Sie sind auf Seite 1von 9

Inleiding in de pedagogiek

Opvoeden: opvoeden is alle omgang tussen het ouder en het kind waarbij de
ouder gericht een relatie met het kind aangaat. In deze omgang bied de ouder
geborgenheid liefde, veiligheid , intimiteit, aandacht, grenzen, instructies,
ondersteuning en controle. Hierdoor zal het kind tot zelfontplooiing komen en
over het nodige zelfvertrouwen en de nodige zelfstandigheid en zelfredzaamheid
beschikken om richting te geven aan zijn verdere leven.

4 basisdimensies van opvoeden


Wat ouders doen als ze een kind opvoeden, kan worden uitgesplitst in 4
basishandelingen namelijk:

Ondersteuning bieden: warmte, affectie, responsiviteit, betrokkenheid,


emotionele ondersteuning in de vorm van belonen en straffen, aandacht.
Instructies geven: aangeven wat er van het kind verwacht wordt,
verantwoordelijkheid nemen, het kind hulp bieden om zich te ontwikkelen.
Controle: autoritaire controle: strikte regel onderdrukken van negatief
gedrag, machtsuitoefening. Autoritieve controle: stimuleren positief
gedrag, uitleggen en verklaren.
Grenzen stellen: respect voor autonomie kind, straffen, belonen,
zelfstandigheid, zelfredzaamheid

Pedagogische opvoeddoelen
iedere ouder voedt zijn kind op met een bepaalde doelen voor ogen en volgens
eigen ideen. Het voornaamste doel van de ouder is dat het kind opgroeit tot een
volwassen persoon die zich kan handhaven in de maatschappij.
De opvoeddoelen zijn:

Zelfredzaamheid: het kind is in staat keuzes te maken en deze te


verantwoorden
Zelfvertrouwen: het kind levert kan een bijdrage leveren aan de
toekomst en is in staat om technische en praktische problemen op te
lossen.
Zelfstandigheid: het kind is in staat om zelf keuzes te maken, daarbij
hoort het recht op een eigen leven en uitvinden wat van belang is.

De drie opvoeddoelen versterken elkaar: naarmate het kind meer zelf kan en
mag wordt het zelfstandiger en krijgt hierdoor meer zelfvertrouwen in wordt
zelfredzamer.

Materile opvoeding: kan gezien worden als de eerste fundamentele basis


behoefte uit de behoeftehirarchie van maslow. Het gaat hier om het vervullen
van lichamelijk behoefte die bestaan uit voedsel, rust, aanraking, bescherming en

andere basale lichamelijke voorwaarden die nootzakelijkzijn voor het groei van
een kind.

Emotionele opvoeding: de behoefte aan liefde, eigenwaardering,


zelfverwerkelijking/zelfactualisatie en de cognitieve behoefte.
Ontwikkelingsfases: ieder kind doorloopt gedurende zijn leven een bepaalde
stadia deze stadia wordt een ontwikkelingsfase genoemd.
Ontwikkelingstaken: vaardigheden die het kind in een bepaalde periode moet
leren
Ontwikkelings-opgaven: De hulp die de ouder het kind biedt, alle gedraging
van de ouder die het optimaal leren beheersen van de ontwikkelingszaak
mogelijk maakt.
Baby/ peuter 0-2 jaar
Ontwikkelingstaken:

Fysiologische zelfregulatie
Motorische ontwikkelingen
Veilige hechting
Exploratie: autonomie, individuatie

Ontwikkelingsopgave:

Soepel lopende verzorgingsrituelen en sensitieve en responsieve interactie


aanbieden.
Beschikbaar zij voor het kind en ruimte maar ook steun bieden.

