Beruflich Dokumente
Kultur Dokumente
Het eerste deel van deze ronde wordt per team uitgevoerd. Het tweede deel van de ronde wordt klassikaal
uitgevoerd. Alle teamleden beantwoorden dan individueel enkele vragen.
Stap 1
Deze stap wordt gelijktijdig per team uitgevoerd.
Iedere persoon in een team vertelt in drie minuten zoveel mogelijk over zichzelf. De teamgenoten mogen hier-
bij vragen aan elkaar stellen.
Na elke drie minuten geeft de docent een signaal. Dan moet een ander teamlid over zichzelf vertellen.
Voorbeeld:
Team A bestaat uit Anna, Milad, Sam. Eerst vertelt Anna drie minuten, dan Milad, dan Sam.
Stap 2
Na negen minuten (drie maal drie minuten) wijst de docent één persoon in elk team aan. De docent stelt vervol-
gens klassikaal vijf vragen. Alle teams moeten dezelfde vijf vragen beantwoorden. Alle personen in een team
beantwoorden de vijf vragen over het teamlid dat de docent heeft aangewezen.
Voorbeeld:
De docent wijst Anna uit team A aan. Milad en Sam beantwoorden de vragen over Anna.
Ze schrijven individueel de antwoorden op deze vragen op in steekwoorden. Ook Anna zelf schrijft de ant-
woorden op. De antwoorden van Anna gelden als ‘sleutel’.
Let op: Milad en Sam mogen niet samenwerken of praten met Anna tijdens het schrijven van de antwoorden.
Het gaat erom dat Milad en Sam zoveel mogelijk vragen over Anna goed beantwoorden.
Stap 3
Het team en de docent controleren de antwoorden en geven een score.
Elk team kan in deze ronde maximaal tien punten scoren: per vraag twee punten als beide teamgenoten het
antwoord goed hebben, één punt als maar één teamgenoot het antwoord goed heeft, en nul punten als
niemand het goed heeft. De antwoorden van Anna zijn de sleutel. Zij kan natuurlijk geen punten verdienen.
Noteer de score van het team in het tekstboek op pagina 7.
Let op: u weet niet welke vragen de docent gaat stellen, dus probeer zo veel mogelijk over uw teamgenoten te
weten te komen!
Voorbeeld:
Milad en Sam kunnen alle vragen over Anna beantwoorden, behalve vraag 5. Het team krijgt dan 4x2=8 punten.
Stap 4
Ronde 1 is bijna afgelopen. Het team heeft elkaar beter leren kennen. Elk team kiest nu een teamnaam die
goed bij het team past. Noteer de teamnaam in het tekstboek op p.7.
Voorbeeld:
Anna’s mannen of team SaMiAn.
© 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan. 1
De kennen-kunnen-kennis Quiz
Ronde 2: De kunnen-ronde
Lees de instructie. Luister daarna naar de docent.
Ieder team beantwoordt klassikaal een aantal vragen. De teams spelen om de beurt.
Voor iedere goed beantwoorde vraag krijgt een team twee punten. Als de vraag fout wordt beantwoord, krijgt
een team geen punten.
Aantal Soort vraag Wat moet u doen? Voorbeeld van een Voorbeeldantwoord
ogen vraag
Wat zeg je? Geef een gepaste Iemand is jarig. Wat zegt Gefeliciteerd met je
reactie. u? verjaardag!
Hoe zeg je het? Maak een grammaticaal Wat kun je doen met een Je kunt ermee schrijven.
correcte zin. pen? Geef een antwoord
met er.
Hoe spreek je het uit? Zeg een woord of zin Hoe spreek je vriendin vriendin
met de juiste uitspraak, uit? Let op de klemtoon.
klemtoon of intonatie.
din
vrien
Wat betekent het? Geef de betekenis van Wat betekent ‘de puntjes Iets netjes afwerken.
een spreekwoord of op de i zetten’?
gezegde.
Wat is de term? Noem de grammaticale Het boek ligt op tafel. een verbum/de per-
term. Welke grammaticale soonsvorm
term gebruiken we voor
het woord ligt?
Hoe omschrijf je het? Omschrijf een woord Omschrijf fiets zonder Het is een ding waar-
zonder het woord te het woord te gebruiken. mee je van de ene
gebruiken. plaats naar de andere
plaats kunt gaan. Het is
een vervoermiddel. Het
heeft geen motor.
2 © 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.
De kennen-kunnen-kennis Quiz
Ronde 3: De kennis-ronde
Lees de instructie. Luister daarna naar de docent.
Deze ronde wordt klassikaal gespeeld. Alle teamleden geven individueel antwoord.
De docent leest tien zinnen hardop voor. De vraag is of deze zinnen grammaticaal goed of fout zijn. Elke
speler moet een antwoord geven.
Een speler geeft een antwoord door na iedere zin het kopieerblad omhoog te houden waar zijn antwoord op
staat. De speler houdt dus het kopieerblad Goed of het kopieerblad Fout omhoog.
Iedere speler krijgt één punt voor elk correct antwoord. Hoe meer antwoorden de spelers van een team goed
hebben, hoe meer punten het team krijgt.
Een team bestaat uit drie spelers. Als alle drie de spelers het antwoord goed hebben, krijgt het team voor die
vraag dus drie punten. Als een van de drie teamspelers een fout antwoord geeft, dan krijgt het team voor die
vraag twee punten, etc.
