Sie sind auf Seite 1von 9

Lesvoorbereidingsformulier Fontys Hogeschool Kind en Educatie, Pabo Eindhoven

Bron: Didactisch model van Gelder


Student(e)
Anne van de Lisdonk
Klas
PEH15VA
Stageschool OBS Brandevoort
Plaats
Helmond
Vak- vormingsgebied: Taal spelling
Speelwerkthema / onderwerp: Samen leven - herhaling

Mentor
Datum
Groep
Aantal lln

Sanne
17-03-2016
7C
28

Persoonlijk leerdoel:
Duidelijke uitleg geven: Ik wil aan het einde van deze periode een duidelijk uitleg kunnen geven aan groep 7. Om dit te bereiken moet ik zorgen
dat iedereen goed oplet tijdens de uitleg en dat ik de stof rustig uitleg.
Orde houden: Ik wil ervoor zorgen dat ik goed orde kan houden tijdens deze spellingsles. Om orde te kunnen krijgen en te behouden ga ik een
aantal regels met de leerlingen afspreken, deze regels zijn als volgt:
- tijdens mijn uitleg is het stil
- als je iets wilt vertellen/vragen steek je je vinger op
- we luisteren naar elkaar
Samenwerken bevorderen :Ik wil deze periode het samenwerken in de klas bevorderen. Dit ga ik vandaag doen door de leerlingen samen een
opstart opdracht te laten doen.

Lesdoel(en):
-

Evaluatie van lesdoelen:

De leerlingen oefenen met regelwoorden (stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden),


weetwoorden (woorden met ch- of wr-) en werkwoorden (vt. Van regelmatige
werkwoorden op ten en den). (procesdoel)
De leerlingen oefenen met woorden op isch(e). (procesdoel)
De leerlingen hebben geoefend met het samenwerken waarbij ze naar elkaar hebben
geluisterd en overlegd hebben over de opdracht. Aankomende periode gaan de
leerlingen hier nog vaker mee oefenen. (procesdoel)
De leerlingen oefenen met het enkelvoud en meervoud in zinnen. (procesdoel)

De leerlingen zijn deze les bezig met kerndoel 11: De leerlingen leren een aantal taalkundige
principes en regels. Zij kunnen in een zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en
delen van dat gezegde onderscheiden. De leerlingen kennen:
- Regels voor het spellen van werkwoorden
- Regels voor het spellen van andere woorden dan werkwoorden
- Regels voor het gebruik van leestekens.

Aan het einde van de les ga ik de werkboeken en


schrijfschriften met een rode pen nakijken. De
woorden of opdrachten die fout zijn nagekeken door
de leerlingen verbeter ik door een rode streep
eronder te zetten. Bij verkeerd geschreven woorden
zet ik het juiste woord erachter, deze gaan de
leerlingen dan opnieuw schrijven (5 keer). Wanneer
een leerling teveel fouten heeft met het
enkelvoud/meervoud geef ik het werkboek terug
zodat ze dit kunnen verbeteren.

Beginsituatie:
In klas 7C zitten 28 leerlingen, 13 meisjes en 15 jongens. De spellingsles is op donderdag altijd de tweede les. De afgelopen twee weken hebben
de leerlingen gewerkt aan blok 6. Ze hebben in dit blok gewerkt aan de stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden, weetwoorden en
werkwoordvervoegingen. De stof die we dus vandaag gaan behandelen hebben ze al een keer gehad waardoor ze de opdracht grotendeels goed
zouden moeten maken. Omdat veel leerlingen nog niet weten wanneer het ev/mv is gaan ze bij elke vraag dit ervoor zetten. De afgelopen weken
zag ik dat veel leerlingen hierbij veel fouten hadden gemaakt. De leerlingen vinden de spellingslessen niet heel interessant. Bij de uitleg zie dat
de leerlingen het snappen. Zodra ze zelf aan het werk moeten maken ze toch veel foutjes. De leerlingen werken in dit soort lessen vaak met het
stoplicht. Ze zijn gewend om de opdrachten alleen te maken en hulp te vragen wanneer dit niet lukt. Vaak is het tijdens het werken rustig.
Om het samenwerken te bevorderen heb ik aan het begin een activiteit bedacht waarbij de leerlingen in tweetallen samen een wedstrijdje gaan
doen. Ze moeten hierbij samen gaan overleggen welke woorden met isch(e) goed zijn en welke ze aan de klas willen vertellen. Ik heb deze
opdracht in tweetallen gedaan omdat dit de beste manier van samenwerken in mijn stageklas is. (zie overdenking) De leerlingen hebben dit nog
niet eerder gedaan. Gelukkig zijn ze vaak enthousiast wanneer ze iets nieuws mogen doen. Omdat ze samenwerken met hun buurman/buurvrouw
zal dit vrij vlot gaan omdat ze ook hulp aan elkaar vragen.
Lesverloop
Tijd

