Beruflich Dokumente
Kultur Dokumente
December 2007
In opdracht van
Centraal Beheer Achmea
Uitgevoerd door:
MWM2
Bureau voor online onderzoek
Auteur
Melvin van Luit
Verkeersveiligheidsonderzoek
Centraal Beheer Achmea
December 2007
Managementsamenvatting
(Veiligheids)voorzieningen
Airbags, ABS en het navigatiesysteem zijn de meest genoemde veiligheidsvoorzieningen. De respondent is
relatief onbekend met stabilisatie in de bochten en correctie bij aquaplaning.
Afleidingen
De meerderheid van de respondenten geeft aan dat als zij tijdens het autorijden wordt afgeleid, dit komt
door zijn of haar gedachten. De meeste ongewilde fouten worden veroorzaakt door het kijken naar andere
dingen en door het denken aan andere dingen.
Stressveroorzakende factoren
De factoren werkdruk en gezondheidsproblemen van zowel de respondent zelf als in de directe omgeving
en financiële problemen zijn de belangrijkste veroorzakers van stress.
Ergerlijke situaties
De top drie van zaken waaraan men zich (bijna) altijd ergert ziet er als volgt uit: automobilisten die
bumperkleven, automobilisten die snijden en automobilisten die verkeerd/gevaarlijk inhalen. Factoren zoals
wegwerkzaamheden en omleidingen worden het minst vaak genoemd als situaties waaraan men zich
(bijna) altijd ergert.
Mannelijke respondenten ergeren zich vooral aan zaken die een vlotte doorstroming verhinderen (zoals
files, onnodig links rijden en inhalende vrachtwagens), terwijl vrouwelijke respondenten zich vooral ergeren
aan automobilisten die zich niet juist gedragen (agressief gedrag, verkeerd inhalen).
Verkeersovertredingen
De meest gepleegde verkeersovertredingen onder de respondenten zijn naar eigen zeggen te hard rijden,
zowel op de snelweg als binnen de bebouwde kom en het niet stoppen bij een stopbord. De zaken
waaraan men zich naar eigen zeggen niet schuldig maakt zijn het rijden onder invloed, zowel van drugs,
als van alcohol als van medicijnen en een andere weggebruiker afsnijden.
Schade aan de auto door toedoen van de respondent zelf en door toedoen van anderen
Iedere respondent heeft wel eens schade gehad aan de auto door eigen toedoen en door toedoen van een
ander. Door eigen toedoen heeft een derde van de respondenten wel eens een kras op de linkerzijde van
de auto gehad (bestuurderskant), een kwart van de respondenten heeft wel eens een kras op de
rechterzijde van de auto gehad (passagierskant) en/of een deuk in de achterzijde. Deze zelfde
beschadigingen voeren de top drie aan van beschadigingen die de respondent heeft opgelopen door
toedoen van een ander.
Inhoudsopgave
MANAGEMENTSAMENVATTING ................................................................................................................. 2
INHOUDSOPGAVE......................................................................................................................................... 4
INLEIDING ...................................................................................................................................................... 5
ACHTERGROND EN DOEL VAN HET ONDERZOEK ................................................................................................ 5
OPZET VAN HET ONDERZOEK .......................................................................................................................... 5
RESPONS ...................................................................................................................................................... 5
INDELING VAN HET RAPPORT ........................................................................................................................... 6
ACHTERGRONDVARIABELEN ............................................................................................................................ 6
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN AUTO ........................................................................................................ 7
HANDELINGEN TIJDENS HET WEGRIJDEN MET DE AUTO ..................................................................... 8
HANDELINGEN TIJDENS HET AUTORIJDEN ........................................................................................... 10
FREQUENTIE ................................................................................................................................................ 11
PRATEN MET DE MEDEPASSAGIER ................................................................................................................. 12
AFLEIDINGEN .............................................................................................................................................. 13
OORZAAK VAN DE AFLEIDING ......................................................................................................................... 13
DIVERSE SOORTEN AFLEIDERS ...................................................................................................................... 14
ONGEWILDE FOUTEN .................................................................................................................................... 15
STRESSVEROORZAKENDE FACTOREN .................................................................................................. 16
ERGERLIJKE SITUATIES ............................................................................................................................ 17
VERKEERSOVERTREDINGEN ................................................................................................................... 18
PERCEPTIE RIJVAARDIGHEID .................................................................................................................. 19
PERCEPTIE VAN DE RIJVAARDIGHEID.............................................................................................................. 19
SPANNINGSBEHOEFTE .................................................................................................................................. 20
TYPERING VAN DE RIJSTIJL ............................................................................................................................ 21
STELLINGEN RIJGEDRAG ......................................................................................................................... 22
KANS OP EEN ONGELUK ........................................................................................................................... 23
INSCHATTING VAN DE KANS OP EEN ONGELUK ................................................................................................ 23
LEEFTIJD ..................................................................................................................................................... 23
FACTOREN DIE DE KANS OP EEN ONGELUK VERGROTEN .................................................................................. 24
SCHADE AAN DE AUTO DOOR TOEDOEN VAN DE RESPONDENT ZELF............................................ 25
FREQUENTIE ................................................................................................................................................ 26
LEEFTIJD ..................................................................................................................................................... 26
SCHADE AAN DE AUTO DOOR ANDEREN............................................................................................... 27
FREQUENTIE ................................................................................................................................................ 28
LEEFTIJD ..................................................................................................................................................... 28
RESPONDENTENPROFIEL ......................................................................................................................... 29
BEVINDINGEN VAN MWM2......................................................................................................................... 31
BIJLAGE 1: VRAGENLIJST......................................................................................................................... 32
Inleiding
In de vragenlijst zijn er quota gezet op het aantal deelnemers per provincie, te weten 100 completes per
provincie. Ten behoeve van de landelijke representativiteit is er naderhand weer gewogen naar de juiste
verhouding tussen de provincies, teneinde uitspraken te kunnen doen voor de Nederlandse bevolking.
