Vakgebied: Natuur en Techniek Stagegroep: groep 1/2 Klas: PEH16VD Welke keuzes heb ik hier gemaakt? Toelichting/ onderbouwing van keuzes (denk hierbij met name kernbegrippen uit (vak-) specifieke theorie) Kennis over (kinderen in) de De kinderen van groep 1 en Ik weet door gesprekken met mijn mentor groep is nadrukkelijk 2 weten wat plantjes zijn, waar de kinderen staan rondom natuur en verwerkt in de omschrijving van de beginsituatie van de maar sommige weten nog techniek. Via tule.slo.nl weet ik waar de groep, zowel in niet dat een plantje uit een kinderen moeten staan en wat zij moeten pedagogische zin (gedrag, zaadje komt of ook wel een leren. Ik heb dit vergeleken met de groepsverhoudingen, boon. De kinderen weten niet informatie die ik heb gekregen van mijn groepsdynamiek) als in didactische zin hoe plantjes groeien en wat mentor om de beginsituatie goed te (vakspecifieke je hier nodig voor hebt. De kunnen inschatten. beginsituatie). kinderen weten dat er worteltjes zijn, maar zij Vanuit de sociogram en het klimaatschaal hebben nog niet ingezien dat die ik heb afgenomen heb ik deze uit de boon of het geconstateerd dat de kinderen goed met zaadje komen. elkaar kunnen omgaan. Er zijn een aantal kinderen die zowel speel als werk Uit de typering blijkt dat de gerelateerd, negatief gekozen worden. Zij kinderen goed met elkaar veroorzaken ook vaak de negatieve sfeer kunnen omgaan, maar dat die er ontstaat in de klas. kiezen op basis van eigen De leerlingen die sneller zijn als de voordeel. Er vallen een andere lopen op bepaalde aspecten voor aantal kinderen buiten de als de rest. De kinderen die minder snel groep. Zij veroorzaken vaak zijn krijgen in deze les de kans om zich ruzies en of problemen in de ook te laten horen. klas. Een aantal kinderen zijn sneller dan anderen en geven vaker antwoord op de vraag. Zij komen dan ook vaak aan de beurt. De lesdoelen zijn de kinderen weten aan het Door naar de beginsituatie te kijken weet afgestemd op de eind van de les dat ze een ik dat de kinderen nog niet weten hoe een beginsituatie. In de formulering ervan wordt bonenplant kunnen planten. plantje ontstaat. De kinderen weten zichtbaar dat kennis van De kinderen weten aan het ongeveer hoe een plantje groeit maar nog vakdidactiek en leerlijnen eind van de les hoe ze een niet direct hoe het proces verloopt en wat op een logische manier is boon kunnen planten. De je hiervoor nodig hebt. Als laatste weten verwerkt. kinderen weten welke veel kinderen niet waar een plantje benodigdheden ze nodig allemaal uit bestaat en welke functie deze hebben. hebben. Door een boon te planten met de kinderen kan ik meerdere doelen in n kerndoel 41 keer behandelen. Ik moet deze doelen - onderdelen van een echter wel in twee lessen behandelen. De plant: bloem, kinderen zien hoe de boon/het plantje stengel, blad en groeit. Ze bespreken in de kring wat zij wortel hiervoor nodig hebben en beredeneren - ontkiemen van hoe dit gaat verlopen. Na de les zaden bespreken we dit nogmaals. De volgende (Ik begin in deze les met de les kijken we naar het resultaat. Ik laat de doelen maar kom hier de kinderen onderzoeken wat er is gebeurd, volgende les op terug wat er bij is gekomen en welke functies wanneer de plantjes zijn deze onderdelen hebben. Ik laat de gegroeid. Ik kan dan dieper kinderen dit in de kring bespreken met ingaan op de stof) elkaar omdat ze op deze manier van elkaars ontdekkingen leren. Na de bespreken leg ik zelf ook het nodige uit van het ontstaan van een plantje. Als dit al is uitgelegd vat ik alles samen bij de nabespreking en benoem ik er ook bij welke kinderen dit hadden ontdekt. Door het zelf ontdekken kunnen