Sie sind auf Seite 1von 26

Begrippen Middeleeuwen + hoofdpunten:

Inleiding in het middeleeuwse denken Marenbon en Mews:


Prisca theologia = een soort universele wijsheid die zou zijn voorafgegaan aan de
christelijke traditie. Is de doctrine dat er n enkele, ware theologie bestaat die alle
andere religies verbindt, die in de oudheid door God aan de mens gegeven werd

Gesprek tussen een filosoof, jood en een christen: eerste gesprek:


(Ethiek als) Consuetudo = gewoonte. Sociaal aspect + gebeurt in overeenstemming met
de gang van de natuur en veronderstelt dus een zekere mate van passiviteit
=/= habitus = gewoonte om iets te doen. Heeft niet per se een sociale dimensie
Christen = mens (in Europa)
Intentio = betekenis, de bedoeling
Filosoof =/= kritisch denker per se. Doorheen de tekst komen we vele eigenschappen te
weten:
o Eerder een specialist van de natuur of de chte christen
o Zoekt naar de echte waarheid
o Gebruikt geen Geschriften, geen Wet
Jaloezie =/= zoals vandaag de dag begrepen wordt. Niet louter verwijzen naar negatieve
gevoelens zoals iets niet begrijpen of niet zien of niet gunnen. Kan ook positieve
gevoelens bevatten, zoals boosheid

Gesprek tussen een filosoof, jood en christen: tweede gesprek, deel 1:


3 betekenissen van liefde:
o Amor = liefde die te maken heeft met passie, die betrekking heeft op het lichaam
o Caritas = gevende liefde, gave liefde
o Dilectio = genegenheid, een vorm van appreciatie (er wordt hdo niets gegeven)
Amor dilectatio verwijst naar liefde tussen mensen
Beatum = gelukkig
Bene actum = met goed gedrag
Dilectatio caritates verwijst naar Goddelijke liefde
Loci = sociale meningen die ook als waarheid geaccepteerd worden kan dus zowel
genterpreteerd worden als een gezagsargument en/of als een gemeenplaats
Sensualitas = zintuiglijkheid

Gesprek tussen : tweede gesprek, deel 2:


Accidens = bijkomende eigenschap
Akrasia = wilszwakte
Bene = goed veronderstelt een relatie tot het object
Bonum = goed verwijst naar de inherente inhoud van het object
Discretio = vermogen om onderscheid aan te brengen tussen goed en slecht
Fortitudo = moed
Justitia = rechtvaardigheid. Algemeen belang staat centraal
Magnanimitas = grootmoedigheid zo moeten we ons gedragen in relatie tot de andere
mensen vs. Humilitas = bescheidenheid, deemoedigheid zo moeten we ons gedragen
tov God
Malum culpae = verwijst naar het kwade of het slechte van de zonde, van de fout
zelf verantwoordelijk zijn, of schuld hebben aan het slechte
Malum esse bonum = het kwade is goed. Dit mag niet gezegd worden
Malum poenae = het kwade of slechte van de straf, waar je zelf geen deel aan hebt
Molum esse est bonum = slecht te zijn, is goed wil zeggen dat het slechte bestaat
Observantia = respect door de andere
Prophetizare = voorspellen vs. Iudaizare = een werkwoord voor hoe joden de Bijbel
lezen
Prudentia = wijsheid. Is zelf geen deugd, maar hieruit komen de deugden voort
Religio = respect door God
Substantia = datgene wat tot het wezen van de dingen behoort
Temperantia = zelfbeheersing

Brieven Hloise Abelard:


Amore complexa: verwijst naar de structuur van het lichaam liefde maakt structureel
deel uit van het lichaam
Debitum amores = schuldenliefde?

Capellanus over de liefde:


Morale nobilitatum = morele voortreffelijkheid heeft te maken met liefde en
adeldom. Moreel verwijst eigenlijk naar de intellectuele dimensie
Probitas = voortreffelijkheid
Pulchritudo = schoonheid:
o Integritas = heelheid: niets mist. Alle delen die nodig zijn, zijn er
o Debita proportio = goede verhoudingen: er is een harmonieuze relatie tot het
andere
o Claritas = de kracht van een object om zijn ontologische realiteit te tonen
impliceert ook een subjectief element: de ontologie van het object wordt
namelijk door anderen waargenomen

Dantes Goddelijke komedie:


Anima mal mata = vege ziel
Bene natus = wanneer iemand in een voordelige positie geboren is
Imaginatio = verbeeldingskracht
Male nata = wanneer iemand in een nadelige positie geboren is

Thomas van Aquino:


Amor = liefde
Amor amicitiae = liefde uit en voor vriendschap
Amor concupiscentiae = liefde uit en voor lust
Appetitus sensitivus = zintuiglijke cognitie heeft het lichaam nodig, maar is er niet
tot te herleiden
Audacia = durf
Bonum arduum = moeilijk te verkrijgen object voor toegang tot het object is altijd
mediring nodig
Concupiscentia = lust
Concupiscible = voortgedreven door (seksueel) verlangen, lust
Delectatio = plezier in de context van voldoende, genoeg
Desperatio = wanhoop
Fuga = vlucht, terugtrekking
Ira = toorn, woede
Irascibile = letterlijk: opvliegend. Impliciet: iets willen hebben, maar het moment tot
het verkrijgen moeten uitstellen
Odium = haat
Spes = hoop
Timor = angst
Tristitia = triestheid, pijn

Abelards Ethics en Ibn Tufayl:


Amor ut passio = lustelijke liefde
Delectatio = genoegen
Desideria = verlangens
Peccatum = zonde
Voluntas = willen
o Ratio, approbatio = de echte wil ingegeven door de rede en goedkeuring
o Concupiscientia, amor ut passio = wil uit lust

Inleiding in het middeleeuwse denken Marenbon en Mews:


Marenbon:
P. 76: Verwijst naar het project van Abelard, namelijk om alle pagan/heidense
getuigenissen bij elkaar te brengen en vervolgens in parallel te brengen met de
christelijke leer Abelard staat aan het begin van een nieuwe academie: prisca
theologia met Plato als laatste filosoof.
>> weinig tot geen kennis van Aristoteles, maar toch spreekt Abelard, net als Ari, over
het feit dat de filosoof, de ethische mens, grootgeestig moet zijn
Over Het gesprek tussen een filosoof, jood en christen:
P. 81: Abelard is terug te vinden in alle 4 karakters. Het gesprek is dus eigenlijk een
monoloog
Pp. 82-83: Abelard probeert stocisme en epicurisme samen te denken elementen van
beide scholen helpen Abelard om het Hoogste Goed te begrijpen. Hij doet dit adhv
christelijke redeneren
P. 83: verwijzing naar de discussie tussen filosoof en christen: iets moet niet louter goed
zijn omwille van zichzelf, kan ook goed zijn voor een hoger doel
Over incarnatie:
P. 87: Abelard benadrukt het belang van Incarnatie de belichaming is namelijk
cruciaal om christen te zijn en aldus de redding van God te kunnen bekomen
>> expliciete kennis van incarnatie is dus nodig voor de redding
Over Abelards ethiek:
Wat iets kwaad of slecht maakt is niet de daad of actie, noch de wil. Wel: de intentie en
toestemming
>> basis voor moraal voor Abelard

Mews:
Over de briefwisseling tussen Hloise en Abelard zie een van de volgende teksten
Duidt op de achtergrond van Abelard: nadruk op late Abelard = na 1121
>> 1121 is een jaar vol tegenslag, zowel persoonlijk als intellectueel: verwekt een kind
bij Hloise, wordt vervolgens gecastreerd, is getraumatiseerd en wordt uiteindelijk
monnik
In deze tekst wordt duidelijk gemaakt dat liefde een filosofisch probleem was tijdens de
middeleeuwse filosofie. Duidt op een probleem van emotie, van relatie tussen lichaam
en geest
>> is een vraag over ethiek zie je na 1121 ook terug bij Abelard

Gesprek tussen een filosoof, jood en een christen: eerste gesprek:


Proloog:
Nachtelijk visioen over 3 mannen die elk n God vereren, maar vanuit een verschillend
geloof en dus verschillende praktijken. Gaan met elkaar in discussie:
o Filosoof
>> wil onderzoeken wat waarheid is
>> heeft 2 zwaarden: natuurwet en verstandelijk redeneren als leidraad n kan
de Geschriften/Wet waar jood en christen beroep op doen tegen hen gebruiken
o Christen
o Jood
o (Abelard zelf als scheidsrechter)
Zoals gezegd: Abelard is terug te vinden in de 4 karakters

II.a. Geloof en verstandelijke redeneren gesprek tussen filosoof en jood:


Filosoof pp. 47-50:
Begint met het belang uit te leggen van de natuurwet, de eerste wet verwijst naar
ethiek. Ethiek = gewoonte van de samenleving: wat allen als waar aannemen
>> jood en christen delen samen met de filosoof in deze overtuiging
Stelt eerste vraag aan zowel jood als christen: komt u tot uw geloof via verstandelijk
redeneren of volgt u blind de mening van de massa?
>> de filosoof vermoedt dat ze gewoon de massa volgen
Overloopt een aantal zaken die mis zijn met geloofszaken
Jood pp. 50-59:
Jood probeert zich te verdedigen adhv argument van falsificatie en bewijs adhv
getuigenissen
Als de Wet die zij volgen inderdaad door God gegeven is, dan zouden ze eigenlijk
beloond moeten worden hebben het goede gedaan, ondanks het feit dat er twijfel was
over het karakter van die Wet. Toont groot respect voor God
De Wet kan misschien niet via verstandelijke redeneren achterhaald worden, maar kan
op basis hiervan ook niet weerlegd worden (falsificatie argument)
Wijst op de ondraaglijke omstandigheden die de joden over zich heen hebben gekregen
door:
o Onderdrukking door de mensen christenen spelen hier een grote rol in
o Het juk van de Wet vb. van besnijdenis
Aldus aantonen hoe zeer ze de woorden beschreven in het Testament vertrouwen als
bewijs voor God en zijn wensen + aantonen hoe goed zij God dienen (getuigenis)
MAAR: jood geeft toe dat hijzelf geen getuigen was

II.b. Argumenten om te bewijzen dat het niet van veel gezond verstand getuigt om de Oude Wet
te volgen:
Filosoof pp. 59-69:
Poneert dat elke geloofsrichting God meent te dienen, maar dat is niet het punt. Wat is
de intentie, de bedoeling van het volgen van een geloofsovertuiging: uit ratio of uit
blinde liefde voor de mening van de massa
Vraag hoezeer de geloofsopvatting in strijd is met de rede.
Argumenteren adhv besnijdenis en aardse goederen en Job
>> beloningen kunnen alleen verwacht worden in de vorm van voorspoed op aarde
>> enige motief om de Wet na te leven is de welvaart op aarde
>> God openbaart niet: er wordt niets beloofd wat betreft redding of veroordeling van
de ziel
>> Voorbeeld van Job als voorbeeld voor rechtsvaardigheid (is geen jood) spreekt
alleen over bepalingen van de natuurwet
KORTOM: geschriften en hun voorschriften zijn overbodig

II.c. Commentaar van de jood:


Jood pp. 69-84:
Jood pakt de filosoof op zijn zwakke delen in de argumentatie
Geschriften en dus voorschriften zijn niet overbodig zijn van nut om het geloof te
verbreiden en beschermen
Wijst op het feit dat de filosoof bepaalde uitspraken in de Wet verzwijgt omdat ze
nadelig zouden zijn voor zijn argumentatie hij is selectief:
o Toegepast op besnijdenis:
Niet zomaar een verminking, een straf, een aards nadeel: schept ook een
eeuwig verbond met God eeuwige gelukzaligheid
Filosoof beweert dat besnijdenis alleen geldt voor de nakomelingen van
Abraham, maar de jood wijst erop dat er ook iets geschreven is over hen
die niet tot zijn stam behoren
o Toegepast op Job: filosoof kan helemaal niet bewijzen dat Job geen jood is
o Toegepast op argument van de aardse goederen:
Zoals al gezegd: door de besnijdenis zijn joden voor eeuwig verbonden
aan God dus niet alleen aardse voor- en nadelen
In de Wet openlijke aankondiging voor een eeuwigdurende beloning
voor de gehoorzaamheid aan de Wet
Jood beweert dat de natuurwet opgesloten ligt in hun Wet aantonen adhv
naastenliefde
Beweert dat hun Wet volmaakt is

II.d. Repliek van de filosoof:


Filosoof pp. 84-97:
Beweert dat de jood liegt
Ontkracht elke commentaar van de jood weer obv de geschriften die de joden gebruiken:
o Wat betreft naastenliefde: niet iedereen moet even barmhartig worden behandeld
als diegene die in het land geboren zijn
o Wat betreft de eeuwigdurende gelukzaligheid maakt de jood de fout om
eeuwig te interpreteren als uitgestrekt tot en met het hiernamaals. Volgens de
filosoof betekent het zolang het aardse leven duurt. Kortom: beloningen zijn
hoe dan ook beperkt tot het aardse leven
o Wet is niet volmaakt: er zijn wel toevoegingen gemaakt aan die Wet, dat heeft
de jood zelfs al toegegeven!
o
conclusie: ook al denkt de jood dat de Wet door God gegeven is, kunnen we niet met
zekerheid weten of we ons eraan moeten onderwerpen het gezagsargument, de
autoriteit van de Wet gaat niet op

Scheidsrechter: wil eerst nog het antwoord van de christen horen wil dus nog niet
oordelen

Gesprek tussen een filosoof, jood en christen: tweede gesprek, deel 1:


III.a. Inleiding tot het tweede gesprek tussen de filosoof en christen:
Filosoof p. 99:
Zelfde vraag geldt voor de christen: komt u tot uw geloof via verstandelijk redeneren of
volgt u blind de mening van de massa?
Aangezien de Wet die de christen aanhangt nieuwer is, zou ze ook beter en redelijker
moeten zijn. Dit wil NIET zeggen dat deze Wet perfect is

III.b. Geloof, verstandelijke redeneren en autoriteit:


Christen pp. 101- 104:
Verwijt de filosoof hardnekkig ongelovig te zijn, zelfs nadat hij de nieuwe Wet gelezen
heeft steeds terug verwijzen naar de natuurwet, namelijk, de ethiek
Christen over ethiek: noemt hij goddelijkheid
>> ethiek om God te begrijpen
Filosoof en christen pp. 104-105:
Filosoof spreekt over ethiek: we zijn niet deugdelijk omwille van de deugd, maar net
omwille van een hoger doel (voor de christen is dat het bereiken van God)
Vraag aan christen om ethiek of zedenleer te definiren. Ethiek openbaart ons wat het
hoogste goed is en langs welke weg wij dat kunnen bereiken
Ze lijken het eens te zijn over het belang en betekenis van ethiek, MAAR ze blijken een
verschillende invulling te geven aan wat het hoogste goed betekent (zie III.c-f)
Filosoof pp.105-116:
Intermezzo
Bespreekt dat aantal filosofen tot het christelijk geloof bekeerd zijn, MAAR: niet
omwille van het gezag van de voorvaders of het woord van de Wet zoals de christen
beweert dat het moet
Vertrouwen in de Wet, maar niet op basis van gezagsargumenten. Deze zijn namelijk
onwetenschappelijk en ondergeschikt aan de rede. Wel vertrouwen op basis van
redelijke argumenten. Kortom: de verdediging van het geloof vereist nog steeds het
gebruik van het verstand
Filosoof redeneert als volgt:
Volgens de filosoof heeft de christen de opvatting dat er geen redelijke argumenten
mogen gebruikt worden in geloofszaken
Als dat zo is, dan mag hij ook de tekst van de Wet niet interpreteren
Complexe relatie tussen rede en autoriteit, er zijn namelijk 3 of 4 niveaus van autoriteit.
De filosoof beroept zich op de loci, andere filosofen en natuurwet, maar verwerpt
gezagsargumenten van de Geschriften. Verschil? De laatste is niet gebaseerd op
verstandelijke rede
Christen pp. 116-118:
Kritiek op filosoof: de filosoof legt hem woorden in de mond. Natuurlijk mag het geloof
met behulp van de verstandelijke rede onderzocht of bediscussieerd worden. Wel is het
zo dat argumenten betreffende geloofszaken een bijzonder statuut hebben: ze zijn
voldoende
Kortom: gezagsargumenten blijven hdo geldigheid hebben volgens de christen
Anyway, terug naar de originele kwestie: onderzoeken of de inhoud van de Geschriften
van de jood en christen overeenkomen met de inhoud van de voorschriften van de
natuurwet
III.c. Het hoogste goed en het grootste kwaad:
Zijn het erover eens dat ethiek uit 2 delen bestaat:
1. Gaat over het HG
2. Gaat ook over hoe het HG bereikt kan worden
1. Filosoof pp. 119-132:
Filosoof: hoogte goed als datgene waardoor iedereen, als hij het bereikt, gelukzalig is
>> omgekeerde = HK
Genoegen = een zekere innerlijke rust van de ziel
HG +/- = deugd het uitmunten in de deugd is net de innerlijke rust van de ziel
heeft te maken met goed gedrag
Gelukzaligheid wordt niet groter in het toekomstige leven. Gelukkig zijn is namelijk
uitblinken in de deugden. Gelukkig zijn heeft niets te maken met het al dan niet hebben
van teisteringen van het lichaam
1. Christen pp. 119-132:
Het HG is uitsluitend toegankelijk buiten het aardse lichaam, is een leven dat geheel vrij
is van het kwaad
Toekomstige leven is wel degelijk beter en plezieriger dan het leven op aarde
Nieuwe Wet spoort aan om te verlangen naar hemelse gelukzaligheid op die manier
aardse voorspoed te geringschatten en alle tegenslagen lijdzaam verdragen
>> christen redeneert als volgt:
Nieuwe Wet spoort aan om te verlangen naar hemelse gelukzaligheid
Veronderstelt dat filosoof zoiets niet kan aanduiden in zijn ethische geschriften
Dan is de christelijke Wet volmaakter, naarmate die de mensen tot deugden aanspoort
vanwege een betere reden en hoop

