Ook Athene had zich eerst van monarchie ontwikkeld tot aristocrtie. In 560 v.C. greep
een tiran de macht. Hij was populair, maar toen zijn zoons het overnamen groeide het verzet. In 510
v.C. joeg Cleisthenes met steun van het volk de laatste tiran de stad uit. Daarna stichtte hij de
democratie. De volksvergadering in Athene besliste over wetten, koos de bestuurders en
controleerde hen. Net als bij ons waren alle burgers gelijk voor de wet en hadden ze vrijheid van
meningsuiting. Maar er waren ook grote verschillen. Athene was een directe democratie. De burgers
kozen geen parlement, maar mochten allemaal zelf stemmen en spreken in de volksvergadering. Bij
elkaar waren er zo'n 30 000 burgers; voor een geldig besluit moesten er 6000 aanwezig zijn.
Vrouwen, slaven en immigranten waren van het burgerschap uitgesloten. Kritiek op de democratie
Niet alle Grieken vonden de democratie het beste politieke systeem. De grote filosofen moesten er
weinig van hebben. Aristoteles vond dat het systeem was doorgeslagen, omdat de stem van alle
burgers even zwaar telde, ook als ze geen verstand van zaken hadden. Volgens hem moest het
kiesrecht afhankelijk zijn van verstand en bezit. De staat moest geleid worden door mensen die door
traditie of persoonlijke kwaliteiten het meest geschikt waren. Plato verafschuwde de democratie.
Volgens hem liet de massa zich leiden door emoties en platte hebzucht. Plato vond dat de filosofen
de macht moesten krijgen. Hij had sympathie voor Sparta, een aristocratie, die strak werd geleid
door een raad van gezaghebbende oudere mannen. Onder leiding van Sparta voerde een aantal
Griekse aristocratien tientallen jaren oorlog tegen Athene en zijn bondgenoten. Toch hield de
Atheense democratie bijna 200 jaar stand. Zij ging pas ten onder toen heel Griekenland
in 338 v.C. werd onderworpen door de vader van Alexander de Grote. Paragraaf 2.2 Het
Romeinse imperium Deze paragraaf gaat over het kenmerkend aspect: het Romeinse imperium en
de verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur. Militaire prestaties stonden bij de Romeinen hoog
in aanzien. Met een lange reeks oorlogen breidden ze hun stadstaat uit tot een wereldrijk. Hierdoor
verspreidde de Grieks-Romeinse cultuur zich over Europa. De Romeinse republiek
Romulus en Remus, de mythische stichters van Rome, waren zonen van de oorlogsgod Mars.
Romeinse historici begrepen wel dat het verhaal over de stichting van hun stad een fantasie was,
maar hadden geen behoefte om uit te zoeken hoe het echt gegaan was. De mythe was immers een
mooi verhaal, dat een onmiskenbare waarheid toonde: de Romeinen waren 'het belangrijkste volk
ter wereld' geworden doordat ze moedig en oorlogszuchtig waren. Volgens de overlevering was
Rome gesticht in 753 v.C. Net als veel Griekse stadstaten was het aanvankelijk een monarchie.