Respons
De panelleden zijn uitgenodigd via de e-mail. In totaal hebben 1.207 mensen het gehele onderzoek
afgemaakt.
De bijlage bevat de vragenlijst die gebruikt is bij dit onderzoek. Een overzicht van de volledige open
antwoorden wordt meegeleverd als apart PDF-bestand.
Achtergrondvariabelen
De achtergrondvariabelen zijn hieronder vermeldt. De antwoordcategorieën van de variabele ‘opleiding’ zijn
samengevoegd, enerzijds vanwege een te gering aantal respondenten bij enkele antwoordcategorieën, en
anderzijds vanwege een heldere indeling van de diverse antwoordcategorieën.
Provincie
Hiervoor wordt er separaat een tabellenrapport vervaardigd. Er zal gebruik worden gemaakt van de
ongewogen cijfers per provincie. Dat wil zeggen iedere provincie wordt vertegenwoordigd door
circa 100 respondenten.
Geslacht
Opleiding
Lager opgeleiden (Basisschool/VMBO/MAVO/LBO), middelbaar opgeleiden MBO/HAVO/VWO),
hoger opgeleiden (HBO/WO)
Veiligheidsvoorzieningen auto
Aan de respondenten is gevraagd met welke (veiligheids)voorzieningen hun auto is uitgerust. Zij konden
van een aantal voorzieningen telkens aangeven of hun auto hier inderdaad mee uitgerust is, of dit niet het
geval is of dat zij dit niet weten.
Airbags (75%), ABS (57%) en het navigatiesysteem (39%) zijn de meest genoemde
veiligheidsvoorzieningen. Een derde van de respondenten weet niet of hun auto is uitgerust met stabilisatie
in de bochten en correctie bij aquaplaning.
Mannelijke respondenten geven bij alle (veiligheids)voorzieningen vaker aan dat hun auto hier over
beschikt dan vrouwelijke respondenten. Tevens geven vrouwen vaker het antwoord ‘weet niet’ dan
mannelijke respondenten.
De respondent is gevraagd om van een aantal handelingen aan te geven of men dat wel eens doet tijdens
het wegrijden. De handelingen zouden verricht moeten worden gedurende de eerste vijf minuten van het
daadwerkelijke autorijden.
De meest verrichte handeling gedurende de eerste vijf minuten van de autorit is het omdoen van de gordel
(61%), gevolgd door eten/drinken pakken (25%) en de routeplanner installeren/instellen (21%).
Bij de ‘anders, namelijk’ categorie werd veelvuldig aangegeven dat men helemaal niets doet, dit was niet
bij de voorgedefinieerde antwoorden aan te geven. Verder werden er enkele gerelateerde zaken aan het
autorijden genoemd, zoals (zonne)bril opzetten en/of radio/CD-speler aandoen.
Mannelijke respondenten verrichten de volgende handelingen tijdens het wegrijden vaker dan vrouwelijke
respondenten: gordel omdoen (m: 68%, v: 55%), telefoon installeren (m: 16%, v 10%), routeplanner
installeren/instellen (m: 27%, v: 14%).
Lager opgeleiden verrichten vaker de volgende handelingen tijdens het wegrijden dan hoger opgeleiden:
gordel omdoen (lager: 71%, hoger: 59%) en sigaret opsteken (lager: 28%, hoger: 11%).
