Beruflich Dokumente
Kultur Dokumente
Op deze eerste pagina vindt u belangrijke informatie met betrekking tot dit tentamen. Lees de
hierna volgende informatie aandachtig door voordat u begint met de tentamenvragen!
Succes!
1a. Geef een beschrijving van het standaardmodel van verklaren van de logisch positivisten en leg uit waarom
verklaren en voorspellen volgens dit model symmetrisch zijn.
Het standaard model van verklaren van de logisch positivisten is het deductieve-nomologisch (DN) model van
Hempel. Volgens het DN-model bestaat een wetenschappelijke verklaring uit een explanans en een explanandum.
Het explanans bestaat uit een aantal correcte stellingen waaronder ten minste n wetmatigheid. Uit deze
stellingen kan (volgens de wetten van de logica) het explanandum worden afgeleid. Is het explanandum al bekend,
dan wordt het zo verklaard. Als het nog onbekend is, wordt het op deze wijze voorspeld (symmetrie).
1b. Leg uit waarom het descriptivisme van Samuelson impliceert dat verklaringen en voorspellingen die gebaseerd
zijn op het standaardmodel van verklaren door Samuelson worden afgewezen.
Het descriptivisme van Samuelson impliceert dat er geen wetmatigheden (kenbaar) zijn. Maar wetmatigheden zijn
noodzakelijk voor het DN-model van verklaren en voorspellen van de logisch positivisten. Vandaar dat
verklaringen en voorspellingen die gebaseerd zijn op het DN-model door Samuelson worden afgewezen.
2. In zijn methodologie van wetenschappelijke onderzoeksprogrammas (methodology of scientific research
programmes (MSRP)) probeert Lakatos een synthese te maken van de ideen van Kuhn en Popper. Geef een
beschrijving van Lakatos methodologie en leg uit welk(e) element(en) aan Popper en welke aan Kuhn zijn
ontleend.
Hieronder volgt een opsomming van alle elementen die punten hebben opgeleverd. Minder volledige antwoorden
zijn ook vaak goed gerekend.
Volgens Lakatos bestaat een wetenschappelijk onderzoeksprogramma uit een harde kern van vooronderstellingen,
met rond de harde kern een beschermende laag van hypotheses die de harde kern van vooronderstellingen
beschermt. De harde kern van vooronderstellingen komt overeen met de disciplinaire matrix van Kuhn, en kan niet
worden aangetast zonder het volledige onderzoeksprogramma (wat overeenkomt met Kuhns paradigma-begrip) te
verwerpen. Een onderzoeksprogramma bestaat volgens Lakatos uit een sequentie van theorien, waarbij een
theorie die gefalsificeerd is wordt vervangen door een nieuwere theorie met meer empirische inhoud; Lakatos
beschouwde dit als gesophisticeerd falsificationisme. Hierbij kunnen volgens Lakatos hypotheses in het
beschermend omhulsel rond de harde kern worden aangepast, wat Popper wellicht vaak een onaanvaardbare
immunisering ex post zou vinden, maar waarbij Lakatos tegemoet komt aan de bedenkingen m.b.t. het naef
falsificationisme van Popper die voortvloeien uit de Duhem-Quine these.
Wetenschappelijke vooruitgang binnen een onderzoeksprogramma kan beschouwd worden als wetenschappelijke
vooruitgang in een periode van normale wetenschap volgens Kuhn. Een onderzoeksprogramma waarbij theorien
echter niet langer vervangen worden door theorien met meer empirische inhoud, is niet langer progressief maar
degenererend. Het is logisch om te veronderstellen dat wetenschappers na een tijd degenererende
onderzoeksprogrammas zullen verlaten, en zullen kiezen voor progressieve onderzoeksprogrammas. Dit komt
overeen met een paradigma-verschuiving volgens Kuhn. Maar in tegenstelling tot Kuhn, beschouwde Lakatos een
paradigma-verschuiving als een rationele keuze voor een progressief onderzoeksprogramma, ten nadele van
degenererende onderzoeksprogrammas.
3. Leg uit waarom zowel de SSK benadering van wetenschap als de retorica benadering van McCloskey in wezen
sociaal constructivistisch zijn.
Waarheid/kennis/feiten komen in sociale interactie tot stand (5pt). SSK bestudeert deze interactie door te kijken
naar sociale verbanden en de sociale inbedding van wetenschappelijke gemeenschappen (5pt). McCloskey kijkt
naar de totstandkoming van kennis in gesprekken (5pt). Beiden stellen het proces of de sociale relaties die leiden
tot consensus centraal (5pt).
4. Zowel de Logisch Positivisten als Karl Popper maakten een onderscheid tussen the context of discovery en the
context of justification. Leg uit waarom dit onderscheid binnen de SSK benadering van wetenschap niet houdbaar
is.
In de visie van de SSK wordt wetenschap gelegitimeerd en gekleurd (5pt) door de gemeenschap waaruit het
voortkomt (5pt). Dit betekent dat het proces van legitimering (context of justification) (5pt) samenvalt met het
proces van ontdekking (context of discovery) (5pt).
5. Leg uit hoe enkele methodologische waardenoordelen van de rationele keuzetheorie, samen met de
waardengeladenheid van een begrip als rationeel een sterke waardengeladenheid van rationele keuzetheorie tot
gevolg hebben.
Het begrip rationeel is waardengeladen doordat de technische betekenis van rationeel niet samenvalt met de
alledaagse betekenis. De alledaagse betekenis houdt een oordeel over wenselijkheid in (het is goed om rationeel te
zijn) (7pt technisch vs alledaags 4; de rest 3).
De technische betekenis gaat over maximale voorkeursbevrediging met beperkte middelen. Op grond van de
methodologische waardenoordelen over domein, methoden en beoordelingscriteria (3pt) kiezen economen voor
een wiskundige uitwerking van dit begrip. Deze uitwerking laat zien dat wat goed is voor het individu ook goed is
voor de samenleving (2pt). Individuen dienen dus hun voorkeuren na te jagen (3pt). Maar dit gaat ten koste van
andere ideen over goed. Zo leidt rationele keuzetheorie dus tot een politiek statement over wenselijk en
onwenselijk handelen (5pt).