Sie sind auf Seite 1von 107

ZUIDHOLLANDS

Cor van Bree


Taal
in stad en land
Sdu UITGEVERS

ZUID-HOLLANDS
Taal
in stad en land
Aan Jo Daan, die lang vr mij het Zuid-Hollands verkende
ZUID-HOLLANDS
HOLLANDS TUSSEN IJ EN HARINGVLIET
Cor van Bree
Sdu Uitgevers, Den Haag
Taal
in stad en land
De complete reeks 'Taal in stad en land',
hoofdredactie Nicoline van der Sijs:
1 Amsterdams door Jan Berns m.m.v. Jolanda van den Braak
2 Fries en Stadsfries door Pieter Duijff
3 Gronings door Siemon Reker
4 Haags door Michael Elias i.s.m. Ton Goeman
5 Leids door Dick Wortel
6 Maastrichts door Ben Salemans en Flor Aarts
7 Oost-Brabants door Jos Swanenberg en Cor Swanenberg
8 Rotterdams door Marc van Oostendorp
9 Stellingwerfs door Henk Bloemhoff
10 Utrechts, Veluws en Flevolands door Harrie Scholtmeijer
11 Venloos, Roermonds en Sittards door Pierre Bakkes
12 West-Brabants door Hans Heestermans en Jan Stroop
l3 Zuid-Gelderse dialecten door Jan Berns
14 Sallands, Twents en Achterhoeks door Jan Nijen Twilhaar
15 Heerlens Nederlands door Leonie Cornips
16 Taal van de Wadden door Mathilde Jansen en Marc van Oostendorp
17 Drents door Henk Bloemhoff en Henk Nijkeuter
18 Zeeuws door Lo van Driel
19 Noord-Hollands door Jan Berns
20 Zuid-Hollands door Cor van Bree
Vormgeving omslag en binnenwerk: Villa Y, Den Haag
Zetwerk: PROgrafici, Goes
Druk en afwerking: A-D druk BV, Zeist
Cor van Bree, 2004
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel
van druk,
fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming
van de uitgever.
No part of this baak may be reproduced in any farm, by print, photoprint, microfilm
or any other
means without written permission from the publisher.
ISBN 90 1209021 0
VDDrWfJDrd bij f, rukr
(Tw ~ stut m WuJ/
Op 1 mei 2002 zijn de eerste dertien delen van de reeks 'Taal in stad en land'
verschenen bij Sdu Uitgevers; zie de pagina hiernaast voor een overzicht en
zie het kaartje op pagina 7. Ieder deel van de reeks beschrijft de taal van een
bepaalde streek of stad. Tussen 2003 en 2005 zullen de volgende delen verschijnen,
met beschrijvingen van streektalen in zowel Nederland als Belgi.
Uiteindelijk zullen alle regionale variteiten van het Nederlands (inclusief de
minderheidstaal Fries), zijn beschreven, sommige globaal en andere gedetailleerder.
De boeken zijn bedoeld voor ieder die in Nederlandse dialecten is
genteresseerd - of men deze nu zelf spreekt of niet.
Taal en dialect
Benamingen als taal, standaardtaal, dialect, accent, streektaal, sociolect,
groepstaal bestaan naast elkaar; ze zijn nauw verbonden met de taalontwikkeling
en de visie hierop. In deze reeks willen wij benadrukken dat
alle taalvariteiten taalkundig gelijkwaardig zijn, vandaar de reekstitel
(bedacht door Jacomine Nortier) Taal in stad en land.
Hoe verliep de taalontwikkeling in Nederland? De taal die in de Middeleeuwen
werd gesproken, verschilde per regio, stad en zelfs dorp. Er bestonden
dus alleen streektalen. Tijdens de Renaissance werd naast de geleerdentaal
Latijn steeds vaker de volkstaal, dus het Nederlands, gebruikt, zowel in
5
literaire en wetenschappelijke werken als in bijbelvertalingen. Door de
opkomst van de drukpers vonden de teksten bovendien een ruimere verspreiding
dan voorheen. Omdat daarbij de taalverschillen tussen de verschillende
regio's hinderlijk voor de communicatie bleken, schiep men een overkoepelende
standaardtaal, waarin althans in de geschreven taal de regionale
verschillen beperkt werden. Vanaf die tijd bestond er een verschil tussen
enerzijds de dialecten, die in een bepaalde streek gesproken werden, en
anderzijds de gestandaardiseerde schrijftaal, die in het hele Nederlandstalige
gebied min of meer uniform was.
Hierbij dient opgemerkt dat er formeel geen verschil bestaat tussen een
taal en een dialect. Traditioneel wordt Fries een taal en Gronings een dialect
genoemd, maar in taalkundig opzicht verschillen zij niet: het Fries en het
Gronings zijn beide volwaardige taalsystemen. Hoogstens kan men volhouden
dat het verschil tussen het Fries en het Standaardnederlands groter is
dan dat tussen het Gronings en het Standaardnederlands. Het verschil tussen
het Standaardnederlands en een Nederlands dialect ligt in buitentalige
zaken: in het feit dat spelling, grammatica en woordkeus van het
Standaardnederlands
zijn geniformeerd, vastgelegd en op school worden onderwezen,
en dat het Standaardnederlands tot staatstaal is verheven. Vandaar dat
taalkundigen op de vraag wat het verschil is tussen een taal en een dialect,
hun toevlucht nemen tot one-liners zoals 'taal is een dialect met een leger en
een vloot' en 'taal is een dialect met een nationale vlag'. Standaardtaal en
dialect hebben een verschillende maatschappelijke positie gekregen, en daardoor
ook een verschillende maatschappelijke waardering.
Zoals gezegd bestond er vanaf ongeveer de zeventiende eeuw een gestandaardiseerde
schrijftaal. De gesproken taal bleef tot eind negentiende eeuw
van streek tot streek verschillen. Halverwege de negentiende eeuw ontstond
er een soort beschaafde spreektaal, een gesproken eenheidstaal, waaraan
aanvankelijk alleen de gegoede burgers zich hielden. Deze beschaafde
spreektaal breidde zich vanuit de Randstad steeds meer uit, ten koste van de
dialecten, dankzij onderwijs, grotere mobiliteit, dienstplicht, radio en later
televisie. Men ging de standaardtaal nu wel Algemeen Beschaafd Nederlands
of ABN noemen. Anderzijds groeiden vanaf ongeveer 1900 de plattelandsdialecten
steeds meer toe naar de standaardtaal, of ze pasten zich aan elkaar
aan in grotere dialectgebieden, zodat regiolecten ontstonden zoals binnen
delen van het Nedersaksisch en het Zuid-Limburgs.
6
77
Plaats- en Gebiedsaanduiding
Nummers verwijzen naar het overzicht op p. 4 Plaats (11) o RuimerGebied (17)
Stadsfries (7)
7
Eind negentiende eeuw veranderde ook de positie van de stadsdialecten
radicaal. Naast een tegenstelling tussen stad en platteland - die overigens
niet voor alle steden bestond - ontstonden er nu sociale tegenstellingen binnen
de steden zelf. Onder andere als gevolg van de industrialisatie trokken
allerlei mensen van het platteland naar de stad, en hier vond een vermenging
plaats van de dialecten die ze voorheen spraken, met als resultaat een
groepstaal of sociolect, namelijk van de arbeiders. Hier ligt de kiem van de
huidige stadstalen zoals het Amsterdams, Haags, Rotterdams en Utrechts.
Een geheel eigen variteit van het Standaardnederlands is het Nederlands
van Heerlen, dat is ontstaan door grootschalige industrialisatie en de grote
toevloed van migranten uit allerlei streken en landen naar de mijnen. Na
een betrekkelijk korte wordingsperiode kregen de stadsdialecten hun definitieve
vorm. In de twintigste eeuw zijn ze over het algemeen minder veranderlijk
geweest dan de plattelandsdialecten, onder andere omdat het leven
op het platteland ingrijpend is gewijzigd. Met name de stadsdialecten van de
Randstad groeiden geleidelijk steeds meer naar de standaardtaal toe.
Momenteel wijken ze hiervan vooral in klank nog af. Daarom worden ze
ook wel accenten genoemd. De stadstalen in het zuiden van het land, zoals
het Maastrichts, Roermonds, Venloos en Sittards, vertonen daarentegen nog
steeds grote verschillen met de standaardtaal, hoewel ook zij hier steeds
meer naartoe groeien. Deze zuidelijke stadstalen zijn nooit het sociolect van
een bepaalde klasse geweest, maar werden altijd door alle lagen van de
bevolking gesproken.
In de twintigste eeuw keek men tot ongeveer de jaren zestig neer op alle
van de standaardtaal afwijkende taalvariteiten, die men denigrerend 'plat'
noemde. Onderwijzers en ouders ontmoedigden het gebruik van dit plat.
Dit verschilde overigens wel per regio: in het noorden werd veel meer op het
dialect neergekeken dan in het zuiden - waar dialect van oudsher door alle
lagen van de bevolking wordt gebruikt -, terwijl in Friesland al sinds de
zeventiende eeuw een groep heeft bestaan die zich sterk beijverde voor het
Fries.
In de jaren zestig van de twintigste eeuw traden grote maatschappelijke
veranderingen in. Er ontstond verzet tegen het gevestigde gezag, en dat uitte
zich ook in het taalgebruik, dat vrijer, minder officieel werd. De jonge generatie
keerde zich tegen het verzorgde en gekunstelde taalgebruik van de
oudere generatie. Er kwam een grote tolerantie voor verschillen in uitspraak
8
en woordkeus, voor informeel taalgebruik en voor het gebruik van dialect.
Het verschil tussen spreektaal en schrijftaal werd kleiner. In de jaren negentig
werd geschreven spreektaal in internet- en sms-verkeer zelfs normaal.
De emancipatie van de jaren zestig leidde ook tot het ontstaan van allerlei
nieuwe groepstalen, zoals jongerentaal, studententaal, yuppietaal, homotaal.
Van belang voor het ontstaan van deze groepstalen is het feit dat jongeren
en jong-volwassenen gedurende langere tijd bijeen blijven dankzij de leerplicht
(en tot voor kort de dienstplicht), en dat er een sterk groepsgevoel
bestaat onder jongeren dat zich onder andere uit in een eigen woordenschat.
Een oudere groepstaal is het Bargoens, waaronder vroeger de geheimtaal van
dieven, zwervers en venters werd verstaan, een taal die gekleurd was door de
streektaal van de sprekers en door het Jiddisch; nu de venters en de zwervers
van het platteland verdwenen zijn, verstaan we er veelal de volkstaal van de
grote steden onder.
Een speciale en recente vorm van jongerentaal is straattaal. Hierover is
voor het eerst in 1997 gerapporteerd. Straattaal is een groepstaal van jongeren
in de steden, een mengtaal met Nederlands als basis, aangevuld met
woorden uit het Engels en minderheidstalen zoals Surinaams, Arabisch,
Turks en Papiaments. Het onderzoek naar straattaal is nog volop bezig. In
het boek over het Amsterdams wordt aandacht besteed aan het verschijnsel.
Vanaf de jaren zeventig van de twintigste eeuw zien we zowel voor de
plattelandsdialecten als voor de stadsdialecten een duidelijke revival, die wel
'dialectrenaissance' wordt genoemd: popgroepen die in dialect zingen, verheugen
zich in een grote belangstelling, er verschijnen veel publicaties in en
over het dialect, cabaretiers gebruiken stadstalen en bereiken daarmee een
groot publiek.
De aandacht voor streektalen en dialecten is overgenomen door de
politiek. Regionale en landelijke overheden bieden financile steun aan
inspanningen ten behoeve van het dialect. In 1984 is de eerste
streektaalfunctionaris
benoemd, voor het Gronings, in 1987 zijn streektaalfunctionarissen
voor het Drents benoemd, in 1998 voor het Overijssels, in 1999
voor het Stellingwerfs, in 2001 voor het Zeeuws en Limburgs, en in 2002
voor het Gelders. Bovendien zijn in 1996 het Fries en Nedersaksisch in
Nederland met verschillende status erkend als regionale taal binnen het
Europees Handvest voor Regionale of Minderheidstalen. In 1997 is ook het
Limburgs als regionale taal erkend.
9
De reeks 'Taal in stad en land'
Hoe staat het in het nieuwe millennium met de dialecten? De reeks 'Taal in
stad en land' biedt het antwoord op die vraag. Terwijl momenteel de belangstelling
voor dialecten zowel bij de bevolking als bij de politiek nog steeds
toeneemt, blijkt paradoxaal genoeg uit de boeken van de reeks dat het
daadwerkelijke
gebruik van dialect vrijwel overal gestaag afneemt, en dat alle
dialecten steeds meer veranderen in de richting van de standaardtaal. Dat
maakt het des te belangrijker dat de stand van zaken wordt vastgelegd. Van
de meeste regio's en steden bestaan wel historische beschrijvingen van het
dialect, maar in deze reeks wordt de huidige situatie beschreven. Uniek aan
de reeks is bovendien dat hij uiteindelijk het gehele Nederlandstalige gebied
zal bestrijken.
In principe volgen de delen van de reeks hetzelfde stramien. Eerst wordt
een algemene inleiding gegeven met een plaatsbepaling van het dialect.
Hierna volgt een beschrijving van de klanken en spelling, de woorden,
woorddelen en zinnen van het huidige dialect - deze beschrijving is contrastief,
dat wil zeggen dat de nadruk ligt op datgene wat afwijkt van het
Standaardnederlands.
De volgende hoofdstukken handelen over het ontstaan van
het dialect en de houding ertegenover. Hierna wordt een woordenlijst gegeven
met de belangrijkste of opvallendste woorden in het dialect. Ieder boek
besluit ten slotte met gegevens over in het dialect geschreven literatuur en
een voorbeeld daarvan, waarna als finale de belangrijkste literatuur 6ver het
dialect wordt vermeld.
Het hoofdstuk over de klanken staat helemaal aan het begin, omdat klanken
nu eenmaal het grootste, opvallendste en meest onderzochte verschil
tussen Standaardnederlands en dialect vormen. Van de grote steden weet
men vaak dankzij cabaretiers en zangers hoe de taal ongeveer klinkt, maar
van de plattelandsdialecten is dat veel minder bekend, hoogstens in enkele
stereotiep en, die, zoals uit de boeken blijkt, lang niet altijd kloppen. De
auteurs hebben geprobeerd de klankverschillen zo duidelijk en eenvoudig
mogelijk uit te leggen, maar de materie is ingewikkeld. In ieder boek is een
overzicht gegeven van de gebruikte fonetische weergave. Er bestaat in het
Nederlandse taalgebied een tendens om tot uniforme afspraken te komen
voor het spellen van dialecten, maar uitgekristalliseerd is deze tendens nog
niet. Voor de reeks 'Taal in stad en land' is in principe gekozen voor de
10
Brabantse referentiespelling (in 1999 gepubliceerd onder de titel Hoe schrijf
ik mijn dialect? en in de bundel Honderd jaar stadstaal - waarin de geschiedenis
van de stadstalen wordt beschreven).
Bij het hoofdstuk over de zinnen kwamen twee problemen naar voren: ten
eerste bleek dat er over de zinsbouw van sommige dialecten nog veel niet
bekend of onderzocht is, ondanks de verschijning in 1991 van de Atlas van
de Nederlandse dialektsyntaxis. (Om dit gat te dichten is in 2000 het project
Syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten, SAND, van start gegaan.)
Ten tweede bleek dat er voor diverse dialecten bijna niets te zeggen viel over
de zinsbouw om de simpele reden dat deze nauwelijks van de Standaardnederlandse
spreektaal verschilt of dat men zich niet bewust is van mogelijke
verschillen; dat geldt met name voor de dialecten in het Randstadgebied.
Uit het hoofdstuk over de houding tegenover het dialect blijkt dat er een
verschil in beleving en waardering van de verschillende taalvariteiten
bestaat. Dankzij de dialectrenaissance is de status van de dialecten in het
algemeen weliswaar verhoogd, maar tussen de waardering van de dialecten
onderling bestaan aanzienlijke verschillen. Opvallend is dat vooral de vroeger
verguisde stadsdialecten in het westen van het land in bepaalde situaties
en in gecultiveerde vorm een hogere status hebben gekregen, zowel binnen
als buiten de stad zelf, en dat daarbij de (geringe) verschillen met de
standaardtaal
- vooral bestaand uit uitspraakverschillen - worden benadrukt. De
statusverhoging van de plattelandsdialecten blijft daarbij over het algemeen
achter. Daarbij is het dan interessant om te zien dat er ook in zuidelijk
Nederland - waar de waardering en het gebruik van het dialect van oudsher
door de hele bevolking werd gedragen - een tegenstelling tussen het platteland
en de stad bestaat: in Maastricht bijvoorbeeld kijkt men vaak neer op
dialecten van het omringende gebied, die men 'boers' noemt.
Alle delen van de reeks staan op zichzelf. Wie meerdere of zelfs alle delen
van de reeks leest - en dat raad ik ieder van harte aan! - zal bemerken dat
sommige verschijnselen of woorden in meerdere dialecten voorkomen. Verwijzingen
daarnaar ontbreken meestal; de dialecten zijn in principe beschreven
in hun verhouding tot de standaardtaal, niet in verhouding tot elkaar.
Wel beslaan sommige boeken grotere gebieden, zoals het (Noord- en Zuid-)
Hollands, Oost- en West-Brabants, Zuid-Gelders, Midden-Nederland
(Utrechts, Veluws, Flevolands en Urks) of centraal Oost-Nederland (Sallands,
Twents en Achterhoeks). In deze boeken worden uiteraard de verschillen bin-
11
nen het gebied beschreven. De Waddendialecten worden voor het eerst samen
beschreven, hoewel er traditioneel een verschil wordt gemaakt tussen WestFriese
en Friese eilanddialecten. Het blijkt echter dat de Waddendialecten een
scala vormen van Friese en Hollandse elementen, waarbij sommige eilanden
meer elementen van het Fries en andere van het Hollands bezitten. Ook een
beschrijving van de dialecten van het Zeeuwse taalgebied bestond nog niet.
Uit de boeken komt naar voren dat hoe verder weg van de Randstad een
dialect gesproken wordt, des te meer het over het algemeen verschilt van de
standaardtaal. En verder dat de stadsdialecten over het algemeen minder
verschillen van de standaardtaal dan de omringende plattelandsdialecten. De
stadsdialecten van de Randstad verschillen dus het minst van de standaardtaal,
en sommige stadsdialecten zijn zelfs vrijwel verdwenen: zo verschillen
het huidige Leids en Nijmeegs van het Standaardnederlands vrijwel alleen in
enkele speciale klanken of een bijzondere intonatie.
Wie na het lezen van de boeken nog meer wil weten, kan terecht op de
website www.taalinstadenland.nl. Deze site bevat onder andere een hoofdstuk
uit ieder boek, aanvullingen op de boeken, illustraties, links naar
websites met meer informatie over de streek en het dialect, en een geluidsopname
van het dialect.
De boeken in de reeks bieden een boeiend overzicht van de taalvariteiten
die binnen het Nederlandse taalgebied worden gesproken. De auteurs zijn er
op voorbeeldige wijze in geslaagd het stoffige of carnavaleske imago dat de
dialecten lange tijd heeft aangekleefd, af te schudden en een informatieve en
aantrekkelijke beschrijving te geven waaruit vooral blijkt dat de dialecten in
het bewustzijn van de mensen nog springlevend zijn - waarmee niet gezegd
is dat dat ook geldt voor alle dialecten zelf. Daarbij is ieder boek van de
reeks geschreven vanuit de kennis, interesse en specialisatie van de afzonderlijke
auteur. Iedere auteur plaatst dus zijn eigen accenten, wat het algehele
beeld extra levendig maakt. Tezamen hebben de auteurs een indrukwekkend
monument voor de Nederlandse dialecten opgericht.
Nicoline van der Sijs, hoofdredacteur
12
&kola
Lijst van illustraties
Woord vooraf
1. Inleiding
1.1 Wat is Zuid-Hollands?
1.2 Geografische grenzen van het Zuid-Hollands
1.3 Sociologische grenzen
1.4 Is het Zuid-Hollands een dialect?
2. Geschiedenis
2.1 Zuid-Hollands en Standaardnederlands
2.2 Het beste Nederlands in Haarlem?
2.3 Een stukje Zuid-Hollands uit de zeventiende eeuw
2.4 Het Zuid-Hollands in de Middeleeuwen
2.5 Het Zuid-Hollands in de vroege Middeleeuwen
2.6 Het geval Aalsmeer
3. Waardering
4. De klanken
4.1 Ter inleiding
Een beetje klankleer
De gelijkenis van de verloren zoon
4.2 De klinkers en tweeklanken
Standaardnederlands , 0 en u
Standaardnederlands en I
Standaardnederlands aa
Standaardnederlands ee, 00, eu
Standaardnederlands ie, oe, uu
13
15
16
18
18
20
22
25
27
27
32
33
35
37
41
43
47
47
47
49
49
49
51
53
54
57
Zuid-Hollands
Standaardnederlands ei, ou, ui De stomme e 4.3 De medeklinkers (plus nogmaals de
stomme e) Standaardnederlands h Standaardnederlands j, w Standaardnederlands 1, r,
n, nj Standaardnederlands p, b, t, d, k Standaardnederlands f, v, z, s, g, ch 4.4
Klankbeeld 4.5 Slot 5. Woordvormen 5.1 Zelfstandige naamwoorden Meervouden
Naamvallen Verkleinwoorden 5.2 Bijvoeglijke naamwoorden en lidwoorden 5.3
Voornaamwoorden Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden Enclitische 5.4
Werkwoorden Sterke en zwakke werkwoorden Uitgangen en achtervoegsels Het verleden
deelwoord 5.5 Woordvorming 6. Zinsvormen 7. Woorden 7.1 Ter inleiding 7.2
Voorzetsels, bijwoorden, telwoorden, lidwoorden 100
7.3 100
8. Literatuur in het Zuid-Hollands 110
9. Literatuur over het Zuid-Hollands 14
58
61
62
64
65
I, m, ng, 65
68
f, v, z, s, 69
70
73
74
74
74
75
76
naamwoorden 79
Voornaamwoorden 80
81
voornaamwoorden 84
Werkwoorden 88
88
achtervoegsels 90
91
Woordvorming 92
93
99
99
100
Inhoudswoorden 100
8. 110
115
14
Kaart 1. Palatalisatie rond Amsterdam. Uit: Leonore Harthoorn, Palatalisatie
in het Randstadnederlands, doctoraalscriptie Leiden, 1994.
Kaart 2. After voor achter in de 14e eeuw, door E. Wattel. Uit: Margit Rem
(zie bibliografie), blz. 161.
Kaart 3. Ft voor cht in de l3e eeuw. Uit: Maart je Agatha Mooijaart (zie
bibliografie), blz. 179.
Kaart 4. Pet 'put'. Uit: Theodor Frings, Die 5tellung der Niederlande im Aufbau
der Germanischen, Halle (Saaie), 1944.
Kaart 5. -sk in plaats van -sch. Uit: A. Weijnen, Nederlandse Dialectkunde,
Assen, Van Gorcum, uitslaande kaart.
Kaart 6. Verkleinwoorden op -jie. Uit: Jo Daan en K. Heeroma (zie bibliografie),
blz. 15.
Kaart 7. Enclitisch -jie. Uit: Jo Daan en K. Heeroma (zie bibliografie), blz. 17.
Kaart 8. Conditioneel al. Uit: Cor van Bree en Jeroen van der Hee (zie
bibliografie), blz. 163.
Kaart 9. Bunzig en gruizig. Uit: T. van Veen, 'Zuidhollandse woorden', in:
Taaien Tongval 40, 1988,40-46.
Kaart 10. Kreen. Uit: W.]. Buma, 'De geschiedenis van het woord kreen', in:
Taaien Tongval 12, 1960,61-70.
15
Lijst van straties
woord lI1Joraf
In dit woord vooraf wil ik om te beginnen de lezer om clementie vragen.
Het gebied waar dit boekje over gaat, is een uitgestrekt gebied waarbinnen
zich heel wat verschijnselen voordoen. Ik probeer in ieder geval de belangrijkste
ervan te bespreken en daarvan zo goed als het gaat de verspreiding
aan te geven. Ik maak daarbij onderscheid tussen oud en modern Zuid-Hollands.
Het oude is nog in resten bewaard en soms al helemaal verdwenen. Ik
ben niet altijd in de gelegenheid geweest te onderzoeken of het hier of daar
nog gehoord wordt. Gemakshalve spreek ik daarom maar in de tegenwoordige
tijd. Voor verbeteringen en aanvullingen houd ik me in alle opzichten
graag aanbevolen.
Een aantal personen verschafte mij waardevolle informatie: Jan Berns over
het Amsterdams, Rene van Bezooijen, Vincent van Heuven en Koen
Sebregts over fonetische kwesties, Ali Buis-Man over het Aalsmeers, Hans
van Dam over het Oostvoorns, Pepijn Hendriks over Onze Taal, Piet Spaans
over het Schevenings, Arie van der Stoep over het Poortugaals, Dieuwertje
Verdoes en Leendert de Vink over het Katwijks, Henk van der Voort over het
Bollenstreeks, Paul Warmerdam over het Noordwijks en Hans Westgeest
over het Wassenaars. Dank zij Jan Willem de Wijn en Karin Eveleens kon ik
een oude, weer opgedoken Leidse doctoraalscriptie over het Aalsmeers
inzien; Piet Spaargaren (Leiden) maakte mij daarop attent. Henk Tetteroo
(Delft) voorzag hoofdstuk 7 en de bibliografie van nuttig commentaar. Ik
16
Woont pooraf
dank alle genoemde personen voor hun medewerking. Dankbaar ben ik ook
al die Leidse studenten die in de afgelopen jaren betrokken waren bij het
onderzoek van het Zuid-Hollands.
woord VfJorR{
voor hun medewerking. Dankbaar ben ik ook
de afgelopen jaren 17
1.I~
1.1 Wat is Zuid-Hollands?
Vele Nederlanders en ook buitenlanders denken bij Hollands aan hetzelfde
als bij Nederlands, zoals ook Holland en Hollander voor hen hetzelfde zijn als
Nederland en Nederlander. Bij Zuid-Hollands zouden ze dus kunnen denken
aan het Nederlands zoals dat in het zuiden (Brabant en Limburg) gesproken
wordt. Maar anderen zullen Zuid-Hollands met de provincie Zuid-Holland
associren. Wat dit boekje betreft hebben deze mensen, tenminste voor een
belangrijk deel, gelijk. Holland in de historische zin van het woord slaat
alleen op de westelijke delen van Nederland, op wat vroeger het gewest
Holland was en nu bestaat uit de provincies Noord- en Zuid-Holland.
Maar omdat Holland eeuwenlang het rijkste en machtigste gewest was, is de
naam daarvan ook in gebruik gekomen voor hl Nederland. Mensen in het
oosten van het land kunnen echter nog heel goed zeggen dat ze naar
Holland gaan als ze in Amsterdam of Rotterdam moeten zijn. We sluiten ons
bij deze mensen aan en gebruiken Holland in de beperkte en historische zin
van het woord.
Zo-even zei ik dat de mensen die bij Zuid-Hollands aan de provincie
Zuid-Holland denken, voor een belangrijk deel gelijk hebben. We zullen ons
namelijk niet helemaal aan de grenzen van deze provincie houden. In het
zuiden houden we op bij het Haringvliet. Aan de overkant daarvan ligt
18
Goeree-Overflakkee, dat dialectisch zo sterk op Zeeland lijkt dat dit vroegere
eiland in het boek in deze serie wordt behandeld dat over het Zeeuws gaat.
In het noorden zullen we over de provinciegrens heengaan, ongeveer tot aan
het Boven het komen we met typisch Noord-Hollandse dialecten in
aanraking als het Zaans, het Waterlands en het Westfries. Over dit Noord-
Hollands gaat een ander deel in deze serie. Als Noord-Holland beschouwen
we dus binnen het kader van dit boekje alleen het gebied boven het IJ. Dat
komt overeen met hoe men er in de zeventiende en achttiende eeuw tegen
aankeek. In het oosten houden we ons zo ongeveer aan de provinciegrens.
Aan de hoek bij Gorkum zullen we niet veel aandacht besteden omdat het
daar gesproken dialect al duidelijk in de richting van het Gelders en het
op als Hollands tussen het IJ en
het Haringvliet.
Zuid-Holland is een stedenland. Het is de meest verstedelijkte provincie
van Nederland. Een groot deel wordt in beslag genomen door de zogeheten
Randstad. De Zuid-Hollandse steden hebben elk hun eigen markante taalgebruik.
Om die reden is aan drie van deze steden al een apart deel in deze
Haag Rotterdam. Ook aan
gewijd. Ik steden niet angstvallig vermijden,
het grote geheel inpassen. Lezers die een bijzondere
deze steden hebben, moet ik naar de
verwijzen.
paar kwesties. Zoals
Vlaanderen voor
deel van Belgi. in historische zin slaat
westelijke ervan, de tegenwoordige provincies West- en
hoofdsteden Brugge en Gent. In dit boekje wordt
zin gebruikt. Daarnaast kan er sprake zijn van Westen
provincies bedoeld. Verder
van Katwijk Katwijk aan Zee
Katwijk-Binnen, ander
erbuiten. Ten slotte Westfriesland Westfries. (bij Hoorn en Enkhuizen) en
aan een
het daar gesproken Fries (dat we respectievelijk als
19
I~
Zeeland lijkt dat dit vroegere
in deze serie wordt behandeld dat over het Zeeuws gaat.
zullen we over de provinciegrens heengaan, ongeveer tot aan
IJ. IJ komen dialecten in
NoordHollands
serie. Holland beschouwen
het kader dit boekje alleen het gebied boven het IJ. Dat
men er in de zeventiende en achttiende eeuw tegen
we ons zo ongeveer aan de provinciegrens.
niet veel aandacht besteden omdat het
van het Gelders en het
Brabants gaat. Zuid-Hollands vatten we dus op als Hollands tussen het IJ en
een stedenland. Het is de meest verstedelijkte provincie
door de zogeheten
elk hun eigen markante taalgebruik.
al een apart in deze
serie gewijd, namelijk aan Leiden, Den Haag en Rotterdam. Ook aan
Amsterdam is een apart deel gewijd. Ik zal deze steden niet angstvallig vermijden,
maar ze waar nodig in het grote geheel inpassen. Lezers die een bijzondere
belangstelling voor een van deze steden hebben, moet ik naar de
betreffende delen verwijzen.
Tot slot van deze paragraaf nog een paar terminologische kwesties. Zoals
Holland voor heel Nederland in gebruik is gekomen, zo ook het hele Nederlandstalige
deel van Belgi. Vlaanderen zin slaat
alleen op het westelijke deel ervan, de tegenwoordige provincies West- en
Oost-Vlaanderen met de hoofdsteden Brugge en Gent. In dit boekje wordt
Vlaanderen in algemene zin gebruikt. Daarnaast kan er sprake zijn van Westen
Oost-Vlaanderen. Dan zijn de zojuist genoemde provincies bedoeld. Verder
spreek ik steeds kortweg van wanneer ik in feite bedoel. Katwijk aan den Rijn
oftewel dat een duidelijk ander
dialect heeft, valt erbuiten. Ten slotte en Hierbij
moet steeds aan een deel van Noord-Holland (bij Hoorn en Enkhuizen) en
het daar gesproken Hollandse dialect gedacht worden, en dus niet aan een
deel van Friesland en het daar gesproken Fries (dat we respectievelijk als
West-Friesland en West-Fries zouden kunnen aanduiden).
Zua-Hollaouls
1.2 Geografische grenzen van het Zuid-Hollands
We zijn nu tot een goede afgrenzing gekomen. Dat wil zeggen een bruikbare
afgrenzing. Die is nodig om te voorkomen dat we te ver verwijderd raken
van de regio van onze keuze. Dat gevaar is niet denkbeeldig om de eenvoudige
reden dat we niet alleen tot een bruikbare maar ook tot een zeer betrekkelijke
afgrenzing gekomen zijn. Dat geldt overigens voor alle afgrenzingen
binnen het Nederlandse taalgebied. Ook bijvoorbeeld het Twents en het
Achterhoeks zijn niet door een scherpe grens van elkaar gescheiden; zoals
alle Nederlandse dialecten gaan ze geleidelijk in elkaar over. In feite moet je
voor ieder taalverschijnsel (klank, woord, woordvorm, zinsvorm) aparte
isoglossen) trekken.
onze zin niet scherp te scheiden van het
boven het IJ. Bekend van Amsterdam is de uitspraak van de
4 e) v66r en en
bos en kost. De a gaat in die uitspraak naar de aa toe en de e)
ti-van de tong
het harde verhemelte dat in het Latijn palatum volgende medeklinkers aan de hand:
die worden met
uitgesproken. Laat een Amsterdammer maar eens
als of hij
een ton met most door het bos. `Amsterdamse
kaart hoe de cirkel ten
Zo is bijvoorbeeld de bedoelde uitspraak
of nauwelijks te horen maar wl, even
daarvan, ten noorden daarvan gelegen
komt georinteerd is en
Leiden. boven het IJ de uitspraak te horen, bijvoorbeeld
in Beverwijk Midden-Beemster, in Westfriesland echter niet
ons gebied beperkt blijft
ervan te horen valt. Het trekt zich in ieder geval
provinciegrens aan.
20
Zuid-Hollands
afgrenzing gekomen. Dat wil zeggen een bruikbare
om te voorkomen dat we te ver verwijderd raken
keuze. Dat gevaar denkbeeldig om de eenvoudige
alleen tot een bruikbare maar ook tot een zeer betrekkelijke
overigens voor alle afgrenzingen
Nederlandse taalgebied. bijvoorbeeld het Twents het
een scherpe grens van elkaar gescheiden; zoals
geleidelijk in elkaar over. moet je
zinsvorm) aparte
grenzen (zogeheten isoglossen) trekken.
Zo is het Zuid-Hollands in onze zin niet scherp te scheiden van het
Noord-Hollands boven het IJ. Bekend van Amsterdam is de uitspraak van de
korte en vr een n, t/d, s st, in woorden als pan, kat/bad, kas, kast bon,
bot/bod, bos naar
krijgt iets van de u-klank van put. We spreken wel van palatalisatie: gaat in de
richting van het harde verhemelte dat in het Latijn heet.
Ook is er iets met de volgende medeklinkers aan de hand: die worden met
een grotere tongspanning uitgesproken. Laat een Amsterdammer maar eens
zinnetjes uitspreken als van Pas dronk een glas kwast in het natte gras sjouwde
zich rot met een ton met most door het bos. Deze 'typisch' Amsterdamse
uitspraak komt echter niet alleen in Amsterdam voor maar ook in
een wijde kring om Amsterdam heen. Op kaart 1 is te zien hoe de cirkel ten
zuiden en westen van Amsterdam loopt. Zo is bijvoorbeeld de bedoelde uitspraak
in Alphen aan den Rijn niet of nauwelijks te horen maar wl, even
ten oosten daarvan, in Aarlanderveen. In de Bollenstreek komt ze niet of
nauwelijks voor in Sassenheim, wl in het ten noorden daarvan gelegen
Lisse. Waarschijnlijk komt dat doordat Lisse op Haarlem georinteerd is en
Sassenheim op Leiden. Maar ook boven het IJ valt de uitspraak te horen,
bijvoorbeeld
in Beverwijk en Midden-Beemster, in Westfriesland echter niet
meer. We hebben hier een verschijnsel dat niet tot ons gebied beperkt blijft
maar dus ook ten noorden ervan te horen valt. Het trekt zich in ieder geval
niets van de provinciegrens aan.
20
Amsterdam. Harthoorn, Palatalisatie in het Randstadnederlands,
in het zuiden scherp af te grenzen. Het
uiteraard Goerees en Overflakkees) kenmerkt zich
-klank als weg, klemme, zeggen
wordt er iets verder bij opengedaan dan bij de -klank van de
meestal niet van bewust, maar
a wag, klam. Serooskerke niet-
Zeeuwse als a- van Zuid-Holland horen,
Dordrach).
het zuiden, is er
In het Utrechtse (en Brabantse)
iedere korte a uitgesproken. stad
de van Zuid-Holland horen, onder andere in de
en ook bij Ridderkerk) wipt
heen: kommie uit tAambaacht?
eenheid
uitspraak is en andere
21
Kaart 1. Palatalisatie rond Amsterdam. Uit: Leonore Harthoorn, Palatalisatie in het
Randstadnederlands,
doctoraalscriptie Leiden, 1994.
Evenmin is het Zuid-Hollands in het zuiden scherp af te grenzen. Het
Zeeuws (inclusief uiteraard het Goerees en Overflakkees) kenmerkt zich
door een meer open -klank in woorden als bedde, weg, klem me, dat wil zeggen
de mond wordt er iets verder bij opengedaan dan bij de -klank van de
standaardtaal. Zeeuws-sprekenden zijn er zich meestal niet van bewust, maar
voor niet-Zeeuwssprekenden gaat de klank in de richting van de zoals die
te horen is in bad, wag, klam. Serooskerke uit Zeeuwse mond klinkt in nietZeeuwse
oren bijna als Serooskarke. Maar deze -achtige kun je, behalve op
Goeree-Overflakkee, ook verder wel in het zuiden van Zuid-Holland horen,
onder andere in Dordrecht (Dordraeh).
En zoals er geen scherpe grens is naar het noorden en het zuiden, is er
ook geen scherpe grens naar het oosten. In het Utrechtse (en Brabantse)
gebied wordt iedere korte nogal eens aa-achtig uitgesproken. De stad
Utrecht staat erom bekend: daar woon je op de Ouwegraach. Deze uitspraak
kun je al in de oostelijke delen van Zuid-Holland horen, onder andere in de
Alblasserwaard. En bij Hendrik Ido Ambacht (en ook bij Ridderkerk) wipt
hij over de rivier de Noord heen: kom mie uit tAambaacht?
Uit de gegeven voorbeelden blijkt ook dat het Zuid-Hollands geen eenheid
is: er zijn gebieden waar een bepaalde uitspraak te horen is en andere
Inleiding
De *-* - >4- lijn geeft een
grens aan waarboven in
verhouding veel meer
palatalisati e voorkomt
dan benenden de lijn.
21
zuiet-itollands
gebieden waar die uitspraak niet te horen is. Maar misschien valt er wel een
kerngebied aan te wijzen. We zouden daarvoor kunnen denken aan het
gebied waar we de genoemde noordelijke, zuidelijke en oostelijke uitspraak
niet aantreffen. Dat zouden we dan ongeveer (het blijft ongeveer) kunnen
laten begrenzen door de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas in het zuiden
(van Hoek van Holland naar Rotterdam), de Hollandse IJssel in het oosten
(van Rotterdam naar Gouda/Bodegraven) en de Oude Rijn in het noorden
(van Gouda/Bodegraven via Alphen aan den Rijn naar Katwijk/Noordwijk).
Of in termen van waterschappen: het kerngebied omvat Delfland en Schieland
en het zuiden van Rijnland.
Maar ook dat gebied is niet homogeen. Neem de ei (geschreven met een
lorte' <ei> of een lange' <ij>): die wordt meestal als een ai (aai) uitgesproken,
maar in de grote steden Leiden, Den Haag en Delft vaak als een lange
pain, klain pan, klan pijn, klein. Scheveningen, Zandvoort) er nogal
eens hun eigen klanken op na: vergelijk bijvoorbeeld Katwijks wwaeter (met
aa) weter ee-klank) meer algemeen
water. ten
de 'vandaar spelling met
dubbele <w>.)
niets aantrekken indelingen
graag deel uit van
overgrote deel van Duitsland omvat, waarin
zonder scherpe grenzen geleidelijk in elkaar overgaan. Zo'n
over grote afstanden geleidelijk in elkaar overgaan,
dialectcontinutim. continuiim is geen enkel dialect
altijd bijvoorbeeld klanken, met andere, wisselende
heeft het een unieke combinatie
grenzen
Zuid-Hollands in het geografische vlak afgebakend. Maar
in het nu afgebakende gebied wordt er
niet voor bedoeld is. Natuurlijk trekken
en allochtonen
horen is. Maar misschien valt er wel een
daarvoor kunnen denken aan het
noordelijke, zuidelijke en oostelijke uitspraak
ongeveer (het blijft ongeveer) kunnen
Waterweg Maas het zuiden
naar IJssel Bodegraven) noorden
aan den Rijn naar Katwijk/van waterschappen: het kerngebied omvat Delfland en
Schieland
van Rijnland.
de 'korte' <ei> of een 'lange' <ij: die wordt meestal als een uitgesproken,
Leiden, Den Haag en Delft vaak als een lange
-klank: tegenover pn, kln voor Verder houden de
kustplaatsen (Katwijk, Scheveningep, Noordwijk, ook Zandvoort) er nogal
eigen klanken op na: vergelijk bijvoorbeeld Katwijks een -achtige en Schevenings
(met een klank) voor meer algemeen
Zuid-Hollands (In het Katwijks wordt daarbij ook heden ten
dage de w nog op de 'Engelse' manier uitgesproken, vandaar de spelling met
Het blijkt dus steeds dat de dialecten zich niets aantrekken van de indelingen
die we zo graag maken. Uiteindelijk maakt Zuid-Holland deel uit van
een kolossaal gebied, dat ook het overgrote deel van Duitsland omvat, waarin
de dialecten zonder scherpe grenzen geleidelijk in elkaar overgaan. Zo'n
gebied waar de dialecten over grote afstanden geleidelijk in elkaar overgaan,
noemen we een dialectcontinum. Binnen zo'n continum is geen enkel dialect
uniek: het heeft altijd elementen, bijvoorbeeld klanken, met andere, wisselende
dialecten gemeen. Op z'n hoogst heeft het een unieke van elementen.
1.3 Sociologische grenzen
We hebben nu het Zuid-Hollands in het geografische vlak afgebakend. Maar
daarmee zijn we er nog niet want in het nu afgebakende gebied wordt er
heel veel gesproken waar dit boekje niet voor bedoeld is. Natuurlijk trekken
we ons niets aan van al die talen die door vreemdelingen en allochtonen
22
worden gesproken. Maar wat doen we met al die verschillende soorten
Nederlands die je in Zuid-Holland kunt horen?
Laten we als voorbeeld de stad Den Haag nemen. Zo-even noemde ik voor
deze stad de uitspraak kln voor klein. Maar zoals gezegd, deze
uitspraak kun je er vaak horen; je hoort hem zeker niet bij iedere Hagenaar.
Je zult hem eerder in de Transvaalbuurt dan op de Sportlaan horen. Het
gebruik van de uitspraak is sociaal bepaald: in de Transvaalbuurt woont
meer de lagere' en op de Sportlaan meer de logere' klasse. Maar het is nog
ingewikkelder: een bepaalde Hagenaar kan de ene keer kln, de andere
keer klein zeggen. Als hij met andere Hagenaars onder elkaar is, bijvoorbeeld
een caf, zal hij de gebruiken, maar als hij in contact komt
met een hogergeplaatste, bijvoorbeeld de burgemeester, dan gebruikt hij de
Of het hangt van het gespreksonderwerp af: gaat het over het eten of over
hij het over het de andere keer
(naar de klank gespeld). Het hangt dus ook af van
situaties, situaties, letten we er meer op zeggen en gaan we klanken vermijden die
als 'plat' beschouwd
Zo'n `de Die neiging om wanneer het pas
plate' klanken dat er ook tussenklanken ontstaan:
we een zuivere zuivere soms horen we
zit.
Den Haag ook alles geleidelijk in elkaar overgaat.
algemeen voor Zuid-Holland, al zijn er ook plaatsen, bijvoorbeeld
Katwijk, nog goed als een aparte taal te
de Haagse maatschappij van `boven' naar (steeds vaker de van `(boven', dan vaker
formeler,
informeler, dan horen we
e. continuiim te
`claag' informeel
continuam, in tegenstelling
we met een continutim (in het geografische
continuiim tussen
tussenklanken,
in de eerste plaats op het Zuid-Hollands
23
al die verschillende soorten
Zuid-Holland kunt horen?
Haag Zo-even noemde ik voor
de uitspraak pn, kln pijn, klein. je er hem zeker niet bij iedere Hagenaar.
Sportlaan Het
uitspraak is sociaal bepaald: in de Transvaalbuurt woont
'lagere' de Sportlaan 'hogere' klasse. Maar het is nog
Hagenaar kan de ene keer pn, kln, pijn, klein andere Hagenaars onder elkaar is,
bijvoorbeeld
in een caf, zal hij de hogergeplaatste, bijvoorbeeld de burgemeester, dan gebruikt
hij de
ei. van het gespreksonderwerp af: gaat over het eten of over
de kerk? De ene keer heeft hij het over het Rswkse pln, over het Reisweikse
plein af van
de situatie: in sommige situaties, formele op hoe
we de dingen zeggen en gaan we klanken vermijden die als 'plat' beschouwd
worden. Zo'n 'platte' klank is de voor ei. wanneer het pas
geeft 'platte' klanken te vermijden, leidt ertoe dat er ook tussenklanken ontstaan:
niet altijd horen we een zuivere of een zuivere ei, iets wat ertussenin zit.
Het is duidelijk dat in Den Haag ook alles geleidelijk in elkaar overgaat.
Dat geldt in het algemeen voor Zuid-Holland, al zijn er ook plaatsen, bijvoorbeeld
Katwijk, waarin het Zuid-Hollands nog goed als een aparte taal te
horen valt. Als we in de Haagse maatschappij van 'boven' naar 'beneden'
gaan, zullen we steeds vaker de horen, gaan we omgekeerd van 'beneden'
naar 'boven', dan horen we steeds vaker de ei. Maken we de situatie formeler,
dan horen we steeds vaker de ei, maken we hem informeler, dan horen we
steeds vaker de . We hebben dus ook nu weer met een continum te
maken. Omdat verschillen tussen 'hoog' en 'laag' en tussen formeel en informeel
hier een rol spelen, spreken we van een verticaal continum, tegenstelling
tot zo-even toen we met een horizontaal continum geografische
vlak) te maken hadden. Er bestaat trouwens ook een continum tussen
de betreffende klanken: de en de ei gaan geleidelijk, via allerlei
tussenklanken,
in elkaar over.
In dit boekje nu richten we ons in de eerste plaats op het Zuid-Hollands
23
Inliding
zaid-itolleutds
zoals dat aan de conderkane, in gewone, alledaagse situaties bij gewone mensen
te horen valt. Maar de bovenkant komt ook aan de orde omdat we die
als vergelijkingsbasis gebruiken. Dat hebben we hierboven al met de
gedaan, die we immers met de ei vergeleken hebben. Die bovenkant wordt
gevormd door al die klanken en andere taalelementen die we tot het zogeheten
Standaardnederlands rekenen. Dat is het `hogere' Nederlands dat ook
wel met Algemeen Beschaafd Nederlands of kortweg met ABN wordt aangeduid.