Hoger opgeleiden verrichten vaker de volgende handelingen tijden het wegrijden dan lager opgeleiden:
eten/drinken pakken (lager: 19%, hoger: 32%), telefoon installeren (lager: 7%, hoger: 18%), (eerste)
telefoongesprek voeren (lager: 3%, hoger: 15%), (eerste) sms versturen (lager: 1%, hoger: 8%) en
routeplanner installeren (lager: 15%, hoger: 23%).
Vervolgens is nog gevraagd aan de respondent die een bepaalde handeling verricht tijdens het wegrijden,
hoe vaak die desbetreffende handeling verricht. Onderstaand de antwoorden.
Ook is aan de respondent gevraagd welke handelingen/activiteiten deze wel eens verricht tijdens het
autorijden.
De meest genoemde handelingen/activiteiten zijn achtereenvolgens radio luisteren (91%), praten met de
medepassagier (84%), CD luisteren (71%), naar andere weggebruikers kijken (61%) en drinken (56%).
Mannelijke respondenten verrichten de volgende handelingen tijdens het autorijden vaker dan vrouwelijke
respondenten: naar andere weggebruikers kijken (m: 64%, v: 58%), bellen met carkit (m: 37%, v: 28%),
radio luisteren (m: 94%, v: 87%) en scheren (m: 3%, v: 0%).
Vrouwelijke respondenten verrichten de volgende handelingen tijdens het autorijden vaker dan mannelijke
respondenten: kaart lezen (m: 11%, v: 16%) en opmaken (make-up opdoen) (m: 0%, v: 8%).
Hoger opgeleiden verrichten vaker de volgende handelingen tijdens het autorijden dan lager opgeleiden:
eten (lager: 40%, hoger: 57%), drinken (lager: 45%, hoger: 64%), praten met medepassagiers (lager: 79%,
hoger: 90%), naar andere weggebruikers kijken (lager: 53%, hoger: 67%), bellen met carkit (lager: 24%,
hoger: 39%), SMS’en (lager: 7%, hoger: 17%), kaart lezen (lager: 5%, hoger: 22%), CD luisteren (lager:
64%, hoger: 76%) en opmaken (make-up opdoen) (lager: 0%, hoger: 6%)
Lager opgeleiden roken vaker tijdens het autorijden (32%) dan hoger opgeleiden (17%).
Frequentie
Vervolgens is nog gevraagd aan de respondent die een bepaalde handeling/activiteit verricht tijdens het
autorijden, hoe vaak hij/zij de desbetreffende handeling/activiteit verricht. Activiteiten/handelingen die bij de
vorige vraag door minder dan 5% van de respondenten werden genoemd, zijn niet meegenomen in de
onderstaande grafiek.
Lager opgeleiden kijken vaker altijd naar de weg tijdens het praten met een medepassagier (52%) dan
hoger opgeleiden (37%).
Afleidingen
Als ik tijdens het autorijden wordt afgeleid dan is dat meestal omdat ik:
Vrouwelijke respondenten worden tijdens het autorijden meestal afgeleid doordat zij aan andere dingen
denken (60%, mannen: 47%). Mannelijke respondenten worden tijdens het autorijden vaker afgeleid omdat
zij naar andere dingen kijken (32%, vrouwen: 22%).
De respondent blijkt het vaakst afgeleid te worden door exogene factoren. De meest genoemde ‘afleiders’
zijn andere weggebruikers, de omgeving in het algemeen en billboards langs de weg.
Bij zaken van grote persoonlijke aard, zoals financiële problemen en de relatie, geeft respectievelijk 82%
en 68% van de respondenten aan hierdoor (bijna) nooit afgeleid te worden.
Ongewilde fouten
“Als u denkt aan situaties dat u ongewild een fout maakte in het verkeer (ongeacht de gevolgen), welke
uitspraak is dan het meest op u van toepassing?”
De meeste ongewilde fouten worden veroorzaakt door het kijken naar andere dingen en door het denken
aan andere dingen. Eén op de vijf respondenten maken het vaakst ongewilde fouten als gevolg van het
doen van andere dingen.
Als ik tijdens het autorijden ongewild een fout maak, dan is het meestal omdat ik:
Vrouwelijke respondenten maken vaker meestal ongewild een fout als gevolg van het denken aan andere
dingen (43%) dan mannelijke respondenten (35%).
Lager opgeleiden maken vaker meestal ongewild een fout als gevolg van het denken aan andere dingen
(46%) dan middelbaar opgeleiden (37%). Hoger opgeleiden maken vaker meestal ongewild een fout als
gevolg van het doen van andere dingen (23%) dan lager opgeleiden (13%).