Rond 500 v.C. verjoegen de Romeinen hun laatste koning en stichtten een republiek. Rome werd
een ariscocratie. De stad had volksvergaderingen, maar de macht was in handen van de senaat, een
vergadering die bestond uit leden van de rijkste en voornaamste families. Van stadstaat naar
wereldrijk Vanaf 350 v.C. onderwierp Rome in een lange reeks oorlogen het grootste deel van
Itali. In 264 v.C. begon de expansie buiten Itali. Rome verklaarde de oorlog aan Carthago, een

stadstaat in Noord-Afrika die met zijn machtige vloot het westelijke Middellandse Zeegebied
domineerde. Carthago breidde zijn macht ook uit op Sicili, vlak bij Romeins gebied. Toen de
bevolking van de stad Syracuse de Romeinen om hulp vroeg tegen de Carthagers, besloot de senaat
de strijd aan te gaan. Om Carthago te kunnen verslaan, werd een oorlogsvloot gebouwd. In een
langdurige oorlog (264-241 v.C.) werd Sicili veroverd. In 218 v.C. begon de Carthaagse leider
Hannibal een tweede oorlog. Vanuit Spanje trok zijn leger met olifanten over de Alpen, teisterde het
Italiaanse platteland en won verschillende veldslagen. In de slag bij Cannae zouden op n dag 40
000 Romeinen zijn gesneuveld. Toch werd Carthago in 201 v.C. verslagen. Spanje werd een
Romeinse provincie. Toen Carthago weer opbloeide, vielen de Romeinen in 149 v.C. opnieuw aan
en maakten de Noord-Afrikaanse handelsstad met de grond gelijk. In 200 v.C. begon Rome
veroveringsoorlogen in het oosten. Tegelijk met de verwoesting van Carthago voltooiden de
Romeinen de verovering van Griekenland. Daarna kreeg Rome West-Anatoli (Turkije) in handen
en stichtte er de provincie Asia. Vervolgens veroverden de Romeinen de oostkust van de
Middellandse Zee met onder meer Syri en Judea (Isral/Palestina). Van republiek naar keizerrijk
Succesvolle legeraanvoerders werden door de veroveringen machtig. Tussen de generaals braken
burgeroorlogen uit, waaruit na tientallen jaren Julius Caesar als overwinnaar tevoorschijn kwam.
Nadat hij tussen 58 en 50 v.C. Galli (Frankrijk, Belgi en Zuid-Nederland) had veroverd, verjoeg
hij in Rome zijn tegenstanders en liet zich benoemen tot dictator. In 44 v.C. werd hij in de senaat
vermoord door senatoren die de oude republiek wilden herstellen. Er begon een nieuwe
burgeroorlog, die werd gewonnen door Caesars achterneef Octavianus. Deze breidde het rijk in
30 v.C. uit met Egypte, dat samen met Sicili de belangrijkste graanleverancier van Rome werd. In
27 v.C. maakte Octavianus een eind aan de republiek en stichtte het Romeinse keizerrijk. Hij
noemde zichzelf ook caesar, wat keizer ging betekenen. Zelf werd hij bekend als Augustus, ofwel
de Verhevene. Die naam gaf aan dat hij boven gewone stervelingen verheven was. Er begonnen
ruim twee eeuwen van rust en vrede binnen het Romeinse imperium: de pax Romana. Aan de
grenzen werd het relatief rustig. In Azi lag de grens bij de Eufraat. In Europa vormden de Rijn en
de Donau de natuurlijk grenzen. Wel werden Brittanni en Dacia (Roemeni) nog ingelijfd. In
Brittanni schermden de Romeinen hun rijk af met de 130 kilometer lange Muur van Hadrianus. In
Afrika hield het Romeinse rijk op bij de woestijn. Vechtlust en organisatietalent
Hoe was het mogelijk dat de Romeinen hun stadstaat uitbouwden tot wereldrijk? Zelf beweerden ze
dat ze oorlog voerden om zichzelf en hun bondgenoten te verdedigden. Maar verlangen naar roem,
buit en gebiedsuitbreiding speelde een grote rol. Belangrijk was dat ze hun rijk goed organiseerden
en het ook voor overwonnen volkeren aantrekkelijk maakten. De Romeinen waren voor
tegenstanders meedogenloos, maar respecteerden ook de godsdienst en cultuur van andere volkeren
en gaven hun de kans om mee te profiteren van de Romeinse welvaart en cultuur. Belangrijk was
verder de kracht van het leger. De Romeinen blonken uit door discipline, hardheid en
