Beruflich Dokumente
Kultur Dokumente
1. DEFINITIES
1.1. INLEIDING: DE NOOD AAN GOEDE DEFINITIES
-
2. MEDIA
2.1. DE BEPERKTE DRAAGWIJDTE VAN INTERPERSOONLIJKE
COMMUNICATIE:
Beperkingen van interpersonele communicatie:
1. beperking in de tijd
3
2. beperking in de ruimte
3. beperking in de omvang
4. beperking in de afstand
o natuurlijk: stembereik van communicatoren
o psychologisch: proxemics of bubbeltheorie
om beperkingen te overwinnen: media
3 SOORTEN ADAPTOREN = AANRAKINGSGEDRAG
Extra notities:
-
nonverbaal
vocaal
gesproken
woord
paralingustisch,
vb. sarcasme
nonvocaal
schrift,
tekentalen
vb. doventaal
gebaren
externalisering:
o
o
transformatie
BESLUIT
-
communiceren is transformeren
Oplossingen:
-
1. Vicarious reinforcement
gedragingen versterken door ze te belonen, of afleren door te
straffen
vicarious = onrechtstreeks; iets afleren omdat je iemand anders
gestraft ziet worden
2. Vicarious roletaking
role taking: op voorhand aan wennen, vb. kleden naar wat je wilt
worden
vicarious: door veel naar bepaalde series/films te kijken, gedrag
ontwikkelen
vb. agent die zich gedraagt als een agent in een serie
3. Vicarious involvement
involvement: u betrokken voelen, medelijden
6
o
o
HOOFDSTUK 2: NIEUWS
1. WAT IS NIEUWS?
-
Kritiek op de nieuwsmedia:
exclusie
inclusie
9
vervorming
-
journalisten hebben ongelijk als ze beweren dat het nieuws een spiegel is
van wat er voor belangrijks in de wereld gebeurt
2.1.3. NIEUWSMAKERS
-
3. GATEKEEPING
-
twee selectieprocessen:
organisatorische of bureaucratische gatekeeping
inhoudelijke gatekeeping = bewuste of onbewuste regels die
journalisten volgen om te bepalen wat volgens hen
nieuwswaardig is en wat niet
11
12
tegenstrijdigheden:
13
HOOFDSTUK 3: NIEUWSEFFECTEN
1. DE PUBLIEKE OPINIE
A. DE PUBLIEKE OPINIE BESTAAT
16
17
begrip opinieklimaat:
19
4.2. PRIMING
-
1. beeld van een iemand hangt sterk af van hoe deze persoon afgeschildert
wordt in de media
2. onrechtstreeks benvloedt media u wel percepties
3. beeld van de realiteit (perceptie)
conclusie
actie
4. attitudegerichte aanpak:
a. juiste percepties bevorderen, dan kan men ook geen conclusie
trekken uit foute percepties
b. zorgen dat mensen een ander beeld krijgen van de realiteit
20
Redenering:
1. als partij A een thema X gebruikt van partij B bestaat de kans dat er
agenda setting optreedt: de kiezer begint thema X belangrijk te
vinden
2. priming effect: kiezer zal thema X nu gebruiken om de verkiezingen
te beoordelen
3. slagen er niet goed in om de mening van mensen daarover te
veranderen
4. partij A heeft er dus voor gezorgd dat thema X belangrijk is geworden;
als thema X als belangrijk wordt beschouwd, zullen meer mensen
erover na gaan denken om op partij B te stemmen
21
B. OPMERKINGEN EN KRITIEK
-
opinion leader is geen sociale rol, maar iedereen die in de ogen van
een bepaald individu weet waarover hij of zij het heeft m.b.t. tot een
specifiek onderwerp
beter spreken van multi step flow dan van two step flow, want
meerdere opinieleiders en opinieleiders ook benvloed door anderen
vb. breedbeeld TV
3) disruptive innovation
soms stap achteruit om te innoveren
vb. SMS
4) wet van de vertragende vooruitgang
politieke en maatschappelijke processen
vaak innovatoren zelf die later vertragen
5) strategic ignorance
sommige mensen willen niet veranderen
vb. profs die niet op PC willen werken
besluit: S/J curve vervangen door
C. PRIVACY
1. Informationele privacy
-
2. Relationele privacy
-
kennis-armen en kennis-rijken
drie problemen voor kennis-armen:
1) ze kennen de formele kanalen niet
2) ze zien problemen niet als informatiebehoeften; beseffen niet dat
je iets kunt oplossen met informatie
3) beschikken niet over de juiste sociale contacten
25
1. information overload
is het mogelijk dat mensen afhaken of door de grote
hoeveelheid informatie de weg kwijt geraken?
