Beruflich Dokumente
Kultur Dokumente
Persoonlijk leerdoel:
Een nieuw onderwerp duidelijk introduceren. Dit ga ik bereiken door het gebruik van materialen.
In kunnen schatten wie er extra uitleg nodig heeft en wie er aan de slag kan. Dit ga ik bereiken door te overleggen met mijn mentor (groepsplan)
en door vragen te stellen aan de kinderen.
Lesdoel(en): Evaluatie van lesdoelen:
Kerndoel 32: De leerlingen leren eenvoudige meetkundige Ik kijk de flitsoefeningen met het rekenrek gezamenlijk na.
problemen op te lossen.
- Ontdekken en voortzetten van patronen. Ik kijk de gemaakte werken na.
- Onderzoeken van vervormen en gelijkvormigheid.
Lesinhoud Ik vraag aan het eind van de les aan de kinderen wat ze geleerd hebben.
- Structureren: het oefenen van de getalbeelden op het
rekenrek. Ik maak de opdrachten samen met de kinderen uit de instructiegroep.
- Meten: orintatie op de begrippen oppervlakte en omtrek en
vergelijken van omtrekken en oppervlakte.
- Meetkunde: kennismaken met verhoudingen
Vakspecifiek: De kinderen werken met de methode wereld in getallen. De onderwerpen oppervlakte en omtrek zijn nog niet aan bod gekomen. De
kinderen zijn in groep 1/2 vooral bezig geweest met het verkennen van andere meetkundige begrippen. De kinderen gaan voor het eerst rekenen
met oppervlakte en omtrek. De kinderen hebben wel al kennis gemaakt met verhoudingen, dat komt in deze les ook terug. Bij mijn verantwoording
staat de ijsberg die ik heb gemaakt voor meten en meetkunde.
Organisatorisch: Er is een digibord aanwezig, ik maak gebruik van een filmpje vanuit de methode. Ook heb ik een model gemaakt, zodat de
kinderen in het echt kunnen zien wat de oppervlakte nou is. Tijdens de instructie maak ik ook gebruik van het digibord.
Lesverloop
Tijd Leerinhou Didactische handelingen Leeractiviteit Materialen /
d Leraar leergedrag leerling(en) Organisatie
5 minuten Flitsen De kinderen beginnen met flitsen. Ik doe De kinderen doen goed hun best tijdens het flitsen. Werkboeken
5 sommen klassikaal met de kinderen. Rekenrekje
Vervolgens maken ze opdracht 1. Deze De kinderen kijken hun eigen werk goed na.
kijken we gezamenlijk na.
5 minuten Inleiding Ik geef een inleiding over meten en De kinderen zitten rustig in de kring en ze praten Afbeeldingen uit het
meetkunde. De kinderen zitten in een niet door elkaar heen. Ze steken netjes hun vinger boek
kring. Ik bespreek de afbeeldingen met op. Filmpje
de kinderen:
- Hoeveel geiten staan er in de wei? De kinderen proberen goed mee te denken tijdens
- Waarom staan er hekken? het beantwoorden van de vragen.
- Welke wei is groter?
Klaar? verder werken aan het verhaal De kinderen weten wat ze moeten doen als ze klaar De verhalen van de
over dromen zijn, ze stellen hier geen vragen meer over. kinderen
Doel: de kinderen weten wat ze
moeten doen als ze klaar zijn,
dan krijg ik daar geen vragen
over.
De kinderen steken hun vinger op als ze de vraag
De kinderen leveren de werken in. willen beantwoorden, ze krijgen beurten.
Iedereen gaat in de kring zitten.
- Wat hebben we nou eigenlijk
geleerd?
Feedback mentor
Zelfreflectie
- Wat wilde ik?
Ik wilde dat de kinderen de lesdoelen behaalden en dat er orde in de klas was. Ik wilde ervoor zorgen dat iedereen aan de slag kan met
opdrachten op zijn of haar eigen niveau.
Ik begon mijn les in de kring. Ik introduceerde het onderwerp door te vragen of de kinderen er al iets van wisten. Daarna gingen de
kinderen in tweetallen eens kijken hoe de opdracht in elkaar zat, ze moesten zelf met manieren komen. Hierna kreeg ik een aantal
manieren van de kinderen. Ik heb de manieren uitgewerkt op het bord en daarna heb ik de begrippen proberen te verduidelijken aan de
hand van een voorbeeldmodel. Daarna gingen de kinderen aan de slag. Ik liep rond om vragen te beantwoorden.
Ik merkte dat de kinderen de opdracht erg moeilijk vonden. Ik probeerde extra instructie te geven aan de kinderen die het nodig
hadden, maar omdat het zoveel kinderen waren werd het onrustig in de klas. De lesdoelen zijn wel behaald.
- Hoe nu verder?
De volgende keer ga ik zelf nog meer manieren bedenken om de opdracht duidelijk te maken en ik ga meerde strategien bedenken
om de opdracht uit te rekenen. Ik wil de volgende rekenles ook meer gebruik gaan maken van het realistisch rekenonderwijs.