Stressveroorzakende factoren
De respondent kreeg een lijst voorgelegd van factoren die stress kunnen veroorzaken. Aan hen werd
gevraagd met welke van deze factoren hij/zij momenteel te maken heeft.
De factoren werkdruk (24%) en gezondheidsproblemen van zowel de respondent zelf (17%) als in de
directe omgeving (14%) en financiële problemen (14%) zijn de belangrijkste veroorzakers van stress.
De categorie ‘anders, namelijk’ scoort erg hoog, genoemd door een derde van de respondenten. Hierbij
werd hoofdzakelijk aangegeven dat men geen stress heeft. Deze antwoordoptie was niet in de
voorgedefinieerde antwoordcategorieën meegenomen.
Mannelijke respondenten hebben vaker te maken met werkdruk (30%) dan vrouwelijke respondenten
(18%). Vrouwelijke respondenten hebben vaker te maken met spanningen met kinderen of ouders (14%)
dan mannelijke respondenten (6%).
Hoger opgeleiden hebben vaker te maken met de volgende stressveroorzakende factoren dan lager
opgeleiden: werkdruk (lager: 14%, hoger: 30%), onzekerheid over baan / ontslag (lager: 6%, hoger: 13%),
aanstaande of recente verhuizing (lager: 2%, hoger: 9%) en aanstaande of huidige verbouwing (lager: 1%,
hoger: 6%)
Lager opgeleiden hebben vaker te maken met de volgende stressveroorzakende factoren dan hoger
opgeleiden: gezondheidsproblemen van henzelf (lager: 23%, hoger: 15%) en gezondheidsproblemen van
anderen (lager: 20%, middelbaar: 12%) en financiële problemen (lager: 20%, hoger: 12%).
Ergerlijke situaties
De respondent kreeg een aantal situaties voorgelegd en hem/haar werd vervolgens gevraagd in welke
mate deze zich ergert aan deze situaties.
De top drie van zaken waaraan men zich (bijna) altijd ergert ziet er als volgt uit: automobilisten die
bumperkleven (28%), automobilisten die snijden (26%) en automobilisten die verkeerd/gevaarlijk inhalen
(21%). Factoren zoals wegwerkzaamheden en omleidingen worden het minst vaak genoemd als situaties
waaraan men zich (bijna) altijd ergert.
Mannelijke respondenten ergeren zich vaker (cumulatie van (bijna) altijd en vaak) aan de volgende zaken
dan vrouwelijke respondenten: files (m: 36%, v: 25%), automobilisten die onnodig links rijden (m: 53%, v:
44%) en vrachtwagens die inhalen (m: 44%%, v: 37%).
Vrouwelijke respondenten ergeren zich vaker (cumulatie van (bijna) altijd en vaak) aan de volgende zaken
dan mannelijke respondenten: omleidingen (m: 18%, v: 21%), automobilisten die te hard rijden (m: 20%, v:
32%), automobilisten die verkeerd / gevaarlijk inhalen (m: 54%, v: 61%) en automobilisten die agressief
gebaren (m: 42%, v: 49%).
Lager opgeleiden ergeren zich vaker (cumulatie van (bijna) altijd en vaak) aan de volgende zaken dan
hoger opgeleiden: automobilisten die te hard rijden (lager: 32%, hoger: 20%), automobilisten die (te) laat
invoegen (lager: 48%, hoger: 35%) en automobilisten die bij verandering van rijstrook / afslaan geen
richtingaanwijzer gebruiken (lager: 58%, hoger: 47%),
Verkeersovertredingen
Aan de respondent is gevraagd hoe vaak hij/zij bepaalde verkeersovertredingen met de auto pleegt. De
meest gepleegde verkeersovertredingen (cumulatie van de antwoordcategorieën (bijna) altijd, vaak en
soms) zijn naar eigen zeggen te hard rijden, zowel op de snelweg (47%) als binnen de bebouwde kom
(28%) en het niet stoppen bij een stopbord (17%).
De zaken waaraan men zich naar eigen zeggen niet schuldig maakt (de antwoordcategorie (bijna) nooit)
zijn het rijden onder invloed, zowel van drugs (97%), als van alcohol (94%) als van medicijnen (92%) en
een andere weggebruiker afsnijden (91%).
Mannelijke respondenten plegen de volgende verkeersovertredingen vaker (cumulatie van (bijna) altijd en
vaak) dan vrouwelijke respondenten: te hard rijden op de snelweg (m: 24%, v: 15%), niet stoppen bij een
stopbord (m: 8%, v: 3%), geen richtingaanwijzer gebruiken bij verandering van rijstrook / afslaan (m: 5%, v:
1%).
Hoger opgeleiden rijden vaker (cumulatie van (bijna) altijd en vaak) te hard op de snelweg (27%) dan lager
opgeleiden(13%).