2. privacy
enorm veel gegevens van zelfs de intiemste aspecten van
een mensenleven kunnen opgeslagen worden
mensen geen groot privacy-gevoel
het privacy-aspect van de informatiemaatschappij leidt vroeg of laat
misschien tot registration overload: specifiek soort stress als gevolg van
de wetenschap dat men constant in het oog gehouden wordt
B. EEN BETER GENFORMEERDE SAMENLEVING?
-
steeds meer informatie kan steeds sneller aan steeds meer mensen
worden aangeboden = niet noodzakelijk een verhoging van de
efficintie
er is dikwijls geen tijdswinst en de grote hoeveelheden informatie
maken het vaak moeilijker om het noodzakelijke van het onbelangrijke
te scheiden
McLuhan: de media waarover men beschikt bepalen de manier
waarop het brein omgaat met de informatie die in de media aangereikt
wordt
deze invloed zeer ver: een maatschappij of een mens kan veranderen
door de introductie van nieuwe media
televisie creerde een global village
informatisering leidt er ook toe dat de journalist tegelijkertijd
eindredacteur en lay-outspecialist wordt en het hele productieproces
steeds meer op zijn/haar schouders terechtkomt
ook op maatschappelijk en politiek niveau leiden nieuwe technologien
en communicatievormen tot grondige veranderen
26
Besluit:
the medium is the message: de belangrijkste boodschap van een
medium is niet zozeer wat er aan informatie wordt verspreid; de eigen aard
van het medium heeft een veel grotere impact
HOOFDSTUK 4: ONTVANGERSGEDRAG
1. HET BELANG VAN EEN WETENSCHAPPELIJKE STUDIE VAN
ONTVANGERSGEDRAG
-
27
over het algemeen kunnen 2 types van studies over het tot stand komen van
publieken worden onderscheiden:
publiek als een verzameling van individuen waarop de media een zeker
effect hebben
vooral de machten en krachten onderzoeken die ervoor zorgen dat
mensen zich blootstellen aan een bepaalde media-inhoud
geen rekening houden met individuele verschillen, wensen, behoeftes
of interesses
structurele factoren
publiek als relatief passief beschouwd
mediagebruik kan worden verklaard door externe processen waarvan
de kijkers zich niet bewust zijn wat doen de media met het
publiek?
4.1. VERKLARINGSFACTOREN
-
4.4. OMGEVINGSFACTOREN
-
het weer
de sociale kalender
fysiologische processen, vb. migraine, menstruele cyclus
groepsprocessen; structuur en gewoonten van de groep moeten
toelaten dat het individu op dat moment naar dat programma
kijkt
5.2. KRITIEK
-
gedrag is geen goed uitgangspunt om uit te maken of een kijker actief is,
vermits de activiteit zich op een psychologisch niveau afspeelt
men drukt de activiteit van de kijker beter uit door te verwijzen naar de
betrokkenheid van de ontvanger bij zijn of haar ontvangersgedrag
gemotiveerde behoeftebevrediging: als men zeer betrokken is bij
de media-inhouden waaraan men zich heeft blootgesteld
gemotiveerde ontwijking: ontvanger stelt zich bewust niet bloot aan
bepaalde soorten media-inhouden
onvrijwillige ontwijking: ontvanger wordt nooit blootgesteld aan
bepaalde media-inhouden omwille van structurele factoren
tijdverdrijf: kijken naar iets omdat men niets anders te doen heeft
of een bepaalde kijker naar een horrorfilm kijkt of niet, kan het gevolg
zijn van 1 van deze 4 processen
34
ook als de kijker beslist om zijn favoriete zender op te zetten, heeft hij
een keuze gemaakt, gebaseerd op zijn voorkeur voor deze ene zender
als op zijn voorkeurszender een Minst Storend Programma bezig is, dan
is het waarschijnlijk dat de kijker niet verder zal zoeken naar een ander
programma
35
36
het gebruik van nieuwe media zoals het internet evolueert snel
afhankelijk van de functies waarvoor nieuwe media worden
gebruikt, zal het ontvangersgedrag anders zijn
hoe breed zal de verspreiding ervan zijn?