organisatietalent. Oorlogen waren aanvankelijk mantegen-mangevechten. In de 6e eeuw v.C. namen
de Romeinen van de Grieken een meer gedisciplineerde strijdwijze over. Zwaarbewapende
soldaten, beschermd door borstplaat, helm, beenkappen en schild, vochten in rijen achter elkaar. In
de eeuwen daarna werd de organisatie verder verbeterd. Er kwam een beroepsleger dat bestond uit
legioenen, aparte eenheden van 5000 tot 6000 man. De legioenen lagen verspreid aan de randen van
het rijk. Binnen het rijk legden de Romeinen een netwerk van tienduizenden kilometers verharde
wegen aan. Daarover konden de troepen zich snel verplaatsen om opstandigheid en dreiging de kop
in te drukken.De Grieks-Romeinse cultuur Toen de Romeinen Griekenland veroverden, had de
Griekse cultuur zich al naar Egypte en West-Azi verspreid. De Grieks-Macedonische koning
Alexander de Grote had Egypte en Azi tot aan India veroverd. Na zijn dood was zijn rijk verdeeld
onder zijn generaals, waardoor de Griekse invloed zich daar verspreidde. Door de Romeinse
verovering van Griekenland ontstond een mengcultuur. De Romeinen waren onder de indruk van de
Griekse cultuur en namen er veel van over, met name op het gebied van wetenschap, filosofie,
literatuur, kleding, kunst en bouwstijlen (zie paragraaf 2.3). Ook de Griekse godenwereld en
verhalen uit de Griekse mythologie werden overgenomen. Zo gingen de Romeinen de Trojaanse
held Aeneas, die door Homerus was beschreven, zien als hun voorvader. Aeneas zou na een lange

en wonderbaarlijke zwerftocht terechtgekomen zijn in Latium, waar zijn nazaten Romulus en


Remus dertien generaties later Rome stichtten. De Grieks-Romeinse cultuur verspreidde zich door
het hele rijk. Waar de Romeinen kwamen, bouwden ze aquaducten, tempels, amfitheaters, bruggen
en triomfbogen. In het dichtbevolkte en hoogontwikkelde oosten kwamen die vaak in voormalige
stadstaten. De Griekse invloed bleef in het oosten van het rijk overheersend en de voertaal bleef er
Grieks. Romanisering De volkeren in het westen werden geromaniseerd. Zij namen de Romeinse
taal en cultuur over. Vr de komst van de Romeinen leefden ze in een landbouwsamenleving
zonder schrift en zonder steden. De Romeinen noemden de bewoners van Galli en Brittanni
Kelten. In hun gebieden bouwden ze typisch Romeinse steden met een marktplein, tempels en
straten in schaakbordpatroon. Veel steden, zoals Lutetia (Parijs) en Londinium (Londen) ontstonden
bij oude Keltische nederzettingen. Het werden belangrijke marktplaatsen en bestuurscentra. Andere,
zoals Colonia (Keulen), Vindobona (Wenen) en Noviomagus (Nijmegen) groeiden bij
legerplaatsen aan de grens. Zo ontstond in het hele rijk een landbouwstedelijke samenleving met
een geldeconomie. De onderworpen stammen mochten hun goden en gebruiken houden en pasten
zich vaak vrijwillig aan. Een voorbeeld daarvan is de god Hercules Magusanus die ook in
Nederland werd vereerd. Hercules was de Romeinse versie van de Griekse vechtjas Heracles, een
zoon van de oppergod Zeus. Magusanus was een stoere figuur uit de Keltisch-Germaanse
mythologie. Voor Hercules Magusanus werden grote tempels gebouwd, waar stevig werd
gedronken, gegeten en gefeest en op grote schaal runderen werden geslacht - een oud KeltischGermaans offerritueel. Het leger speelde een belangrijke rol bij de romanisering. Mannen uit het
hele rijk namen dienst in het Romeinse leger. Vanuit hun legerkampen hadden ze contact met de
lokale bevolking. Als ze na een lange diensttijd afzwaaiden en een stuk grond kregen, namen ze hun
Romeinse gebruiken en het Latijn mee. De Keltische talen werden teruggedrukt naar de randen van
het continent, zoals Bretagne en Brittanni. Uit het Latijn ontstonden later de Romaanse talen, zoals
het Frans, het Spaans en het Roemeens. Ook Germaanse talen hebben veel woorden van Latijnse
herkomst. Het Latijnse schrift wordt in de gehele westerse wereld en daarbuiten gebruikt.
