Sie sind auf Seite 1von 4

OGP3

Format voor toelichting lesontwerp


Domein: Taal Rekenen/ wiskunde OJW BVO*Geschiedenis.
*omcirkel wat van toepassing is

Voor een meer uitgebreide beschrijving van de standaarden en criteria, zie


bladzijde 2 van de OGP3-opdracht. Of via
https://www.fontys.nl/pabo/denbosch/competentieprofiel/Propedeusefase/index.html

Sta bewust stil bij jouw doelen voor de groep, zoals geformuleerd in de
overdenking van de groep
Sta in je antwoorden aan terugkoppeling naar zowel (vakspecifieke) theorie als
praktijk
Welke keuze(s) heb je in dit
opzicht gemaakt?

B1. Leerdoelen stellen


3.4 passend leerinhouden
vanuit leerlijnen
3.11 Leerprocessen
observeren en registreren

Kerndoel 56
De leerlingen verwerven enige
kennis over en krijgen
waardering voor aspecten van
cultureel erfgoed.
leerlijn:
(gebruiks)voorwerpen uit de
eigen geschiedenis van kinderen
(bijv. kleding, speelgoed, foto's)
-De leerlingen oefenen om elkaar
dingen te vertellen over zichzelf
(procesdoel).
-Aan het einde van de les heeft
elke leerling minimaal 3
verschillende dingen die voor hen
of haar belangrijk zijn over zichzelf
aan 3 andere verschillende
leerlingen verteld (productdoel).
-De leerlingen oefenen om naar
elkaar te luisteren (procesdoel).
-De leerlingen weten aan het
einde van de les nog van minimaal
n leerling iets te vertellen over
wat ze gehoord hebben
(productdoel).

Waarom heb je deze keuze(s)


gemaakt?

Ik heb mijn les gebaseerd op


kerndoel 56. Dit kerndoel hoort
volgens Tule eigenlijk bij
kunstzinnige orintatie. In
overleg met de
geschiedenisdocent mochten
we dit kerndoel ook laten
aansluiten bij geschiedenis. Dit
omdat identiteit en
geschiedenis nauw met elkaar
verweven zijn.
Ik van te voren ook goed met
mijn mentor besproken wat voor
les ik het beste voor
geschiedenis kon geven. Zij gaf
hierbij aan dat ik niet zomaar
een les kan geven over een
bepaald onderwerp, omdat
binnen de basisschool is
afgesproken dat alle lessen
moeten aansluiten bij het
afgesproken thema. Dit doen zij
omdat hun hebben gemerkt dat
als je alle lessen op een thema
aansluit de leerlingen veel meer
betrokken zijn bij de les en het
meer leeft bij de leerlingen. Mijn
mentor wilde graag dat ik dan
een les over identiteit gaf omdat

dit ook aansluit bij de week van


de lentekriebels. Bij de week
van de lentekriebels zijn ze bij
de kleuters veel bezig met hun
eigen lichaam, eigen omgeving
en wat wel en niet fijn is.
B3. Leeractiviteiten
begeleiden
2.6 Samenwerking,
zelfredzaamheid

A3. Leiding geven aan het


groepsproces
1.1 zicht op groepjes
leerlingen
1.3 effectieve
leerkrachtcommunicatie

Ik start de activiteit klassikaal in


de kring. Daarna gaan de
leerlingen in een coperatieve
werkvorm aan de slag.
Als we starten met de
coperatieve werkvorm mogen de
leerlingen door de groep gaan
lopen. Ik zet dan de muziek aan.
Ik geef de leerlingen de opdracht
bijvoorbeeld: Dat de groep 2
leerlingen iemand uit groep 2
gaan zoeken als de muziek stopt
en de leerlingen uit groep 1
iemand uit groep 1. Als ik de
muziek stop moeten de leerlingen
iemand uit die groep zoeken die
zo dicht mogelijk bij hem/haar
staat. Ze krijgen dan allebei 1
minuut om te vertellen. Hierna
klap ik 3x in me handen en weten
de leerlingen dat ze allemaal
moeten gaan zitten. Ik bespreek
dan kort hoe het bij een aantal
groepjes ging. De leerlingen
wisselen dan van kaart en dan
begint het weer van voor af aan.
In de volgende ronde moeten de
leerlingen uit groep 1 iemand uit
groep 2 zoeken en andersom.
Ik loop tijdens de coperatieve
werkvorm rond in de klas om te
kijken en luisteren hoe het bij de
verschillende duos gaat.

Tijdens de werkvorm wijs ik de


leerlingen erop dat ze de maatjes
stem moeten hanteren.

