Beruflich Dokumente
Kultur Dokumente
ica
PROEFKA
TERN
Als je een vreemde taal leert of gebruikt, heb je woorden- Glashelder overzicht
boeken nodig, maar moet je ook snel informatie kunnen
vinden over de grammatica. De Van Dale Grammatica’s
geven je een compleet overzicht. De onderwerpen
op elk taalniveau
worden behandeld op verschillende taalniveaus, zodat je
de grammatica kunt bestuderen op het niveau dat bij je
past. Door de presentatie in duidelijke tabellen zijn deze
Nederlands (NT2)
grammatica’s overzichtelijk en handig, en worden zelfs
de moeilijkste onderwerpen begrijpelijk.
Engels
Grip op grammatica
Frans
• Presentatie in duidelijke tabellen
• Indeling in niveaus op basis van het Europees
Duits
Referentiekader (ERK)
• Duidelijke opbouw van het basisniveau A1 tot
Spaans
niveau B2
• Een eigen kleur voor elk niveau, waardoor het Italiaans
opzoeken heel gemakkelijk is
• Geschreven in duidelijke taal die past bij het
ERK-niveau
• Heldere voorbeeldzinnen laten zien hoe de
grammaticaregels moeten worden toegepast
• Goed te gebruiken als studieboek ter ondersteuning
van taalcursussen
• Ook geschikt voor zelfstudie
www.vandale.nl
www.vandale.be
Als je een vreemde taal leert of gebruikt, heb je woordenboeken nodig, maar moet je ook snel
informatie kunnen vinden over de grammatica. De Van Dale Grammatica’s geven je een compleet
overzicht. De onderwerpen worden behandeld op verschillende taalniveaus, zodat je de grammatica
kunt bestuderen op het niveau dat bij je past. Door de presentatie in duidelijke tabellen zijn deze
grammatica’s overzichtelijk en handig, en worden zelfs de moeilijkste onderwerpen begrijpelijk.
Het Europees Referentiekader (ERK) is ontwikkeld door de Raad van Europa en is door de EU
geaccepteerd als instrument voor het beschrijven én meten van taalvaardigheid voor de moderne
Europese talen. ERK is een transparant en functioneel systeem, dat steeds meer gebruikt wordt in
het onderwijs. De beschrijvingen van de taalniveaus zijn te vinden in de tabel op pagina 3 van dit
proefkatern.
www.vandale.nl
www.vandale.be
Ik kan zinnen en de meest Ik kan zeer korte eenvou- Ik kan een reeks uitdrukkin- Ik kan communiceren over Ik kan korte, eenvoudige noti- A2
frequente woorden begrij- dige teksten lezen. Ik kan gen en zinnen gebruiken om eenvoudige en alledaagse ties en boodschappen opschrij-
pen die betrekking hebben specifieke voorspelbare in eenvoudige bewoordin- taken die een eenvoudige ven. Ik kan een zeer eenvoudige
op gebieden die van direct informatie vinden in een- gen mijn familie en andere en directe uitwisseling van persoonlijke brief schrijven,
persoonlijk belang zijn (bij- voudige, alledaagse teksten mensen, leefomstandighe- informatie over vertrouwde bijvoorbeeld om iemand voor
voorbeeld basisinformatie zoals advertenties, folders, den, mijn opleiding en mijn onderwerpen en activiteiten iets te bedanken.
over mezelf en mijn fami- menu’s en dienstregelingen huidige of meest recente betreffen. Ik kan zeer korte
lie, winkelen, plaatselijke en ik kan korte, eenvou- baan te beschrijven. sociale gesprekken aan,
omgeving, werk). Ik kan dige, persoonlijke brieven alhoewel ik gewoonlijk niet
de belangrijkste punten in begrijpen. voldoende begrijp om het
korte, duidelijke eenvoudige gesprek zelfstandig gaande
boodschappen en aankondi- te houden.
gingen volgen.