op het internet zijn de zoekalternatieven vrijwel oneindig in
aantal, waardoor het zoekproces nog bemoeilijkt wordt
internetverslaving:
1) elke dag online zonder een dag onderbreking
2) geen besef van tijd eens men online is
3) minder en minder tijd aan andere dingen
4) steeds meer voor het scherm eten
5) ontkennen dat men (te) veel tijd spendeert achter het scherm
6) anderen klagen
7) mailbox de hele dag door checken
8) eigen website beset ter wereld
9) inloggen terwijl men andere dingen aan het doen is
10)
online gaan als partner of ouders weg zijn, met een zuch van
oplichting
oplossingen:
- Amerikaanse benadering
- Europese benadering:
grens bepalen
zijn er geen achterliggende problemen?
niet te veel zwart wit
BOEK
-
meeste studies geven een eigen, niet medische definitie aan het
begrip verslaving
extreem mediagebruik moet in een ruimere context gezien worden;
mediagebruik vaak als symptoom en niet als oorzaak van problemen
38
8. ONDERZOEKSPROBLEMEN
WETENSCHAPPELIJKE PROBLEMEN VAN ONTVANGERSONDERZOEK
-
toepassing: E- surveys
41
Boek:
- open en gesloten tekst waardeoordelen want
hoge of ernstige cultuur = open
populaire cultuur = gesloten
- benadrukken dat er bij elke lezer van elke tekst steeds sprake is
van heel veel persoonlijke verwerking
- alle mediateksten zijn dus vrijwel open
42
3. REALISME
Notities:
- hoe werkt een tekst?
- tekst aan bepaalde regels onderhevig = voorspelbaar
elke tekst heeft een narratieve functie
alles wordt getoond met een reden
verhaal opgebouwd als stripverhaal
- intertekstualiteit: herhaling
Realisme:
- ook in nieuws een verhaal vb. rond ramkraak
- magic window een naeve benadering
- bij iedereen kennis die alleen uit mediafictie kan komen = realisme op
ander niveau
- social realism
is het mogelijk in het echt?
is het waarschijnlijk in het echt
ook uit fictie lessen van de werkelijkheid trekken
-
43
Boek:
- hoe meer realistisch de tekst, des te meer is hij gesloten
- realisme moeilijk concept
- realisme kan verschillende dimensies bevatten:
1) de tekst kan realistisch zijn op het niveau van de afbeelding:
dat wat wordt afgebeeld gelijkt sterk op de realiteit
realisme aan de oppervlakte
2) de tekst kan realistisch zijn op het niveau van de inhoud
innerlijk of emotioneel realisme: lezer heeft het gevoel dat de
personages realistisch zijn, dat de reacties van de personages
lijken op wat een echte persoon in een gelijkaardige situatie zou
doen
realisme op het niveau van de waarschijnlijkheid van het
verhaal: gevoel dat wat er in het verhaal gebeurt ook in het echt
zou kunnen gebeuren
-
44
1. Quizzen:
-
Receptie analyse:
- effect:
men moet onmiddellijk kunnen antwoorden
ge moet geen verbanden leggen
veel naar quizzen kijken doet belang van het geluk versterken in
uw leven
- tekst (agenda setting):
vb. bepaalde auto als prijs vele mensen kopen die auto
effect op je zelf; vind je zelf beter als twee kandidaten
unauthored tests:
- onderzoekers bekijken boeken, literatuur, film want die hebben auteur
en men weet hoe het eindigt
- unauthored tests is dat er gebeurtenissen inzitten die niet op voorhand
vastliggen, vb. zoals bij een quiz
- mensen die aan quiz meedoen, vooral om op TV te komen
2. Reality TV:
-
45
1) hele hoop mensen die vinden dat het belangrijk is dat hun boodschap
op TV komt
2) de mensen misbruiken media:
MAAR mensen kunnen sommige zaken niet voorzien
