Sie sind auf Seite 1von 21

Samenvatting sociologie hoofdstuk 1 t/m hoofdstuk 8

Hoofdstuk 1 sociologie
1.1 Waarneming
Aan alle waarnemingen ligt een bepaald gezichtspunt, dit is een leidend beginsel, een bepaalde
belangstelling of theorie ten grondslag, dat selecteert uit de veelheid van waar te nemen verschijnselen.
Onze waarneming is selectief, dit wil zeggen dat we niet allemaal dezelfde voorstelling hebben ookal
leven we maatschappelijk hetzelfde.
1.2 Zingeving
Sociologie bestudeert het samenleven van mensen in kleinere en grotere groepen.
Mensen hebben iets niet of nauwelijks wat dieren wel hebben, instinct. Het ontbreken van instincten bij
mensen wilt zeggen dat ze iedere generatie alles opnieuw moeten leren.
Leer processen zijn belangrijk voor mensen. Hier krijgen zij een zekere kennis basis van. Mensen
hebben daarnaast geleerd om bepaalde zaken te verklaren (kennis verklaren).
Ten slotte oordelen wij ook over alles en iedereen en heeft iedereen daardoor een bepaald beeld van de
samenleving. Dit zijn vaak vooroordelen die in de praktijk foute resultaten opleveren.
1.3 referentie kader
Door middel van leerprocessen, omgang met anderen, ervaringen met die anderen hebben wij bepaalde
kennis verworven over de samenleving. Evenals verklaringen en oordelen met betrekking tot onze sociale
omgeving. Dit wordt referentie kader genoemd.
Een mooi voorbeeld is hiervan het beeld van Nederlandse jongeren over Duitsers. Jongeren zien ze als
oorlogszuchtig terwijl ze niet eens de bezettingsjaren hebben meegemaakt. Dit alles hebben zij vernomen
van ouderen en van boeken, films & televisie programmas.
Een sociale bril is het beeld van gemeenschappelijke ervaringen van verscheidene mensen in ongeveer
dezelfde sociale situatie.
1.4 selectiviteit
Er is niet 1 sociale werkelijkheid, dit komt omdat deze voor iedereen anders is. Je moet altijd denken
wiens sociale werkelijkheid. Bijvoorbeeld Nederlands elftal in blauw shirt, achteraf enqute; 7% meent
zich te herinneren dat Nederlands elftal in een oranje shirt speelde. Dit is uiteindelijk een waarnemings
probleem.
Wat wij mensen in iets zien of horen wordt selective perception genoemd.
Waar wij ons mensen voor openstellen of waar we aan blootgesteld worden noemen we selective
exposure.
Wat wij mensen onthouden van wat we hebben waargenomen wordt Selective Retention genoemd.
Niet alleen anderen mensen spelen een rol in selectie van bepaalde zaken(praten, opvattingen
overnemen, versterken). Ook emoties, voorkeuren, antipathien en negatieve gevoelens spelen een
grote rol hierin. Overigens zien wij de dingen niet alleen zoals zij zijn, maar zoals wij zijn. (rijke kinderen
zien geld kleiner dan arme kinderen, zij zien het juist groter qua muntstukken).
Ons waarnemen is niet zomaar passief registeren van zaken. Het is het actief construeren van een
bepaald beeld, afhankelijk van de waarnemer die benvloed is door sociale factoren. Dit wordt sociale

constructie van de werkelijkheid genoemd. Mensen zijn sociaal geprogrammeerd om dingen op een
bepaalde wijze waar te nemen en er op een specifieke wijze op te reageren. Bijvoorbeeld dat tijdens het
sporten overtredingen van de tegen partij sneller worden opgemerkt dan bij je team.
1.5 definitie van de situatie
Bij alles wat een mens tegenkomt vraagt hij zich af, wat betekent dit voor mij?
Dat wat iedereen weet hoeft niet helemaal waar te zijn, en wat iemand waarneemt evenmin. Het is
daarom handig om onderscheid te maken tussen de zakelijke werkelijkheid (objectief) en de beleefde
werkelijkheid (subjectief), dit is te vergelijken met de gemeten temperatuur en gevoels temperatuur.
Waarnemen is voor waar (aan) nemen zoals wij het beleven

Sociologie hoofdstuk 2
2.1
Ontstaan van de sociologie:
1. Het verloren gaan van zelfsprekendheden in het leven van mensen, alles werd problematisch.
2. Het ontstaan van het begrip maatschappij wat los staat van de staat.
3. De opkomst van een restauratie mentaliteit, die de samenleving weer boven het individu ging
stellen.
Veranderingen in de samenleving heeft invloed op mensen omdat ineens iets anders wordt dan mensen
al gewend zijn.
Een normatieve kracht van de feitelijkheid wil zeggen dat als iets alles zo is gegaan dat het dus zo
hoort te zijn voor mensen.
Met kapitalisme en de industrile revolutie wordt onder meer bedoeld dat de sociale en economische
relaties tussen mensen en groeperingen behoorlijk veranderen qua karakter. Vooral met betrekking tot
het productie proces en de arbeids bezits verhoudingen.
Ontwikkelingen kunnen met elkaar samenhangen en versterken elkaar daardoor. Sociologen spreken van
interdependentie om deze wisselwerking tussen vele sociale verschijnselen aan te tonen.
Een crisis wil zeggen dat er grote spanningen/conflicten tussen groeperingen zijn in de samenleving.
kenmerken hiervan zijn plotselinge en problematische sociale veranderingen die leiden tot sterke
onderlinge verdeeldheid.
Maatschappij: er bestaat een levenssfeer waar de staat geen invloed op heeft en ook niet hoort te
hebben.
Door sociale problemen in de samenleving ontstond de behoefte aan beheersing en sturing van het
sociale leven.
Sociale problemen en crisis zorgden ervoor dat dat sociologie als crisis wetenschap gezien ging worden.
Sociale cohesie:
Restauratie mentaliteit: dankzij de staatkundige en sociale revolutie ontstond er sociale desintegratie.
Zodoende werd door de sociologen weer de nadruk gelegd op de noodzaak van stabiliteit en orde voor
het sociale leven zoals het eerst was. Deze restauratie theorie gaf voorkeur aan het sociale geheel boven
het individu.