Perceptie rijvaardigheid
Teneinde de antwoorden met elkaar te kunnen vergelijken, is de antwoordcategorie ‘niet van toepassing’
niet in de onderstaande grafiek meegnomen.
Mannelijke respondenten vinden van zichzelf dat ze vaker zeer goed kunnen autorijden (21%) dan
vrouwelijke respondenten (13%). Vrouwelijke respondenten vinden vaker dat hun partner zeer goed kan
autorijden (17%) dan mannelijke respondenten (11%).
Middelbaar opgeleiden vinden vaker van zichzelf dat ze zeer goed kunnen autorijden (20%) dan hoger
opgeleiden (14%). Lager opgeleiden vinden vaker dat hun partner goed kan autorijden (75%) dan
middelbaar opgeleiden (62%).
Spanningsbehoefte
De respondent is de volgende vraag voorgelegd: “In welke mate heeft u behoefte aan spanning tijdens het
rijden om het autorijden leuker te maken?”.
Slechts 4% van de respondenten blijkt veel behoefte aan spanning te hebben tijdens het rijden. Maar liefst
zes op de tien respondenten heeft weinig tot geen behoefte aan spanning tijdens het rijden om het
autorijden leuker te maken.
Mannelijke respondenten hebben vaker veel behoefte aan spanning tijdens het autorijden (5%) dan
vrouwelijke respondenten (2%).
De grootste groep respondenten vindt zichzelf een gemiddelde rijder (39%). Een derde van de
respondenten vindt zichzelf een sportieve rijder, terwijl een kwart van de respondenten zichzelf een rustige
rijder vindt.
Opvallend is dat slechts weinigen zichzelf een negatief rijstijltype toekennen, zoals een roekeloze- of
hardrijder.
Vrouwelijke respondenten typeren zichzelf vaker als een gemiddelde rijder (43%, mannen: 36%), terwijl
mannelijke respondenten zichzelf vaker typeren als een rustige rijder (27%, vrouwen: 17%). Opvallend is
dat vrouwelijke respondenten zichzelf vaker typeren als hardrijders (5%), dan mannelijke respondenten
(2%).
Stellingen rijgedrag
De respondent kreeg een vijftal uitspraken voorgelegd met betrekking tot het rijgedrag. Deze moest
vervolgens per stelling aangeven hoe vaak hij/zij zich aan dergelijke manoeuvres waagden.
Het vaakst (cumulatie van (bijna) altijd en vaak) is men het eens met de stelling ‘als ik vooraan sta, dan
trek ik het snelste op bij een stoplicht’ (22%), gevolgd door de stelling ‘ik rij op de linker weghelft op de
snelweg’ (15%).
Mannelijke respondenten wagen zich vaker (cumulatie van (bijna) altijd en vaak) aan de volgende zaken
dan vrouwelijke respondenten: inhalen op provinciale wegen (m: 7%, v: 4%), lang doorrijden bij een
invoegstrook (m: 15%, v: 8%), op de linker weghelft rijden op de snelweg (m: 17%, v: 13%).
Hoger opgeleiden wagen zich vaker (cumulatie van (bijna) altijd en vaak) aan de volgende zaken dan lager
opgeleiden: wisselen naar de snelste rij in de file (lager: 8%, hoger: 19%), inhalen op provinciale wegen
(lager: 4%, hoger: 8%), lang doorrijden bij een invoegstrook (lager: 7%, hoger: 14%), rijden op de linker
weghelft op de snelweg (lager: 5%, hoger: 21%), het snelste optrekken bij een stoplicht, indien men
vooraan staat (lager: 15%, hoger: 29%).
Maar liefst vier op de tien respondenten denken dat zij minder (beetje minder, minder, veel minder) kans
maken op een auto-ongeluk dan medeweggebruikers. Iets meer dan de helft van hen denkt dat zij
evenveel kans maken op een ongeluk. Slechts een heel klein deel van de respondenten denkt dat zij meer
kans maken op een auto-ongeluk dan hun medeweggebruikers.
Mannelijke respondenten denken vaker dat zij minder (cumulatie van veel minder, minder en een beetje
minder) kans hebben op een ongeluk met de auto dan andere weggebruikers (46%) dan vrouwelijke
respondenten (33%).
Leeftijd
Jongeren van 18 tot en met 24 jaar denken dat zij meer (cumulatie van veel meer, meer en een beetje
meer) kans hebben op een ongeluk met de auto (16%) dan respondenten in andere leeftijdscategorieën
(variërend van 4 tot 0%).