uitwisselingsproces intieme relatie opbouwen
niet overdramatiseren, want men kan ook anders overkomen in
realiteit
-
46
volgens vele onderzoekers kan een element van een tekst nooit los
gezien worden van de context
afhankelijk van de context krijgt een element van een tekst een andere
betekenis, vb. parodie
kwantitatieve benaderingen worden waardeloos vanuit dit
uitgangspunt
wel mogelijke benaderingen:
47
49
als media geen effect zou hebben, is het dan wel de moeite waard om
te onderzoeken
media effecten: best wetenschappelijk onderzoekbaar in dit domein
bedoelde versus niet bedoelde effecten
effecten op korte lange termijn
gedrags kennis effect
1e probleem: bijna alle onderzoeken zijn Amerikaans
o kijken ongeveer evenveel TV
o 25 % van films, en 100 % series komen uit Amerika
o Amerikaans onderzoek wel belangrijk voor ons
probleem van causaliteit
o in welke richting gaat het effect?
opsplitsing van effecten in direct effecten en gedragseffecten
Media effect?
flikkering televisiebeeld -> epilepsie aanval (niet interessant te
onderzoeken)
wel interessant direct effect als hele klas opeens epilepsie aanval krijgt
Agenda Setting: iets onder de aandacht brengen
-> angst komt als er iets gebeurt dat je niet kan veranderen; angst voor
onredelijke scenarios
50
THEMA: GEDRAGSEFFECTEN
2. INDELING
2.2. HET NIVEAU VAN HET EFFECT
52
2.4. TIJDSPERSPECTIEF
2.5. VERANDERING
53
2.6. ERVARING
1) directe ervaring: naast wat mensen eventueel leren uit ervaring via
de media hebben ze ook directe ervaring
2) indirecte ervaring: leren van andere mensen
3) media ervaring: wanneer er geen indirecte of directe ervaring met
iets is, kunnen ze alleen ervaring opdoen via de media
2.7. RELEVANTIE
1) belangrijke of relevante boodschappen behelzen zaken die de
ontvanger voor zijn of haar leven belangrijk vindt
2) onbelangrijke of minder relevante informatie gaat over zaken die ver
vh individu afstaan
a. media andere invloed als het over belangrijke zaken gaat
b. indeling kan niet door wetenschapper gemaakt worden
2.8. RICHTING
54
twee richtingen:
1) destructief: negatieve gevolgen voor individu of samenleving
2) constructief: positieve gevolgen voor individu of samenleving
55
2.11. REALITEIT
eenvoudigste onderscheid:
1) documentaire en non-fictie genres: alle genres die de indruk
wekken de realiteit rechtstreeks weer te geven of ware
mededelingen te doen
2) fictie en amusement: alle genres die narratieve vormen
gebruiken of niet (rechtstreeks) naar de realiteit verwijzen, ook
quizzen en spelprogrammas
4.2. GELDIGHEIDSPROBLEMEN
56
4.3. CAUSALITEITSPROBLEMEN
58
kenmerkend: de communicatiecampagne
59
2.3. RECLAME
-
2.4. PROPAGANDA
-
60
61
een speciaal soort effect is het positioneren van een product of een
merk; men tracht te bekomen dat het merk van de communicator in de
hoofden van de ontvangers als enige chte vertegenwoordiger van het
product of de dienst wordt gezien
62
ander model dat veel geciteerd wordt is het model van McGuire:
presentation, attention, comprehension, yielding, retention,
overt behavior:
o comprehension: persuasieve boodschap moet begrepen worden
o yielding: ontvanger moet zich als het ware overgeven aan de
boodschap
1) de directe persuasieve route wordt alleen gevolgd als aan een aantal
voorwaarden is voldaan:
o ontvanger moet gemotiveerd zijn om de persuasieve
boodschap te verwerken
o ontvanger moet de mogelijkheid hebben om de boodschap te