Peuter kleuter 2-4 jaar


Ontwikkelingstaken:

Representatieve vaardigheden
Constructief omgaan met leeftijdgenoten
Internalisatie van maatschappelijk eisen
Sekserol identificatie

Ontwikkelingsopgave:

Sensitief zijn t.a.v het cognitief niveau van het kind


Positief en bevestigend omgaan met het kind
Soepel omgaan met tegenwerking van het kind
Seks specifieke benadering

Basisschoolperiode 4-12 jaar


Ontwikkelingstaken:

Lezen reken schrijven


Zelfstandigheid ijver
Decentratie

Ontwikkelingsopgave:

Gelegenheid geven voor omgang met leeftijdsgenoten


Interesse tonen, aanmoedigen, gedragsregulatie
Democratische en warme opvoedstijlen

Adolescentieperiode 12-18 jaar


Ontwikkelingstaken:

Omgaan met de andere sekse


Ontwikkelen van een eigen waarde systeem
Ontwikkelen van de persoonlijke identiteit
Ontwikkelen van een visie op schoolkeuze, het beroep en de
samenleving
Zelfstandigheid

Ontwikkelingsopgave:

Emotionele steun bieden, tolerantie voor experimenten, leeftijdsadequate


grenzen stellen; voorbeeldfunctie vervullen; symmetrische relatie met kind
aangaan
Ondersteuning op het gebied van school ,beroep en relaties
Verantwoordelijkheid overdragen en keuzes accepteren

Opvoed milieus

Het gezin
De school
De maatschappij

Gezinstype

Loszandgezin
Kluwgezin
Half-open/ half-gesloten gezin

Opvoedingsstijlen
Autoritaire opvoedstijl

Een hoge mate van controle en weinig responsiviteit van de ouder richting
het kind
Geen evenwicht tussen tusen de wensen van de ouder en de wens van het
kind
Het communicatiepatroon is dat van een bevelhuishouden, waarbij de
ouder geen tegenspraak duldt van het kind.

Autoritieve opvoedstijl

Hoge mate van betrokkenheid van de ouder


Warm en liefdevol gedrag van de ouder richting het kind
Het communicatiepatroon is dat van een onderhandelingshuishouden,
waarbij ouder en kind met elkaar overleggen op basis van
gelijkwaardigheden

Verwaarloosde opvoedstijl

De ouder heeft geen aandacht voor het kind


Het kind kan zijn gang gaan zonder controle, ondersteuning, instructies en
grenzen van de ouders
Er bestaan geen opvoedrelaties tussen ouder en kind

Toegeefelijke/ permissieve opvoedstijl

Weinig tot geen betrokkenheid van de ouder richting het kind


Het kind wordt aan zijn lot overgelaten, het moet zelf uitzoeken wat goed
voor hem is
De ouder stelt geen eisen en grenzen ten opzichte van de ontwikkeling
van het kind

Gezinssamenstelling:

kluwe gezinssamenstelling
loszand gezinssamenstelling
half open gesloten gezinssamenstelling

De blik van de yeti


contact hypothese: De hypothese komt er op neer dat contact tussen groepen leidt tot afname van
vooroordelen en discriminatie. Met andere woorden kinderen van jongst af aan geconfronteerd
worden met de diversiteit, dan zullen zij beter met elkaar om kunnen gaan en krijgen vooroordelen
geen kans.
onderzoekster Ann Phoenix besluit dan ook dat de stelling vooroordelen enkel veroorzaakt worden
door onwetendheid en gebrek aan contact in ieder gevalfout is.
voorwaardes om vooroordelen tegen te kunnen gaan/voorkomen
gelijke status: een eerste voorwaarde opdat het contact positief effect zou hebben is dat de leden
van de verschillende groepen een en de zelfde status hebben. ongelijke status leidt tot superieur
gedrag van de groep met hogere status en wrok bij de andere en heeft dus een omgekeerd effect
gemeenschappelijke doelen: alleen als er samengewerkt wordt om gemeenschappelijke doelen te
realiseren, is het contact positief, niet al de groepen verschillende doelen nastreven.
weerlegging stereotypen: mensen hebben de neiging vooral gedrag op te merken dat hun
stereotype opvatting bevestigd en ander gedrag te zien als de uitzondering die de regel bevestigd.
intimiteit: het contact moet zo intensief zijn dat er ook uitwisseling van individuele informatie en van
gevoelens is, waardoor groepsgrenzen doorbroken worden.
gelijkheid bevorderende normen: een laatste voorwaarden is die van groepsnormen. Het is van
belang dat het contact plaatsvindt in een sociale omgeving, waarvan sleutelfiguren en gezagdragers
de doelstellingen van het contact steunen.
contacthypothese herbekeken
Het onbekende wordt bekend en daardoor zijn er mogelijkheden om over diversiteit te praten.
going to meta
we kunnen uiteraard niets doen aan dingen die maatschappelijk bepaald worden, maar we kunnen wel
proberen ons er zo veel mogelijk bewust van te worden, Dit betekent inzicht krijgen in hoe en waarom
we iets over iemand denken. dat is volgens bruner een andere essentieel in de opvoeding, deze
beschrijft hij als going meta. Het beeld dat wij van andere opbouwen is gekleurd en beperkt door ons
referentiekader, daaraan kunnen wij niet ontsnappen. going meta betekend leren denken over het
denken en dat moet dan ook het meeste essentile uitgangspunt worden van de opvoeding.
rasisme by omission