de kinderen zelf alle lesdoelen behalen. Werk- en De kinderen beginnen in de Door in de kring te beginnen kan ik het groeperingsvormen zijn kring, halverwege de kring onderwerp inleiden (er komt iets binnen). afgestemd op specifieke kenmerken van de groep n gaan de kinderen in groepjes Ik laat een plantje zien van een boon en op specifieke kenmerken zitten en een plantje planten. een droge boon. Door dit in de kring te van vakdidactiek. Aan het eind komen de doen kunnen alle kinderen het plantje kinderen weer terug in de goed zien, ik loop ook een rondje met het kring. plantje, ondertussen bespreken de kinderen wat zij zien. Hierna krijgt elk kind een droge boon, dit is de aanrommelfase. Er worden vragen opgewekt die de kinderen ook bespreken met elkaar. Zo hadden vele kinderen de vraag: Komen die sliertjes dan uit dat witte puntje van de boon? Hier werd flink over gediscussieerd. In de kring is dit mogelijk omdat elk kind wordt betrokken en het geeft een opensfeer. Hierna gingen de kinderen in groepjes de boon planten. Door dit in groepjes te doen kunnen de kinderen elkaar helpen wanneer iets niet lukt. Dit werd ook veel gedaan. Hiermee stimuleer je samenwerkend gedrag. Als laatst kwamen de kinderen terug in de kring om hun bevindingen te bespreken en te bespreken wat zij zonet hadden gedaan. Door dit in de kring te doen krijgen alle kinderen de informatie mee.
Werk- en De kinderen bespreken in de Door in de kring te bespreken wat de
groeperingsvormen zijn kring welke middelen zij kinderen nodig hebben om de boon te functioneel ondersteunend bij het behalen van de nodig hebben om een boon laten groeien, kunnen alle kinderen lesdoelen. te laten groeien. In de meedenken en meedoen. Als ik dit in groepjes planten ze onder groepjes had gedaan of aan tafeltjes begeleiding een boon. Aan hadden niet alle kinderen dit het eind in de kring meegekregen. Ik doe dit in losse beurten bespreken de kinderen zodat meerdere kinderen de kans krijgen nogmaals wat ze hebben om iets te zeggen. De kinderen die dit nog gedaan en waarom zij deze niet weten krijgen de informatie van de middelen nodig hadden om andere kinderen. Hierna vat ik het de boon te planten. Ook nogmaals samen en benoem ik wat de bespreek ik met hen waarom kinderen hebben gezegd. In de groepjes ik de bonen bij het raam heb gaan de kinderen aan het werk om de gezet. plantjes te laten groeien. Dit doe ik in groepjes zodat de kinderen elkaar kunnen helpen. De kinderen kunnen elkaar uitleggen waarom zij dit op deze volgorde doen en ik leg dit ook uit wanneer de kinderen een nieuw middel krijgen om de boon te planten. Aan het eind komen de kinderen terug in de kring zitten om hun bevindingen te bespreken. De kinderen vertellen in de kring wat ze hebben gedaan. Ik vraag door om erachter te komen of ze ook weten waarom ze dit hebben gedaan. Hierna benoem ik dit nogmaals kort. Als laatste vraag ik de kinderen waarom ik de planten op de vensterbank heb gezet. Vele kinderen weten nog niet waarom. De kinderen die dit wel weten steken hun vinger op en leggen dit uit. Ik benoem nogmaals waarom dit is zodat de kinderen die dit nog niet wisten dit ook meekrijgen. Een aanzet tot Toen ik de les had ontworpen Door de kinderen samen een boon te samenwerkend leren krijgt wilde ik de kinderen laten laten planten leren ze om samen ergens op een logische wijze plek in het lesontwerp.