Beruflich Dokumente
Kultur Dokumente
Controleerbaarheid
- Doelstellingen behaald?
Managen:
Interne afstemmingsfunctie:
Sturingstaak van de manager
Externe afstemmingsfunctie:
Interne activiteiten vs omgeving, kansen en bedreigingen. Externe partijen(overheid, klanten,
leveranciers)
Hoofdtaken:
Bewaken externe afstemming(strategie)
Bewaken interne afstemming(sturing)
Bewaken van het bouwwerk(structuur)
Top management: afstemming strategie en struring
Midden management: interne afstemming, horizontaal overleg, schakel functie, beleid vertalen
naar activiteiten
Operationeel management: meewerkende voorman
Shared values:
Structuur
(harde S)
Systemen
(harde S)
Strategie
(harde S)
Tastbare documenten, procedures, plannen
Structure
Systems
Strategy
Stijl management
Personeel
Sleutelvaardigheden
Menselijk gedrag
Style
Staff
Skilss
(strong S)
(strong S)
(strong S)
Strategie
Afspraken en doelen die men wil bereiken. Deze moeten SMART zijn. (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel,
Realistisch en Tijdsgebonden)
Strategische driehoek -> Beantwoorden dmv SWOT analyse(Strenghts, Weaknesses, Opportunities,
Threats)
Vragen die gaan over doelen, concurrenten, eigen zwaktes en sterkten, Kansen bedreigingen,
omgevingsfactoren
Structuur
Duidelijk weer te geven in organigram, verticaal en horizontaal.
Vragen die gaan over: Verantwoordelijkheid, verdeling taken, hirarchie of vrijheid van medewerkers
Systemen
objectief zichtbaar: Werkwijzen, procedures blauwdrukken etc.
Vragen die gaan over: informatie systemen, besluitvorming, overlegstructuren.
Personeel
Menselijk kapitaal van de organisatie, kwalitatief en kwantitatief.
Vragen die gaan over: Personeel opbouw, kwalificaties, training.
Managmentstijl
Vragen over: Handelen bij conflicten, kritiek, delegeren, betrouwbaarheid, persoonlijke touch
Sleutelvaardigheden:
Twee niveaus: Medewerker/Organisatie
Gemeenschappelijke waarden
Bedrijfscultuur of wel idealen die organisatie verbindt
Vragen die gaan over: Trots, de grens, loyaliteit medewerkers, slogan, identiteit
- Kan een omgeving van een organisatie en de invloed van deze omgeving beschrijven.
Demografische
Economische
Sociaal-maatschappelijk
Technologisch
Ecologisch
Politieke ontwikkelingen
Organigram:
Schema waarin de structuur van een organisatie wordt afgebeeld naar de verschillende functies,
afdelingen en relaties
Samenvoegen gebeurd op basis van: Interne differentiatie of interne specialisatie:
Interne differentiatie:
Groeperen op basis van bijdrage per afdeling aan totaal product. Functionele(F-) indeling.
Interne specialisatie
Wanneer het groeperen gebeurd op basis van het eindproduct dat de organisatorische eenheid op moet
leveren. Dit kan naar producten(P-indeling) of naar markten(M-indeling), Geografische indeling(Gindeling)Hierbij maken de afdelingen producten specifiek voor een gebied of regio.
Voordelen van F- tov P-, M-, G-.
Routinewerk
Veel inzet machines
hoge bezettingsgraad
Nadelen
Lage flexibiliteit
Eentonig werk
Vervreemding eindresultaat
Voordelen:
Flexibel team, samenwerking
Nadelen:
Twee verantwoordelijke,
machtsverdelingvraagstuk
Projectstructuur
project houdt op na afronding. Organisatie in organisatie
Organisaties:
lijnorganisatie:
Veel bestuurslagen, gaat over primair proces
Staforganisatie:
ondersteunend aan primaire proces.
Proces kwaliteit:
School(kwaliteitseisen)
Relatiegericht:
Aandacht op mens
Situationeel leiderschap:
Hersey en Blanchard
Aanpassen van stijl leidinggeven: Taakvolwassenheid:
Taakvolwassenheid 4: Bekwaam + gemotiveerd:
Delegeren, weinig sturing, weinig ondersteuning
Taakvolwassenheid 3: Bekwaam + soms motivatie
Steunen, veel ondersteuning, weinig sturing(Geen aanwijzingen meer nodig, stimuleren)
Taakvolwassenheid 2: redelijk bekwaam + soms motivatie
begeleiden, veel sturing, veel ondersteuning(Leidinggevende veel aan het woord, kans op vragen/eigen
visie)
Taakvolwassenheid 1: onbekwaam + wel motivatie|
Leiden, veel sturing, weinig ondersteuning(eenzijdige communicatie vanuit leidinggevende)
Doener vs Denker
Doener:
Effectief: Snel, daadkracht en zichtbaarheid. Brandjes blussen. Intutief, korte termijn.
Denker:
Rationele besluitvorming, preventief. Goed voorbereid, vorming/training. Instrumenteel leiderschap:
structuur, controle, beloning.
Leiderschapscompetenties
1. Zelfontplooiing
Zelf beter worden, door luisteren, feedback vangen en geven, teamplayer zijn, omgaan met verandering
2. Coachen individuele medewerker
Feedback geven, waardering uitspreken, realistische doelen, correcties, constructieve relatie
3. Coachen van teams
Vergader/gesprekstechnieken, rollen/verantwoordelijkheden herkennen/duidelijk maken, omgaan met
conflicten, steun van andere krijgen, groepsproblemen oplossen
4. Benvloeden van cultuur
ideen stimuleren, aanmoedigen door trial and error, klantgerichte organisatie, omgaan met
veranderingen, betrokkenheid bevorderen en visie en waarden verduidelijken
Competentiemanagement:
Prestaties, personeelsbeleid, communicatie, ontwikkelingsmogelijkheden, inzet
stappenplan:
1. Strategie kiezen: Oa afhankelijk van beleid en bijbehorende competenties
2. Competenties vaststellen bij medewerkers
3. Niveau competentiemanagement kiezen(organisatie, functie, individu)
4. Opstellen competentie profielen
5. Informeren over management
6. Trainen leidinggevenden
7. Profielen integreren in personeelsinstrumenten(werving, scholing, beloning)
- Waarde en normen
Op papier zichtbaar in visie, missie, doelen en strategie.
Waarden: Daar gaan we voor, morele doelstellingen
Normen vloeien voort uit de waarden, regeltjes