verwerken
o uitkomst van de verwerking hangt af van de gedachten die door
de verwerking worden opgeroepen
resultaat kan dan een positieve of een negatieve
attitudeverandering zijn
2) de perifere of indirecte persuasieve route wordt gevolgd als de
ontvanger niet actief en niet betrokken is bij het verwerkingsproces
o ontvanger niet het gevoel dat de boodschap relevant is
63
64
o
o
zelfhulp tapes; het idee dat men naar zon tape luistert kan al
een gewenst effect oproepen
beschuldiging dat sommige rockbands een geheime,
gecodeerde boodschap in hun muziek opnemen, is nooit echt
hard gemaakt
geen wetenschappelijk bewijs dat het menselijke oor en geest in
staat zouden zijn om zon code op een tape op te merken en te
begrijpen
voor visuele verborgen verleiders geldt een gelijkaardige
redenering: ze zijn als een Rorschachtest: neiging om in
toevallige wolken herkenbare objecten te zien
65
1. SLEEPER EFFECT
-
naarmate men meer TV kijkt, neemt men het wereldbeeld zoals dat
door TV wordt voorgesteld, over
verschillende niveaus:
o percepties
vb. veel geweld zien op TV schatting van geweld in
realiteit verandert
eigen kansen om ongeluk te hebben, overschatten
o gevoelens
mensen krijgen veel meer schrik om zelf slachtoffer te
worden
gevoelens: risico + coping (gevoel dat je krijgt)
66
attitudes: 2 theorien:
rechtstreeks effect: hoe meer TV, hoe meer andere
attitudes
percepties veranderen; niet attitudes
3. SUBPROCESSEN: MAINSTREAMING
-
4. SUBPROCESSEN: RESONANCE
-
5. VERKLARING?
-
mensen die meer TV zien, inderdaad meer beeld van de wereld zoals
door TV voorgesteld
sleeper effect: men krijgt veel voorbeelden te zien. Als men zich een
oordeel vormt, probeert men zich alternatieven voor te stellen. Wat
men veel ziet, kan men zich beter voorstellen. Men maakt zich geen
zorgen over de bron.
6. TEGENARGUMENTEN METHODOLOGISCH
-
7. RECEPTIE ANALYSE
67
10. DREMPELMODELLEN
1) THRESHOLD MODEL
68
2) CEILING MODEL
-
BOEK
2. STIMULUS RESPONSE THEORIEN
-
70
mensen lijken soms ook informatie over de chte realiteit te leren van
fictieve mediaboodschappen zoals actiefilms of ziekenhuisseries
er treedt een soort verwerkingsfout op; speciaal geval van het
sleepereffect
wie veel televisiekijkt meer foutieve informatie in zijn hoofd
weinig steun voor deze opvatting, watn fictieve uitspraken doen ook
uitspraken over de werkelijkheid
4. CUMULATIEVE EFFECTEN
-
5. FYSIOLOGISCHE EFFECTEN
-
71
6.2. CULTIVATIETHEORIE
-
72
6.4. CONCLUSIE
-
het feit dat cultivatietheorie verder gaat dan het onmiddellijke verband
tussen de mediaboodschap en datgene wat er het meest op lijkt in de
realiteit, maakt dat ze wellicht nog lange tijd minstens zoveel critici als
aanhangers zal hebben
bij Uses & Gratifications speelt de activiteit zich af op het niveau van
de behoeften, de motivaties en de gedragingen
73
1) Data setting: mensen nemen data in zich op die weinig afwijken van
de manier waarop ze in de media zijn voorgesteld
2) Boundary setting: hoe verder men zich echter van gewone
percepties over hoe de wereld in elkaar zit, begeeft, en hoe dichter
men bij opinies en attitudes komt, des te meer moet de ontvanger de
informatie uit de media actier verwerken
grenzen waarbinnen de ontvanger met de informatie omgaat
boodschappen helpen grenzen trekken; interpretaties die niet
worden ondersteund door de boodschap worden daardoor
minder aannemelijk
-
74
75