Door de ingrijpende veranderingen in de 19e eeuw kwamen er vele maatschappij kritische


beschouwingen. De bekendste zijn die van Karl Marx, Max Weber & Emile Durkheim.
Marx: het bezitten of niet bezitten van productie middelen stond centraal, en het winststreven van de
kapitalisten ten kosten van de arbeiders/boeren.
Durkheim: via onderwijs en beroep moesten nieuwe waarden, normen worden doorgegeven.
Weber: menselijk handelen wordt beperkt door de staat, politiek & economische instellingen. Zij maken
mensen om elkaar te beheersen.
2.2
Kenmerk van sociologie beoefening is enerzijds wetenschap willen zijn (distantie van alles) en anderzijds
een bijdrage willen leveren tot sociale beheersing (actie betrokkenheid).

Auguste Comte: Sociologie moet empirisch zijn dat wil zeggen dat het zich moet baseren op
waarneembare feiten.
Zijn wetenschap noemde hij positief. Positivisme bestaat uit geldige kennis wat positief gegeven is;
toetsbare uitspraken. De empirische sociologie toetst die uitspraken en theorien door middel van
falsificatie (tonen dat iets niet waar is) en verificatie (tonen dat iets waar is). Falsificatie heeft de
voorkeur. Bijv. alle zwanen zijn zwart, je hoeft maar 1 zwaan te zien die wit is om de uitspraak met
zekerheid te kunnen vaststellen dat het niet zo is ipv ze allemaal af te gaan.
Comtes opvatting van de sociologie als een soort sociale fysica doet de aard van de samenleving geen
recht door de volgende redenen:
-

We hebben niet te maken met een vast object, het is continu in beweging.
Op de tweede plaats maken sociologen zelf ook deel uit v d samenleving hierdoor kunnen zij zelf
deze samenleving bestuderen. Uitspraken waar mensen zich in thuis voelen zorgen ervoor dat
bepaald gedrag steeds meer vertoond gaat worden. selffullfilling prophecy intelligente kinderen
wordt tegen gezegd dat ze dom zijn, hierdoor gaan ze twijfelen en geloven ze het iteindelijk nog.
& self destroying prophecy voetbal team wat heel goed is maar de boel onderschat en
daardoor zichzelf vernietigd.
In de derde plaats zijn sociologen zelf gevormd door hun sociale omgeving. Daardoor nemen
ook zij alles selectief waar.

2.3
Waardevrijheid: een scherpe scheiding tussen wat de socioloog op zijn waarden wenselijk of
onwenselijk vindt en wat hij feitelijk vast stelt.
Objectiviteit:
1. Socioloog moet bewust zijn van eigen waarden, zodat die geen zout in zijn ogen strooit. Niet selectief
te werk gaan. Zo eerlijk mogelijk weergeven hoe de feiten zijn.
2. Socioloog moet zijn eigen opvattingen expliciet maken zodat anderen weten waar en hoe het ergens
op gebaseerd is.
3. Nauwkeurig beschrijven hoe de socioloog tot zijn bevindingen is gekomen.
Een socioloog streeft naar een zon compleet mogelijk beeld v d samenleving.
2.4
Het begrip sociologie:
1. Sociologie bestudeert het samenleven van mensen.
a het gedrag van en tussen mensen en de bepaalde relaties tot elkaar.
b de uit menselijk gedrag voortgekomen gedragspatronen, onderlinge verhoudingen, en bindende
opvattingen
c de verklaring van dit alles in hun ontstaan, voortbestaan en verandering
2. Sociologie probeert wetenschap te zijn en het uiteindelijk beter te weten dan de mensen in de
straat. Sociologie als wetenschap is:
a empirisch, dat wil zeggen gebaseerd op onderzoek vastgestelde feiten
b systematisch, dat wil zeggen niet tevreden met losse feiten, sociologen zoeken in de feiten naar
verbanden en samenhangen.
de sociologie bestaat eigenlijk niet net als bij andere vakken (zoals psychologie) zijn er verschillende
sociologische stromingen. Natuurlijk bestudeert elke socioloog het samenleven van mensen alleen op
een andere manier.

Historisch perspectief: zij bestuderen vooral een concrete maatschappij en de veranderingen van een
bepaalde periode.
Theoretisch perspectief: dit is een minder tijds en plaats gebonden methode. Zij zoeken met hun
theoretische analyse vooral naar regelmatigheden in het samenleven van mensen samenhangen.
Stabiliteit en conflict: dit is weer een verschil tussen sociologie die de nadruk legt op stabiliteit van de
maatschappij en de overeenstemming over waarden en doeleinden tussen de leden daarvan & een die
de nadruk legt op het bestaan van conflicten tussen groepen binnen de maatschappij en het gebrek aan
overeenstemming tussen de leden.