Vrouwelijke respondenten denken vaker dat de volgende factoren de kans op een ongeluk veel meer
vergroten dan mannelijke respondenten: andere dingen doen in de auto (m: 46%, v: 60%), naar andere
dingen kijken in de auto (m: 13%, v: 22%), kleine verkeersovertredingen (m: 6%, v: 11%), geen richting
aangeven (m: 21%, v: 30%).
Lager opgeleiden denken vaker dat ergernissen en irritatie (27%), kleine verkeersovertredingen (13%) en
geen richting aangeven (30%) de kans op een ongeluk veel meer vergroten dan hoger opgeleiden
(respectievelijk 12%, 7% en 20%). Middelbaar opgeleiden denken vaker dat een minder rustige / snellere
rijstijl de kans op een ongeluk veel meer vergroot (18%) dan hoger opgeleiden (9%).
Een derde van de respondenten heeft wel eens een kras op de linkerzijde van de auto gehad
(bestuurderskant), een kwart van de respondenten heeft wel eens een kras op de rechterzijde van de auto
gehad (passagierskant) en/of een deuk in de achterzijde .
Mannelijke respondenten hebben vaker door eigen toedoen een deuk in de voorzijde van de auto (24%),
een deuk in de linkerzijde (11%) en het wegslepen na ongeval buiten de bebouwde kom (7%) dan
vrouwelijke respondenten (respectievelijk 14%, 7% en 4%).
Frequentie
Onderstaande tabel toont het aantal keer dat een respondent bepaalde schade heeft gehad aan de auto
door eigen toedoen.
1x 2x 3x 4x 5x > 5x Weet
niet
Kras op de auto linkerzijde 67% 9% 1% 1% 0% 0% 22%
Kras op de auto rechterzijde 78% 10% 2% 2% 0% 0% 7%
Deuk in de auto achterzijde 83% 10% 2% 0% 0% 0% 4%
Deuk in de auto voorzijde 77% 13% 2% 3% 0% 0% 5%
Deuk in de auto rechterzijde 83% 10% 2% 0% 0% 1% 5%
Deuk in de auto linkerzijde 85% 7% 4% 0% 0% 1% 3%
Wegslepen na ongeval buiten 85% 3% 0% 0% 1% 0% 10%
de bebouwde kom
Wegslepen na ongeval binnen 92% 1% 0% 0% 0% 0% 8%
de bebouwde
Leeftijd
Jongeren van 18 tot en met 24 jaar (37%) en ouderen vanaf 66 jaar (37%) hebben vaker te maken gehad
met een kras op de rechterzijde van de auto door eigen toedoen dan respondenten in andere
leeftijdscategorieën (tussen de 20 en 25%). Tevens hebben ouderen vanaf 66 jaar (47%) vaker te maken
gehad met een deuk in de achterzijde van de auto door eigen toedoen dan de respondenten in andere
leeftijdscategorieën (tussen de 16 en 28%).
Deze top drie van meest voorkomende beschadigingen veroorzaakt door anderen komt overeen met de
top drie van beschadigingen veroorzaakt door de respondent zelf. Slechts de volgorde wijkt licht af.
Mannelijke respondenten hebben vaker door toedoen van een ander een deuk in de voorzijde van de auto
(25%), een deuk in de linkerzijde (23%), deuk in de auto rechterzijde (22%), deuk in de auto achterzijde
(33%) en het wegslepen na ongeval binnen (8%) en buiten (8%) de bebouwde kom (7%) dan vrouwelijke
respondenten (respectievelijk 14%, 18%, 17%, 26%, 5% en 4%).
Middelbaar opgeleiden hebben vaker door toedoen van een ander een deuk in de rechterzijde van de auto
(22%) en een deuk in de achterzijde van de auto (33%) opgelopen dan lager opgeleiden (respectievelijk
10% en 22%).
Frequentie
Onderstaande tabel toont het aantal keer dat een respondent bepaalde schade heeft gehad aan de auto
door toedoen van een ander.
1x 2x 3x 4x 5x > 5x Weet
niet
Kras op de auto linkerzijde 52% 20% 7% 2% 0% 4% 15%
Deuk in de auto achterzijde 70% 22% 4% 1% 0% 1% 3%
Kras op de auto rechterzijde 54% 21% 9% 2% 2% 4% 8%
Deuk in de auto linkerzijde 52% 20% 7% 2% 0% 4% 15%
Deuk in de auto voorzijde 75% 18% 3% 0% 0% 0% 5%
Deuk in de auto rechterzijde 74% 16% 4% 1% 0% 0% 4%
Wegslepen na ongeval 81% 14% 0% 0% 0% 0% 4%
binnen de bebouwde kom
Wegslepen na ongeval buiten 87% 8% 1% 0% 0% 0% 3%
de bebouwde
Leeftijd
Jongeren van 18 tot en met 24 jaar (51%) hebben vaker te maken gehad met een kras op de linkerzijde
van de auto door toedoen van anderen dan respondenten in andere respondentgroepen (van 31 tot 40%).