De ondergang van Rome In de 3e eeuw n.C. raakte het Romeinse rijk in verval. Door epidemien
daalde het aantal inwoners. Productie en handel namen af. Binnen het rijk woedde een
meedogenloze machtsstrijd. In 50 jaar waren er 25 keizers die bijna allemaal werden vermoord. Ze
hadden slechts gezag over een deel van de legioenen en slaagden er niet in de grenzen goed te
verdedigen. Germaanse stammen drongen het rijk binnen en richtten tot in Spanje en Itali
vernielingen aan. Vanaf 284 herstelden sterke keizers de orde. Het rijk hield nog een eeuw stand,
maar eind 4e eeuw kwamen nieuwe volksverhuizingen op gang. Het oosten van het rijk wist de
invallers tegen te houden, het westen werd des te harder getroffen. In 395 werd het rijk gesplitst in
het Oosten het West-Romeinse rijk met allebei een eigen keizer. Het West-Romeinse rijk werd
overspoeld door Germaanse stammen die op hun beurt werden opgejaagd door de Hunnen, een
nomadenvolk uit Azi. De Hunnen drongen zelf ook het rijk binnen, waar ze werden vernietigd
door Germaanse legers. Germaanse stammen hadden inmiddels eigen koninkrijken gesticht. In 476
zetten ze de laatste keizer af en vervingen hem door een eigen koning. Hiermee kwam na meer dan
duizend jaar een eind aan het Romeinse rijk in het westen. Het Oost-Romeinse of Byzantijnse rijk
bleef nog bijna duizend jaar bestaan, tot in 1453 de hoofdstad Constantinopel werd veroverd door
de Turken. Paragraaf 2.3 De Grieks-Romeinse cultuur Deze paragraaf gaat over het kenmerkend
aspect: de vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur. De Griekse beeldhouwkunst en architectuur
uit de klassieke periode waren van hoog niveau. Na de verovering van Griekenland namen de
Romeinen de Griekse kunst over, maar op den duur ontwikkelden ze ook een eigen stijl. Bogen
speelden daarbij een grote rol. Griekse beelden Na de verovering van Griekenland verscheepten de
Romeinen scheepsladingen vol beelden naar Rome. Ze kregen een plaats in tempels, op straten en
pleinen en in de villa's van de rijken. De dichter Horatius zei hierover: `Zo overwon het verslagen
Griekenland zijn wilde veroveraar.' De oudste Griekse beeldhouwkunst was sterk benvloed door de
Egyptische kunst. De beelden waren net als in Egypte stijf en plat, met emotieloze gezichten.