* werken in tweetallen. Per voor te zorgen. De kinderen moeten tweetal mochten de kinderen samenwerken om de boon te planten, een boon planten. Om dit omdat zij er maar n krijgen. Een leerling verder te stimuleren moesten hield het bekertje vast en de ander kon zo de kinderen samen voor de de watten plaatsen. Ze konden dit om de boon zorgen en de volgende beurt doen. Na het planten moet de boon les samen kijken naar het ook water krijgen. De kinderen kijken resultaat. In de kring samen wanneer de boon verder in de bespreken de kinderen wat week water nodig heeft en hoeveel. Bij de zij hebben gezien en hoe ze vervolg les zouden de kinderen samen in dit hebben gezien. Mijn tweetallen gaan kijken naar het plantje. mentor vond echter dat ik De kinderen gingen dan kijken wat er is nog niet klaar was om een gebeurd en welke onderdelen erbij zijn coperatieve werkvorm uit te gekomen. De kinderen beredeneren welk voeren. Om deze reden heb onderdeel water opneemt maar ook hoe ik de werkvorm niet kunnen het plantje gegroeid is. De kinderen uitvoeren. werken dan samen en zou kan ik de samenhorigheid stimuleren. Vooral omdat ze samen voor het plantje zorgen. Een aanzet tot ontdekkend Ik heb bij deze les gebruik De kinderen planten zelf een boon, leren krijgt op een logische gemaakt van zelf ontdekkend hierdoor ontdekken ze hoe een boon wijze plek in het lesontwerp** leren. De kinderen gaan zelf groei. De kinderen kijken in de vervolg les een boon planten en na een naar het resultaat. Ze kijken hoe de boon week ontdekken wat er met is gegroeid, welke onderdelen erbij zijn de boon is gebeurd. De gekomen en wat deze doen. Door de kinderen vertellen elkaar in kinderen dit in de kring aan elkaar te laten de kring wat zij gezien vertellen, leren de kinderen van elkaars hebben en ontdekt hebben. ontdekkingen. Ik leid het gesprek alleen en laat hen zelf vertellen. Aan het eind geef ik nog de nodige informatie over het plantje en vertel ik wat er nog niet is besproken. Door de kinderen zelf te laten kijken en zelf pas aan het eind te vertellen wat er is gebeurd, kijken de kinderen zelf al heel anders naar het plantje. Ze gaan ontdekkend en nieuwsgierig aan het werk. Zij leggen hierdoor zelf al conclusies en vergelijken deze in de kring met elkaar. De proces- en De kinderen vatten aan het Door de kinderen aan het eind van de les productdoelen worden eind samen waar we naar zelf te laten samen vatten wat zij hebben expliciet gevalueerd met de kinderen. gekeken hebben bij het gedaan, weet ik of de lesdoelen zijn planten van de boon, wat er behaald. Door dit aan meerdere kinderen is ontstaan en hoe dit is te vragen zorg ik ervoor dat de lesdoelen ontstaan. Ook bespreken de die bij sommige kinderen niet zijn kinderen wat de functies zijn doorgekomen alsnog doorkomen. Ik vraag van de onderdelen van de namelijk door aan de leerlingen en laat plant. hen ook redeneringen geven waarom het plantje zo is gegroeid ect. Als er vragen zijn opgewekt bij het zelf ontdekkend kijken naar de plantjes, kunnen zij deze alsnog vragen. Hierdoor kan ik ook zien welke lesdoelen nog niet duidelijk zijn. Als laatst geef ik nog extra informatie over het groeien van de plantjes zodat ik zeker weet dat alle informatie is gegeven. Ik stel vragen tussendoor om de lesdoelen terug te koppelen. Ik zie hierdoor of de kinderen de lesstof begrijpen. De werkvormen die worden De lesdoelen worden De kinderen zijn gewend om de lesdoelen gehanteerd bij evaluatie klassikaal besproken in de te bespreken in de kring. Ik heb ervoor zijn passend bij vakdidactiek en sluiten aan kring. gekozen om dit ook te doen. De doelen op specifieke kenmerken worden dan nogmaals behaald en alle van de groep. leerlingen kunnen elkaar horen en zien. De kinderen zijn zo meer betrokken bij de lesdoelen. Ik herhaal de lesdoelen op meerdere manieren zodat ik zeker weet dat de lesstof duidelijk is. *bij tenminste 3 lesontwerpen ** bij tenminste 1 lesontwerp