Nu kun je als iemand standaardtaal probeert te spreken, vaak wel een
beetje horen waar zij/hij vandaan komt. In principe is deze taal echter niet
regionaal bepaald: `zuiver' gesproken standaardtaal, waaraan je niet kunt
horen waar iemand vandaan komt, kun je zowel in Groningen als in Middelburg
Den Helder als in Maastricht horen (al kun je wl vaak,
misschien wel altijd horen of iemand uit Vlaanderen dan wel uit Nederland
dit boekje interesseren, je echter wl goed horen waar de spreker vandaan komt,
namelijk uit een of
andere Zuid-Hollandse stad of streek.
Valt het ook onder dat Nederlands? Let op de manier waarop gespeld is, namelijk met
<ae>. Bedoeld is wordt uitgesproken. wat Nederlands
wordt genoemd en dat ook wel, minder vriendelijk, met door leden van de `hogere'
klassen, bijvoorbeeld
adel door intellectuelen. Het is een soort superbeschaafd,
superstandaardtaal. het niet spreken,
kunnen er een hekel aan hebben of er de spot mee drijven. Een bekend
spotzinnetje is man tannissen mat kannissen. we twee kenmerken van het geaffecteerd
bij elkaar: de uitspraak en de uitspraak van de die in de richting van de es het
zijn er meer uitspraakeigenaardigheden en daarnaast ook
zullen geaffecteerd sprekenden bij voorkeur
niet de woorden kwaad, wagen, gek, broodbeleg maar van
boos, mal, iets voor boterham we ook het geaffecteerde Nederlands in dit boekje
opnemen? Je
Haag (en tot de `hogere'
het kan ook
Den Haag en Leiden gehoord worden, ook in Rotterdam, Amsterdam
chogere' Net standaard-
24
'onderkant', in gewone, mensen
de die
vergelijkingsbasis gebruiken. Dat het zogeheten
'of kortweg met ABN wordt aangeduid.
standaardtaal is deze taal echter niet
'Middelburg
en zowel in Den Helder als in Maastricht horen (al kun je wl vaak,
iemand uit Vlaanderen dan wel uit Nederland
komt). Aan het Nederlands waarvoor we ons in dit boekje interesseren, kun
waar spreker namelijk uit een of
stad of streek.
Haegs dat Nederlands? manier waarop Haegs
Haegs dat met een -achtige aa
Dat is een andere naam voor wat wel geaffecteerd Nederlands
en dat ook wel, minder vriendelijk, met bekakt wordt
aangeduid. Het wordt gesproken door leden van de 'hogere' klassen, bijvoorbeeld
door mensen van adel of door intellectuelen. Het is een soort superbeschaafd,
een soort superstandaardtaal. Mensen die het niet spreken,
aan of er de spot mee drijven. Een bekend
in den Haeg gaet man tannissen mat kannissen. Hier hebben
kenmerken van het geaffecteerd bij elkaar: de uitspraak ae voor aa
richting van de gaat (net zoals dus in het
Zeeuws). En zo zijn er meer uitspraakeigenaardigheden en daarnaast ook
een eigenaardig woordgebruik. Zo zullen geaffecteerd sprekenden bij voorkeur
wagen, gek, broodbeleg gebruiken maar van
oto, voor op de boterham spreken.
Moeten we ook het geaffecteerde Nederlands in dit boekje opnemen? Je
kunt er immers aan horen dat iemand uit Den Haag komt (en tot de 'hogere'
klassen behoort). Maar het wordt ook wel Leids genoemd, en het kan ook
buiten Den Haag en Leiden gehoord worden, ook in Rotterdam, Amsterdam
en waar je de 'hogere' klasse maar kunt tegenkomen. Net als de standaard-
24
taal is ook de superstandaardtaal niet aan een regio gebonden (al kan de
oorsprong heel goed in Den Haag gelegen hebben). Zo gezien gaat het geaffecteerde
Nederlands ons boekje te buiten. Toch nemen we het erin op
omdat het niet alleen sterk met de neutraal gesproken standaardtaal maar
ook met het Zuid-Hollands verweven is.
We hadden ook kunnen zeggen dat het geaffecteerde Nederlands de taal
van een heel bijzondere groep is en drom buiten ons boekje valt. Voor
deze ene groepstaal maak ik dan een uitzondering. Andere groepstalen laat
ik buiten beschouding, bijvoorbeeld de jongerentaal waarover de laatste tijd
nogal wat te doen geweest is. We kennen allemaal wel het, overigens nogal
sterk veranderlijke, woordgebruik van jongeren (vooral van de middelbare
school): enzovoort. Wie daarin geinteresseerd
is, verwijs ik bijvoorbeeld graag naar het deeltje in deze reeks dat over het
Amsterdams gaat.
Is het Zuid-Hollands een dialect?
We kunnen wat zojuist aan de orde gekomen is, ook nog anders zeggen: het
gaat ons in dit boekje om de in Zuid-Holland gesproken Maar nu
zie ik in gedachten sommige lezers hun wenkbrauwen fronsen: dialecten in
Zuid-Holland? Bij een dialect denk je al gauw aan een taalvariteit die duidelijk
van de standaardtaal verschilt, niet alleen in klanken maar ook in
woorden en grammatica. Zo'n duidelijk dialect is het Twents. Dat heeft
andere klanken: voor 'huis', voor `pijn', voor `slapen', maar
ook andere woorden en betekenissen: voor (pienter, voor
`ui', niet alleen voor chandig' maar ook voor lalm aan', en een andere
grammatica, bijvoorbeeld meervoudsvorming door middel van Umlaut: poal beume.
De Zuid-Hollandse `dialecten' verschillen
veel minder sterk van de standaardtaal. Het zijn vooral de klankverschillen
die opvallen. Zoals we hierboven al gezien hebben, zijn de (dialecten' in
Zuid-Holland niet scherp van de standaardtaal af te bakenen maar vormen
ze daarmee een continutim. Dat is, ook voor sommige taalkundigen, een
reden om niet van dialecten te spreken. Bovendien hebben de sprekers van
het Zuid-Hollands over het algemeen niet het gevoel dat ze eigenlijk iets
anders spreken dan de koningin. In beide gevallen is het voor hun gevoel
(Hollands', zij het dat de koningin dat wat anders uitspreekt dan zijzelf.
niet aan een regio gebonden (al kan de
heel goed in Den Haag gelegen hebben). Zo gezien gaat het geaffecteerde
Toch we het erin op
alleen gesproken maar
Zuid-Hollands verweven is.
zeggen dat het geaffecteerde Nederlands de taal
is en drom buiten ons boekje valt. Voor
een uitzondering. Andere groepstalen laat
bijvoorbeeld de jongerentaal waarover de laatste tijd
geweest overigens nogal
(vooral van de middelbare
iets is gaaf, cool, iets boeit niet genteresseerd
bijvoorbeeld 1.4 een dialect?
aan de orde gekomen is, ook nog anders zeggen: het
de in Zuid-Holland gesproken dialecten. wenkbrauwen fronsen: dialecten in
taalvariteit die duidelijk
in
grammatica. Zo'n duidelijk dialect is het Twents. Dat heeft
hoes pien 'sloapm 'en betekenissen: vernemstig 'siepel 'hnig 'handig' 'kalm aan',
en een andere
middel van Umlaut: zak
- zekke, poal- ple, boom - beu me. 'verschillen
de standaardtaal. Het zijn vooral de klankverschillen
al gezien hebben, zijn de 'dialecten' in
scherp van de standaardtaal af te bakenen maar vormen
continum. is, sommige een
niet van dialecten te spreken. Bovendien hebben de sprekers van
over het algemeen niet het gevoel dat ze eigenlijk iets
de koningin. In beide gevallen is het voor hun gevoel
'het wat anders uitspreekt dan zijzelf.
25
Inleiding
Zuid-tfollaias
We kunnen de term dialect toch wel aanhouden als we onder een dialect
een taalvariteit verstaan die tot een bepaalde plaats of streek beperkt blijft.
Dat geldt ook voor de Zuid-Hollandse dialecten: in Rijnsburg praten ze
anders dan in Hendrik Ido Ambacht en in Leiden anders dan in Dordrecht.
In de bovenstaande paragrafen hebben we daar al voorbeelden van gezien.
Soms wordt ook wel de term sociolect gebruikt. Hiermee proberen we uit te
drukken dat het Zuid-Hollandse 'dialect' vooral bij de 'lager& klassen wordt
gevonden. Een ceche dialect als het Twents zit minder aan een bepaalde
sociale klasse vast, al begint dat in de laatste tijd wel te veranderen. Het
Limburgs
kunnen we echter nog heel goed ook door vertegenwoordigers van de
(gebruiken.
26
zuU-HoLWuJ,
als onder een dialect
een bepaalde plaats of streek beperkt blijft.
de Zuid-Hollandse dialecten: in Rijnsburg praten ze
Dordrecht.
paragrafen daar van gezien.
de term te
Hollandse 'dialect' vooral bij de 'lagere' wordt
'echt' een bepaalde
de laatste tijd wel te veranderen. Het Limburgs
heel goed ook door vertegenwoordigers van de
'hogere' klassen horen gebruiken.
26
2277
2.1 Zuid-Hollands en Standaardnederlands
De vraag is hoe het komt dat in Zuid-Holland dialect en standaardtaal zo
dicht bij elkaar staan. Voor de beantwoording van die vraag moeten we
terug naar de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw. In die eeuwen ontstond
in Holland, in de eerste plaats in de grote steden Amsterdam, Den
Haag, Leiden, Haarlem, een standaardtaal. Daarvr, in de Middeleeuwen,
sprak en schreef men het eigen dialect, al hield men zeker bij het schrijven
ook wel rekening met lezers die er een ander dialect op na hielden. Vaak
werd ook het Latijn gebruikt, met name in de wetenschap en de kerk maar
ook bijvoorbeeld voor contracten.
Op het eind van de Middeleeuwen raakte het Latijn naar de achtergrond
en kreeg men behoefte aan een algemeen bruikbaar Nederlands. Vooral de
uitvinding van de boekdrukkunst is hier een factor geweest. De boekdrukkers
hadden er natuurlijk belang bij dat hun producten over een zo groot
mogelijk gebied gelezen n gekocht zouden worden. Voor de hervormingsgezinden
was het geloof van belang: iedereen moest zonder al te grote
problemen de bijbel in Nederlandse vertaling kunnen lezen. En zo ontstond
langzamerhand het Standaardnederlands, dat voor steeds meer doeleinden
gebruikt werd en door de grammatici ook aan een steeds strenger wordende
normering onderworpen werd. Bij het laatste interesseerde men zich vooral
27
2. geschiedenis
Zaid-Hollaiuis
voor de spelling, de manier dus waarop klanken op papier moeten worden
weergegeven.
Nu ontstond zoals gezegd die standaardtaal in Holland, om te beginnen in
de grote Hollandse steden. Maar die standaardtaal kwam niet uit de lucht
vallen. De woorden en vormen daarvoor moest men ergens vandaan halen.
Die haalde men over het algemeen uit de Hollandse dialecten. In zekere zin
kan men zeggen dat het Hollands tot standaardtaal gepromoveerd werd.
Daardoor komt het dat we niet hoes of huus maar huis zeggen, dat we niet
siepel of juun (juin) maar ui zeggen en dat we als meervoud bij zak niet
zekke maar zakken maken of bij kind niet kinder maar kinderen. En dat verklaart
meteen ook dat in Zuid-Holland dialect en standaardtaal zo op elkaar
lijken.
Toch vallen ook in Zuid-Holland dialect en standaardtaal niet samen. Er
zijn verschillen al blijven die tegenwoordig vooral tot de klanken beperkt.
Ook hiervoor ligt de verklaring in het verleden, waarbij we vooral aan
kwestie is namelijk dat men
niet pas in de zestiende eeuw en wel in Holland het Nederlands als schrijftaal
wordt er al in de Middeleeuwen
vanaf ongeveer 1200) in het Nederlands geschreven. We spreken
Het begin ligt in West- en Oost-Vlaanderen;
Brussel meedoen.
daar schrijftaal, soort standaardtaal zuidelijke, zeggen Vlaamse en Brabantse,
kenmerken.
schrijven, namen ze voor een belangrijk deel die
over.
door de gemiddelde taalgebruiker geschreven taal voor choger)
iedereen het gevoel dat zij/hij voor
als uitspreken maar bannaan, De invloed van de zuidelijke schrijftaal nu
Hollandse vormen nou douwen standaardtaal zijn gaan
je dat wel doen?, standaardtaal). En werden er nog wel meer Hollandse
de standaardtaal zoon, deuze
af bin komen geweest. Hierboven zeiden we al dat de stan-
28
de manier dus waarop klanken papier moeten worden
zoals gezegd die standaardtaal in
steden. Maar die standaardtaal uit de lucht
en vormen daarvoor moest men ergens vandaan halen.
over algemeen uit de Hollandse dialecten. In zekere zin
dat het Hollands tot standaardtaal gepromoveerd werd.
(juin) als meervoud bij bij verklaart
dat in Zuid-Holland dialect en standaardtaal zo op elkaar
Zuid-Holland dialect en standaardtaal niet samen. Er
vooral tot de klanken beperkt.
de verklaring het verleden, waarbij vooral aan
invloed van de schrijftaal moeten denken. De kwestie is namelijk dat men
eeuwen wel in Holland het Nederlands als schrijftaal
is gaan gebruiken. Zoals we al gezien hebben, wordt er al in de Middeleeuwen
(vanaf ongeveer 1200) in het Nederlands geschreven. We spreken
dan van Middelnederlands. Het begin ligt in West- en Oost-Vlaanderen;
later gaat ook het Brabantse gebied rond Brussel en Antwerpen meedoen.
Zo vormde zich daar reeds een schrijftaal, een soort standaardtaal in
wording, met zuidelijke, dat wil zeggen Vlaamse en Brabantse, kenmerken.
Toen de Hollanders gingen schrijven, namen ze voor een belangrijk deel die
zuidelijke schrijftaal over.
Nu wordt door de gemiddelde taalgebruiker geschreven taal voor 'hoger'
aangezien dan gesproken taal. Zo heeft iedereen het gevoel dat zij/hij voor
banaan niet zoiets als benaan moet uitspreken maar of nog liever
banaan, want zo schrijf je het. De invloed van de zuidelijke schrijftaal nu
heeft ervoor gezorgd dat niet de Hollandse vormen en maar de
West-Vlaamse vormen met uu: nu en duwen, tot de standaardtaal zijn gaan
behoren (nou als tussenwerpsel: nou nou, zou je dat wel doen?, is overigens
wl (gesproken) standaardtaal). En zo werden er nog wel meer Hollandse
vormen uit de standaardtaal geweerd, bijvoorbeeld zeun voor voor deze, of voor af,
bin voor ben, kommen voor enzovoort.
Maar er is meer in het spel geweest. Hierboven zeiden we al dat de stan-
28
gesdiiedeou's
daardtaal aan een steeds strengere normering onderworpen werd. Zo vinden
we bij de grote dichters van de zeventiende eeuw, Hooft en Vondel, die later
als voorbeelden werden gezien, nog vaak allerlei dingen die we nu als fout
ervaren. In een sonnet van Hooft vinden we (de dichter spreekt als het ware
tegen een rapier, een lange puntige degen): Ghy quaemt mijn wt en verre landen.
Afgezien van voor ons vreemde spellingen vinden we hier de
vorm voor Mijn in plaats van Hollandse
dialect een heel gewone vorm. De grammatici van de zeventiende
eeuw hebben die vorm afgekeurd omdat ze het verschil tussen het persoonlijk
en het bezittelijk voornaamwoord (mijn) Ze
waren, wel ten onrechte, bang dat er anders verwarring zou ontstaan. Een
de schrijftaal (in de zuidelijke schrijftaal
en dus ook angst voor dubbelzinnigheid.
Voor de beroemde bijbelvertaling op
last van de Staten-Generaal in 1637 tot stand kwam, de zogeheten Statenvertaling,
werd zoals te verwachten voor is echter
besluitenlijst van de vertalers vinden: mijn `lagere volk') die vorm gebruikte. Er
staat in
het Latijn: numquam ut vulgus loquitur `volk zegt'.
dat men zich van het vulgus wilde distantiren.
voor zichzelf te verdedigen door op het gevaar
van dubbelzinnigheid te wijzen. Het streven van de grammatici heeft succes
de standaardtaal
altijd streng afgekeurd.
`uit
niet te ingewikkeld
de derde persoon. Zoals bekend bestaat
standaardtaal persoonlijke en het wederkerende
vergelijk hem zich In het Middelnederlands
dergelijk verschil afwezig: wederkerend zijn.
als te hem cde koning tot zich'. geldt voor het vrouwelijke meervoudige
nog
de zeventiende eeuw, Hooft en Vondel, die later
nu als fout
vinden we (de dichter spreekt als het ware
rapier, degen): tot mijn vreemd'
landen. spellingen vinden we hier de
mijn mij. Mijn mij is nog altijd in het Zuid-Hollandse
vorm. De grammatici van de zeventiende
afgekeurd het persoonlijk
(mij) wilden bewaren. Ze
dat er anders verwarring ontstaan. Een
factor was, behalve het voorbeeld van de schrijftaal (in de zuidelijke schrijftaal
was het verschil tussen mij mijn over het algemeen blijven bestaan),
En er is nog meer te noemen. Voor de beroemde bijbelvertaling die op
Statenvertaling,
mij gekozen. Onthullend is echter
wat we in de besluitenlijst van de vertalers vinden: werd afgewezen
omdat het 'vulgus' (begrijp: het 'lagere volk') die vorm gebruikte. Er staat in
Latijn: mijn ut vulgus 'nooit mijn zoals het volk zegt'.
Een rol speelde dus ook dat men zich van het vulgus wilde distantiren.
Misschien was die afkeer daarvan wel de geheime reden om voor mij te
kiezen en probeerde men die voor zichzelf te verdedigen door op het gevaar
Het streven de grammatici heeft succes
gehad want het echt Hollandse mijn in plaats van mij wordt in de standaardtaal
nog altijd streng afgekeurd.
Dat de afkeer van het 'vulgus' een rol gespeeld heeft, blijkt duidelijk uit
het geval van de wederkerende voornaamwoorden. Om het niet te ingewikkeld
te maken beperken we ons tot de derde persoon. Zoals bekend bestaat
er in de huidige standaardtaal verschil tussen het persoonlijke en het wederkerende
voornaamwoord: vergelijk hij wast hem (dat wil zeggen; iemand
anders) en hij wast zich (dat wil zeggen: zichzelf). In het Middelnederlands
was een dergelijk verschil afwezig: hem kon daarin ook wederkerend zijn.
Vergelijk een zinnetje als die coninc riep te hem sinen zone 'de koning riep
zijn zoon tot zich'. Hetzelfde geldt voor het vrouwelijke hare en het meervoudige
hen of hare. In sommige dialecten kunnen we deze toestand nog
29
zuid-liollutels
terug vinden, bijvoorbeeld in het Westfries maar ook in het Katwijks. Maar
blijkbaar had men toch behoefte aan een duidelijk verschil, misschien om
misverstanden te voorkomen: kan immers op twee manieren
worden begrepen. In ieder geval ontstonden er in de dialecten aparte vormen
voor het wederkerend voornaamwoord, onder andere met behulp van
het woordje (uitspraak: of eige, waser eige,
De vormen met worden ook gebruikt waar het Standaardnederlands
het woordje gebruikt: d'r eige 'van zichzelf'.
Na een voorzetsel bleven echter de oude vormen in gebruik: (voor zich'. Alleen bij
nadruk kan dan ook de vorm met eige (niet voor iemand anders). Nu
de standaardtaal zouden worden: de grammatici vonden het immers, zoals ook uit het
geval
van en blijkt, erg belangrijk onderscheidingen te maken en dubbelzinnigheden
te voorkomen. Dit gebeurde echter niet: de grammatici, onder
de Statenvertalers, de `dat aan het Duits ontleend was. Nog altijd is dat de vorm
van
Hollands
de verschillen die er ook waren,
en het Standaardnederlands dicht bij elkaar. Holland was
gewest dat (van de standaardtaal.
zijn die bij elkaar en
onder de invloed van de
de te staan. Dat gebeurde het
als of, bin, komme maakten
ben, komen. woordenboekje van een Haagse schoolmeester uit de achttiende
moesten
`brulloft cheeft', lade', lomen', `het platteland bleven die Hollandse vormen
er een tegenstelling grote stad (inclusief
Zelfs binnen een bepaalde stad kon een tegenstelling
bijvoorbeeld tussen het westelijke, `boerse' en het oostelij-
in het Westfries maar ook in het Katwijks. Maar
had men hij wast hem er in de dialecten aparte vormen
wederkerend andere behulp van
eigen aaige ge): hij wast z'n eige, zij wast'r eige,
ze wasse d'r eige. eige gebruikt Standaardnederlands
zelf dat heeft ze van d'r eige zichzelf'.
echter de oude vormen in gebruik: hij zag het
helemaal voor 'm 'Alleen bij nadruk kan dan eige
gebruikt worden: hij kocht 't voor z'n eige zouden we verwachten dat deze vormen in
de standaardtaal opgenomen
het immers, zoals ook uit het geval
mij mijn dubbelzinnigheden
Dit gebeurde echter niet: de grammatici, onder
wie ook de Statenvertalers, wezen de 'volkse' vormen met eige af en kozen
voor zich, was. Nog altijd is dat zich de, geschreven en gesproken, standaardtaal.
In het gewone gesproken Hollands
zijn de vormen met eige echter schering en inslag.
Van het begin af aan stonden, ondanks de verschillen die er ook waren,
het Zuid-Hollands en het Standaardnederlands dicht bij elkaar. Holland was
nu eenmaal het gewest dat 'uitverkoren' was voor de vorming van de standaardtaal.
Later zijn die twee taalvariteiten nog dichter bij elkaar gekomen.
Steeds meer Nederlanders kregen steeds langer en steeds beter onderwijs en
dat betekende dat de Zuid-Hollandse dialecten onder de invloed van de
standaardtaal, de op school geleerde taal, kwamen te staan. Dat gebeurde het
eerst in de grote steden: vormen als zeun, deuze, of, bin, komme daar plaats voor
zoon, deze, af, ben, komen. Dat gebeurde niet zonder slag of
stoot. Uit een woordenboekje van een Haagse schoolmeester uit de achttiende
eeuw blijkt dat er bij het onderwijs nog heel wat vormen bestreden moesten
worden: bokdrukker 'boekdrukker', bruiloft 'bruiloft', heit 'heeft', kaai
'kade', komme 'komen', sellen 'zullen' enzovoort.
In de kleinere steden en op het platteland bleven die Hollandse vormen
langer in gebruik, zodat er een tegenstelling grote stad - platteland (inclusief
kleinere steden) ontstond. Zelfs binnen een bepaalde stad kon een tegenstelling
ontstaan, zo bijvoorbeeld tussen het westelijke, 'boerse' en het oostelij-
30
ke, meer stedelijke Gouds. Later ging men ook steeds meer op het platteland
de standaardvormen gebruiken. Maar dat verschilde van streek tot streek en
van plaats tot plaats. Conservatieve dialecten zijn die van Katwijk en
Scheveningen.
De oorzaak daarvan zal zijn geweest dat de inwoners van deze plaatsen
door hun voornaamste bestaansmiddel, de visserij, meer contact met
andere vissersplaatsen hadden dan met het agrarische binnenland en de steden.
En als ze er kwamen (de Katwijkers bijvoorbeeld zullen zeker wel van
tijd tot tijd in Leiden geweest zijn), dan schermden ze zich voor vreemde
invloeden af. Zo is er nog altijd een groot verschil in taal tussen Katwijk aan
Zee en Katwijk aan den Rijn (oftewel Katwijk-Binnen).
Maar tegelijk ontstonden er weer nieuwe verschillen met de standaardtaal.
Er zijn aanwijzingen dat de stadstalen (Amsterdams, Haags, Leids enzovoort)
zoals we die nu kennen, pas in de negentiende eeuw zijn ontstaan. De
negentiende eeuw was de tijd van de industrile revolutie en van de vorming
van een stadsproletariaat. De oude standen-tegenstelling maakte plaats voor
een klassen-tegenstelling. Terwijl de oude standen vreedzaam naast elkaar
bestonden (ieder accepteerde het feit dat zij/hij in een bepaalde stand geboren
klassen socialisme). Maar tegelijkertijd waren ze,
veel meer dan de vroegere standen op elkaar aangewezen.
ertoe dat de werkende klasse dezelfde klanken als de leidende
uitspreken.
vervangen maar de oo ging wel
een oo bleef uitspreken.
de lagere en de
Er dialect en
waar klanken betreft, als
onderscheid moeten
moderne Zuid-Hollands voort.
komme,
brulloft terwijl klanktegenstellingen in Zuid-Holland aanwezig,
duidelijk met sociale tegenstellingen verbonden.
31
ook steeds meer op het platteland
gebruiken. Maar dat verschilde van streek tot streek en
plaats. dialecten zijn die van Katwijk en Scheveningen.
De oorzaak daarvan zal zijn geweest dat de inwoners van deze plaatsen
hun voornaamste bestaansmiddel, de visserij, meer contact met
met het agrarische binnenland en de steden.
er kwamen (de Katwijkers bijvoorbeeld zullen zeker wel van
dan schermden ze zich voor vreemde
af. Zo is er nog altijd een groot verschil in taal tussen Katwijk aan
Katwijk Rijn (oftewel Katwijk-Binnen).
er weer nieuwe verschillen met de standaardtaal.
stadstalen (Amsterdams, Haags, Leids enzovoort)
zoals die nu kennen, pas in de negentiende eeuw zijn ontstaan. De
eeuw was de tijd van de industrile revolutie en van de vorming
stadsproletariaat. standen-tegenstelling maakte plaats voor
Terwijl de oude standen vreedzaam naast elkaar
(ieder accepteerde feit dat zij/hij in een bepaalde stand geboren
was), namen de sociaal-economische klassen een vijandige houding
tegenover elkaar aan (liberalisme, socialisme). Maar tegelijkertijd waren ze,
in het productieproces, veel meer dan de vroegere standen op elkaar aangewezen.
Dit leidde ertoe dat de werkende klasse dezelfde klanken als de leidende
klasse ging gebruiken maar die klanken net wat anders ging uitspreken.
Zo werd bijvoorbeeld zeun door zoon 00 erg op een ou lijken: zooun, terwijl de
leidende klasse meer een 00 uitspreken.
In dergelijke subtiele klankverschillen probeerden de lagere en de
hogere klassen zich van elkaar te onderscheiden. Er was tussen dialect en
standaardtaal, tenminste waar het klanken zowel van toenadering als
van verwijdering sprake. Dit betekent dat we dus onderscheid moeten
maken tussen oud Zuid-Hollands (zeun) en modern Zuid-Hollands (zooun).
Sommige oude vormen leven echter in het moderne Zuid-Hollands voort.
Zo kunnen we de in het Haagse woordenboekje genoemde vormen kom me,
selle en ook wel bruiloft nog vrij algemeen horen, terwijl bokdrukker, heit,
kaai verouderd zijn.
Nog altijd zijn de genoemde klanktegenstellingen in Zuid-Holland aanwezig,
al zijn ze nu niet meer zo duidelijk met sociale tegenstellingen verbonden.
Ook oude vormen als zeun kan men nog wel aantreffen, bijvoorbeeld in
31
geschiedenis
zuid-ttolliutds
het dialect van Katwijk. De standaardtaal met zijn sterke invloed blijft echter
een gevaar voor het oude Zuid-Hollands.
2.2 Het beste Nederlands in Haarlem?
De verbreiding van het Standaardnederlands vond niet in alle steden in hetzelfde
tempo plaats. Dit kan geillustreerd worden aan de hand van wat ik de
Haarlemse mythe zou willen noemen. Met de Haarlemse mythe bedoel ik
het nog altijd vaak gehoorde verhaal dat in Haarlem het beste Nederlands
gesproken wordt. Ik noem het een mythe omdat tegenwoordig dat verhaal
niet opgaat: het `zuivere' Standaardnederlands wordt niet alleen in Haarlem
buiten Holland gesproken. Het is
mythe wanneer het om het ontstaan van het Standaardnederlands
iemand als Vondel, die als het ware bij de geboorte
ervan aanwezig was, in dit verband met name Amsterdam en Den Haag
Haarlem. `spraeck', in
's Gravenhage...en t'Amsterdam...allervolmaektst gesproken..: negentiende
kan het namelijk anders gelegen hebben.
Het verhaal gaat waarschijnlijk terug op Johan Winkler die in 1874 in zijn
Nederduitsch en Friesch Dialecticon aantal dialectvertalingen
de verloren zoon heeft verzameld. In zijn
hij dat de tongval van
tongvallen het dichtst bij cde geijkte Nederlandsche
nog een schrijftaal
Standaardnederlands De
gesproken vorm die er dicht bij komt,
dat Hollands is de
andere te Haarlem gesproken
de Haarlemse het moderne
hulp van dezelfde Haarlemse ingezetene, Dr. H. Weyenbergh,
8.
de Haarlemse volkstaal vergelijken andere Hollandse
hoe weinig 'plat' die overkomt. Zo
vormen zuid, HDIiA.IuJ
Katwijk. standaardtaal zijn sterke invloed blijft echter
Nederlands in Haarlem?
hetzelfde
plaats. kan gellustreerd worden aan de hand van wat ik de
noemen. Met de Haarlemse mythe bedoel ik
altijd verhaal in Haarlem het beste Nederlands
mythe omdat tegenwoordig dat verhaal
'alleen in Haarlem
maar ook in andere plaatsen binnen en buiten Holland gesproken. Het is
ook een mythe wanneer het om het ontstaan van het Standaardnederlands
gaat. In ieder geval noemt iemand als Vondel, die als het ware bij de geboorte
name Amsterdam en Den Haag
en niet Haarlem. 'Deze spraeck', zegt hij namelijk, 'wort tegenwoordigh in
Gravenhage ... t' Amsterdam ... gesproken .. .' Toch hoeft het
zoals hieronder zal blijken, niet helemaal een mythe te zijn. In de negentiende
eeuw kan het namelijk anders gelegen hebben.
1874 in zijn
Algemeen Nederduitsch en Priesch Dialecticon een groot aantal dialectvertalingen
van de gelijkenis van de verloren zoon heeft verzameld. In zijn
commentaar bij de Haarlemse vertaling vermeldt hij dat de tongval van
Haarlem van alle Hollandse tongvallen het dichtst bij 'de geijkte Nederlandsche
taal' staat. Met die laatste taal, die voor hem vooral nog een schrijftaal
is, bedoelt hij wat wij nu het Standaardnederlands zouden noemen. De
gesproken vorm ervan, althans een gesproken vorm die er dicht bij komt,
duidt hij aan met modern Hollands. Ook in dat moderne Hollands is de
gelijkenis vertaald en wel zoals het onder andere te Haarlem gesproken
wordt. De beide vertalingen, in de Haarlemse volkstaal en in het moderne
Hollands, zijn met hulp van dezelfde Haarlemse ingezetene, Dr. H. Weyenbergh,
opgesteld. Voor een paar zinnen uit deze vertalingen zie hoofdstuk 8.
Als we de vertaling in de Haarlemse volkstaal vergelijken met andere Hollandse
vertalingen, dan valt inderdaad op hoe weinig 'plat' die overkomt. Zo
wordt er bijvoorbeeld van twee zoons gesproken. De oud-Hollandse vormen
twie en zeuns ontbreken dus evenals de modern-Hollandse vormen tweei en
32
gercitiedmis
Er wordt ook van gesproken en niet op z'n Amsterdams van
of op z'n oud-Hollands van Enzovoort. Weliswaar ontbreken
dialectische vormen niet, bijvoorbeeld voor (zei' en voor in bijvoorbeeld
(wat overigens nu geaccepteerd is), maar de vertaling maakt
in het algemeen een nogal `beschaafde' indruk.
Maar Winkler vermeldt nog iets, namelijk dat het volkse Haarlems nog
maar door de helft van de Haarlemmers gesproken wordt en dat de andere
helft, waartoe veel vreemdelingen behoren, het genoemde moderne Hollands
spreekt. Deze standaardtaal-sprekers zoals we ze zouden kunnen noemen,
zouden in Haarlem een opmerkelijk hoog percentage van de bevolking
uitgemaakt kunnen hebben. Dat kan aan een aantal factoren worden toegeschreven:
Haarlem was een provinciehoofdstad en dus een ambtenarenstad,
het was door de mooie omstreken ook een aantrekkelijke stad voor forenzen
en renteniers, het was verder een niet onbelangrijk cultuurcentrum, en misschien
had de stad ook niet zo'n uitgebreid proletariaat als de andere steden.
Voor de Haarlemse mythe bestaan dus twee verklaringen die allebei waar
kunnen zijn: 1. het relatief `beschaafde' karakter van de Haarlemse volkstaal
(althans in de negentiende eeuw), 2. de relatief sterke positie van de toenmalige
standaardtaal in Haarlem. Wat betreft het succes van de standaardtaal
kan Haarlem in de negentiende eeuw heel goed op andere steden voor gelegen
hebben. En misschien was dat nog niet zo heel lang geleden nog steeds
het geval. Bij een onderzoek, gebaseerd op gegevens van rond het midden
van de vorige eeuw, bleek wat de uitspraak betreft het Haarlems van alle
dialecten het dichtst bij de standaardtaal te staan.
2.3 eeuw
In 1617 verscheen van de hand van een zekere G.C. van Santen de klucht
Siitgen. Deze Van Santen was geboortig uit Delft.
We kunnen dus aannemen dat in zijn klucht de personages Delfts of ruimer
Delflands met elkaar spreken. Een vorm van Zuid-Hollands dus. Het is interessant
de taal van deze klucht te vergelijken met wat we nu aan Zuid-Hollands
om ons heen horen. Hier volgen een paar regels die in de mond gelegd
1245 en volgende):
zoouns. vader vaoder vaeder. zee 'ch- g- bijvoorbeeld
choet maakt
nogal 'iets, namelijk dat het volkse Haarlems nog
de helft van de Haarlemmers gesproken wordt en dat de andere
genoemde moderne Hollands
zoals we kunnen noemen,
Haarlem een opmerkelijk hoog percentage van de bevolking
hebben. Dat kan aan een aantal factoren worden toegeschreven:
en dus een ambtenarenstad,
omstreken ook een aantrekkelijke stad voor forenzen
cultuurcentrum, en misschien
zo'n uitgebreid proletariaat als de andere steden.
dus twee verklaringen die allebei waar
zijn: 1. het relatief 'beschaafde' karakter van de Haarlemse volkstaal
negentiende eeuw), 2. de relatief sterke positie van de toenmalige
in Haarlem. Wat betreft het succes van de standaardtaal
in de negentiende eeuw heel goed op andere steden voor gelegen
nog niet zo heel lang geleden nog steeds
van het Haarlems van alle
te staan.
Een stukje Zuid-Hollands uit de zeventiende eeuw
een zekere c. de klucht
Lichte Wigger en Snappende Siitgen. uit Delft.
dat in zijn klucht de personages Delfts of ruimer
Zuid-Hollands dus. Het is interessant
te vergelijken wat we nu aan Zuid-Hollands
horen. Hier volgen een paar regels die in de mond gelegd
worden van een zeker Coppen Quist-goed (vers 1245 33
zuid-Hollands
16 t volck dan dattet klapt, of ick se ken, of niet en ken.
Jae ick sou een ghehulde besemstock soenen, dat ick se voor my kreeg,
I& moet vrolijck wesen, as ick buis ben; want my is dan niemendal inde weeg,
dunckt, is moy want men ziet, en leerter een mensch zijn goed hart an
de sommighen sijn we'er anders, wanneer sy droncken bennen,
Dat is, asse t'huis commen, stooten sy haer voet anden dreppel,
van haer vrou een kusje te geven, gaen syse toe met een kneppel,
En decken haer soo voor de kou op, dat ser blaeuwe leen van draghen.
Om te beginnen zijn er nogal wat afwijkingen in de spelling: zo worden bijvoorbeeld
ick, volck, ghe- anders dan nu gespeld terwijl de uitspraak
wel hetzelfde geweest zal zijn. Afwijkende spellingen zijn ook wij zouden deze
woorden met een <z> spellen, maar we spreken onder
invloed van de voorafgaande k een s uit, wat iedereen kan controleren door
de woorden vlug achter elkaar uit te spreken. Van Santen spelde dus meer op
de klank af. Dat blijkt ook uit spellingen als voor voor
leert er, anden voor voor Hij schrijft woorden aan elkaar
zoals ze ook aan elkaar worden uitgesproken. Maar als we afzien van dergelijke
afwijkingen in de spelling, is er nog altijd veel wat we tegenwoordig niet
Om een paar opvallende dingen te noemen: in plaats van `als' in ick se voor my
kreeg, buis voor `dronken', voor 'in de weg' (mij nog
onder andere bekend van het oude Vlaardings), voor `sommigen',
Inuppel', leen voor leden, lichaamsdelen'. Ook uitdrukkingen
sy voor lomen kwaad thuis'
betekent letterlijk `drempen en decken soo voor
`geven haar zo'n pak slaag' zijn ons nu onbekend. Aan de andere kant vinden
we ook een en ander dat we tegenwoordig nog vaak kunnen horen: mensch zijn goed
hart voor 'het goede hart van een mens', voor `zijn',
asse cals commen voor lomen', voor caan de' (maar zonder We vinden hier duidelijk
het onderscheid tussen oud en modern Zuid-Hollands
34
lek soen 't vrou volck klapt, of ick se ken, of niet en ken.
besemstoek ick se voor my kreeg,
lek moet vrolijek wesen, as ick buis ben; want my is dan niemendal inde weeg,
En my dunekt, 't men ziet, en leerter een menseh zijn goed hart an
kennen.
Maer 50mmighen we'er anders, wanneer sy droneken bennen,
asse t'huis eommen, stooten sy haer voet anden dreppel,
In plaets van haer vrou een kusje te geven, gaen syse toe met een kneppel,
deeken op, dat ser blaeuwe leen van draghen.
zijn er nogal wat afwijkingen in de spelling: zo worden bijvoorbeeld
iek, vrou, volck, ghe- gespeld ook soen, se, sou:
spellen, we keen 5 door
elkaar uit te spreken. Van spelde dus meer op
spellingen als dattet dat het, leerter leert er, anden an den, ser ze er. elkaar
uitgesproken. Maar als we afzien van dergelijke
altijd veel we tegenwoordig niet
meer terugvinden.
dat 'dat
iek se voor my kreeg, buis 'inde weeg oude Vlaardings), de sommighen 'sommigen',
kneppel voor 'knuppel', leen 'leden, lichaamsdelen'. uitdrukkingen
als stooten sy haer voet anden dreppel 'komen kwaad (dreppel 'drempel') en deeken
haer 500 voor de kou op 'geven haar zo'n kant vinden
een
menseh zijn goed hart van een mens', bennen 'asse voor 'als ze', eommen 'komen',
anden 'aan de' n).
vinden hier duidelijk het Hollands
terug.
34
Het Zuid-Hollands in de Middeleeuwen
Tot dusver hebben we het Zuid-Hollands ongeveer vanaf de zestiende eeuw
gevolgd, vanaf de tijd dat het in een soort symbiose met de zich ontwikkelende
standaardtaal kwam te verkeren. Is ons iets bekend over het Zuid-Hollands
daarv66r, 1200 begint men zoals
gezegd in het zuiden het Nederlands te schrijven. De literaire teksten die in
Holland geschreven zijn, zijn vrij laat: de meeste dateren uit de vijftiende
eeuw. Helaas zijn deze teksten niet zo geschikt om het middeleeuwse Zuid-
Hollands te illustreren: in de literatuur worden nogal eens vormen met
verschillende
regionale oorsprong door elkaar gebruikt. Verder terug in de tijd,
ambtelijke teksten (oorkonden). Daar zijn nogal wat teksten bij die afkomstig
zijn uit de kanselarij van de graaf van Holland in Den Haag. Dergelijke
van Den Haag
niet het Haags van die tijd in terug maar eerder
Hollands. Maar beter dan de literaire teksten laten ze
ons zien hoe het Hollands in die tijd eruit zag.
de oorkondentaal nogal wat kaarten
gemaakt waarop je duidelijk kunt zien welke vormen in welke regio in een
een bepaalde tijd: oorkonden zijn
precies gedateerd. Ter illustratie worden hier twee kaartjes
een bekende klankverandering in
ft het zuiden
en het
after.
vorm after `eeuw. We hierop een zwart gebied met after. Dat omvat
Zuid-Holland en daarnaast ook Utrecht met een uitloper
Oost-Brabant. In after Zuid-Hollands
vorm nog bewaard. Er nog wel meer vormen
kaartje kaart 3), dat betrekking
eeuw, is gebaseerd een gemiddeld voorkomen van
aftig, tuft, dat de cht-combinatie in Holland slechts voor 8 /o
in de teksten van de kanselarij (die apart zijn aangegeven 2.4 de Middeleeuwen
zestiende eeuw
de zich ontwikkelende
Zuid-Hollands
van de tijd daarvr, de Middeleeuwen? Rond 1200 begint men zoals
het Nederlands te schrijven. De literaire in
de vijftiende
het middeleeuwse ZuidHollands
literatuur nogal eens vormen met verschillende
regionale oorsprong door elkaar gebruikt. Verder terug in de tijd,
namelijk tot in in de dertiende eeuw, komen we voor het Hollands met
Daar zijn nogal wat teksten bij die afkomstig
kanselarij in Den Haag. Dergelijke
ambtelijke teksten waren natuurlijk niet alleen voor inwoners van Den Haag
bestemd. Je vindt er dan ook niet het Haags van die tijd in terug maar eerder
een wat algemener Hollands. Maar beter dan de literaire teksten laten ze
het Hollands in die tijd eruit zag.
In de laatste tijd zijn er op basis van de oorkondentaal nogal wat kaarten
in welke regio in een
bepaalde tijd in gebruik waren. Ook in een bepaalde tijd: oorkonden zijn
over het algemeen precies gedateerd. Ter illustratie worden hier twee kaartjes
afgedrukt. Ze hebben allebei te maken met een bekende klankverandering in
het Nederlands, namelijk van ft in cht. Deze verandering moet in het zuiden
(Vlaanderen) begonnen zijn. De oude ft vinden we nog in het Duits en het
Engels terug: vergelijk kracht met Kraft en achter met Het eerste kaartje (kaart 2)
heeft betrekking op de vorm voor 'achter'
in de veertiende eeuw. We zien hierop een zwart gebied met af ter. Holland
inclusief Zuid-Holland en daarnaast ook Utrecht met een uitloper
in de richting van Oost-Brabant. In af ter heeft het toenmalige Zuid-Hollands
de oude vorm nog bewaard. Er kwamen toen nog wel meer vormen
met ft in plaats van cht voor. Het tweede kaartje (kaart 3), dat betrekking
heeft op de dertiende eeuw, is gebaseerd op een gemiddeld voorkomen van
ft niet alleen in after maar ook in -af tig, gift, koft, nift, (ge)stift en nog een
paar vormen. We zien dat de cht-combinatie in Holland slechts voor 8%
voorkomt en in de teksten van de kanselarij (die apart zijn aangegeven bin-
35
geschiedenis
Zuht-tiollands
nen het rondje in de Noordzee) voor 12%. Dat wil zeggen dat de ft-combinatie
respectievelijk voor 92 en 8 8 ck voorkomt.
Dergelijke ft-vormen kun je niet altijd meer in het moderne Zuid-Hollands
horen. -aftig, koft, nift, zijn in het moderne Zuid-Hollands
niet meer bekend. De dichter P.C. Hooft (zeventiende eeuw) woonde echter
En uit 1940 stamt de vermelding dat je
als skaft 'schacht' nog bij heel oude Katwijkers
kunt horen. De oude ft-verbinding kun je ook nog horen in het standaardtalige
bruiloft brulloft), met de oorspronkelijke betekenis
(Middelnederlands is echter de vorm brulocht
bekend. Wel komt in de standaardtaal het woord voor maar dat is
zijn f teruggekregen onder invloed van het werk-
voor Wattel. Uit: Rern (zie bibliografie), blz. 161.
36
ft-combinatie
After, kaft, nift, gestift in de winter nog op de Keisersgraft. dat je
(e)koft, afterhuis, skaft ft-bruiloft brul10ft), oorspronkelijke betekenis
de gift f Kaart 2. After voor achter in de 14e eeuw, door E. Watte/. Uit: Margit
Rem (zie bibliografie), blz. 161.
ZuUJ,-HDu-.s
rondje Noordzee) voor 12%. Dat wil zeggen dat de 92 en 88% ft-het moderne Zuid-
Hollands
Zuid-dichter P.e. (zeventiende eeuw) woonde echter
de vermelding vormen als heel oude Katwijkers
oude verbinding kun je ook nog horen in het standaardtalige
(Zuid-Hollands bruiloft), 'bruids-loop'. Uit het (zuidelijke) Middelnederlands is
echter de vorm brulacht
standaardtaal een ander geval. Het heeft zijn van het werk-
WatteI.
Kaart Cht Maartje (zie bibliografie), blz. 179.
kwam voorbeelden
en
schreschnjven hft leenwoord uit het Engels. Het
dat we volgens de klankwet in het Nederlands als
op)`de vroege Middeleeuwen
verder in de tijd teruggaan? Voorzover dat van teksten
affiangt, v66r zijn ons geen teksten overgeleverd
te weten kunnen komen.
iets kan vertellen, en die bron bestaat uit
steeds in het Zuid-
Hollands tenminste tot voor kort daarin werden
hand van zo'n
geillustreerd.
de kaart het begrip `put' (kaart 4). We zien daarop dat er
68 AVT/MM
,
\
I
)
/
3. eht voor ouder ft in de 13e eeuw. Uit: Maart je Agatha Mooijaart (zie
bibliografie), blz. 179.
woord geven (in het Middelnederlands kwam gicht voor). Andere voorbeelden
daarvan zijn helft en schrift, in plaats van Middelnederlands helcht schricht, die
zich aan half/halve en schrijf/schrijven hebben aangepast. Ook
het moderne lift is een ander geval: het is een leenwoord uit het Engels. Het
houdt verband met to lift, klankwet het Nederlands als
(op )lichten 'optillen' terugvinden.
2.5 Het Zuid-Hollands in de vroege Middeleeuwen
Kunnen we nog verder in de tijd teruggaan? Voorzover dat van teksten
afhangt, is dat niet mogelijk. Van vr 1200 zijn ons geen teksten overgeleverd
waaruit we iets over het oudste Zuid-Hollands te weten kunnen komen.