Geleidelijk probeerden Griekse beeldhouwers nieuwe dingen uit. Ze gingen de menselijke anatomie
en het menselijk gezicht bestuderen. In de klassieke periode van de Griekse cultuur (5e en 4e eeuw

v.C.) slaagden ze erin hun beelden natuurlijke houdingen te geven en levendige gezichten met een
glimlach of andere uitdrukking. Toch stelden de beelden geen gewone stervelingen voor, maar
goden, halfgoden en helden. De Grieken wilden volmaakte schoonheid uitdrukken. Zuilenbouw
De Grieken namen ook de zuilen in de bouwkunst van de Egyptenaren over. De bouwkunst zelf
verfijnden ze. Vanaf de 7e eeuw v.C. bouwden ze tempels in Dorische stijl. Die hadden strakke
lijnen en robuuste, sobere zuilen die de dakconstructie droegen. Later kwam de Ionische stijl op,
met rankere zuilen die een voetstuk en een bovenstuk met krulversiering hadden. Daarna ontstond
nog de Korintische stijl, waarvan de zuilen nog uitbundiger waren versierd. De tempelbouw werd in
de klassieke periode geperfectioneerd. Hoogtepunt was het Parthenon, de tempel voor
de beschermgodin van Athene op de Akropolis. Het Parthenon was onderdeel van de wederopbouw
van Athene dat in een oorlog met de Perzen was verwoest. Athene moest de mooiste stad ooit
worden. Het dak van de 70 meter lange tempel rustte op tientallen ingenieus geplaatste zuilen. Op
de gevels waren mythische oorlogen afgebeeld. Binnen stond een 11,5 meter hoog beeld van Athena
Parthenos (de maagd Athene), gemaakt met goud en ivoor. De godin had een wilskrachtige uitdrukking en droeg in haar ene hand een Nik (een overwinningsgodin) en in de andere een lans
waar een slang omheen kronkelde. Op haar helm waren een sfinx en een griffioen afgebeeld, een
wezen dat half leeuw, half adelaar is. Romeinse bouwwerken De Romeinen roofden Griekenland
niet alleen leeg, maar haalden ook beeldhouwers, schilders en architecten naar Itali. Griekse
architecten bouwden in Rome tempels en zuilengangen. Beeldhouwers kopieerden Griekse beelden.
Op den duur ontwikkelden Romeinse beeldhouwers een eigen stijl. De Grieken hadden perfectie
nagestreefd; de Romeinen gingen juist heel realistische portretten uit steen houwen. Ieder bobbeltje
of kuiltje op een gezicht werd vereeuwigd. Hierdoor weten we hoe keizers als Augustus en Nero
eruit hebben gezien. Ook in de architectuur ontwikkelden de Romeinen een eigen vormentaal. Daarin speelden bogen, gewelven en koepels de hoofdrol. De Romeinen konden die maken doordat ze
bouwden met baksteen, beton en zachte steensoorten als kalksteen en het vulkanische tufsteen. Ze
bouwden niet alleen tempels, maar ook fonteinen, triomfbogen en openbare gebouwen als thermen
(badhuizen) en basilica's, grote hallen die dienden als marktplaats en rechtszaal. Een van de grootste
bouwkundige prestaties is het nog steeds vrijwel ongeschonden Pantheon in Rome. De voorkant van
dit huis voor de goden ziet eruit als Griekse tempel. De rest heeft betonnen muren waarop een
enorme koepel rust, een perfecte halve bol, die zowel 43,2 meter hoog als breed is. Typisch
Romeinse bouwwerken waren aquaducten, waarmee steden van schoon water werden voorzien. Het
eerste werd al in 332 v.C. aangelegd; een zestien kilometer lange leiding waardoor bronwater naar
Rome liep. Omdat de Romeinen geen pompen hadden, lieten ze het water met een klein verval naar
beneden stromen. Het grootste deel van de aquaducten liep ondergronds. Voor bovengrondse
gedeelten werden boogconstructies gebruikt. De bekendste is de 49 meter hoge Pont du Gard over
de rivier de Gardon in Zuid-Frankrijk. Deze boogconstructie was onderdeel van een 50 kilometer
lang aquaduct dat de stad Nemausus (Names) van water voorzag.Theaters De Romeinen namen het
theater van de Grieken over. De Grieken hadden voor de zitplaatsen natuurlijke hellingen moeten