Sociologie hoofdstuk 3
3.1 twijfel en verwondering
Weten schappelijk twijfel: nooit iets voor waar aannemen hoe verleidelijk het ook is. Zorg eerst dat
je alle kanten bekeken hebt.
3.2 sociologie overbodig?
Sociologie houdt zich bezig met het vanzelfsprekende in de samenleving. Soms lijken de uitkomsten zo
ontzettend voor de hand dat de moeite en kosten het niet waard lijkt. Sociologie wordt dan ook als
overbodige wetenschap gezien, omdat mensen de maatschappij uit eigen ervaring kennen.
Sociologische termen zijn bekend geworden in de samenleving. Of mensen daardoor ook inzicht hebben
gekregen in de samenleving is de vraag. Veel mensen kennen de termen maar dat wil niet zeggen dat
dan ook een beroep is gedaan op empirische theorieen of op concrete resultaten van sociologisch
onderzoek.
Sociologie zoek niet alleen naar losse feiten maar ook naar verbanden tussen die feiten of
verschijnselen.
Een schijnverband: bijvoorbeeld dat veel tv kijken zou leiden tot slechte school prestaties, terwijl er
meerdere zaken meespelen; intelligentie, milieu factoren.
Socioloog als Mythenjager: sociologen willen door middel van feitelijke waarnemingen, onbewezen
voorstellen en schijnverklaringen ontmaskeren (falsifiren).
Maatschappelijke bewustwording: mensen een oog laten krijgen wat er allemaal in hun samenleving
voorvalt en die gebeurtenissen voor hen ordenen en interpreteren.
3.3 is sociologie bedreigend?
Sociologie als gevaarlijke wetenschap: aan tonen dat vertrouwde en daardoor emotioneel geladen
opvattingen en verklaringen onjuist of eenzijdig zijn. Dit roept een vorm van weerstand op.
Conditionering ; mensen zijn gemaakt door hun sociale achtergrond. Hierdoor is het vaak lastig voor
mensen om zich los te maken (niet altijd volledig) van de invloed van zijn milieu.
Je kan de samenleving vanuit verschillende optieken beschouwen;
het wij perspectief: dit perspectief gaat uit v d waarneming, de beleving, en de bedoelingen van de leden
zelf van de bestudeerde samenleving of groepering.
Het zij perspectief: dit perspectief gaat uit v d waarneming, de beleving en de bedoelingen van een
buitenstaander van de bestudeerde samenleving of groepering.

3.4 onbedoelde gevolgen van de sociologie


Receptie effect: het handelen van mensen leidt vaak tot onbedoelde en niet voorziene gevolgen.
Naarmate er steeds meer mensen in een receptie ruimte bijeenkomen gaan ze allemaal harder praten.
Ze willen zichzelf dan beter verstaanbaar maken. Het gevolg is dat niemand elkaar nog goed kan
verstaan.

Voorbeeld: een torpedo of mijn in de netten van vissers leverde bij inlevering 1000 euro op. Gevolg was
dat vissers extra naar mijnen en torpedos gingen vissen voor de beloning. Daardoor werd het risico
verhoogd ipv het beoogde kleinere risico.
Als dat met dat soort kleine zaken al zware gevolgen heeft moet je je voorstellen hoe dat met
reorganisatie van het onderwijs, medische sector etc zou zijn.
Maakbaarheid v d samenleving: in hoeverre laat de maatschappij zich bewust door mensen inrichten
en veranderen.
De samenleving is in principe erg maakbaar. Maar is toch vaak resistenter en weerbarstiger dan
gedacht. Dat geldt zelfs voor ingrijpende revoluties. Mensen maken weliswaar hun samenleving, alleen
leidt dit vaak tot hele andere dingen dan zij in eerste instantie bedoeld hebben.
3.5 maatschappelijke betekenis van sociologie
Er zijn daarvoor 4 mogelijkheden te onderscheiden namelijk:
1. Sociologie ontwikkeling, het vaststellen van feiten, analyseren van sociale verschijnselen en
opsporen van verbanden daartussen om het geheel van sociologische kennis up to date te
brengen.
2. Sociologie overdracht, het ter beschikking stellen van sociologische inzichten aan anderen. In
eerste plaats aan leden v d samenleving. Ten tweede aan degenen die sociologie op een
hogeschool of andere beroepsopleiding als basis hebben moeten bestuderen.
3. Sociologie toepassing probleem situaties waar sociologen kunnen werken als adviseurs,
onderzoekers, planners etc. de werkzaamheden die de vaktechnische kennis en vaardigheid
vereisen van geschoolde sociologen.
4. Sociologie gebruik ten slotte is voor veel beroeps beoefenaren, zoals maatschappelijk
werkenden, crimonologen, journalisten een normale zaak. Daarbij zullen meestal resultaten van
sociologisch onderzoek een basis vormen van beleids adviezen en beleidsbehandelingen.

