Sie sind auf Seite 1von 5

Kritische reflectie

Brechtje Kramer
PEH15C
07-04-2016

Wat wilde ik?


Ik had voor dit blok een paar leerdoelen centraal gesteld. Dit waren de leerlingen
betrokken houden en een groep begeleiden. Ik vind deze twee erg belangrijk
voor een goede lesverloop. Ik heb hier actief aan gewerkt door werkvormen te
gebruiken waarbij de leerlingen actief aan meedoen. Zo wilde ik de
betrokkenheid vergroten en behouden. Ik heb geprobeerd om mijn lessen zo
interessant te maken dat de leerlingen intrinsieke motivatie krijgen. Intrinsieke
motivatie zorgt voor een hogere en betere betrokkenheid. Ik ben op mezelf gaan
letten op consequent zijn en aanspreken op ongewenst gedrag. Ik vind dit bij een
groep begeleiden horen. De klas vertrouwt mij en luistert ook naar mijn
instructie.
Ik denk dat het leerdoel van een groep begeleiden bij mij behaald is. Het leerdoel
van de betrokkenheid wil ik nog houden om nog meer manieren te zoeken voor
een goede betrokkenheid. Als mijn PoP van vergeetachtigheid af is, wil ik dit als
tweede PoP.
Prima. Het laatste stuk past beter bij wat deed het met mij en hoe nu verder?.

Wat werd er van mij verwacht en wat deed ik hieraan?


A.1 Bespreken van en omgaan met regels
2.1 fysiek en sociaal-emotionele veilige leeromgeving
De student maakt zichtbaar welke regels er in de groep gelden en toont aan at
hij de regels kan hanteren ten behoeve van het realiseren van een fysiek en
sociaal-emotionele veilige leeromgeving.
Ik probeer iedere keer aan het begin van mijn les even kort de regels te
bespreken. Ik laat de leerlingen hier eerst zelf over nadenken. Als er dan een van
die regels doorbroken wordt, kan ik daar in de les op terugpakken. Ik wil dit wel
eens vergeten, maar de leerlingen weten wel welke regels bij mij in de klas
gelden. Ik heb ook altijd als regel dat de leerlingen respectvol op elkaar reageren.
Ik wil niet dat er iemand in de klas is die zich niet veilig voelt om een antwoord te
geven. De leerlingen luisteren ook naar mij als ik ze aanspreek op hun gedrag. Ik
laat ze hierbij zelf nadenken over hun gedrag en wat daar ongewenst aan is. Dan
blijft de regel beter hangen.
Klinkt positief. Vooral ook dat je leerlingen bij dit proces betrekt en zelf laat
nadenken over wat gewenst en ongewenst is.
Ik ben naar een paar dingen nog benieuwd.
Zijn er veel andere regels dan wanneer de mentor les geeft? Of hebben jullie
gezamenlijk de regels doorgesproken? Of is er veel overeenkomst met een eigen
accent van eenieder?
Bespreek je de regels alleen mondeling of hangen ze gedurende de les ook
zichtbaar in de klas? Van de mentor hoor ik terug dat je heel benaderbaar bent

en een fijne manier van communiceren naar leerlingen hebt, sluit aan bij de
mentor.

A.3 Leiding geven aan het groepsproces


1.1 zicht op groepjes leerlingen
1.3 effectieve leerkrachtcommunicatie
De student toont aan dat hij samenwerkend/coperatief leren tijdens de
onderwijsactiviteiten bevordert en laat expliciet zien dat hij de kinderen
aanspreekt op gedrag, hen positief stimuleert en zicht houdt op alle groepjes
leerlingen.
Ik heb meer met zelfstandig werken gedaan dan met samenwerkend leren, maar
ik heb samenwerkend leren wel verwerkt in de lessen. Ik heb maar een paar
lessen gegeven waarbij de leerlingen de hele les moeten samenwerken. Meestal
kies ik voor een werkvorm waarbij de leerlingen deels samenwerken en deels
zelfstandig. Ik vind het namelijk wel belangrijk dat de leerlingen bij sommige
onderwerpen mogen overleggen. Ook probeer ik de leerlingen positief te
stimuleren door complimentjes tussentijds op hun werk te geven. Ik heb een
overzicht als ik voor de klas sta op alle groepjes leerlingen. Ik zie als iemand
afgeleid raakt en dan spreek ik de leerling hierop aan. We krijgen maar kort de
tijd per les, dus het moet wel afkomen.
Uit dit stuk blijkt waar jij als leerkracht voor staat: ik vind het namelijk wel belangrijk.
Goed. Waarom past juist deze werkvorm bij jou?

Welke vormen van samenwerkend leren heb je toegepast?


Bedoel je met een overzicht dat je een blaadje in je hand houdt en
aantekeningen maakt? Of dat je overzicht hebt?
Goed dat je werkt met positief stimuleren. Positieve bekrachtiging. Het gewenste
gedrag stimuleren.
Verder laat je veel dingen zichtbaar worden met hun handen. Je houdt de vaart
erin met je stem, verheft je stem indien nodig, ben consequent, alleen is er wel
wat geroep, (je doet je vinger voor je mond, maar je antwoord wel) Je spreekt af
op fluistertoon, doen alle kinderen dat.
Bij het samenwerken is er meer vrijheid, die dient begrenst te worden. Daar vindt
ze nog wel eens lastig.
In iedere les is zelfst. Werken en samenwerken.