Ik kan de hoofdpunten be- Ik kan teksten begrijpen die Ik kan uitingen op een Ik kan de meeste situaties Ik kan eenvoudige samen- B1
grijpen wanneer in duidelijk hoofdzakelijk bestaan uit simpele manier aan elkaar aan die zich kunnen voor- hangende tekst schrijven over
uitgesproken standaarddi- hoogfrequente, alledaagse of verbinden, zodat ik ervarin- doen tijdens een reis in een onderwerpen die vertrouwd of
alect wordt gesproken over aan mijn werk gerelateerde gen en gebeurtenissen, mijn gebied waar de betreffende van persoonlijk belang zijn. Ik
vertrouwde zaken die ik re- taal. Ik kan de beschrijving dromen, verwachtingen en taal wordt gesproken. Ik kan kan persoonlijke brieven schrij-
gelmatig tegenkom op mijn van gebeurtenissen, gevoe- ambities kan beschrijven. onvoorbereid deelnemen ven waarin ik mijn ervaringen
werk, school, vrije tijd enz. lens en wensen in persoon- Ik kan in het kort redenen aan een gesprek over onder- en indrukken beschrijf.
Ik kan de hoofdpunten van lijke brieven begrijpen. en verklaringen geven voor werpen die vertrouwd zijn,
veel radio-of tv-programma’s mijn meningen en plannen. of mijn persoonlijke belang-
over actuele zaken of over Ik kan een verhaal vertel- stelling hebben of die betrek-
onderwerpen van persoon- len, of de plot van een boek king hebben op het dagelijks
lijk of beroepsmatig belang of film weergeven en mijn leven (bijvoorbeeld familie,
begrijpen, wanneer er be- reacties beschrijven. hobby’s, werk, reizen en ac-
trekkelijk langzaam en dui- tuele gebeurtenissen).
delijk gesproken wordt.
Ik kan een langer betoog en Ik kan artikelen en versla- Ik kan duidelijke, gede- Ik kan zodanig deelnemen Ik kan een duidelijke, gedetail- B2
lezingen begrijpen en zelfs gen lezen die betrekking tailleerde beschrijvingen aan een vloeiend en spon- leerde tekst schrijven over een
complexe redeneringen vol- hebben op eigentijdse pro- presenteren over een breed taan gesprek, dat normale breed scala van onderwerpen
gen, wanneer het onderwerp blemen, waarbij de schrij- scala van onderwerpen die uitwisseling met moeder- die betrekking hebben op mijn
redelijk vertrouwd is. Ik kan vers een bepaalde houding betrekking hebben op mijn taalsprekers redelijk mo- interesses. Ik kan een opstel of
de meeste nieuws- en actu- of standpunt innemen. Ik interessegebied. Ik kan een gelijk is. Ik kan binnen een verslag schrijven, informatie
aliteitenprogramma’s op kan eigentijds literair proza standpunt over een actueel vertrouwde context actief doorgeven of redenen aanvoeren
de tv begrijpen. Ik kan het begrijpen. onderwerp verklaren en de deelnemen aan een discussie ter ondersteuning vóór of tégen
grootste deel van films in voordelen en nadelen van di- en hierin mijn standpunten een specifiek standpunt. Ik kan
standaarddialect begrijpen. verse opties uiteenzetten. uitleggen en ondersteunen. brieven schrijven waarin ik het
persoonlijk belang van gebeurte-
nissen en ervaringen aangeef.
Ik kan een langer betoog Ik kan lange en complexe Ik kan duidelijke, gedetail- Ik kan mezelf vloeiend en Ik kan me in duidelijke, goed C1
begrijpen, zelfs wanneer feitelijke en literaire teksten leerde beschrijvingen geven spontaan uitdrukken zonder gestructureerde tekst uitdruk-
dit niet duidelijk gestructu- begrijpen, en het gebruik over complexe onderwerpen merkbaar naar uitdruk- ken en daarbij redelijk uitge-
reerd is en wanneer relaties van verschillende stijlen en daarbij sub-thema’s kingen te hoeven zoeken. Ik breid standpunten uiteenzet-
slechts impliciet zijn en niet waarderen. Ik kan gespeci- integreren, specifieke stand- kan de taal flexibel en effec- ten. Ik kan in een brief, een
expliciet worden aangege- aliseerde artikelen en lange punten ontwikkelen en het tief gebruiken voor sociale opstel of een verslag schrijven
ven. Ik kan zonder al te veel technische instructies be- geheel afronden met een en professionele doeleinden. over complexe onderwerpen
inspanning tv-programma’s grijpen, zelfs wanneer deze passende conclusie. Ik kan ideeën en meningen en daarbij de voor mij belang-
en films begrijpen. geen betrekking hebben op met precisie formuleren en rijke punten benadrukken. Ik
mijn terrein. mijn bijdrage vaardig aan kan schrijven in een stijl die is
die van andere sprekers aangepast aan de lezer die ik in
relateren. gedachten heb.