Maar er is een andere bron die ons iets kan vertellen, en die bron bestaat uit
dialectkaarten die betrekking hebben op vormen die nog steeds in het ZuidHollands
worden gebruikt of die tenminste tot voor kort daarin werden
gebruikt. Wat hier precies bedoeld is, kan het beste aan de hand van zo'n
kaart worden gellustreerd.
We nemen de kaart voor het begrip 'put' (kaart 4). We zien daarop dat er
langs de kust niet put maar pit of pet gezegd wordt. Let hiervoor op het
37
geschiedens
AY1'/ MM
\
I
, /
zuid- Holland(
gearceerde gebied. Alleen is nu juist in het kerngebied van Zuid-Holland
(niet dus op de eilanden) dat gebied onderbroken. Maar dat men daar oorspronkelijk
ook pet zei, blijkt nog uit een plaatsnaam tussen
Rijnsburg en Katwijk. In laatstgenoemde plaats kan het ook als gewoon
woord nog wel bij oudere sprekers gehoord worden. Zo'n of i in plaats van
es komt ook in andere woorden voor. In het oude Katwijks gebruikt men
voor 'brug' (denk ook aan het dorp bij Rotterdam), voor 'rug', voor `kruk' en voor
`stule. Vergelijk ook voor
`knupper in het fragment uit de klucht van Van Santen. Vooral werd
algemeen gebruikt in de combinatie `een zakje om de boterhammen
in te bewaren'. De hoor je meer in noordelijke, de i in zuidelijke
regionen. We spreken hier wel van ontronde vormen: wie eerst een tii uitspreekt
en dan vervolgens langzaam in de richting van een i of een gaat,
merkt dat de ronding (stulping) van de lippen verdwijnt. De vormen met ei
moeten dus als ouder beschouwd worden.
Die vormen met een i of een zijn typische kustvormen. Daar zijn meer
voorbeelden van. Een voorbeeld van een typisch kustwoord is waarvoor
men in het binnenland aantreft (uit de standaardtaal bekend in de
samenstelling Een ander voorbeeld is voor `uier'. Dit woord
moet verband houden met een oud werkwoord alan dat (voeden' betekende.
We vinden het van West-Vlaanderen in het zuiden tot ongeveer het in het
noorden. Zelfs in het Randstadgebied, in Wassenaar, is het in de agrarische
sfeer nog in gebruik.
Interessant is ook dat je beide woorden aan de andere kant van de Noordzee
terugvindt, in het dialect van de zogeheten Midlands (het gebied
van Birmingham en Leicester), weliswaar met een andere uitspraak
van de <a>, ook in het Standaardengels. Ook sommige vormen met i of
vind je in het Engels: vergelijk luil', (bergrug'. En je vindt ze
ook wel in het Fries terug: `veenput, rech, brege, naast laatstgenoemd
woord met eveneens een die op een korte et teruggaat. Voor cu.&
heeft het Fries echter een heel ander woord: De verklaring voor deze overeenkomsten
is dat oorspronkelijk langs de
kust een dialect gesproken werd dat heel erg leek op het (toenmalige) en Engels. Of
misschien beter gezegd: er werd aan weerskanten van de
Noordzee een en hetzelfde dialect gesproken. Met een term die we bij de
38
is nu Holland
gebied Maar dat men daar oorspronkelijk
Kleipetten kan het ook als gewoon
i in plaats van
u andere woorden voor. In het oude Katwijks gebruikt men
bregge Terbregge regge
krik 'stik 'stuk'. kneppel 'knuppel' het fragment uit de klucht van Van Santen.
Vooral stik stikkezakkie 'een boterhammen
in noordelijke, de i in zuidelijke
vormen: wie eerst een u uitspreekt
vervolgens de richting van een i of een gaat,
(stulping) van de lippen verdwijnt. De met u
beschouwd worden.
zijn meer
een typisch kustwoord is ladder, waarvoor
leer bekend in de
trapleer). is elder 'met een oud werkwoord lan 'ongeveer IJ Zelfs Randstadgebied,
in Wassenaar, in de agrarische
de andere kant van de Noordzee
elder het gebied
en Leicester), ladder, in het Standaardengels. Ook sommige vormen met I of
het Engels: pit 'kuil', bridge, ridge 'bergrug'. ze
Fries terug: pet 'veenput', rch, brge, ljedder, laatstgenoemd
met eveneens 'uier'
heel ander woord: jaar.
oorspronkelijk langs de
heel erg leek op het (toenmalige) Fries
gezegd: aan weerskanten van de
die we bij de
geschiedenis
Kaart 4. Pet, put: SteHung der Germanischen,
Halle (Saale), 1944.
Romeinse schrijver Tacitus wordt die taal wel als aangeduid.
Voor overigens ook wel aangenomen dat het van de overkant
van de Noordzee en naar is toegekomen, of dat het,
juist omgekeerd, van de Nederlandse naar de Engelse kust gegaan is. Hoe
39
m o
Kaart 4. Pet, pit 'put'. Uit: Theodor Prings, Die Stellung der Niederlande im
Aufbau der Germanischen,
(Saaie), 1944.
elder wordt overigens ook wel aangenomen dat het van de overkant
van de afkomstig is en naar ons is toegekomen, of dat het,
is. Hoe
39
, ."..a.. 6:0 Jo 5t>
Frings, Germanisehen,
Romeinse schrijver vinden, wordt die taal wel als Ingweoons aangeduid.
Voor juist omgekeerd, van de Nederlandse naar de Engelse kust gegaan
Zuid-Hollands
dan ook, het moet zich aan onze kant van de zee vanuit West-Vlaanderen
naar het noorden hebben uitgebreid ten koste van dat teruggedrongen
is naar het Fries en het Westfries.
De typische vormen die we nu nog langs de kust aantreffen, zijn relicten
van dat oude kustdialect. Ik zal ze in de komende hoofdstukken als kustvormen
aanduiden. Zo tegen 800, in de tijd van Karel de Grote en zijn voorgangers,
komen de kuststreken steeds meer in de Frankische invloedsfeer te liggen.
En niet alleen gaan de Franken er de baas spelen, ze gaan er ook wonen,
in de moerassige gebieden die onder hun leiding worden ontgonnen. Het
oude kustdialect wordt langzamerhand door het Frankisch verdreven: de
kustbewoners geven hun oude dialect op ten gunste van het nieuwe. Maar
bepaalde vormen nemen ze van het oude in het nieuwe dialect over. Heel
vaak zijn dat agrarische woorden (vergelijk of plaatsnamen
die vormen dringen zelfs in de standaardtaal
door, bijvoorbeeld Een ander voorbeeld daarvan is de meervouds-s,
wagens meervoudsuitgang is zoals
bekend de uitgang bij uitstek in het Engels. Het Standaardduits, dat ver van
zuiden van Duitsland is ontstaan, heeft maar weinig
het heeft ladder' met afwijkende klankvorm en het heeft voor cuier' etymologisch
ontronding
Pfiltze, Bracke, Racken, Stack. het
we dus karakteriseren als
kustvormen. Of preciezer: als Nederfrankisch, ter
aantreffen:
ongeveer tot aan de Oude Rijn
wist zich nog een tijd lang te handhaven
tot een vorm van Fries. Het gevolg hiervan is
het Zuid-Hollands aan te wijzen zijn. Een
'`boerderij'. gevallen
iets dat althans oorspronkelijk van hout gemaakt is. Vergelijk
ti/ `Zuid-Holland en
t plaats de een Friese klankontwikkeling: vergelijk het Friese woord `40
zich aan onze kant van de zee vanuit West-Vlaanderen
jaar, het Westfries.
die we nu nog langs de kust aantreffen, zijn relicten
hoofdstukken als kustvormen
800, in de tijd van Karel de Grote en zijn voorgangers,
in de Frankische invloedsfeer te liggen.
gaan Franken gaan er ook wonen,
Het
wordt langzamerhand door het Frankisch verdreven: de
dialect op ten gunste van het nieuwe. Maar
ze van het oude in het nieuwe dialect over. Heel
(vergelijk elder) (Terbregge). Sommige van die vormen dringen zelfs in de
standaardtaal
ladder. in lepels, werkers, bezems, wagens enzovoort. Die meervoudsuitgang is zoals
uitstek in het Engels. Het Standaardduits, dat ver van
het kustgebied in het zuiden van Duitsland is ontstaan, heeft maar weinig
kustvormen. Het heeft maar zelden de meervouds-s, het heeft Leiter voor
'ladder' met afwijkende klankvorm en het heeft voor 'uier' Euter, dat etymologisch
verwant is met uier en niet met elder (of jaar). Het mist ook de ontronding
in Pftze, Brcke, Rcken, Stck. Het Zuid-Hollands (en ook het
daarop gebaseerde Standaardnederlands) kunnen we dus karakteriseren als
Frankisch met Ingweoonse kustvormen. Of preciezer: als Nederfrankisch, ter
onderscheiding van andere vormen als Frankisch die we in Duitsland aantreffen:
Rijnfrankisch, Moezelfrankisch enzovoort.
In de noordelijke kuststreken, zuidelijk zo ongeveer tot aan de Oude Rijn
bij Katwijk, wist het Ingweoonse kustdialect zich nog een tijd lang te handhaven
en zich te ontwikkelen tot een vorm van Fries. Het gevolg hiervan is
dat er ook Friese elementen in het Zuid-Hollands aan te wijzen zijn. Een
mooi voorbeeld is tilletje in de betekenis 'bruggetje' (vergelijk ook duiventil).
Het is verwant met het woord deel, 'de deel op een boerderij'. In beide gevallen
gaat het om iets dat althans oorspronkelijk van hout gemaakt is. Vergelijk
nog til in de betekenis 'hooizolder' in delen van Zuid-Holland en
Utrecht. De t aan het begin van het woord, in plaats van de d van deel,
berust op een Friese klankontwikkeling: vergelijk het Friese woord tille 'zol-
40
ges-dtiedenis
boven koehuis, dorsvloer, duivenhok, kleine hoge brug'. En vergelijk
ook het Friese voor cdanken'. Interessant is ook dat we het woord in
een plaatsnaam terugvinden: Tillebreg bij Hillegom. In zekere zin is dit dubbelop
omdat ook al 'brug' betekent. Een Groningse plaatsnaam met ti/
is 2.6 Het geval Aalsmeer
Als een toegift bij dit hoofdstuk wil ik aan n geval illustreren hoe ingewikkeld
en problematisch de geschiedenis van een dialect kan zijn. Het betreft
van het Aalsmeers.
Hollands
IJ. Zo oude Aalsmeers twee klinkers voor de Standaardnederlandse
of een ee-klank (bijvoorbeeld
Een dergelijk verschil is typerend voor Noord-Holland
boven het IJ. Verder heeft het Aalsmeer in en evenals het Standaardnederlands
terwijl het oude Zuid-Hollands een oo of een nag weunesdag`woensdag' zuidelijk
als `'open
ruimte', `bbtjie ``vader'. Hiervan zijn
mem Fries memme). In noordelijke,
misschien zelfs Friese richting wijst ook de zinsbouw: een zinsvolgorde
''t bedeeld worre moet, in te
manier van uitdrukken als 't ne bed 't is nodig tijd
naar te gaan'.
karakter dat de oorspronkelijke
Noord-Holland komen. Waarschijnlijk
de twaalfde eeuw, stormvloeden,
en Utrecht gevestigd.
kan (voor uit een godsdienstige factor
eeuw waren er onder de Aalsmeerders
die in nauw contact gestaan
hun talrijke boven het II. De verklaring
zijn dat er
nog tamelijk ver naar zuiden Fries gesproken is.
voorkomen
41
dering koehuis, dorsvloer, duivenhok, kleine hoge brug'. En vergelijk
Friese tanke 'danken'. Interessant is ook in
plaatsnaam terugvinden: In zekere dit dubbelop
breg al til
Enumatil.
Aalsmeer
bij hoofdstuk wil ik aan n geval illustreren hoe ingewikkeld
de geschiedenis van een dialect kan zijn. Het betreft
de geschiedenis van het Aalsmeers.
Dit dialect vertoont nogal wat overeenkomsten met het Noord-Hollands
boven het IJ. ZO heeft het oude Aalsmeers twee klinkers voor de
Standaardnederlandse
aa, namelijk een aa (bijvoorbeeld in water) ee-klank (bijvoorbeeld
in jeer). Holland
het IJ. Aalsmeer in boek roepe Standaardnederlands
een oe een 00 ou
heeft. Noordelijk zijn ook 'nog', weunesdag'woensdag' (tegenover zuidelijk
weunsdag), en woorden als bep 'grootvader, grootmoeder', glop smalle ruimte', mem
'moeder', tjie 'grootmoeder', taat 'bep, glop, mem ook van het Fries bekend
(beppe, gloppe, memme). noordelijke,
de zinsbouw: een zinsvolgorde
als in die 's winters 't eerst bedeeld worre moet, het gebruik van te zitte te
prate en een manier van uitdrukken als is nodig tijd ne bed om naar bed te gaan'.
Een verklaring voor het noordelijke karakter kan zijn dat de oorspronkelijke
inwoners van Aalsmeer uit de kop van Noord-Holland komen. Waarschijnlijk
hebben zich in de twaalfde eeuw, weggejaagd door stormvloeden,
Westfriese verveners in het grensgebied van Holland en Utrecht gevestigd.
Het noordelijke karakter kan (voor een deel) ook uit een godsdienstige factor
verklaard worden. Sinds de zestiende eeuw waren er onder de Aalsmeerders
nogal wat doopsgezinden (mennisten) die in nauw contact gestaan
kunnen hebben met hun talrijke geloofsgenoten boven het IJ. De verklaring
voor de noordelijke, Fries aandoende zinsbouw kan overigens ook zijn dat er
in Holland nog tamelijk ver naar het zuiden Fries gesproken is.
Het probleem is echter dat er in het Aalsmeers ook vormen voorkomen
zuid-Hollands
die in zuidelijke richting wijzen. Dat geldt voor korsttijd `Kerstmis' en 'teen' in
plaats van het noordelijke karsttijd en En het geldt ook voor
de verkleinwoordvorming, met onder andere beetjie, terwijl het Westfries
heeft. De vorm beetjie is heel gewoon in het zuiden en oosten van de
provincie Zuid-Holland en het westen van de provincie Utrecht. Omgekeerd
vinden we typisch Westfriese verkleinwoorden als zontje `zonnetje' en `slabbetje'
niet in het Aalsmeers. Opmerkelijk is ook dat het de voor schmist
bijvoorbeeld in De eenvoudigste oplossing is dat we de mengeling van noordelijke en
zuidelijke
vormen verklaren uit de geografische positie van Aalsmeer, tussen
Zuid- en Noord-Holland in. Hiermee waren contacten met het noorden en
met het zuiden gegeven. Ook de contacten met het zuiden kunnen belangrijk
geweest zijn. Door de verveningen was er op een gegeven. tot Aalsmeer, namelijk via
Kudelstaart, en dat lag in het
zuiden. Dat Aalsmeer een noordelijke enclave lijkt, kan komen door het
Amsterdamse stadsgebied, waarin al in de negentiende eeuw het oude Hollands
verdween. Dit gebied fungeert daardoor als een soort wig tussen
Toch ook het Fries voorzover het in Holland gesproken
hun
nagelaten. Een grondige bestudering van het Aalsmeers zou
geven.
Ook
hiervoor kunnen we weer aan de doopsgezinden denken. Dezen vormden
gemeenschap, zeker de strenge richting
Friezen Ze aan de Uiterweg terzijde
dat Nederlands-Hervormd was. Ze
de groep
economische factor in het spel geweest zijn.
namelijk in handen van stedelijke magistraten gekomen,
hadden kunnen verpachten. Maar oude
zo heel veel meer overgebleven.
42
zuUt-HoliAIuU
'tee
noordelijke toon. onder andere beetje van de
en het westen van de provincie Utrecht. Omgekeerd
typisch Westfriese als zont je 'slabke
'niet dat het de sk- schmist
school.
dat de mengeling van noordelijke zuidelijke
van Aalsmeer, Holland in. Hiermee waren contacten met het noorden en
met het zuiden kunnen belangrijk
was er op een gegeven moment nog
maar n toegang tot Aalsmeer, namelijk via Kudelstaart, en dat lag in het
noordelijke enclave lijkt, kan komen door het
Hollands
tussen
noord en zuid. Toch kunnen ook het Fries voorzover het in Holland gesproken
werd, en het Westfries dat met de immigranten is meegekomen, hun
sporen hebben nagelaten. Een grondige bestudering van het Aalsmeers zou
meer uitsluitsel kunnen geven.
Het Aalsmeers is in ieder geval een conservatief dialect (geweest). Ook
een nogal gesloten gemeenschap, zeker voorzover ze tot de strenge richting
van de zogeheten Friezen behoorden. Ze woonden aan de Uiterweg terzijde
van het eigenlijke dorp, dat overwegend Nederlands-Hervormd was. Ze
trouwden onder elkaar en hun voorganger werd ook altijd binnen de groep
gezocht. Ook kan er een sociaal-economische factor in het spel geweest zijn.
De grond is namelijk nooit in handen van stedelijke magistraten gekomen,
die hem aan vreemdelingen hadden kunnen verpachten. Maar van het oude
Aalsmeers is in de tegenwoordige tijd niet zo heel veel meer overgebleven.
42
Wat in strijd is met de standaardtaal, wordt al gauw als plat (lelijk, onbeschaafd)
danwel als fout gezien. De diskwalificatie plat slaat meestal op klanken:
een ai of in plaats van een ei in bijvoorbeeld meid of wijn wordt als
zodanig ervaren. Ook woorden kunnen als plat ervaren worden, bijvoorbeeld
gok in plaats van neus. Heel vaak gaat het dan om dingen waar men
liever niet al te openhartig over spreekt. Denk aan neuken voor
'geslachtsgemeenschap
hebben'. Dergelijke woorden kunnen ook in verder keurige
standaardtaal opduiken. De diskwalificatie fout heeft meestal betrekking op
de grammatica, bijvoorbeeld een afwijkende meervoudsvorming (spoorbooms
in plaats van spoorbomen) of een afwijkende zinsconstructie (ik heb
nooit geen brief meer van hem gekregen met een dubbele ontkenning).
Dergelijke 'fouten' en 'platte' klanken kun je horen in standaardtaal zoals
die door sprekers van dialecten buiten Holland gesproken wordt, bijvoorbeeld
in de standaardtaal van Twenten. Zo kan een Twent loopm zeggen in
plaats van lopen (hij is dan aan het 'knauwen'), het over siepels hebben in
plaats van over uien, het meervoud kinder gebruiken in plaats van kinderen
of een constructie als ik heb de band lek in plaats van ik heb een lekke band.
Ook het dialect in zijn geheel wordt wel als plat aangeduid: we spreken thuis
altijd plat. Maar een dialect is evenals een standaardtaal in wezen een volwaardige
taalvariteit en de vormen die er deel van uitmaken, zijn niet plat
of fout. Een Twent die in zijn dialect hoes voor 'huis' zegt en een meervoud
43
3. waardering
zuiet-Holluuls
czekke' bij maakt, spreekt goed en mooi Twents. Als hij daarentegen in
zijn dialect huis of zakken zegt, dan kun je zeggen dat hij een fout tegen het
(oude) Twents maakt. Hij kan dat zelf ook heel goed zo ervaren. In Holland
ligt het echter anders. Ook als een Zuid-Hollander zijn gewone taal in een
gewone situatie gebruikt, kan hij toch het gevoel hebben dat hij plat en verkeerd
praat. Dat komt doordat zijn dialect zo sterk op de standaardtaal lijkt.
Hij heeft niet het gevoel dat hij duidelijk iets anders dan de standaardtaal
spreekt en dus voelt hij zich steeds aan de normen daarvan onderworpen.
We kunnen dus zeggen dat de Twenten meer waardering voor hun eigen
taal opbrengen dan platsprekende Zuid-Hollanders. Ook de sprekers van de
standaardtaal oordelen gunstiger over een dialect als het Twents dan over
het Zuid-Hollands. Bepaalde associaties kunnen hierbij een rol spelen. Veel
meer dan het Twents is het Zuid-Hollands voor hen verbonden met bepaalde
bij willen horen. Die lage waardering
voor bepaalde groepen slaat over op de taal die ze spreken. Op zichzelf zit er
in de ai-klank voor niets onbeschaafds. In het Duits en het Engels is het
de standaard behoort: vergelijk mis met het smeervoud
Engels immers bijna altijd de meervouds-
een dubbele ontkenning. Zo'n ontkenning wordt
plus. Om die reden
hebben de grammatici de dubbele ontkenning ook voor de standaardtaal
In Slavische standaardtalen
het Standaardhongaars mogelijk
in n zin hebt (in letterlijke vertaling): `hebt, kom je wiskundig
uit.) Omdat kwalificaties als platte enzovoort
op maatschappelijke berusten, heb ik ze tot dusver
in
van de standaardtaal maar daarvan valt er
over zeggen.
een paradox geconfronteerd. Hoewel het Zuid-
Hollands bijvoorbeeld het Twents, blijkt het
Twenten hun dialect sneller op dan
Zuid-
zuid, HDIiAIuit
'zekke' zak Twents. Als hij daarentegen in
het
Twents goed zo ervaren. In Holland
zijn gewone taal in een
hebben dat hij plat en verkeerd
zijn dialect zo sterk op de standaardtaal lijkt.
het gevoel dat hij duidelijk iets anders dan de standaardtaal
daarvan zeggen dat de Twenten meer waardering voor hun eigen
Ook de sprekers van de
als het Twents over
Bepaalde associaties kunnen hierbij een rol spelen. Veel
hen verbonden met bepaalde
groepen, waar ze zelf liever niet bij willen horen. Die lage waardering
slaat op de taal die ze spreken. Op zichzelf zit er
ei en het Engels is het
zelfs de klank die tot de standaard behoort: vergelijk Duits Wein en Engels
wine met Nederlands wijn. En zo is er op zichzelf ook niets mis met het smeervoud
van spoorbooms (in het Engels wordt immers bijna altijd de meervouds-
s gebruikt) of met een dubbele ontkenning. Zo'n ontkenning wordt
wel als onlogisch beschouwd: min maal min is immers plus. Om die reden
ontkenning ook voor de standaardtaal
afgekeurd. Maar taal is geen kwestie van logica. In Slavische standaardtalen
als het Tsjechisch of het Pools of in het Standaardhongaars is het zelfs mogelijk
dat je vijf ontkenningen in n zin hebt (in letterlijke vertaling): ik kocht
niet nooit nergens niets voor niemand 'ik kocht nooit ergens iets voor
iemand'. (Omdat je een oneven aantal ontkenningen hebt, kom je wiskundig
gezien toevallig goed uit.) Omdat kwalificaties als lagere, hogere, enzovoort
in feite op maatschappelijke vooroordelen berusten, heb ik ze tot dusver
altijd tussen aanhalingstekens geplaatst. Bepaalde vormen zijn dus in
strijd met de norm van de standaardtaal maar los daarvan gezien valt er
niets ongunstigs over te zeggen.
Maar nu worden we met een paradox geconfronteerd. Hoewel het ZuidHollands
lager gewaardeerd wordt dan bijvoorbeeld het Twents, blijkt het
zich toch beter te handhaven. Twenten geven hun dialect sneller op dan
Zuid-Hollanders het hunne. Nu gaat het hier wel om het modrne Zuid-
44
waardering
Hollands. Met het oude Zuid-Hollands, dat veel duidelijker dan het moderne
van het Standaardnederlands verschilt, ligt het anders. Dat wordt wel snel
opgegeven en daar is in de loop van de tijd ook al heel wat van verdwenen. Bij
een recent onderzoek bleek dat bij de huidige Katwijkers nog maar 54 procent
van het oude dialect bekend is. Nog maar 54 procent: als we het Katwijks met
andere dialecten vergelijken, moeten we eerder formuleren: toch nog 54 procent.
Meervouden als het wederkerend voornaamwoord eige,
dubbele ontkenningen, klanken als de of de ai voor blijken echter zeer
hardnekkig te zijn. Waarom houden zoveel Zuid-Hollanders daaraan vast
`Misschien neiging in het
spel, de neiging om zich van de (hogere' klassen te onderscheiden, van mensen
waar men zich niet bij thuis voelt. Het is ook een manier om bij de eigen
uit te liggen. Over Den Haag wordt wel verteld dat je
er beter geen standaardtaal kunt spreken wanneer je een tweedehands auto
wilt verkopen. Je wordt dan namelijk niet vertrouwd. Misschien zal die
hardnekkigheid
den duur ook gelden voor de regionaal getinte `standaardtaal'
zoals die in de typische dialectgebieden ontstaan is en waaraan je duidelijk
beschoren te zijn.
in
ondergaan. Dat geldt zeker voor het
plane' van Marnix Rueb met zijn stripcreatie
een stadstaal als het Haags kan
gevolg zijn van het feit dat de sprekers ervan niet meer de laagste
wordt nu immers gevormd door
allochtone afkomst.
normbesef de laatste tijd misschien wat losser geworden is,
normen van de standaardtaal nog steeds een sterke invloed uit.
maakt ook dat het moeilijk kan zijn om het `onvervalste'
helemaal aan de onderkant, te pakken te krijgen. Zuid-
Hollanders de
hebben dat dat moet. Ze zeggen
Zuid-Hollands `is. Zuid-Hollands, dat veel duidelijker dan het moderne
anders. Dat wordt wel snel
loop van de tijd ook al heel wat van verdwenen. Bij
bleek dat bij de huidige Katwijkers nog maar 54 procent
dialect bekend is. het Katwijks met
we eerder formuleren: procent.
als spoorbooms, z'n eige,
klanken als ei zoveel Zuid-Hollanders daaraan vast
hoewel ze 'beter' weten? Misschien is hierin nog altijd die oude neiging in het
zich van de 'van mensen
een manier om bij de eigen
groep te horen, er niet uit te liggen. Over Den Haag wordt wel verteld dat je
auto
vertrouwd. Misschien zal die hardnekkigheid
op den duur ook gelden voor de regionaal getinte 'standaardtaal'
typische dialectgebieden ontstaan is en waaraan je duidelijk
kunt horen waar iemand vandaan komt. Het Zuid-Hollands in zijn moderne
vorm lijkt in ieder geval een lang leven beschoren te zijn.
Interessant is overigens dat sommige variteiten van het Zuid-Hollands in
de laatste tijd een opwaardering hebben ondergaan. Dat geldt zeker voor het
'platte' Haags, dat nu een zekere mate van populariteit geniet door toedoen
van de caberetiers Van Koten en De Bie en van Marnix Rueb met zijn stripcreatie
Haagse Harry. De opwaardering van een stadstaal als het Haags kan
ook het gevolg zijn van het feit dat de sprekers ervan niet meer de laagste
groep in de maatschappij vormen. Die wordt nu immers gevormd door
mensen met een allochtone afkomst.
Hoewel het normbesef de laatste tijd misschien wat losser geworden is,
oefenen de normen van de standaardtaal nog steeds een sterke invloed uit.
Die sterke invloed maakt ook dat het moeilijk kan zijn om het 'onvervalste'
Zuid-Hollands, helemaal aan de onderkant, te pakken te krijgen. ZuidHollanders
doen bijvoorbeeld bij een interview nogal gauw pogingen om de
standaardtaal te praten, omdat ze het gevoel hebben dat dat moet. Ze zeggen
dan hij heeft terwijl dat in het moderne Zuid-Hollands hij heb moet zijn
(een oude vorm is hij heit: negen heit de klok). Hypercorrect kunnen ze dan
ook ik heeft zeggen terwijl 'goed' Zuid-Hollands ik heb is. We moeten dus
45
zulet-Hollandf
eerst een hele laag van standaardvormen en hypercorrecties afgraven
voordat we bij het cechte' Zuid-Hollands terechtkomen.
Laat ik daar nog een voorbeeld van geven. Een zin als dat deden we altijd
des zomers zul je, met zo'n oude tweede naamval, niet gauw horen uitspreken.
je zult eerder horen: 's zomers, dat wil zeggen: somers. klinkt dat nog altijd
niet. Gewoner klinkt in de zomer. wel in het Zuid-Hollands kunnen horen, maar nog
gewoner klinkt mette
zomer `met de zomer'. En het allergewoonst klinkt mette zomerdag. allergewoonste
Zuid-Hollands op het spoor te komen denk ik vaak aan mijn
moeder, een verstandige vrouw met weinig schoolopleiding. Hoe zou zij iets
gezegd hebben? Helaas ben ik daarvoor op mijn herinnering aangewezen.
hypercorrecties
onze aandacht verdienen, omdat die ons kunnen vertellen hoe het Zuid-
Hollands de komende tijd zal ontwikkelen. Dat kan in de richting
te zijn. We zagen
hierboven dat het in zijn moderne vorm nogal hardnekkig blijkt te zijn. Het
althans sommige opzichten, van de standaardtaal af
er kan een stabiele situatie ontstaan waarin beide, dialect en
standaardtaal, op hun plaats blijven. als tussen ei ai of tussen oo uitspraak van
zoon) zijn. Bij aai-uitspraak valt zelfs een zekere uitbreiding te
succesvolle vrouwen. Die zouden daarmee,
met andere klanken (het zogenaamde Poldernederlands), kunnen
het
uitspraak ander veroorloven.
Zuid-Hollands ook gewaardeerd wordt, de taalkundige en
dialectlieffiebber taalvariteit even waardevol en even interessant
zal ik steeds
meer is dan alleen
standaardtaal. indruk zou
worden doordat die taal steeds als vergelijkingsbasis dient.
is echter een taalvariteit, of liever: een verzameling taalvariteiten
regelmaat nahouden. Het heeft een eigen
Het heeft alleen niet de kans
tot standaardtaal worden, hoewel het zoals we in
gezien hebben, voor die standaardtaal wel een belangrijke
geweest.
46
'echte' terechtkomen.
ik daar nog als naamval, gauw uitspreken.
Je 's Maar erg gewoon
Gewoner klinkt Dat zul je zeker ook
kunnen horen, maar nog gewoner klinkt 'klinkt Om het
het spoor te komen denk ik vaak aan mijn
Hoe zou zij iets
herinnering aangewezen.
Maar het spreekt vanzelf dat ook die standaardvormen en hypercorrecties
kunnen vertellen hoe het ZuidHollands
zich in de komende tijd zal ontwikkelen. Dat kan in de richting
van de standaardtaal zijn, maar dat hoeft niet per se zo te zijn. We zagen
moderne vorm nogal hardnekkig blijkt zijn. kan zich dus ook, althans in sommige
opzichten, van de standaardtaal af
ontwikkelen of er kan een stabiele situatie ontstaan waarin beide, dialect en
Klankverschillen en of
oftussen 00 en oou (in de uitspraak van lijken in ieder geval niet op
de terugtocht te zijn. Bij de aai-uitspraak valt zelfs een zekere uitbreiding te
constateren, onder andere bij jonge succesvolle vrouwen. Die zouden daarmee,
en ook met andere klanken (het zogenaamde Poldernederlands), kunnen
laten blijken dat ze zoveel zelfvertrouwen hebben dat ze zich op het
punt van de uitspraak wel een en ander kunnen veroorloven.
Hoe het Zuid-Hollands ook gewaardeerd wordt, voor de taalkundige en
de dialectliefhebber is het een taalvariteit die even waardevol en even
interessant
is als de standaardtaal. In de volgende hoofdstukken zal ik steeds
waar dat mogelijk is, laten zien dat het Zuid-Hollands meer is dan alleen
maar een verzameling afwijkingen van die standaardtaal. Die indruk zou
gewekt kunnen worden doordat die taal steeds als vergelijkingsbasis dient.
Het Zuid-Hollands is echter een taalvariteit, of liever: een verzameling
taalvariteiten
die er hun eigen regelmaat op nahouden. Het heeft een eigen
klanksysteem, grammatica en woordenschat. Het heeft alleen niet de kans
gekregen om tot standaardtaal verheven te worden, hoewel het zoals we in
het vorige hoofdstuk gezien hebben, voor die standaardtaal wel een belangrijke
bron is geweest.
standaardvormen en hypercorrecties afgraven
4.1 Ter inleiding
In dit hoofdstuk komen de klanken aan de beurt. Ik volsta met globale aanduidingen;
fijne nuances moet ik verwaarlozen. Zo vermeld ik dat hier en
daar in het woord groot nog een -achtige klank wordt uitgesproken. Dat
op die ook nog vaak een heel klein stom e-tje volgt, laat ik dan maar weg.
Kenners van de plaatselijke dialecten kunnen voor zichzelf de nuances aanbrengen.
Ik ga hieronder steeds van de Standaard nederlandse klank uit.
Een beetje klankleer
Ik duid de klanken op een eenvoudige manier aan, zoveel mogelijk in aansluiting
bij de ons bekende letters. Zo staat een voor de klinker die we in
het woord bad horen, een aa voor de klinker van baad, een voor de klinker
van bed, een voor de Haagse klank in Rswkse pln enzovoort. Afwijkende
tekens worden toegelicht. Bij de beschrijving van de klanken gebruik
ik zo min mogelijk vreemde termen. Zo gebruik ik niet de termen monoftong
en diftong maar eenklank en tweeklank. Wel gebruik ik de term diftongering
voor 'het ontstaan van een tweeklank'. De aa is een duidelijke eenklank.
Je kunt hem zo lang als je wilt uitspreken zonder dat hij van klank
verandert. Dat lukt niet bij de ei. Als je deze tweeklank lang aanhoudt, houd
47
4. De klanken
zuid-Hollandr
je al gauw een j-klank over. Dat komt doordat de ei uit twee elementen
bestaat, een e (de klank van en een daarop volgende Bij de klinkers
maak ik verschil tussen en gesloten klinkers. De aa is een zeer open
klinker: de mond gaat er wijd bij open en er is een grote afstand tussen de
beide kaken. Geen wonder dat deze klinker door de dokter gebruikt wordt
om in je mond te kijken. De is juist zeer gesloten: er is dan maar een kleine
mondopening en de afstand tussen de kaken is klein. Verder maak ik bij
de klinkers verschil tussen v66r en Bij een voorklinker als de zit de
tong v66r en bij een achterklinker als de achter in de mond. Ook onderscheid
ik tussen en klinkers. Bij de eerste, bijvoorbeeld de
zijn de lippen naar voren gestulpt, bij de laatste, bijvoorbeeld de niet.
en gehemeltemedeklinkers.
is de p: bij het uitspreken ervan zitten
stevig op elkaar. de f noem ik een lipmedeklinker hoewel
zit. Bij de t achter
de boventanden; vandaar de benaming tandmedeklinker. Bij de k zit de tong
preciezer het achterste deel ervan (het velum). Als hij bij
(het palatum), kunnen we bijvoorbeeld de beginklank
tussen stemloze
uitspreken stemloze
en stemhebbend hebben
b.
namelijk (uitspraak) spelling
elkaar verschillende
uitgesproken: vergelijk voor de en voor de
eerste d t manieren
geschreven: vergelijk t een combinatie
een tweeklank te wijzen. Dat is wel het geval
maar bij de eenklank aanhouden
48
zuid HDI/.4uuL
doordat de bed) j. open grote afstand de
dat deze klinker door de dokter gebruikt wordt
te kijken. ie kleine
en de afstand tussen de kaken is klein. Verder maak ik bij
vr achter. ie vr en bij een achterklinker als de oe onderscheid
geronde ongeronde eu, naar bij de laatste, bijvoorbeeld de ee, Bij een aantal
medeklinkers onderscheid ik tussen lip-, tand- en gehemeltemedeklinkers.
Een lipmedeklinker is de p: bij het uitspreken ervan zitten
de lippen stevig op elkaar. Ook de f lipmedeklinker hoewel
daarbij de onderlip tegen de boventanden zit. Bij de zit de tongpunt achter
tandmedeklinker. Bij bij het gehemelte, preciezer het achterste deel ervan (het
velum). Als hij bij
het voorste deel zit (het palatum), kunnen we bijvoorbeeld de beginklank
van het Franse chaud krijgen. Belangrijk is ook het onderscheid tussen stemloze
en stemhebbende medeklinkers. Bij het uitspreken van de stemhebbende
medeklinkers zijn de stembanden in trilling, bij het uitspreken van de stemloze
zijn ze dat niet. Een verschil tussen stemloos en stemhebbend hebben
we bijvoorbeeld bij de p tegenover de En dan nog een waarschuwing, om namelijk
klank (uitspraak) en spelling
niet met elkaar te verwarren. Zo kan een bepaalde letter op verschillende
manieren worden uitgesproken: vergelijk voor de <e> messchede <d> bieden en bied
met in de eerste vorm een en in de laatste een in de
uitspraak. En omgekeerd kan een bepaalde klank op verschillende manieren
worden geschreven: vergelijk kleed en kleden, beide met een ee, en vergelijk
bied en biet, beide met een op het eind. En ten slotte hoeft een combinatie
van twee klinkertekens niet op een tweeklank te wijzen. Dat is wel het geval
bij de ei (zie boven) maar niet bij de eenklank eu (die je zo lang kunt aanhouden
als je maar wilt).
klanken,
De gelijkenis van de verloren zoon
Er zal soms van de gelijkenis gesproken worden. Bedoeld is dan de vertaling,
in het dialect van een bepaalde plaats, van de gelijkenis van de verloren zoon
(Lucas 11: 15 - In de negentiende eeuw is deze gelijkenis in vele Nederlandse
dialecten en ook in vele Nederduitse dialecten (in het noorden van
Duitsland) vertaald. Al die vertalingen zijn, met commentaar, verzameld
door Johan Winkler in zijn Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon uit
1874. In het vorige hoofdstuk hebben we dit verzamelwerk al genoemd. De
vertalingen vormen een belangrijke bron voor onze kennis van de dialecten
zoals ze in de negentiende eeuw gesproken werden.
De klinkers en tweeklanken
Standaardnederlands et, e) en ei
De korte a klinkt in het Zuid-Hollands vaak afwijkend. Ten noorden van de
Oude Rijn kunnen we een uitspraak horen die in de richting van de aa gaat.
Je hoort deze uitspraak vooral als er een s, t of volgt, dus een tandmedeklinker,
bijvoorbeeld in kast. Ook bij de e.) kun je dan een afwijkende
uitspraak horen, in de richting van de 1'4, dus bijvoorbeeld in kost. Er is ook
iets met de erop volgende medeklinker aan de hand: die
wordt met extra tongspanning gearticuleerd. In 1.2 hebben we deze uitspraak
al vrij uitvoerig besproken. Er is daar ook een kaart van afgedrukt
(kaart 1). Mogelijk kwam de uitspraak al in de achttiende eeuw voor. De
bekende toneelschrijver Pieter Langendijk (1683-1756) laat in een stuk n
van de daarin optredende personen de naam (een bekende Romeinse
staatsman) tot verhaspelen. Dat is, omdat Cato zeker met een aa is
uitgesproken, alleen te begrijpen wanneer de a van kat een aa-achtige klank
een boer uit de omgeving van Haarlem in de mond
gelegd werd, moet die aa-achtige uitspraak in de achttiende eeuw in deze
regio te horen zijn geweest.
et kan in het Zuid-Hollands ook nog op een andere manier worden
uitgesproken, juist meer naar achteren, als een klank die op e) gaat lijken.
Deze uitspraak hoor je vooral als er een lip- of een gehemeltemedeklinker
/) 'op de dam' en in zoggie `zag
49
van de verloren zoon
Bedoeld is dan de vertaling,
dialect van een bepaalde plaats, van de gelijkenis van de verloren zoon
11: 15-32). negentiende eeuw is deze gelijkenis in vele Nederlandse
vele het noorden van
vertaald. Al zijn, met commentaar, verzameld
WinkIer in zijn we dit verzamelwerk al genoemd. De
voor onze kennis van de dialecten
eeuw gesproken werden.
4.2 , 0 u
Zuid-Hollands vaak afwijkend. die de richting van de vooral als er een n, st
tandmedeklinker,
kan, kas, kat, kast. 0 een afwijkende
u, ton, bos,
kot, kost. die
gearticuleerd. In l.2 hebben we deze uitspraak
Er is ook een kaart van afgedrukt
al in de achttiende eeuw voor. De
in een stuk n
personen de naam Cato kat-oor de had. Omdat kat-oor in de achttiende eeuw in deze
zijn geweest.
De een andere manier worden
naar achteren, als een klank die op 0 je als een lip- of een gehemeltemedeklinker
(of een I) volgt, bijvoorbeeld in op de dom dat? 'zag
49
De
zaid-tfoll4utds
je dat?'. Mijn indruk is dat je deze uitspraak juist meer in het zuiden, in het
Nieuwe-Waterweggebied hoort, dus bijvoorbeeld in `Rotterdom: In diezelfde
contreien en ook wel daarbuiten wordt de e extra gesloten en met veel
lippenronding
uitgesproken, zodat het verschil tussen a en e) toch blijft bestaan.
Zo'n extra gesloten uitspraak horen we ook bij de fi: plukken. Verder horen
we een aa-achtige uitspraak van de a (in alle posities) zoals die onder andere
van Utrecht bekend is, in het zuidoosten van de provincie. Daar is ook in 1.2
al op gewezen.
Oud Zuid-Hollands. Zo-even is iets gezegd over een 6-achtige uitspraak van
de a. Als oude klank komt een regelrechte e) voor in woorden als doch(t) en rot,
daarnaast ook wel in (Katwijks en
dwors. Hij komt ook in het woordje `af' voor. Mijn Vlaardingse `opoe' (ze
was afkomstig uit Oud-Beierland) zei wel tegen me: of (veeg je
neus eens af'. In het Zandvoorts en het Aalsmeers vinden we het achtervoegsel
-schap terug als -schip met een Die vorm met een kunnen
we als een kustvorm karakteriseren: vergelijk Fries Engels Hij
komt ook verder, als heel frequent in Noord-Holland voor. Een in
plaats van een a kunnen we op de eilanden en in de waarden horen: Een dergelijke
klank horen we ook in Zeeland en Noord-
Brabant. Zeer algemeen is hij in zel voor (zal' waarnaast ook voor
`zullen' voorkomt.
Ook in plaats van de (). komen relictklanken voor. Zeer verspreid komt er
een voor wanneer er een r plus lip- of gehemeltemedeklinker volgt: Uit het oude
Vlaardings herinner ik me `rnergpijpje'.
En ook: waarin met een gemalckelijke stoel
bedoeld is. Maar een kunnen we ook in aantreffen. Van het oude
Katwijks ken ik een in en Het eerste woord vond ik ook vermeld
voor Sliedrecht en Strijen, het laatste voor Zandvoort. Interessant is
verder nog dat in ieder geval in het Katwijks bij de el een heel oud verschil
bewaard is gebleven. Zo klinkt de in `ik jok' iets opener dan in `juk'. Er gaat dus
verschil in betekenis mee gepaard. Het verschil is bekend
van het leesplankje van Hoogeveen waarin niet alleen (met meer gesloten)
maar ook (met meer open uitspraak) voorkomt.
Ook bij de kun je nog wel hier en daar, maar in ieder geval in het
Katwijks, een dergelijk verschil horen. Zo komt bij het werkwoord zuUt-HDtltuuk
Mijn zuiden, in het
bijvoorbeeld in 'Rotterdom'. In diezelfde
wordt de veel lippenronding
het verschil we ook de u: van de van de provincie. Daar is ook in 1.2
iJ-achtige van
. broch(t),
wel blijschop blijskop), borste dwars. of ''(ze
Beierland) zei wel tegen me: veegie neus 's of'veeg Zandvoorts en het Aalsmeers
vinden we het achtervoegsel
I: blai-schip. met een 1 kunnen
karakteriseren: vergelijk Fries -skip, -ship. verder, als -skip, Holland voor. Een
en in de waarden horen: erm,
derm, werm. en NoordBrabant.
is hij in zeI 'zelle ' er
u voor wanneer er een r plus lip- of gehemeltemedeklinker volgt: durp,
murge, zurg. ik me murgpaipie 'mergpijpje'.
ga maar in de zurg zitte, zurg gemakkelijke Maar een u kunnen we ook zundag merge
verk. ik ook vermeld
het laatste voor Zandvoort. Interessant is
in ieder geval in het Katwijks bij de verschil
Zo klinkt de in (ik) jok 'jok
'Het verschil is bekend
Hoogeveen niet alleen bok gesloten)
hok uitspraak) voorkomt.
u kun je nog wel hier en daar, maar in ieder geval in het
bij het werkwoord sturve
50
D & klankeiv
`sterven' de verleden tijd sturrstierf voor. Het lijkt erop dat we hier in beide
vormen dezelfde klank hebben, hetgeen dus niet erg onderscheidend werkt.
fi is echter wat opener dan de ii van sturf In plaats van de fi
kun je weleens een horen: reg(ge). Of een i: `boterham: We leerden deze woorden
in 2.5 al kennen toen we het
over oude kustvormen hadden. De hoor je meer in noordelijke, de i in
zuidelijke regionen. Het laatste woord is bekend van de uitdrukking stikkezakkie
`zakje om je boterhammen in te doen'. komt in het Sliedrechts
onder andere voor in de samenstelling lerkhof en in
Zoetermeer en andere plaatsen in de betekenis `(aardappelen) inkuilen'.
Ook van Leiden is naast bekend. Bij de jeugd van deze stad en bij
die van Den Haag is (was) bekend in de betekenis luiltje om te knikkeren'.
Zie kaart 4. Ook een el in plaats van een fi komt voor, namelijk in en Opvallend in
het geaffecteerde Nederlands is een a-achtige uitspraak
van de 6. klinkt dan bijna als De e) wordt
dan nogal open uitgesproken. Zo'n a-achtige uitspraak valt ook bij de ii te
horen: klinkt dan ongeveer als (voor de <ij> zie hieronder). Mogelijk is dit een
reactie op een al te gesloten en en ii
zoals die bij het 'yolk' te horen valt. Geaffecteerd sprekenden zijn zo bang
e-,) en de 1\4 te gesloten uitspreken dat ze deze klanken van de weeromstuit
te open maken. In de geaffecteerde uitspraak probeert men dus van
de als plat beschouwde uitspraak afstand te nemen.
In het moderne Zuid-Hollands gaat de uitspraak van de in de richting van
i. Mijn indruk is dat die uitspraak meer in het noorden dan in het zuiden
gehoord wordt, je zou ook kunnen zeggen: meer in Amsterdam dan in Rotterdam.
et die aa-achtig en de e) die ii-achtig wordt uitgesproken
(zie hierboven), komt bedoelde uitspraak vooral v1:56r tandmedeklinkers
t) voor. Wanneer een Amsterdamse jongeman, genaamd Ben, zich over
mijn oren altijd als In het zuidelijke
eilandengebied kunnen we al een wat a-achtige uitspraak horen die ons
1 is als voorbeeld
5 1
'sturf'stierf' voor. Het lijkt erop dat we hier in beide
dezelfde hebben, hetgeen dus niet erg onderscheidend werkt.