© 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan. 3
De kennen-kunnen-kennis Quiz
Goed
Goed
Fout
4 © 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.
De kennen-kunnen-kennis Quiz
Vragen ronde 1
1. Wat zijn de hobby’s van jullie teamlid?
2. Hoe is de gezinssituatie van jullie teamlid?
3. Wat zijn de plannen van jullie teamlid voor de toekomst?
4. Wat wil jullie teamlid graag leren in deze cursus?
5. Hoe lang woont jullie teamlid al in Nederland?
© 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan. 5
De kennen-kunnen-kennis Quiz
1. U praat met een collega. Zij gebruikt een woord dat u niet kent.
Wat vraagt u?
4. Uw vriend wil een huisdier kopen maar hij weet niet wat voor soort dier.
Geef hem advies.
5. Er is een stagiair op uw werk. Hij vraagt: “Wat moet ik doen?” U wilt dat hij het papier in de printer bijvult.
Geef hem een instructie.
6. U zit in de trein. De vrouw tegenover u staat op om uit te stappen. U ziet sleutels liggen op de stoel waar
de vrouw net zat.
Wat zegt u?
7. U werkt op het gemeentehuis en hebt een gesprek met een cliënt. Halverwege het gesprek wil de cliënt
een sigaret opsteken.
Reageer negatief maar beleefd.
8. Een goede vriendin heeft net verteld dat haar vader is overleden.
Hoe reageert u?
6 © 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.
De kennen-kunnen-kennis Quiz
5. Maak van de volgende twee zinnen één zin. Gebruik die, dat of waar + prepositie.
Ik wacht op de bus. De bus is te laat.
© 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan. 7
De kennen-kunnen-kennis Quiz
Hoe spreek je het uit? Geef de uitspraak van een woord of zin. (Voor de kaartjes, zie p. 12-16)
8 © 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.
De kennen-kunnen-kennis Quiz
© 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan. 9
De kennen-kunnen-kennis Quiz
2. Wat is de grammaticale term voor woorden als op, naar, voor, met?
4. Het roodharige meisje woonde met haar dominante moeder in een vrijstaand huis.
roodharige, dominante en vrijstaand zijn …
10 © 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.
De kennen-kunnen-kennis Quiz
1. apotheek
2. lekker
3. schilderij
4. vergadering
5. gierig
6. koekje
7. televisie
8. rekenmachine
9. verwachten
© 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan. 11
De kennen-kunnen-kennis Quiz
Herinnering
1.
2.
Kunt u een
boodschap aan hem
doorgeven?
12 © 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.
De kennen-kunnen-kennis Quiz
buiten zetten?!
het vuilnis
Jij zou toch
3.
4.
Proficiat!
© 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan. 13
De kennen-kunnen-kennis Quiz
6.
Dat meen je niet!
14 © 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.
De kennen-kunnen-kennis Quiz
voor je.
vervelend
Wat
7.
8.
Hoe voel je je?
© 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan. 15
De kennen-kunnen-kennis Quiz
9.
Ga nou eens zitten!
16 © 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.
De kennen-kunnen-kennis Quiz
© 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan. 17
De kennen-kunnen-kennis Quiz
Oplossingen ronde 2
Let op: de antwoorden hieronder zijn slechts voorbeelden. Er zijn meer goede antwoorden mogelijk.
Hoe spreek je het uit? Geef de uitspraak van een woord of zin.
18 © 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.
De kennen-kunnen-kennis Quiz
Oplossingen ronde 2
Wat betekent het? Geef de betekenis van het spreekwoord of gezegde.
1. Indirecte vraag
2. prepositie / voorzetsel
3. imperfectum / onvoltooid verleden tijd
4. adjectieven / bijvoeglijke naamwoorden
5. Eet je bord leeg!
6. direct object / lijdend voorwerp
7. artikel / lidwoord
8. substantief / zelfstandig naamwoord
9. perfectum / voltooid tegenwoordige tijd
Oplossingen ronde 3
1. fout; moet zijn: Het aantal buitenlandse studenten in Nederland groeit.
2. fout; moet zijn: De man die ik zag, leek op mijn vader.
3. goed
4. fout; moet zijn: Robert belt de bioscoop om de film te reserveren.
5. fout; moet zijn: Ik ben op zoek naar een hotel.
6. goed
7. goed
8. fout; moet zijn: Zij was vergeten te zeggen dat ze op vakantie ging.
9. fout; moet zijn: Ik kom niet terwijl ik het wel beloofd heb.
10. goed
© 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan. 19
De kennen-kunnen-kennis Quiz
Scoreformulier
Ronde 1
Ronde 2
Vraag 1
Ronde 2
Vraag 2
Ronde 2
Vraag 3
Ronde 2
Vraag 4
Ronde 2
Vraag 5
Ronde 3
Vraag 1
Ronde 3
Vraag 2
Ronde 3
Vraag 3
Ronde 3
Vraag 4
Ronde 3
Vraag 5
Ronde 3
Vraag 6
Ronde 3
Vraag 7
Ronde 3
Vraag 8
Ronde 3
Vraag 9
Ronde 3
Vraag 10
Totaal
20 © 2012 Intertaal, Amsterdam/Antwerpen. Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging voor gebruik in het onderwijs toegestaan.