III.d. Intermezzo: is ieder deugdzaam mens op gelijke wijze deugdzaam? Ivm HG voor de
mens:
Filosoof pp. 132-135:
Iedereen zal het hoogste goed op dezelfde manier bereiken en in dezelfde mate gelukkig
zijn beroep op autoriteit van andere filosoof: Cicero
Goede mensen zijn gelijk wat hun deugden betreft, net zoals slechte mensen gelijk zijn
in wat hun ondeugden betreft
Het onderwerp van liefde wordt ge(her)introduceerd:
Maakt (onterechte) analogie met liefde om aan te tonen dat de ene mens de ander niet
kan overtreffen in deugden of verdiensten baseren op het feit dat liefde alle deugden
in zich heeft (zoals christen al eens toegaf)

Christen pp. 135-141:


Is het niet eens met de filosoof: deugden zijn bij de ene mens groter dan de ander
mensen verschillen erg in deugd
>> meer nog: de filosoof interpreteert Augustinus verkeerd wat betreft liefde: wie liefde
heeft, gaat niet verloren, maar niet allen bezitten die op gelijke wijze
Wijst filosoof op zijn zwakke, en zelfs verkeerdelijke sofistische redenering
>> er zijn namelijk ook 3 mogelijke betekenissen van liefde: amor, caritas en dilectio
In ieder geval: terugkeren naar de vraag van het HG en GK

Gesprek tussen : tweede gesprek, deel 2:


III.e. Het HG en het GK, deel 2:
Filosoof pp. 141-143:
Intermezzo gewoon snel even doornemen alvorens terug te keren naar HG en GK
6 stadia van de mens die de rede ons biedt: 3 in het huidige leven en 3 in het daarmee
corresponderende toekomstige leven:
o Eerste is neutraal, tweede goed of slecht, de derde corresponderen met het HG
en GK
Diegene die de natuurwet omarmen zien in dat alleen de deugd iemand gelukzalig maakt
omgekeerde geldt ook: niemand wordt echt ongelukkig, tenzij door
tekortkomingen/ondeugden

III.f. Deugden en ondeugden:


Filosoof pp. 144-161:
Deugd = beste houding van ziel
>> houding is een kwestie van gewoonte, habitus
>> deugd kan uiteindelijk op haar eigen kracht steunen en niet door tegenslag of
afleiding verslaan worden
(Wetten geven bepaalde geboden die natuurlijk genoemd kunnen worden, namelijk de
morele voorschriften. Andere geboden behoren als het ware tot het positieve recht)
4 kardinale deugden:
o Wijsheid niet echt een deugd op zich, maar is wel de oorsprong van alle
deugden: vermogen om het onderscheid aan te brengen tussen goed en slecht (is
niet moreel)
Sommige dingen worden op grond van zichzelf goed of kwaad genoemd,
zoals deugden (HG) en ondeugden (GK). Andere zaken kunnen op grond
van hun intentie goed dan niet kwaad genoemd worden
o Rechtvaardigheid de deugd die met behoud van het algemeen belang, ieder
in zijn waarde laat belang van goede wil
Respect
Liefdadigheid
Waarheidsliefde
Vergelding
o Zelfbeheersing deugd kan hoogst uitzonderlijk toch eens verloren gaan door
een noodgedwongen of plotseling opduikende oorzaak. Er is dan kracht nodig
om weerstand te bieden
>> heeft een link met akrasia, met wilszwakte
Deemoedigheid
Soberheid
Zachtmoedigheid
Kuisheid
Matigheid in eten en drinken
o Moed het door het verstand geleide verdragen van inspanningen en het
aangaan van risicos
>> heeft ook een link met akrasia
Grootmoedigheid
Volharding
Op grond van deze 3 deugden en hun onderdelen, en wijsheid die er aan de basis van
ligt, kan de mens tot volmaaktheid geraken en volledig tot het goede komen. Aldus komt
men tot gelukzaligheid

III.g. Het hoogste goed en het grootste kwaad, deel 3:


In dit deel 2 zaken bepalen:
1. Bepalen wat er in de eenvoudigste vorm het HG en GK genoemd wordt
2. Onderzoeken of HG en GK iets anders zijn dan HG en GK voor de mens
Impliceert dat er een verschil is tussen de pure verschijningsvorm en die voor de mens

Filosoof pp. 161-168:


1. Hij merkt meteen op dat het HG niets anders is dan God zelf en het GK is de
ellende en martelingen die bij de bestraffing horen.
2. HG is voor de mens een voortdurende rust in het toekomstige leven en het GK is
voor welk schepsel dan ook, dus ook voor de mens, de voortdurende bestraffing
in dat toekomstige leven
>> specifieker: het vergrijp van de mens, en dus het mishagen van God, is de
bron voor het GK voor de mens. De straf is gewoon het verdiende resultaat
Ellende bij bestraffing is verdiend en zelfs goed
>> verklaring: als een straf goed is, wil dat niet zeggen dat straf eenvoudigweg iets
goeds is
>> voorgaande verwijst naar het onderscheid tussen bona en bonum + mala en malum:
bonum en malum verwijzen naar de samenstelling van proposities. Bona en mala naar
de proposities zelf