gebruiken. De Romeinen konden met hun gewelven overal theaters neerzetten. Theaters hadden een
halfronde vorm. Daarnaast bouwden de Romeinen amfitheaters, waarbij het publiek helemaal
rondom zat. Ze werden gebruikt voor gladiatorengevechten en gevechten met wilde dieren. Het
grootste amfitheater verrees in de jaren 70-80 in Rome: het Colosseum, dat plaats bood aan 50 000
toeschouwers. Typerend is dat de buitenkant Griekse vormen heeft: Dorische, Ionische en
Korinthische pilasters (platte zuilvormige ornamenten). Zuilen hadden geen dragende functie meer,
maar hun vormen werden noodzakelijk gevonden om gebouwen een fraai aanzien te geven. Wat de
Romeinen deden, zijn architecten tot in onze tijd blijven doen: ze bleven de Griekse vormentaal
gebruiken. Paragraaf 2.4 Deze paragraaf gaat over het kenmerkend aspect: de confrontatie tussen
de Grieks-Romeinse en de Germaanse cultuur, Romeinen en Germanen. De Romeinen noemden de
volkeren ten oosten van de Rijn Germanen. Ze wilden hun rijk uitbreiden tot diep in Duitsland,
maar werden daar in 9 n.C. verslagen. Germaanse stammen leverden militairen en hulptroepen aan
de grenzen van het rijk. De Germaanse samenleving `Ze hebben woeste blauwe ogen, roodblond
haar en een groot postuur', schreef de Romeinse historicus Tacitus over de Germanen. Volgens hem

waren het primitieve barbaren, maar ook echte mannen, waar de decadente Romeinen een
voorbeeld aan konden nemen. De Romeinen en Germanen kregen door de veroveringen van Caesar
in 58 v.C. voor het eerst met elkaar te maken. De Germanen kregen toen ook hun naam; de
Romeinen noemden de stammen ten oosten van de Rijn zo. Er waren verschillende Germaanse
volkeren, zoals de Teutonen, Alemannen, Friezen en Goten. Ze kwamen oorspronkelijk uit gebieden
rond de Oostzee. Van daar hadden ze zich vanaf 600 v.C. over Noordwest-Europa verspreid. Ze
woonden in dunbevolkte streken vol bossen en moerassen en leefden in een landbouwsamenleving
van dorpen, gehuchten en losstaande boerderijen. Ze verbouwden graan en hielden vee; het schrift
kenden ze niet. De krijgskunst stond bij hen hoog in aanzien. Krijgsheren en hun mannen voerden
dan ook voortdurend strijd met elkaar. De stag in het Teutoburgerwoud Voor de Romeinen was in
de Germaanse gebieden weinig te halen. Toch drongen ze ten tijde van Augustus door tot aan de
Elbe. Ze begonnen het gebied tussen Rijn en Elbe te bezetten, maar stuitten daar op fel verzet.
Vergeleken met de Romeinen waren de Germanen slecht georganiseerd en zwak bewapend. Ze
hadden geen helmen of gepantserde kleding. In het open veld waren ze kansloos, maar doordat ze
sneller waren en het terrein kenden, konden ze de Romeinen in de bossen verrassen. Dat gebeurde
in 9 n.C. toen drie Romeinse legioenen in het Teutoburgerwoud in Noord-Duitsland op weg waren
naar hun winterkwartier aan de Rijn. Een leger van verschillende stammen wachtte hen op bij een
smalle doorgang tussen een dichtbeboste heuvel en een moeras. Het plensde en de Romeinen zakten
met hun zware laarzen in de modder weg. Toen er ineens een regen van pijlen op hen neerdaalde,
raakten ze in paniek. Ze konden niet weg en een georganiseerde veldslag was onmogelijk, zodat ze
man tegen man moesten vechten. De meeste Romeinen sneuvelden. De rest werd volgens Tacitus
gekruisigd, levend begraven of geofferd aan de Germaanse goden. Hun schedels werden aan bomen
gespijkerd. De Romeinen hadden zich onoverwinnelijk gewaand. De nederlaag werd een enorm
trauma. Ze trokken zich terug achter de Rijn en dat bleef voortaan de limes (grens). Contacten
De Romeinen vonden de Germanen barbaren, maar hadden ontzag voor hun moed. Sommige
Germaanse stammen maakten ze tot bondgenoten. Zulke stammen mochten in het grensgebied
wonen om dat tegen invallers te verdedigen. Ook namen de Romeinen Germanen op in het leger.