Door de leerlingen op deze


manier aan het werk te zetten
stimuleer ik het samenwerkend
leren. De leerlingen trainen
hiermee de sociale
vaardigheden die nodig zijn
voor het samenwerkend leren
(Luitjes, 2013)
Ik geef ze opdracht wat voor
maatje ze moeten zoeken als
de muziek stopt. Hiermee heb
ik invloed op het
samenwerkend leren. De
leerlingen van groep 2 kunnen
juist goed de leerlingen van
groep 1 sturen en meenemen
in de opdracht.
Ik vind het ook belangrijk dat
de leerlingen van groep 2 ook
samen met een leerling uit
groep 2 kan samenwerken
zodat ze meer een gesprek op
niveau kunnen hebben.

Hierdoor kan ik de groepjes


individueel begeleiden als dat
nodig is. Ik kan de leerlingen de
juiste richting in sturen en
eventueel tips geven.

Hierdoor blijft het rustig in de


klas. De leerlingen zijn deze
regel gewend bij het
samenwerkend leren. Als het
dan toch remoerig in de klas
begint te worden kan ik de

leerlingen op deze regel wijzen.


Tussendoor probeer ik zoveel
mogelijk mimiek te gebruiken.

A4. Interactie aangaan met


de groep
3.13 feedback aan leerlingen

B2 Leeractiviteiten
ontwerpen
3.6 werkvormen en
groeperingsvormen
4.5 leeromgeving inrichten

Tussen de rondes door pols ik bij


de groepjes klassikaal hoe het
gaat. Ik geef dan eventueel tips
hoe ze bij de volgende ronde meer
door zouden kunnen vragen.
Aan het einde van de activiteit
komen alle leerlingen weer in de
kring zitten. Ik bespreek dan
klassikaal hoe de activiteit
verlopen is bij de duos en of ze
iets bijzonders/leuks gehoord
hebben van een maatje.

Klassikaal in de kring opstarten.


Hierna gaan de leerlingen in een
coperatieve werkvorm: wandelwissel uit aan de gang.

Doormiddel van mimiek kan ik


de leerlingen al veel duidelijk
maken zonder te hoeven
praten. Dit zorgt ook weer voor
meer rust in de klas. Vooral bij
kleuters speelt mimiek een
belangrijke rol.
De leerlingen kunnen
doormiddel van deze manier
ervaringen met elkaar
uitwisselen. De leerlingen
denken nu zelf na over hoe de
activiteit verlopen is. Dit is een
lastig proces bij kleuters wat
veel oefening vergt en dus veel
aandacht nodig heeft. Ik heb de
mogelijkheid de leerlingen tips
en complimenten te geven wat
er voor zal zorgen dat de
leerlingen zich bij de volgende
activiteit verder kunnen
ontwikkelen.
Ik ben in de ochtend eerst de
dag op gaan starten met de
leerlingen. Hierbij kwam ook al
geschiedenis aan bod. De
datum, maand, jaar en dagen
worden met de leerlingen
behandeld. Op deze manier zijn
de kleuters al meteen bezig met
geschiedenis.
Ik heb voor deze werkvorm
gekozen omdat de leerlingen
dan de kans krijgen om met
meerdere maatjes
samengewerkt te hebben. Ik
kan de leerlingen hierbij ook
sturen op wat voor maatje ze
moeten zoeken. Hierdoor kan ik
ook meer grip op het
groepsproces houden.
De leerlingen hebben op deze
manier ook sociaal contact met
elkaar. Persoonlijk contact is de
derde basisbehoefte van
kinderen en jongeren die
deelnemen aan een groep

(Luitjes, 2013).

Ik zorg dat ik vooraf alle


materialen al klaar heb liggen.

Mijn Mentor heeft de leerlingen


gevraagd om een voorwerp mee
te nemen dat voor hen belangrijk
is. Er is besloten om niet de
ouders hierover te mailen.

Doordat ik vooraf alle


materialen al klaar heb liggen
begin ik de les goed
georganiseerd.

Dit besluit is genomen omdat


de ouders de laatste tijd al veel
mailtjes ontvangt van de school.
De ouders hebben de laatste
tijd veel moeten helpen bij
groepsactiviteiten, hierdoor
voelde mijn mentor zich
bezwaard om weer de ouders
te mailen. Ik heb dit zelf
opgelost door kaarten te maken
met daarop verschillende
voorwerpen die te maken
hebben met je identiteit.
Hierdoor hebben de leerlingen
die niks bij zich hebben toch
een hulpmiddel om iets over te
kunnen vertellen. Bijvoorbeeld:
een kaart met familie daarop
zorgt ervoor dat de leerling
ideen krijgt bij familie en dus
iets kan vertellen over waarom
zijn/haar familie zo belangrijk is
voor hem/haar.

Das könnte Ihnen auch gefallen