Hoofdstuk 4 sociologie
4.1 vaktaal en spreektaal
Geheimtaal (jargon): opgeklopt taalgebruik wat het voor buitenstaanders onmogelijk maakt om het te
begrijpen.
Spreektaal: de gewone taal wat we hanteren, deze schiet op een gegeven moment te kort voor
sociologen om verschijnselen en allerlei aspecten en gradaties daarvan onder woorden te brengen.
Sociale controle: een zekere stabiliteit in de samenleving & de handhaving van de bestaande waarden
en normen.
Iedereen die zich specialiseert heeft op den duur behoefte aan een eigen specifieke vocabulaire met
betrekking tot bepaalde verschijnselen of nuances daarvan. (dieventaal, zeemans uitdrukkingen)
Verschillende mensen kunnen iets anders zien in 1 bepaald begrip. Bijvoorbeeld een ambtenaar en een
16 jarige jongen zien iets anders in een mooi stuk.
Hoe komen sociologen aan hun vocabulaire:
1. Ze ontlenen woorden van de dagelijkse spreektaal. Wel in een eigen specifieke betekenis.
2. Ze ontlenen aan andere (langer bestaande) wetenschappen, bijvoorbeeld psychologie en wet.
3. Ze bedenken zelf nieuwe termen (neologismen).
Alleen er zitten aan alle drie negatieve eigenschappen namelijk:
1. Alledaagse woorden hebben vaak een emotionele of waarderende bijsmaak, zoals cultuur, of
bureaucratie.
2. Ontlenen aan de natuurwetenschap of biologie bijvoorbeeld kan ertoe leiden dat men over
mensen en over wat zich tussen hen afspeelt, gaat praten en denken alsof het om atomen, cellen
of golven gaat.
3. Nieuwe woorden zijn vaak onbegrijpelijk in het begin, maar wennen snel.

4.2 sociologische terminologie


Sociologie = studie van de wetten v d samenleving
F. Tnnies wordt beschouwd als de eerste socioloog die sociologische begrippen heeft ontwikkeld. Ter
aanduiding en onderscheiding van twee soorten samenlevingen introduceerde hij in 1887 het
begrippenpaar gemeinschaf en gesellschaft.
Gemeinschafft: het oorspronkelijke, het natuurlijk, het spontane en het persoonlijke type v d samenleving
waarin offervaardigheid en solidariteit de menselijke betrekkingen kenmerkten.
Gesellschaft: de veranderde latere maatschappij met de kunstmatige bedachte soort maatschappij
waarin de menselijke relaties zakelijk en individualistisch zijn.
Sociologen proberen altijd een ordening aan te brengen in een veelheid van sociale verschijnselen.

4.3 begrippen
Door middel van begrippen ordenen wij onze kennis. In begrippen slaan we als het ware de resultaten
van ons waarnemen en denken op. Een begrip is een idee, een betrekkelijk vage voorstelling over de
aard van bepaalde verschijnselen die iets met elkaar gemeen hebben.
Abstractie: een voorstelling die we hebben omtrent het wezenlijke van een verschijnsel, losgemaakt van
een concreet persoon. Bijvoorbeeld een postbode, je moet iets weten over bijvoorbeeld post en het
versturen en rondbrengen om het verschijnsel postbode te herkennen.
Verschillende begrippen hebben tenminste nog betrekking tot zichtbare verschijnselen. Veel andere
begrippen zoals geluid, liefde verwijzen naar zaken die die als zodanig niet direct te zien zijn. Het zijn
vaak vage veronderstellingen die voor allerlei uitleg vatbaar zijn. Veel sociologen werken veel met dit
soort abstracties zoals: groep, cultuur waarde etc. Ze worden vaak zo goed mogelijk beschreven maar
toch kunnen ze anders worden opgevat.
Omstreden begrippen: begrippen waarover grote verschillen van mening mogelijk zijn worden
omstreden begrippen genoemd. Bijvoorbeeld een kunstwerk, 2 schilderaars komen kijken, is het stijl A of
B. er ontstaat een discussie over de stijl MAAR ze zijn het eens dat het een kunstwerk is.
Begrippen zijn als bouwstenen voor theorievorming: dit komt omdat in de wetenschap begrippen
gebruikt worden om theorien te formuleren omtrent samenhangen tussen verschijnselen.
Ideaaltypen: speciale soort begrippen. Het gaat vaak om een zeer uitgebreide beschrijving van een
sociaal verschijnsel zoals bureaucratie. De beschrijving richt zich op de meest zuivere theorie waarin dat
verschijnsel zich zou kunnen voordoen. Ideaaltypen zijn gedachte constructies van sociologen.
4.4 Termen
Termen zijn woorden om begrippen aan te duiden. Het gaat hierbij meestal om een afkorting om een
abstracte voorstelling in n woord samen te vatten.
Woorden kennen een gevoelswaarde, dit kan negatief of positief zijn. Bijvoorbeeld rozen, als het
duivelsdoorn had geheten zou het niet 1, 2, 4 gegeven worden als geschenk aan een persoon.
Een term kan ook onjuiste informatie bevatten, zoals Malaria. Is letterlijk moeraskoorts. Hierdoor denk je
dat het door de moeras dampen komt terwijl het afkomstig is van muggen die parasieten doorgeven in je
bloed waardoor je ziek wordt.
Reficatie: het verzelfstandigen van begrippen zoals traditie of cultuur, alsof het werkelijk bestaande
dingen zijn die als het ware zelf kunnen handelen, maar waar juist de mens handelt. Omdat er een woord
traditie bestaat zou er dus ook een concreet ding traditie zijn die een zelfstandig bestaan leidt.
Bijvoorbeeld: de tijden veranderen en de mensen veranderen met hun; tijden zijn juist het veranderde
gedrag van mensen in de loop v d tijd.

