Sie sind auf Seite 1von 3

De schrijver zit rechts voor op een stoel achter een bureau.

Op het toneel
zijn boeken te zien die chaotisch verspreid liggen over de hele vloer. Op
van het toneel hangt een wit achterdoek.

De schrijver:

Er zitten monsters in mijn hoofd.


Dat hoort zo want ik ben een schrijver.
Ik schrijf niet voor iedereen.
Ik schrijf enkel voor bijzondere mensen.

De schrijver staat op en loopt door de ruimte.


Hij kijkt naar verschillende geschreven werken die op de grond liggen.

Vooraleer ik aan een boek begin zit er altijd eerst een monster in mijn
hoofd.
Het monster praat tegen me.
Ik luister en schrijf daarna alles op.
En wanneer ik alles opgeschreven heb, is mijn boek klaar.
En dan zeg ik tegen het monster in mijn hoofd: dankjewel monster, en dan
gaat het monster liggen.
En dan valt het in slaap en het is zo moe dat de slaap nooit ophoudt.

De schrijver stopt met lopen en staat stil achter zijn stoel.

Deze keer is het anders.

Er valt een stilte.


De schrijver grijpt naar de stoel.

Deze keer is het anders

De schrijver begint weer met lopen, dit keer sneller en in paniek.

Nu zitten er twee monsters in mijn hoofd.


En als ik vriendelijk vraag: wat willen jullie, monsters?
Willen jullie mij een verhaal te vertellen?
Dan brult het ene, grote monster:

Grote monster:

Licht gaat uit. Een monster is te zien op het doek.

IK WIL. IK WIL ALLES!

Schrijver:

En zeurt het andere, kleinere monster:


Kleine monster:

Licht gaat uit. Een kleiner monster is te zien op het doek.


Licht gaat aan.

Schrijver:

Paniek wordt erger

Ik zeg: zullen we samen een boek schrijven, teergeliefde monsters?


Maar de monsters willen uit mijn hoofd.

Pakt een n voor n boeken op totdat ze niet meer kan vasthouden

Ze zijn te groot voor mij.


Er is niet genoeg plaats
Ik heb een enorm hoofd.
Maar zelfs mijn hoofd is te klein voor deze twee monsters.

Loopt naar de andere kant van het toneel dwars door alle boeken heen.
De angst voor de monsters neemt toe.

Ze worden groter en groter.


Ze groeien.
Mijn kop staat op ontploffen.
Ik hoor die stem maar brullen

De twee stemmen zijn luid te horen en ze schreeuwen door elkaar heen.

Grote monster: Kleine monster:


IK WIL ALLES! JA MAAR,
IK WIL ALLES!!! JA MAAR

De schrijver gooit alle boeken op de grond.


Ze houd haar handen op haar oren.

Schrijver:
STOP!

De schrijver valt op de grond en is nog steeds in paniek.


De stemmen worden langzaam zachter en verdwijnen uit haar hoofd.
De schrijver komt tot rust. Ze kijkt naar alle boeken die overal en nergens
liggen en raapt ze op. Ze zet alle boeken terug in de kast.

(Side note: rust in de kamer staat symbool voor de rust in haar hoofd)

De schrijver kijkt aarzelend naar zijn bureau en loopt er voorzichtig naar


toe.
Ze pakt haar pennen doos en opent hem en staart er even naar.
Ze pakt de pen, loopt naar de prullenbak en gooit hem weg.
Vervolgens loopt ze terug en pakt ze haar werk waar ze op dat moment
mee bezig was.
Ze kijkt er voor de laatste keer naar en verscheurt het papier en gooit ook
dat weg.
Ze loopt de kamer uit.

(EXIT schrijver)

Das könnte Ihnen auch gefallen