Deze Germanen werden Romeinse staatsburgers met Romeinse namen. Een bekend voorbeeld is
Arminius, die het bracht tot Romeins officier, maar zich later tegen de Romeinen keerde en het
strijdplan bedacht voor de slachtpartij in het Teutoburgerwoud. In het grensgebied dreven
Germanen en Romeinen handel. De Germanen leverden huiden en slaven, en importeerden
luxeartikelen als glas en aardewerk. Germaanse stammen in het grensgebied namen niet alleen
producten van de Romeinen over, maar ook goden en gebruiken zoals het gebruik van geld.
Een voorbeeld daarvan werd in 1914 gevonden bij Tolsum, in het noorden van Friesland. Het was
een schrijfplankje waarop iemand in het Latijn had geschreven dat hij een geldbedrag had
ontvangen van Carus, slaaf van Julia Secunda. De tekst dateerde uit het jaar 29 en is daarmee de
oudste bewaarde tekst in Nederland. Germaanse invallen Het Romeinse rijk had door zijn goede
landbouwgronden en welvaart een grote aantrekkingskracht op de Germanen. Vanaf de 3e eeuw
n.C. drongen Germaanse stammen het Romeinse rijk binnen, waar ze aan het plunderen sloegen,
eigen rijkjes stichtten en over de oorspronkelijke bevolking gingen heersen. In dichtbevolkte
streken namen ze het Latijn over, maar anders dan de Keltische talen verdwenen de Germaanse
talen niet. Integendeel, het Germaanse taalgebied werd enorm uitgebreid doordat Germaanse
stammen als de Angelen en de Saksen vanaf 450 n.C. Brittanni binnendrongen. Uit hun talen
ontstond het Engels. De Paarse Tekstdelen. Socrates Paragraaf 2.1 Socrates (470-399 v.C.) was
volgens zijn leerling en vriend Alcibiades lelijk als een sater'. Toch was hij populair bij de rijke
jongelui in Athene door zijn boeiende manier van denken en spreken. 'Ik weet slechts n ding en
dat is dat ik niets weet', was daarin de rode draad. Als iemand veel dacht te weten over een
onderwerp, bleef Socrates net zolang doorvragen tot de ander ging twijfelen. Filosoferen was voor
hem een voortdurende speurtocht naar inzicht. Van de democratie moest Socrates niets hebben.
Volgens hem hadden politici in een democratie geen andere keus dan het volk naar de mond te
praten, en dus te liegen. Zijn kritische denken werd hem uiteindelijk fataal. Hij werd gearresteerd
omdat hij de jeugd zou bederven met goddeloze ideen. Hij werd veroordeeld tot de dood door

vergiftiging, en koos voor het leegdrinken van een beker met een langzaam werkend gif. De grote
filosoof liet geen geschriften na; we kennen zijn denkbeelden uit het werk van Plato. Paarse Tekst
Cleopatra Paragraaf 2.2 Cleopatra (69-30 v.C) was de laatste farao van Egypte. Ze stamde af
van Ptolemaeus, een generaal van Alexander de Grote die in Egypte een nieuwe dynastie had
gesticht. In de le eeuw v.C. was het ooit zo trotse en rijke Egypte een vazalstaat van Rome
geworden. Cleopatra kwam als 18-jarige na de dood van haar vader aan de macht doordat ze
trouwde met haar broertje. Zo'n huwelijk was gebruikelijk: het was een middel om de macht in de
familie te houden. De slimme Cleopatra slaagde erin zelf alle macht naar zich toe te trekken. Ze
werd echter verdreven door hovelingen die niet wilden dienen onder een vrouw. Er dreigde nu een
burgeroorlog. Rome kon dat niet gebruiken omdat daardoor de graantoevoer uit Egypte in gevaar
kwam. Caesar trok daarom naar Egypte, waar hij viel voor de charmes van Cleopatra.