4.5 definities
Definities zijn de omschrijvingen van begrippen die ervoor zorgen dat ze te onderscheiden zijn van
elkaar.
Tautologie: dit is letterlijk twee keer hetzelfde zeggen.
Bijvoorbeeld: sociale controle is de controle die door de leden van een groep wordt uitgeoefend. Maar
juist de term controle vraagt hierbij om uitleg. Een echte definitie zou het volgende kunnen zijn: sociale
controle omvat alle pogingen van groepsleden om de waarden en normen van hun groep te handhaven.

Een operationele definitie: waarneembare elementen zijn opgenomen die het verschijnsel meetbaar
maken. Een operationele definitie is bijvoorbeeld: koorts elke temperatuur van een mens boven de 38
graden. Dus: weten of je koorts hebt? Meet koorts met de thermometer.
Indicator: aanwijzing voor datgene wat men wil onderzoeken
Valide: is iets juist?

Sociologie hoofdstuk 5
5.1 Socialisatie

Socialisatie verwijst naar alles wat voortkomt of al eerder is voortgekomen uit de wisselwerking tussen
mensen (interactie). Ze zijn in zaken genteresseerd die een zekere mate van duurzaamheid kennen en
een blijven karakter vertonen. Het is een leerproces.

Cooley: je begint met leren in primaire groepen zoals familie, aanverwante groepen en met name het
gezin. Je bent door het leven heen telkens weer een nieuwkomer, of je nou verhuist of een nieuwe studie
begint.
Primaire socialisatie wordt ook wel enculturatie genoemd.
Secundaire socialisatie wordt ook wel acculturatie genoemd.
Socialisatie omvat de leerprocessen waarbij nieuwelingen in brede zin zich de in de samenleving en in
groeperingen daarbinnen gangbare sociale en culturele vaardigheden eigen maken.

Anticiperende socialisatie: nieuwelingen die graag lid willen worden van een groep lopen vaak al
vooruit in gedrag en houding.

Internalisatie: als buitenstaanders het wat ze moeten leren zich zodanig eigen gemaakt hebben dat het
natuurlijk, vanzelfsprekend en normaal beschouwd wordt.

5.2 visies op samenleven

Waarom zijn er samenlevingen?

Daarbij wordt gekeken naar Intern; datgene wat in de mens zit, aangeboren is, bijvoorbeeld extincten,
zoals veiligheid en seks.

Daarbij wordt ook gekeken naar Extern; dit zijn economische en sociale factoren, zoals de sociale
situatie, maar ook bijvoorbeeld klimaat en geografische omstandigheden.

Deze visies houden het volgende in:

Intern: in deze visie zijn mensen uit zichzelf tot elkaar tot samenleven gekomen. Mensen zijn van
nature tot elkaar aangetrokken. (nature)
Extern: mensen voelen zich volgens deze visie helemaal niet tot elkaar aangetrokken, maar om
te overleven worden zij door omstandigheden gedwongen om met elkaar samen te werken. En te
leven. Ieder voor zich zou het niet redden. (nurture)

Waarom gedragen mensen zich ten opzichte van elkaar zoals ze doen?

Voorbeeld interne factoren: mensen zijn van nature sociaal, zoeken elkaars gezelschap op omdat ze
elkaar nodig hebben.

Voorbeeld externe factoren: de relatieve bereidheid onder elkaar in Nederland is vooral gekomen door de
eeuwige strijd tegen het water die alleen in onderleg overleg gevoerd kon worden.

Aanpassingsgedrag om te overleven is ook een extern voorbeeld.

Psychologisme: hier wordt onder verstaan het uitsluitend willen verklaren van menselijk gedrag uit
interne factoren; bijvoorbeeld uit natuurlijke aanleg, driften, instincten of behoeften van mensen.

Bij deze aangeboren eigenschappen kan men nog nader onderscheid maken tussen:

1. Hetgeen aan alle mensen als eigenschap wordt toegeschreven, dus wat men meestal het wezen
van de mens noemt.
2. Hetgeen wordt toegeschreven aan een bepaald soort mensen, dus wat men ziet als het wezen
van de allochtoon of van de vrouw of man.
Als je je wilt verdiepen in wat aan alle mensen wordt toegeschreven, dan kom je op het terrein van
mensbeelden en instinct theorien.

Een mensbeeld is een uitspraak over wat wordt gezien als het wezen van de mens, dat wil zeggen: van
ieder mens en altijd en overal. Het gaat daarbij om de psychische en biologische eigenschappen van alle
mensen, die men meent te kunnen beschouwen als oorzaken van menselijk gedrag dat daaruit
voorkomt.

Voorbeelden van psychische kenmerken van de mens die herleid zijn vanuit ingewikkelde sociale
verschijnselen:

Belangrijke psychische wisselwerking tussen mensen; Herhalen, nabootsing, verzet &


aanpassing
4 elementaire verlangens; Nieuwe ervaringen, zekerheid, response en erkenning

Circel verklaring: zogeheten psychische eigenschappen die afgeleid worden uit gedragingen en ze bij
het waarnemen van gedrag vervolgens weer gaat gebruiken ter verklaring van die gedragingen.
Voorbeeld: mensen snoepen concluderen dat er zoiets als een snoep behoefte bestaat en verklaren
voorstaan snoep gedrag uit snoepbehoefte. Voorbeeld: bezit autos mensen concluderen
vervoersbehoefte of vrijheids behoefte.

Het is in de sociologie niet de mens als enkel maar de mensen als meervoud. Het gaat namelijk om
mensen die met elkaar samenleven en met elkaar de problemen proberen op te lossen.

Sociologisme: het eenzijdig en uitsluitend menselijk gedrag willen verklaren uit externe factoren.