meestal onbedoelde racisme door weglating, als er dus in een school of leefgroep enkel voor een
etnische en culturele groep referenties zijn geeft dit bedoeld of onbedoeld weer dat de wereld
homogeen hoort te zijn en dat er een (beste manier is)
kleurenblindheid
Deman Sparks antwoordt hierop dat niet de verschillen op zich een probleem veroorzaken ,maar de
manier waarop we met verschillen omgaan. om daar aan te werken is het ook nodig om diversiteit te
herkennen. de houding van opvoeders die geen of nauwelijks rekening houdt met diversiteit noemt
men colourblindness (kleurenblindheid)

een lange reis


Phyllis Brady schets dat de evolutie van aanvankelijkheid weerstand naar een opvoeding in
verscheidenheid vaak verloopt langs drie fases welke de opvoeder doorloopt:

fase 1 ontkenning en weerstand, kleurenblindheid domineert

fase 2 er is vooral verwarring en onevenwicht, opvoeder beginnen een kijk op hun


vooroordelen en stereotypen te ontwikkelen

fase 3 er wordt een nieuw evenwichtige praktijk ontwikkeld waar nieuwe inzichten getereerd
worden in de opvoeding
een dergelijke evolutie door de 3 fases kost tijd en is een lange reis.

Hoorcolleges 21ste eeuw


Opvoeden tot de jaren 60

Kostenwinnaarswereld
Rollen mannen en vrouwen
Invloed religie
Klassenmaatschappij
Opvoedtaak: vrouw
Referentiepunten: familie, buren

Opvoeden vanaf jaren 60

Eerste emancipatiegolf
Secularing
Klassenmaatschappij
Wereldbeeld: complex en dynamisch
Gezinssamenstelling
Opvoedtaak: taak man vrouw en professionele derde
Referentiepunten opvoeding familie boeken, internet
Opvoeddoelen meer individueel gericht maar ook statusgericht

Burgerschapsvorming

Persoonlijk verantwoordelijk burgerschap


Participerend burgerschap
Burgerschap gericht op sociale rechtvaardigheid

Lange korte kindertijd

Kind als consument


Kind als minivolwassene
Kind en vrije tijd
Boemerang kind

Hyperparenting
Hoe ouder zich tot het uiterste inspanningen om elke oneffenheid die het kind
tegenkomt, weg te poesten.
Hoe ouder zich druk maken om heel normale opvoedvragen.

Media opvoeding

Stap 1 Samen doen


Stap 2 Coachen
Stap 3 Loslaten
Combineren met de vier basisdimensies opvoeden

Mastschappelijke ontwikkelingen

We leven in een neo-liberale meritocratie


Standenmaatschappij
Huiswerkklassen cito oefen-groepjes

contact hypothese: De hypothese komt er op neer dat contact tussen groepen leidt tot afname van
vooroordelen en discriminatie. Met andere woorden kinderen van jongst af aan geconfronteerd
worden met de diversiteit, dan zullen zij beter met elkaar om kunnen gaan en krijgen vooroordelen
geen kans.
onderzoekster Ann Phoenix besluit dan ook dat de stelling vooroordelen enkel veroorzaakt worden
door onwetendheid en gebrek aan contact in ieder gevalfout is.
voorwaardes om vooroordelen tegen te kunnen gaan/voorkomen
gelijke status: een eerste voorwaarde opdat het contact positief effect zou hebben is dat de leden
van de verschillende groepen een en de zelfde status hebben. ongelijke status leidt tot superieur
gedrag van de groep met hogere status en wrok bij de andere en heeft dus een omgekeerd effect

