Beruflich Dokumente
Kultur Dokumente
Didactische fiche
1. Leerdoelen en eindtermen
1.1. Leerdoelen
Algemeen lesdoel: De leerlingen herhalen m.b.v. ICT het bijvoeglijk naamwoord en bestuderen de
verschillen met het bijwoord.
1.2 Leerplandoelstellingen
Uit het leerplan Nederlands VVKSO voor de 1e graad A-stroom. (september 2010)
- nadenken over woorden: over de woordvorming en woordsoorten, daarbij stilstaan bij het
gebruik en de vorming van de verschillende woordsoorten.
- nadenken over genus, enkelvoud en meervoud en de verbuiging bij de woordsoorten.
1.3 Eindtermen
Nederlands (vakspecifieke eindtermen)
ET 9: De leerlingen kunnen de volgende tekstsoorten voor leeftijdgenoten lezen. (verwerkingsniveau:
structurerend):
- Schema’s en tabellen
- Fictionele teksten
- Te lezen
- Te reflecteren over de inhoud van een tekst
- Zich in te leven in fictionele tekstsoorten
ET 23: Met oog op doeltreffende communicatie kunnen de leerlingen in voor hen relevante en
concrete taalgebruikssituaties en op hun niveau reflecteren op een aantal aspecten van het
taalsysteem m.b.t.:
ET 1: De leerlingen hebben een positieve houding tegenover ICT en zijn bereid ICT te gebruiken om
hen te ondersteunen bij het leren.
De leerlingen komen bij het invoeren van het webadres automatisch op de “home”-pagina terecht. Na
een welkomstwoordje gaan zij via een knop onderaan verder naar de volgende pagina waarop het
eigenlijke leerpad start. De verschillende stappen die de leerlingen per pagina moeten doorlopen,
worden telkens duidelijk bovenaan of naast het specifieke onderdeel vermeld. Ook de knop om naar
de volgende pagina (met dus verdere stappen) te gaan, wordt consequent gehanteerd.
De eerste stap in het leerpad bestaat uit een herhaling van de theorie. Daarvoor nemen de leerlingen
eerst een PowerPoint door die de basisregels over het bijvoeglijk naamwoord herhaalt en daarbij
telkens enkele eenvoudige en duidelijke voorbeeldjes in zinsverband biedt. Vervolgens ontdekken de
leerlingen zelf in een leervideo het verschil tussen het bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord. Hierna
worden alle regels in een handig schematisch overzicht aangeboden. Leerlingen die toch nog meer
uitleg wensen, worden doorverwezen naar een externe pagina met extra schema’s e.d. Tot slot
kunnen de leerlingen door middel van een korte quiz hun kennis van de zojuist herhaalde theorie
toetsen.
De tweede stap in het leerpad oefent stapsgewijs de behandelde theorie over bijvoeglijk naamwoord
en bijwoord in.
Achtereenvolgens worden de trappen van vergelijking, de verbuiging van het bijvoeglijk naamwoord
en de plaats van het bijvoeglijk naamwoord ingeoefend (deel A). Hierna volgt een oefening over het
bijwoord (deel B). Tot slot oefenen de leerlingen alle behandelde leerstofonderdelen in aan de hand
van twee grotere oefeningen (deel C).
De derde en laatste stap in het leerpad bevat een eindopdracht die de leerlingen ertoe moet aanzetten
om de opgedane kennis zelfstandig en creatief te verwerken. De criteria voor deze opdracht worden
duidelijk vermeld, alsook worden er enkele websites aangeboden die de leerlingen kunnen
ondersteunen.
3. Gebruik media
Lara Verdin – ICT - Leerpad ‘het bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord’
In dit leerpad gaan de leerlingen zelfstandig aan de slag met verschillende technologische tools
waarin de leerstof aangeboden wordt, of waar ze de kans krijgen om de leerstof in te oefenen.