Leerinhoud

Didactische handelingen
Leraar

Leeractiviteit
leergedrag leerling(en)

Materialen /
Organisatie

+/- 5
minuten

10
minuten

Samen woorden
bedenken met
de
isch(e)

Voordat we beginnen aan de les vertel ik eerst de regels


die ik voor mezelf heb gemaakt om beter orde te kunnen
houden (persoonlijk leerdoel). Wanneer de spellingsles
begint zeg ik dat we niet beginnen met het gebruikelijke
dictee maar dat de leerlingen eerst woorden gaan
bedenken met isch(e). De leerlingen doen dit samen
met zijn/haar buurman, en schrijven de woorden op het
wisbordje op (allebei hun eigen wisbordje) De leerlingen
krijgen hier ongeveer 2 minuten de tijd voor, daarna
gaan ze de woorden vergelijken en kijken ze of de
woorden goed zijn.

De leerlingen gaan samen aan de


slag met de opdracht. Ze
proberen ervoor te zorgen dat ze
zoveel mogelijk woorden
opschrijven die eindigen met
isch(e). Wanneer de twee
minuten voorbij zijn kijken ze
samen naar de opgeschreven
woorden.

wisbordje

Woordendictee
van blok 6 les 6.

Ik ga een dictee geven met woorden die terugkomen in


de les. Als we klaar zijn met het dictee zorg ik ervoor dat
de antwoorden op het bord staan zodat de leerlingen het
zelf kunnen nakijken.

De leerlingen zorgen ervoor dat


ze goed opletten tijdens het
dictee zodat ze de woorden goed
kunnen opschrijven.

dicteeschriften
rood potlood
digibord

Ik zeg van te voren dat ze dit met rood moeten gaan


nakijken. niet bij ieder woord een kruisje of een krul
maar alleen de woorden die je fout hebt
onderstrepen/doorstrepen en die tellen als fout.
Onderaan noteer je het aantal fouten.

Wanneer de antwoorden op het


bord staan controleren de
leerlingen zichzelf en zorgen ze
ervoor dat ze letten op wat ik net
heb gezegd.

Ik vertel dat als ze hebben nagekeken er n leerling uit


elk groepje de schriften op mijn tafel mag leggen. de
rest van de leerlingen blijft stil zitten.

n iemand van elk groepje legt


de schriften achterop op mijn
tafel.

35
minuten

Samen naar de
opdrachten
kijken/maken en
individueel aan
het werk.

Ik kijk samen met de leerlingen naar de opdrachten, en


maak bij opdracht 1 de eerste en laatste zin van het
eerste rijtje.
De rest van de opdrachten leg ik aan de leerlingen uit. Ik
vertel dat ze bij alle zinnen van alle opdrachten gaan
benoemen of het enkelvoud of meervoud is. En dat ze bij
opdracht 2 en 9 het onderwerp gaan onderstrepen.
Ik zeg dat als ze klaar zijn ze zelf nakijken en dat ze het
schrift en het werkboek op mijn tafel moeten leggen. Ze
gaan daarna verder werken aan de weektaak.

5
minuten

De les
bespreken

De leerlingen gaan individueel


aan de slag met de opdrachten.
De leerlingen zorgen ervoor dat
ze bij alle zinnen er voor zetten
of het enkelvoud of meervoud is
en dat bij opdracht 2 en 9 het
onderwerp van de zin is
onderstreept.

De leerlingen kijken zelf de les na


en leggen daarna het schrift en
hun werkboek samen op mijn
tafel.

De leerlingen gaan doorwerken


aan de weektaak.
Ik vraag aan de leerlingen wat ze van deze les vonden en De leerlingen gaan nadenken
het onderwerp wat we hebben behandeld. Ik vraag ook
over wat ze willen vertellen over
hoe ze de begin opdracht vonden en of ze dit misschien
de les. Wanneer ze iets willen
vaker willen doen.
zeggen steken ze hun vinger op
en is de rest van de klas stil.