Voorbeeld: dozijn babys, iedereen kan arts of advocaat gemaakt worden ongeacht de eigenschappen of
ras.
Voorbeeld: Vulgair Marxisme, uitsluitend de klasse verhoudingen zijn van belang in de samenleving.
Er kwamen sterke aanwijzingen dat gedrag en persoonlijkheid verklaard kan worden door de sociale
omgeving van mensen.

5.3 Sociale situatie & gedrag

Voorbeelden gedrags beinvloeding door sociale situatie in de zin van mogelijkheden en


onmogelijkheden:

Meisjes worden ontdekt die alleen op de zolderkamer werden gehouden door hun (ongehuwde)
moeders. Nauwelijks menselijk gedrag; amper praten, niet rechtop lopen.
Geen aanleg dan kan een wezen ook geen mens worden; aap en mens worden tegelijk
opgevoed op dezelfde manier. Aap raakt achter op een gegeven moment.
Tweelingen (eeneiig) worden in een andere omgeving opgevoed. Ondanks biologisch hetzelfde
te zijn ontwikkelden ze zich verschillend.
Meisje in indonesie, 6 jaar vermist geworden. Teruggevonden in oerwoud, ze kon niet praten
maar alleen wuivende gebaren maken.

5.4 verbijzonderingen

Twee verbijzonderingen van aanleg, sociale situatie en gedrag zijn: agressie en de verschillen tussen
mannen en vrouwen.

Agressie: aanvallend gedrag en gebruik van geweld jegens soortgenoten en/of hun bezit.

Dierlijke oorsprong(agressie): agressie en natuurlijk en onvermijdelijk. Oorlog is een gevolg hiervan. Dit
is dan niet agressief uit nature maar aangeleerd. Soldaten zijn meestal bang ipv agressief. Moeten
gehoorzamen. Banger voor officieren dan de tegenstander.

Frustratie agressie: als mensen in hun streven en doelen worden gedwarsboomd reageren zij meestal
met agressie. Zie je vooral bij verwende kinderen, zij voelen zich sneller gedwarsboomd omdat ze niks
aan tegenstand gewend zijn. kort lontje.

Instrumentele agressie: mensen gebruiken agressie om hun doeleinden te bereiken. Door call of duty
kun je al zien dat dit aangeleerd kan worden. Doelen kunnen cultureel anders zijn aangeleerd en kunnen
onderling verschillen (IS vs andere moslims).

Gelegenheidsagressie: agressie die door bepaalde momenten wordt uitgelokt. Koloniale oorlog
Nederland met Indonesie als voorbeeld (ontsporing van geweld). Of het maken van een opmerking waar
agressief op gereageerd wordt. Situatie als verklaring hoeft dus geen excuus te zijn.

Verschillen tussen man en vrouw in de samenleving zijn niet alleen biologisch. Veel verschillen zijn
primair het gevolg van de wijze waarop mannen en vrouwen behandeld worden in de samenleving. Zij
leren door socialisatie om zich te gedragen als een echte man of vrouw. Voorbeeld mannen mogen
emoties niet tonen en van vrouwen wordt dit verwacht.

Sociologie hoofdstuk 6

6.1 verwachtingen, voorstellingen en patronen

De bindende verwachtingen inzake het handelen of niet handelen door leden van de samenleving
worden normen genoemd.

Een essentieel kenmerk van normen is dat als iemand ervan afwijkt, de omstanders heb op een of andere
manier voor bestraffen.

Normen zijn concretiseringen van waarden.

Waarden zijn bewuste collectieve voorstellingen over wat mensen als nastrevenswaardig, goed & juist
beschouwen. Waarden vormen de kern van de cultuur.

Verschil tussen belangen en waarden zijn de werkwoorden zijn & hebben: waarden: ik wil eerlijk, moedig
of trouw zijn. Belangen: ik wil geld macht of prestige hebben.

Institutie: een vast, collectief bepaald gedragspatroon. Of te wel een geijkte procedure: volgens welke en
bepaalde dingen in een samenleving of groepering pleegt te doen. (tradities, gewoonten, gebruiken)

Volgens sommige kom je door instituties aan individuele behoeften (dmv huwelijk seks) en
maatschappelijke behoeften (huwelijk voorziet in de maatschappelijke behoefte van leden).

Anticiperen: vooruitlopen op andermans gedrag.

Constructies: waarden, normen en instituties zijn constructies ter typering en beschrijving van
gemeenschappelijke opvattingen en regelmaat in het gedrag van de leden van de bestudeerde
samenleving of groepering.

Reificeren: het doen alsof er concrete dingen bestaan omdat er een woord voor bestaat.

Bepaalde voorstellingen (waarden) omtrent wat goed of juist is, de wederzijdse verwachtingen (normen)
om het gedrag daarnaar te richten en dat in vele gevallen te doen volgens geijkte procedures (instituties).
Veel instituties zijn zo belangrijk dat ze wettelijk zijn vast gelegd: verkiezingen, eigendomsverhoudingen,
rechtspraak, vormen van overleg en examens.

Internalisatie: de waarden en normen voelen op den duur niet meer als uitwendig bij mensen. Oa door
de opvoeding worden deze een deel van hen zelf.

Tradition directed: alles volgens traditie in een samenleving.