Kort na Caesars vertrek uit Egypte kreeg Cleopatra een zoon, die spottend Caesarion (Caesartje)
werd genoemd. Na Caesars dood verleidde Cleopatra diens generaal Marcus Antionus en trouwde
met hem. Marcus Antonius was na een burgeroorlog samen met Octavianus de machtigste man van
het Romeinse rijk geworden. Maar in 31 v.C. werden Cleopatra en Marcus Antonius in een zeeslag
bij Actium voor de Griekse kust door Octavianus verslagen. Ze vluchtten naar Alexandri. Daar stak
Marcus Antonius zichzelf dood. Cleopatra zou zich daarna in wanhoop hebben laten doden door een
slang, maar mogelijk heeft Octavianus haar laten vermoorden. Octavianus maakte van Egypte een
Romeinse provincie. Paarse Tekst Phidias Paragraaf 2.3 De Atheense beeldhouwer Phidias
(ongeveer 480-430 v.C.) wordt de vader van de Griekse klassieke kunst genoemd. Hij was bevriend
met Pericles, die tientallen jaren de machtigste politicus van Athene was. Van hem kreeg Phidias de
leiding bij grote artistieke projecten, zoals de bouw van het Parthenon. Hijzelf maakte de beelden
voor de tempeL Geen enkel beeld van Phidias is bewaard gebleven, maar door Romeinse kopien
en beschrijvingen van tijdgenoten bleef zijn werk toch bekend. Zijn belangrijkste beelden waren
zijn twaalf meter hoge beeld van Zeus, dat in de oudheid als een van de zeven wereldwonderen
werd beschouwd, en het beeld van Athene in het Parthenon. Dat laatste beeld werd zijn ondergang.
Tegenstanders van Pericles beschuldigden Phidias ervan dat hij goud van het beeld had gestolen.
Wat er daarna gebeurde is niet duidelijk: hij werd gedood of vluchtte de stad uit. In elk geval heeft
hij het Parthenon niet voltooid zien worden. Paarse Tekst Julius Civilis Paragraaf 2.4 Rond 50
v.C. vestigden de Bataven zich vanuit Duitsland in de Betuwe. Vermoedelijk waren ze uitgenodigd
om het Romeinse grensgebied te verdedigen, nadat de Romeinen de oorspronkelijke bevolking
hadden uitgemoord. De Germaanse Bataven kregen van de Romeinen een bevoorrechte positie en
werden door hen gezien als trouwe bondgenoten. Na de dood van keizer Nero brak in 69 in het
Romeinse rijk een machtsstrijd uit. Onder de Bataven ontstond onvrede omdat een van de strijdende
partijen hen dwong mee te vechten. Onder leiding van Julius Civilis kwamen ze in opstand. Hij had
een Romeinse naam omdat hij 25 jaar in het Romeinse leger had gediend en Romeins staatsburger
was geworden. Volgens Tacitus riep Civilis de Bataven bijeen in een heilig woud, waar hij alle
onrecht opsomde die ze hadden moeten ondergaan. Zo beweerde hij dat hun mooie jongens
seksueel werden misbruikt. De Bataven zwoeren elkaar na zijn toespraak eeuwige trouw, vielen
Romeinse legerplaatsen aan en staken ze in brand. Ze trokken plunderend en moordend rond en
namen zelfs Keulen in. Pas na meer dan een jaar herstelden de Romeinen de rust. Na zijn nederlaag
beweerde Civilis dat hij trouw was aan de nieuwe keizer. Hoe het verder ging, weten we niet. Onze
kennis van deze geschiedenis is gebaseerd op een tekst van de Romeinse historicus Tacitus, en die
tekst breek hier af. Later werden de Bataven gezien als de eerste Nederlanders; de Bataafse opstand
werd verheerlijkt als de eerste Nederlandse vrijheidsstrijd.
Einde...Paragraaf 2.5 Jodendom en Christendom wordt gekoppeld aan paragraaf 3.1 De
Opkomst van de Islam.

Das könnte Ihnen auch gefallen