Sie sind auf Seite 1von 14

Arbeid en productie

Vragen (oefenvragen)

1) Arbeidsintensief houdt in dat er in verhouding:


A. veel kapitaal nodig is en weinig arbeid;
B. veel natuur nodig is en weinig kapitaal;
C. veel arbeid nodig is en weinig kapitaal;
D. veel arbeid nodig is en weinig natuur.

2) De afzet is het:
A. aantal verkochte goederen;
B. aantal ingekochte goederen;
C. aantal verkochte producten vermenigvuldigd met de verkoopprijs;
D. aantal verkochte goederen min de ingekochte goederen.

3) Welke beweringen hieronder zijn juist en welke onjuist? Streep de foute


woorden door.
1. Een agrarisch bedrijf voegt geen waarde toe,
want het gaat om de productie van grond-
stoffen. juist / onjuist
2. Een fabriek voegt waarde toe aan de grond-
Stoffen door er eindproducten van te maken. juist / onjuist
3. Een kappersbedrijf voegt geen waarde toe,
want het gaat om dienstverlening. juist / onjuist
4. Eindproducten zijn duurder dan grondstoffen
door de toegevoegde waarde. juist / onjuist
5. Een transportbedrijf voegt waarde toe aan het
product dat vervoerd wordt. juist / onjuist

4) Geef bij de onderstaande kosten aan of ze vast of variabel zijn. Noteer


in de tabel achter elke kostensoort een kruisje in de juiste kolom.

Kostensoort variabele kosten Vaste


kosten

Benzinekosten

Huur gebouw

Kosten reclamefolder

Afschrijvingskosten auto

Loonkosten uitzendkracht

Loonkosten secretaresse

4) Miranda werkt in de detailhandel. Ze werkt in één van de volgende


bedrijven.
Welk bedrijf moet dat zijn?
A Een belastingkantoor.
B Een groothandel.
C Een restaurant.
D Een winkel.

5) Bertine heeft bij een bank gewerkt als hypotheekadviseur. Ze is gestopt


met deze baan toen ze kinderen kreeg. Nu haar kinderen allemaal naar
school gaan, wil ze haar beroep weer gaan uitoefenen. Maar ze komt niet
gemakkelijk aan een baan. Er zijn meer herintredende vrouwen. En de
banken hebben minder personeel nodig door de invoering van
telebankieren en andere nieuwe ontwikkelingen.
Welk gevolg hebben deze ontwikkelingen voor de positie op de
arbeidsmarkt van het bankpersoneel?
De positie van bankpersoneel is:
A zwak, de vraag naar arbeid daalt en het aanbod van arbeid stijgt.
B sterk, de vraag naar arbeid daalt en het aanbod van arbeid stijgt.
C zwak want de vraag en het aanbod van arbeid stijgt.
D sterk, de vraag naar arbeid stijgt en het aanbod naar arbeid blijft
gelijk.

6) Klaas-Jan werkt als conducteur bij de Nederlandse Spoorwegen. Als Klaas-


Jan vader wordt van een tweeling neemt hij een half jaar
ouderschapsverlof. Hierdoor komt er voor Robbert een einde aan zijn
werkloosheid. Hij krijgt een baan als conducteur en neemt het werk van
Klaas-Jan tijdelijk over. Welk gevolg heeft het nemen van
ouderschapsverlof op de arbeidsmarkt?
A De vraag naar arbeid daalt / het aanbod daalt.
B De vraag naar arbeid stijgt / het aanbod daalt.
C Het aanbod van arbeid daalt / de vraag stijgt.
D Het aanbod van arbeid stijgt / de vraag stijgt.

7) Maaike en Miranda hebben bij een reisbureau gewerkt. Maaike heeft


ontslag genomen om voor haar kinderen te kunnen zorgen. Ze is een
alleenstaande moeder. Miranda is ontslagen na een reorganisatie bij
het reisbureau. Miranda is een alleenstaande vrouw.
Wie krijgt of krijgen een WW-uitkering?
a. Alleen Maaike.
b. Alleen Miranda.
c. Maaike en Miranda.
d. Geen van beiden.