A1 Voorzetsel
plaats aan, achter, bij, boven, buiten, in, naast, onder, op, tegen, tegenover, tussen,
voor
richting door, in, langs, naar, om, over, tot, van
reden om
oorzaak door
doel aan, naar, om
middel met, op
tijd in, na, om, op, over, tot, tussen, vanaf, voor
andere voorzetsels zonder
plaats
1. aan > De klok hangt aan de muur.
6. in > Hij is in huis.
> De kat ligt in zijn doos.
richting
14. door > Ik loop door de keuken naar de kamer.
18. om > Ik rijd met mijn fiets een rondje om het meer.
19. over > De man loopt over de brug naar het centrum.
Voorzetsel B1
plaats aan, achter, beneden, bij, binnen, boven, buiten, in, langs, naast, om, onder,
op, rond, rondom, te, tegen, tegenover, tussen, vanaf, vanuit, voor, voorbij
richting door, in, langs, naar, om, over, rondom, tot, van, vanaf, vanuit, via, voorbij
reden door, gezien, om, wegens
oorzaak dankzij, door, krachtens, vanwege
doel aan, naar, om
middel door, met, op
tijd door, gedurende, in, na, om, omstreeks, op, over, rond, rondom, sedert,
sinds, tegen, tijdens, tot, tussen, uit, vanaf, voor, voorbij
andere voorzetsels omtrent, qua, volgens, zonder
plaats
1. aan > Al zijn diploma’s hangen aan de muur.
vorm
1. In de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) > Ik werk hard.
of presens hoef je alleen de werkwoorden in > Jij werkt hard.
het enkelvoud in de goede vorm te zetten. > De man werkt hard.
De vorm voor het meervoud is altijd gelijk > De mannen werken hard.
aan het hele werkwoord.
4. Staat jij of je achter het werkwoord, dan > Werk jij de hele dag?
schrijf je geen -t achter de stam. > Loop jij naar school?
> Maak je het werk af?
spelling
5. Heeft het hele werkwoord twee verschillende > werken > werk
medeklinkers vóór -en, dan haal je voor de > drinken > drink
stam alleen -en weg. > brengen > breng
10. Heeft het hele werkwoord een -z vóór -en, > reizen > reis
dan wordt in de stam de -z een -s. Aan het > verhuizen > verhuis
eind van een woord staat nooit een -z.
11. Als de stam, de ik-vorm, op een -d eindigt, > word > Jij wordt ziek zo.
dan krijg je bij de andere personen in het > brand > Het gas brandt.
enkelvoud -dt aan het eind van het woord. > rijd > De auto rijdt hard.
12. Als de stam op een -t eindigt, dan komt er > wacht > Ze wacht op de bus.
geen extra -t bij de andere personen in het > praat > De man praat hard.
enkelvoud.
gebruik
13. De o.t.t. gebruik je voor een actie of > Ik lees een boek.
toestand die op dit moment gebeurt. > Hij schrijft een brief.
> De kikker springt weg.
14. De o.t.t. gebruik je voor een actie of > Vissen leven in het water.
toestand die blijft of die je herhaalt. > Ik lees iedere dag de krant.
gebruik
7. Met de vergrotende trap geef je aan dat het > He is taller than his brother.
ene groter, mooier, beter, enz. is dan het andere. > This book is more useful than other books.
