Sie sind auf Seite 1von 4

Lara Verdin – ICT - Leerpad ‘het bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord’

Didactische fiche
1. Leerdoelen en eindtermen
1.1. Leerdoelen

De leerlingen kunnen het bijvoeglijk naamwoord in een tekst herkennen.


De leerlingen kunnen adjectieven op een correcte manier verbuigen.
De leerlingen kunnen de trappen van vergelijking op een correcte manier vormen.
De leerlingen kunnen een bijvoeglijk naamwoord en bijwoord onderscheiden van elkaar.
De leerlingen kunnen bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden herkennen in een tekst.
De leerlingen zijn bereid om zelfstandig aan de slag te gaan met het leerpad.
De leerlingen zijn bereid om de verschillende leermiddelen te bestuderen.
De leerlingen zijn bereid om gebruik te maken van ICT om de opdracht uit te voeren.

Algemeen lesdoel: De leerlingen herhalen m.b.v. ICT het bijvoeglijk naamwoord en bestuderen de
verschillen met het bijwoord.

1.2 Leerplandoelstellingen
Uit het leerplan Nederlands VVKSO voor de 1e graad A-stroom. (september 2010)

3: De leerlingen kunnen in voor hen relevante en concrete taalgebruiksituaties en op hun niveau


reflecteren
op: – klanken, woorden, zinnen, teksten,
– spellingvormen,
– betekenissen.

14: De leerlingen kunnen reflecteren op aspecten van het taalsysteem en daarbij de


taalbeschouwelijke termen gebruiken:

- nadenken over woorden: over de woordvorming en woordsoorten, daarbij stilstaan bij het
gebruik en de vorming van de verschillende woordsoorten.
- nadenken over genus, enkelvoud en meervoud en de verbuiging bij de woordsoorten.

1.3 Eindtermen
Nederlands (vakspecifieke eindtermen)
ET 9: De leerlingen kunnen de volgende tekstsoorten voor leeftijdgenoten lezen. (verwerkingsniveau:
structurerend):

- Schema’s en tabellen
- Fictionele teksten

ET 12*: De leerlingen ontwikkelen binnen gepaste situaties een bereidheid om:

- Te lezen
- Te reflecteren over de inhoud van een tekst
- Zich in te leven in fictionele tekstsoorten

ET 19: De leerlingen zijn bereid om op hun niveau:

- Bewust te reflecteren op taalgebruik en taalsystemen


- Van de verworven inzichten gebruik te maken in hun talig handelen.
Lara Verdin – ICT - Leerpad ‘het bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord’

ET 23: Met oog op doeltreffende communicatie kunnen de leerlingen in voor hen relevante en
concrete taalgebruikssituaties en op hun niveau reflecteren op een aantal aspecten van het
taalsysteem m.b.t.:

- Woorden, zinnen teksten,


- Spellingvormen
- Betekenissen

ICT (vakoverschrijdende eindtermen)

ET 1: De leerlingen hebben een positieve houding tegenover ICT en zijn bereid ICT te gebruiken om
hen te ondersteunen bij het leren.

ET 3: De leerlingen kunnen zelfstandig oefenen in een door ICT ondersteunende leeromgeving.

ET 4: De leerlingen kunnen zelfstandig leren in een door ICT ondersteunende leeromgeving.

ET 5: De leerlingen kunnen ICT gebruiken om eigen ideeën creatief vorm te geven.

2. Verloop van het leerpad


Deze internetsite heeft als doel de leerlingen zelfstandig de theorie over de vorm en het gebruik van
het bijvoeglijk naamwoord en bijwoord te laten herhalen en deze vervolgens in te oefenen. De site is
opgebouwd uit vier pagina’s (en een didactische fiche).

De leerlingen komen bij het invoeren van het webadres automatisch op de “home”-pagina terecht. Na
een welkomstwoordje gaan zij via een knop onderaan verder naar de volgende pagina waarop het
eigenlijke leerpad start. De verschillende stappen die de leerlingen per pagina moeten doorlopen,
worden telkens duidelijk bovenaan of naast het specifieke onderdeel vermeld. Ook de knop om naar
de volgende pagina (met dus verdere stappen) te gaan, wordt consequent gehanteerd.

De eerste stap in het leerpad bestaat uit een herhaling van de theorie. Daarvoor nemen de leerlingen
eerst een PowerPoint door die de basisregels over het bijvoeglijk naamwoord herhaalt en daarbij
telkens enkele eenvoudige en duidelijke voorbeeldjes in zinsverband biedt. Vervolgens ontdekken de
leerlingen zelf in een leervideo het verschil tussen het bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord. Hierna
worden alle regels in een handig schematisch overzicht aangeboden. Leerlingen die toch nog meer
uitleg wensen, worden doorverwezen naar een externe pagina met extra schema’s e.d. Tot slot
kunnen de leerlingen door middel van een korte quiz hun kennis van de zojuist herhaalde theorie
toetsen.

De tweede stap in het leerpad oefent stapsgewijs de behandelde theorie over bijvoeglijk naamwoord
en bijwoord in.
Achtereenvolgens worden de trappen van vergelijking, de verbuiging van het bijvoeglijk naamwoord
en de plaats van het bijvoeglijk naamwoord ingeoefend (deel A). Hierna volgt een oefening over het
bijwoord (deel B). Tot slot oefenen de leerlingen alle behandelde leerstofonderdelen in aan de hand
van twee grotere oefeningen (deel C).