Ze starten de korte herhaling over het bijvoeglijk naamwoord m.b.v. een PowerPoint. Dit is een
leermiddel dat ze kennen uit de lessen (in de klas wordt de leerstof regelmatig aangebracht m.b.v. een
PowerPoint). Ze hebben deze uitleg reeds gehoord tijdens de les, en krijgen nu de kans om een
gevisualiseerde versie te raadplegen. Op deze PowerPoint wordt het gebruik, de vorm en de plaats
van het bijvoeglijk naamwoord herhaald. Ook de trappen van vergelijking zijn een belangrijk
onderdeel, dus ook deze worden vermeld in de PowerPoint.
Om het verschil tussen het bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord aan te brengen, krijgen de
leerlingen de kans om een interactieve leervideo te bekijken. Dit is opnieuw een PowerPoint waar
men nu mondeling extra informatie geeft. Er worden ook enkele vragen gesteld waardoor de
leerlingen zelf achterhalen wat de verschillen tussen deze twee woordsoorten zijn. Ook krijgen de
leerlingen een schema aangeboden. Dit schema vat alle kenmerken van de woordsoorten samen, en
duidt zo ook op de verschillen. Er is ook een ‘bord’ op Pinterest beschikbaar over de bijvoeglijke
naamwoorden en bijwoorden. Dit stelt de leerkracht ter beschikking voor de leerlingen die graag
andere schema’s en leervideo’s bekijken.
Na het bestuderen van de theorie wordt het begrip gecontroleerd door een korte quiz van Kahoot. Bij
een onvoldoende op deze quiz wordt de leerlingen aangeraden om de schema’s, leervideo’s,
PowerPoint,… opnieuw te bekijken. Kahoot is een handige tool om het begrip te controleren omdat de
leerlingen kunnen kiezen tussen beperkte antwoorden, maar wel snel moeten denken.
De leerlingen maken oefeningen over de trappen van vergelijking, de verbuigingen en de plaats van
het bijvoeglijk naamwoord a.d.h.v. verschillende bookwidgets. Omdat dit een korte herhaling is, wordt
er gebruik gemaakt van enkele plezierige oefeningen. De leerlingen maken een kruiswoordraadsel om
de vergrotende en overtreffende trap van enkele adjectieven te zoeken, vullen woorden met de
correcte spellingswijze aan in de ‘lege gaten’ van een zin en plaatsen ten slotte verschillende in de
juiste volgorde waardoor er een grammaticaal en semantisch correcte zin ontstaat. Vervolgens maken
ze ook een oefening over het bijwoord a.d.h.v. bookwidgets. Hier worden verschillende zinnen
getoond en de leerlingen moeten telkens het bijwoord benoemen.
In oefening 6 werd er gebruik gemaakt van nearpod om de leerlingen aan het werk te doen zetten.
Deze oefening zorgt ervoor dat de vaardigheden van de leerlingen ook bevorderd worden. Het is van
uiterst belang dat de taalbeschouwing geïntegreerd worden in realistisch taalmateriaal. Om die reden
wordt de leerlingen hier een fictionele tekst aangeboden, nl. een bekend sprookje (sneeuwwitje). Men
verwacht van de leerlingen dat ze bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden herkennen en aanduiden
in de tekst. Zo komen ze tot het antwoord op de uiteindelijke vraag: wat klopt er niet in de tekst? De
bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden zijn het tegengestelde (antoniemen) van de originele in het
‘echte’ sprookje. Zo leren ze ook het belang van de bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden in een
verhaal.
In de slotfase van de les maken de leerlingen een digitale poster met tools naar keuze. Zo gaan
leerlingen zelf aan de slag met ICT en de twee woordsoorten waar ze net over geleerd hebben. Er
wordt criteria gegeven waar de leerlingen op beoordeeld zullen worden en er wordt een voorbeeld
gegeven (oefening 5, poster over de melk).
Lara Verdin – ICT - Leerpad ‘het bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord’
4. Benodigdheden
De leerkracht en leerlingen hebben de onderstaande hard- en software nodig om deze internetsite in
al zijn mogelijkheden te kunnen gebruiken:
- voor de leerkracht:
• een computer of laptop met internetverbinding;
• een (projectie)scherm om de Kahootquiz te projecteren.
- voor de leerling:
• een computer of laptop met internetverbinding en presentatiesoftware;
• een smartphone of tablet met camera en de mogelijkheid om QR-codes te scannen;
• een (in-ear)koptelefoon.