Inner directed: dit type mens laat zich leiden door waarden die tijdens de jeugd en de opvoeding er in
zijn geprent in het innerlijk van de persoon.
Other directed: dit type mens tast voortdurend zijn sociale omgeving af, dit type wil niet uit de toon
vallen. (jeugd)

6.2 bestaan en ontstaan van collectieve opvattingen

Idealisten: de sociale werkelijkheid schuilt in de hoofden van de mensen en bestaat uit ideeen en
opvattingen. Onderzoek wordt daarop gericht.

Materialisten: zulke ideeen en opvattingen zijn slechts weerspeigelingen of producten van de materiele
omstandigheden waaronder mensen leven. Onderzoek wordt gericht op de bezits en
machtsverhoudingen van mensen, en hun arbeids en leef situatie.

Engels: er is een wisselwerking tussen enerzijds politieke, juridische, godsdienstige en kunstzinnige


denkbeelden en anderzijds materiele omstandigheden. Men mag niet uitgaans van een dogmatisch
standpunt dat bij voorbaat de verschijnselen al vooraf verklaard en bewezen houdt.

Weber: hij wilde nagaan welke invloed het calvinisme vooral in bepaalde latere vormen op de
ontwikkeling van het kapitalisme heeft gehad. Hij legde sterk de nadruk op de motiverende werking van
het calvinisme waardoor mensen harder gingen werken.

Predestinatieleer: het ligt van te voor al vast wie door goddelijke voorbeschikking gedoemd of
uitverkoren is.

Dankzij deze leer van voorbeschikking werd er angst en onzekerheid gecreerd. Mensen gingen harder
werken dat kon leiden als een teken van uitverkorenheid wat de angst weer verminderde.

6.3 vertraging

Waarom blijven instituties, normen en waarden voortbestaan terwijl ze veranderd zijn (vertraging):

1. Het kan zijn dat mensen zich er nog niet bewust van zijn dat hun situatie veranderd is. Ze zijn het
gewend, hierdoor blijven ze zich zo gedragen.
2. Het verschaft de mensen psychische zekerheid. Hun hele leven zou op schroeven staan als zij
hun vertrouwde opvattingen zouden moeten loslaten.
3. Daarmee zijn belangen van bepaalde mensen gemoeid. Ondanks duidelijk wordende gevolgen
voor milieu en natuur blijven bepaalde mensen volhouden aan de verhoging van productie, vrij
ondernemerschap en concurrentie.
6.4 waarden, normen en instituties nader bezien.

Waarden hierarchie: normen en instituties varieren naar hun betekenis in de samenleving.

Normen kunnen twee vormen aannemen:


1. Geboden; gij zult dit of dat doen
2. Verboden; gij zult zus of zo niet doen
Taboe: een specifiek verbod waar amper over wordt gesproken en soms zelfs genegeerd wordt,
bijvoorbeeld seks en inkomen van een persoon.

Gebruiken: onbelangrijke zaken in de samenleving, dit zijn oplossingen voor veel voorkomende sociale
situaties maar zij zijn niet erg belangrijk. (een groet is gebruikelijk in het openbaar bijvoorbeeld.
Instituties: zeer belangrijke zaken. Het huwelijk bijvoorbeeld.

6.5 consensus en dissensus

Consensus: letterlijk; overeenstemmen. Het gaat bij consensus erom dat alle leden van een
samenleving dezelfde normen en waarden onderschrijven en zich daaraan gebonden achten.

Twee varianten van consensus:


1. De eerste visie gaat uit van individuele mensen: hoe meer mensen dezelfde waarden en normen
onderschrijven, des te meer wordt er van een groep of maatschappij gezegd dat daarin
consensus heerst.
2. In de tweede visie wordt consensus opgevat als een eigenschap van een samenleving of groep
men gaat ervanuit dat mensen en groepen in zon groter sociaal geheel natuurlijkerwijs op elkaar
afgestemd zijn omdat ze deel uitmaken van dat geheel. Mensen zijn dus gelijk omdat ze lid zijn
van hetzelfde sociale geheel. Wie de normen overtreedt en de waarden niet onderschrijft wordt
dan geen goede Nederlander of christen genoemd bij wijze van.
Linton maakte een verhelderend onderscheid tussen cultuur elementen.

Universals: cultuur elementen die door alle leden van de samenleving worden gedeeld.

Specialties: cultuur elementen die typerend zijn voor leden van bepaalde groeperingen binnen de
samenleving; sociale milieus, levensbeschouwelijke formaties, beroeps groepen of landstreken.

Alternatives: cultuur elementen die iedereen min of meer vrij kan kiezen.

Kinsey: pluralistic ignorance; de situatie waarin veel mensen ten onrechte de consensus over waarden
en normen overschatten, hun eigen overtreding als een uitzondering beschouwen en zich daarover
schuldig voelen.

Je kan je beter afvragen hoeveel consensus er is in onze samenleving in plaats van of er in onze
samenleving sprake is van consensus. Niet alle leden zijn het met elkaar over alles eens namelijk.

Dissensus: een situatie waarin een gebrek aan overeenstemming over belangrijke waarden en normen
bestaat.

Het gevolg daarvan kan een Anomie zijn volgens Durkheim. Dit wil zeggen: de afwezigheid van bepaalde
waarden en normen, namelijk de normen die de individuele verlangens van mensen aan banden leggen.

Anomie is dus het ontregeld zijn van de samenleving ten gevolgde van het ontbreken van de normen die
aan de veronderstelde onbeperkte individuele verlangens van mensen een ondergrens stellen.

Durkheim: Anomie is vooral een kwaad omdat de samenleving er onder lijdt, daar deze niet buiten
samenhang en regelmaat kan.