De derde en laatste stap in het leerpad bevat een eindopdracht die de leerlingen ertoe moet aanzetten
om de opgedane kennis zelfstandig en creatief te verwerken. De criteria voor deze opdracht worden
duidelijk vermeld, alsook worden er enkele websites aangeboden die de leerlingen kunnen
ondersteunen.

3. Gebruik media
Lara Verdin – ICT - Leerpad ‘het bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord’

In dit leerpad gaan de leerlingen zelfstandig aan de slag met verschillende technologische tools
waarin de leerstof aangeboden wordt, of waar ze de kans krijgen om de leerstof in te oefenen.

Ze starten de korte herhaling over het bijvoeglijk naamwoord m.b.v. een PowerPoint. Dit is een
leermiddel dat ze kennen uit de lessen (in de klas wordt de leerstof regelmatig aangebracht m.b.v. een
PowerPoint). Ze hebben deze uitleg reeds gehoord tijdens de les, en krijgen nu de kans om een
gevisualiseerde versie te raadplegen. Op deze PowerPoint wordt het gebruik, de vorm en de plaats
van het bijvoeglijk naamwoord herhaald. Ook de trappen van vergelijking zijn een belangrijk
onderdeel, dus ook deze worden vermeld in de PowerPoint.

Om het verschil tussen het bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord aan te brengen, krijgen de
leerlingen de kans om een interactieve leervideo te bekijken. Dit is opnieuw een PowerPoint waar
men nu mondeling extra informatie geeft. Er worden ook enkele vragen gesteld waardoor de
leerlingen zelf achterhalen wat de verschillen tussen deze twee woordsoorten zijn. Ook krijgen de
leerlingen een schema aangeboden. Dit schema vat alle kenmerken van de woordsoorten samen, en
duidt zo ook op de verschillen. Er is ook een ‘bord’ op Pinterest beschikbaar over de bijvoeglijke
naamwoorden en bijwoorden. Dit stelt de leerkracht ter beschikking voor de leerlingen die graag
andere schema’s en leervideo’s bekijken.
Na het bestuderen van de theorie wordt het begrip gecontroleerd door een korte quiz van Kahoot. Bij
een onvoldoende op deze quiz wordt de leerlingen aangeraden om de schema’s, leervideo’s,
PowerPoint,… opnieuw te bekijken. Kahoot is een handige tool om het begrip te controleren omdat de
leerlingen kunnen kiezen tussen beperkte antwoorden, maar wel snel moeten denken.

De leerlingen maken oefeningen over de trappen van vergelijking, de verbuigingen en de plaats van
het bijvoeglijk naamwoord a.d.h.v. verschillende bookwidgets. Omdat dit een korte herhaling is, wordt
er gebruik gemaakt van enkele plezierige oefeningen. De leerlingen maken een kruiswoordraadsel om
de vergrotende en overtreffende trap van enkele adjectieven te zoeken, vullen woorden met de
correcte spellingswijze aan in de ‘lege gaten’ van een zin en plaatsen ten slotte verschillende in de
juiste volgorde waardoor er een grammaticaal en semantisch correcte zin ontstaat. Vervolgens maken
ze ook een oefening over het bijwoord a.d.h.v. bookwidgets. Hier worden verschillende zinnen
getoond en de leerlingen moeten telkens het bijwoord benoemen.

Vervolgens worden er twee herhalingsoefeningen aangeboden. Bij oefening 5 wordt er een


reclameposter (gemaakt a.d.h.v. easel.ly) waar veel bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden
gehanteerd worden getoond.
Door de tool thinglink te hanteren krijgen de leerlingen enkele vragen te zien. Deze vragen hebben
betrekking tot de bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden in de reclameposter. De poster is ook een
hulpmiddel of ‘richtlijn’ voor de eindopdracht.

In oefening 6 werd er gebruik gemaakt van nearpod om de leerlingen aan het werk te doen zetten.
Deze oefening zorgt ervoor dat de vaardigheden van de leerlingen ook bevorderd worden. Het is van
uiterst belang dat de taalbeschouwing geïntegreerd worden in realistisch taalmateriaal. Om die reden
wordt de leerlingen hier een fictionele tekst aangeboden, nl. een bekend sprookje (sneeuwwitje). Men
verwacht van de leerlingen dat ze bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden herkennen en aanduiden
in de tekst. Zo komen ze tot het antwoord op de uiteindelijke vraag: wat klopt er niet in de tekst? De
bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden zijn het tegengestelde (antoniemen) van de originele in het
‘echte’ sprookje. Zo leren ze ook het belang van de bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden in een
verhaal.

In de slotfase van de les maken de leerlingen een digitale poster met tools naar keuze. Zo gaan
leerlingen zelf aan de slag met ICT en de twee woordsoorten waar ze net over geleerd hebben. Er
wordt criteria gegeven waar de leerlingen op beoordeeld zullen worden en er wordt een voorbeeld
gegeven (oefening 5, poster over de melk).
Lara Verdin – ICT - Leerpad ‘het bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord’

4. Benodigdheden
De leerkracht en leerlingen hebben de onderstaande hard- en software nodig om deze internetsite in
al zijn mogelijkheden te kunnen gebruiken:
- voor de leerkracht:
• een computer of laptop met internetverbinding;
• een (projectie)scherm om de Kahootquiz te projecteren.
- voor de leerling:
• een computer of laptop met internetverbinding en presentatiesoftware;
• een smartphone of tablet met camera en de mogelijkheid om QR-codes te scannen;
• een (in-ear)koptelefoon.

Das könnte Ihnen auch gefallen