8. Met de overtreffende trap geef je aan dat > He is the best actor alive.
iets of iemand het grootst(e), het mooist(e), > She is the most beautiful girl I know.
het best(e) is.
9. Voor de overtreffende trap staat het > That is the biggest dog I have ever seen.
lidwoord the.
Present continuous B1
vorm
1. De present continuous wordt gevormd door de > They are surfing.
tegenwoordige tijd van to be en het hele > I am listening to the radio.
werkwoord + -ing.
3. In een vraagzin wisselen onderwerp en > Is he meeting Sarah for lunch today?
persoonsvorm van plaats.
4. Een ontkennende vraagzin wordt gemaakt met > Are you not meeting Sarah for lunch
een vorm van to be + not. De vorm van to be en today?
not kunnen worden samengetrokken. > Aren’t you meeting Sarah for lunch
today?
gebruik
5. De present continuous wordt gebruikt voor acties > Jason is trying to get a hold of Keith.
die nu aan de gang zijn en ook weer zullen
eindigen.
6. De present continuous wordt gebruikt voor acties > I am working late this week because I’m
of situaties die tijdelijk zijn. very busy.
8. De present continuous wordt gebruikt voor > She is constantly talking about her new
vervelende gewoontes. boyfriend.
9. De present continuous wordt gebruikt voor > We are seeing each other for lunch
formeel geplande activiteiten. tomorrow at noon.
C1 Voorzetsel - overzicht C1
voorzetsels van tijd
after na > I go home after school.
before voor, voordat > The kids washed their hands before dinner.
prior to voor, voordat > Prior to today, he had never seen the movie
Casablanca.
towards tegen > I’ll have more time towards the end of the week.
until, till tot, totdat > We will work on the project until it is finished.
across aan de andere kant > He went to the shop across the street.
below onder > You can see fish below the surface of the water.
beyond voorbij, verder dan > The castle is just beyond those trees.
10
close to in de buurt van, dicht bij > Meredith lives close to the forest. C1
after achterna, achter ... aan > The cat chased after the mouse.
for voor, in de richting van > The plane for Thailand leaves in an hour.
inside naar binnen > They went inside the house because it was cold.
11
vorm
1. Het mannelijk bijvoeglijk naamwoord > intelligent, intéressant, allemand, noir
eindigt meestal op een medeklinker in het > intelligente, intéressante, allemande, noire
enkelvoud. Het vrouwelijk bijvoeglijk
naamwoord eindigt op een -e.
getal en geslacht
3. Het bijvoeglijk naamwoord komt in getal en > un garçon français > une fille française
geslacht overeen met het zelfstandig > un vélo bleu > une voiture bleue
naamwoord waar het bij hoort. > des vélos bleus > des voitures bleues
plaats
6. Meestal staat het bijvoeglijk naamwoord > un livre intéressant
achter het zelfstandig naamwoord. > une étudiante impressionnante
12
Bijvoeglijk naamwoord
mannelijk vrouwelijk
enkelvoud - -e
meervoud -s -es
getal en geslacht
1. Het bijvoeglijk naamwoord komt in getal en > Ils ont un emploi exigeant.
geslacht overeen met het zelfstandig > C’est une proposition intelligente.
naamwoord waar het bij hoort. > La secrétaire s’est occupée des tâches
ennuyeuses.
plaats
2. Meestal staat het bijvoeglijk naamwoord achter > Elle porte un tailleur gris.
het zelfstandig naamwoord. > Il a une personnalité mystérieuse.
13
vervoeging
1. De voltooid tegenwoordige tijd (passé > j’ai + donné
composé) is een samengestelde tijd die uit > elle a + fini
twee werkwoordsvormen bestaat: een > nous avons + vendu
hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord.
2. De vorm van het voltooid deelwoord wordt > I. -er > -é > donné
bepaald door de eindletters van het > II. -ir > -i > fini
werkwoord. > III. -re > -u > vendu
3. De meeste werkwoorden gebruiken avoir > Il a mangé, chanté, joué, compté, téléphoné ...
als hulpwerkwoord. > Elles ont dansé, parlé, fumé, écouté, regardé ...
gebruik
5. De passé composé wordt gebruikt om aan > J’ai travaillé et je suis fatigué.
te geven dat een actie in het verleden > Nous avons trop mangé, pas de dessert pour
voltooid is, maar nog een verband heeft met nous !
het heden.