8) Bijna iedereen die ontslag krijgt en nog geen nieuwe baan heeft, gaat
naar het CWI. Het CWI regelt namelijk de werkloosheidsuitkering. Welke
andere reden is er voor een bezoek aan het CWI?
a Het is verplicht je daar te melden.
b Je krijgt daar een (tijdelijke) baan aangeboden.
c Het CWI helpt je bij het vinden van een nieuwe baan.
d Ze beoordelen daar of je terecht bent ontslagen.
9) Hierna staan omstandigheden waardoor de geregistreerde werkloosheid
daalt. Bij één van deze omstandigheden stijgt de verborgen werkloosheid.
Lees het krantenbericht.
Waardoor stijgt de verborgen werkloosheid?
A Door de bijscholing van laaggeschoolde werklozen.
B Door de sterke concurrentiekracht van het Nederlandse
bedrijfsleven.
C Door de toename van de thuishulp vanwege de vergrijzing.
D Door het intrekken van de uitkering van veel werklozen.

10)Jan Wasse, John en Nadia zoeken een baan. Jan Wasse is


arbeidsongeschikt, hij wil aangepast werk. John werkt zwart, maar hij wil
een normale witte baan. Nadia is huisvrouw en zij wil een parttime-baan.
Wie van hen hoort bij de geregistreerde werkloosheid?
A Jan Wasse.
B John.
C Nadia.
D Geen van drieën.

11)Soms is er sprake van een overschot op de arbeidsmarkt en soms van een


tekort. Hierna staat een aantal beweringen. Welke is/zijn juist? (2)
a. Bij een overschot kunnen werkgevers moeilijk personeel vinden
b. Bij hoogconjunctuur is er vaak een krappe arbeidsmarkt (tekort)
c. Bij een tekort proberen werkgevers personeel te lokken met hogere
lonen
d. ADV kan een oplossing zijn bij een tekort op de arbeidsmarkt

12) Volgens veel economen ontstaat er nieuwe werkgelegenheid als de


lonen in Nederland lager zijn dan in het buitenland. Hun redenering is
hierna in de verkeerde volgorde gezet.
1 De afzet is groter,
2 de concurrentiepositie is beter,
3 de lonen zijn lager dan in het buitenland,
4 de loonkosten per product zijn lager,
5 de verkoopprijzen zijn lager,
6 de werkgelegenheid wordt groter.
Zet de redenering van deze economen in de juiste volgorde. Begin met
nummer 3 en eindig met 6. Schrijf je antwoord naast de redeneringen.

14) Ondernemers letten op de arbeidsproductiviteit in hun bedrijf. Zij zien aan


de productie per arbeidsuur of de arbeidsproductiviteit daalt of stijgt.
Hierna staan beweringen over de arbeidsproductiviteit.
Welke bewering is juist?
A Bij een daling van de productie per arbeidsuur daalt de
arbeidsproductiviteit.
B Bij een daling van de productie per arbeidsuur stijgt de
arbeidsproductiviteit.
C Bij een stijging van de productie per arbeidsuur blijft de
arbeidsproductiviteit gelijk.
D Bij een stijging van de productie per arbeidsuur daalt de
arbeidsproductiviteit.
15) De vader van Helga heeft een landbouwbedrijf. Hij verbouwt tarwe. De
tarwe gaat naar een maalderij. Een broodfabriek koopt het meel en bakt er
brood van. Een bakker zorgt voor de verkoop van het brood.
Welke gevolgen heeft de hiervoor beschreven arbeidsverdeling? Je moet
twee antwoorden geven.
Door deze arbeidsverdeling:
A groeit de productie.
B ontstaat er minder werkloosheid.
C verbeteren de arbeidsomstandigheden.
D wordt deze bedrijven afhankelijk van elkaar.