De u in sturve de u sturf. u
je breg(ge), kneppel, pet, reg(ge). krik, pit,
rik, stik 'boterham'. in 2.5 al kennen toen we het
hadden. De hoor je meer in noordelijke, de i in
stikkezakkie
'in te doen'. Pit het Sliedrechts
voor in de samenstelling kaarkepitjie 'kerkhof' en petten en andere plaatsen in de
betekenis '(aardappelen) inkuilen'.
pet bregge en bij
Haag is (was) pet 'kuiltje om te knikkeren'.
u bokke,
mogge, mos plokke.
Geaffecteerd. geaffecteerde is -achtige uitspraak
. Op het perron als ap het perran. uitgesproken. -achtige uitspraak valt ook
bij de u pluktijd ongeveer als plakteed uitspraak van de ei
Mogelijk is een reactie op een al te gesloten u
volk' valt. zijn zo bang
dat ze de u dat ze deze klanken van de weeromstuit
maken. In de geaffecteerde probeert men dus van
afstand te nemen.
Standaardnederlands en i
Zuid-Hollands gaat de uitspraak van de de richting van
de i. in het zuiden
zeggen: in Rotterdam.
Evenals bij de u-uitgesproken
komt bedoelde uitspraak vooral vr (n, s, t) genaamd Ben, zich over
de telefoon meldde, klonk dat in mijn oren altijd als mit Bin. zuidelijke
-die ons
aan het Zeeuws doet denken. In hoofdstuk 1 is Serooskerke 51
Zuid-Hollands
gegeven. Dat klinkt door Zeeuwen uitgesproken in mijn oren bijna als
Standaardnederlands bijvoorbeeld in kip, vinden we in het
Zuid-Hollands gewoon als terug.
Oud Zuid-Hollands. Zo-even was sprake van een i-achtige uitspraak van de
. Als oude klank komt een regelrechte voor in in, miste, mit, opriddere
'opruimen' (vergelijk en Verder komt vaak een
ii-klank voor. Heel vaak volgt er dan een r plus lipmedeklinker: zwurve en wurrwerf
(Katwijks `boulevard'). Van
Vlaardingen ken ik: wat zit je toch te kurme. Maar verder kun je bijvoorbeeld
ook een tis horen in en urte. Vaak komt ook een e voor en wel
v66r r tandmedeklinker: deze 6-klank niet zo gauw meer horen maar gekscherend kan
men er toch
zeggen: met de Korsemis? Een e) hoor je in veel gevallen in
orges, (naast En dan is ook nog een ei of een mogelijk: De inwoners van 's-
Gravendeel worden erom bespot: Het blijkt maar weer dat v66r plus medeklinker heel
heeft het oude Hollands soms een , bijvoorbeeld
krebbe gerond worden, ontstaat een
fi zulver Zeer algemeen is de e) in Het is een
geworden om dialectisch Hollands te karakteriseren. V615r
in Aalsmeer vaak (vinden). ook wel in de waarden.
Geaffecteerd. een duidelijk a-achtige
. eens in een klas waar ik les gaf, een jongen
op. Toen ik daar zei, zei hij verontwaardigd (in de hoek
de inktkoker): pan vullen. De
adel; een bij hem passende uitspraak. Deze
uitspraak plate' Zuid-
Hollands. gesloten uitspraak in het 'plat' staat een nogal
Ook kan opener worden uitgesproken
een gaan lijken.
mijn oren bijna als
Serooskarke. i, bijvoorbeeld in gewoon als i terug.
was sprake i-achtige uitspraak van de
komt i voor in opriddere
opredderen), schilpe schinke. u-er dan een r plus lipmedeklinker: sturve,
bedurve, hurfst, kurmis, zwurve wurf'werf' (Katwijks 'boulevard'). Van
ik: toch te kurme. u spul, urges komt vr r plus tandmedeklinker: dorde, gorst,
korse, vors. In Vlaardingen zul je
-maar nog wel zeggen: wat doe je met de Korsemis? Zandvoort, niet alleen in
vors, Korsemis maar ook in worf, zworf, orges, ort
urt). aa garst, harses, star,
stark, staark. van 'Gravendeel erom bespot: achter de
kark ete ze artesoep. vr r wat klankvariatie mogelijk is.
Voor Standaardnederlands i heeft het oude Hollands soms een , bijvoorbeeld
in krebbe en hette. Als de lippen bij een i gerond worden, ontstaat een
u zoals in dut, zuiver en gustere. ommers. sterotiep woord geworden om
dialectisch Hollands te karakteriseren. Vr
nd vinden we in Aalsmeer vaak een ei: keind, veine (oorspronkelijk veinde)
'vinden'. Zo'n ei vinden we ook wel in de waarden.
Geaffecteerd. In geaffecteerd Nederlands horen we een duidelijk -achtige
uitspraak van de Zo stond eens in een klas waar ik les gaf, een jongen
plotseling op. Toen ik daar wat van zei, zei hij verontwaardigd (in de hoek
van het lokaal stond de inktkoker): ik mag toch zeker wal m'n pan vullen. jongen
was van adel; hij gebruikte dus een bij hem passende uitspraak. Deze
uitspraak is een reactie op de al te i-achtige uitspraak in het 'platte'
ZuidHollands.
Tegenover een nogal gesloten uitspraak in het 'plat' staat een nogal
open uitspraak in het geaffecteerd. Ook de i kan opener worden uitgesproken
en dan op een gaan lijken.
52
D& kliutkeov
Het Zuid-Hollands heeft over het algemeen evenals de standaardtaal de
aa-klank. In Amsterdam horen we echter een wat donkere klank (een beetje
6-achtig) <ao> klank wordt meer
meer gesloten. Bij een onderzoek is
vooral door mannen gebruikt wordt, terwijl vooral
vrouwen een zeggen, maar dan wel door de neus (genasaleerd). Dat
de wat (iets wat wel vaker voorkomt.
In de kustdialecten maar ook in het zuiden en oosten
van de provincie vinden we vaak een klank die juist wat meer naar voren in
de mond wordt uitgesproken. Zo heeft het Katwijks een a-achtige klank die
we als <ae> kunnen weergeven. Het is de klank die door de 16e-eeuwse
Hendrik Laurensz. Spiegel als 'schapen eigen geluid' werd
door Winkler, wat op hetzelfde neerkomt, als ceen blatenden
echter
meer gesloten, ee-klank, beter aangeduid als lange i (ii).
streken te horen zijn geweest. In
vinden daeaer>,
een ae-klank wijzen die in Vlaardingen nu
de eilanden kan de Hendrik Ido `is zo'n een de te ver naar en komt men bij een
`donkere' aoklank
een `gewoonlijk' Franse De ao-klank is
oosten van de Alblasserwaard maar daar ook in Utrecht en Brabant kunnen horen.
het Sliedrechts. Daar vinden we voor Standaardnederlands
respectievelijk
water, male na dat
het klankverschil dat in het oude Germaans
het overgrote van het Zuid-Hollands verdwenen
Standaardnederlands aa
heeft over het algemeen evenals de standaardtaal de
echter een wat donkere klank (een beetje
-die we als kunnen weergeven. Deze klank wordt wat meer
naar achteren uitgesproken en is ook meer gesloten. Bij een onderzoek gebleken dat
deze ao mannen gebruikt wordt, terwijl vooral
aa (genasaleerd). vrouwen de wat 'nettere' klank gebruiken, is iets wat wel vaker
voorkomt.
Oud Zuid-Hollands. ook we vaak een klank die juist wat meer naar uitgesproken.
heeft het Katwijks -achtige klank die
weergeven. 16e-eeuwse
grammaticus Hendrik Laurensz. Spiegel als 'des schapen eigen geluid' werd
aangeduid en door Winkler, wat op hetzelfde neerkomt, als 'een blaten den
klank tussen a en e in' wordt gekarakteriseerd. Het Schevenings heeft echter
een, nog meer gesloten, ee-klank, beter aangeduid als lange I il).
Vroeger moet die ae in meer plaatsen en streken te horen zijn geweest. In
de Vlaardingse gelijkenis vinden we spellingen als <vaeder>, <daeaer>,
<vergaeaen> welke spellingen op een ae-klank wijzen die in Vlaardingen nu
niet meer gehoord wordt. Op de eilanden kan de ae soms met ao afwisselen.
Zo vond ik voor Hendrik Ido Ambacht zowel aop als aepeneutjes 'pinda's'
genoteerd. Misschien is zo'n ao een niet helemaal gelukte poging om een aa
uit te spreken. Men weet dat de aa wat meer naar achteren in de mond
wordt uitgesproken dan de ae, maar als men dan zo'n aa probeert te maken,
schiet men te ver naar achteren door en komt men bij een 'donkere' aoklank
terecht. Soms werd een ae hypercorrect door aa vervangen: ordenaar
'gewoonlijk' uit het Franse ordinair is daar een voorbeeld van. De ao-klank is
ook in het oosten van de Alblasserwaard te horen maar hoort daar echt
thuis. Het is de klank die we ook in Utrecht en Brabant kunnen horen.
Interessant is de situatie in het Sliedrechts. Daar vinden we voor
Standaardnederlands
aa twee klanken, namelijk aa en ee, in bijvoorbeeld respectievelijk
water, male en slepe, jeer. Op een aantal uitzonderingen na komt dat
verschil overeen met het klankverschil zoals dat in het oude Germaans
bestaan heeft en dat in het overgrote deel van het Zuid-Hollands verdwenen
53
zaiet-Holland.sis.
Ook in het Twents kun je nog verschil horen: vergelijk water, maaln,
sloapm, joar. Het verschil duikt ook op in Aalsmeer: tegenover water en
male, met aa, staan, met een ee-achtige klank, jeer en slepe. Voor de aa van
laag heeft het Sliedrechts nog een derde klank, namelijk de ee zoals we die in
Standaardnederlands horen: liig. Diezelfde klankvorm wordt gebruikt
met de betekenis cleeg' en dat kan aanleiding zijn tot misverstanden. Vandaar
de volgende anekdote: toen iemand de opdracht kreeg de ketel laag op te
zetten, zette hij hem niet laag maar leeg op. Dig voor claag' is overigens een
vorm die men vaker op de eilanden en in de waarden aantreft.
In het geaffecteerde Nederlands wordt de nogal -achtig uitgesproken,
niet zo sterk als in het Katwijks maar daar toch niet erg verschillend
hoofdstuk 1 al vermeld): kannisse (over de el voor zie hierboven). Die
uitspraak valt inderdaad vooral in Den Haag te horen. Van welke klank wilden
Hagenaars want die
Den Haag (wl in Amsterdam). Niet van de Scheveningse
(ii) het verschil
Misschien dan van de mee? de Hagenaars waar het maar kon zich van
vonden ze de te algemeen,
genoeg. Een donkere ao, moest
oo, over het algemeen een standaard-overeen. De standaard-wordt als een lichte
je dat er op de ee een
te horen wanneer er een stomme e
is een vrij sterk gediftongeerde
Leids staat bij Winkler zelfs een
Leidse) wever'. Een
aan oo ui naast elkaar
is. het Twents je nog verschil horen: vergelijk jaar. op in Aalsmeer: tegenover ee-
achtige klank, een derde klank, namelijk de peer lllg. 'leeg' zijn tot
misverstanden. Vandaar
de opdracht kreeg de ketel laag te
niet laag maar leeg op. Big 'laag' is vaker eilanden en in de waarden aantreft.
Geaffecteerd. aa uitgesproken,
sterk als in het Katwijks maar daar toch niet erg verschillend
van. Een bekend grapje luidt (het is in hoofdstuk 1 al vermeld): in Den
Haeg gaet men tannisse met kannisse Haag te horen. Van wilden
de deftige Hagenaars daarbij afstand nemen? Niet van de ao hoor je niet in Den Haag
(wl in Amsterdam). Niet van de Scheveningse
ee il) want daar komen ze met hun ae juist dichter bij (hoewel het verschil
nog duidelijk genoeg blijft). Misschien dan van de aa? Maar daar is toch
niets mis mee? Mogelijk wilden de Hagenaars waar het maar kon zich van
hun gewone stadgenoten onderscheiden of vonden ze de aa niet te gedistingeerd
genoeg. Een donkere aa (aa, laat staan oa) kwam als
geaffecteerde klank niet in aanmerking omdat die te boers klonk. Dus moest
het een ae zijn.
Standaardnederlands ee, 00, eu
Het Zuid-Hollands heeft over het algemeen een ee. Toch komt deze ee niet
helemaal met de standaard-ee overeen. De standaard-ee wordt als een lichte
tweeklank uitgesproken: als je goed luistert, dan hoor je dat er op de heel klein
j-tje volgt. Dat is vooral goed te horen wanneer er een stomme volgt: spreek maar
uit zeen. Zuid-Hollands is een vrij sterk gediftongeerde
uitspraak, bijna als ei. Voor het oude Leids staat bij WinkIer zelfs een
ai-klank genoteerd: (ik bin 'n laisse) waiver '(ik ben een Leidse) wever'. Een
gediftongeerde uitspraak tref je ook aan bij de 00 en de eu, die daardoor erg
op de ou en de ui gaan lijken. De drie klinkers in kwestie komen naast elkaar
54
D& klanken,
voor in een Die ou-achtige oo kun je in Rotterdam ook in
horen, dat ik zelf als oud-Vlaardinger als mbbie uitspreek. Deze
`Randstaddiftongering' komt ook buiten Zuid-Holland voor en wel in
Noord-Holland, Utrecht, Zeeland en Brabant. Mijn indruk is dat ze in het
noorden, rond Amsterdam, sterker is dan in het zuiden, rond Rotterdam.
Toch kan ze ook in die buurt problemen geven bij de communicatie. Toen ik
eens met een Vlaardingse jongen stond te praten, gebruikte hij in een
gesprek over een volstrekt werelds onderwerp opeens het typisch religieuze
woord heil. Pas toen hij een zin verder was, begreep ik dat hij 'heel' bedoeld
had. Voor Sliedrecht vond ik vermeld dat die platte Randstaddiftongering er
niet voorkomt. Ze ontbreekt ook in een conservatief dialect als bijvoorbeeld
het Katwijks.
Naast de kan een klank met lippenronding optreden
en wel een bijvoorbeeld in teuge en Wijd verspreid is
de ie in Een ie komt ook voor in enzovoort
(heel vaak volgt er dan een tandmedeklinker). Van Vlaardingen is bekend
dat de zwangere vissersvrouwen hun mannen uitzwaaiden met de uitroep zel chij zal
naar je heten'. Zo'n zul je echter in andere woorden
met een tandmedeklinker nooit aantreffen: Ook hier zit weer
een heel oud klankverschil achter. De in enzovoort, de in enzovoort en ook de in
zijn in een open lettergreep ontstaan door
verlenging (rel(king) van een korte i of . De in enzovoort gaat op een
oude ai-klank terug. Die kun je in het Duits nog vaak horen, in Bein, (maar dus
niet in enzovoort). In het oude
Hollandse woord voor (vlees' kun je hem ook terugvinden: (soms als
of v/ois uitgesproken). Vergelijk Duits Als mijn Vlaardingse
moeder wilde waarschuwen tegen een letterlijk 'over n nacht ijs gaan',
gebruikte ze het spreekwoord mensenvleis. Ook het woord voor
`bleek' kon een hebben: Soms vinden we die oude ai-klank als een
-klank terug, namelijk in het Katwijks: voor 'breed',
`deer, `kleed' en 'teen'. Vergelijk weer het Duits: Teil, maar Ook het Schevenings
kent deze -klank; daar komt hij ook in voor.
oo horen. Deze klankvorm is in
Noord-Holland zeer algemeen.) Verder vinden we de uit oude ai-klank
vaak als een klank terug die we uit het Standaardnederlands in een woord
heeil grooute neuis. 00 mooi(e) ik zelf als mooie 'Randstaddiftongering' Zuid-
Holland voor en wel in
ze Rotterdam.
problemen geven bij de communicatie. Toen ik
in een
opeens het typisch religieuze
hij bedoeld
platte Randstaddiftongering er
Ze ontbreekt ook in een conservatief dialect als bijvoorbeeld
Oud Zuid-Hollands. ee eu, deuze, speule, teuge veul. zwiep. bien, stien, twie,
hiete Van de uitroep hij
zei nae je iete 'hij ie nooit aantreffen: veen, ete, wete. klankverschil achter. De
ee veen eu deuze
ie zwiep rekking) korte I of . De ie bien Die je in het Duits nog vaak horen, in
Rein, Stein,
zwei, heissen Fehn, essen, wissen 'vlais vlaas, vleis vlois Vergelijk Fleisch.
Vlaardingse
tegen een letterlijk 'over n nacht ijs gaan',
ijs kost mensenvIeis. 'ai blaik. als een
in het Katwijks: brd, dl, kld, t 'deel', 'kleed' Duits: breit, Teil, Kleid
Zeh.
hij ook in vls (Het Zandvoorts laat in toon 'teen' een 00 zeer algemeen.) Verder
we de ee in een woord
55
zuid-Hollandsals
(vr r) kennen. Zo hoorde ik nog maar kort geleden een oudere
dame uit Hendrik Ido Ambacht spreken van biin (een lelijk been'.
Interessant is dat het hier besproken klankverschil, tussen een klank die
door rekking ontstaan is en een klank die op een oude ai teruggaat,
betekenisonderscheidend
kan werken. Zo is er bijvoorbeeld in 's-Gravendeel verschil
tussen (zeven dagen' en wiik (zache. En interessant is ook dat het
verschil tot kort na de Tweede Wereldoorlog nog in de officile spelling in
acht werd genomen. Oudere mensen herinneren zich nog dat ze <weeke>
`zachte' met twee <e>'s moesten schrijven maar <weken> (perioden van
zeven dagen' met n <e>. Een moeilijke spelling voor kinderen die met de
standaardtaal opgroeiden, omdat daarin het klankverschil niet meer voorkwam.
oo moeten we rekening houden met een oud klankverschil. In
gaat de oo namelijk op een oude tweeklank Duits terugvinden.
een 66-klank, met de 6 van maar
bl66t, br66d, h66fd, WO, h66g, 166pe, sk66n. De vinden we nog
schtin lauft schiin Een dergelijke 66
66-achtige nog voor heel wat meer plaatsen vermeld. Hij
verspreider voorgekomen zijn. In de Vlaardingse
vinden we spellingen als <grUte>, brd>, dd> die op zo'n
6-hebben die 66-
tandmedeklinkers: vergelijk br66d met hoog en
ook op Voorne gemaakt: aa
v66r of gehemeltemedeklinker, 66 v66r ook /. Vergelijk
daape, kaezpe Weil cgroentesoore, Hen. 66-achtige
het veel gebruikte woordje `66-klank we dus wanneer er vroeger het woord een
tweeklank
wanneer er open lettergreep
6 6 in het Katwijks tegenover elkaar UN `groentesoore brandstor. oo 66 de
is, maar alleen weer v66r tandmedeklinker:
bl66t, br66d. spelling
als peer vr r) kennen. Zo hoorde ik nog maar kort geleden een oudere
Ida Ambacht spreken van een lillijk blln 'klank die
betekenisonderscheidend
kan werken. Zo is er bijvoorbeeld in 's-Gravendeel verschil
week 'wllk 'zacht'. dat het
herinneren zich nog dat ze <weeke>
'moesten schrijven maar <weken> 'perioden van
de
klankverschil meer voorkwam.
Ook bij de 00 rekening met een oud klankverschil. In
een groot aantal woorden gaat de 00 tweeklank (au)
terug, die we heel vaak (maar beslist niet altijd!) in het Duits terugvinden.
In het Katwijks hebben die woorden een oo-klank, met de 0 doch dan lang: bloOt,
broOd, hoofd, hoop, hoog, loope,skoon. au in Duits Haupt, Haufen en laufen terug
maar niet in bloss, Brot, hoch en
schn en ook niet in (er) luft (evenals schn met Umlaut). Een dergelijke 00
of oo-achtige klank wordt nog voor heel wat meer plaatsen vermeld. Hij
moet vroeger veel verspreider dan nu voorgekomen zijn. In de Vlaardingse
gelijkenis vinden we spellingen als <grote>, <brod>, <dod> die op zo'n
o-achtige uitspraak wijzen. Ook Aalsmeer en Zandvoort hebben die 00-
klank, maar dan alleen voor tandmedeklinkers: vergelijk broOd lope. Verschil naar
volgende medeklinker wordt ook op Voorne gemaakt:
vr lip- of gehemeltemedeklinker, 00 vr tandmedeklinker en ook I. Vergelijk
dpe, kpe met koM 'groentesaart', boOt. Wijd verspreid is de oo-achtige
klank maar dan in verkorte vorm in het veel gebruikte woordje ok 'ook'.
Die oo-klank vinden we dus wanneer er vroeger in het woord een tweeklank
stond. We vinden hem meestal niet wanneer er vroeger in open lettergreep
een 0 of o (= korte oe) stond die verlengd kon worden. Daardoor
staan onder andere in het Katwijks tegenover elkaar koM 'groentesaart' en
kool 'brandstof'. Het laatste woord heeft ongeveer de 00 zoals we die ook uit
de standaardtaal kennen. Zandvoort heeft de 00 overigens ook wanneer de
klinker door rekking ontstaan is, maar dan alleen weer vr tandmedeklinker:
bloOt, brood. Evenals bij de ee werd het verschil nog in de oude spelling
56
De, klankelv
in acht genomen: men schreef de eetbare <koolen> met dubbel <o> en de
<kolen> die men in de kachel stookte, met een enkele <o>. Overigens vinden
we miet in alle gevallen oo (of 66) wanneer er vroeger in open lettergreep
een e) of 6 stond. Heel vaak vinden we dan een eu of een ii, klanken
die meer naar voren in de mond worden uitgesproken. Voorbeelden zijn
deur, weune, zeumer, zeun, veugel; butter, schuttel (Katwijks skuttel). Zeer
algemeen is een (korte) e) v66r m in komme.
Bij de eu vinden we in het oude Hollands maar weinig afwijkingen van
het Standaardnederlands. Soms vinden we gevallen waar de lippenronding
verdwenen is, bijvoorbeeld krepel en lene.
Geaffecteerd. In de geaffecteerde uitspraak probeert men van de al te duidelijke
probeert dus de ee, oo eu te spreken. Die klanken gaan daardoor
lijken op de ee, oo en eu zoals ze in de oostelijke dialecten en in het Duits
worden uitgesproken. Voor een oo v66r r komt overigens wel een eu voor:
Laan van Meerderveurt.
Standaardnederlands ie, oe, uu
Zuid-Hollands maar weinig afwijkingen
In plaats van uu regelmatig
ou nou douwe v6r w). Nou (nu' is geen standaardtaal, nou is
uu plaats ie nieuw. Heel
in Zuid-Holland geweest. In plaats van een
ieder geval kust en op de eilanden,
r ie vier, dier, stiere. In plaats van een oe
Noordwijk, Katwijk, Beierland v66r lipof
gehemeltemedeklinker een ou: roupe, zouke. oo: oo knooien, knoeien. de uitdrukking
zitte knooie (gordijnen
kijken wat zich op straat allemaal afspeelt'. Zeer algemeen is een
6 blom, genog, motte.
<kooien> 0> en de
in de kachel 0>. Overigens vinden
in alle gevallen 00 (0) lettergreep
0 o u, worden uitgesproken. Voorbeelden zijn
zeun, veugel; butter, schuttel (korte) vr het oude Hollands maar weinig
afwijkingen van
gevallen waar de lippenronding
al te duidelijke
tweeklanken afstand te nemen. Men probeert dus de 00 en zoveel
mogelijk als een zuivere eenklank uit te spreken. Die klanken gaan daardoor
00 00 vr Deze klanken laten in het moderne Zuid-Hollands maar weinig afwijkingen
van de standaarduitspraak horen. In plaats van horen we echter regelmatig
in bijvoorbeeld (op het eind van het woord) en (vr een
in de betekenis 'nu' is geen standaardtaal, als tussenwerpsel is
dat wl.
Oud Zuid-Hollands. Het Aalsmeers heeft in plaats van in vroeger is het de algemene
vorm in Zuid-Holland geweest. In plaats van een
uu vinden we zeer algemeen, in ieder geval langs de kust en op de eilanden,
steeds wanneer er een r volgt, een in vinden we in Noordwijk, Katwijk, Zandvoort,
Oud-Be ierland vr een lipof
een gehemeltemedeklinker een Het Schevenings heeft
dan 00: brook. Vrij algemeen is de 00 in een bijvorm van Ik
ken het vanuit Vlaardingen in de uitdrukking knooie 'achter de gordijnen
zitten kijken wat zich op straat allemaal afspeelt'. Zeer algemeen is een
korte in 57
Zuid-Hollands
Geaffecteerd. De ie, oe en uu vertonen in het geaffecteerd geen verschillen
met het Standaardnederlands.
Standaardnederlands ei, ou, ui
Dit zijn de drie belangrijkste tweeklanken van het Standaardnederlands.
Zowel de ei als de ou worden op twee manieren gespeld, respectievelijk als
<ei> en <ij> Ckorte ei' en lange ij') en als <ou> en <au>. Vergelijk
<meid>, <wijn>, <koud>, <flauw>. In het Zuid-Hollands gaan deze tweeklanken
twee verschillende richtingen uit: ze worden nog duidelijker tweeklank
dan ze al zijn of ze worden lange eenklanken. In beide gevallen wordt
de graad van openheid groter. De ontwikkeling tot eenklank vinden we
vooral in de grote steden Amsterdam, Haarlem, Leiden, Den Haag, Delft en
tot een nog duidelijker
tweeklank vooral in de kleinere steden en op het platteland en dus ook
in Rotterdam. In het eerste geval ontstaan voor ei en eif4 voor ui (md,
hid's) aet ketad, flaauw). ei ui
aa paan), aa in die stad als ao
tweede geval ontstaan ai ei (maid, wain), au
de richting gaat van ai ui
n eenklank meer. We er dus niet alleen de fiti een broodje fif4 aa kleme. grapje:
Wat zegt een kat in het mietaw.
grapjes Zo wordt van een
dansmeester verteld dat hij een keer zei: as ik fine keer op flidit fleifit, dan
linkerpbbt vooridit en dan maar schedive. hypercorrectie rol
straat een Amsterdamse vrouw de weg naar het
(genoemd naar de beroemde karikaturist). Waarop de
verbeterde met: ah, het Albert ai, platteland,
te dringen. Dit kwam duidelijk
in Delft. Voor die stad kan overigens
van Rotterdam gedacht worden. Maar misschien was die
58
Zuili-HDlUuuJs
het geaffecteerd geen verschillen
Standaardnederlands.
de drie belangrijkste tweeklanken van het Standaardnederlands.
twee manieren gespeld, respectievelijk als
<ij> ('korte 'lange ij') en als <ou> en <au>. Vergelijk
<wijn>, <koud>, <flauw>. In het Zuid-Hollands gaan deze tweeklanken
uit: ze worden nog duidelijker tweeklank
ze worden lange eenklanken. In beide gevallen wordt
eenklank we
de grote steden Amsterdam, Haarlem, Leiden, Den Haag, Delft en
Dordrecht (maar niet in Rotterdam), de ontwikkeling tot een nog duidelijker
platteland dus ook
uu wn; huus) en in het Haags ook voor ou (kd, fluw). Voor en kan in
Amsterdam ook gehoord worden (maasie; waarbij het
onderscheid met onze bewaard blijft omdat die immers in die stad als wordt
uitgesproken. In het tweede geval ontstaan voor voor ou (kaud, flauw) en iets wat
in de richting gaat van (uai) voor (hais).
Het Haags heeft dus n eenklank meer. We horen er dus niet alleen de
in Rswkse pln en de uu in uu maar ook de in kwe
klwe. Vandaar het grapje: het Haags? Antwoord: miw.
Ook over andere steden bestaan grapjes en anekdotes. Zo wordt van een
Dordtse dansmeester verteld dat hij een keer zei: iine keer munnen
fluut fluut, zetjie je linkerpt vooruut schuuve. En voor
Amsterdam bestaat een aardige anekdote waarin een hypercorrectie een rol
speelt. Iemand vroeg op straat aan een Amsterdamse vrouw de weg naar het
Albert Hahnplantsoen (genoemd naar de beroemde karikaturist). Waarop de
vrouw hem verbeterde met: Heinplantsoen.
Er zijn aanwijzingen dat de misschien vanuit het omringende platteland,
bij jongeren bezig is de grote steden binnen te dringen. Dit kwam duidelijk
naar voren bij een onderzoek in Delft. Voor die stad kan overigens
ook aan invloed van Rotterdam gedacht worden. Maar misschien was die
S8
De, klankeiv
ai-uitspraak al vanouds naast die met in de steden aanwezig. Winkler
geeft in ieder geval voor Leiden naast de uitspraak Lsse (wever) 'Leidse
wever' die als Oud Zuid-Hollands. Korte <ei> en lange <ij> kunnen verschillend
worden
uitgesproken. Voor een korte <ei> wisselt in Katwijk en Noordwijk de met aa: klaan;
in Zandvoort is er afwisseling van horen we meestal oi. is de klank in het
Katwijks, Noordwijks
en Aalsmeers (praktisch) altijd ei: wein, in het Zandvoorts echter Het verschil
tussen <ei> en <ij> geldt ook voor Oud-Beierland, Sliedrecht
en Giessendam-Hardinxveld waar de <ei> ai-achtiger wordt uitgesproken
dan de <ij>. Het uitspraakverschil moet vroeger algemeen geweest zijn. Het
spellingverschil dat we nog hebben, gaat erop terug. Er zijn aanwijzingen dat
het zo tegen het einde van de zeventiende eeuw in Amsterdam (als eerste
stad) verdwenen is. Maar voor 1875 wordt het nog vermeld voor het zuiden
(nu een wijk van Rotterdam). En er zijn meer
aanwijzingen dat het op IJsselmonde, bijvoorbeeld in Hendrik Ido Ambacht,
te beginnen in Amsterdam verdween, kan
de sterke in deze toenmalige
een bepaalde taal moeten aanleren, dan
daarin gemal(kelijk optreden. Vergelijk in dit
verdwijnen van het verschil bij de ee- streken het verschil dus nu niet meer
aangetroffen:
f klank al oud. Rotterdam. Hij ook
Deze plaats moet echter rond
daar
invloed van de standaardtaal. Het Schevenings heeft (net als
`veel plaatsen en streken
in de standaardtaal het verschil verdwenen is, hebben veel kinderen
nog veel volwassenen) moeite met de korte en de
opgegroeid zijn in een dialect waarin het verschil
een voorsprong.
spellen, is vroeger lange die nog in de dialecten terug (West-
aanwezig. Leiden naast de uitspraak Laisse (waiver).
Zuid-Hollands. kunnen verschillend wisselt in Katwijk ai af
: gait, kln; er afwisseling van ai en aa. In Aalsmeer
ai. Voor een lange <ij> is de klank in het Katwijks, Noordwijks
praktisch) altijd ai.
en <ij> geldt ook voor Oud-Beierland, Sliedrecht
ai-achtiger wordt uitgesproken
Het uitspraakverschil geweest zijn. Het
hebben, gaat erop terug. Er zijn aanwijzingen dat
einde van de zeventiende eeuw in Amsterdam (als eerste
vermeld het zuiden
van de gemeente Charlois (nu een wijk van Rotterdam). En er zijn meer
IJsselmonde, bijvoorbeeld in Hendrik Ido Ambacht,
voorkwam. Dat het verschil om te beginnen in Amsterdam verdween, kan
verband houden met de sterke bevolkingsmenging in deze toenmalige
metropool. Als veel vreemdelingen een bepaalde taal moeten aanleren, dan
kunnen daarin gemakkelijk vereenvoudigingen optreden. Vergelijk in dit
verband ook het verdwijnen van het verschil bij de ee- en de oo-woorden
(zie hierboven).
In veel plaatsen of streken wordt het verschil dus nu niet meer aangetroffen:
het is Of ai of ei. De ai-klank voor ei is aloud. Deze klank komt nog
altijd zeer verspreid voor, zoals al opgemerkt ook in Rotterdam. Hij kan ook
frequent in Vlaardingen gehoord worden. Deze plaats moet echter rond
1870 blijkens de gelijkenis nog ei gehad hebben. Die ei, naast ai, hoor je daar
nu weer onder invloed van de standaardtaal. Het Schevenings heeft (net als
het 'platte' Haags) altijd een : gt, kln. Doordat in veel plaatsen en streken
en ook in de standaardtaal het verschil verdwenen is, hebben veel kinderen
op school (en ook nog veel volwassenen) moeite met de korte en de
lange ei/ij. Kinderen die opgegroeid zijn in een dialect waarin het verschil
nog gehoord wordt, hebben op dit punt een voorsprong.
De ei die we met <ij> spellen, is vroeger een lange ie geweest. In grote
delen van het taalgebied vinden we die nog in de dialecten terug (West-
59
zaid-liolkutels
Vlaanderen, Zeeland, de IJsselstreek). In het Middelnederlands kwam hij
nog in een groot deel van het taalgebied voor. Door latere diftongering is
deze ie de tweeklank ei <ij> geworden. Vooral vex5r een k kan de lange ie tot
verkort zijn waardoor hij geen tweeklank meer kon worden. In Scheveningen
vinden we zo'n bijvoorbeeld nog in dik voor (dijk: Ook het Westland
had vroeger deze verkorting. Algemeen in gebruik zijn een riks `rijksdaalder'
slik Ai*: Op Voorne-Putten we die i-klank ook v66r andere
medeklinkers, bijvoorbeeld in wif en Die klank kan een tussenstadium
tussen de oude ie en de nieuwe ei <ij> zijn. We vinden in ieder geval bij
Winkler aanwijzingen dat die oude ie nog rond 1874 op Voorne-Putten en
ook in Pernis en Hoogvliet te horen was. Voor n van de twee soorten Leids
geeft hij voor `pijn) (ik heb pin in m'n buk naast ik
heb pain in main bouik). tussenstadium te
maken? Dat zou betekenen dat de oude eenklank zich nog lang bij een deel
weten te handhaven.
v66r w vinden we soms een ae: flaeuw, graeuw. Deze wordt
niet met een <ou> gespeld. Het spellingverschil gaat oud klankverschil, dat in
Katwijk, en Aalsmeer
bewaard gebleven is.
Vlaardings oi-klank gehad: oisie huisje.
oi. en waardengebied opgetekend
het noorden gelegen Zandvoort
plaats overeen met
aan Zee en met Westfriesland. Opmerkelijk is de
iiii-ook voor Zandvoort genoemd wordt).
een buitenstaander erg aan de 'plane' Haagse fiii-klank denken
klank wordt namelijk geslotener
Haagse. De Scheveningse klank krijg je ei dun die aanhoudt, de Haagse wanneer je de
klank van
freule) ei en wel uit een oude het Schevenings en in
in buk `Op Voorne-in huisje.
weg naar de diftonge-
6o
IJsselstreek). Middelnederlands kwam hij
een groot deel van het taalgebied voor. Door latere diftongering is
geworden. Vooral vr i In Scheveningen
i bijvoorbeeld nog in 'dijk'. gebruik zijn een 'en 'slijk'. Op Voorne-Putten vinden
we die i-klank ook vr andere
wif en pin. in ieder geval bij
WinkIer Putten Pernis Hoogvliet te horen was. Voor n van de twee soorten Leids
die hij onderscheidt, geeft hij pin 'pijn' in m'n buk main bauik). Hebben we ook
hier met een tussenstadium te
eenklank nog lang bij een deel
van de Leidse bevolking heeft weten te handhaven.
Voor de ou vr een jlaeuw, graeuw. ou dan met <au> en niet met een <ou> gespeld.
Het spellingverschil gaat ook
hier terug op een oud klankverschil, dat in Katwijk, Zandvoort en Aalsmeer
is.
Voor de ui heeft het oude Vlaardings een ai-klank gehad: aisie 'huisje'.
Ook het Oud-Beierlands heeft ai. In het eilanden- en waardengebied moet
hij vroeger veel algemener geweest zijn. Niet zo lang geleden is hij nog opgetekend
voor Goudswaard. Ook voor het in het noorden gelegen Zandvoort
wordt een dergelijke klank vermeld. Daarin komt deze plaats overeen met
Assendelft en Egmond aan Zee en met Westfriesland. Opmerkelijk is de
Scheveningse uu-klank (die trouwens ook voor Zandvoort genoemd wordt).
Hij doet voor een buitenstaander erg aan de 'platte' Haagse uu-klank denken
maar verschilt daar toch van: de Scheveningse klank wordt namelijk geslotener
uitgesproken dan de Haagse. De Scheveningse klank krijg je wanneer
je de u van neemt en die aanhoudt, de Haagse wanneer je de klank van
het Franse beurre (of het Nederlandse neemt. Evenals de is de ui,
althans in veel gevallen, ontstaan door diftongering en wel uit een oude uu.
Voor een k heeft weer verkorting plaatsgevonden in het Schevenings en in
het vroegere Westlands, bijvoorbeeld in 'buik'. Op Voorne-Putten komt
deze korte klank weer algemener voor, bijvoorbeeld ook in hussie 'huisje'.
Mogelijk hebben we hier weer een tussenstadium op weg naar de diftonge-
60
De, kkutkeit,
ring. In ieder geval noemt Winkler voor 1874 nog de oude uu voor Voorne-
Putten en voor Pernis en Hoogvliet. Vergelijk ook voor Leiden het hierboven
In 's-Gravendeel vinden we een eu-achtige klank
v6r of v66r m, p, v: keuieren, deuif, scheuim, gleuiperd,
In een aantal woorden is de al een heel oude tweeklank die niet
pas door diftongering is ontstaan. In die woorden heeft ook het Sliedrechts
oi, Het heeft ook een oi wanneer we in het Standaardnederlands
gevolgd door een vinden: Iruiden', `zuiden'.
het In het Katwijks en Zandvoorts kunnen we voor een
tweeklank een ai-klank aantreffen, bijvoorbeeld in voor clui'.
de en in de richting van
oo koude huis gaat op heus lijken. Men
de al te duidelijke tweeklanken en uai
eenklanken ee aa en isis (of Het geaffecteerd
gesloten eenklanken.
worden, is de `e' oftewel (met
de sjwa. In het Standaardnederlands klinkt die over
fs-is is niet groot. In Zuid-
Holland weleens een i-achtige uitspraak, vooral na een (met
groeii `groeien' maar ook vaak na een tandmedeklinker: gieti
`gieten', en ten na andere medeklinkers: dopi `dopen'. Deze
i-recents maar eerder als relict van een vroeger
het Zuid-Hollands en trouwens
heel wat vaker gehoord dan in keurig gesproken standaardtaal.
bijvoorbeeld benaan met Standaardnederlands
banaan politie. oo eerst a en e)
((tot een sjwa. In kan de
als resultaat Dat de eerste lettergreep
onbeklemtoond is, werkt deze reductie in de hand. Vergelijk ook
Een interessant
wordt maar dan wel met een klein
61
VoornePutten
voor Pernis en Hoogvliet. Vergelijk ook voor Leiden het hierboven
gegeven buk (maast bouik). een eu-achtige klank
vr een stomme e vr f, m, p, v: keu ieren, deuif, scheuim, gleuiperd,
scheuive. is de ui oude tweeklank die niet
is ontstaan. In die woorden heeft ook het Sliedrechts
een bijvoorbeeld in boi. een het Standaardnederlands
een ui een d kroie 'kruiden', zoie 'zuiden'.
Verder heeft het ui. we voor een
oude tweeklank een ai-klank aantreffen, bijvoorbeeld in lai 'lui'.
Geaffecteerd. In het geaffecteerd valt op dat de ei, ou ui de ee, 00 en eu gaan:
mijn koude huis meen kode heus neemt daarbij afstand zowel van de al te duidelijke
tweeklanken ai, au als van de (nogal open) eenklanken (of aa), uu aa).
geaffecteerd
gaat in de richting van gesloten eenklanken.
De stomme e
De laatste klinker die genoemd moet worden, is de 'stomme e' oftewel (met
een Hebreeuwse term) de sjwa. In het Standaardnederlands klinkt die over
het algemeen u-achtig; het verschil met de u van put ZuidHolland
hoor je nog weleens een l-achtige uitspraak, vooral na een j <i> gespeld): groeil
'groeien' gietl
'gieten', en ten slotte ook wel na andere medeklinkers: dopl 'dopen'. l-achtige
sjwa is niet iets recents maar is eerder als een relict van een vroeger
veel algemenere uitspraak te beschouwen.
De sjwa, hoe dan ook uitgesproken, wordt in het Zuid-Hollands en trouwens
in veel dialecten heel wat vaker gehoord dan in keurig gesproken standaardtaal.
Vergelijk bijvoorbeeld ben aan en pelisie banaan en politie. In de eerste
lettergreep zijn de aa en 00 iJ
geworden en later gereduceerd ('verbleekt') tot een sjwa. In pelisie klankreductie
zelfs nog verder gaan met als resultaat plisie. lettergreep
onbeklemtoond is, werkt deze reductie in de hand. Vergelijk ook
verouderde woorden als kraf voor karaf en krek (uit correct). geval is een woord
als precies dat prsies dan 61
zaid-Holleuuts
sjwa-tje tussen de en de r in. Het behoeft geen betoog dat dergelijke vormen
als 'plat' beschouwd worden: je schrijft immers in <banaan> een <a>
en dus moet je die op de een of andere manier ook kunnen horen. Maar dat
geldt dan voor het Standaardnederlands. Voor het Zuid-Hollands en trouwens
voor alle dialecten geldt de regel dat in een onbeklemtoonde lettergreep
veel vaker dan in het Standaardnederlands een sjwa wordt uitgesproken
of dat er helemaal geen klinker meer in staat.
Algemeen voor het Hollands en ook voor vele andere dialecten is de zogeheten
is een term die ontleend is aan de
grammatica van het Sanskrit (Oud-Indisch). De betekenis ervan is zoveel als
Ilankverzwaring'. Het gaat om klinkers die in de uitspraak tussen bepaalde
medeklinkers ingevoegd worden. Dat gebeurt tussen een r of een / en een
lip- of een gehemeltemedeklinker k, g). Als de lezer goed let op de
uitspraak van kerk, erg en van half halve, walm,
dan hoort hij/zij tussen de r en de enzovoort heel even een
(stomme e', bijna zoiets als enzovoort. Een betere weergave zou
dorrep, erref zijn omdat het maar om een heel klein klinkertje gaat. Ook in de
standaardtaal wordt deze klank gehoord. Alleen mag hij daarin niet al te
duidelijk zijn. Een al te duidelijke uitspraak van de svarabhaktiklinker wordt
namelijk als 'plat' beschouwd. Dat is vooral het geval op de grens van twee
lettergrepen: dorrepe, erreve, zwerreme enzovoort. Andere gevallen van
svarabhakti doen zich voor bij toren voor `toorn' (tussen r en bij en
en bij Om de klankweergave niet te ingewil(keld te maken,
heb ik het kleine <e>-tje tot dusver achterwege gelaten en ik zal dat ook in
het vervolg doen.
de stomme e)
We kijken eerst naar een verschijnsel waarbij alle medeklinkers betrokken
kunnen zijn: de assimilatie. Hierbij worden klanken aan elkaar gelijkgemaakt
(geassimileerd). Dit is een heel gewoon verschijnsel dat ook in de
gesproken standaardtaal voorkomt. Een voorbeeld is waarin we
een <v> schrijven maar een f uitspreken. De is stemloos, de v daarentegen
is stemhebbend. De v past zich aan de aan, raakt daarmee zijn stemhebbendheid
een f Een geval waarbij als gevolg van assimilatie
klankreductie optreedt, is uit onmogelijk: de wordt volledig aan
62
p behoeft geen betoog dat dergelijke vormen
een <a>
horen. Maar dat
Voor Zuid-Hollands en trouwens
onbeklemtoonde lettergreep
een sjwa wordt uitgesproken
er helemaal geen klinker meer in staat.
en ook voor vele andere dialecten is de zogeheten
svarabhaktiklinker. Svarabhakti Sanskrit (Oud-Indisch). De betekenis ervan is
zoveel als
'klankverzwaring'. Het gaat om klinkers die in de uitspraak tussen bepaalde
tussen een r of een I en een
(p, f, v, m; k, g). dorp, erf, erven, zwerm, kerk, erg help, half, halve, walm,
balk, balg, hij/tussen de r en de p 'dorrep, erref betere weergave zou
dorrp, errf maar om een heel klein klinkertje gaat. Ook in de
wordt deze klank gehoord. Alleen mag hij daarin niet al te
van de svarabhaktiklinker wordt
geval de grens van twee
dorrpe, errve, zwerrme gevallen van
zich bij torn 'ren n), arebei alebes pesalem. ingewikkeld e>-tje tot dusver
achterwege gelaten en ik zal dat ook in
4.3 De medeklinkers (plus nogmaals de stomme e)
alle medeklinkers betrokken
zijn: de assimilatie. Hierbij worden klanken aan elkaar gelijkgemaakt
in de
voorkomt. Een voorbeeld is ontvangen, een f t de t zijn stemhebbendheid
kwijt en wordt een f is ommogelijk uit onmogelijk: n 62
De, kleutke*
de m geassimileerd en verdwijnt daardoor en we houden alleen de m over.
Er zijn ook gevallen die wl in het (oude) Hollands voorkomen maar in de
standaardtaal niet geaccepteerd zijn. Een voorbeeld daarvan is voor
Ook hier is sprake van volledige assimilatie,
nu van de t aan de met als resultaat een klank minder. Verwant is
het ontstaan van overgangsklanken. Een mooi voorbeeld daarvan is kompt voor De m is
een lipmedeklinker en daarbij ook een neusklank
(nasaal) en de t een tandmedeklinker en daarbij een plofklank (explosief).
Om de overgang van m naar t te vergemakkelijken ontstaat er een p die
net als de m met beide lippen wordt uitgesproken en evenals de een plofklank
is. Als de t dan ook nog afvalt (zie hieronder), ontstaat de bekende
vorm komp.
Andere Hollandse voorbeelden van assimilatie en/of reductie zijn: `als),
buvrouw (buurvrouW, `dikwijls', "s avonds', `herfse, (marke, (ochtend),
`verjaardag', `worden', `zulke'.
Dergelijke assimilaties en reducties treden ook vaak bij vreemde woorden
op. Zo is uit het Franse tot geworden en het
eveneens uit het Frans afkomstige In het laatste geval
speelde ook een rol dat de klankgroep in het Nederlands niet oorspronkelijk
en door een klankgroep vervangen werd die er dicht bij komt. Zo
horen we ook wel voor Laatstgenoemde vorm is overigens
niet een aanpassing van Het heeft de klanken die op het moment
van ontlening in het Frans nog gebruikt werden en daar later tot geworden zijn.