Christen pp. 168-172:


1. Hij merkt meteen op dat het HG niets anders is dan God zelf en het GK is de
ellende en martelingen die bij de bestraffing horen
>> filosoof en christen lijken het eens te zijn
2. Hoogste liefde voor God is het ware gelukzaligheid en dus het HG en het grootste
vergrijp, en dus het GK voor de mens, is God haten
>> hierover zijn filosoof en christen dus weer verdeeld
Terug naar het verschil in huidige leven versus toekomstige leven: zaaien van
verdiensten in het huidige, oogsten daarvan in het toekomstige =/= filosoof: niet
voordeliger of gelukzaliger in het toekomstige leven
>> naarmate God beter begrepen wordt, wordt ons geluk groter
Verwijzing naar liefde: spirituele liefde tov God is een groter, waardevoller teken van
de liefde dan de passie
>> de intentie hiervan is beter
>> onderscheid bene-bonum
III.h. Hemel:
Verwijst naar het Hoogste Goed

Filosoof pp. 172 -196:


Filosoof stelt voornamelijk kritische vragen aan de christen, waaruit zijn eigen
voorkeuren ook af te lezen zijn
Over de tegenstelling tussen substantia en accidens: denkt in aardse termen: denkt over
de hoogste liefde totGod als een bijkomstige eigenschap
Over de verrijzenis van het lichaam: zou niet relevant moeten zijn
Over God en plaats: God lijkt op de ene plaats intensiever aanwezig te zijn dan op een
andere
>> en wat dan met de uitdrukking in termen van plaats?

Christen pp. 172-196:


Doet beroep op de Geschriften om de filosoof zijn kritische vragen te beantwoorden
methodologisch niet aantrekkelijk voor de filosoof
Alle mensen en engelen zijn zo geschapen dat zij goed en slecht kunnen handelen
Over de tegenstelling tussen substantia en accidens: hoogste liefde tot God is geen
bijkomende eigenschap van de mens beter nog: onderscheid tussen het wezenlijke
en bijkomende eigenschappen is niet relevant in het hiernamaals, is enkel zo in het
aardse leven
>> de eigenschappen maken het wezenlijke niet minder wezenlijk gellustreerd adhv
liefde
Over de verrijzenis van het lichaam: heraannemen van het lichaam is van groot belang
voor het prijzen van Gods macht
>> wil niet zeggen dat het extra geluk brengt aan de heilige zielen
Over God en plaats: God is alom aanwezig, hij is niet gebonden aan tijd of plaats. Dit
geldt dus ook voor paradijs en de bestraffing
>> wanneer er gesproken wordt over plaats, is dat slechts in mystieke, symbolische zin
Gelooft dat hemel God representeert representeert een aantal wezenlijke
eigenschappen: eeuwigheid, onveranderlijkheid, onstoffelijk

III.i. Hel:
Verwijst onder andere naar het onderwerp van het Grootste Kwaad

Filosoof pp. 196-205:


Stelt voornamelijk weer de vragen eigen positie aflezen in die vragen
Over de graad van kwelling en straf: net zoals gelukzaligheid voor diegene die
deugdelijk is, is de graad van kwelling en straf gelijk voor iedereen die ondeugdelijk is

Christen pp. 196-205:


Domineert het gesprek over de hel
Hel duidt de verschrikkelijkste ellende aan verwerpelijk
>> net zoals de hemel, niet letterlijk opvatten in termen van plaats, is louter allegorisch.
WEL: eerder opvatten als geestelijke kwelling
>> omdat God alom aanwezig is, kunnen mensen nooit ontsnappen aan zijn staf
Over de graad van kwelling en straf: sommigen meer dan anderen, afhankelijk van wat
ze verdiend hebben
>> verwijst naar een aards en common sense argument om deze stelling kracht bij te
zetten: de dagelijkse verschillen tussen schepsels zijn groot er bestaat niets wat voor
alle schepsels nuttig is
>> het verschil in ondergaan van pijn komt voort uit diegene die bestraft worden, niet
uit de eigenschappen van diegene die straffen (ligt aan de mens, niet aan God oid)
God is in staat om lijden te bestraffen en aldus de ziel te kwellen, MAAR: is ook in staat
om andere soorten lijden zoals angst of pijn volledig weg te nemen bij wie dan ook

In de laatste hoofdstukken heeft de christen gepoogd zowel de straf van de verdoemden


als de glorie van de uitverkorenen aan te wenden om de goddelijke almacht weer te
prijzen

III.j. De definitie van goed en kwaad:


Filosoof pp. 205-220:
Vraagt de christen om te definiren of beschrijven langs welke wegen HG en GK bereikt
worden
>> christen heeft veel verteld, maar was niet echt to the point heeft beroep gedaan
op de Geschriften, maar die geven geen precieze definitie
Christen pp. 205-220:
Geeft toe dat de Geschriften moeite hebben met die zaken te definiren
>> waarom? Omdat de benamingen nauwelijks n eenduidige betekenis hebben zie
goed: verschillende betekenis afhankelijk van de context
Poogt toch een definitie te geven van wat goed en/of slecht is, adhv het begrip nut:
o Iets goed of iets goed noemt, omdat het iemand nuttig is
o Slecht of iets slechts omdat het niet nuttig is n er een belang of waardigheid
door belemmerd wordt
MAAR: definities mbv de term nut blijken ontoereikend te zijn
Intentie-ethiek: belang van met welke gezindheid iets al dan niet wordt gedaan, bepaalt
of iets goed dan niet slecht is
>> mensen worden regelmatig door toestemming van God in verleiding gebracht om
dingen tegen de wil van God te doen, of worden soms zelf misleid! Verwijst naar een
soort heldenethiek: het is beter het goede te doen ondanks vele hindernissen, dan het
goede te doen zonder ook maar iets te moeten overwinnen
>> er zijn meerdere oorzaken en intenties mogelijk