14
Plus-que-parfait B1.1
vervoeging
1. De voltooid verleden tijd (plus-que-parfait) > j’avais + donné
is een samengestelde tijd die uit twee > elle avait + été
werkwoordsvormen bestaat: een > nous étions + restés
hulpwerkwoord dat in de imparfait > ils étaient + venus
vervoegd wordt en een voltooid deelwoord. > vous étiez + parti (u mannelijk)
> vous étiez + parties (jullie vrouwelijk)
hulpwerkwoord
2. De meeste regelmatige en onregelmatige > Elles avaient dansé, fini, attendu, écouté,
werkwoorden gebruiken avoir als mangé ...
hulpwerkwoord. > Il avait eu, été, fait, pris, voulu, pu, su,
connu, dû ...
3. Een aantal regelmatige en onregelmatige > arriver, partir, aller, venir, entrer, sortir,
werkwoorden gebruikt être als rentrer, retourner, rester, demeurer, monter,
hulpwerkwoord. descendre, tomber, naître, décéder, mourir,
Het betreft een aantal werkwoorden van accourir
beweging en alle wederkerende > apparaître, devenir, passer (langskomen)
werkwoorden. > se laver, se tromper, s’excuser...
voltooid deelwoord
4. De vorm van het voltooid deelwoord wordt > I. -er > -é > donné
bepaald door de laatste letters van het > II. -ir > -i > fini
werkwoord. > III. -re > -u > vendu
> onregelmatig > venir > venu
15
mannelijk en onzijdig
1. Mannelijke en onzijdige zelfstandige > der Laptop des Lehrers
naamwoorden krijgen in de 2e naamval > die Reifen des Autos
enkelvoud de uitgang -s.
vrouwelijk
5. Vrouwelijke zelfstandige naamwoorden blijven > die Tasche der Frau
in het enkelvoud onveranderd.
meervoud
6. Achter de meervoudsuitgang van zelfstandige > Ich habe eine Digitalkamera mit vielen
naamwoorden komt bij de 3e naamval Pixeln gekauft.
meervoud de uitgang -(e)n, behalve als het > Er hat sein ganzes Leben in den
meervoud op -s of al op -(e)n eindigt. Vereinigten Staaten gewohnt.
> In den Kinos werden häufig
amerikanische Filme gezeigt.
16
9. Bij eigennamen in vreemde talen of als vóór > die Höhe des Mount Everest(s) B1
de eigennaam een lidwoord en een bijvoeglijk > der Wiederaufbau des zerstörten
naamwoord staan, kan de eigennaam Dresden(s)
onverbogen blijven. Bij persoonsnamen is dit > die Gemälde des Rembrandt
altijd het geval.
10. Vóór een eigennaam kan een bijstelling staan. In > der Geburtstag König Ludwigs
dat geval wordt alleen de eigennaam verbogen > zur Zeit Kaiser Wilhelms II.
(en niet de bijstelling). (des Zweiten)
> das Auto Onkel Martins
11. Als er vóór de bijstelling een lidwoord of > der Geburtstag des Königs Ludwig
voornaamwoord staat, blijft de eigennaam > das Auto meines Onkels Martin
onverbogen. De bijstelling wordt wel verbogen. > die Gemälde des Malers Rembrandt
13. Bij geografische namen zonder lidwoord wordt > die besten Restaurants von Deutschland
vaak von gebruikt. > die Geschichte von Berlin
naamval
14. De naamval van het zelfstandig naamwoord is > Der Mann wird auf mich warten.
afhankelijk van de functie in de zin of van een > Der Torwart hat den Ball ins eigene Netz
voorzetsel. geschossen.
> Wir haben der Nachbarin geholfen.
> Die Stadt liegt im Norden des Landes.