Er zijn ook mooie voorbeelden van plaatsnamen. Doordat die vaak
gebruikt worden en men zich ook niet meer bewust is van de herkomst, treden
er verregaande vervormingen op: `131eiswijle, Borref`Bodegraverf,
Naaldwijk; `Berkenwoude', `Oostvoorne', `Vlaardingen',
(Zwammerdam: De laatste tijd zijn deze vormen, met het
oude Zuid-Hollands, in onbruik geraakt. Maar gebleven
en is nog steeds Assimilaties en reducties vinden overigens ook in zinsverband
plaats. Zo
kan een zinnetje in snelle spraak klinken als derebje'm! en
in nog snellere als Een bijzonder geval hebben we in mewl-'s
en wee nie) wdik zal doen. In deze zinnetjes is tussen klinkers een tot een
geworden. Klinkers zijn altijd stemhebbend en de stemloze is tus-
63
en we houden alleen de m over.
wl in het maar in de
geaccepteerd zijn. Een daarvan is groos groots (ze is toch zo groos op d'r
boeltje). volledige assimilatie,
s, klank minder. Verwant is
overgangsklanken. is hij
hij komt. neusklank
een plofklank (explosief).
er een p uitgesproken en evenals t plofklank
de bekende
komp: hij komp.
van assimilatie en/of reductie zijn: as 'als',
buvrouw'buurvrouw', dikkels 'dikwijls', saves herst 'herfst', mart
'markt', ochend 'ochtend', vjaardag 'verjaardag', worre 'worden', zukke 'zulke'.
accorderen accorder tot akkedere Frans afkomstige garage tot gerazie. geval
de klankgroep -zje Nederlands niet oorspronkelijk
vervangen werd die er dicht bij komt. Zo
wel medallie medalje. is overigens
medaille. moment
Frans medaille
Doordat die vaak
zich ook niet meer bewust is van de herkomst, treden
op: Blezek 'Bleiswijk', Borref'Bodegraven',
Nalek 'Naaldwijk', Perkou 'Svore 'Vlaering 'Vlaardingen',
Zwarum 'Zwammerdam'. met het
in onbruik geraakt. Maar Dordrecht is Dordt Gorinchem Gorkum.
in zinsverband plaats. Zo
daar heb je hem! klinken als derbje'm! als drei'm! Een bijzonder geval hebben we
in nou mod-u 's
hore ('k wee nie) wdik zal doen. is tussen klinkers een t
een d en de stemloze t tusde
sen twee klinkers een geworden. Soms is het maar schijn dat er assimilatie
of reductie is opgetreden, bijvoorbeeld wanneer een Hollander zegt: morgen
Het Hollands heeft namelijk van oudsher alleen zowel voor Standaardnederlands als
Soms kan het omgekeerde van assimilatie en reductie gebeuren: er komen
klanken bij of zwakke klanken worden door sterkere vervangen. Het lijkt een
reactie op een al te sterke reductie, een poging als het ware om de klankvorm
van het woord te redden. Voorbeelden zijn cfamilie', Yorceren' en `papier'.
Het ontbreken van deze klank is mij goed bekend van mijn geboortstad
Vlaardingen. Vlaardingers worden ermee gestereotypeerd: ze laten de h waar hij moet
worden uitgesproken en ze spreken een niet moet. In het laatste geval hebben we met
hypercorrecties te maken van
mensen die standaardtaal proberen te spreken. Ze weten van zichzelf dat ze
de neiging hebben om de hem daarom vaker
Het resultaat kan een zinnetje zijn zoals dat eens gezegd werd
blij huishoudelijke hulp gevonden
had: ?die een hulpje'. Dat je oorspronkelijke dialect
merk ik altijd mijzelf wanneer ik het over
een als een eet
anghijzer uit mijn mond komt. Door de toegenomen scholing zijn de
Vlaardingse problemen met de aanmerkelijk geworden.
ze nog weleens bij jongeren constateren. Het `weglaten' van
de Noordwijk, Scheveningen, Terheide, Westland, Voorne, merkwaardig
genoeg echter niet voor Katwijk. Het moet vroeger veel algemener geweest
zijn. `Weglaten' van de bijvoorbeeld ook in Schiedam, Gouda, Waddinxveen
en Moordrecht zijn voorgekomen, waar het verschijnsel later
is. En volgens Winkler ook in Katwijk. Er zijn zelfs aanwijzingen
voor het oude Leids.
64
d bijvoorbeeld wanneer een Hollander zegt: morgen
ga ik na Den Haag. na,
na naar.
en reductie gebeuren: er komen
door sterkere vervangen. Het lijkt een
klankvorm
te redden. Voorbeelden zijn fermilie 'familie', foksere
'forceren' pampier 'papier'.
Standaardnederlands h
laten de h weg
en ze spreken een h uit waar dat nu juist
In het laatste geval hebben we met hypercorrecties te maken van
standaardtaal dat ze
h weg te laten en gebruiken hem daarom vaker
dan moet. Het resultaat kan een zinnetje zijn zoals dat eens gezegd werd
door iemand die blij was dat zijn dochter een huishoudelijke hulp gevonden
Halie eb een ulpie 'Alie heeft een hulpje'. Dat je oorspronkelijke dialect
nog lang kan doorwerken, merk ik altijd bij mijzelf wanneer ik het over
heet hangijzer heb. Ik moet altijd oppassen dat er niet zoiets als een eet
de toegenomen scholing zijn de
de h intussen wel aanmerkelijk minder geworden.
Toch kun je ze nog weleens bij jongeren constateren. Het 'weglaten' van
h blijft overigens niet tot Vlaardingen beperkt. Het wordt ook genoemd
voor Noordwijk, Scheveningen, Terheide, Westland, Voorne, merkwaardig
echter niet voor Katwijk. Het moet vroeger veel algemener geweest
'de h moet bijvoorbeeld ook in Schiedam, Gouda, Waddinxveen
en Moordrecht zijn voorgekomen, waar het verschijnsel later
verdwenen is. En volgens Winkler ook in Katwijk. Er zijn zelfs aanwijzingen
oude Leids.
Zuid-Hollands
D& klanken,
Standaardnederlands Over de en de w valt in verband met het Zuid-Hollands weinig op
te merken.
De belangrijkste bijzonderheid betreft Katwijk. Daar wordt de w op z'n
Engels uitgesproken, niet met de onderlip tegen de boventanden maar met
beide lippen tegen elkaar (bilabiaal). w
aanduiden: met Engelsen
en Schotten in aanraking komen, hoeft hier geen Engelse invloed in het
spel te zijn. Een (Engelse' Noordwijk
en Egmond genoemd. Die geweest maar is alleen in Katwijk bewaard gebleven. Het is
een hardnekkige
vaak horen wanneer Katwijkers standaardtaal proberen
te spreken.
Standaardnederlands l, r, Omdat er over de m, ng en nj de /, r
en cvloeiende' / Hollands, zeker in de
`uitgesproken. Doordat
oe-achtig klinkt, hoor je nog maar nauwelijks verschil
tussen vernield en uit
met in
het Duits gebeurt.
onder de klanken genoemd omdat hij op
kan worden uitgesproken. Zoals we in de
de voorafgaande
beinvloeden, of er een andere kleur aan
op de tong-r: de tongpunt trilt daarbij achter de
is dat nog altijd de echte r. Wie deze r niet heeft,
van beticht de r niet te kunnen zeggen danwel een
de mond gevormd
trilt. in het Standaardnederlands voor. Mijn indruk is dat in het
de tong-r vrij algemeen is. Het Haags heeft in ieder geval een
65
j, w
j merken.
betreft Katwijk. Daar de w op z'n
de boventanden maar met
tegen elkaar We kunnen hem met een dubbele ww. Hoewel de Katwijkers door de
visserij nogal eens met Engelsen
aanraking hier geen Engelse invloed in het
Een 'ww wordt overigens ook voor Zandvoort, Noordwijk
ww is vroeger zeer algemeen te horen
in Katwijk bewaard Het is een hardnekkige
klank die je ook vaak kunt horen wanneer Katwijkers standaardtaal proberen
I, n, m, ng, nj
m, weinig valt te melden, beperk ik me tot de I, r
n.
De 'vloeiende' medeklinker I wordt in het Zuid-Hollands, zeker in de
noordelijke streken, nogal 'dik', met weinig spanning uitgesproken. Doordat
hij daardoor nogal ach tig klinkt, hoor je nog maar nauwelijks verschil
vernieuwd. In het geaffecteerde Nederlands wordt hij uit
reactie juist nogal 'dun', met extra spanning uitgesproken zoals dat ook in
gebeurt.
De r wordt wel de kameleon onder de klanken genoemd omdat hij op
zoveel verschillende manieren kan worden uitgesproken. Zoals we in de
bovenstaande paragrafen meer dan eens gezien hebben, kan hij ook de voorafgaande
klinker benvloeden, deze verlengen of er een andere kleur aan
geven. Een ouderwetse benaming ervoor is ratelklank. Deze benaming is in
ieder geval van toepassing op de tong-r: de tongpunt trilt daarbij achter de
tanden. Voor sommigen is dat nog altijd de echte r. Wie deze r niet heeft,
wordt er door hen van beticht de r niet te kunnen zeggen danwel een
spraakgebrek te hebben. Er is ook een r die achter in de mond gevormd
wordt en waarbij het de huig is die trilt. Deze r staat bekend als de brouw-r.
Beide komen in het Standaardnederlands voor. Mijn indruk is dat in het
Zuid-Hollands de tong-r vrij algemeen is. Het Haags heeft in ieder geval een
zuid-Holleutels
brouw-r die heel dicht in de buurt van de ch-klank kan komen. Zo eet men
in Den Haag een broodje tachtaach `tartaar'. Maar een of w-achtige r
wordt er ook gehoord, en wel na gesloten klinkers: `biertjes', (gehuurd', en hij
kan na een sjwa ook helemaal verdwijnen: froeget `vroeger'.
Bij een scriptie-onderzoek bleek dat het verschil tussen de ch-achtige r,
bijvoorbeeld
in kort, en de ch-klank, bijvoorbeeld in bewaard bleef doordat
de laatste klank extra hard werd uitgesproken. Een bijzondere r-klank
kunnen we in Rotterdam en Leiden horen, tenminste wanneer hij achter een
klinker of op het einde staat (In het Leids wordt hij ook
wel v66r een klinker gehoord.) Hij is moeilijk te beschrijven maar als we op
het geluid afgaan, zouden we hem de krul-r kunnen noemen (hoewel het
niet zeker is of de tongpunt er altijd bij naar achteren is gekruld).
Geaffecteerd sprekenden hebben vaak een brouw-r maar dan niet zo chachtig
als in het 'plat' Haags. Onder jongere geaffecteerd sprekenden, maar
ook jongeren die niet geaffecteerd spreken, hoort men ook de `Gooise r', zo
genoemd omdat wel verondersteld wordt dat hij zich vooral onder invloed
van radio en televisie heeft verbreid. Merkwaardig genoeg lijkt deze r erg op
de Leidse en de Rotterdamse r.
Bij de n is het opvallend dat hij vaak op het eind van het woord na een
sjwa ontbreekt. Het zal de lezer al opgevallen zijn dat ik borste, en vele andere
woorden zonder <n> op het eind heb geschreven. In het
spontane gesproken Standaardnederlands (althans van het westen) en ook in
het Zuid-Hollands wordt die <n> namelijk meestal niet uitgesproken. Het is
dus vooral een geschreven <n>. Als het volgende woord met een klinker
begint, kun je de nog wel horen, bijvoorbeeld in `geven en
nemen'. En ook wel als de tot de stam van het woord behoort: De blijft zeker
bewaard als het een werkwoordsstam betreft: en niet of als de sjwa die voorafgaat,
een svarabhaktiklinker is: `hoorn) en
niet In ervoer men de niet meer als behorende tot het
werkwoord maar als een soort overgangsklank tussen de klinkers om
het uitspreken gemakkelijker te maken. Daardoor konden zinsneden ontstaan
als voor (toen hoorde ik dat lawaai'. Maar
ook de komt als overgangsklank voor: nou?
Opmerkelijk is wat er in Oud-Hollands met de v66r
een tandmedeklinker (vooral na en 6) kon gebeuren: hij kon dan namelijk
66
zut-HD~
van de eh-klank kan komen. Zo eet men
taehtaaeh 'j- gehoord, en wel na gesloten klinkers: biejtjes 'biertjes', gehuuwd
'gehuurd', een sjwa ook helemaal verdwijnen: froeg 'vroeger'.
het verschil tussen de eh-achtige r, bijvoorbeeld
eh-kocht, doordat
hard werd uitgesproken. Een bijzondere r-klank
en Leiden horen, tenminste wanneer hij achter een
(stomerij, koper). vr Hij is moeilijk te beschrijven maar als we op
noemen (hoewel het
er altijd bij naar achteren is gekruld).
r maar dan niet zo ehachtig
Haags. jongere geaffecteerd maar
die niet geaffecteerd spreken, hoort men ook de 'Gooise r', zo
dat hij zich vooral onder invloed
en televisie heeft verbreid. Merkwaardig genoeg lijkt deze r erg op
r.
van het woord na een
zal de lezer al opgevallen zijn dat ik borste, murge, bokke
op het eind heb geschreven. In het
(althans van het westen) en ook in
die <n> namelijk meestal niet uitgesproken. Het is
een klinker
n gevenenneme 'geven n regen. n
een werkwoordsstam betreft: ik teken ik
teke, is: horen 'hoorn' hore. gevenenneme n het
geven overgangsklank de klinkers om
zinsneden ontstaan
toen hoorden-ik dat lawaai 'ik dat lawaai'. Maar
d overgangskiank wat doe-d-ik nou?
Oud Zuid-Hollands. met de n vr
(vooral na en ) namelijk
66
D& klanken,
een worden. Een rest daarvan is voor de `amandelen in je keel':
geknipt Uit mandele (de begin-aa is dan al verdwenen)
ontstaat en daaruit ontstaat doordat de aan de geassimileerd
(gelijkgemaakt) wordt, mangele. Een ander voorbeeld is mankel in schoermankel
(uitspraak: mangkel) voor wordt mangtel en
dat assimileert tot mankel (net als de wordt de bij het harde gehemelte
uitgesproken). Een derde voorbeeld is voor 'strand' op Voorne maar
ook in Scheveningen. Voor laatstgenoemde plaats is me ook opgegeven.
Maar na een i vinden we het verschijnsel ook, bijvoorbeeld in voor (binden' (Oud-
Beierland, 's-Gravendeel, Sliedrecht) met daarbij
als verleden deelwoord, en na een : grengel (Oud-Beierland; Voorne:
Een voorbeeld met een i is ook de Scheveningse vorm Het
gaat hier om een oud en verdwijnend zo niet verdwenen verschijnsel. Tegenwoordig
ontstaat uit een korte klinker plus een vooral wanneer er een s
volgt, een lange neusklinker. klinkt dan net zo als het Franse Er kan ook aan het
begin van het woord een staan die er oorspronkelijk
niet stond. Zo ken ik vanuit het oude Vlaardings (maar het wordt onder
andere ook voor het Aalsmeers genoemd) het woord voor Die n is het resultaat van
wat we een misverstand zouden kunnen noemen.
In het hedendaagse Hollands wordt in een zin als tussen
en een heel klein pauzetje gemaakt. In de oude uitspraak
werden en echter aan elkaar uitgesproken: Die manier
van uitspreken kunnen we nu nog wel in meer zuidelijke streken (Zeeland,
Vlaanderen) horen: klinkt daar dan als Van het oude Vlaardings is de uitdrul(king
'van
het Hof naar het Hoofd' bekend, een uitdrukking voor een geliefde wandeling.
Nu werd in een zin als als uitgesproken, dus in feite net zo als Omdat als `een
neef'
moest worden begrepen, ging men ook begrijpen als `een nemmer'.
Dat dit inderdaad gebeurd was, bleek op het moment dat na
een woord dat niet eindigt op een werd gebruikt: Op dezelfde
we verklaren. Het is onder andere bekend van
Naaldwijk en het leeft ook voort in de Leidse straatnaam Het
omgekeerde kon ook gebeuren. Zo begon het woord dat we kennen van
oorspronkelijk met een zoals we nog aan het Duitse woord
kunnen zien. Hier is dus eennaak `verkeerd' begrepen als (een aak'.
6 7
ng is mangele 'je keel':
m'n mangele worde geknipt. Uit mandele al verdwenen)
mangdele de d ng mange!e. manke! schoermanke!
-mangke!) schoudermantel: mantel mangte! manke! ng k gehemelte
is strang op Voorne mongstere opgegeven.
binge
''s-Gravendeel, Sliedrecht) met gebonge en na een : grenge! Voorne:
gringel). dingsdag. oud en verdwijnend zo niet verdwenen verschijnsel. Tegenwoordig
een korte klinker plus een n, Mens zo Franse mince.
woord een n het oude Vlaardings (maar het wordt onder
nemmer emmer.
noemen.
in een zin als geef me 's een emmer tussen
een emmer uitspraak
een emmer uitgesproken: eenemmer. we nu nog wel in meer zuidelijke streken
(Zeeland,
't is moeilijk te onthouden als tis moeilijk
tontoude. uitdrukking van toft naar tooft het Hoofd' bekend, een uitdrukking voor
een geliefde wandeling.
een neef, ik heb daar een neef wonen, eeneef
feite zo als eenemmer. eeneef 'een eenemmer 'nemmer'.
dat nemmer op een n, die nemmer. manier moeten we ook narm andere bekend van
in de Leidse Narmsteeg. Zo het woord aak, rijn-aak, n Nachen is een naak 'als 'een
aak'.
zu.141-ttollaock
Misschien dat op een dergelijke manier Katwijks en Schevenings iet cniet'
zijn n kwijt is geraakt.
Standaardnederlands Mijn indruk is dat deze medeklinkers, vooral aan het
woordbegin, in het
moderne Zuid-Hollands nogal hard kunnen worden uitgesproken. De de d gaan dan in de
richting van de en de terwijl de t h-klank (aspiratie) erbij krijgen: ph, th en kh.
Ik noteerde eens het zinnetje:
dtoordoen, Phase Phinkstere.
Een en een kunnen als ze vlak naast elkaar staan, gemakkelijk van
plaats wisselen. Zo komt naast voor en naast omgekeerd
ook naast rusp. Het laatste kan een hypercorrectie zijn: men
denkt dat verkeerd is en dat het verandert deze combinatie correct is. Het
stuivertje wisselen van klanken wordt metathesis
(met klemtoon op de genoemd.
De kan gemakkelijk op het eind van een woord verschijnen waar hij oorspronkelijk
niet stond of hij kan daar ook gemakkelijk verdwijnen. Het eerste
heet met een Griekse term o), met een Latijnse term Voorbeelden van paragoge zijn
genoemde oud-Vlaardingse oft 'hon. Een
voorbeeld van t-deletie is het al besproken correct. (grotere) steden, onder andere
in oud-
Vlaardinger ben ik ook weleens op een gedeleerde daarop geschreven t-onderzoek
gedaan. Daarbij bleek onder andere dat na een
p na een glijklank als een meer in dan in dan wanneer
er bijvoorbeeld een / voorafgaat Van het laatste kan het woordje da
nie zijn, maar een heel frequent
zin wordt gebruikt (let ook
da t is weggeassimileerd).
niet erg standvastige klank te zijn: hij kan tussen klinkers
een w heel
vanuit de (vooral gesproken) standaardtaal: mede, een dergelijke manier Katwijks
'niet'
p, b, t, d, k
nogal hard kunnen worden uitgesproken. De b en
p t p, en k een lichte
erbij krijgen: ph, f' kh zinnetje:
dat zijn we toen blijve dtoordtoen, mette phase en mette phinkstere.
p s als ze vlak naast elkaar staan, gemakkelijk naast gesp geps wesp weps, en
omgekeerd
rups hypercorrectie zijn: men
ps sp moet zijn en verandert ps ook waar
correct is. Het stuivertje wisselen van klanken wordt metathesis
a) t een woord verschijnen waar hij oorspronkelijk
hij kan daar ook gemakkelijk verdwijnen. Het eerste
een Griekse term paragoge (met klemtoon op de 0), het tweede
Latijnse term deletie. paragoge zijn dubbelt, enkelt,
kikkert, wegt (en het hierboven genoemde oud-Vlaardingse oft'hof'). Een
is het al besproken krek uit correct. T-deletie vinden
we vooral in de (grotere) steden, onder andere in Dordrech. Maar als oudVlaardinger
gedeleerde t betrapt toen ik bij de
slager een briefje met daarop geschreven gehak inleverde. Naar de t-deletie
in het Leids is onderzoek gedaan. Daarbij bleek onder andere dat na een
plofklank als een meer gedeleerd wordt dan na een glijklank als een ch, dus
stipt knecht. Maar in knecht gebeurt het weer meer dan wanneer
r of een I voorafgaat zoals in kaart en held, of een
klinker zoals in boot. woordje nie in bijvoorbeeld d
wee'k nie een voorbeeld zijn, maar dan gaat het wel om een heel frequent
gebruikt woordje dat met weinig nadruk in de zin wordt gebruikt (let ook
op d en wee waarin de slot-t is weggeassimileerd).
De d blijkt een niet erg standvastige klank te zijn: hij kan tussen klinkers
gemakkelijk verdwijnen of in een j of w overgaan. Die gevallen zijn ook heel
goed bekend vanuit de (vooral gesproken) standaardtaal: mee uit mede, glije
68
D&Ickutice*
houwe houden, goeie, rooie, uit goede, rode, kwade.
Maar er zijn ook gevallen die in de standaardtaal minder geaccepteerd zijn,
bijvoorbeeld dadelijk. En zeker niet geaccepteerd zijn brooie voor
'broden' en voor `hoeden'. Voor de jaren dertig van de vorige eeuw gold
voor Rotterdam echter nog dat ook deftige inwoners zich onmogelijk stijf
voelden wanneer ze of zeiden. Maar nu zul je deze vormen
ook in het dialect niet gauw meer horen. voor `bloeden' zou ik daarvoor
nog niet willen uitsluiten. Aardig is dat bij dit woord de in de vervoegde
vormen is doorgedrongen: vinger bloeit. In de afkeuring van
deze vormen kan een rol spelen dat men het onderscheid met (van
handhaven.
d bij komen, vooral tussen een r en een Dat
ook uit de standaardtaal: de vergrotende trap van is immers
met een tussen en r.
en r of tussen / en r in de standaardtaal niet
in het Hollands: schoonder, kaalder.
v, s, ch
Een recent toegenomen verschijnsel is het stemloos worden van de v, z en woord. Het
resultaat is een s of of in eerste
indruk is dat deze verstemlozing uit het
(Amsterdam, Haarlem) afkomstig is. In ieder geval valt ze daar nog
Bij werkgroepsonderzoek in 1986 bleek dat Vlaardingen
dan Rotterdam deze stad weer dat in Nieuw Vennep en
(inclusief De Kwakel), even ten noorden van de provinciegrens, de
5 3 /o zuiden
al een `uitspraak
g', eigen is, speciaal
steden Amsterdam en Haarlem. Blijkbaar gaat de in de verstemlozing
als gevolg dat heden ten dage aan het begin van een
66k in de standaardtaal.
al s z de Zaanstreek. Speciaal
s f 69
uit glijden, houwe uit houden, goeie, rooie, kwaaie uit goede, rode, kwade.
in de standaardtaal minder geaccepteerd zijn,
dalijk uit dadelijk. zijn hoeie 'eeuw gold
deftige inwoners zich onmogelijk stijf
ze broden hoeden vormen
in het dialect niet gauw meer horen. Bloeie 'ik daarvoor
niet willen uitsluiten. Aardig is dat bij dit woord de j vervoegde
is doorgedrongen: mijn vinger bloeit. met bloeien planten) wil handhaven.
Er kan ook weleens een een r en een r. kennen we ook uit de standaardtaal: de
vergrotende trap van raar niet rarer maar raarder. Standaardtaal is ook diender d n
r.
Heel vaak is zo'n d tussen n I en r in de standaardtaal niet
geaccepteerd, maar is hij wel heel gewoon in het Hollands: sehoonder, kaalder.
Standaardnederlands f, v, z, s, g, eh
stemloos worden van de v, g
vooral aan het begin van een woord. Het resultaat is een f, eh instantie iets dat
ertussenin ligt. De indruk is dat deze verstemlozing uit het
noorden (Amsterdam, Haarlem) afkomstig is. In ieder geval valt ze daar nog
altijd het meeste op. Bij een werkgroepsonderzoek in 1986 bleek dat Vlaardingen
minder verstemlozing heeft dan Rotterdam en deze stad weer minder
dan Haarlem. En bij een ander onderzoek bleek dat in Nieuw Vennep en
Uithoorn (inclusief De Kwakel), even ten noorden van de provinciegrens, de
verstemlozing op 53% uitkomt maar in Ter Aar en Nieuw-Vennep, ten zuiden
ervan, op 14%. Winkler (1874) noemde al een 'sterk rochelende uitspraak
der g, die zijns inziens aan alle Hollandse tongvallen eigen is, speciaal
aan die van de steden Amsterdam en Haarlem. Blijkbaar gaat de g verstemlozing
voorop, met als gevolg dat heden ten dage aan het begin van een
woord niet meer g maar eh wordt uitgesproken, k in de standaardtaal.
Winkler noemt overigens ook al voor en wel voor de Zaanstreek. Speciaal
Amsterdam staat nu om die en om f voor v bekend. Doordat in Amsteruit
Amsterzuid-
Hollaitels
dam en ook wel in een ruimer gebied de wat sj-achtig wordt uitgesproken
(een zogeheten natte s), klinkt zon in het Amsterdams bijna hetzelfde als
Sjon (voor John). Vandaar dan ook dat een Amsterdamse grootmoeder vertederd
van haar kleinzoon kon zeggen: hij heet niet alleen Sjon, het is ook een
sjon. De hypercorrecties ontbreken niet. Zo kunnen we een Amsterdammer
wel zuiker horen uitspreken omdat hij bang is om een `verkeerde' te zeggen.
(Zout, waarin de 'correct' is, kan hierbij ook van invloed zijn.)
Oud Zuid-Hollands. Voor de combinatie cht vinden we soms nog de oude
combinatie ft waaruit cht in veel gevallen is ontstaan. In 2.4 is deze
klankovergang
al besproken. Zie hierbij ook de kaartjes en Voorbeelden uit
het Katwijks zijn afterhuis, (e)koft, koft, skaft 'schacht'. In de buurt van
Oud-Beierland werd nog op het eind van de negentiende eeuw voor
zacht gebruikt (voor ei in plaats van et zie hierboven). Het wordt ook voor
Sliedrecht vermeld.
De combinatie sch- is ontstaan uit sk-. In Noord-Holland is die oude
combinatie nog vaak te horen maar niet in Zandvoort en Aalsmeer, wel weer
in de Zuid-Hollandse plaatsen Noordwijk en Katwijk. Zie kaart 5. Oorspronkelijk
moet het hele Hollandse gebied sk- gehad hebben. Aardig zijn de
hypercorrecties die bij Katwijkers te horen zijn als ze standaardtaal proberen
te spreken. Zo hebben ze het bijvoorbeeld over Bischaje terwijl ze
`de golf van Biskaje' bedoelen. Een hypercorrectie binnen het dialect, een
zogeheten hyperdialectisme, is Katwijks Dat moet immers als
`nieuws-gierig' worden begrepen en niet als `nieuw-schierig'. Voor Amsterdam,
waar de nog niet zo lang geleden is verdwenen, is genoteerd
voor (is gevaarlijk'.
Klankbeeld
Ter afsluiting nog iets over een belangrijk verschijnsel waarover helaas niet
veel valt te zeggen omdat er praktisch nog geen onderzoek naar is gedaan. Ik
duid het maar aan met de term klankbeeld. Een aspect daarvan is
de de melodie waarop de zinnen worden uitgesproken. Maar we
kunnen ook aan andere aspecten denken: luidheid, spreektempo, opvallende
klankeigenschappen. Wat de intonatie betreft, ieder kan wel een dialect noemen
dat als `zangerig' overkomt. Waar dat precies in zit, is niet duidelijk.
Zuid-Holiluttk
gebied s vertederd
kon zeggen: het is ook een
we een hij bang is om een 's z ook van invloed zijn.)
ft 2.4 klankovergang
3 4. (e)koft, koft, skaft de negentiende eeuw zoft maar niet in Zandvoort en
Aalsmeer, wel weer
plaatsen Noordwijk en Katwijk. Zie kaart 5. Oorspronkelijk
hele Hollandse gebied zijn als proberen
bijvoorbeeld over de golf van Bischaje 'bedoelen. het dialect, een
is Katwijks nieuwskierig. als
'begrepen en niet als 'nieuw-schierig'. Voor Amsterdam,
sk- zo lang geleden is verdwenen, is genoteerd
iskevaarlijk '4.4 belangrijk verschijnsel waarover helaas niet
nog geen onderzoek naar is gedaan. Ik
de (algemeen) klankbeeld. is
intonatie, de zinnen worden uitgesproken. Maar we
ook aan andere aspecten denken: luidheid, spreektempo, opvallende
betreft, ieder kan wel een dialect noemen
als 'Waar dat precies in zit, is niet duidelijk.
70
IMMIIIMMWMW..eradir-"WW".7001 tommarermaysimisiam
aniamamismanunteaumni
IMMT4111111101111HOMMIMIKIMMI
WE 110111182111111111111111111lit 111111111111111
MW PAPKIIIIMMIMPEAMMIANII
11111111MiaMMISIVIrairinellUMMO
MM
ME AMMIMPAIMMIMIn UMW
MINAMMINIMMILTETAMIIETA MOE
inhiniannermstmeim a abili
CtIMMtageAUWWWWArlIN
MANUMWMINUMAICANIOM
AMONWPOOMMIMOR,IMI
......AMMEMWROMMUMWOMM^M.
mommumummoms&aplIr4ACWWWWWMIAMMEN
simmummirommwe.lasawswhiammummumm
mommommanmusammmernowasmonamm
115111111150111510,11M011411 WWWWWWWWNMOOWNMONWere 010,11MMENUMM
IMMIMMONWINLIMIUMMAVIMINIMMILEUMMIMPIMMOINIMMI
WWWWWWIEMMUMOWJEMMOMMIONWPMEMMUP
MWWWWW&MMOMMUMMINMEMMWOMMEWMOMM
VMMWWWWMOMMMMEMMINOMMONNUMMEMOM
FAMMOIWWWWW7NrowAMMMUMMMUMMEIMMEWM
mommerammwm sermorummummommaima
ummaummosimommmemwamemomminsam
mmmaimummilammingweemmommema
imaimmimmemmummommummumappmmomm
WEIJNEN 1966
uitslaande kaart
SK
IN ANLA
De, Woken-
Kaart -sch. Dialectkunde, Assen, Van Gorcum, uitslaande
en het Vlaardings toe.
ook wel `Winkler (1874) betichtte sommige Zuid-Hollandse
al lamlendige' Haags had volgens hem, evenals
leessen het Amsterdams en het Haarlems komen er bij
`(van de kustplaatsen)
Rotterdam). Daarin komt
`flauwe, laffe, lijmerige en gekunstelde' tongvallen
Hollands,
heeft.
--
L /\ ,....
.-
" 1\
!--C
M
t::. -~ - -
-'\.
YI I '1
5. -sk in plaats van seh. Uit: A. Weijnen, Nederlandse Dialectkunde, Assen, Van
Goreurn, uitslaande
WinkIer kent die kwalificatie aan de kustdialecten en het Vlaardings toe.
Het Zuid-Hollands wordt ook wel 'lijzig' genoemd. Dat moet met het
spreektempo verband houden. WinkIer (1874) betichtte sommige Zuid-Hollandse
dialecten daar al van. Het 'lamlendige' Haags had volgens hem, evenals
het Leids van de lssen wever (zie hierboven), een sleperig-slaperige
manier van uitspreken. Ook het Amsterdams en het Haarlems komen er bij
hem niet best van af, in tegenstelling tot het 'Strandhollands' (van de
kustplaatsen)
het 'flauwe, laffe, lijmerige en gekunstelde' van andere Hollandse tongvallen
niet voor. Het lijkt erop dat WinkIer het vooral op het moderne Zuid-Hollands,
dat toen bezig was te ontstaan, gemunt heeft.
o
./1\
.-
I~
III
h. ::/1' : . ."\-.
I
\
./ , '\[\
c , (
- ~ -~
l Ir.tI:J 'J
L -, ,
, ~
J !>
) .
~ . ')
I J
-,
(
f
- -~
~
IJ
1<::
IJ
1'\
...,
Dialeetkunde, Gorcum, uitslaa
nde kaart.
Winkler Winkler en het Maashollands (onder andere van Rotterdam). Daarin komt
Winkler 71
zuid-liollands
Winkler lijkt bij zijn oordelen ook door bepaalde klankeigenschappen
beinvloed te zijn. Voor het Haags kunnen de lange eenklanken voor ei, ui, in het
spel zijn. In ieder geval schrijft hij: 'Men moet een echt haagsch
kameniertje, de nieuwe zijden japon van haar "mevrouw" hebben hooren
bewonderen met den uitroep: (wat ruischt die zijde) om
zich van het gekunstelde, lamlendige van den haagschen tongval een begrip
te kunnen maken: De lange ids voor en de lange voor leveren dus
voor Winkler een belangrijke bijdrage aan het lamlendige karakter van het
Haags. Hij noemt deze tongval ook gekunsteld, wat erop zou kunnen wijzen
dat hij die ids en als pogingen beschouwt om een beschaafde stadstaal te
spreken. Het wordt uit de gekozen bewoordingen wel duidelijk dat Winkler
niet alleen maar objectief beschrijft wat hij hoort maar daar ook erg subjectief
op reageert. Hij was een Fries en hij beoordeelde alles wat hij hoorde,
naar de voor hem aangename klanken van deze taal.
Dat het Zuid-Hollands een lijzige indruk maakt, kan ook nog door andere
klankeigenaardigheden in de hand gewerkt worden. Hollandse woorden zijn
vaak wat langer dan elders het geval is. Denk bijvoorbeeld aan een te sterke
svarabhaktiklinker zoals in Allekemadelaan, aan verkleinwoorden als borretje,
paretje, bloemetje, aan gane-me voor 'gam we' of nou voor
`als we nu eens' enzovoort. me ook weleens opgevallen dat korte klinkers
betrekkelijk lang kunnen worden uitgesproken: ik ging na de staid voor
een nieuw petak `ik ging naar de stad voor een nieuw pak', waarbij op de eta
de toon eerst naar boven en dan weer naar beneden gaat. De vraag blijft
daarbij of de Hollanders inderdaad een langzamer spreektempo hebben dan
de niet-Hollanders. Ook het Zeeuws wordt trouwens wel als lijzig gekarakteriseerd.
Binnen het Hollands zijn er ontegenzeglijk verschillen. Er is wel gezegd
dat men wanneer men boven de oude Rijn komt, men een ander toontje
hoort. Dat zou verband kunnen houden met de in 1.2 en 4.2 besproken
palatalisatie. Wat de steden betreft, het Leids en het Rotterdams lijken qua
klankbeeld sterk op elkaar maar verschillen van het Haags, en deze stadsdialecten
verschillen weer van het Amsterdams. Zelfs twee dicht bij elkaar
gelegen steden als Schiedam en Vlaardingen laten verschil horen zodat je,
gezeten in een treintaxi van station Schiedam naar Vlaardingen, aan de
spraak van de chauffeur kunt horen of zij/hij uit de ene dan wel uit de andere
stad afkomstig is. Maar dit berust op indrukken, al kunnen die heel dui-
ZuU-HDIJa"uk
Winkier bepaalde klankeigenschappen
benvloed de lange eenklanken voor ei, ui, ou
geval moet een echt haagsch
kameniert je, hooren
wat reuist die zz! haagschen tongval een begrip
maken.' De lange uu ui ei WinkIer het lamlendige karakter van het
gekunsteld, wat erop zou kunnen wijzen
uu een beschaafde stadstaal te
de gekozen bewoordingen wel duidelijk dat WinkIer
maar daar ook erg subjectief
alles aangename klanken van deze taal.
een maakt, ook nog door andere
gewerkt worden. Hollandse woorden zijn
elders het geval is. Denk bijvoorbeeld aan een te sterke
zoals AUekemadelaan, barretje,
paret je, wieletje, bloemetje, gane-me gaan azze-me nou 's 'als nu Het is klinkers
uitgesproken: ik ging na de std voor
een nieuw pk 'een nieuw pak', waarbij op de
naar boven en dan weer naar beneden gaat. De vraag blijft
een langzamer spreektempo hebben dan
Ook het Zeeuws wordt trouwens wel als lijzig gekarakteriseerd.
Hollands zijn er ontegenzeglijk verschillen. Er is wel gezegd
toontje
houden met de in 1.2 en 4.2 besproken
lijken qua
maar verschillen van het Haags, en deze stadsdialecten
Amsterdams. Zelfs twee dicht bij elkaar
laten verschil horen zodat je,
van station Schiedam naar Vlaardingen, aan de
horen of zij/hij uit de ene dan wel uit de andere
al kunnen die heel dui-
72
D& kiwi/a*
delijk zijn. Exacte gegevens zijn niet beschikbaar.
Het is duidelijk dat we hier met verschijnselen te maken hebben aan het
bestaan waarvan niet te twijfelen valt maar waarover nog maar heel weinig
met zekerheid gezegd kan worden.
Slot
Uit het bovenstaande zou de lezer de indruk kunnen krijgen dat het Zuid-
Hollands een klankenchaos is. Dat komt doordat we alle dialecten voor het
gemak op n hoop hebben gegooid. Zo hebben we gezien dat een woord als
op verschillende manieren kan worden uitgesproken, als vlais, vlois, vleeis. Al die
verschillende uitspraken komen natuurlijk
niet in n dialect voor. Over het algemeen heeft een woord in een bepaald
dialect maar n min of meer vaste uitspraak. Ook beschikt een bepaald
niet over alle klanken hierboven genoemd zijn.
Ieder dialect en iedere taal heeft maar een beperkte klankenvoorraad. Maar
die klankenvoorraad is altijd voldoende om de meeste woorden van elkaar te
voorraad vaak iets groter dan in de standaardtaal.
Zo heeft bijvoorbeeld het Katwijks twee lange klinkers extra, namelijk
wak czache 66 k66l `groentesoore. deze klanken
woordonderscheidend kunnen werken, blijkt
wwak (k66l brandstor. de uu, oe,
laatste als ieder
als de standaardtaal zijn eigen klanksysteem.
niet beschikbaar.
aan het
valt maar maar weinig
kan 4.5 de lezer de indruk kunnen krijgen dat het ZuidHollands
komt doordat we alle dialecten voor het
hebben gegooid. Zo hebben we gezien dat een woord als
vlees kan worden uitgesproken, als vlees, vleis,
vla is, vlaas, vlo is, vleeis. natuurlijk
dialect voor. Over algemeen heeft een woord in een bepaald
of meer vaste uitspraak. Ook beschikt een bepaald
Zuid-Hollands dialect niet over alle klanken die hierboven genoemd zijn.
leder taal heeft maar een beperkte klankenvoorraad. Maar
meeste woorden van elkaar te
onderscheiden. Wel is die voorraad vaak net iets groter dan in de standaardtaal.
het Katwijks twee lange klinkers extra, namelijk
de van wk 'zacht' en de van kl 'groentesoort'. Dat ook deze klanken
(we zeggen ook wel: fonemen) woordonderscheidend kunnen werken, blijkt
uit wwk tegenover wweek 'periode van zeven dagen' en uit kl tegenover
kool 'brandstof'. Verder heeft het Katwijks als lange klinkers nog de ie, UU, oe,
eu en aa, zij het dat de laatste als ae wordt uitgesproken. Zo heeft ieder
dialect net als de standaardtaal zijn eigen klanksysteem.
73
5. WDDrdvorHUH/
5.1 Zelfstandige naamwoorden
Meervouden
Over het algemeen is de meervoudsvorming zowel in het oude als in het
moderne Zuid-Hollands gelijk aan die in het Standaardnederlands. Wel
komt het s-meervoud wat vaker voor, onder andere bij eenlettergrepige
woorden. Zo herinner ik mij van mijn jeugd in Vlaardingen dat we weleens
voor de (spoor)booms moesten wachten en daardoor te laat op school kwamen.
Of nog mooier, met twee meervoudsuitgangen: voor de boomze, een
zogeheten stapelvorm. Bekend is ook smids. Vooral wanneer het grondwoord
op een stomme e uitgaat, is er een voorkeur voor het s-meervoud:
Katwijks krebbe - krebbes, Oud-Beierlands hekke(n) (waarnaast ook hek) -
hekkes. In het Oud-Beierlands vinden we de 5 ook nog wel bij woorden die
vrger op een stomme e eindigden: bed - beddes (vergelijk Middelnederlands
bedde). Naar het voorbeeld van dergelijke meervouden zijn vervolgens
bij meid en kip, die nooit op het eind een stomme e hebben gehad, meervouden
als meides en kippes ontstaan.
Het Katwijks heeft ook meervouden die alleen maar op een n uitgaan terwijl
het Standaardnederlands -en heeft: knie - knien, slee - sleen, blad - blaen
(ontstaan uit blaeden). Interessant in dit verband zijn skoe - skoen 'schoen-
74
woordvormteit,
schoenen' en ta 'teen tenen'. en zijn de oude enkelvouden
die we nog in het Duits terugvinden: Schuh, De Standaardnederlandse
vormen schoenen en tenen zijn stapelvormen. Achter de meervouds-n is voor
de duidelijkheid nog een extra uitgang geplaatst. Uit die nieuwe meervoudsvormen
zijn vervolgens nieuwe enkelvoudsvormen afgeleid: (Of en zijn als enkelvoud
opgevat, waarna vervolgens de
nieuwe meervouden en gevormd zijn.)
Misschien is de lezer verbaasd hier een paragraaf over naamvallen aan te
treffen. Het Nederlands staat immers bekend als een taal zonder of in ieder
geval met weinig naamvallen. Naamvallen komen nog bij de persoonlijke
voornaamwoorden voor (vergelijk en ook nog in versteende vormen
en uitdrukkingen In het oude
Zuid-Hollands echter komen nog naamvallen bij eigennamen voor. Er zijn
daarbij twee vormen: een vorm voor de eerste naamval en een vorm voor de
overige naamvallen die ook na een voorzetsel optreedt. Laatstgenoemde
vorm kunnen we de verbogen vorm noemen. Ze worden beschreven of vermeld
voor Katwijk maar ook voor Aalsmeer, Scheveningen, het Westland,
Maassluis, Gouda, Zoetermeer, Bleiswijk, Pijnacker, Oud-Beierland, IJsselmonde
(onder andere Hendrik Ido Ambacht maar niet Poortugaal), 's-Gravendeel,
de Alblasserwaard en de Krimpenerwaard, maar niet voor Voorne.
Kort samengevat komt het systeem voor het Katwijks op het volgende
neer. Als de naam op een medeklinker eindigt, dan is de naamvalsuitgang
-e (dat wil zeggen een stomme e), eindigt hij op een klinker, dan is de
-s. `Jan z'n schoen', Nelle 'Piet
(de zoon) van Nel', `heb je Jantje niet gezien', 'Kees (de zoon) van Arie'. Er kan
ook een stapeling van uitgangen
optreden, bijvoorbeeld in Nelle > Nelles
> Nellese. Voor Giessendam-Hardinxveld
heb ik vermeld gevonden dat na een klinker niet maar als uitgang
optreedt wanneer op die klinker de nadruk ligt: Mari* boek, (de
j fungeert hier als overgangsklank).
In het Katwijks worden ook naamvalsvormen gebruikt bij zelfstandige
aanduiden: t - tn - Skoe t Zeh. n is voor
uitgang -en meervoudsvormen
zijn vervolgens nieuwe enkelvoudsvormen afgeleid: schoen,
teen. schoen teen vervolgens de
schoenen tenen Naamvallen
over naamvallen aan te
als of in ieder
voor (vergelijk ik - mij) versteende vormen
(vaders (hoed), hij is des doods schuldig). nog naamvallen bij eigennamen voor. Er
zijn
voor de eerste naamval en een vorm voor de
Laatstgenoemde
we de verbogen vorm noemen. Ze worden beschreven of vermeld
Katwijk ook voor Aalsmeer, Scheveningen, het Westland,
Bleiswijk, Pijnacker, Oud-Beierland, IJsselmonde
andere Hendrik Ido Ambacht maar niet Poortugaal), 's-Gravendeel,
maar niet voor Voorne.
systeem het Katwijks het volgende
de dan is de naamvalsuitgang
een op een klinker, dan is de
uitgang Voorbeelden zijn Janne skoe 'Jan Piet van Nel/e Nel'; h-je Jantjies iet
ezien 'gezien', Kees van
Aeries een stapeling van uitgangen
dat huis is van Nel/e > dat huis is van Piet van Nelles>
dat huis is van Jan van Piet van Nel/ese. niet -s -e op die klinker de nadruk ligt:
Mareje boek, Jozeje fiets j als overgangsklank).
naamvalsvormen gebruikt bij zelfstandige
naamwoorden die een inhoudsmaat aanduiden: we hadde 'n kiste turf staen,
75
Zuid-Holland(
ze ginge nae Laaie toe mit 'n vrachte vis. Ze worden vooral gebruikt wanneer
er van een heel grote hoeveelheid sprake is en de spreker daardoor gemotioneerd
is: we vinge 'n skuite haering, nou! Dergelijke vormen zijn ook uit
het Schevenings bekend.
Hier blijkt duidelijk dat we een Zuid-Hollands dialect niet als een verzameling
afwijkingen van het Standaardnederlands moeten beschouwen maar
als een taalvariteit met een eigen regelmaat. Ook in de volgende paragraaf,
over de verkleinwoorden, zullen we dat zien. Het zal dan wel blijken dat deze
regelmaat per regio kan verschillen.
Verkleinwoorden
in het Standaardnederlands, in ieder geval zoals
het in het westen gesproken wordt, en eveneens in het Zuid-Hollands graag
ze in het Zuid-Hollands aannemen, zijn echter niet
altijd dezelfde als in het Standaardnederlands en ze zijn ook onderling
verschillend.
schema hieronder worden vier systemen met elkaar vergeleken:
Oud-Beierlandse (OB), het Vlaardingse
en het Katwijkse (KW).
Schema vermeld omdat het
dat van de standaardtaal. Bij een lange klinker moet
tweeklank gedacht. Met sjwa is de stomme bedoeld.)
na korte klinker
kamm-etje
-echie -etje kann-etje -echie -etje -etfies
velt--echie -etje -etjies
sterr-etje -etjies
na ng ring-etje -(n)chie -etje -etjies
na lange 'clinker
of sjwa + m boom-pje -pie -pie pies
bezem-pje -pie -pie -pies
ZuU-HDlWuU
gebruikt grote hoeveelheid sprake is en de spreker daardoor gemotioneerd
is: haering, bekend.