Abelard:
Geeft nog een aantal opmerkingen over de opvatting van God, en over goed en kwaad:
>> het is goed dat er kwaad bestaat, maar het is niet zo dat het kwaad goed is
>> zelfs slechte mensen kunnen hun intentie veranderen mensen moeten dus
genterpreteerd worden als actoren die vrij zijn (om intentie te veranderen) intentie
is niet definitief
Geen concluderend einde. Zonder conclusie is net de conclusie: het is een open gesprek
tussen een aantal partijen, en er dus een open einde
>> erg filosofisch verantwoord: de partijen zijn op de goede weg naar de waarheid, maar
worden vrij gelaten om zelf tot die waarheid te komen

Brieven Abelard en Hloise:


Tekst van Hloise naar Abelard:
Hloise schrijft Abelard vanuit zelfzekerheid, zelfvertrouwen: ze weet dat haar geen
schuld treft omwille van haar liefde voor Abelard
>> de brieven bevatten impliciete visie over het zelf: Hloise benadrukt dat wat
belangrijk is, is dat ze zelf weet dat ze niet uit lichamelijke passie handelde, maar wel
uit liefde
>> verwijzing naar intentie-ehtiek: haar intentie om zich lichamelijk te geven aan
Abelard was goed, want het was uit liefde, niet uit lust (amor): zie p. 137
>> haar liefde is zo oprecht dat er geen sprake kan zijn van schuld en/of vergissing
Abelard representeert eigenlijk de religieuze groep vrouwen waar Hloise deel van
uitmaakt
Nadruk op de rol van en ideen over vrouwen
>> spreekt hdo voor en vanuit zichzelf. De uitspraken die ze doet over haar overgave
aan Abelard deed ze uit echte liefde, niet omdat ze een vrouw is
3 vormen van liefde worden gentroduceerd Hloise maakt vervolgens duidelijk dat
haar liefde uit alle 3 de vormen bestaat en dus chte liefde is: liefde voor Abelard maakt
structureel deel uit van haar lichaam:
o Amor
o Dilectio nadruk hierop
o Caritas
Over het huwelijk: haar liefde gaat voorbij de maat van het huwelijk. In tegenstelling
tot haar liefde, is de huwelijksliefde niet perfect

Tekst van Abelard naar Hloise:


Abelard beantwoordt de brief hieruit wordt duidelijk dat hij zich nog verbonden voelt
tot haar, maar geeft niet toe aan haar liefde
Benadrukt het belang van het gebed opdat God zijn actie(s) herdenkt
>> zeker het belang van het gebed van vrouwen is van onschatbare waarde, is zelfs
groter dan rechtsvaardigheid
>> wijst op de speciale relatie die er is tussen God en vrouwen kunnen kennis van
God aanschouwen wanneer ze een diepe eenheid vormen
Zijn intentie-ethiek komt sterk naar boven: Abelard impliceert in zijn brief dat hun liefde
fout was, omwille van een slechte intentie
>> zegt, in tegenstelling tot wat ze zelf denkt, dat Hloise evenzeer schuldig is. Hij
denkt dat ze een slechte intentie had, namelijk lust
Liederen Hadewijch:
Benadrukken de rol van de rede in de liefde

Lied 25 pp. 204-208:


Over de liefde en relatie tot goddelijke geliefde
>> begeerte verwijst naar de inclinatie die we hebben naar de goddelijke geliefde. Dit
is liefde
Aankondiging van de trinitaire structuur: geneugte-begeerte-rede de dynamische
motor van de liefdesqueeste
>> geneugte: gaat volledig op in het genot van de eenheidservaring
>> rede verbreekt de genietende eenheid omdat de minnaar en zijn goddelijke geliefde
zo geen gelijken zijn is tegelijk een gif en een medicijn: onderbreekt het
onmiddellijke genieten, maar leidt uiteindelijk wel tot een hogere eenheidservaring en
genieting
>> dankzij de onderbreking van de rede, groeit de minnaar aangedreven door de
begeerte, verder naar vergoddelijking toe

Lied 29 pp. 228-237:


Belang en functie van de rede wordt benadrukt: de rede heeft een instrumentele functie,
maar is niet absoluut. De rede is er enkel om de begeerte (namelijk om naar God te
streven) terug te activeren, anders blijven we in de geneugte van de liefde hangen
>> menselijke rede heeft dus geen eigen of onafhankelijk doel of stem
>> rede als bemiddelaar

Kortom: de rede volgen leidt uiteindelijk tot de hoogste en grootste zaligheid

Capellanus over de liefde:


Verhaal van de Britse ridder op queeste is eigenlijk gewoon een parabel om de regels
van de liefde te verkopen en ze te verspreiden
Pp. 255-257: eigenlijk wordt er een bespreking gemaakt van de regels van de liefde.
Welke worden voornamelijk uitgelicht?
o 9: als iemand oprecht verliefd is, dan moet de andere partij ook zulke liefde
hebben
o 15: iedere verliefde wordt bleek bij het zien van zijn geliefde
o 18: alleen voortreffelijkheid maakt dat iemand de liefde waard is
o 20: wie verliefd is, koestert altijd vrees of angst om de geliefde te verliezen
o

Wat liefde is pp. 49-51:


Liefde = een aangeboren aandoening die zich ontwikkelt vanuit het zien van en het
onmatig denken aan de schoonheid van het andere geslacht, waardoor
o Aangeboren
o Aangeboren aandoening: liefde is in eerste instantie een aandoening, een passie.
Passie verwijst naar het lagere deel van de geest. De andere vormen van liefde,
dilectio en caritas, komen pas naderhand
>> link met het lichaam
o Zien is fundamenteel liefde is dus niet mogelijk voor blinden
>> weer link met het lichamelijke
>> blinden kunnen dus zogezegd niet liefhebben
o Onmatig denken liefde neemt dus ook de geest, namelijk het denken, in
beslag
>> verwijst niet naar een passie zonder grenzen of controleverlies
o Schoonheid (pulchritudo): heeft te maken met de verschijningsvorm
Etymologisch gezien is het woord liefde afgeleid van het werkwoord liefhebben, dat
gevangen worden betekent. Verwijst naar het gevangen worden in de boeien van de
begeerte en het verlangen om op haar beurt een ander aan de haak te slaan