spellingschriften
werkboeken
digibord
nakijkboekje
rood potlood

Persoonlijke reflectie
Wat wilde ik?
Ik wilde tijdens deze les werken aan de volgende persoonlijke leerdoelen:
Duidelijke uitleg geven: omdat de stof in groep 7 steeds moeilijker word is het belangrijk dat een ik goede en duidelijke uitleg geef over
onderwerp. Tijdens mijn instructie moet ik ruimte openlaten voor vragen van leerlingen. Om een goede en duidelijke uitleg te geven is
belangrijk dat ik zorg dat iedereen oplet en ik de stof rustig uitleg.
Orde houden: Ik wil ervoor zorgen dat ik goed orde kan houden tijdens deze spellingsles. Om orde te kunnen krijgen en te behouden ga ik
aantal regels met de leerlingen afspreken, deze regels zijn als volgt:
- tijdens mijn uitleg is het stil
- als je iets wilt vertellen/vragen steek je je vinger op
- we luisteren naar elkaar
Samenwerken bevorderen : ik wil proberen het samenwerken in de klas te stimuleren door de leerlingen samen een opstart opdracht te la
doen.

Wat deed ik?


Ik ben begonnen om stilte te vragen in de klas. Toen het stil was heb ik de regels uitgelegd en vertelt wat we deze les gingen doen. Nadat ik de
globaal had doorgenomen zijn de leerlingen begonnen met het bedenken van woorden met isch(e). Ik heb toen goed de tijd in de gaten gehou
en de leerlingen aangespoord om nog beter te gaan nadenken over de woorden. Ik heb daarna stilte gevraagd in de klas en hebben samen een
paar woorden doorgenomen. Ik heb daarna gezegd dat we begonnen met het dictee. De leerlingen hebben hun spullen gepakt en waren stil. Ik
ben begonnen met de woorden op te noemen, sommige heb ik een paar keer herhaald. Tijdens het dictee was het vrij druk waardoor ik vaak
moest ingrijpen. Dit kon voor mijn gevoel nog iets beter aangezien het niet lang stil bleef. Na het dictee heb ik de opdrachten met de leerlingen
doorgenomen. Helaas viel het bord uit waardoor ik de opdrachten niet meer op het bord samen kon doen met de leerlingen. Na de uitleg zijn de
leerlingen aan de slag gegaan en heb ik rondgelopen om te kijken of alles goed ging. Ik heb de schriften en werkboeken na de les nagekeken o
te kijken of de leerlingen zichzelf goed hadden verbeterd. Schriften met veel fouten heb ik aan de leerlingen terug gegeven zodat ze deze konde
verbeteren.

Welke betekenis had dit voor mij?


Ik vond de les op zich goed gaan. De leerlingen hadden aan het einde van de les de opdrachten allemaal af. De meeste hadden hierbij (bijna) ge
fouten gemaakt. De structuur in de les ging een beetje rommelig. Het bord viel uit. Dit was jammer omdat ik erop had gerekend dat ik een aant
opdrachten samen met de leerlingen kon maken. Ik vind het belangrijk dat het stil is wanneer ik hier om vraag, daarom vond ik het jammer dat
niet gebeurde tijdens de les.

Hoe nu verder?
In de toekomst wil ik leren om de klas strenger aan te spreken wanneer ze niet goed meedoen in de les. Ik kreeg van mijn mentor te horen dat i
veel strenger mag zijn naar de leerlingen toe, ik reageer vaak te lief. Ik wil me er dus in gaan verdiepen hoe ik dit het beste kan doen. Ik ga
hiervoor eerst mijn mentor observeren. De komende tijd ga ik proberen erop te letten hoe vaak ik aan de klas moet vragen of ze stil willen zijn.

Door dit bij te houden kan ik een groei bij mezelf zien. Ik wil mijn mentor ook om feedback vragen op dit vlak.
Literatuur:
http://tule.slo.nl/Nederlands/F-L11.html

OGP3
Format voor toelichting lesontwerp
Domein: Taal Rekenen/ wiskunde OJW BVO*
*omcirkel wat van toepassing is

B1. Leerdoelen stellen


3.4 passend leerinhouden
vanuit leerlijnen
3.11 Leerprocessen
observeren en registreren

Welke keuze(s) heb je in dit


opzicht gemaakt?

Waarom heb je deze


keuze(s) gemaakt?