A.4 Interactie aangaan met de groep


3.12 feedback aan leerlingen
De student toont aan dat hij vanuit een onderzoekende houding gesprekken
voert met de leerlingen door actief te luisteren. De student evalueert de
onderwijsactiviteiten met kinderen en hij geeft feedback aan leerlingen op het
samenwerkingsproces en/of op de gestelde leerdoelen (proces- en product).
Ik luister altijd naar de leerlingen en zij weten ook dat ze altijd bij mij terecht
kunnen als ze wat nodig hebben of als er wat is. Ze weten dat ze bij mij gehoord
worden. Tijdens de les geef ik altijd feedback aan de leerlingen over hoe ze aan
het werk zijn en wat er goed is of beter kan. Ik ben nu bezig met het vooraf
vertellen wat de lesdoelen zijn. Aan het einde van de les (doe ik al) bespreek ik
deze met de leerlingen. Ik vraag of de leerlingen die vinden dat ze het lesdoel
behaald hebben (of een beetje) om hun hand op te steken. Dan mogen een paar
leerlingen herhalen wat ze precies geleerd hebben. Ik vertel aan de leerlingen dat

ik vind dat ze goed gewerkt hebben of niet en ik vraag aan hun wat ze van mijn
les vonden.
Slim dat je vooraf verteld wat je lesdoelen zijn. Hierdoor kun je concreter evalueren aan
het einde van de les. Hiervoor stel je dat je ook regels afspreekt. Is het dan zo dat je nu
vooraf proces- en productdoelen afspreekt? Zo ja dan is dat heel sterk. En nog sterker als
je daar consequent op evalueert met de leerlingen en er in de volgende les rekening mee
houdt.
Van je mentor hoor ik terug dat dit stuk nog niet terug komt, omdat het nog vooral
deellesjes zijn.

B.1 Leerdoelen stellen


3.4 passende leerinhouden vanuit de leerlijnen
3.11 leerprocessen observeren en registreren
De student kiest in zijn lesontwerp voor de passende leerdoelen (proces- en
product) die aansluiten bij leerlijnen en het bestaande onderwijsprogramma van
de stagegroep
Voor elk, aan dit OGP deelnemend, vak wordt ten minste n les ontworpen n
uitgevoerd.
Als ik mijn lesdoel beslis/ verwoord, kijk ik altijd op tule voor de bijpassende
leerlijnen en kerndoelen. Dit doe ik ook andersom, ik kijk naar de leerlijnen en
kerndoelen en daar baseer ik mijn lesdoelen op. Ik moet nog iets beter aan mijn
procesdoelen werken, want daar doe ik nog niet zoveel mee. Ik weet dat deze
belangrijk zijn, dus hier ga ik nog mee aan de slag (nieuw leerdoel?). Ik bespreek
altijd voor ik mijn lessen maak waar de leerlingen nu mee bezig zijn. Dan kan ik
ze daar op afstemmen. Ik kijk ook in de methodes voor de lesdoelen en opbouw,
maar ik pas deze wel aan. Bij mijn persoonlijke leerdoelen moet ik gaan opletten
dat ik er ook bijschrijf hoe ik deze wil bereiken. Ik heb ook voor elk vak van deze
OGP een les gemaakt en gegeven.
Je geeft aan dat 3.4 al heel sterk is. Zet bij de bovenstaande zin methode al bij.
Dan houd je alles netjes bij elkaar. Ook geef je aan dat je voor 3.11 nog wat mag
groeien. Wat heb je daarvoor nodig?

B.2 Leeractiviteiten ontwerpen


3.6 werkvormen en groeperingsvormen
4.5 leeromgeving inrichten
De student toont in het onderwerp aan dat hij coperatieve werkvormen
hanteert. De student maakt zichtbaar dat hij voor aanvang van de lesactiviteiten
benodigde materialen en leermiddelen klaar zet.
Ik heb in bepaalde lessen coperatieve werkvormen ingezet, maar niet in
allemaal. Meestal komt er in al mijn lessen wat tijd om even te overleggen met
je buurman of buurvrouw. Ik gebruik deze coperatieve werkvormen alleen als
deze mijn lesdoelen ondersteunen en om het groepsverband te stimuleren. Ik zou
wel meer gebruik kunnen maken van coperatieve werkvormen, maar ik ben zelf
vaker een voorstander van zelfstandigheid en zelfredzaamheid. Als het nodig is,
zorg ik ervoor dat alles wat ik nodig heb in mijn les klaar staat. Ik wil geen tijd
verspillen en onrust zaaien omdat ik nog al mijn spullen bij elkaar moet zoeken.
Ik zet het s ochtend klaar of zorg dat het binnen handbereik bij elkaar staat

zodat ik het snel en gemakkelijk kan pakken. Ik heb mij hier altijd op voorbereid
en denk na over de plek waar ik alles zet.
Ik zie nieuwe groepjes. Heb je hier mee over nagedacht a.h.v. jouw typering van
de groep?
In jouw taalles houd je rekening met kinderen die nog 1 samen willen doen en die
alleen aan de slag kunnen. Ik zie dat kinderen werken in taalmaatjes. Hoe zijn die
taalmaatjes tot stand gekomen? Heb je hiervoor informatie gebruikt uit je
typering van de groep?
Je laat hier wederom duidelijk merken waar je voor staat. Kun je duidelijk maken
waarom in jouw lessen juist het accent ligt op zelfstandigheid en
zelfredzaamheid? Zou dit voor alle kinderen goed zijn? Of kun je daar ook in
differentiren? En w