Merton: anomie is het niet op elkaar afgestemd zijn van cultuur en structuur.

Teveel anomie en dissensus laten de samenhang van een groepering of samenleving ondermijnen.

Hoofdstuk 8 afwijkend gedrag en conflict

8.1 Deviantie als gedrag

Deviant gedrag: Verduurzaamt afwijkend gedrag wordt ook wel Deviant Gedrag genoemd. Niet alleen
criminaliteit, het ligt uitgebreider. Bijvoorbeeld in de jaren 60 was het zo dat kinderloos blijven deviant
was. Dit was niet normaal.

Conformeren: het vertonen van gedrag dat voldoet aan de verwachting van de samenleving.

Afwijkend gedrag in de sociologie komt voort uit de sociale verhoudingen binnen de samenleving.
Voorbeelden zijn: slechte behuizing, armoede, discriminatie.

Conformisten: zij aanvaarden de waarden of doeleinden als de daarvoor maatschappelijk


geaccepteerde middelen.

Vernieuwers (innovatoren): zij aanvaarden wel de waarden/doelen ,maar proberen die met andere
middelen dan de geijkte na te streven. (tentamen fraudeurs, telefoon als hulpmiddel e.d.)

Ritualisten: zij houden traditioneel vast aan de sociaal geaccepteerde patronen, maar de waarden in
kwestie zijn hen in wezen onverschillig. Voorbeeld: van die mensen die op de waarom vraag niet verder
komt dan: omdat het zo is, om dat het altijd zo gaat.

Rebellen: zij willen zowel andere waarden/doelen nastreven als nieuwe middelen daartoe aanwenden.

Deze vier groepen voelen zich wel betrokken bij de samenleving. Dat geldt niet voor dit laatste type:

Onttrekkers: zij doen eenvoudig niet meer mee, zij onttrekken zich aan het sociale leven: eventueel
emigreren zij of gaan ze over naar een andere groep. Of ze stichten een eigen gemeenschap.

8.2 Deviantie als Sociaal proces

Pluralistic ignorance: iemand die zijn afwijkende gedrag geheim houdt en geldt als een brave burger.
Maar die brave burger voelt zich stiekem wel schuldig en beseft niet dat hij niet de enige is. (masturberen
bijvoorbeeld voor mannen, dit was eerst niet done!)

Etikettering: mensen die bijvoorbeeld in de WAO zitten en al gauw het etiket arbeidsschuw opgeplakt,
omdat buitenstaanders de medische redenen niet kennen of niet kunnen beoordelen: zij zien alleen
mensen rondlopen wie schijnbaar niets mankeert.

Blaming the victim: als etiketten gebruikt worden ter rechtvaardiging van ongelijke machtsverhoudingen
door de schuld te verleggen naar de slachtoffers van die ongelijke verhoudingen. Voorbeeld: kinderen
raken vergiftigd door lood omdat ze tijdens het verven stukjes afgebladderde verf in hun mond hadden
gestopt. Lood in verf was verboden maar moeders kregen de schuld omdat ze niet opgelet zouden
hebben. Of vrouwen die verkracht worden omdat ze volgens de dader uitdagend gekleed waren. Ze had
het zichzelf er naar gemaakt.

Secundaire deviantie: ik heb besloten te zijn wat de misdaad mij gemaakt heeft. omgeving zegt wat
je bent, gevolg je gaat het geloven op den duur.

Deviantie is een complex verschijnsel:

Het ontstaat niet van de ene op de andere dag. Het afwijkende individu maakt een hele
ontwikkeling tot deviant door.
Het is niet alleen het gevolg van individuele eigenschappen van norm overtreders, maar wordt
evenzeer beinvloed door de reacties van de omgeving.
Bepaalde vormen van deviantie hangen vaak samen met andere vormen van afwijkend gedrag.

Criminogene marktstructuur: als gevolg van een bepaalde prijs politiek van de autofabrikanten zagen
dealers zich gedwongen op allerlei manieren te sjoemelen om het hoofd boven water te houden.

Ventielzeden: in een samenleving of groepering ontstaat soms een veiligheidsklep die ervoor zorgt dat
spanningen niet te hoog oplopen. Bijvoorbeeld Carnaval in Limburg je mag een tijdje uitwendig naar de
klote gaan.

Twee opmerkingen over deviant gedrag:

1. Het is eenvoudiger vast te stellen wat in een bepaalde maatschappij of groep afwijkend is
naarmate er meer overeenstemming over de waarden en normen bestaat.
2. Verschillende opvattingen over afwijkend gedrag leiden ertoe dat vele individuen met elkaar in
botsing komen.
8.3 Conflicten

Conflict: de gevallen waarin aan beiden kanten veel mensen bij betrokken zijn. Bij sociale conflicten
hebben we te maken met tegenover elkaar staande groeperingen, waarvan ieder haar macht gebruikt om
haar eigen doeleinden na te streven. Men kan dan onderscheid maken tussen waarde conflicten en
belangen conflicten.

Waarde conflict: bij dit soort conflict probeert de ene groepering gedreven door een vurige overtuiging
van het eigen morele gelijk een andere groepering haar eigen waarden en normen op te leggen.

Belangen conflict: een belangen conflict ontstaat als in een schaarste situatie twee groepen hetzelfde
willen hebben maar er niet genoeg voor beide is: de ene partij probeert dan ten koste van de andere aan
haar trekken te komen.

Das könnte Ihnen auch gefallen