Zuid-Hollands dialect niet als een verzameling
afwijkingen van het Standaardnederlands moeten beschouwen maar
eigen regelmaat. Ook in de volgende paragraaf,
zullen we dat zien. Het zal dan wel blijken dat deze
kan verschillen.
Verkleinwoorden worden Standaardnederlands, in ieder geval zoals
gesproken en eveneens in het Zuid-Hollands graag
gebruikt. De vormen die ze in het Zuid-Hollands aannemen, zijn echter niet
Standaardnederlands zijn ook onderling verschillend.
In het schema hieronder worden vier systemen met elkaar vergeleken:
het Standaardnederlandse (SN), het Oud-Beierlandse (OB), het Vlaardingse
(VL) en het Katwijkse (KW).
verkleinwoorden
(N.B. Voor het Katwijks wordt alleen het meervoud vermeld omdat het
enkelvoud gelijk is aan dat van de standaardtaal. Bij een lange klinker moet
ook aan een tweeklank worden gedacht. Met e na korte klinker
plus m, n. I, r kamm-etje -echie -etje -etjies
kann-etje -echie -etje -etjies
veil-etje -echie -etje -etjies
sterr-etje -echie -etje -etjies
na ng ring-etje -(n)chie -etje -etjies
na lange klinker
of sjwa + m boom-pje -pie -pie pies
bezem-pje pie pie -pies
76
Stand aard nederlandse na korte klinker
plus m, n, I, r
na ng
na lange klinker
of sjwa + m
SN
kammkannetje
veil-etje
sterr-etje
ring-etje
boom-pje
bezem-pje
OB Vl
echie etje etjies
-etjies
-echie -etje nlchie --pie -
woorgivorweiv
na klinker
+ n, r
na klinker
na na na p, b, f, k, g
na
na -eling
tjies
tiles
-tjies
chie
-tiles
chie
-tje -tjies
pot-je -jie
-je -jies
hand-je -jie
-je -jies
zus-je -jie
-je -ies
larnp-je -ie
-ie -ies
half-je -ie
-ie ies
haak-je -le -ie ies
daag-je -ie
-ie -ies
kettin-kje -kie
-kie -kies
wandeling-etje -etjie
-etje etjles
mogelijk alles wat opmerkenswaard is, in het schema te verwerken.
paar aanvullingen:
1. Als een zelfstandig naamwoord op t en krijgen we het achtervoegsel
dat achter s, of kassie, lift lifje, liffie,
knechie. hemdje),
hempie.
2. die uitgaan op geen
Dat komt omdat er vaak twee achtervoegsels
mogelijk zijn. Vergelijk standaardtaal zowel als is het achtervoegsel
bij de grondwoorden op dan echter niet treden
met een tussen-sjwa op na verdwijnt: borrechie/borretje, paard parechie/paretje
sprookje over paretje schijtgeld), kaart paretje,
77
klinker
sjwa + n, I, r
t, s
P. k. -Ing
WDDrdvorHUlthaan-
tjle
koffertie touw-tje handlampIe
tjies
tje tjies
tjles
-les
-les
etJe -etj/es
verwerken.
st, ft of cht uitgaat, vervalt de (die in
f ch past: kast - kasje, kasjie, kassie, lift - lifje, liffie,
hempie.
opgenomen. zijn. krijgen. weggetje. wechie. karetje. na lange klinker
of sjwa + n. I. r
na klinker
na t. d
na s
na P. b. f. k. g
na -ing
na -eling
WDDrvorHUlt<
SN OB
haan-tje -tjie
zaal-tje -tjie
koffer-tje -tjie
ei-tje -ehie
touw-tje -eh ie
pot-je -jie
hand-je -jie
zus-je -jie
lamp-je -ie
half-je -ie
haak-je -ie
daag-je -ie
kettin -kje -kie
wandeling-etje -etjie
VL KW mv_
-tje -tjies
-tje -tjies
-tje -tjies
-tje -tjies
-tje -tjies
-je -jies
-je -jies
-je -ies
-ie -ies
-ie -ies
-ie -ies
-ie -ies
-kie -kies
-etje -etj ies
Het bleek niet mogelijk alles wat opmerkenswaard is, in het schema te verwerken_
Vandaar nog een paar aanvullingen:
L de standaardtaal nog wel geschreven wordt) en krijgen we het achtervoegsel
lijje, knecht - knechje, knechie. Vergelijk ook hemd - hempje (geschreven hemdje),
hempie_
2_ Van de zelfstandige naamwoorden die uitgaan op b, is in het schema geen
voorbeeld opgenomen_ Dat komt omdat er vaak twee achtervoegsels
zijn_ Vergelijk slab, dat in de standaardtaal als verkleinwoord
slabje slabbetje kan krijgen_ In het Oud-Beierlands is het achtervoegsel
meestal -echie: slabbechie, maar bij krib krijgen we krippie. Die
variatie vinden we ook bij de grondwoorden op g: wegje, weggetje_ Het
Oud-Beierlands heeft dan echter niet weggechie maar wechie_ Verder treden
er vormen met een tussen-sjwa op na rd of rt, waarbij de d of de t
bord - borrechie/borretje, paard - parechie/paretje (denk aan het
paret je schijtgeld), kaart - karechie/karetje_ Borretje, paret je,
77
Zuiet-Hollaiuis
zijn echter geen standaardtaal, evenmin als uit Meer incidentele gevallen met een
tussen-sjwa zijn bijvoorbeeld nog na plus l: (draai er het nog rond), na plus na e)
plus p: poppetje (naast popje), na plus In de beide laatste gevallen kan de
tussen-sjwa teruggaan op de
sjwa waarop oudtijds het grondwoord eindigde. Vergelijk het Middelnederlandse
Het Oud-Beierlandse systeem zouden we het consequente ie-systeem kunnen
noemen: steeds komt in het achtervoegsel de klinker voor. We vinden
dit met soms een enkele afwijking (bijvoorbeeld van op de eilanden en in de waarden
(maar niet op Voorne) en verder
in het oosten van Holland noordelijk tot in Aalsmeer. Zelfs in Kralingen, nu
soms ook weer met
een enkele afwijking, in de provincie Utrecht voor, vooral in het zuiden en
westen ervan. De stad Utrecht is daarbij inbegrepen. Kaart 6 geeft een
indruk van de geografische spreiding. Er is op te zien dat ook buiten het zojuist
omschreven gebied voorkomt.
systeem is waarschijnlijk oudste (zij het dat in
sommige vormen al de waarden de eilanden
(maar ook op Voorne) is door reductie geworden. Dat is blijkbaar
pas daarna meervoud gebeurd. In het
Katwijkse systeem, waarmee het Scheveningse in hoge mate overeenkomt, is
het meervoud bewaard. In de
meervoud als in het enkelvoud. Het
laat weer een verdere ontwilckeling zien waarbij na d). systeem
uitzondering van de eilanden (minus Voorne), de
kustplaatsen. Het kan als modern
systeem worden beschouwd. Oud-Beierland en Katwijk plus
re) Zuid-Hollands.
78
zuUt-HDlUuuJs
karetje als hemmetje hemdetje.
tussen-zijn bijvoorbeeld nog na ie
1: wieletje het wieletje eris oe m: bloemetje,
d (in het Oud-Beierlands):
beddechie. sjwa teruggaan op de
eindigde. Vergelijk Middelnederlandse
bedde, poppe.
we het consequente ie-systeem kunnen
in het achtervoegsel de klinker ie ie-systeem, een enkele afwijking (bijvoorbeeld
-tie in plaats
-tjie), en in de waarden (maar niet op Voorne) en verder
van Holland noordelijk tot in Aalsmeer. Zelfs in Kralingen, een deel van Rotterdam,
kwam het voor. Het komt ook, soms ook weer met
het zuiden en
stad Utrecht is daarbij inbegrepen. Kaart Er te zien dat -jie een enkele keer
het zojuist omschreven gebied voorkomt.
Het Oud-Beierlandse systeem is waarschijnlijk het oudste (zij het dat in
j ontbreekt). Buiten de waarden en de eilanden
is -jie -je is blijkbaar
eerst in het enkelvoud en pas daarna in het meervoud gebeurd. In het
mate overeenkomt, is
-jie (soms -ie geworden) namelijk nog in het meervoud bewaard. In de
standaardtaal vinden we -je zowel in het meervoud als in het enkelvoud. Het
Vlaardingse systeem laat weer een verdere ontwikkeling zien waarbij -je
tot -ie is geworden. Dit gebeurde echter niet na t (of dl. Het is het systeem
van Zuid-Holland met uitzondering van de eilanden (minus Voorne), de
waarden en de beide genoemde kustplaatsen. Het kan als het modern
Zuid-Hollandse systeem worden beschouwd. Oud-Beierland en Katwijk plus
Scheveningen vertegenwoordigen dan het oude(re) Zuid-Hollands.
woordvormeiv
Kaart op Jo Daan (zie bibliografie), blz. 15.
5.2 lidwoorden
naamwoorden die het Standaardnederlands Afwijkingen
de eilanden en waarden gaan. Ze moeten
worden Oud-Beierlands
Brabants doet denken. In
Standaardnederlands de verbuiging
mannelijke en vrouwelijke woorden. (Alleen
komt het te voorschijn.
is die vrouw? zij is
Oud-Beierlands verschil vrouwelijk.
enkelvoud krijgt het bijvoeglijk een woord dat met een klinker of met een
hemell, grbbten dbien hbgen niet een
79
WDDrtttJrHUJf,
6. Verkleinwoorden op -jie. Uit: Jo Daan en K. Heeroma (zie bibliografie), blz. 15.
Bijvoeglijke naamwoorden en lidwoorden
De verbuiging van de bijvoeglijke naamwoorden komt in het Zuid-Hollands
over het algemeen met die van het overeen. Afwijkingen
verschijnen wanneer we naar de eilanden en waarden gaan. Ze moeten
wel als oud Zuid-Hollands beschouwd. Voor het wordt een verbuiging beschreven die
ons aan het Brabants doet denken. In
het en het overige Zuid-Hollands bestaat in de verbuiging
geen verschil meer tussen mannelijke en vrouwelijke woorden. (Alleen
bij de zogeheten voornaamwoordelijke aanduiding komt het te voorschijn.
Vergelijk wat is er met die man? hij is ziek en wat is er met die vrouw? zij is
ziek.) In het is er nog wel tussen mannelijk en vrouwelijk.
In het mannelijk enkelvoud krijgt het bijvoeglijk naamwoord -en
wanneer het gevolgd wordt door een woord dat met een klinker of met een
h, b, d of t begint: een groten appel, goeien hemel!, een grten baas, een
dien diender, een hgen toren. Een verschil in geslacht dus. Maar niet een
zuld-Hollands
verschil in naamval: vergelijk ligt daar een groten appel (= onderwerp), groten
appel (= lijdend voorwerp). Ook hier dus weer een duidelijke
regelmaat. Ook bij het bepaalde lidwoord kunnen we deze n-vormen
nog terugvinden (vooral bij mannelijke woorden): Dergelijke vormen worden behalve
in Oud-Beierland ook verder in het zuiden en oosten van de provincie
gehoord (maar niet op Voorne-Putten). Voor Giessendam-Hardinxveld vond
ik de volgende zin genoteerd: keuvele. Heel vroeger moeten ze nog verder
voorgekomen
zijn. Zo vinden we bijvoorbeeld in de Katwijkse gelijkenis `tegen de hemel'. Voor
het oude Dordts vond ik ook verschil vermeld bij het
onbepaalde lidwoord: en met het mannelijke stoel
en het vrouwelijke Bij onzijdige woorden komen nog resten van oude datieven (derde
naamvallen)
voor. Sommige ervan kunnen nog vaak worden gehoord. Ze kunnen
zeker niet als oud Zuid-Hollands worden gekarakteriseerd. Als oud-Vlaardinger
heb ik ze moeten afleren: Doordat we hier met oude datieven te maken hebben, vinden
we hier niet maar Denk aan het Duits: Lichte.
De uitdrukking de donker (vergelijk de hierboven staande zin uit
Giessendam-Hardinxveld) hoort hier niet thuis omdat vroeger ook
niet-onzijdig kon voorkomen.
Bij de trappen van vergelijking is vermeldenswaard dat er nogal eens stapeling
optreedt: Misschien een wat emotionele
vorm waarmee men de ergernis over een (te) sterke toename wil uitdrukken.
Een sterk vergrotende trap dus?
5.3 Bij de voornaamwoorden beperken we ons vooral tot de persoonlijke en
bezittelijke. Wat de betrekkelijke voornaamwoorden betreft merk ik op dat
in het Zuid-Hollands, ook in zijn moderne vorm, vaak w-vormen in plaats
van d-vormen worden gebruikt: vergelijk bijvoorbeeld het boek wat ik
heb. In de standaardtaal wordt dit nog als fout aangemerkt, hoewel
het in gesproken taal al schering en inslag is. Voor Amsterdam worden zelfs
al zinnen als vermeld. Vanaf de Middeleeuwen
8o
er ligt daar een groten appel (= ik
zie daar een groten appel (= duidelijke
we deze n-vormen
in den angst, om den hals,
in den brand, voor den dorst, in den top. vormen zuiden en oosten van de provincie
op Putten). Voor op een zachten aovend in d'n donker onder d'n
boom gezelleg zitte keuvele. in de Katwijkse gelijkenis teuge den hemel
'tegen Voor het oude daar staat ne stoel en 'n tafel, stoel
tafel.
woorden naamvallen)
worden gekarakteriseerd. Als oud-Vlaardinger
ze afleren: ga 's eve uit de licht, hij zit voor de raam, ze
staat in de midde. datieven te maken hebben, vinden
het de. das Licht, aus dem Lichte.
we zitte in de donker omdat donker vergelijking er nogal eens stapeling
alles wordt steeds duurderder. de ergernis over een (te) sterke toename wil
uitdrukken.
dus?
Voornaamwoorden
beperken we ons vooral tot de persoonlijke en
merk ik op dat
Zuid-Hollands, ook in zijn moderne vorm, vaak w-vormen in plaats
worden gebruikt: vergelijk bijvoorbeeld het boek wat ik
gekocht heb. wordt dit nog als fout aangemerkt, hoewel
in gesproken taal al schering en inslag is. Voor Amsterdam worden zelfs
als de jongen wie dat gedaan heeft Middeleeuwen
80
woordvormen,
is er een verandering gaande van d- naar w-vormen. Een oude d-vorm kun
je nog in Katwijk horen: dat nou die brbdwinkel is, dat haat aandelijk de
brak ewweest`wat nu die broodwinkel is, dat is eigenlijk de barak geweest'.
Verder wordt in het (moderne) Zuid-Hollands altijd waaraan, waarvan
enzovoort gebruikt, ook wanneer er sprake is van personen: de jongen waaraan
ik dat boek gegeven heb. De wat kunstmatige regel in de standaardtaal
houdt in dat het in dat geval aan wie moet zijn. Waaraan, waarvan enzovoort
voor personen komen overigens ook zeer frequent in de gesproken
taal van standaardsprekers voor. Een oud-Hollandse vorm is wies (Katwijkse
voorbeelden zijn: van wwies benne die hoede?, wwies zag ik daer? de manne
wwies hoede daer hinge). Oude aanwijzende voornaamwoorden vond ik vermeld
voor Oud-Beierland: den dieje, den deuze, Katwijk: gunt (dut
kind en gunt kind). Een voorbeeld van een oud-Hollands onbepaald voornaamwoord
is sommigte `sommige'. voornaamwoorden
van het type z'n eige Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
Zuid-Hollands vaak geen vormverschil meer bestaat tussen
worden ze hier in n paragraaf
genomen. om voornaamwoorden
de dag komen wanneer ze v66r de persoonsvorm
Met een sterke
vorm bedoeld die bij nadruk wordt gebruikt, met een zwakke
die zonder nadruk wordt gebruikt. De sterke vormen worden
overigens praktisch alleen voor
stoelen zul je, bij nadruk, niet gauw vragen:
moet hij naar de keuken en hij naar de gang? moet die
naar de keuken en die naar de gang? n' iet zijn zitting moet opnieuw worden
bekleed. de
zitting ervan moet opnieuw worden bekleed de zitting moet
worden bekleed. voorwerpsvorm zijn vormen
bedoeld. De voorwerpsvorm
81
WDDY~YIfUIt,
in Katwijk horen: brdwinkel ewweest 'is, dat is eigenlijk de barak geweest'.
wordt in Zuid-Hollands altijd gebruikt, ook wanneer er sprake is van personen:
waaraan
dat boek gegeven heb. regel in de standaardtaal
dat in dat geval enzovoort
komen overigens ook zeer frequent in de gesproken
voor. Een oud-zijn: benne die hoede?, zag ik daer? manne
vond ik vermeld
Oud-deuze, en voor Katwijk: kind). voornaamwoord
'sommige'. Voor de wederkerende voornaamwoorden
eige zie hoofdstuk 2.
voornaamwoorden
Omdat er in het Zuid-Hollands vaak geen vormverschil meer bestaat tussen
persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden, worden ze hier in n paragraaf
bij elkaar genomen. We kijken om te beginnen naar die voornaamwoorden
zoals ze voor de dag komen wanneer ze vr de persoonsvorm
staan. Maar eerst maak ik een paar inleidende opmerkingen. Met een sterke
vorm is een vorm bedoeld die bij nadruk wordt gebruikt, met een zwakke
vorm een vorm die zonder nadruk wordt gebruikt. De sterke vormen worden
net als de bezittelijke voornaamwoorden overigens praktisch alleen voor
personen gebruikt. Over twee stoelen zul je, bij nadruk, niet gauw vragen:
naar Je zult eerder vragen: de En van een stoel zul je ook ~iet gauw
zeggen: moet opnieuw worden bekleed. Je zult eerder zeggen: ervan moet opnieuw
worden bekleed of kortweg: opnieuw worden bekleed. Met onderwerpsvorm en
voorwerpsvorm zijn vormen
van het persoonlijk voornaamwoord bedoeld. De voorwerpsvorm
wordt ook na voorzetsel gebruikt. De hieronder genoemde vormen moeten
tenzij anders aangegeven, als modern Zuid-Hollands worden beschouwd.
81
zuid-iiolleutels
1 e persoon enkelvoud. Naast de onderwerpsvorm ik komt niet alleen een
zwakke vorm `maar ook een versterkte vorm voor. Deze vorm wordt
alleen gebruikt als kort antwoord op een vraag: Ikke niet! Tussen de voorwerpsvorm
en het bezittelijk voornaamwoord
bestaat geen verschil. De sterke vorm is mijn, de zwakke is dat is me boek.
le persoon meervoud. Naast de onderwerpsvorm komt als zwakke
vorm we voor. Verder komen voor (voorwerpsvorm, bezittelijk voornaamwoord)
en (verbogen vorm van het bezittelijk voornaamwoord).
persoon enkelvoud niet-beleefdheid. Net als bij de eerste persoon hebben
we maar met twee verschillen te maken, tussen de sterke en de zwakke
vorm en tussen onderwerpsvorm aan de ene en voorwerpsvorm en bezittelijk
aan de andere kant: Standaardnederlandse
tussen <jouw> beantwoordt
nauwelijks een verschil in uitspraak.)
persoon meervoud niet-beleefdheid. Hier hebben we maar met n
vorm te maken: wel als zwakke
vorm gebruikt. Het Katwijks nog de oude jollie een nogal open 6) vorm hier hebben
we maar met n vorm te
aan het Standaardnederlandse spellingverschil
<Overigens is vanuit de standaardtaal
is beleefd zijn, dan kon
indirecte aanspreekvorm gebruiken: zijn uwe.
mannelijk. sterke en als zwalcke bezittelijk dat is zijn boek, voorwerpsvorm
de zin: 't en het bezittelijk voornaamwoord
is ze boek. Overigens kan in het Oud-
Beierlands voornaamwoord
zijn: weer ander) 82
zui, Ho/JawJ
- le onderwerpsvorm 'k ikke antwoord op een vraag: wil je dan ook meegaan?
het bezittelijk voornaamwoord
me: dat boek is
van mijn, dat is mijn boek; hij heeft me niet gezien, dat is me boek.
- persoon meervoud. Naast de onderwerpsvorm wij zwakke
ons voornaamwoord)
onze het bezittelijk voornaamwoord).
- 2e hebben
twee verschillen te maken, tussen de sterke en de zwakke
onderwerpsvorm aan de ene en voorwerpsvorm en bezittelijk
voornaamwoord aan de andere kant: jij, je; jou, je. (Aan het Standaardnederlandse
spellingverschil tussen <jou> en <jouw> beantwoordt
uitspraak.)
- 2e niet-beleefdheid. Hier hebben we maar met n
maken: jullie. In plaats daarvan wordt echter ook wel als zwakke
je heeft klankvariant jol/ie (met
) en daarnaast ook nog de oude vorm jelui.
- 2e persoon beleefdheid. Ook hier hebben we maar met n vorm te
maken: u. (Ook nu beantwoordt aan het Standaardnederlandse spellingverschil
<u> - <uw> nauwelijks een verschil in uitspraak.) Overigens is u
geen oorspronkelijk Zuid-Hollands maar een vorm die vanuit de standaardtaal
daarin is binnengedrongen. Wilde men beleefd zijn, dan kon
men de indirecte aanspreekvorm gebruiken: wil moeder nog koffie? Heel
ouderwetse vormen zijn uwe, uwes en uw.
- 3e persoon enkelvoud mannelijk. Hij komt als sterke en als zwakke vorm
voor. Ook hier kunnen voorwerpsvorm en bezittelijk voornaamwoord
overeenkomen: dat boek is van zijn, dat is zijn boek, maar de voorwerpsvorm
is meestal hem. Voor Aalsmeer vond ik zijn ook als subjectsvorm
vermeld. Het staat dan wel achteraan in de zin: maar 't geld heb zijn. Bij
weinig nadruk zijn de voorwerpsvorm en het bezittelijk voornaamwoord
verschillend: ik heb 'm gezien; dat is ze boek. OudBeierlands
bij nadruk hem, in de vorm hum, ook bezittelijk voornaamwoord
zijn: hij trok hum jas weer oit (namelijk die van een ander) in z'n
82
Wooreivorkiten,
aige jas an. Dit hum moet wel als een oude vorm worden beschouwd.
3e persoon enkelvoud vrouwelijk. De onderwerpsvormen zijn zij (sterk)
en ze (zwak). Overeenkomst tussen voorwerpsvorm en bezittelijk voornaamwoord
hebben we in haar (soms nog in een oude klankvariant heur)
(sterk) en (d)'r (zwak): ik haar nog gezien, dat is haar boek; ik heb cr niet
meer gezien, dat is d'r boek. Naast de voorwerpsvorm `r komt echter ook ze
voor: ik heb ze niet meer gezien.
3e persoon enkelvoud onzijdig. De onderwerpsvormen zijn het (sterk) en
't (zwak). Laatstgenoemde vorm kan ook voorwerpsvorm zijn: ik heb 't
nog gezien. Het kan ik me als zodanig moeilijk voorstellen. In toepassing
op bijvoorbeeld een kind zul je dan eerder hem of haar gebruiken. En zo
zal het bij het bezittelijk voornaamwoord ook eerder zijn of haar zijn, of
in toepassing op dingen: ervan. Vergelijk ook aan hem/haar of eraan in
plaats van aan 't.
3e persoon meervoud. Als onderwerpsvormen komen evenals in de standaardtaal
zij (sterk) en ze (zwak) voor. Maar naast zij is er nog een variatie
aan andere vormen: hun, hullie, zullie, hunnie. Deze vormen komen ook
als sterke voorwerpsvorm en bezittelijk voornaamwoord voor met daarnaast
nog d'rlui. De zwakke voorwerpsvorm is ze, maar daarnaast komt
ook wel (d)'r voor: ik heb `r nog gezien. Deze vorm is door reductie ontstaan
uit haar (heur), dat vroeger meervoudsvorm was. Het kan, naast
hun, ook de zwalcke vorm van het bezittelijk voornaamwoord zijn: dat zijn
d'r jasse.
De oudste onderwerpsvorm na zij is zullie. Deze vorm is ontstaan uit zijlieden
en is daarom te vergelijken met jullie jijlieden (of joulieden). De
vorm hullie, hunlieden, is van voorwerpsvorm ook, wat je wel vaker ziet
gebeuren, onderwerpsvorm geworden. De moderne onderwerpsvorm hun
zeggen...) moet tegen de achtergrond van hullie worden begrepen. We
moeten denken aan dialectsprekers die hullie niet alleen als voorwerps- maar
ook als onderwerpsvorm standaardtaal spreken,
in bepaalde gevallen aan hun beantwoordt. Niet
correct vervangen ze dan ook de onderwerpsvorm hullie door hun. Hunnie
lijkt me een compromisvorm te zijn, tussen hun en hullie.
Sommige lezers zullen misschien de vorm hen gemist hebben. Het verschil
zoals we dat uit de standaardtaal kennen, is door 17eeeuwse
grammatici kunstmatig ingevoerd. De schrijftaal-`reger luidt: hun als
83
worden beschouwd.
- vrouwelijk. zijn en bezittelijk voornaamwoord
boek; 'r is d'r boek. 'echter ook niet meer gezien.
- zijn zijn: toepassing
- evenals de standaardtaal
hunnie. voor met daarnaast
'ontstaan
was. kan, naast
zwakke vorm zijn: na zijlieden
te uit ofjoulieden ). uit ook, wat je wel vaker ziet
(hun zeggen ... ) van We
aan dialectsprekers die gebruiken. Als ze proberen te spreken,
weten ze dat hullie de onderwerpsvorm zijn, verschil
tussen hen en hun 17 eeeuwse
ingevoerd. De schrijftaal-'regel' luidt:
zuid-Hollaateis
derde naamval, hen als vierde naamval en na een voorzetsel. In de gewone
gesproken taal hoort men alleen maar hun, maar soms wordt hypercorrect
alleen gezegd of geschreven. is in ieder geval een vorm die we voor
het Zuid-Hollands kunnen verwaarlozen.
Het Zuid-Hollands blijkt er weer een eigen systeem op na te houden. Het
meest opvallende erin is dat er een duidelijke tendens is dezelfde vormen te
hebben in voorwerpsfunctie en als bezittelijk voornaamwoord. In de eerste
persoon is er, afgezien van de verbogen vorm onze, geen verschil, evenmin
als in de tweede persoon, waar het ook in de standaardtaal niet voorkomt.
In het enkelvoud vrouwelijk lijkt het ook in die richting te gaan: voor mij
`r gebruikelijker dan Voor het meervoud valt te wijzen op en voor de derde persoon
mannelijk op maar vooral in die persoon zijn er nog verschillende vormen voor de
voorwerpsfunctie
als bezittelijk voornaamwoord.
paragraaf: soms een van de standaardtaal
na 'clan': In plaats van wordt in het Katwijks wel gezegd
andere of achter een verbindingswoord
elkaar nodig te
de term staan, besproken. De niet besproken vormen zijn gelijk
besproken hebben. Overigens kunnen
weleens de enclise optreden.
groot aantal gevallen
als wilt, mik-ie
prullemand. Rotterdamse spotzinnetje: 84
ZuU-HDIJaNM
men alleen maar wordt hypercorrect
hen geschreven. Hen die we voor
kunnen verwaarlozen.
blijkt er eigen systeem op na te houden. Het
erin is dat er een duidelijke tendens is dezelfde vormen te
voorwerpsfunctie en als bezittelijk voornaamwoord. In de eerste
is er, waar ook in de standaardtaal niet voorkomt.
vrouwelijk lijkt het ook in die richting te gaan: voor mij
althans is 'ze. hun,
hullie enzovoort en op (d)'r mannelijk op zijn,
zijn er nog verschillende vormen voor de voorwerpsfunctie
en als bezittelijk voornaamwoord.
Tot slot van deze paragraaf: we vinden soms een van de standaardtaal
afwijkend gebruik. Bekend is het gebruik van de objectsvorm na as dan': hij
is groter as mijn. da's van mij het Katwijks gezegd
da's mijn.
Enclitische voornaamwoorden
Persoonlijke en ook bezittelijke voornaamwoorden kunnen een andere vorm
krijgen wanneer ze achter de persoonsvorm of achter een verbindingswoord
staaan. Met het laatste is een woord bedoeld, bijvoorbeeld een voegwoord,
dat zinnen met elkaar verbindt. Om niet telkens te veel woorden nodig te
hebben, duiden we deze positie met de term enclise aan. Voornaamwoorden
die in die positie staan, worden enclitisch gebruikt. Hieronder wordt een
aantal enclitische vormen besproken. De niet besproken vormen zijn gelijk
aan de zwakke vormen die we hierboven besproken hebben. Overigens kunnen
de enclitische vormen ook weleens buiten de enclise optreden.
2e persoon enkelvoud
Als het voornaamwoord je in enclise staat, is het in een groot aantal gevallen
tot ie (soms jie) geworden. Vergelijk een zin als az-ie het kwijt wilt, mik-ie
het maar in de prulIemand. Of het bekende Rotterdamse spotzinnetje: az-ie
wooreivormtem,
valt, dan leg-ie. En vergelijk verder: kom-ie ook? heb-ie dat vaak? was-ie je
haar wel vaak genoeg? Je is geen ie geworden wanneer in de voorafgaande
lettergreep een stomme e zit: luister-je? en niet luister-ie? Verder ook niet na
d of t: hoe braad-je dat vlees? weet-je En na een sjwa: vergelijk, in de
zwakke verleden tijd, maakte-je dat zelf? Na een klinker (tweeklank) kan het
wisselen: hou-je/hou-ie nog van me? Na een is het twijfelachtig: graag, zoen-ie
graag? Dit loopt praktisch helemaal parallel met wat we bij de
verkleinwoorden gezien hebben: daar vindt de verandering van in evenmin
na t plaats. Het loopt ook parallel met de verandering van (spreek uit: garaazje)
in garazie. Het gaat hier dus om een algemene klankverandering
die niet lukraak in haar werk gaat maar aan bepaalde voorwaarden
is gebonden. Ze leidt ook tot leuke hypercorrecties als spinazie,
``Maar niet alleen in als bezittelijk wat,
morrege niet goed, drink-ie koppie es uit. Interessant
is het eerste zinnetje als we dat vergelijken met nog wel is, als gevolg
t er oorspronkelijk dat verspreid
veel plaatsen voor. Voor Rotterdam werd er in In Rotterdam had
meer gevallen een vaste plaats veroverd dan in
zich vooral vanuit Rotterdam verspreid. Het
het Schevenings en het Katwijks evenals in meer noordelijk
(authentieke) Amsterdams en
boven het IJ.
(enkelvoud, mannelijk) zijn: bakt-ie nog brood? ik geloof dat-ie daar graag
Er de tegenwoordige tijd van
geen gevaar van verwarring met 85
leg-ook? vaak? was-ie je
genoeg? de voorafgaande
vlees? 't nog? sjwa: de
dat zelf? kan het
nog me? n zoen-je
praktisch helemaal parallel met wat we bij de
hebben: daar de verandering van je ie evenmin
parallel de verandering garage
algemene klankverandering
niet lukraak in haar werk gaat maar aan bepaalde voorwaarden
Ze leidt ook tot leuke hypercorrecties als spinaazje 'spinazie',
porsje 'portie' en typjes 'typisch'.
je als onderwerpsvorm kan dus in ie veranderen, ook je
als voorwerpsvorm of als bezittelijk voornaamwoord: hij geef-ie nog wel wat,
ik wach-ie morrege wel op, je was-ie niet goed, drink-ie koppie es uit. Interessant
als we dat vergelijken met ik gev-ie dat nog wel of
gev-ie ook wat? We zien dat in geef-ie een stemloze f te horen is, als gevolg
van de uitgangs-t die er oorspronkelijk stond.
Op kaartje 7 is te zien dat (j)ie voor je over heel Zuid-Holland verspreid
voorkomt. Blijkens de gelijkenissen kwam enclitisch -ie in de negentiende
eeuw al op veel plaatsen voor. Voor Rotterdam werd er in 1943 een artikel
aan gewijd, halverwege de jaren dertig voor Voorschoten. In Rotterdam had
-ie in die jaren al in veel meer gevallen een vaste plaats veroverd dan in
Voorschoten. Mogelijk heeft het zich vooral vanuit Rotterdam verspreid. Het
ontbreekt nog in het Schevenings en het Katwijks evenals in meer noordelijk
gesproken dialecten als het Aalsmeers en het (authentieke) Amsterdams en
het Noord-Hollands boven het IJ.
3e persoon enkelvoud
Enclitisch ie kan ook derde persoon (enkelvoud, mannelijk) zijn: mot-ie niet
naar huis? baadt-ie regelmatig? bakt-ie nog brood? ik geloof dat-ie daar graag
is. Die ie kan een rest zijn van het oude voornaamwoord hi, in modern
Nederlands hij (maar zie beneden). Er bestaat in de tegenwoordige tijd van
het werkwoord geen gevaar van verwarring met ie voor je. Ten eerste komt
zuil-ttollands
7 . Enclitisch -jie. Uit: Jo Daan en Heeroma (zie blz. 17.
dat na t of een d niet voor: mot-ie, baadt-ie, dat-ie kunnen dus niet als `mot
je, baad je, dat je' worden begrepen. Ten tweede verhindert in een vorm als
bak-tie de t dat we aan een tweede persoon gaan denken: die zou immers
bak-ie moeten luiden. Ook in de verleden tijd is er geen kans op verwarring:
kwam-je vinden we in het Zuid-Hollands als kwam-ie terug, kwam-hij als
kwam-die. Evenmin na een verbindingswoord als waarom: wil weten)
waarom-ie/waarom-die dat deed. Vergelijk ook nog waar lag-ie/lag-tie? waarnaar
keek-ie/keek-tie? was-ie/was-tie z'n handen wel goed? In deze vormen
zien we -die of door assimilatie -tie optreden.
Vroeger, zoals we nog in de gelijkenissen vinden, kon het enclitisch voornaamwoord
van de derde persoon nog in alle gevallen -ie zijn: ie
lwam-hir, `waarom-hir, ie leek-hir, (was-hir, lag-hir. Deze vormen konden verward
worden met vormen met enclitisch ie van de tweede persoon. Een uitzondering hierop
is in de tweede
persoon werd (en wordt) daarin een stemhebbende (zachte) g uitgesproken,
in de derde was dat een stemloze (harde): De vormen met Kaart 7. K. Heeroma (zie
bibliografie), blz. 17.
niet als 'begrepen. Ten in een vorm als
Hollands als (ik deed. waarnaar
ie/was-tie z'n handen wel goed? het enclitisch voornaamwoord
van de derde persoon nog in alle gevallen kwam-ie
'kwam-hij', waarom-ie 'hij', keek-ie 'keek-hij', was-ie 'hij', lag-ie
vormen (en wordt) was een stemloze (harde): lach-ie. -die (-tie)
86
ZuUl-HoliAHA&
gaan denken: die zou immers
Ook in de verleden tijd is er geen kans op verwarring:
als weten)
assimilatie 'lag-hij'. Deze konden verward worden met vormen met enclitisch -
hierop is lag-ie: daarin een stemhebbende (zachte) guitgesproken,
woordvorweiv
zijn in plaats van die met -ie gekomen. In de gelijkenissen treffen we ze al
aan, naast nog die met het oude -ie. Dat -die lijkt wel aanwijzend voornaamwoord
te zijn. De verklaring kan zijn dat een vorm als komtie `verkeerd' werd
begrepen, niet als komt-ie maar als komt-die wat in uitspraak niet verschilt
van komt-ie. Dat gebeurde naar het voorbeeld van komt die man, dat immers
achter elkaar uitgesproken als komtie man klinkt. De vorm werd dus
opgevat als een variant van hij in de enclise en zo kwam het tot kwamdie en
tot de andere genoemde vormen. Datzelfde hoor je ook duidelijk in
(toen) maakte-die (iets nieuws) en het zit ook heel duidelijk in ziek?) waarin de t
niet van het werkwoord kan zijn (vergelijk Ook
voor vormen als mot-ie, baadt-ie, bakt-ie, dat-ie (zie boven) zouden we nu
aan enclitisch kunnen denken: bakt-tie, Dat
nieuwe -die ontbreekt nog in het authentieke Amsterdams. Het komt wel in
het Schevenings, Katwijks en Aalsmeers voor, evenals in de standaardtaal.
Hoe moeten we nu de historische verhouding tussen (2e persoon) en
-die (3e persoon) zien? Was eerst er en ontstond om verwarring te
voorkomen? Of was eerst -die er en kon -ie daardoor zonder kans op verwarring
ontstaan? Standaardnederlands, Schevenings, Katwijks, Aalsmeers
met maar zonder wijzen op de tweede mogelijkheid. Een argument
kan verder zijn dat ook voorkomt in die gevallen waarin er geen kans
op verwarring bestond. Vergelijk ie?, wat maakte je met (met stemloze g = ch) en
(met een overgangs-n). Maar ook
in die gevallen komt nu voor: tie?, wat Ik hoop dat ook uit de beschrijving van de
enclitische vormen van de
tweede en de derde persoon weer duidelijk geworden is dat het Zuid-
Hollands niet een verzameling fouten is maar dat het een volwaardige taalvariteit
met een eigen regelmaat is.
I e persoon meervoud
Als enclitisch voornaamwoord in de 1 e persoon meervoud komt voor:
nou hope me maar dat... Dit is ontstaan uit -n-we: de werkwoordsvorm
ging oorspronkelijk immers op n uit. Dit is weer een geval van assimilatie:
de m is net als de n een neusklank en net als de w een klank die met de
lippen wordt gevormd.
87
gelijkenissen treffen we ze al
voornaamwoord
dat een vorm als 'verkeerd' -die genoemde vormen. Datzelfde -die is-tie (nog
zijn (vergelijk hij is). als -die mot-tie, baadt-tie, dat-tie. het authentieke
Amsterdams. Het komt wel in
tussen -ie zien? Was eerst -ie -die kans op verwarring
Standaardnederlands, Schevenings, Katwijks, Aalsmeers
-die -ie -die in die gevallen waarin er geen kans
bestond. Vergelijk waar lag-ie?, wat waar lag-ie?
eh) wat maakte-n-ie? ook
-die waar lag-tie?, wat maakte-die?
ook uit de beschrijving van de enclitische vormen van de
weer ZuidHollands
een verzameling fouten is maar dat het een volwaardige taalvariteit
met een eigen regelmaat is.
1 de Ie komt -me en dat ... me werkwoordsvorm
op is weer een geval assimilatie:
als de net als de ween klank die met de
gevormd.
zitid-Hollands
5.4 Werkwoorden
zwakke werkwoorden
Bekend uit het Standaardnederlands is het onderscheid tussen sterke en
zwakke werkwoorden. Dat onderscheid vinden we uiteraard ook in het
Zuid-Hollands terug, maar er zijn wat verschillen:
1.Er zijn nogal wat werkwoorden die in het Standaardnederlands sterk zijn
maar in het Zuid-Hollands zwak of althans zwak kimnen zijn. Zeer algemeen
is Heel vaak komt alleen de
verleden tijd zwak voor. Een bekend voorbeeld daarvan is gevare. Voor het Oud-
Beierlands worden hele reeksen van dergelijke werkwoorden
opgesomd: 'ruiken' enzovoort
Soms gaat zwalcke of sterke vervoeging met betekenisverschil gepaard.
Zo wordt in het Katwijks chouden' zowel sterk als zwak vervoegd.
Zwak is het vooral in de betekenis `een zware inspanning leveren om iets
vast te houden, met geweld stevig vasthouden': In de
gewone betekenis is het sterk: Deze Oud-Beierlandse en
Katwijkse voorbeelden zijn wel als oud Zuid-Hollands te beschouwen.
2. Het komt omgekeerd ook weleens voor dat een werkwoord in het Standaardnederlands
zwak is maar in het (oude) Zuid-Hollands sterk. Een
voorbeeld daarvan is 3. De sterke werkwoorden hebben in het Zuid-Hollands soms
andere vormen
dan in het Standaardnederlands. Zeer algemeen is het verschijnsel
dat wanneer de verleden tijd enkelvoud een korte et heeft, die ook in het
meervoud wordt aangetroffen. kwamme; enzovoort. Deze vormen zijn in het moderne
Zuid-Hollands nog schering
en inslag.
Er bestaan nog meer verschillen tussen het Zuid-Hollands en het
Standaardnederlands,
te veel om op te sommen. Ik beperk me tot een paar opvallende
vormen. Voorzover deze duidelijk modern Zuid-Hollands zijn, wordt dat in
ieder geval vermeld. (Van klankverschillen binnen het Zuid-Hollands zien
we hierbij af. Voor het werkwoorden van het type zie hoofdstuk 4.)
Sterke en zwakke werkwoorden
is het onderscheid tussen sterke en
werkwoorden. Dat het
terug, maar er zijn wat verschillen:
1. sterk zijn
Zuid-Hollands zwak of althans zwak kunnen zijn. Zeer algemeen
bidde: bidde, gebid (hebbe-me al gebid?). is vare: vaarde,
worden hele reeksen van dergelijke werkwoorden
berge, stele, wege, drijve, roike zwakke of gepaard.
Katwijks hauwe 'houden' als zwak vervoegd.
de betekenis 'leveren om iets
met geweld stevig hauwde, gehauwd. hieuw, ehauwe. voorbeelden te beschouwen.
Standaardnederlands
het (oude) Zuid-Hollands sterk. Een
is erve: orf, georve.
Hollands soms andere voro
men in het Standaardnederlands. Zeer algemeen is het verschijnsel
aangetroffen: kwam, kwam me; gaf, gavve; mag, magge
Zuid-Hollands nog schering
en het Standaardnederlands,
me tot een paar opvallende
duidelijk modern Hollands zien
sturve 88
Woordporsteiv
Deze werkwoorden hebben elkaar beinvloed, hetgeen
blijkt uit de verleden tijden ervan: ging, gong; hing, hong; sting, stong;
ving, vong.
hebbe. Bij dit werkwoord wijkt vaak de 3e persoon enkelvoud in de tegenwoordige
tijd af: hij het of (denk aan klok). Modern Zuid-
Hollands is Dit werkwoord heeft zowel de betekenis lunnen' als `kennen'. Vanuit
de standaardtaal wordt dan afkeurend geformuleerd dat de beide werkwoorden
worden (in beide betekenissen zijn (meestal) Naast bijvoorbeeld hoort men ook wel
hem niet. Al deze vormen zijn schering en inslag in het
moderne Zuid-Hollands. Een oude vorm vinden we in Katwijk: kozze in
plaats van liggen' als (leggen' betekenen. Ook nu is
het afkeurende oordeel dat de beide werkwoorden worden verward. De
stamtijden in beide betekenissen zijn lee(stamtijden hierbij zijn: bij een oo
Deze
oo bij Op de stamklinker volgt altijd
of lipmedeklinker. Bij komen
Verder komen nog op
manier met het hulpwerkwoord een zogeheten irrealis: niet gebeurd. van een
irrealis, conwerkelijkheid'
mar ik ben er
is het wel gebeurd'. ook de
het type binne `verleden tijd tijd in 89
gaan, hange, staan, vange. hebben elkaar benvloed, hetgeen
de verleden tijden ervan: vong.
de 3e tegenwoordige
tijd af: heit negen heit de klok). ZuidHollands
hij heb(t).
kenne. zowel de betekenis 'kunnen' als 'kennen'. Vanuit
werkwoorden
worden 'verward'. De stamtijden in beide betekenissen zijn kon;
gekend. ik ken ik kan: ik
kan dat niet, ik kan hem niet. inslag in het
Een oude vorm vinden we in Katwijk: konne.
legge. Dit werkwoord kan zowel 'liggen' als 'leggen' betekenen. Ook nu is
dat de beide werkwoorden worden verward. De
modern Zuid-Hollandse stamtijden in beide betekenissen zijn lag, gelege.
Oud-Hollandse vormen zijn (hij) leit (tegenwoordige tijd) en lei(e), lee (je)
(verleden tijd).
rake. De oude stamtijden hierbij zijn: rocht - gerocht. Deze komen overeen
met brocht - gebrocht bij brenge en docht - gedocht denke.
slaan. Hierbij kan in de stamtijden een 00 voorkomen: sloog, gesloge. 00 komt ook
voor bij drage, jage, vrage, roepe. altijd
een verhemelte- oflipmedeklinker. Bij slaan en drage (ook wel drege) ook vormen met
ee voor: sleeg, geslege; gedrege. gedroege,
gejoege, gesloege, gevroege voor.
weze. Dit werkwoord wordt in het, ook moderne, Zuid-Hollands nog op
de oude manier met het hulpwerkwoord hebbe vervoegd: ik heb er nooit
geweest. Dit hebbe treedt vooral op bij een zogeheten irrealis: had ik er maar
geweest, dan was het niet gebeurd. Dat er hier van een irrealis, 'onwerkelijkheid'
wordt gesproken, wordt duidelijk uit de omschrijving: 'maar ik ben er
niet geweest, dus is het wel gebeurd'. Van dit werkwoord moeten ook de
meervoudsvormen van het type (wij) bin ne enzovoort worden genoemd.
worre 'worden'. Hierbij komt een oude verleden tijd wier voor.
zegge. Hierbij komt een ei (vergelijk de verleden tijd zei) ook in (hij) zeit
(tegenwoordige tijd) en in gezeid voor. In de verleden tijd kan ook een ee
zaid-ttoliandc
voorkomen: zee. Laatstgenoemde vorm is zeker ook modern Zuid-Hollands.
Uitgangen en achtervoegsels
Een bekend verschijnsel is dat de eerste persoon enkelvoud tegenwoordige
tijd op een t kan uitgaan: ik maakt wijs: doet 't nou maar). Het is zo hardnekkig
dat Zuid-Hollanders het moeilijk
kwijtraken wanneer ze de standaardtaal proberen te spreken. Op de lagere
school waarop ik zat, werd de meester niet moe ons voor te houden: ik
lust geen t (helaas bevat /ust een t die `mag'). Het is, ten eerste. een
begrijpelijk
verschijnsel: de eerste persoon op t is ontstaan naar analogie van de
Het resultaat mooie enkelvoudsvorm
meervoudsvorm krijgt: maakt make. een merkwaardig verschijnsel omdat we in
hoofdstuk dat
slot-t tot een
mooi resultaat, namelijk een algemene enkelvoudsvorm zonder t: ik/jij/hij
maak. de van de
t en de t-deletie. En eigenlijk ook nog een
waardoor t toegevoegd.
optreedt, zullen we die er
plaatsvindt, krijgen in alledrie
t gedeleerd eerst de
zonder t eerste Zo
maak maakt heen. In de
zonder -t: ga ik?
t Zuid-Hollands verschijnsel.
en hij komt
gelijkenissen (Den Briel, Dordrecht, Woubrugge, Zandvoort).