16) Arjan zit achter de kassa en rekent een pak halfvolle melk af. Deze melk
zou afkomstig kunnen zijn van zijn vaders bedrijf. De vader van Arjan is
namelijk melkveehouder.
Welke soort arbeidsverdeling is hier beschreven?
De arbeidsverdeling tussen:
A de werkende in een bedrijf.
B gezinnen en bedrijven.
C gezinsleden.
D verschillende bedrijven

17) Leon gaat een eigen zaak beginnen. Hij koopt een bedrijfauto ter
waarde van € 24.000,-. De auto gaat 8 jaar mee. Na 8 jaar kan Leon de
auto nog op de tweedehands markt verkopen voor € 3.000,-
Bereken voor Leon de jaarlijkse afschrijving.

___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
18) Voor een aantal beroepen is er een overschot op de arbeidsmarkt.
Hierna staat een aantal kenmerken van een arbeidsmarkt:
1 de kans is groot dat de arbeidsvoorwaarden verbeteren
2 er is werkloosheid
3 werkzoekenden hebben weinig kans op een baan.
Omcirkel het/de kenmerk(en) die horen bij een arbeidsmarkt met een
overschot?

Bij vraag 19.

19) Bekijk de afbeelding op de vorige bladzijde. Na 1980 is het aandeel van


vrouwen in de beroepsbevolking van Nederland sterk toegenomen.
Bekijk de gegevens in het staafdiagram. Bereken met hoeveel procent
het aantal vrouwen in de beroepsbevolking tussen 1980 en 1998 is
toegenomen. Rond af op hele procenten.
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
20) Een bandenfabriek in Nederland produceert in een jaar 200 000
fietsbanden. De totale loonkosten bedragen € 1 miljoen en de overige
productiekosten bedragen € 1,5 miljoen. Concurrerende fabrieken in
het buitenland produceren dezelfde fietsband voor € 10,- per band.
Is de concurrentiepositie van de Nederlandse bandenfabriek door de
hoogte van productiekosten goed of slecht? Leg je antwoord uit met
een berekening.
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
21) Steffy werkt op de administratie van het installatiebedrijf Technico BV. Ze
heeft over de laatste drie maanden gegevens verzameld over de
onderhoudsafdeling van het bedrijf. Met behulp hiervan kan ze van elke
maand de arbeidsproductiviteit uitrekenen. Bekijk de tabel hieronder met
deze gegevens.

Productie en arbeidsuren onderhoudsafdeling Technico BV


reparaties arbeidsuren
september 126 180
oktober 105 175
november 104 160

Bereken de arbeidsproductiviteit per arbeidsuur in november. Geef een


duidelijke berekening.

___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
22) Geef een voorbeeld van arbeidsverdeling binnen een bedrijf.
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________

Arbeid en productie
Vragen (examenvragen)

Examenvraag: Ondernemen
Bekijk de onderstaande bron en beantwoord de bijbehorende vragen.
Theo en Dennis, twee leerlingen in het vmbo, doen een praktische opdracht voor het vak economie. Als
onderwerp kiezen zij 'de winkel'. Ze nemen een interview af bij meneer Mulder, een kennis vanTheo met
een eigen sportzaak in Amsterdam. Vijf jaar geleden begon Mulder met zijn eigen zaak: Mulder Sport.
Daarvoor werkte hij als verkoopmedewerker in een sportzaak.

1) Dennis vraagt waarom de heer Mulder een eigen bedrijf is begonnen. Deze
antwoordt: "Ik ben een eigen bedrijf begonnen, omdat ik zelf wil bepalen wat ik doe en dan
vind ik bijvoorbeeld ..................................... en ..................................... niet zo erg."