> Die Polizei hat mit den beiden Zeugen
gesprochen.
17
vervoeging
1. De Spaanse werkwoorden zijn in drie > -ar > -er > -ir
groepen onderverdeeld: werkwoorden op > singular > -o > -o > -o
-ar, op -er en op -ir. Elke groep heeft een > -as > -es > -es
eigen vervoeging. > -a > -e > -e
Er zijn zes persoonsvormen: drie in het > plural > -amos > -emos > -imos
enkelvoud en drie in het meervoud. > -áis > -éis > -ís
> -an > -en > -en
persoonlijke voornaamwoorden
3. Het persoonlijk voornaamwoord als > yo > -o > -o > -o
onderwerp wordt meestal weggelaten > tú > -as > -es > -es
omdat de uitgang van het werkwoord al > él, ella, usted > -a > -e > -e
aangeeft om welke persoon het gaat. > nosotros, nosotras > -amos > -emos > -imos
> vosotros, vosotras > -áis > -éis > -ís
> ellos, ellas, ustedes > -an > -en > -en
gebruik
4. De onvoltooid tegenwoordige tijd (presente > Baila muy bien el tango.
de indicativo) wordt gebruikt om een > Escribo una carta a nuestros amigos.
handeling of gebeurtenis te beschrijven die > Vendemos libros y agendas.
plaatsvindt op het moment van spreken.
6. De presente wordt gebruikt om een > Los sábados como con mis padres.
gewoonte aan te duiden. > Siempre desayuno en un bar.
18
vervoeging
1. De presente de subjuntivo wordt gevormd > bail-ar > Me pide que baile.
door achter de stam van het werkwoord de > com-er > Me pide que coma.
bijbehorende uitgangen te zetten. > escrib-ir > Me pide que escriba.
gebruik
3. De presente de subjuntivo wordt vooral > Quiero que compres harina en el super.
gebruikt in bijzinnen. De betekenis van de > Me gusta que estudies tanto para tu
hoofdzin bepaalt of in de bijzin een subjuntivo próximo examen.
wordt gebruikt. > Es necesario que lo compremos todo
antes del martes.
4. De presente de subjuntivo wordt gebruikt na > Quiere que limpie toda la casa otra vez.
een uitdrukking van wens, wil of advies in de > Te aconsejo que no llegues tarde a la
hoofdzin. fiesta.
> Necesito que recojas a los niños esta tarde
en la guardería.
5. De presente de subjuntivo wordt gebruikt als > Me gusta que mi hija esté en casa todo el
in de hoofdzin een gevoel of oordeel ten fin de semana.
opzichte van de bijzin wordt uitgedrukt. > Me parece mal que no me cuente la
verdad.
> Me pone triste que no se acuerden de mi
cumpleaños.
6. De presente de subjuntivo wordt gebruikt na > Dudo que pueda hacerlo todo ella sola.
een uitdrukking van twijfel of een ontkenning > No creo que encuentre el despacho.
in de hoofdzin. > Es falso que esté de vacaciones.
7. De presente de subjuntivo wordt gebruikt om > Busco una casa que esté en el centro.
een persoon of zaak te beschrijven die (nog) niet > Quiero un perfume que no sea muy
bekend is en aan een bepaalde voorwaarde moet fuerte.
voldoen. > Busca una secretaria que hable ruso.
19
vorm
1. Het mannelijk onbepaald lidwoord enkelvoud > un tavolo, un ragazzo, un cane, un
is un. giornale, un computer, un albero, un
hotel
2. Vóór een mannelijk zelfstandig naamwoord in > uno scatolone, uno scantinato, uno sport,
het enkelvoud dat begint met s+medeklinker, uno zaino, uno gnocco, uno psicanalista,
z, gn, ps, pn, y, x wordt un0 gebruikt. uno pneumatico, uno yogurth, uno
xilofono
plaats
3. Un en uno staan vóór een mannelijk zelfstandig > un concerto, un lavoro, un libro, un
naamwoord in het enkelvoud. orologio, un Ente, un amico, un orecchio,
un elefante, un albero, un hotel
> uno studente, uno sciatore, uno
psicologo, uno gnomo, uno zio
vrouwelijk
enkelvoud una
un’
vorm
1. Het vrouwelijk onbepaald lidwoord enkelvoud > una penna, una festa, una ragazza, una
is una. ditta
plaats
2. Una staat vóór een vrouwelijk zelfstandig > Ha una casa molto bella.
naamwoord in het enkelvoud.