In Katwijk nog steeds. In Scheveningen komt hij
indruk is dat het gebruik ervan van zuid naar
vorm kon vooral in de enclise bij eenlettergrepige
doen-ik, gaan-ik, staan-ik, slaanik,
zien-ik, laan-ik ( In de de n is hij naar Deze vor-
zuid HDtuuJ,
(hij) Hollands.
Uitgangen en achtervoegsels
enkelvoud tegenwoordige
t (vergelijk trouwens ook de gebiedende
doet't nou moeilijk
spreken. Op de lagere
ons voor te houden: geen t lust t 'eerste. een begrijpelijk
op t tweede en derde persoon. Het resultaat is dat je n mooie enkelvoudsvorm
tegenover n meervoudsvorm krijgt: - Het is, ten tweede, ook
hoofdstuk 4 gezien hebben dat
Zuid-Hollanders ook graag de weglaten. Die t-deletie leidt ook tot een
resultaat, zonder t: Hier doorkruisen elkaar dus twee processen: de veralgemening
van de
t in het enkelvoud (de analogie) en de t-deletie. En eigenlijk ook nog een
derde: de paragoge (zie hoofdstuk 4) waardoor een op het eind wordt toegevoegd.
Omdat de paragoge nogal incidenteel optreedt, zullen we die er
verder buiten laten. Als eerst de analogie plaatsvindt, krijgen we in alledrie
de personen een die dan vervolgens gedeleerd kan worden. Vindt eerst de
deletie plaats, dan krijgen we in alledrie de personen een vorm zonder die
vervolgens hersteld kan worden (hypercorrect ook in de eerste persoon). Zo
krijgen we dus zowel als door het hele enkelvoud heen. In de
enclise krijgen we altijd een vorm zonder De eerste persoon op is zeker een modern
Zuid-Hollands verschijnsel.
Toch wordt hij al voor het Oud-Beierlands van 1896 genoemd en hij komt
ook al in de gelijkenissen voor (Den BrieI, Dordrecht, Woubrugge, Zandvoort).
In Katwijk ontbreekt hij echter nog steeds. In Scheveningen komt hij
in ieder geval wl voor. De indruk is dat het gebruik ervan van zuid naar
noord afneemt. De Oud-Hollandse vorm kon vooral in de enclise bij eenlettergrepige
werkwoorden op een n uitgaan: slaanik,
verder ook 'ik laat'. In de eerste drie vormen is de al heel
oud; in de andere vormen is hij naar analogie terecht gekomen. Deze vor-
90
woordvormen,
men worden nog vaak in Amsterdam gehoord. Denk aan het bekende boekje
van Albert Mol: ik? Maar je hoort ze ook in het Schevenings: wat
non? `wat zie ik nu?' (met de oude vorm non voor `nu'). Bij de werkwoorden
in kwestie vinden we ook meervouden als doene, gane, stane, slane,
lane, vooral weer in de enclise: doene-me enzovoort. De vele werkwoordsvormen
die al op een stomme uitgingen, bijvoorbeeld zijn hier het voorbeeld geweest.
Het achtervoegsel van de zwakke verleden tijd is over het algemeen of dat van het
verleden deelwoord of -t, zoals in het Standaardnederlands.
In het Katwijks en het Schevenings komen echter ook -ede en -ed
voor, wanneer namelijk de stam op een t of een d eindigt: zettede, meldede;
emelded. in de middelste of in de slotlettergreep die
Middelnederlands is in die vormen
nog bewaard gebleven. Vroeger moeten deze vormen meer verspreid
ervan is dat er in het meervoud nog verschil
te horen is tussen de tegenwoordige en de verleden tijd: vergelijk Katwijks
met Standaardnederlands en als de stam op een d of een t eindigt. In de
vinden we
choorde Deze verleden Schouwen-
Duiveland.
is dat enclitisch
de werkwoordsvorm terecht tussen de stam
is voor (belde hij?'. De oorsprong
een Middelnederlandse vorm als wildehi. Omdat
eens achter gevoegd: klemtonen ritmisch prettiger
deelwoord
Zuid-Hollands meestal het voorvoegsel
vinden voorvoegsel
emaekt`als bij-
91
WDDrdvorJlUlf/
nog vaak in Amsterdam gehoord. Denk aan het bekende boekje
Wat sien ik? in het Schevenings: zien-ik non? 'vorm 'Bij werkwoorden
kwestie we ook meervouden als ziene, lane, de enclise: De vele werkwoordsvormen
een stomme e make
(make-me), geweest.
de zwakke tijd is over het algemeen -te
-de, -d het Standaardnederlands.
meldede;
ezetted, emelded. De stomme e of in de slotlettergreep die
heel vroeger regel was (Middelnederlands makede, gemaket), vormen
bewaard gebleven. Vroeger deze vormen meer verspreid
voorgekomen zijn. Het voordeel ervan is dat er in het meervoud nog verschil
is tussen de tegenwoordige en de verleden tijd: vergelijk Katwijks
we melde en we meldede we melden we
meldden. Opmerkelijk zijn Oud-Beierlandse vormen als hij pratende. Ze
komen vooral weer voor wanneer de stam op een t gelijkenis zoals die voor het
Voornse dorp de Tinte is opgetekend, vinden we
hooren-d-i 'hoorde hij'. Deze verleden tijden zijn ook bekend van
SchouwenDuiveland.
Een zeer merkwaardig verschijnsel bij de zwakke verleden tijd is dat enclitisch
die midden in de werkwoordsvorm terecht kan komen, tussen de stam
en de uitgang in. Een voorbeeld is beldiede? 'hij?: ligt misschien in een
Middelnederlandse vorm als wildi uit wildehi. het achtervoegsel (-de) daarin
onzichtbaar was geworden, werd dat voor de
duidelijkheid er nog eens achter gevoegd: wildi(e)de. Een andere verklaring
is dat beldiede door de andere verdeling van de klemtonen ritmisch prettiger
verloopt dan beldedie.
Het verleden deelwoord
Het verleden deelwoord heeft in het Zuid-Hollands meestal het voorvoegsel
ge-. Onder andere in het Katwijks vinden we echter nog het oudere voorvoegsel
-e: ik heb 't emaekt 'ik heb het gemaakt'. Als het deelwoord als bij-
91
zuid-tfolleutds
voeglijk naamwoord wordt gebruikt, krijgt het in zo'n -e-dialect meestal ongeskore
Ook kan het voorvoegsel helemaal
ontbreken: vis. Regel is dat bij werkwoorden op als je passeerd Het lijkt ook het
geval te zijn bij beurd, maar hier mist het
werkwoord zelf het voorvoegsel: Oorspronkelijk
moet het algemene voorvoegsel in Zuid-Holland geweest zijn. Het kwam
in de achttiende eeuw nog bij boeren in de omgeving van Haarlem voor
(blijkens (gezond', dat overigens een bijvoeglijk naamwoord is) en
rond 1880 is het gehoord in het Westlandse dorp Terheide (evochten). Bij
optekeningen ergens tussen 1950 en 1962 kwam het in dit dorp echter niet
meer voor.
De manieren waarop in het Zuid-Hollands nieuwe woorden worden
over het algemeen met het Standaardnederlands overeen.
een s Standaardnederlands
veels verders... achtervoegsels vaak ongunstigs
dat het geval. zijn vormingen
hangeles, zageles cdeksel, zaagsel'. s /
achtervoegsel gewisseld, een geval van metathesis.
92
zuiA, HDI.JNtd&
zo'n -e-dialect meestal ge-:
gezwore kammeraes, ongeskore was ik. bakke vis. -eren: de dijk
was. het geval te zijn bij voorvoegsel: wat beure mot, dat beurt. -e in Zuid-
Holland geweest zijn. Het kwam
omgeving van Haarlem ezongd 'gezond', dat is) en
gehoord in het Westlandse dorp Terheide 1962 kwam dit dorp echter niet
5.5 Woordvorming
Zuid-Hollands nieuwe woorden worden
gevormd, komen over het algemeen met het Standaardnederlands overeen.
Wel vinden we bij bijwoorden nogal eens een die in het Standaardnederlands
ontbreekt: vee/s te groot, en verders ... Ook heeft het Zuid-Hollands een
zekere voorkeur voor de achtervoegsels -igheid en -erig: slechtigheid, dofferig.
In het Standaardnederlands geven die achtervoegsels vaak iets ongunstigs
aan het woord, in het Zuid-Hollands is dat niet het geval. Oud zijn vormingen
als dekkeles, hangeles, zageles voor 'deksel, hengsel, zaagsel'. De 5 en de I
hebben in dit achtervoegsel gewisseld, een geval van metathesis.
92
6. Zinspormait
Ook in de zinsbouw verschilt het Zuid-Hollands van het Standaardnederlands,
al zijn de verschillen lang niet zo groot en talrijk als tussen de vlaamse
of de noordoostelijke dialecten (Gronings, Drents enzovoort) en het
Standaardnederlands.
Ook nu zal weer blijken dat het Zuid-Hollands er zijn
eigen grammatica op na houdt.
Ik laat eerst aan de hand van de zinnen (1) tot en met (5) zien dat we
bepaalde zinsconstructies of volgordes van het Zuid-Hollands niet in
maar wel in standaardtaal terugvinden. Ik geef de zinnen
in de notering van de standaardtaal:
(1) hij zei (dat) hij wilde in de winkel een boek kopen
(2) dat boek ben ik toch zo blij mee
dat boek, daar ben ik toch zo blij mee
(4) die jongen, die zei tegen me dat ik weg moest gaan
(5) hij zei tegen me dat ik weg moest gaan, die jongen
In zin (1) hebben we een voorbeeld van een bijzin waarvan het inleidende
voegwoord kan weggelaten worden en die de woordvolgorde van een hoofdzin
heeft. In zin (2) hoort het zinsdeel logisch achteraan te staan: bhj dat boek. Het
is naar voren gehaald, maar het voorzetsel
met heeft aangenomen) is achteraan blijven staan.
het Standaardnederlands,
en talrijk als tussen de vlaamse
en het Standaardnederlands.
zal weer Zuid-Hollands er zijn
zinnen (1) tot en met (5) zien dat we
in
geschreven gesproken terugvinden. Ik geef de zinnen
van de standaardtaal:
zo (3) ik toch zo blij ik we inleidende
hoofdzin
het zinsdeel dat boek te staan: ik
ben toch zo blij met dat boek. maar het voorzetsel
met (dat de gedaante van mee is achteraan blijven staan.
93
z uid-Hollands
Daarom wordt er wel gezegd dat het voorzetsel gestrand is. In plaats van zin
vaak (horen. Ook nu staat vooraan, maar
het wordt als het ware herhaald door middel van daar. In beide gevallen
hebben we te maken met wat we een schijnwerperconstructie zouden kunnen
noemen: dat boek is uit de zin gelicht en vooropgeplaatst om er het volle
in zin (4) waarin
Het omgekeerde hebben
(5): de jongen wordt eerst met aangeduid en als de zin aan zijn
verduidelijkt: die jongen. Het zijn
allemaal zinnen die je zoals gezegd gemakkelijk ook in gesproken standaardtaal
mogen.
(6) tot en met (22) zijn echter ook in het gesproken Standaardnederlands
de zinsbouw en niet om de klanken
tenzij anders aangeduid, zoveel als mogelijk
is, in standaardtaalnotering.
geen brief meer van hem gekregen
ic sal scriven no lesen cik zal kunnen
lezen'
ik en is `denk dat hij niet zuiver is'
ik gelf jaer was cik dat ik negen jaar
(altijd) eerst de ramen zemen
(11) hij precies heeft
we maar hem gauw nog eens op het toneel zullen
1)hebben
lang a(1)te kopen
was jae-ik
't nog heuge dat `r 'n hem
hi motte stlin llite
dat het voorzetsel (2) kun je ook heel vaak zin (3) horen. Ook nu staat dat boek
wat we een schijnwerperconstructie zouden kunnen
er licht op te laten schijnen. Zo'n constructie hebben we ook in zin (4) waarin
die jongen voorop staat en herhaald wordt door die. we in zin (5): de jongen wordt
eerst met hij zin aan zijn
eind is, wordt achteraf dat hij nog eens verduidelijkt: je zoals gezegd gemakkelijk
ook in gesproken standaardtaal
kunt horen, maar die op papier beslist niet mogen.
De zinnen (6) tot en met (22) zijn echter ook in het gesproken Standaardnederlands
niet geoorloofd. Omdat het om de zinsbouw en niet om de klanken
gaat, geef ik ook deze zinnen, tenzij anders aangeduid, zoveel als mogelijk
(6) ik heb nooit geen brief meer van hem gekregen
(7) Middelnederlands: ie en sal moghen scriven no lesen 'ik zal kunnen
schrijven noch lezen'
(8) Katwijks: ik zie dat-ie iet zuiver en is 'ik denk dat hij niet zuiver is'
(9) Katwijks: ik geloOf dat-'k nege jaer en was 'ik geloof dat ik negen jaar
was'
(10) en dan deden we (altijd) eerst de ramen zemen
ll) ik weet niet wat of hij precies bedoeld heeft
(12) en nu hopen we maar datte-me hem gauw nog eens op het toneel zullen
zien
(13) ik weet niet ware-me dat gelaten hebben
(14) kijke die paarde eens hard lope
(15) ik kon wel aan haar horen a(l)s dat ze heel graag dat boeltje wou hebben
(16) en daar blijf ik net zo lang a(l)s dat Gerrit komt
(17) die tijd gebruiken we voor boodschappen te kopen
(18) Katwijks: was je daer al mr eweest? w-jae-ik
(19) Katwijks: mag jou now nog heuge dat 'r tol was? b-jae-'t
(20) ik zal naar hem toe gaan en praten eens met hem
(21) Katwijks: dat hi veranderd worde motte
(22) Schevenings: je mot zegge das-se die spulle motte stiin lHte
94
zinstromen,
Zin (6) is een voorbeeld van de dubbele ontkenning die in de standaardtaal
ten strengste wordt afgekeurd: immers, is de redenering: min maal min is
plus. Er staat dus het omgekeerde van wat er bedoeld wordt. Althans dat
meent men. Maar je mag taal niet met de wetten van de logica beoordelen.
Er is sprake van n ontkenning, die alleen tweemaal wordt uitgedrukt. Dat
dat tweemaal of zelfs meerdere keren gebeurt, is in vele talen, onder andere
in het Pools, het Tsjechisch, het Hongaars maar ook in het oude Nederlands,
een heel gewoon verschijnsel. Eigenlijk is het Zuid-Hollands normaler dan
het in dit opzicht nogal kunstmatige Standaardnederlands. Een voorbeeld
uit het Middelnederlands is zin De twee ontkennende woordjes daarin
zijn en en no. Van het ontkennende en vinden we in het Katwijks nog resten
terug. Vergelijk hiervoor zin (8) waarin iet als `niet) moet worden begrepen.
De dubbele ontkenning zit hier in een bijzin (dat-ie...) en dat is de enige
soort zin waarin ze in het Katwijks nog kan voorkomen. Dat de Katwijkers
op een gegeven moment het gevoel voor het ontkennende en zijn kwijtgeraakt,
blijkt uit zin (9) waarin het woordje en niets meer te betekenen heeft.
Zin (10) geeft een voorbeeld van een bijzonder gebruik van het werkwoord
doen. Doen wordt dan een soort hulpwerkwoord. wordt het
omschrijvende doen genoemd: deden zemen omschrijft als het ware de enkele
werkwoordsvorm zeemden. Het wordt vooral (maar zeker niet altijd)
gebruikt wanneer er van een gewoontehandeling sprake is. Let op de toevoeging
altijd. Voor de Krimpenerwaard wordt vermeld dat het ook bij een aansporing
gebruikt wordt: doe je koffie opdrinken.
In zin (11) valt ons het woordje of op dat in de standaardtaal als 'overbodig'
niet wordt toegelaten. Het geeft echter nog eens precies aan dat we
met een zogeheten afhankelijke vraag te maken hebben: wat of hij... Ook zin
(12) laat een verschijnsel zien dat met het begin van de bijzin te maken
heeft. De laatste tijd is er nogal veel over geschreven. Het betreft de vervoeging
van een verbindingswoord, in dit geval het voegwoord dat: datte. Dat
het ook een ander verbindingswoord kan zijn, laat zin (13) zien: ware. Wat
zou erachter kunnen zitten? Het is bekend dat het onderwerp bepaalt hoe de
daarbij horende persoonsvorm eruit ziet. In de taalkunde heet dit congruentie.
meervoud hoort een
persoonsvorm in het enkelvoud danwel het meervoud. Vergelijk de man
zingen. In een zin als (12) staan het onderwerp we en de
zoals in een bijzin gebruikelijk is, een eind van elkaar.
is de dubbele ontkenning die in de standaardtaal
afgekeurd: maal min is
het omgekeerde van wat er bedoeld wordt. Althans dat
Maar je mag taal niet met de wetten van de logica beoordelen.
alleen Dat
is in vele onder andere
oude Nederlands,
het dan
dit opzicht nogal kunstmatige Standaardnederlands. Een voorbeeld
Middelnederlands is zin (7). Katwijks waarin 'niet' zit hier in een bijzin ie ... )
waarin ze in het Katwijks nog kan voorkomen. Dat de Katwijkers
kwijtgeraakt,
(waarin het woordje heeft.
een bijzonder gebruik van het werkwoord
hulpwerkwoord. Het als ware de enkele
(maar zeker niet altijd)
er van een gewoontehandeling sprake is. Let op de toevoeging
ook bij een aansporing
wordt: woordje de standaardtaal als 'overbodig'
toegelaten. Het geeft echter nog eens precies aan dat we
hebben: hij ... het begin van de bijzin te maken
is nogal veel over geschreven. Het betreft de vervoeging
dit geval het voegwoord verbindingswoord kan zijn, laat zin (13) zien: zitten? Het
is bekend dat het onderwerp bepaalt hoe de
ziet. de taalkunde heet dit congruentie.
Bij een onderwerp in het enkelvoud danwel het meervoud hoort een
het enkelvoud danwel het meervoud. Vergelijk zingt, de mannen zingen. persoonsvorm
zullen is, eind van elkaar.
95
zua- Holland(
Er staan zeven woorden tussen en het kunnen er met gemak nog heel wat
meer zijn. Het lijkt erop dat het onderwerp ongeduldig is en niet op de
persoonsvorm
kan wachten en alvast het ernaast staande voegwoord van een
meervoudsstempel voorziet. Wat hiertegen pleit is dat het verbindingswoord
ook vervoegd wordt wanneer de persoonsvorm onmiddellijk volgt: vergelijk
ik wist niet ware ze ware. Maar je zou kunnen zeggen dat ook hier onderwerp
en persoonsvorm ver van elkaar afstaan. Alleen is ditmaal de ruimte
tussen deze beide zinsdelen niet met woorden opgevuld. In ieder geval hebben
we hier een interessant verschijnsel dat in allerlei vormen in veel dialecten
voorkomt. Zin (14) laat zien dat niet alleen een verbindingswoord maar
ook een gebiedende wijs vervoegd kan worden: kijke in plaats van kijk. Dan
nog twee zinnen, (15) en (16), met een van de standaardtaal afwijkend
verbindingswoord
(voegwoord), namelijk In (15) treedt het op in de
betekenis 'de' en in (16) in de betekenis `totdat'. Beide zinnen zijn aan het
Aalsmeers ontleend. Ook zin (17) bevat zo'n voegwoord, namelijk voor in
plaats van om. Dit voor kan overigens in grote delen van het taalgebied
gehoord worden.
In de Katwijkse zinnen (18) en (19) vinden we een oude manier van antwoorden:
na of volgt er een persoonlijk voornaamwoord
dat verwijst naar het onderwerp van de vraag. In beide zinnen is de / van
wel weggeassimileerd, in zin (19) is w tot b geworden. Resten leven voort in
en vormen die nog tamelijk verspreid voorkomen.
In zin (20) treft ons een vreemde woordvolgorde: in het tweede deel van
de zin staat praten niet achteraan maar voorop. We hebben hier een zin die
voor het (oude) Katwijks is genoteerd en dus eigenlijk in de Katwijkse spelling
genoteerd had moeten worden. We hebben hier een rest van een volg-
6rde die vroeger veel vaker, ook buiten Katwijk, moet zijn voorgekomen.
Een rest is misschien de (ook verouderde?) uitdrukking: wat ik wil en
jokken niet. Ook in het Katwijks is deze volgorde bezig te verdwijnen. Bij een
onderzoek bleek dat hij er voor de oudste informanten nog mee door kon;
van de allerjongste informanten keurde niemand hem meer goed.
De zinnen (21) en (22) bevatten eveneens volgordes die we in de standaardtaal
niet zo gauw zullen aantreffen. In plaats van (21) vinden we daar
of dat had moeten worde' n veranderd, in
(22) laten staan. De volgordes, die ik ook
voor het Aalsmeers gevonden heb, doen nogal noordelijk, zelfs Fries aan.
96
er met gemak nog heel wat
de persoonsvorm
wachten en alvast het ernaast staande voegwoord van een
pleit is dat het verbindingswoord
persoonsvorm onmiddellijk volgt: vergelijk
niet ware ze ware. onderwerp
ver van elkaar afstaan. Alleen is ditmaal de ruimte
met woorden opgevuld. In ieder geval hebben
verschijnsel dat in allerlei vormen in veel dialecten
(14) laat zien dat niet alleen een verbindingswoord maar
wijs kan worden: (16), met een van de standaardtaal afwijkend verbindingswoord
(voegwoord), a(l)sdat. in de
dat' en in (16) in de betekenis 'totdat'. Beide zinnen zijn aan het
(17) bevat zo'n voegwoord, namelijk het taalgebied
van antwoorden:
(wel)ja (wel)nee van de vraag. In beide zinnen is de I van
weggeassfmileerd, beljaat belneet, treft ons een vreemde woordvolgorde: in het
tweede deel van
voorop. een zin die
(oude) Katwijks is genoteerd en dus eigenlijk in de Katwijkse spelling
moeten worden. We hebben hier een rest van een volgorde
Katwijk, moet zijn voorgekomen.
uitdrukking: zeggen niet. Katwijks Bij informanten nog mee door kon;
keurde niemand hem meer goed.
en (22) bevatten eveneens volgordes die we in de standaardtaal
zo gauw zullen aantreffen. In plaats van (21) vinden we daar
dat had veranderd moeten worden wordim plaats van (22) dat ze die spullen moeten
laten staan. heb, doen nogal noordelijk, zelfs Fries aan.
Zistsvorsten,
Misschien gaan ze terug op het Fries dat in de vroege Middeleeuwen in
Noord-Holland en langs de Zuid-Hollandse kust gesproken kan zijn.
Tot dusver hebben we voorbeelden gezien van verschijnselen die een
(tamelijk) grote verspreiding hebben of gehad hebben en soms zelfs als algemene
spreektaal mogen worden beschouwd. Is er geen verschijnsel te noemen
dat tot het Zuid-Hollands beperkt blijft? Dat is moeilijk te vinden. Er is
wel een verschijnsel dat ook buiten Zuid-Holland voorkomt, vooral in Westfriesland,
maar dat toch wel als typisch Zuid-Hollands mag worden bestempeld.
Het komt in diverse plattelandsgebieden voor: in het Westland, in de
buurt van Pijnacker, bij de Oude Rijn. Merkwaardig genoeg ontbreekt het in
de steden. Bedoeld is een heel speciaal gebruik van het kleine woordje weer, dan ga
ik naar strand
weer is, dan ga ik naar het strand
slecht weer, dan ga ik naar het strand
de plaats van gebruikt: (voorwaarde
weer is, dan ga ik naar het strand'. In de
dialecten kan (concessief (van `toegeving')
het geval zin `als je verwachten dat ik niet naar het strand ga maar dan ga ik
andere leraren te vuur en te zwaard
echter zeer oude papieren: in het Middelnederlands
voorbeelden van vinden. Voor de hedendaagse verspreiding binnen
Zuid-Holland zie kaart 8.
97
Fries Middeleeuwen in
en langs de Zuid-Hollandse kust gesproken kan zijn.
gezien van verschijnselen die een
soms zelfs als algemene
Is verschijnsel noemen
het Zuid-Hollands beperkt blijft? moeilijk te vinden. Er is
Zuid-Holland voorkomt, vooral in Westfriesland,
bestempeld.
in diverse plattelandsgebieden voor: in het Westland, in de
Pijnacker, Rijn. Merkwaardig ontbreekt het in
heel speciaal gebruik kleine woordje al
zoals in zin (23).
(23) al is het morgen mooi weer, dan ga ik naar het strand
(24) als het morgen mooi weer is, dan ga ik naar het strand
(25) al is het morgen slecht weer, dan ga ik naar het strand
Dat woordje staat hier in de plaats van als: zin (23) betekent dus hetzelfde
als zin (24). Al is hier voorwaardelijk (conditioneel) gebruikt: 'als de voorwaarde
vervuld is dat het mooi weer is, dan ga ik naar het strand'. In de
standaardtaal en in de meeste dialecten kan al alleen 'concessief' (van
'toegeving')
worden gebruikt. Dat is het geval in zin (25): 'als het morgen slecht
weer is, dan zou je verwachten dat ik niet naar het strand ga maar dan ga ik
toch'. Het is wel duidelijk dat dat conditionele al in de standaardtaal niet
mag en dat leraren Nederlands en andere leraren het te vuur en te zwaard
bestrijden. Het heeft echter zeer oude papieren: in het Middelnederlands
kun je er al van vinden. Voor de hedendaagse verspreiding binnen
zie kaart 97
1,6* 3.1t,
Ikti
Holkuuts
bibliografie), blz. 163.
98
Zuid-Ho/UuuJ
,~ ".
'" .
~, 7<. .. .'
,~ Kaart 8. Conditioneel al. Uit: Cor van Bree en Jeroen van der Hee (zie
bibliografie), blz. 163.
" "
D
zuUt-HoliAN/
i04

(1<
1'11"
..
~ .
"
~ -
. ,.
,. ' .. '"
,,.
~ " a ,..
w
~
. ~ I
Ie'
~r.~~.~ ~~
!"
.~~
'H
'''' ,. I.~I 1_. I"
7.1 Ter inleiding
Om te beginnen iets over de twee hoofdgroepen waarin we de woorden
kunnen indelen. De eerste groep bestaat uit die woordjes die wel functiewoorden
worden genoemd. Ze hebben van zichzelf slechts weinig betekenis,
maar dienen vooral om relaties binnen de zin aan te geven (voegwoorden en
voorzetsels), of om te verwijzen naar iets wat al genoemd is of in de situatie
aanwezig is (voornaamwoorden). Ook lidwoorden en hulpwerkwoorden
kunnen we ertoe rekenen. Een aantal van deze woorden (voegwoorden,
voornaamwoorden, lidwoorden, hulpwerkwoorden) is al in de vorige hoofdstukken
ter sprake gekomen. De tweede groep is de groep van de inhoudswoorden,
woorden die wl een duidelijke betekenis hebben. Hiertoe behoren
in ieder geval de zelfstandige naamwoorden, de bijvoeglijke naamwoorden
plus de bijwoorden van hoedanigheid (ze zingt goed) en de werkwoorden.
Tussen de inhoudswoorden en functiewoorden bevinden zich dan nog de
overige bijwoorden en de telwoorden. In dit hoofdstuk geef ik eerst nog wat
voorbeelden van woordsoorten die nog niet aan de orde zijn geweest, namelijk
voorzetsels, bijwoorden en telwoorden. Ook de lidwoorden komen nog
een keer ter sprake. Daarna bespreek ik de inhoudswoorden. De inhoudswoorden
vormen een zo grote verzameling dat ik daar zeker honderden
99
7. woorden
Zuid-itollands
voorbeelden van zou kunnen geven. Liever beperk ik me tot een paar voorbeelden
die dan wel vrij uitgebreid aan de orde komen.
7.2 Voorzetsels, bijwoorden, telwoorden, lidwoorden
Afwijkende voorzetsels hebben we in: 'mar huis' en In de zomer'. Dit gebruik van en
afwijkend
voorzetsel hebben we ook in Katwijks `een erg interessant omdat eruit blijkt dat je
hetzelfde woord voor het verleden
als voor de toekomst kunt gebruiken. Vergelijk ook nog strakkies zei strakkies.
(strakkies) is een tijdsaanduiding
caanstonds', ``terwijl wel even doen. zijn: allenig
`alleen). o/daar(chier/iet ``eigenlijle, `even groot als zijn
oude vormingen als
letterlijk ``tweenhalf',
Vergelijk het standaardtalige letterlijk (tweede half'. Ik noem hier verder nog
cander' `lidwoorden zijn zoals in het Standaardnederlands: en in andere combinaties
gebruikt.
van twintig inhoudswoorden. Ik heb
zij niet altijd als typisch
worden beschouwd. Ik heb hierbij ook de eilanden en
recht willen laten komen. Daarnaast heb ik een paar (waarschijnlijk)
Sommige, vooral oudere,
nog kennen, maar bij de jongere
teloorgang van het
vooral in de woordenschat.
1. Been. die ik bij het aanleren van de standaardtaal heb
afleren, (kunnen geven. Liever tot een paar voorbeelden
dan vrij lidwoorden
we in: na huis naar met de zomerdag
'in de zomer'. gebruik na met is zeer algemeen. Een afwijkend
we ook in Katwijks over een week 'een week geleden'. Dit is
voor het verleden
kunt gebruiken. Vergelijk nog straks of strakkies:
je, ik doe het Straks evenals aas(t) 'aanstonds', hoeneer 'wanneer' en terwijl
'onderwijl, intussen':
dat zal ik terwijl wel even doen. Andere afwijkende bijwoorden zijn: al/enig
'alleen'. hier(z)oldaar(z)o 'hier/daar', 'niet' (in Katwijk en Scheveningen),
eindelijk 'eigenlijk', temet 'bijna' in bijvoorbeeld hij is temet even groot als
zijn
vader. Wat de telwoorden betreft, valt te wijzen op oude vormingen als
dord'alf, vierd'alf enzovoort, letterlijk 'derde half, vierde half' voor
'tweenhalf',
'drienhalf' enzovoort. Vergelijk hiervoor het standaardtalige anderhalf
'tweede aar 'ander' en aars 'anders'.
De Zuid-Hollandse lidwoorden zijn zoals in het Standaardnederlands: de,
het een, maar ze worden wel eens in andere combinaties gebruikt.
Vergelijk bijvoorbeeld waar is de zout? en 't ligt misschien op 't zolder.
7.3 Inhoudswoorden
Hieronder behandel ik een selectie van twintig inhoudswoorden. Ik heb
vooral gezocht naar woorden die, zij het niet altijd exclusief, toch als typisch
Zuid-Hollands mogen worden beschouwd. Ik heb hierbij ook de eilanden en
waarden tot hun recht willen laten komen. Daarnaast heb ik een paar
(waarschijnlijk)
locaal beperkte woorden opgenomen. Sommige, vooral oudere,
lezers zullen de besproken woorden misschien nog kennen, maar bij de jongere
lezers zal dat zeker niet meer altijd het geval zijn. De teloorgang van het
oude dialect manifesteert zich vooral in de woordenschat.
1. Been. Een van de dingen die ik bij het aanleren van de standaardtaal heb
moeten afleren, was het woord been in de betekenis 'voet': je zei dan ik heb
100
woorde*
pijn in m'n been terwijl je je voet bedoelde. Dit gebruik is vrij algemeen Hollands
en ook buiten Holland komt het voor. Dit is een voorbeeld van een
interessant verschijnsel, namelijk dat in de woordenschat van verschillende
talen of dialecten het lichaam niet steeds op dezelfde manier wordt ingedeeld.
Zo kan bijvoorbeeld ook in het Pools noga maar ook voor `voet' gebruikt worden,
evenals renka maar ook voor 'arm' wordt gehanteerd. Overigens wordt in plaats van
been
ook vaak het `platte' woord poot 2. Bunzig. In een oud Vlaardings gedicht kwam ik
het tegen in de betekenis
'bang': bunzig in et duister. Het is wel in verband gebracht met de bunzing,
die als een vreesachtig dier geldt. Zelf ken ik ergens bunzig van zijn betekenis
`ergens een afkeer van hebben'. Het woord komt alleen in Zuid-
Holland het westen van Utrecht voor. Zie kaart 9.
3. Deinzer. als we als kinderen
erg druk waren: daar komt een deinzer op. ruzie
en huilen zou uitlopen. Het woord komt zonder twijfel van het werkwoord
deinzen `terugwijken, dus zoiets als `terugslag'
betekenen. In het grote Woordenboek der Nederlandsche Taal teruggevonden. Van
andere plaatsen is het mij niet
dan zou ik dat graag van haar/vernemen.
4. Donig. op wasgoed.
vochtig was en daardoor strak in de wind
ik de zin: me neme dat huis niet, 't is ons vuls te
donig. regene doet 't niet veul maar 't is zuk donig weer.
in ieder geval ook bekend van Katwijk, de Krimpenerwaard en
doon Oud-daarnaast dbemig. afwijkende
ik voor Hendrik Ido Ambacht: een demige bedoening
ceen zitten don deun Scheveningen), die zoveel betekenen als `strak, strak
gespannen'.
deun an Vichtbir. Deun (bijvoorbeeld in Aalsmeer): `zuinig', laten we zeggen van
een
101
W/I/lrMpijn
been Hollands
Holland komt het voor. Dit is een voorbeeld van een
van verschillende
lichaam niet steeds op dezelfde manier wordt ingedeeld.
niet alleen voor 'been'
'worden, evenals niet alleen voor 'hand'
'Overigens wordt in plaats van 'gebruikt.
de betekenis
Zelf ken ik in de
'Het woord ZuidHolland
en het westen van Utrecht voor. Zie kaart 9.
Mijn Vlaardingse moeder gebruikte dit woord als we als kinderen
een op. Ze bedoelde dan dat het op ruzie
uitlopen. Het woord komt zonder twijfel van het werkwoord
'terugwijken, achteruitgaan' en het moet dus zoiets als 'terugslag'
grote Taal heb ik het in
die betekenis echter niet teruggevonden. Van andere plaatsen is het mij niet
bekend. Mocht een lezer het kennen, dan zou ik dat graag van haar/hem vernemen.
Van Vlaardingen ken ik het woord in toepassing op wasgoed.
Bedoeld was dan dat het nog vochtig was en daardoor strak in de wind
stond. Voor Zoetermeer vond ik de zin: huis niet, En voor Aalsmeer: donig weer.
Het woord is in ieder geval ook bekend van Katwijk, de Krimpenerwaard en
Delfland. In de vorm vond ik het woord voor Gouda en Oud-Beierland
vermeld; laatstgenoemde plaats heeft daarnaast ook dnig. Een nogal afwijkende
betekenis vond ik voor Hendrik Ido Ambacht: dnige 'een duffe bedoening'. In de
familie zitten en (Katwijk, het tweede
woord ook Scheveningen), die zoveel betekenen als 'strak, strak gespannen'.
Van Vlaardingen ken ik 'dichtbij'. kan ook gezegd worden van
een persoon (bijvoorbeeld in Aalsmeer): 'zuinig', laten we zeggen van een
101
zuiel-tiollands
persoon die de zaken strak in de hand houdt. Het is ook een Fries woord:
`schriel, gierig, zeer dichtbij'. De oudste betekenis is `strak'. Vanuit die
betekenis
komen we bij `vochtig': als het wasgoed vochtig is, staat het strak gespannen.
Spanning kun je ook in je hoofd hebben. Je bent dan duf in je hoofd en
zo komen we in de buurt van de betekenis van demige 5. (gruzig, groezig, greuzig).
Dit woord betekende oorspronkelijk `vol
gruis' en via `onzindelijk, vuil' en `niet kieskeurig, bijvoorbeeld wat het eten
betreft' komen we bij de betekenis `gretig, gulzig' terecht. In die betekenis is
het een typisch Hollands-Utrechts woord, zoals op kaart 9 te zien is.
Maar het kan ook longerig, goede eetlust hebbende' betekenen en het kon
bijvoorbeeld ook gezegd worden van een meisje dat graag een jongen wilde
hebben of van een hond die in de paartijd naar buiten wil. Ook
een betekenis `wellustig' was mogelijk (Delfland, Gouda, Scheveningen).
A bang, benauwd, afkerig'
Gruizig, 'graag, gretig,
gruizig
0 gruuzig
e e greuzig
Naiisai 6.
inmmanskliLititesmorais
-
1ASMINICZANitinsibliMili1
1WaniEniraiMitililing01:1=1
IPIPMEMENSIL41.
2341M1
.:.v.Nmumuiui.nam.imiaipmt,tirm;T.i g.
MINI IMEIMICFREIHINILIKI
11111111111111PMEIMIEri*TilefiliriM
t11-11t1u1111r11rK1o011m11111m11211i1i11 n
lummiumpaimmiNumumosimili
IMAINEMEN111111111111111111111111111111111111111111111111111
rassmounimeraior, mainti
IWO 5111111111EMMINMerc NO
monsiviminugassimainfirs - maiiiitaszammesimmust.
111111EVIMPIUMINNUMINICAM' nial1111111-Oronvicseran ,-
10111EMILI*Vitlari tivmpri:
mHumoiSO rI nicim61i4la1s1Eq.FpaItp".y Iirgminaa Imo .4, an II
maarrialaniiiiiillti/M111116111[11111110111111111110011111111111111111
9. T 7uidhollandse woorden, in: Taal en Tongval 40, 1988,
'gierig; betekenis is 'strak'. die betekenis
'het strak gespannen.
van de betekenis van oorspronkelijk 'vol
we bij de betekenis 'gretig, gulzig' terecht. In die betekenis is
woord, zoals kaart 9 'hongerig, goede eetlust hebbende' betekenen en het kon
meisje graag een jongen wilde
(Katwijk) naar buiten wil. Ook
'Gouda, Scheveningen).
6 I:='"
~~ V- S ( \
l? 1/ -/ 1/ F;( (
LU I ) I~ I;; f~ [1
A Bunzig,
/ ) f,. 1/' .\f4..~ '-:}
~bang, benauwd. 11'- / I ij. ft '~r,< IA. 1.\
IGruizig, gretig, gUI~ V [,..:1'. ~ \ ~D IJ li
~ 1'\ :,J 6(; ti" ", --- \ 1':') o gruizig r. / ~J
.' / 1\ : i
@ gruuzig i ..' I } k, 1/ ) !
o groezig
1 '" ._- b;:::il'- r'"" fo1..""
a I ~ ft\. :~ ~~ "- j I~." I
"F ~ .-\ '" \ >'. 1"'-1
IJ . v., F. L? .\
b.I Bi IJ l(:j, ~
~ IJ~ t~ '(; ,~" ,~\ ,~ ,
~' [\lil> t"" '")
.L!A I, ~ ... ~ r{ ." I~"~ 1/
... ~ k.:.~ ~~ N ') I'~
It.: [.P p:,r ..,.., ~ ~ I~~:; I;l~ ~,,,,
I,:' rOl f1 ~ l'-' ,. f\,
I? r.-> ,l l- .7' I," "I,"'iitl' L \Vl
~ r;. I.-h I!. 1-: . '{
t\.b ~ f'\, ,( ,'- I I","" t~ Il
Kaart 9, Bunzig en gruizig, Uit: T. van Veen, 'Zuidhollandse woorden; in: Taal en
Tongval 40, 1988,
102
de hand houdt. Het is ook een Fries woord:
een danige bedoening.
Gruizig ''wat het eten
0 gruizig
@ gruuzig
0 groezig
a greuzig
9. gruizig.
Woordeiv
6. Keun. Dit woord is mij binnen Zuid-Holland, in de betekenis leuk"gezellig'
(wat een keun huis, wat een keun feest), alleen bekend van Noordwijk. In
Noord-Holland boven het IJ is het op veel meer plaatsen bekend. Ik vond
het, maar dan met een ui (kuin), vermeld voor de Zaanstreek (fier, parmantig,
knap, netjes, zwierig' en voor Westfriesland `zwierig, parmantig, trots'
(hai is kuin op z'n mooie tuin). In het zeventiende-eeuws kwam het in een
variatie van betekenissen voor. Het is mij goed bekend van een sonnet van
Hooft op de graveerkunst van Anna Roemer Visscher. Tie geestighe
gedroght' (bedoeld zijn de aardig nagebootste vlinders op een wijnglas) 'sit
soo kuin, men zoud het van den roemer knippen'. Het woord is een variant
van koen. We vinden het, onder andere in de genoemde betekenissen, ook in
het Fries terug als kein.
7. Kreen. In het oude Vlaardingen werd het gebruikt in de betekenis lieskeurig':
je kunt bijvoorbeeld kreen op aardappels zijn. Maar ook andere betekenissen
zijn of waren mogelijk: (zindelijk' (Vlaardingen, Giessendam,
Neder-Hardinxveld), `zorg vragend, gezegd van eten', lastig van humeur,
gezegd van een kind' (Oud-Beierland). Voor het Delfland vond ik de volgende
betekenissen: `gevoelig voor ziekte, gezegd van een koe', 'breekbaar'
(gezegd van een glas), Ileinzerig' (gezegd van een mens), `bederfelijk'
(gezegd van eieren). Het is een typisch Zuid-Hollands woord dat zo ongeveer
in de hele provincie en ook wel daarbuiten voorkomt (in de provincie
Utrecht). Zie kaart 10. Omdat we verwante woorden in het Fries en in het
dialectische Engels aantreffen, kunnen we het wel als een kustwoord
beschouwen. Het is verwant met kreunen. Kreunen doe je wanneer je op de
een of andere manier gevoelig bent, en zo komen we gemakkelijk tot de
hierboven vermelde betekenissen. Vergelijk ook de uitdrukking je ergens
(niet) om bekreunen.
8. Leuk. De lezer verbaast er zich misschien over dit woord hier aan te treffen.
Het is immers een van de populairste woorden van het Nederlands. Die
populariteit is niet altijd onbestreden gebleven: in bepaalde, adellijke kringen
werd het nog niet zo heel erg lang geleden, zeker voor een meisje, niet
passend gevond het te gebruiken. Het is verwant met het Engelse
clauw'. Hier vinden we de oorspronkelijke betekenis nog terug,
die via `kalm' (vergelijk nog doodleuk) zich ontwikkelde tot `aardig, grappig'
WOOydelt,
de betekenis 'leuk' 'gezellig'
wat een keun feest), boven het IJ is het op veel meer plaatsen bekend. Ik vond
de Zaanstreek 'parmantig,
Westfriesland 'trots'
mooie in een
van een sonnet van
de graveerkunst van Anna Roemer Visscher. 'Het zijn de aardig nagebootste vlinders
op een wijnglas) 'sit
het van den roemer knippen'. Het woord is een variant
in de genoemde betekenissen, in
als 'kieskeurig':
betekenissen
mogelijk: 'Giessendam,
'gezegd eten', 'lastig van humeur,
Voor het Delfland vond ik de volgende
'gezegd een koe', 'breekbaar'
'kleinzerig' (gezegd van een mens), 'bederfelijk'
woord dat zo ongeveer
(in de provincie
10. we het Fries in het
we het wel als een kustwoord
de
gevoelig en zo komen we gemakkelijk de
betekenissen. Vergelijk bekreunen.
hier aan te treffen.
van het Nederlands. Die
is niet altijd onbestreden gebleven: in bepaalde, adellijke kringen
niet zo heel erg lang geleden, zeker voor een meisje, niet
te gebruiken. Het is verwant met het Engelse
luke(warm) 'lauw'. Hier vinden terug,
''103
O kreen
e krenig
O krten
0
0
o o
t
t.)
zu.id-Hollande
Kaart W.J. Buma, De geschiedenis van het woord kreen; in: Taal en Tongval 12, 1960,
verder tot `aardig, aantrel(kelijk' meisje)
en (prettig, aangenaam' het hier niet leuk). betekenis
`voor Gouda, Katwijk, en Sliedrecht.
in het Gronings 'loos, slim', maar ook `bedaard'. Afwijkende
komen ook bij het Westfriese `zwoel, drukkend, broeierig'.
9. (mezik). vond ik voor Hendrik Ido Ambacht, Oud-
Beierland, de Krimpenerwaard vermeld in de betekenis
het in de vorm
gebieden en plaatsen, en ook verder
ook in de betekenis cvlieg'.
en in West-Brabant komen miezek, miezeke
in de betekenis `onweersbeestje'. het achtervoegsel -eke
we bij woord voor 'mug'.
KREEN
o lereen
e ICrerug
o ieMen
10. Kreen. Uit: W]. Buma, 'De geschiedenis van het woord kreen; in: Taal en Tongval
12, 1960,
betekenissen komen ook bij het Westfriese voor: 'vreemd, zonderling;
Dit woord vond ik voor Hendrik Ido Ambacht, OudBeierland,
in het taalgebied, komt ook voor, maar dan in de betekenis 'vlieg'.
Op Goeree-Overflakkee en in West-Brabant komen ICrE'en
e kren'Q
ICrlen
o
00
.\.~:\.;./~'J..v.r<
--'i ......... ~ ... ..
WJ. kreen: 61-70.
(een leuke opmerking) en nog verder tot 'aardig, aantrekkelijk' (een leuk meisje)
'(ik vind het hier niet leuk). De oude betekenis
'lauw' vond ik nog vermeld voor Gouda, Katwijk, Scheveningen en Sliedrecht.
Met een oe-klank vinden we bijvoorbeeld in het Gronings loek, met
weer andere betekenissen: 'loos, slim', maar ook 'bedaard'. Afwijkende
leuk vervelend, onbestemd; zwoel, drukkend, broeierig'.
9. Mezek (mezik). 's-Gravendeel en de Krimpenerwaard vermeld in de betekenis
'mug'. In de Alblasserwaard en de Vijfherenlanden komt het in de vorm
meuzik of meuzel voor. In de genoemde gebieden en plaatsen, en ook verder
mug mezik, miezek, miezeke
voor in de betekenis 'onweersbeestje'. Als we het achtervoegsel -ek, -ik, -eke
weglaten, komen we bij mezie terecht, een West-Vlaams woord voor 'mug'.
104
woordem,
Er zijn in de Europese talen meer woorden die met een m beginnen en van
mezek, mezie familie moeten zijn, onder andere het Russische en Poolse
mucha. Dat betekent dan echter `vlieg'. De m aan het begin kan klanknabootsend
geweest zijn. Dat bij woorden voor kleine beestjes de betekenissen
kunnen wisselen, is niet verwonderlijk, al was het alleen maar omdat ze
vaak erg op elkaar lijken. Maar er wordt ook bij interlocaal verkeer niet zo
vaak over gesproken en ook dat werkt variatie in de hand.