Ouderen van 55 tot en met 65 jaar hebben vaker een deuk in de voorzijde van de auto (25%) en een deuk
in de achterzijde van de auto (38%) opgelopen door toedoen van anderen dan jongeren van 18 tot en met
24 jaar (respectievelijk 10% en 16%). Tevens hebben zij zich vaker moeten laten wegslapen na een
ongeval binnen de bebouwde kom (11%) dan jongeren (0%).
Respondentenprofiel
Op basis van de respons kan het volgende profiel van de respondent van dit onderzoek worden
vastgesteld:
Aan het onderzoek hebben bijna evenveel mannen als vrouwen meegedaan. Bijna de helft van de
respondenten is middelbaar opgeleid, meer dan een derde is hoger opgeleid. De provincies waarin de
respondenten woonachtig zijn, zijn herwogen conform de Nederlandse populatie. Meer dan negen op de
tien respondenten rijd voornamelijk in een eigen privé-auto.
Zes op de tien respondenten hebben 15 jaar of langer hun rijbewijs. Vier op de tien respondenten rijdt
tussen de 10.000 en 20.000 kilometer op jaarbasis. Een kwart van de respondenten rijdt tussen de 20.000
en 40.000 kilometer op jaarbasis. Deze kilometers worden door iets meer dan de helft van de
respondenten voornamelijk privé gereden, en voor een kwart van hen zowel voor privédoeleinden, als voor
zakelijke doeleinden. Meer dan de helft van de respondenten bezit één auto, terwijl een derde van hen
twee auto’s bezit. In negen van de tien gevallen betreft het een schakelauto met versnellingen.
Op basis van de analyse van de resultaten van dit onderzoek heeft MWM2 de volgende bevindingen
gedaan:
Mannelijke respondenten zijn vaker betrokken bij schadegevallen. Tevens hebben zij vaker dan
vrouwelijke respondenten te maken met grotere schadegevallen, zoals het wegslepen van de auto.
Hoger opgeleiden verrichten tijdens het wegrijden en tijdens het autorijden zelf meer handelingen,
die vaak niet gerelateerd zijn aan het autorijden zelf. Tevens wagen hoger opgeleiden zich vaker
aan bepaalde manoeuvres tijdens het autorijden, zoals inhalen op provinciale wegen en op de
linker weghelft van de snelweg rijden. Lager opgeleiden irriteren zich veel vaker aan dergelijke
zaken, zoals hardrijden en geen richting aangeven, dan hoger opgeleiden. Er blijkt echter niet uit
de resultaten dat de hoger opgeleiden door eigen toedoen meer schade veroorzaken dan lager
opgeleiden als gevolg van het rijgedrag.
Mannelijke respondenten vinden vaker van zichzelf dat ze zeer goed kunnen autorijden.
Vrouwelijke respondenten bevestigen dit beeld over hun partner.
Vrouwelijke respondenten worden tijdens het autorijden meestal afgeleid doordat zij aan andere
dingen denken, terwijl mannelijke respondenten tijdens het autorijden meestal worden afgeleid
omdat zij naar andere dingen kijken.
Iedere respondent heeft wel eens schade gehad aan de auto door eigen toedoen. Tevens heeft
iedere respondent wel eens schade gehad aan de auto door toedoen van een ander.
Bijlage 1: vragenlijst
7. Rijdt u deze kilometers voornamelijk voor uw werk, voornamelijk privé of voor beide ongeveer
evenveel?
voornamelijk voor werk
voornamelijk privé
beide ongeveer evenveel
10. Is dat een auto met automaat of een schakelauto met versnellingen?
auto met automaat
schakelauto met versnellingen
12. Kunt u van de onderstaande handelingen aangeven of u die wel eens doet tijdens het wegrijden
(circa eerste 5 minuten) doet? Het gaat erom dat u al daadwerkelijk aan het rijden bent.
Gordel omdoen
Eten/drinken pakken
Sigaret opsteken
Telefoon installeren
(eerste) telefoongesprek voeren
(eerste) sms versturen
routeplanner installeren/instellen
bestemming op kaart opzoeken
anders, namelijk
13. Kunt u aangeven hoe vaak deze handelingen voorkomen tijdens het wegrijden (circa eerste 5
minuten)?
14. Kunt u van de onderstaande handelingen/activiteiten aangeven of u die wel eens doet tijdens
het autorijden?