De leerlingen gingen bij deze


les werken aan het correct
schrijven van bijvoeglijke
naamwoorden en woorden die
eindigen op isch(e). Kerndoel
11 past hier het beste bij
omdat volgens dit kerndoel de
leerlingen een aantal
taalkundige principes en regels

Ik ben gaan kijken wat de


leerlingen deze les gingen
doen. Ik heb toen op
Tule.slo een kerndoel
gezocht waarbij deze
onderwerpen terug
kwamen. Deze
onderwerpen vielen onder
kerndoel 11 omdat de

B3. Leeractiviteiten
begeleiden
2.6 Samenwerking,
zelfredzaamheid

leren. Zij kunnen in een zin het


onderwerp, het werkwoordelijk
gezegde en delen van dat
gezegde onderscheiden. De
leerlingen kennen:
- Regels voor het spellen van
werkwoorden
-Regels voor het spellen van
andere woorden dan
werkwoorden
- Regels voor het gebruik van
leestekens.
Ik heb aan het begin van de
les verteld wat we gingen
doen. Bij het wedstrijdje heb
ik verteld wat voor woorden ze
moesten bedenken (woorden
met isch(e) ) Dit moesten ze
in tweetallen gaan doen . Ik
heb daarna gezorgd dat de
leerlingen hun dictee schrift
voor zich hadden. Ik heb het
dictee voorgelezen en
gewacht tot iedereen het
geschreven had. Ik heb daarna
de goede woorden op het bord
geschreven zodat de
leerlingen het zelf konden na
kijken. Bij het werkboek heb ik
alle opdrachten uitgelegd en
gevraagd of iedereen de
opdracht snapte. Verder heb ik
erbij gezegd dat de leerlingen
duidelijk aan moesten geven
of het enkelvoud/meervoud
was. De leerlingen zijn na mijn

leerlingen woordsoorten
correct leren spellen.

Ik heb ervoor gekozen om


de opdrachten zo uit te
leggen omdat de
leerlingen dan meteen
wisten wat ze moesten
doen. Verder heb ik als
persoonlijk leerdoel: een
duidelijke instructie/uitleg
geven . Om dit leerdoel te
behalen is het dus
belangrijk dat ik de
opdrachten telkens goed
uitleg zodat de leerlingen
zelfstandig aan het werk
kunnen.

A3. Leiding geven aan


het groepsproces
1.1 zicht op groepjes
leerlingen
1.3 effectieve
leerkrachtcommunicatie

A4. Interactie aangaan


met de groep
3.13 feedback aan
leerlingen

B2 Leeractiviteiten
ontwerpen
3.6 werkvormen en
groeperingsvormen
4.5 leeromgeving

uitleg aan het werk gegaan


met de opdrachten.
Ik heb tijdens het wedstrijdje
aan het begin van de les
rondgelopen om te kijken of
iedereen aan het werken was.
Bij het dictee heb ik de
leerlingen aangekeken en
aangesproken om de rust in de
klas te behouden. Tijdens het
maken van de opdrachten heb
ik rondgelopen om leerlingen
te helpen met vragen en om te
kijken of iedereen aan het
werk was en het snapte.
Ik heb de mooiste woorden uit
het wedstrijdje met de
leerlingen klassikaal
besproken. Ik heb toen
feedback gegeven op de
genoemde woorden. Verder
heb ik tijdens het werken
leerlingen feedback gegeven
op de manier waarop ze de
opdrachten aan het maken
waren. Ik heb ze ook geholpen
hoe ze konden zien of ze zelf
de opdrachten goed aan het
maken waren.
Omdat dit een methode les
was heb ik er een
samenwerkingselement aan
toegevoegd. Ik heb ervoor
gekozen om in tweetallen een
soort van wedstrijd element
in te stoppen. De leerlingen

Ik heb ervoor gekozen om


het zo te doen omdat ik op
deze manier een goed zicht
had in wat de leerlingen
aan het doen waren.
Sommige leerlingen waren
bij het werken aan de
opdrachten namelijk meer
aan het rondkijken dan aan
het werken. Door ze aan te
sporen om te gaan werken
hebben ze het uiteindelijk
wel allemaal af gekregen.
Door feedback te geven liet
ik aan de leerlingen merken
dat ik de inzet waardeer en
dat ik ze kan helpen om
opdrachten nog beter te
maken. Door de gegeven
feedback zagen leerlingen
ook dat ze bepaalde fouten
eigenlijk niet hoefde te
maken omdat ze de
opdracht eigenlijk wel goed
snapte maar gewoon niet
goed hadden gelezen.
Ik heb dit in tweetallen
gedaan omdat dit vanuit
mijn overdenking de beste
manier was. Aangezien de
klas het moeilijk vind om
samen te werken is het
belangrijk dat ik begin met

inrichten

moesten samen zoveel


mogelijk woorden bedenken
met isch(e).

het samenwerken in kleine


groepjes. Dit is dus een
tweetal.

Das könnte Ihnen auch gefallen