Hieronder staat een lijst met begrippen die bij het hebben van een eigen bedrijf een rol spelen.
-een vast inkomen
-een wisselend inkomen
-vaste arbeidstijden
-wisselende arbeidstijden

Vul de ontbrekende woorden in op de stippellijntjes. Maak gebruik van de bovenstaande


begrippen.
2) Meneer Mulder laat de jongens eerst de winkel zien. De leren sportschoenen die
staan uitgestald, worden in Indonesië gemaakt. Via tussenhandelaren komen
de schoenen uiteindelijk in de winkel van Mulder. In welke kolom staat de
productieweg van leren sportschoenen juist weergegeven?
3) Meneer Mulder begon zijn sportzaak vijf jaar geleden in een klein pand in een
woonwijk. Nu zit hij met zijn zaak in een groter pand in een druk winkelcentrum.
Hij laat de jongens de financiële resultaten van de afgelopen vijf jaar zien (zie de bron). In 2003
is meneer Mulder met zijn zaak verhuisd.
Noem twee gegevens waaruit dat blijkt.

4) Uit de cijfers blijkt dat de omzet van Mulder Sport elk jaar is gestegen. Elk jaar
verkoopt Mulder dus meer artikelen, denkt Theo. Dennis is het niet metTheo eens:
"De stijging van de omzet kan ook een andere oorzaak hebben" zegt hij.
Noem een andere oorzaak.

5) De verkoopprijs van een paar voetbalschoenen is bij Mulder Sport 200% hoger dan de
inkoopprijs (exclusief 19% BTW). Wat is de verkoopprijs (inclusief BTW) voor een paar
voetbalschoenen met als inkoopprijs € 52?
A € 52,00
B € 61,88
C € 123,76
D € 185,64

6) Dennis en Theo sluiten het verslag van het interview af met de conclusie dat het goed gaat
met Mulder Sport, want elk jaar is de brutowinst in euro's gestegen. Hun leraar economie
merkt op dat je voor die conclusie eigenlijk moet kijken naar de nettowinst in procenten
van de omzet. In 2000 was de nettowinst 5% van de omzet.
Is de nettowinst in procenten van de omzet van Mulder Sport in 2004 groter dan in 2000? Leg
je antwoord uit met behulp van een berekening.

Examenvraag: Albert Heijn, de prijzenoorlog


Lees de onderstaande tekst en beantwoord de bijbehorende vragen.
In 2003 kondigde Albert Heijn een prijsverlaging van zijn producten aan. Het was het begin van de
'prijzenoorlog'. Eind 2004 constateerde Albert Heijn dat, ondanks de lagere prijzen, de omzet gelijk
was gebleven aan het voorgaande jaar.

1) Hoe heeft de afzet van Albert Heijn zich in deze periode ontwikkeld?
A De afzet van Albert Heijn is gedaald.
B De afzet van Albert Heijn is gelijk gebleven.
C De afzet van Albert Heijn is gestegen.

2) Albert Heijn wil, ondanks de prijsverlagingen, de brutowinst gelijk houden. Hoe kan
Albert Heijn de brutowinst gelijk houden? Dat is mogelijk door
A afspraken te maken met leveranciers over lagere inkoopprijzen.
B de werknemers minder loon uit te betalen.
C een aantal filialen te sluiten.
D een aantal werknemers te ontslaan.

Examenvraag: Sociale zekerheid


Lees de onderstaande tekst en beantwoord de bijbehorende vragen.

Paars drukt het aantal uitkeringen Den Haag, 12 maart 1997


Voor het eerst sinds 1952 zal dit jaar het totale aantal uitkeringen gaan dalen. Het aantal uitkeringen
zal waarschijnlijk afnemen met 42.000 uitkeringsjaren, aldus een schatting van het Centraal
Planbureau.
Naast deze daling van het aantal uitkeringen verwacht het Centraal Planbureau een stijging van
het aantal actieven.
De daling van het aantal uitkeringen is onder andere een gevolg van de sterke toename van de
investeringen in de afgelopen jaren.