Eten
Drinken
Praten met medepassagier
Naar andere weggebruikers kijken
Roken
Bellen met carkit (handsfree)
Bellen zonder carkit (niet handsfree)
SMS’ en
Kaart lezen
CD luisteren
Radio luisteren
Medicijnen nemen
Scheren
Opmaken (make-up opdoen)
Haar kammen
TV of DVD kijken
Lezen
anders, namelijk
15. Kunt u aangeven hoe vaak u deze handelingen verricht tijdens het autorijden?
18. Als u denkt aan wat u allemaal kunt afleiden tijdens het autorijden, welke uitspraak is dan het
meest op u van toepassing?
Als ik tijdens het autorijden wordt afgeleid dan is dat meestal omdat ik:
aan andere dingen denk (werk, thuis, vakantie, etc)
andere dingen doe (cd verwisselen, bellen, sigaret pakken, etc)
naar andere dingen kijk (andere weggebruikers, omgeving, DVD, etc)
19. Hoe vaak wordt u door de volgende zaken afgeleid tijdens het autorijden?
(Bijna) nooit Soms Vaak (Bijna) altijd
20. Als u denkt aan situaties dat u ongewild een fout maakte in het verkeer (ongeacht de gevolgen),
welke uitspraak is dan het meest op u van toepassing?
Als ik tijdens het autorijden ongewild een fout maak, dan is dat meestal omdat ik:
aan andere dingen denk (werk, thuis, vakantie, etc)
andere dingen doe (cd verwisselen, bellen, sigaret pakken etc)
naar andere dingen kijk (andere weggebruikers, omgeving, DVD, etc)
21. Met welke onderstaande factoren die stress kunnen veroorzaken heeft u momenteel te maken?
Werkdruk
Onzekerheid over baan/ ontslag
Gezondheidsproblemen van uzelf
Gezondheidproblemen in uw directe omgeving
Spanningen in uw relatie
Spanningen met kinderen of ouders
Aanstaande of recente verhuizing
Aanstaande of huidige verbouwing
Financiële problemen
Anders, namelijk
25. Als u een partner heeft, hoe goed vindt hij of zij dat u kunt autorijden?
zeer goed
goed
niet goed/niet slecht
niet zo goed
helemaal niet goed
niet van toepassing
weet niet
26. Als u een partner heeft, hoe goed vindt u dat hij of zij kan autorijden?
zeer goed
goed
niet goed/niet slecht
niet zo goed
helemaal niet goed
niet van toepassing
28. In welke mate heeft u behoefte aan spanning tijdens het rijden om het autorijden leuker te
maken?
zeer veel
veel
niet veel / niet weinig
weinig
helemaal niet
30. Denkt u dat u meer, minder of evenveel kans hebt op een ongeluk met uw auto dan andere
weggebruikers?
veel meer
meer
beetje meer
even veel
beetje minder
minder
veel minder
31. In welke mate vergroten volgens u de onderstaande factoren de kans op een ongeluk?
Veel meer Meer Beetje meer Geen extra kans
32. Welke van de onderstaande zaken heeft u wel eens meegemaakt met uw eigen auto door eigen
toedoen?
kras op de auto linkerzijde
kras op de auto rechterzijde
deuk in de auto voorzijde
deuk in de auto linkerzijde
deuk in de auto rechterzijde
deuk in de auto achterzijde
wegslepen na ongeval binnen de bebouwde kom
wegslepen na ongeval buiten de bebouwde kom
1x 2x 3x 4x Meer Weet
dan 5x niet
kras op de auto linkerzijde
kras op de auto rechterzijde
deuk in de auto voorzijde
deuk in de auto linkerzijde
deuk in de auto rechterzijde
deuk in de auto achterzijde
wegslepen na ongeval binnen de bebouwde kom
wegslepen na ongeval buiten de bebouwde kom
34. Welke van de onderstaande zaken heeft u wel eens meegemaakt met uw eigen auto door
toedoen van een ander?
kras op de auto linkerzijde
kras op de auto rechterzijde
deuk in de auto voorzijde
deuk in de auto linkerzijde
deuk in de auto rechterzijde
deuk in de auto achterzijde
wegslepen na ongeval binnen de bebouwde kom
wegslepen na ongeval buiten de bebouwde kom
35. Hoe vaak heeft u dit door toedoen van een ander meegemaakt? 1x 2x 3x 4x 5x meer dan 5x
weet niet
1x 2x 3x 4x Meer Weet
dan 5x niet
kras op de auto linkerzijde
kras op de auto rechterzijde
deuk in de auto voorzijde
deuk in de auto linkerzijde
deuk in de auto rechterzijde
deuk in de auto achterzijde
wegslepen na ongeval binnen de bebouwde kom
wegslepen na ongeval buiten de bebouwde kom