Tussen welke personen liefde kan bestaan pp. 51-53:


Tussen personen van verschillend geslacht personen van hetzelfde geslacht zijn niet
toegerust om de bijbehorende natuurlijke handelingen van de liefde te verrichten
weer nadruk op een lichamelijke dimensie
Tussen mensen die kunnen zien, die niet blind zijn
Tussen voortreffelijke mensen, mensen van morele adeldom

Welke personen toegerust zijn voor liefde pp. 54-56:


Algemeen: ieder die over normale verstandelijke capaciteiten beschikt en toegerust is
om de daden van de liefde te verrichten
MAAR: er zijn uitzonderingen:
o Mensen die te jong zijn
o Blinden. Deze kunnen echt wel onmatig denken, maar kunnen geen liefde
kennen omdat ze niet kunnen zien, terwijl het zien fundamenteel is voor de liefde
o Diegenen die een te grote seksuele begeerte hebben op die manier kan men
zich niet door de banden van de liefde laten binden
>> lust is dus niet simpelweg liefde, al maakt het er wel deel van uit

Manieren waarop liefde verworven wordt pp. 56-59:


Algemeen: belang van intellectuele deugden en de relatie tussen liefde en die
deugden/waarden
Nadruk op 3 manieren:
o Lichamelijke aantrekkelijkheid vandaar het belang van het zien
>> hdo: wanneer enkel de focus ligt op de uiterlijke aantrekkelijkheid, dan houdt
de liefde zelden stand
o Daarom ook rekening houden met de voortreffelijkheid. Wie bewezen heeft
voortreffelijk te zijn zal het liefdespas op goede wijze bewandelen
>> is enkel mogelijk voor mensen van een hogere stand. Mensen van een lage
stand kunnen geen liefde hebben
>> maw: voortreffelijkheid deelt mensen op in standen, ook al zijn ze van
oorsprong hetzelfde
o Welsprekendheid drijft mensen vaak tot verliefdheid, want suggereert de
aanwezigheid van aantrekkelijkheid
Liefde is dus een manier om te ontdekken welke mensen blauw bloed hebben

Over de dialogen:
1e dialoog: geen liefde mogelijk want er is weinig tot geen aandacht voor
voortreffelijkheid
2e dialoog: meer kans op liefde, want de nadruk van de dialoog ligt op voortreffelijkheid,
het probleem van de standen,
Dantes Goddelijke komedie:
Canto 5:
Gaat over de liefde als passie die geen ruimte laat voor andere vormen van liefde
>> liefde als passie en spirituele liefde horen eigenlijk samen te gaan
Er zijn tragische gevolgen verbonden aan de liefde die zelf de regels stelt en aan geen
andere liefde, namelijk de spirituele, goddelijke liefde, beantwoordt
Ook verwijzingen naar de relatie tussen lichaam en geest:
>> diegenen die van nature een goede verhouding tussen lichaam en geest hebben, geeft
God meer genade: omdat die van nature al beter zijn (bene natus)
>> de figuren die voorkomen in canto 5 zijn echter male nata: de wellust overheerst de
rede, het lichaam overheerste de geest. Dit is een zonde
Indirecte gelijkenissen van Capellanus:
o Regel 103 in vergelijking met regel 9: als iemand oprecht verliefd is, dan moet
de andere partij ook zulke liefde hebben
o Geeft een negatieve bepaling van Capellanus opvatting van de liefde

Canto 17:
Canto 17 is het letterlijke middelpunt van de Goddelijke komedie, net zoals liefde het
centrum is van het leven
Menselijke vrijheid wordt hier besproken in termen van liefde
Rol van de verbeeldingskracht: soms is er zo een sterke invloed van de
verbeeldingskracht dat onze wil niet meer wil of kan meewerken: op die manier neemt
de passie het over
Alles heeft in oorsprong liefde, God schept geen liefdeloze wezens, MAAR: mensen
kunnen 2 soorten liefde hebben:
o Aangeboren liefde, of natural love bij Thomas altijd goed
o Gekozen liefde ook goed, maar kan in het kwaden haken.
>> het object van de liefde is wel altijd goed, maar iemand via het kwade dat
object verkrijgen, dus op kwade wijze het object opeisen
>> het kwaad heeft te maken met de vrijheid van de relatie tussen subject en
object: hoe het subject het altijd goede object benaderd
3 vormen van drang die Thomas ook bespreekt: hoogmoed, afgunst en toorn. Hieruit
volgt Dantes theorie over de 7 zonden hernieuwde theorie over de volgorde en dus
de ernst van elk van hen:

>> 1-7 verwijzen naar de lagen van de inferno, van de hel


>> opwerken van beneden naar boven is mogelijk. De moeilijkste laag is echt het
moeilijkst te overkomen: lust
>> morals of the story:
o De 3 vormen van drang, die naar de 3 ergste zonden verwijzen, zijn te herleiden
op een spanning tussen subject en object. Deze 3 bestaan uit passie en uit een
ongewenste andere persoon die tussen het subject en het begeerde object kom
Zo ontstaat concurrentie en aldus haat haat omwille van het feit dat de ander
hetzelfde object wil =/= haat om de ander
>> de andere zonden hebben echter geen betrekking op andere mensen,
verwijzen naar louter passie
o Mateloosheid is slecht gaat in tegen Capellanus theorie van de liefde! Komt
wel overeen met de theorie van Thomas
o Menselijke passie is hoe dan ook nodig om liefde te ontwikkelen. Zonder passie
ben je geen mens

Thomas van Aquino:


Onderzoeken van de passies van de ziel nadruk op de passies van de begerende,
lustende kracht
3 zaken over liefde onderzoeken
Onderliggende idee dat de menselijke natuur niet slecht kan zijn: passies zijn eerder
neutraal
>> passies zijn goed wanneer ze van God komen
>> passies zijn altijd afhankelijk van de rede, het intellect zijn dus nooit puur
aanwezig
Typisch voor passies is dat lichaam deelneemt aan de rede
>> dit is wat mensen onderscheid van andere dieren

Question 26: wat liefde is:


1. Liefde bestaat in de begerende kracht
Ja: liefde is een concupiscientia, een begeerte, een lust
Natuurlijke liefde: de neiging van geschapen wezens om hun wezen en bestaan te
behouden
=/= sentient of voelende liefde: bestaat in een subject dat in staat is tot waarnemen of
weten, maar deze liefde "is afgeleid uit noodzaak en niet uit vrije wil." In irrationele
dieren resulteert dit gebrek aan vrije wil in de handeling van de liefde is absoluut, maar
in de mens is "heeft een bepaald aandeel van vrijheid, voor zover hij of zij de reden
gehoorzaamt." in dit stadium (bewuste liefde) treffen we de concupiscible kracht van de
liefde. Het is heel belangrijk om te beseffen dat deze kracht van God komt. Bij de mens,
wordt uitgeoefend in een goede of slechte manier, afhankelijk van de vraag of het is
onderworpen aan juiste reden

2. Liefde is een passie


Liefde is een passie in zoverre:
o Het bestaat in de begerende kracht
o Het bestaat in de wil
>> impliciete verwijzing naar het belang van het zien voor de liefde: we kunnen hierin
lezen dat blinden ook liefde kunnen kennen ( Capellanus)

3. Liefde als passie is niet hetzelfde als genegenheid


Als liefde een passie is, kunnen we het niet meer gebruiken om te spreken over de relatie
tot en met God
>> dilectio verwijst namelijk naar de spirituele liefde bestaat enkel uit de wil, zonder
lust
>> bestaat daarenboven alleen op het niveau van de geest, niet in het lichaam

4. Liefde uit begeerte is iets anders dan liefde uit vriendschap


Liefde uit begeerte heb je tot dat goede dat iemand voor een ander wil
=/= liefde uit vriendschap heb je tov diegene die iemand wil een goed voor????
Zijn iets anders, maar we hebben wel de passie nodig om andere soorten liefdes zoals
vriendschapsliefde te hebben

Question 27: oorzaken van liefde:


1. Het goede is de enige oorzaak van liefde
Een oorzaak van liefde is altijd goed, kan niet iets slechts zijn. Niets is namelijk slecht
an sich: neemt altijd deel aan het goede

2. Cognitie is een oorzaak van liefde


Niemand kan iets liefhebben dat ongekend is liefde heeft een minimale kennis nodig
>> MAAR: dit wil niet zeggen dat we perfecte kennis nodig hebben om liefde te kennen,
anders zou dit voor problemen zorgen ivm het kennen en/of liefhebben van God
>> niemand kan iemand cht kennen, maar kan er wel echte liefde voor voelen
>> blinden kunnen ook liefhebben

3. Gelijkenis is een oorzaak van liefde

4. De andere passies kunnen geen oorzaken zijn van liefde


Het is namelijk andersom: alle andere affecties, resultaten van de ziel zijn net
veroorzaakt door liefde
Alle andere passies van de ziel vooronderstellen een zeker mate van liefde

Question 28: de effecten van liefde:


1. Vereniging of samenzijn
Samenzijn is niet alleen een effect van liefde, het is er ook een conditie van
>> analogie met substantie: bestaat zowel uit vorm als materie zowel een actief als
passief element
>> love has a union with what is loved persoon die verliefd is, is zoals materie

2. Wederzijdse inwoning
3. Extase
4. Jaloersheid
5. Liefde is een passie die pijn kan doen
6. Liefde is de oorzaak van alles wat een liefhebber doet
Omwille van liefde voor het goede doet ge liefhebber alles
Liefde als passie wordt als tegenargument gebruikt tegen deze stelling, maar Thomas
repliceert het volgende: liefde mag dan wel een passie zijn, het maakt ook deel uit van
een bredere opvatting van liefde: liefde bestaat uit passie, genegenheid en caritas!

Abelards Ethics en Ibn Tufayl:


In deze tekst overloopt Abelaard 4 opties over wat het fundament zou kunnen zijn om
ethiek op te baseren. Nadruk op wil (is niet het fundament) en intentie (staat inderdaad
centraal)

Over de wil:
Het is een passie: dit wil zeggen dat de wil steeds gaat naar datgene wat onmiddellijk
goed is voor het zelf
>> nadruk op onmiddellijkheid
>> meer specifiek verwijst het naar het onmiddellijk doen wat God wil, want die weet
namelijk beter wat al dan niet goed is voor het zelf
>> is niet slecht op zich, tenzij je toegeeft aan een wil die tegen de wil van God ingaat.
Hdo, er is geen zonde in willen op zich
De menselijke wil bestaat uit 2 delen:
o De wil wordt gedefinieerd als dat wat spontaan is onmiddellijke, spontane
tendens
o Reflectie op de spontane tendens aldus is er een mogelijkheid om al dan niet
te kiezen om Gods wil te volgen
2 manieren waarop voluntas/de wil gebruikt kan worden:
o Wil uit lust hierop ligt de nadruk
o Wil uit reflectie, op basis van goedkeuring, toestemming
Een zonde bestaat niet in de wil
De wil heeft namelijk te maken met oftewel genoegen of lust of verlangen
De zonde heeft dus niet te maken met wil en de lust die daaraan gerelateerd kan zijn
DUS: wil is niet de zonde

Over intentie:
De intentie is daarentegen wel het fundament om ethiek op te baseren
>> bepaalde intenties, en de daarbij behorende toestemming, zijn de zonden

Das könnte Ihnen auch gefallen