B.3 Leeractiviteiten begeleiden


2.6 samenwerking, zelfredzaamheid
De student toont aan dat hij in staat is om in de lesuitvoering coperatieve
werkvormen te hanteren. De student toont aan dat hij leerlingen hulp biedt bij
het leerproces, rekening houdend met de kenmerken van de groep. Hij bevordert
de samenwerking tussen leerlingen en de redzaamheid van individuele
leerlingen.
Als ik coperatieve werkvormen gebruik, geef ik eerst mijn instructie en zorg ik
dat alles klaar is. Daarna maak ik de groepjes of zet ik de coperatieve
werkvormen in. Dan weten de leerlingen ten minste eerst wat ze moeten doen
voordat het onrustig wordt. Samenwerken gaat vaak gepaard met praten,
daarom wil ik het van tevoren gezegd hebben. Ik spreek van tevoren een
stilteteken af waardoor vervolgens alle ogen op mij gericht zullen zijn en alle
mondjes dicht. Als de leerlingen aan het werk zijn, loop ik constant rond om te
helpen. Als er een veel gestelde vraag is, bespreek ik deze even klassikaal. Ik kan
de samenwerking tussen leerlingen nog iets meer stimuleren, want ik gebruik zelf
liever/meestal zelfstandige werken en opdrachten. Ik wil wel het samenwerken
bevorderen, want ik vind dit wel heel belangrijk.
Kun je de eerste alinea nog aanvullen met een specifieker voorbeeld waarin je
het doel aantoont?
En de laatste zin klopt niet met het stuk hierboven. Want daar stel je juist dat het
accent ligt op zelfstandigheid. Terwijl je hier stelt dat je samenwerken heel
belangrijk vindt.
In je taalles zie ik dat sommige kinderen naar je toe komen met een vraag.
Andere steken een vinger omhoog. Wat had je met ze afgesproken? En hoe
consequent was jij hierin?

Welke betekenis heeft het voorgaande voor mij?


Als ik zo terug kijk op deze competenties/ doelen vind ik dat ik hier goed aan heb
gewerkt. Er zijn een paar puntjes waar ik verder mee wil (zie hoe nu verder) en
die ga ik ook uitwerken. De meeste doelen heb ik wel behaald en kan ik ook laten
zien. Ik moet alleen opletten dat ik bepaalde dingen niet vergeet, want ik wil nog
wel eens voorgenomen handelingen vergeten (zoals feedback vragen op de les).
Voor dit soort kleine dingen (en grote soms) ben ik bezig met mijn PoP over
vergeetachtigheid.

Duidelijk. Geef hier vooral ook aan wat het bovenstaande betekent in jouw
lespraktijk. Wat doe je nu anders? Waar heeft dit concreet toe geleid?

Hoe nu verder?
Ik heb een paar puntjes waar ik nog wel aan verder wil werken. Sommigen omdat
ik ze nog niet beheers of doe en sommige omdat ik ze nog beter wil. Dit zijn
puntjes die ik belangrijk vind.
- Ik wil nadat mijn PoP over vergeetachtigheid is afgerond een PoP maken over de
betrokkenheid van de leerlingen. Meestal is de betrokkenheid van mijn leerlingen
al hoog, maar ik wil dit nog beter kunnen en ook precies weten welke
werkvormen en handelingen dit stimuleren. Dan kan ik deze ook nog bewuster
inzetten en hier aan werken.
- Ik wil meer aan de procesdoelen werken. In mijn lessen van nu staan eigenlijk
vooral productdoelen en geen procesdoelen. Ik wil hier meer op gaan letten en
hier ook over nadenken en deze inzetten. Deze zijn namelijk wel belangrijk en
vaak nodig om het productdoel te behalen.
- Ik wil bij mijn eigen leerdoelen zetten hoe ik denk deze te behalen en hoe ik ze
meeneem in de desbetreffende les. Dit hoeft niet heel uitgebreid, want het moet
niet op een PoP gaan lijken. Even kort vertellen hoe ik in de desbetreffende les
werk aan dat leerdoel.
Prima, duidelijke doelen. Maak ze meetbaar zoals je in je eigen
lesvoorbereidingen ook doet. En zet erbij HOE je die wilt halen. Duik je de theorie
in? Ga je je mentor hierop observeren? Ga je in gesprek met mentor/SLB-er?

Das könnte Ihnen auch gefallen