Beruflich Dokumente
Kultur Dokumente
- je moet het onderscheid kunnen maken tussen een feit en een mening
- je moet een sensationeel artikel kunnen onderscheiden van een zakelijk artikel (zie kenmerken)
- gepaard, gekruist en omarmend rijm kunnen herkennen en er voorbeelden van kunnen geven
- kunnen beoordelen of een lezersbrief goed is of niet door te kijken of alle onderdelen aanwezig zijn
(onderdelen zie oef. 5 blz. 136) en er commentaar op te geven
1
- kunnen uitleggen wat een persuasieve tekst is
- vormen en middelen van modaliteit benoemen en herkennen in zinnen (zie kader p. 147)
- de column als teksttype kunnen herkennen door de kenmerken ervan terug te vinden in een tekst
- zelf vormen en middelen van modaliteit kunnen gebruiken (zie kader p. 147)
- kunnen uitleggen wat de connotatie (= gevoelswaarde) van een woord is, en voorbeelden kunnen
geven van woorden met positieve en negatieve connotatie
- een samenstelling van een ongeleed woord en een afleiding kunnen onderscheiden
- de soorten humor (zie blz. 186) van elkaar kunnen onderscheiden (zie ook extra blaadje ironie,
sarcasme en cynisme) + zie ook extra blaadjes met cartoons
(Behoud het onderscheid tussen zwarte humor en cynisme, zoals gesteld in het boek zelf!)
- een gepast taalregister kunnen kiezen voor een bepaalde gelegenheid (woorden kunnen vervangen
door geschiktere woorden in die context: schrijftaal, spreektaal, … )
2
- kunnen herkennen of er een correct taalregister is gebruikt voor het beoogde tekstdoel , teksttype,
medium en doelpubliek
- de gebruikte woordenschat kennen (synoniemen kunnen geven, weten welke synoniemen tot welk
register behoren)
- kunnen uitleggen wat een eufemisme is, en wat een dysfemisme is (zie extra kopie)
- kunnen uitleggen wat het woord gevoelswaarde (= connotatie) betekent en voorbeelden kunnen
geven
Deel 4 – les 26 Inzicht in zinnen (+ extra bundel NWG/WWG en de bundel ‘inzicht in zinnen’)
- een naamwoordelijk gezegde en een werkwoordelijk gezegde van elkaar kunnen onderscheiden
- de kenmerken van een legende, sage en stadssage kunnen herkennen en zelf kunnen opsommen
- het onderscheid tussen legende, sage, stadssage, mythe, fabel kunnen maken in teksten aan de
hand van kenmerken
-kunnen beoordelen of een recensie goed is of niet door te kijken of alle onderdelen aanwezig zijn
en er commentaar op te geven
Leerkrachten halen graag inspiratie voor het proefwerk uit de ‘test jezelf’ –items
(groene blaadjes na elk deel. Het is dus interessant om voor jezelf na te gaan of je de vragen
daar kunt oplossen!!
Neem dit proefwerk niet te licht op! Er is wel wat leerstof gezien, en je moet ze echt
goed kunnen toepassen. Ga na of je de leerstof wel degelijk beheerst door alle puntjes op
deze blaadjes af te vinken! Veel succes!
3
4