20
vorm
1. De onbepaalde lidwoorden (articoli > Allo zoo ho visto un elefante.
indeterminativi) un en una staan vóór > La Fiat è un’azienda italiana.
mannelijke en vrouwelijke zelfstandige > Un collega mi ha avvisato dello sciopero.
naamwoorden.
apostrof
4. un of un’ staat vóór een woord dat met een > Per Laura ho comprato un orologio e per
klinker of met een h begint. Giorgio un’agenda elettronica.
gebruik
5. Het onbepaald lidwoord wordt gebruikt voor > un direttore, un dentista, una professoressa
beroepen en achternamen van bekende > Ci sarà un Tiziano all’asta di Milano.
kunstenaars en auteurs.
6. Het onbepaald lidwoord wordt gebruikt voor > Un cavallo ha vinto la gara.
mensen, dieren en zaken die behoren tot een > Mi passi un foglio, per favore?
groep of een reeks.
7. Het onbepaald lidwoord wordt gebruikt voor > Ho visto una Venezia completamente
geografische namen. allagata.
> In maggio ho visto una Sicilia innevata.
8. Het onbepaald lidwoord wordt gebruikt voor > È un’ idea fantastica!
abstracte begrippen. > La pazienza è una virtù.
9. Het onbepaald lidwoord wordt gebruikt voor > Ha fratturato una gamba.
lichaamsdelen als er meer dan één van is.
10. Het onbepaald lidwoord wordt gebruikt voor > È un gioco da ragazzi!
uitdrukkingen. > Faccio un salto da te.
11. Het onbepaald lidwoord wordt gebruikt voor > Ho una sete ... che non ti dico ...
onafgemaakte zinnen.
21
vervoeging
1. De onregelmatige werkwoorden hebben een andare > vado
eigen vervoeging. fare > faccio
3. Het werkwoord sapere is een onregelmatig > so, sai, sa, sappiamo, sapete, sanno
werkwoord van de -ere-groep, maar volgt de
vervoeging van de -are-groep.
modale werkwoorden
5. De werkwoorden volere, potere, dovere > Devo andare, è già tardi!
kunnen worden gebruikt als modaal > Possiamo entrare?
hulpwerkwoord. In dat geval worden ze gevolgd > Vuole bere qualcosa?
door de onbepaalde wijs.
22
www.vandale.nl
www.vandale.be
Als je een vreemde taal leert of gebruikt, heb je woorden- Glashelder overzicht
boeken nodig, maar moet je ook snel informatie kunnen
vinden over de grammatica. De Van Dale Grammatica’s
geven je een compleet overzicht. De onderwerpen
op elk taalniveau
worden behandeld op verschillende taalniveaus, zodat je
de grammatica kunt bestuderen op het niveau dat bij je
past. Door de presentatie in duidelijke tabellen zijn deze
Nederlands (NT2)
grammatica’s overzichtelijk en handig, en worden zelfs
de moeilijkste onderwerpen begrijpelijk.
Engels
Grip op grammatica
Frans
• Presentatie in duidelijke tabellen
• Indeling in niveaus op basis van het Europees
Duits
Referentiekader (ERK)
• Duidelijke opbouw van het basisniveau A1 tot
Spaans
niveau B2
• Een eigen kleur voor elk niveau, waardoor het Italiaans
opzoeken heel gemakkelijk is
• Geschreven in duidelijke taal die past bij het
ERK-niveau
• Heldere voorbeeldzinnen laten zien hoe de
grammaticaregels moeten worden toegepast
• Goed te gebruiken als studieboek ter ondersteuning
van taalcursussen
• Ook geschikt voor zelfstudie
www.vandale.nl
www.vandale.be