gemeenschappelijke doelen: alleen als er samengewerkt wordt om gemeenschappelijke doelen te


realiseren, is het contact positief, niet al de groepen verschillende doelen nastreven.
weerlegging stereotypen: mensen hebben de neiging vooral gedrag op te merken dat hun
stereotype opvatting bevestigd en ander gedrag te zien als de uitzondering die de regel bevestigd.
intimiteit: het contact moet zo intensief zijn dat er ook uitwisseling van individuele informatie en van
gevoelens is, waardoor groepsgrenzen doorbroken worden.
gelijkheid bevorderende normen: een laatste voorwaarden is die van groepsnormen. Het is van
belang dat het contact plaatsvindt in een sociale omgeving, waarvan sleutelfiguren en gezagdragers
de doelstellingen van het contact steunen.
contacthypothese herbekeken
Het onbekende wordt bekend en daardoor zijn er mogelijkheden om over diversiteit te praten.
going to meta
we kunnen uiteraard niets doen aan dingen die maatschappelijk bepaald worden, maar we kunnen wel
proberen ons er zo veel mogelijk bewust van te worden, Dit betekent inzicht krijgen in hoe en waarom
we iets over iemand denken. dat is volgens bruner een andere essentieel in de opvoeding, deze
beschrijft hij als going meta. Het beeld dat wij van andere opbouwen is gekleurd en beperkt door ons
referentiekader, daaraan kunnen wij niet ontsnappen. going meta betekend leren denken over het
denken en dat moet dan ook het meeste essentile uitgangspunt worden van de opvoeding.
rasisme by omission
meestal onbedoelde racisme door weglating, als er dus in een school of leefgroep enkel voor een
etnische en culturele groep referenties zijn geeft dit bedoeld of onbedoeld weer dat de wereld
homogeen hoort te zijn en dat er een (beste manier is)
kleurenblindheid
Deman Sparks antwoordt hierop dat niet de verschillen op zich een probleem veroorzaken ,maar de
manier waarop we met verschillen omgaan. om daar aan te werken is het ook nodig om diversiteit te
herkennen. de houding van opvoeders die geen of nauwelijks rekening houdt met diversiteit noemt
men colourblindness (kleurenblindheid)
een lange reis
Phyllis Brady schets dat de evolutie van aanvankelijkheid weerstand naar een opvoeding in
verscheidenheid vaak verloopt langs drie fases welke de opvoeder doorloopt:

fase 1 ontkenning en weerstand, kleurenblindheid domineert

fase 2 er is vooral verwarring en onevenwicht, opvoeder beginnen een kijk op hun


vooroordelen en stereotypen te ontwikkelen

fase 3 er wordt een nieuw evenwichtige praktijk ontwikkeld waar nieuwe inzichten getereerd
worden in de opvoeding
een dergelijke evolutie door de 3 fases kost tijd en is een lange reis.

0 en 0 perspectief
Transactionele ontwikkelingsmodel: Het transactionele ontwikkelingsmodel beschrijft de
ontwikkelingen van kinderen als een dynamische proces tussen kind ouder en gezinsfactoren. er is
sprake van een wisselwerking.
levensloop model: Het levensloop model gaat uit dat de ontwikkeling van baby tot volwassen
getypeerd kan worden als een proces van opeenvolgende taken of opgaven die volbracht moeten

worden.
balansmodel De begrippen draaglast en draaglast zijn van belang om de wisselwerking tussen
beschermende en risicofactoren, tussen ontwikkelingsopgaven en competenties, tussen de individuele
ontwikkeling en de sociale omgeving en tussen de verschillende socialisatiemilieus in kaart te
brengen.

Das könnte Ihnen auch gefallen