Verantwoording
Formuleren van doelen
Meten en meetkunde
- Orinteren en plaatsbepalen in een voor de kinderen bekende omgeving en representaties daarvan als via maquettes en
eenvoudige plattegronden
- Ontdekken en voortzetten van patronen
- (Na)leggen van mozaekfiguren en daarbij experimenteren met vormen en symmetrie
- Eigenschappen van meetkundige figuren (vierkant, kubus) onderzoeken
- Onderzoeken van vervormen en gelijkvormigheid
En het ontwikkelen van taal bij bovenstaande. De nadruk ligt op 'onderzoeken', 'voorspellen', 'experimenteren', 'verklaren' en
'redeneren'
- De kinderen construeren met papier eenvoudige ruimtelijke en vlakke meetkundige figuren zoals vierkanten, rechthoeken,
driehoeken, cirkels, kubussen, blokken cilinders en kegels en bespreken samen wat de verschillen tussen de figuren en vormen
zijn en wat dus specifieke kenmerken van de meetkundige figuren zijn.
- De kinderen werken met patronen en mozaeken door bijvoorbeeld kettingen te rijgen of met figuurtjes patronen te leggen.
Beginsituatie
Pedagogisch: De klas bestaat uit 28 kinderen, 11 meisjes en 17 jongens. De kinderen zijn het gewend om samen te werken, ze doen dit
ook vaak tijdens IPC (themaonderwijs). Er zijn twee kinderen die moeite hebben met rekenen ik wil ervoor zorgen dat die samenwerken
met een kindje die hier wel goed in is. Dat kindje kan ze dan helpen en aansturen waar nodig. De kinderen vinden het natuurlijk het
leukste om samen te werken met hun vrienden en vriendinnen, door de coperatieve werkvorm probeer ik juist de vriendjes en
vriendinnen uit elkaar te krijgen. In de klas zit erg veel niveauverschil. Ik heb samen met mijn mentor een instructiegroep
samengesteld. Ik heb ook het groepsplan voor rekenen bekeken en die heb ik aangehouden.
Vakspecifiek: De kinderen werken met de methode wereld in getallen. De onderwerpen oppervlakte en omtrek zijn nog niet aan bod
gekomen. De kinderen zijn in groep 1/2 vooral bezig geweest met het verkennen van andere meetkundige begrippen. De kinderen gaan
voor het eerst rekenen met oppervlakte en omtrek. De kinderen hebben wel al kennis gemaakt met verhoudingen, dat komt in deze les
ook terug. Hieronder heb ik de ijsberg voor meten en meetkunde ook nog staan.
Organisatorisch: Er is een digibord aanwezig, ik maak gebruik van een filmpje vanuit de methode. Ook heb ik een model gemaakt,
zodat de kinderen in het echt kunnen zien wat de oppervlakte nou is. Tijdens de instructie maak ik ook gebruik van het digibord.
De kinderen zitten qua meten en meetkunde op het eerste niveau. Tijdens het flitsen werken ze met een rekenrekje. Daar zitten ze dus
op het tweede niveau. Hiernaast zie je de ijsberg die ik heb gemaakt over het onderwerp meten en meetkunde.
Ik heb voor de coperatieve werkvorm delen denken uitwisselen gekozen, omdat de kinderen hierdoor eerst zelf na gaan denken
over de oplossing en daarna pas gaan overleggen. Zo voorkom ik dat de kinderen die niet zo goed zijn in rekenen, niks doen. Hierna
bespreken we de opdracht klassikaal, omdat alle kinderen aan het eind van de les allemaal op het goede antwoord moeten kunnen
komen.
Boswinkel, N. & Moerlands, F. Het topje van de ijsberg. Freudenthal Instituut, Universiteit Utrecht.
Evalueren lesdoel
Om te controleren of de kinderen de opdracht goed begrepen hebben en om te kijken of ze het onderwerp snappen ga ik iedere
opdracht samen met ze nakijken. Ze maken individueel de opdracht en daarna bespreken we het klassikaal. Ik vraag de kinderen ook
wat ze geleerd hebben aan het eind van de les. Zo controleer ik of de kinderen ook vinden dat de doelen behaald zijn.
Gemiddeld kind
Om het gemiddelde van mijn klas in beeld te krijgen heb ik samen met E. wat opdrachten gemaakt, E. wordt gezien als een gemiddeld
kind in de klas. Zo kon ik mijn lesontwerp aanpassen op haar, en dus het gemiddelde, niveau.
1. Ik heb E. een aantal sommen laten maken. Toen ze deze aan het maken was heb ik haar geobserveerd.
2+1=3 Tijdens de observatie merkte ik dat ze vooral op haar vingers aan het rekenen was. Op het moment dat
3+5=8 ik het rekenrekje erbij pakte en haar de sommen die ze fout had opnieuw liet maken, maakte ze die
7 + 6 = 12 sommen wel goed. Ik vertelde hierbij niet dat ze deze fout had gemaakt. Hierdoor merkte ik dat het
3 + 9 = 12 daadwerkelijk nodig is dat de kinderen een rekenrekje kunnen
6 + 10 = gebruiken.
16
13 + 6 =
19
17 + 2 =
19
20 + 2 =