10.Narretje wippen. In mijn, in Vlaardingen doorgebrachte, jeugd gebruikten
wij dit woord voor een niet helemaal ongevaarlijk spelletje. Als er een
paard-en-wagen voorbijkwam, dan gingen we daarachter hangen om zo een
eindje mee te liften, totdat de voerman er genoeg van kreeg en met zijn
zweep naar achteren sloeg. Ik breng in verband met (sierlijke
slee, getrokken door paarden', zo genoemd omdat het tuig van de paarden
met bellen versierd was, wat aan een narrenpak deed denken. Van de
herkomst van het woord waren we ons blijkbaar niet bewust zodat we het
probleemloos voor een paard-en-wagen gebruikten. (Naast komt
overigens voor: bij de combinatie met kreeg
men het gevoel dat de alleen bij het lidwoord hoorde.)
Met hadden we zo-even, binnen Zuid-Holland, een
typisch Noordwijks woord. Een typisch Katwijks woord is (klemtoon
voorop). Het betekent `onbehoorlijk, lummelachtig, brutaal'. Het kan
ook als zelfstandig naamwoord gebruikt worden: 't Voor de oorsprong kunnen we aan
zeventiende-eeuws verleden
deelwoord van een werkwoord denken. De betekenis was
`bedreven'; in het Katwijks is dat als het ware 'op een verkeerde manier
bedreven' geworden. Die ongunstige betekenis vinden we overigens al terug
bij het Middelnederlandse `geslepen' waarop teruggaat.
Uiteindelijk komen we via het Franse trainer bij het Latijnse `trekken'
terecht. (Vergelijk het Franse 'sleep, trein', dat in het Engels is terechtgekomen
en vanuit het Engels in het Nederlands: Voor het Katwijks
kunnen we uitgaan van een vorm zonder voorvoegsel. Nog steeds worden
daarin van vreemde woorden als bijvoorbeeld verleden deelwoorden
zonder voorvoegsel gevormd: De vorm raakte de op
het eind kwijt. Zo'n kon gemakkelijk verdwijnen en misschien voelde men
105
WDDr~
een m beginnen en van
mezie andere het Russische en Poolse
echter 'klanknabootsend
geweest voor kleine beestjes de betekenissen
wisselen, omdat ze
ook bij interlocaal verkeer niet zo
JO. gebruikten
voor een niet helemaal ongevaarlijk spelletje. Als een
hangen om zo een
de voerman er genoeg van kreeg en met zijn
sloeg. Ik breng narretje narrenslee 'sierlijke
getrokken het tuig van de paarden
narrenpak deed denken. Van de
woord waren we blijkbaar niet bewust zodat we het
gebruikten. (Naast narrenslee arrenslee een (een-narrenslee) gevoel n 11.
Onterjuin. keun Holland, een
Katwijks is onterjuin klemtoon
Het betekent 'lummelachtig, brutaal'. Het kan
worden: is toch zo'n onterjuin, die
jonge. kunnen we aan zeventiende-eeuws geterjuint, verleden
werkwoord terjuinen, 'Katwijks als het ware 'op een verkeerde manier
we overigens al terug
getrahijnt 'geterjuint Franse traner trahere '(Vergelijk Franse train het Engels
is terechtgekomen
het Engels in het Nederlands: trein.) Katwijks
we uitgaan van een vorm zonder voorvoegsel. Nog steeds worden
als bijvoorbeeld proberen deelwoorden
voorvoegsel gevormd: probeerd. terjuint t t 15
ziad-itolleutds
het woord ook niet meer als een verleden deelwoord aan. Ter versterking
werd er on- aan toegevoegd. Dat versterkende on- vinden we bijvoorbeeld
ook in het door Vondel gebruikte `heel erge, peilloze Het voorvoegsel on- had in
eerste instantie alleen een ontkennende functie,
bijvoorbeeld in onschuldieniet schuldig'. Vandaaruit ontwikkelde zich een
ongunstige gevoelswaarde. Vergelijk een (mens' dat wil (slecht Vandaar is de stap
naar een versterkend niet zo groot.
12. Over schuiten en wagens gaan. Ik heb mijn moeder deze uitdrukking
vaak in waarschuwingen horen gebruiken. Als ik iets minder passends deed
wat door de mensen kon opgemerkt, waarschuwde ze: pas.dat wil cer zal over je
gesproken Ik
heb deze in enigszins andere vorm en betekenis, tot dusver
alleen in het uitgebreide Taal, van P.J.
teruggevonden: `die zaak is
zeer verbreid en algemeen bekend, men spreekt ervan op wagens en in
Als een lezer hem kent, dan houd ik me weer voor een tip aanbevolen.
Onbegrijpelijk is de uitdrukking niet want er werd in en
trekschuiten heel wat besproken. In Vlaardingen als kleine stad waar iedereen
elkaar kende, gebeurde ook. Maar niet alles berustte op waarheid en
dan werd er gezegd: van de dat wil van de
schuur waar de vrouwen de netten boetten en heel wat werd.
Of het werd genoemd.
Voor mij als Vlaardingse jongen was vroeger het gewone
woord. Pas later heb ik mij aangewend En zo ben ik
ook van (mijn moeder sprak uit: op en nog later op overgegaan. (Oorspronkelijk
betekent in
(afkomstig uit Rome', algemener: `van vreemde, oorsprong'.)
En een werd een En (geconfijte werden Ik spreek echter nog altijd van het woord
komt me maar moeilijk over de lippen. Bij kleine op colleges
bleek mij steeds dat studenten die uit de buurt van Rotterdam kwamen, ook,
althans van huis uit, en Er zijn meer van dergelijke
verschillen. Zo zei ik vroeger altijd (maar dan wel in de vorm
dikkels). Later ben ik op het meer noordelijke overgegaan. En als ik aan
io6
niet meer als een verleden deelwoord aan. Ter versterking
Vondel ondiepte 'een diepte'.
alleen functie,
onschuldig 'niet Van daaruit gevoelswaarde. Vergelijk een onmens 'geen zeggen
'een mens'. versterkend on- wagens gebruiken. Als passends deed
worden waarschuwde ze: pas op, je gaat
over schuiten en wagens, zeggen 'er worden'. uitdrukking, en betekenis, tot dusver
Spreekwoordenboek der Nederlandsche Taal, P.Harrebome, dat loopt over wagens en
schuiten 'bekend; schuiten'. ik me weer voor een tip aanbevolen.
want er werd in reiswagens heel In Vlaardingen als kleine stad waar iedereen
dat er gezegd: het komt van de boetschuur, zeggen boetten en heel wat afgeroddeld
een Vlaardings praatje 13. Peentjes. peentjes gewone
aangewend worteltjes te zeggen. roomse bonen sprak uit: ramse bonen) grote bonen
tuinbonen rooms roomse bonen 'afkomstig 'zuidelijke oorsprong'.)
kaakje biscuitje. fijtedalen (geconfijte dadels)
dadels. krootjes; (rode)
bietjes moeilijk over de lippen. Bij kleine enqutes die uit de buurt van Rotterdam
kwamen, ook,
peentjes krootjes zeiden. dergelijke
dikwijls dikkeis). noordelijke vaak 106
woorden,
mijn moeder denk, dan meen ik dat ze nooit zei maar altijd het
meer zuidelijke gebruikte. En dat ze altijd zei en nooit
Ik vond dit woord in de betekenis caanreche voor Zoetermeer
vermeld en ik ken het zelf van Vlaardingen. Het is een van die woorden die
ik vervangen heb toen ik meer op de standaardtaaltoer ging. In het oudere
Nederlands was het een gewoon woord voor leukentafel met een gootsteen'
en algemener voor `tafel waarop van alles geplaatst kon worden wat voor de
maaltijd nodig was'. Het Aalsmeerse zal wel hetzelfde woord zijn.
`opgeborgen werd'. Maar is me voor
Aalsmeer ook in de vorm vermeld.
hetzelfde als `het vooral voor in de Krimpenerwaard en de Alblasserwaard en in het
aangrenzende
deel van Noord-Brabant (het Land van Heusden en Altena). In de
(opgegeven voor Zoetermeer: reinigen
ruigt. gebruikt worden
voor `kort riet dat als strooisel diende in hokken voor jong vee'. Voor de
Krimpenerwaard en de Alblasserwaard de uitdrukking In het oude
met een variatie aan betekenissen.
conkruid' cafval betekenis we Op kaart 119 van de van het
Zuid-Holland verder voor conkruid' de
vui/ voor. Westfries),
Grote-Limburg
nogal plaatselijk gespreksonderwerp met als gevolg een nogal
(vergelijk wat in verband met is opgemerkt).
16. Schaloos. Dit met wegval achtervoegsel `(vergelijk (zonder
`zou je verwachten dat dit
107
WDDYtIf,
drempel dorpel ze altijd vanoch(t)end vanmorgen.
14. Rechtbank. in de betekenis 'aanrecht' Zoetermeer
die woorden die
ik meer op de standaardtaaltoer ging. In het oudere
het een 'keukentafel met een gootsteen'
'de
was'. Aalsmeerse rebbank zijn.
Het betekent 'kastje waar brood in opgeborgen werd'. Maar het is me voor
rechtbank 15. Rucht. Dit woord is hetzelfde als ruigte. In de betekenis 'onkruid'
komt
in de Krimpenerwaard en de Alblasserwaard in het aangrenzende
Brabant het Land en Altena). In de
betekenis 'wildgroei' vond ik ruigt Zoetermeer: de sloten reinigen
van vuil en ruigt. In het Aalsmeers kon dit woord gebruikt worden
voor 'riet dat als strooisel diende in hokken voor jong vee'. Voor de
en de vond ik ook het werkwoord ruchten
'van onkruid wieden' en de uitdrukking zo arm als de rucht. Nederlands was ruigte
een bekend woord met een variatie aan betekenissen.
Verwant met 'onkruid' is 'afval van hakhout', in welke betekenis we ruigte
voor de Zaanstreek vermeld vinden. Op kaart 119 van de Taalatlas van het
Nederlands en het Fries zien we dat Zuid-Holland verder voor 'onkruid' de
woorden onkruid of vuil gebruikt. Laatstgenoemd woord komt ook in
Noord-Holland voor. Verder vinden we onder andere nog kwaad (Westfries),
vuulte (Zeeland), bocht (oosten van het Grote-Rivierengebied en Limburg
maar ook Leiden), ruit (Oost-Nederland) en (on)tuig (Friesland). Ook
onkruid is een nogal plaatselijk gespreksonderwerp met als gevolg een nogal
grote variatie in benamingen (vergelijk wat in verband met mezek is opgemerkt).
16. Schaloas. Dit woord moet met wegval van de d uit schadeloos ontstaan
zijn. Omdat het achtervoegsel loos 'zonder' betekent (vergelijk pijnloos 'zonder
pijn', meedogenloos 'zonder mededogen'), zou je verwachten dat dit
107
zuid-Holliutels
woord `zonder schade' betekende. Die betekenis komt inderdaad voor maar
ook komt de betekenis (beschadigd' voor (vroeger vooral in toepassing op
schepen), dus juist in omgekeerde zin. Nu hebben woorden met -/oos een wat
ongunstige betekenis (vergelijk gewerkt hebben dat men ook bij dus aan 'In&
schade'. Ook kan het oude Nederlandse woord `schandelijk' van invloed geweest zijn.
Dit is in oorsprong helemaal niet met
-/oos gevormd maar een ontlening uit het Latijn er ontstond een betekenis
(beschadigd' en daaruit ontstond vervolgens de
betekenis `nutteloos, waardeloos, nergens toe dienend'. Met die betekenis is
het uit Vlaardingen bekend: bij schaloos? Katwijk
is het bekend in de vorm in `werkeloos zijn'. Zoetermeer
heeft `der Nederlandsche Taal scha(lap ceen overgeschoten lap'. In het Zeeuws
vinden we de betekenissen `zonder
toezicht, in het wilde, werkeloos'.
17. Schis. Dit woord breng ik in de eerste plaats met (praten' in verband: praten,
`onduidelijk'. vond ik echter de
betekenis (onverhoeds, vlug' de Krimpenerwaard
`haastig, schielijk' en voor Delfland
`onrustig, zenuwachtig bij het werk'. Ook Katwijk kent het woord: sbe) praete,
Boskoop en Aalsmeer De oude vorm van het woord kan als in kan worden, is dan ook
hier de zijn met het werkwoord ken ik van mijn Vlaardingse moeder: niet erg maar
een
waren. Ik woord nog niet ergens kunnen
vervorming van is de vraag het wel n woord is. Misschien
we naamwoord opvatten: sinteminters
kind.
io8
'komt inderdaad voor maar
'op
met -loos vaak
betekenis (vergelijk meedogenloos) en dat kan in de hand
ook bij schadeloos aan iets ongunstigs ging denken,
mt schade'. Ook kan het oude schandeloos
'schandelijk' van invloed geweest zijn. Dit -loos uit het Latijn (scandalosus). Hoe
dan ook,
een betekenis 'daaruit ontstond vervolgens de
'dienend'. Met die betekenis is
loopt er geen eindje hout bij je schaloos? Van Katwijk
skaeles skaeles lope 'werkeloos zijn'. Zoetermeer
schaloos rondlopen 'zonder doel rondlopen'. In het Woordenboek
vond ik ook de combinatie met lap: een scha (de) loze
'een we de betekenissen 'zonder
het wilde, werkeloos'.
breng ik in de eerste plaats met 'praten' in verband: schis
dat wil zeggen 'vlug, onduidelijk'. Voor Zoetermeer vond ik echter de
'(schis ophalen bij het vissen), voor de Krimpenerwaard
de betekenissen 'schichtig, haastig, schielijk' en voor Delfland
'bij het werk'. Ook Katwijk kent het woord: hij ken
soms soo skis en het wordt ook voor Boskoop en Aalsmeer genoemd.
het kan schits geweest zijn; net als in muts dat mus
hier de ts tot s geassimileerd. Er kan dan verband
werkwoord schieten.
18. Sinteminterskind. Dit woord ken ik van mijn Vlaardingse moeder: wat
ben je toch een sinteminterskind! Ze zei dat wanneer we, niet erg maar een
klein beetje, ondeugend waren. Ik heb het woord nog niet ergens kunnen
terugvinden. Is het een vervorming van sodemieterskind? Maar ook dat heb
ik nog niet teruggevonden. Het is ook de vraag of het wel n woord is. Misschien
moeten we sinteminters als een bijvoeglijk naamwoord opvatten: sinteminters
kind.
108
Woorden,
19. Uitboezeroenen. Ik vond dit werkwoord voor Zoetermeer vermeld in de
betekenis `uitvlakken': dat moet je niet uitboezeroenen 'clan moet je niet
gering over denken'. Of in de uitspraak van het Zuid-Hollands: da mojje nie
uitboezeroene. Het is mij ook van Vlaardingen bekend, maar ik heb het verder
niet vermeld gevonden. Wel werd het me nog voor Aalsmeer genoemd.
Welke lezer kent het ook voor haar/zijn eigen plaats of streek? Een boezeroen
is zoals bekend een kledingstuk en het kan zijn dat we moeten uitgaan
van een betekenis `uitvlakken met de mouw van een kiel'.
20. Zot. Dit woord is natuurlijk uit de standaardtaal bekend maar voor mij
heeft het daarin een wat plechtige bijklank. Het gewone woord voor mij is
gek. Zot woord in Vlaanderen en ook in Brabant
in Leiden vaak gebruikt wordt (of
werd). Die dit leest is zot en
graag zegt (of zei) de Leidenaar dat is toch vindt. Sommigen schrijven het Leidse
zot aan invloed van de vele Franse
(het woord gaat immers op het Franse sot zestiende eeuw
Spaanse op de vlucht gegaan zijn. In ieder geval hebben
dat naar zuiden wijst. Er nog een
dezelfde betekenis, namelijk mal. dat
Nederlands wordt gebruikt.
109
WDDyen-
'daar van Vlaardingen bekend, maar ik heb het verder
voor Aalsmeer haar/eigen plaats of streek? Een boezeroen
en het kan zijn dat we moeten uitgaan
'mouw van een kiel'.
is natuurlijk uit de standaardtaal maar voor mij
mij is
is echter een heel gewoon woord in Vlaanderen en ook in Brabant
en Zeeland. Eigenaardig is dat het ook in Leiden vaak gebruikt wordt (of
leest schreven de Leidse schoolkinderen op de muur en
zei) de Leidenaar zottigheid wanneer hij iets gek
schrijven het Leidse Franse
immigranten toe (het woord gaat immers op het Franse terug), anderen
denken liever aan de vele Vlaamse immigranten die in de zestiende eeuw
voor de Spaanse overheersing op de vlucht gegaan zijn. In ieder geval hebben
we hier een woord dat naar het zuiden wijst. Er is trouwens nog een
derde woord met dezelfde betekenis, namelijk Dat is een woord dat
graag in het geaffecteerde Nederlands wordt gebruikt.
Literattuae
iit ket zaid-ttollands
Er bestaat een P.Meertens en Wander) waarin niet alleen dialectwoordenlijsten en
studies
het dialect zijn geregistreerd maar ook romans, verhalen en gedichten
het dialect of ten dele in het dialect, bijvoorbeeld met dialectische dialogen.
Ook het Zuid-Hollandse gebied is erin vertegenwoordigd. Voor Amsterdam
komen we als het om literatuur of dialect gaat, bekende namen
tegen als Herman Heijermans, Jacob van Lennep, Justus van Maurik en
Isral Querido. Maar ook verder ontbreken bekende namen niet: voor de
Alblasserwaard vind ik J.W. Ooms vermeld, voor 's-Gravenhage Reyneke van
Stuwe (de vrouw van Willem Kloos), voor Haastrecht Jo Ypma, voor Leiden
J. Kneppelhout alias Klikspaan en voor Rotterdam M.J. Brusse en Johan de
Meester. Wie precies wil weten wat er allemaal in het Hollands tussen IJ en
Haringvliet is geschreven, kan in genoemde bibliografie terecht. Ten slotte
een waarschuwing: niet alle auteurs zijn even precies in het weergeven van
het dialect en sommige fantaseren er een heleboel bij. Je moet wat ze aan
dialect geven, eigenlijk altijd door echte sprekers of kenners ervan laten
controleren.
Hier noem ik verder alleen nog twee tekstverzamelingen uit de negentiende
eeuw. De mooiste is wel die van Johan Winkler, namelijk het en Fries Dialecticon,
dat in twee delen in 1874 is verschenen.
We hebben er al bij de bespreking van de Zuid-Hollandse klanken in hoofd-
8. Ltteraruur
~he:t Zuid ... HDIia..ndr
Bibliografie der dialecten van Nederland 1800-1950 (van P.J.
B. en studies
over verhalen en gedichten
in ten dele in het dialect, bijvoorbeeld met dialectische dialogen.
Hollandse gebied is erin vertegenwoordigd. Voor Amsterdam
in met Heijermans, Jacob van Lennep, Justus Maurik en
bekende namen niet: voor de
's-Gravenhage Reyneke Klaas), voor Haastrecht Jo Ypma, voor Leiden
voor Rotterdam M.J. Brusse en Johan de
Hollands tussen IJ en
in genoemde bibliografie terecht. Ten slotte
alle auteurs zijn even precies in het weergeven van
sommige fantaseren er een heleboel bij. Je moet wat ze aan
ervan laten controleren.
ik verder alleen nog twee tekstverzamelingen uit de negentiende
Johan WinkIer, namelijk het Algemeen
Nederduitsch en Fries Dialecticon, twee delen in 1874 is verschenen.
in hoofd-
110
Literatuur ket Zuid-ttollaiar
stuk gebruik van gemaakt. Het bevat, voor een groot aantal plaatsen in
Belgi, Nederland en het noorden van Duitsland, de dialectvertalingen van
de gelijkenis 'van den verlorenen zoon' met commentaar van Winkler.
Natuurlijk zijn deze vertalingen niet altijd even betrouwbaar, maar ze zijn
wl, door tijdgenoten, met het oog op een juiste dialectweergave gemaakt.
Omdat het steeds, met een enkele uitzondering, dezelfde tekst betreft, is er
ook een vergelijking mogelijk, al wijken de vertalingen nog wel eens van
elkaar af. Een andere mooie 19e-eeuwse verzameling is die van J.A. en L.
Leopold: Van de Schelde tot de Weichsel, in twee delen verschenen in 1882.
Deze verzameling bestrijkt hetzelfde gebied als Winkler's Dialecticon, maar
beperkt zich niet tot n tekst maar biedt een grote variatie aan verhalen en
gedichten.
Uit Winkler's Dialecticon zal ik voor die plaatsen die binnen ons gebied
vallen, de eerste zinnen van de gelijkenis geven. De vertaling in het dialect
van Groot Ammers laat ik weg omdat die me erg (standaardtalig' aandoet.
Ter vergelijking geef ik ook een eigen weergave in het moderne Vlaardings.
Zandvoort. D'r was ereis man en die had twie zeuns. En de jongste zeun
wou graeaeg op rais en zai teuge z'n vaeder: vaeder! geef mai me erfporsie
maeaer, dan gaeaet ik op rais. En toe gaf de vaeder 'm z'n porsie en liet 'm
gaeaen. De zeun gong nou mit z'n geldbuul nae heel vort land.
D'r was ereissies man en die had twee zoons. De jongste van die
beie zee tege z'n vader: vader! zeit cheef me m'n deeell van je choet, da' me
toekomt. En de vader z'n porsie. En nie
dage d'rna, is-t-i wech
land... <aangeduid, geeft
Winkler een mysterieuze beschrijving. Deze `Haarlemsche /' maakt volgens
de voorafgaande klinker langer, of liever: tussen de klinker
en de 1 of komt een korte stomme en v66r de klinker een zeer korte of j. ]
Iemand had twee
zoons. De jongste zei tege z'n vader: vader! geef u me m'n deel van uw goed,
dat mij toekomt; en toe verdeelde de vader z'n goed. En niet veel dage later,
4 plaatsen in
van Duitsland, de dialectvertalingen van
zoon' met commentaar van WinkIer.
zijn deze vertalingen niet altijd even betrouwbaar, maar ze zijn
met het oog op een juiste dialectweergave gemaakt.
het steeds, met een enkele uitzondering, dezelfde tekst betreft, is er
nog wel eens van
mooie 1ge-eeuwse verzameling is die van T.A. en L.
tot de in 1882.
hetzelfde gebied als Winkler's n tekst maar biedt een grote variatie aan verhalen
en
ons gebied
van de gelijkenis geven. De vertaling in het dialect
laat ik weg die me erg 'standaardtalig' aandoet.
Vlaardings.
'n twie zeuns. rais en zai teuge z'n vaeder: vaeder! geef mai me ertporsie
en liet 'm
geldbuul nae 'n Haarlem. 'n die had twee zoons. De jongste van die
i, cheef me m'n deeell van je choet, da' me
verdeeellde z'n boeltje en chaf 'm z'n porsie. En nie
veeell dage d'rna, toe de jongste zoon alles bij mekaar gepakt had, is-t-i wech
chereisd na 'n ver land ... [Van de klank die met <ell> wordt aangeduid,
beschrijving. Deze 'I' maakt volgens
hem evenals de n langer, of liever: tussen de klinker
I n e vr i
ofj.]
Modern Hollands zoals onder andere te Haarlem gesproken. deel van uw goed,
en toe verdeelde de vader z'n goed. En niet veel dage later,
111
Zuid-Holland,
toe de jongste zoon alles bij mekaar gezameld had, is i weg gereisd na 'n ver
land...
(Kalverstraats). D'r was-ereissies 'n man-en die hat twee zoons.
D'ouste was 'n beste jonge, ma'r de kleinste was een platje. Toe ze nou-wallebei
groot ware geworde, zei de jonkste teuge z'n vader: vader! uwe zou
m'n 'n groot plesier doen-as-uwe mijn m'n errefporsie gaf. Goet-jonge! zei
n-i z'n boeltje
bij mekaar-en-nam-afscheit van z'n vader-en z'n heele femielje-n-en maakte
dat-i de poort-uit kwam. Hij reisde heel ver weg na'n vreemd land... [platje
= deugniet]
Woubrugge. D'r was eresies 'n man die twee zeuns had. En de jongste van d'r
vader: main 't deel van de eurfenis dat main toekomt.
verdeelden z'n geld en goed. En niet veul dagen d'rna,
toe de jongste zeun alles bai een egaard had, is hai op rais egaan, na 'n ver
land...
'n had. De jongste d'r van zai teige
geif main En goed mit `rloui. En na 'n op reis gegaan na 'n heil ver land...
'n ien 'n zai cris 'n vaeder:
\ruder! me deel van de urfenis. In toe deelde de vaeder z'n geld in
'z'n porsje. In toe die jonge de daitjes beet hai, is i op rais
land... [daitjes = duitjes]
`twie zeuns. En de jongste van
teuge z'n vaeder: vaeder! i, gee' maeaen me del, daeaer ik
de boel of voor zaeaen en z'n broer. En o'-d-i de boel mi' mekaar ad, nae
ereze...
alles bij mekaar had, is i weg gereisd na land ...
Amsterdam (Kalverstraats). platje. wallebei
teuge z'n vader: vader! zou
pIesier mijn m'n errefporsie gaf. Goet-zei
de vader, en hij gaf 'm zooveel-as 'm toekwam. En toe pakte-n-i z'n boeltje
heele femielje-n-en maakte
uit kwam. Hij reisde heel ver weg na'n vreemd land ... [platje
Wou brugge. zeuns had. En de jongste van d'r
zaide teuge z'n vader: vader! geef main toekomt.
En d'oue man verdeelden z'n geld en goed. En niet veul dagen d'rna,
zeun alles bai een egaard op rais egaan, land ...
Leiden. D'r was eris man die twei zeune had. De jongste d'r van zai teige
z'n vader: vader! geif main me erfporsi, dat ik van de boel mot ebbe. En toe
deilde de vader z'n goed mit 'rloui. En na paar dage, toe de jongste zeun
alles bai mekaar gepakt ad, toe is-t-i op reis gegaan na land ...
Katwijk aan Zee. D'r was eris man, die twie jonges hai, de ien paeaer
jaeaertjes auer as d'ander. De jongste zai 'ris op keer teuge z'n vaeder:
vaeder! geef me me deel van de urfenis. In toe deelde de vaeder z'n geld in
goed in gaf 'm z'n porsje. In toe die jonge de daitjes beet hai, is i op rais
egaeaen nae 'n aer vort land ... [daitjes duitjes]
Scheveningen. D'r was 'eris 'n man en die at twie zeuns. En de jongste van
die twie zee teuge z'n vaeder: vaeder! zeed i, gee' maeaen me del, daeaer ik
recht op eb. En z'n vaeder delde de boel of voor zaeaen en z'n broer. En 'n
dag 0' -wat daeaer nae, is de jongste zeun toe-d-i de boel mi' mekaar ad, nae
'n vort ofelege land ereze ...
112
Literatuur i* ket Zui4- Hollaiuis
Den Haag. D'r was eris 'n man en die had twai zaone. En de jongste van de
twai zee teuge z'n vader: vader! gaif mn 't dail van 't goed, dat mn toekomt.
En toe dailde de vader z'n goed onder heuilli. En niet veul dage d'rna,
toe de jongste zaon alles b mekaar had gepakt, is-t-i weg gerze na 'n ver
afgelaige land...
's- Gravenzande. D'r was cis man die twee zeuns had. D'r koerakter schulde
nog al wat van mekaar. Den ouste was bedaarde jonge, maar de jongste
was net andersom, en die vroeg 'is op z'n vader z'n
moeders bewijs; en of z'n vader hum al moch afraaie, dat holp nimmendal.
Hij wou den hort op, zee-d-i. En op z'n zin. Nou pakte-n-i
met paar dage al gou z'n heele boeltje bij mekander en gong toe an maar huis of.
Rotterdam. had. jongste zee teugen
je mos van je goed; in
mee
'n buurt.
had twe zeuns. De jongste van die
z'n vader: de zeun kreeg de hellef. En toe-d-i 't vort gegaan en weg gereze na 'n
lag...
Oud-Beierland. (zeuns. De jongste
zai tegen z'n vader: vader! me m'n porsie van En deelde de vader z'n goed. En niet
veul daegen d'rna, toe
alles bij mekaar i na land...
'n En jongste d'rvan, 't 't En hij
't beie. En toe 'n 113
En de jongste van de
z'n vader: vader! gaif mn toekomt.
onder heuilli. En niet veul dage d'rna,
alles b mekaar t-i weg gerze na land ...
s-'is 'n zeuns had. D'r koerakter sehulde
was 'n die vroeg op 'n goeie morgen an z'n vader om z'n
z'n vader 't moeh nimmendal.
En 't lange lest, deur z'n zanikke en
dreine, mos z'n vader wel toegeve en zoo kreeg-d-i z'n zin. Nou pakte-n-i
'n an 't
reize zoo ver as-t-i maar kon van huis of.
D'r was ies 'n man die twee zeuns had. In de jongste zee teugen
z'n vder: vader! je mos me m'n porsie geve, die me toekomst van je goed; in
de vader gaf 'm z'n porsie. Derop pakten-i alles bai mekaar en gong er mee
na land heel ver uit-'e buurt.
Dordrecht. D'r was us 'ne man en die had twe zeuns. De jongste van die
twe zee teugen z'n vader: vader! geef me 't del van 't goed, da' me toekom.
En toe gaf de vader 'm z'n zin en de zeun kreeg de hellef. En toe-d-i zijne
bij mekaar had, is-t-i vort gegaan en weg gereze na land, dat deir heel ver
van daan lag ...
Oud-Daeaer was 'ris 'n man en die had twee zeuns. De jongste
van die twee zai tegen z'n vader: vader! geef me m'n porsie van 't goed dat
me toekomt. En toe deelde de vader z'n goed. En niet veul daegen d'rna, toe
de jongste zeun alles bij mekaar gepakt had, reisden i na 'n ver ofgelege
land ...
Den Briel. D'r was is man, die had twee zone. En de jongste d'rvan, die zei
tege z'n vader: vader! gee-me deel van goed dat main toekomt. En hij
verdeelde goed onder hulli beie. En toe paar dage d'rna is de jongste
113
zaid-Holieuas
zoon, toe-d-i alles bij mekaar verzameld had, d'r van deur gegaan na land,
dat heel ver af was...
De Tinte. Daeaer was 'is man die tw zeuns had. De jongste zei tegen z'n
voader: voader! geef me m'n aarfdl. En de voader dee 't. En 'n hortje laeter
pakken-d-i alles bij mekander en reisde dort, veere weg...
eeuw. man, in die ad twee zeune. In
z'n vaeder: mij m'n part van goed
dat ik van je mot ebbe. In toen deelden-i-'t. In kort daeaerop, toe de jongste
zeun alles bij mekaar ad, reisden-i nae vor land...
eeuw. een man en die (h)ad tweei zoouns.
teeige ze vader: porsie van de erfenis waar
1 recht op (h)eb. En (h)aai gaf ze allebaai d'r porsie. En een paar dage daarna
alles en ging op raais na een ver land...
114
d-i alles bij mekaar verzameld had, d'r van deur gegaan na 'n was ...
'n jongste zei tegen z'n
m'n aarfdl. En de voader dee 't. En hort je en reisde dort, veere weg ...
Vlaardingen negentiende eeuw. D'r was ereis 'n In
de jongste d'rvan zei teuge z'n vaeder: vaeder! geef mij m'n part van 't deelden-
i-'t. In kort daeaerop, toe de jongste
nae 'n land ...
Vlaardingen twintigste eeuw. D'r was 's h)ad De jongste zei teeige ze vader: Vader,
geeif me me porsie van de erfenis waar
'k recht op (h)eb. En (h)aai gaf ze allebaai d'r porsie. En een paar dage daarna
verkocht de jongste zooun alles en ging op raais na een ver land ...
114
9. Literattuue
otter ket zuiet-Hollands.
(Naar volledigheid heb ik niet gestreefd. Wel heb ik ernaar gestreefd de
meest recente publicaties op te nemen. Via de genoemde kan men gemakkelijk
andere op het spoor komen.)
Zuid -in het algemeen
Cor van Bree en Jeroen van der Hee, 'Conditioneel al', in: themanummer bloei 15-16,
2002-2003, 163-183; 55,
2003, 124-Commandeur, 'Het ontstaan van het moderne Amsterdams: over een
verband tussen maatschappelijke ontwikkeling en taalontwikkeling', in:
Taal en 40, 1988, 159-172; 41, 1989, 1-21.
de Iongh, C. Lichte Wigger en Snappende Siitgen,
Delfts dialect, Assen, 1959.
Jo Daan en K. Amsterdam, 1965.
Wilbert Jan dissertatie Groningen, 2004.
Klaas Groningen & Batavia,
Kloeke, `Haagsche volkstaal uit de achttiende in: 57, 1938, 15 - 56.
115
Lieraruar
Dver Ird Zuid., HD!ut,d,r
ik niet gestreefd. Wel heb ik ernaar gestreefd de
te nemen. Via de genoemde kan men gemakkelijk
komen.)
Over het Zuid-Hollands het algemeen
Hee, Conditioneel al', in: Taal en Tongval
Dialectsyntaxis in bloei 16,2002-2003,163-55,
2003,124-138.
P.N.M. ontstaan van het moderne Amsterdams: over een
maatschappelijke ontwikkeling en TaaIen Tongval 172;1989, 1-21.
A.C. Crena longh, G.c. van Santen's Lichte Wigger en Snappende Siitgen,
17e-eeuwse gesprekken in Delfts dialect, K. Heeroma, Zuidhollands, Heeringa,
Measuring dialect pronunciation differences using
Levensthein distance, Hanzen Heeroma, Hollandse Dialektstudies, 1935.
G.G. 'Haagsche eeuw', Tijdschrift voor
Nederlandse Taal- en Letterkunde 57,1938,15-56.
115
Zuid-Hollands
G.G. Kloeke, het Afrikaans, Leiden, 1950.
Maartje Agatha Mooijaart, dissertatie Leiden, 1992.
Margit Rem, uit de Hollandse Amsterdam, Stichting Neerlandistiek VU, 2002.
Jan Stroop, het ABN Amsterdam, Bert
Bakker, 1998.
A. de Vin, (De (Dialect)grenzen van Zeeland Or, in: 31,
1979, 194-221.
Leendert de Vink, 'De uitspraak van de (v) en de (z) in het Randstadnederlands.
Een taalgeografische verkenning', in: Ariane van Santen en Marijke
van der Wal (red.), ruimte. Voor Cor van Bree bij zijn
Historische Taalkunde en Vakgroep
Leiden, SNL Leiden, 1997, 203 -
212.
J. Vreeken, 'Over de (West-)Friese oorsprong van Aalsmeer', in: 2001, 1-14.
Buul, personale van de tweede
en derde persoon singularis in het Rotterdams', in: Nederlandse
1943, 290 -Aalsmeerders baanbrekers', 5, 1954,
In het bezit van de Stichting `Oud Aalsmeer'.1
't meer gesproken in
Aalsmeer, Stichting Oud Aalsmeer, 2000.
Blom-`afleveringen], in: Kwartaalblad
1983 - van steeds
het dialect van Giessendam en Neder-
Hardinxveld, 1996.
qussen standaardtaal en stadsdialect: de
116
Herkomst en groei van het Afrikaans, Maart je Atlas van vroegmiddelnederlandse
taalvarianten,
1992.
De taal van de klerken uit de Hollandse grafelijke kanselarij
(1300-1340). Naar een lokaliseringsprocedure voor het veertiende-eeuws
Middelnederlands, Poldernederlands: Waardoor het ABN verdwijnt, '(1)', in: Taal en
Tongval 1979,194-'De van de in het Randstadnederlands.
verkenning', in: van Santen en Marijke
Taal in tijd en ruimte. Voor Cor van Bree bij zijn
afscheid als hoogleraar Historische Taalkunde en Taalvariatie aan de Vakgroep
Nederlands van de Rijksuniversiteit Leiden, 1997,203-
Vreeken, 'Over de oorsprong van Aalsmeer', in: It Beaken 63,
2001,1-G. de Wilde-van Buu!, 'Het enclitische pronomen personale van de tweede
singularis in het Rotterdams', in: Tijdschrift voor Nederlandse
Taal- en Letterkunde, 62, 1943,290-301.
Over specifieke dialecten
Aalsmeer: Jo Daan, 'Aalsmeerders baanbrekers', in: Taal en Tongval 55-57.
Aalsmeer: H.P. Dorren, Het dialect van Aalsmeer, doctoraalscriptie Leiden,
1941. [In het bezit van de Stichting 'Oud Aalsmeer'.]
Aalsmeer: Maarten 't Hart, 't Buurts. Het niet meer gesproken Aalsmeers in
woorden en uitdrukkingen, 20~0.
Alblasserwaard: A.J. BIom-Beusekom, 'Streektaal' [in afleveringen], in:
Kwartaalblad
Historische Vereniging West-Alblasserwaard, 1983-1989.
Alblasserwaard: W. de Leeuwerk, Onder ons gezeed. Verzameling van steeds
minder voorkomende woorden in het dialect van Giessendam en NederHardinxveld,
Historische Vereniging Hardinxveld-Giessendam, 1996.
Amsterdam: Henritte F. Schatz, 'Tussen standaardtaal en stadsdialect: de
116
Literatuar over ket Zu141-Hollands
norm van vrouwen', in: Tongval 32. 1985, 23-35.
Jan Berns m.m.v. Jolanda van den Braak, Amsterdams, Den
Haag, Sdu Uitgevers, 2002.
Herman van Amsterdam en Annette van der Elst, Bollenpraat,
benne schofte, Sassenheim, Lokaal Boek, 1997.
P. en gruizig, Deltech uitgevers, 2000.
P. woorden, Rijswijk (ZH), Quantes, te
Annelies de Reus, `Diftongen in het Delfts dialect', in: Taal en Tongval
137-158.
Haag: Ad van Gaalen en Frans van den Mosselaar, nah...': Plat
er Haags, 's-Gravenhage, Uitgeverij Bzzt6h, 9e druk, 1998.
Michael Elias i.s.m. Ton Goeman, Den Haag, Sdu Uitgevers,
L. van Dalen, taaleigen', id., van
1931, 512-Grauw & Gerard Gast, Dordtse woorden en
dialect, verhalen en versjes, gedichten en straattypen, Asaprint,
1991.
L.Korstanje, van Gouda, Gouda,
B. van den Berg, 'Naar aanleiding van de vocaalphonemen van
's-Gravendeel', in: Taalgids 34, 1940, 350-357.
P.W. de Zeeuw, 'Dialect van 's-Gravendeel', in: J.E. de Rooy e.a.
Gravendeel 1993. Uit de geschiedenis van het dorp aan de Kil,
Haarlemse yolkstaal
eeuwen', 13, 1961, 196-204.
Hendrik Ido Ambacht: Ten uit het Ambachts dialect',
were 1, 31-1990, 2, 30-Katwijk: S. Katwijk aan
Zee, 1940.
Katwijk: S. m.m.v. Varkevisser, voor de druk bezorgd door
A. de volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen,
uitgave: Katwijk, 117
van vrouwen', in: Taal en Tongval 1985,23-Amsterdam: Jolanda den Braak, 2002.
Bollenstreek: en Annette van der EIst, Me ben ne schofte, Lokaal 1997.
Delfland: Henk P. Tetteroo, Kreen en gruizig, uitgevers, 2000.
Delfland: Henk P. Tetteroo, Wonen in woorden, te
verschijnen in 2004.
Delft: Reus, 'in het Delfts dialed, in: Tongval
43, 1991, 137-158.
Den Haag: GaaIen Frans den Mosselaar, "Kk m ndh .. :: Plat
& bekakt Haags, Bzzth, ge druk, 1998.
Den Haag: Haags, Uitgevers,
2002.
Dordrecht: J.L. van Dalen, 'Het Dordtsche taaleigen', in: id., Geschiedenis van
Dordrecht I, 1931,512-524.
Dordrecht: Sibrand de Grauw & Gerard Gast, ABCDordt: Dordtse woorden en
uitdrukkingen, dialect, verhalen en versjes, gedichten en straattypen, Asaprint,
Dordrecht, 1991.
Gouda: A.P.M. Lafeber, m.m.v. L.B. Korstanje, Het dialect van Gouda, 1967.
's-Gravendeel: van
het dialect van 's-Gravendeel', in: De Nieuwe Taalgids 1940,350-'s-Gravendeel: W.
de 'Gravendeel', in: J.e.a.
(red.), 1593 's-GravendeeI1993. Uit de geschiedenis van het dorp aan de Kil,
Stichting Jubileumboek 's-Gravendeel, 1993, 152-161.
Haarlem: B. van den Berg, 'Enkele gegevens betreffende de Haarlemse volkstaal
in vroegere eeuwen', in: Taal en Tongval Hendrik Ido Ambacht: A. de Zeeuw, 'Een
bloemlezing uit het Ambachts dialed,
in: Swindregt were 4, 1990, 1,31-35; 4, 1990,2,30-35.
Katwijk: G.S. Overdiep, m.m.v. C. Varkevisser, De volkstaal van Katwijk aan
Zee, Antwerpen & 's-Hertogenbosch, 1940.
Katwijk: G.S. Overdiep, C. voor de G.A. van Es, Woordenboek van de volkstaal van
Katwijk aan Zee, Antwerpen,
1949. Facsimile-uitgave: Katwijk, Van den Berg, 1987.
117
zuid-iiolleutds
Carel Leendert de Vink, Dialect en dialectverandering in Katwijk aan
dissertatie Leiden, 2004.
Katwijk: Leendert de Vink, Kleine grammatica van het Katwijks: voor iedereen
die het dialect wil spreken en schrijven, met een woordenlijst, Primavera
Pers, 2004.
Elisabeth van Duyvendijk, Van dijkstieren, hiepjanzers en
Schoonhoven, Historische Encyclopedie Krimpenerwaard,
1997.
Nelie van der Ent, rujpnaarzen breiers, Schoonhoven, Historische Encyclopedie
Krimpenerwaard,
1990.
J.W. de Vries e.a., 'De in consonantclusters te Leiden: een
onderzoek', in: 1974, 235-Oud-A. Opprel, Oud-'s-Gravenhage,
1896.
Oud-Verhoeff, `Volkskunde van Oud-Beierland', in: 14, 1964, 297-344.
Marc van Oostendorp, Den Haag, Sdu Uitgevers,
2002.
Dirkje Roeleveld, Robbemond Dulk,
de Scheveningse kustbewoners, Feelders, gistkladder ouwetijer. Schiedamse
1991, 4 - 15.
Berg, `van dialektverandering
Sliedrechts', in: Vereniging Sliedrecht, Sliedrecht,
Tariatie verandering in het Vlaardings', in:
Jaarboek voor de neerlandistiek -(in: 1994, 33-118
zuUt-Ho/Uutd
Katwijk: Zee, het Katwijks: voor iedereen
spreken en schrijven, met een woordenlijst, Krimpenerwaard: andere kluiveduikers,
Encyclopedie Krimpenerwaard,
Krimpenerwaard: Van ijzendijkers, nijpnaarzen en andere
minne breiers, Historische Encyclopedie Krimpenerwaard,
Leiden: W. de Vries e.a., 'De slot-t consonantclusters te Leiden: een
sociolingustisch onderzoek', in: Forum de Letteren 15, 1974,235-249.
Leiden: Dick Wortel, Leids, Den Haag, Sdu Uitgevers, 2002.
Oud-Beierland: Het dialect van Oud-Beierland, s-Oud-Beierland: L. 'Volkskunde in:
Neerlands
Volksleven 1964,297-Rotterdam: Rotterdams, Uitgevers,
Scheveningen: De Scheveningse woordenschat. Dialect van
een vissersdorp, 's-Gravendeel, Robbemond i.s.m. boekhandel D. den Duik,
Scheveningen, 1986.
Scheveningen: Piet Spaans, De spreektaal van de Scheveningse kustbewoners, te
verschijnen in 2004.
Schiedam: Paul 'Van en Iets over het Schiedamse
dialect', in: Scyedam 17, 1991,4-15.
Sliedrecht: R. van den Berg, 'Baggertaal op drift: Enige aspekten van
dialektverandering
in het Sliedrechts', in: Taal en Tongval 36, 1984, 55-66.
Sliedrecht: Oudheidkundige Vereniging Sliedrecht, Waffere momme?, Sliedrecht,
1998.
Vlaardingen: C. van Bree, 'Variatie en verandering in het Vlaardings', in:
Voortgang. Jaarboek voor de neerlandistiek 11, 1990, 217 -242.
Vlaardingen: Cor van Bree, 'Vlaardingse woorden', in: Taal en Tongval 46,
1994,33-46.
118
Literatuur over itzt Zuid-HoMuults
J.G. de Ridder, Westland, 2e herz. druk,
Den Haag, Kruseman, 1979.
Manita Knoop, 'au goud'. uit het Westland,
Naaldwijk, Stichting Public Relations Westland, 1989.
B. van den Berg, Amsterdam, 1959.
C.M. Goeman, en Vormverschijnselen het Dialect
P.J. Meertens - Instituut, Amsterdam, 1984.
J. van der Spek (red.), woordenboek, Historisch
Genootschap Oud Soetermeer, 1981.
119
Westland: Uit de geschiedenis van het Westland, druk,
Haag, 1979.
Westland: Dat is goud: Typisch tuinbouwtaal uit het Westland,
Relations Westland, Zandvoort: Berg, Het dialect van Zandvoort en zijn plaats in de
Hollandse dialecten, Zoetermeer: A.CM. Klank- en Vormverschijnselen van het Dialect
van Zoetermeer, Meertens-Zoetermeer: Zoetermeers woordenboek, 1981.
119

- Wie luste er een bo"echie pap?


- Wwaer benne ze saeves nog in 't wwaeter ewweest?
- Waer gaet men tannissen met kan nissen?
- Wanneer ben je kreen op arepels?
Kun je voor Zuid-Holland (tussen IJ en Haringvliet) spreken van dialect?
Door historische oorzaken lijkt het dialect erg op het Standaardnederlands.
Het oude Zuid-Hollands is alleen nog maar in resten bewaard. Het moderne
Zuid-Hollands verschilt vooral in allerlei klanknuances van de standaardtaal.
Aan beide vormen van Zuid-Hollands wordt aandacht besteed. Daarnaast
ook aan het zogeheten geaffecteerde oftewel bekakte Nederlands.
Klanken, woordvormen, zinsvormen en woorden komen aan de orde: meisie,
maisie, msie, maasie; bordje, bordjie. borrechie; nou hope-me maar datte
me ... ; ik heb pijn in m'n been (als je je voet bedoelt). Daarnaast is er ook nog
bree001 zuid01
Zuid-Hollands
Cor van Bree(1932) was tot aan ziji emeritaat hoogleraar in de historische
taalkunde en taalvariatie van het Nederlands aan de Universiteit Leiden.
www.taalinstadenland.nl
ruimte voor literatuur in en over het Zuid-Hollands.
201818_048
UITGEVERS

Das könnte Ihnen auch gefallen