1) In informatie 3 wordt een relatie gelegd tussen de stijging van de investeringen en


de daling van het aantal uitkeringen.
Hieronder staan vier economische verschijnselen:

1stijging van het aantal banen;


2stijging van de investeringen;
3daling van de werkloosheid;
4daling van het aantal uitkeringen.
In welke van de onderstaande regels staan de verschijnselen in een zodanige volgorde dat ze de
relatie tussen investeringen en uitkeringen goed weergeven?
A 2 - 1 -3-4
B 2-3-1-4
C 2- 4- 1 - 3
D 2-4-3-1

2) In de bron wordt ook gesproken over een stijging van het aantal actieven.
Leg uit dat deze stijging van het aantal actieven gunstige gevolgen heeft voor de betaalbaarheid
van de sociale verzekeringen.

3) Heeft de stijging van het aantal actieven ook gunstige gevolgen voor de
betaalbaarheid van de sociale voorzieningen? Geef een verklaring.
Examenvraag: Spannende tijden op de arbeidsmarkt
Lees de onderstaande tekst en beantwoord de bijbehorende vragen.

1) Ondanks de economische groei van de laatste jaren is er in Nederland nog steeds


sprake van geregistreerde werkloosheid. Niet iedereen die zonder werk is, behoort tot de
geregistreerde werkloosheid.
Noem twee voorwaarden, waaraan mensen zonder werk moeten voldoen om tot de
geregistreerde werkloosheid te behoren.

2) Hoeveel personen waren er in 2000 in Nederland (geregistreerd) werkloos?


Verklaar het antwoord met behulp van de informatie.
Bereken voor 2000 het indexcijfer van de beroepsbevolking met 1994 als
basisjaar.
Rond het antwoord af op 1 decimaal nauwkeurig.

3) Er zijn nog steeds mensen in Nederland op zoek naar betaald werk. Toch is het
moeilijk om aan voldoende personeel te komen, met name bij het midden- en
kleinbedrijf.
Geef een reden waarom het midden- en kleinbedrijf nauwelijks aan personeel kan
komen terwijl er nog steeds werkzoekenden in Nederland zijn.

4) Er zijn economen die verwachten dat door een krappe arbeidsmarkt de


werkloosheid (verder) zal afnemen.
Hieronder staan drie tussenstappen:
1meer afzet bij de bedrijven;
2meer bestedingen in Nederland;
3hogere lonen.
Vul de nummers op de juiste plaats in:

Krappe arbeidsmarkt ( )( )( ) Afname werkloosheid


Examenvraag: Het vakantiewerk van Rick
Bekijk de onderstaande bron en beantwoord de bijbehorende vragen.

Het schooljaar is bijna afgelopen. Rick, 15 jaar, zoekt nu een vakantiebaantje. Hij wil zich eerst goed
laten voorlichten. Daarom gaat hij eerst naar het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI).

1) Hieronder staat een aantal onderwerpen die te maken hebben met werkloosheid.
1 bemiddelen tussen werkgevers en werkzoekenden
2werkzoekenden helpen bij het vinden van een baan
3informatie geven over uitkeringen
Welke onderwerpen horen bij het CWI?
A alle 3
B alleen 1
C alleen 2
D uitsluitend 1 en 2
E uitsluitend 1 en 3
F uitsluitend 2 en 3
2) Na een kennismakingsgesprek wordt Rick aangenomen bij een drankengroothandel.
Werkgevers maken graag gebruik van de diensten van jongeren die nog op school zitten.
Geef hiervoor een verklaring.

3) Rick kan vijf weken fulltime gaan werken in het magazijn. Hij moet wel eerst een
arbeidsovereenkomst afsluiten.
Hoort Rick deze vijf weken nu tot de beroepsbevolking? Verklaar je antwoord.

4) In een arbeidsovereenkomst staan primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden. Rick


krijgt een paar schoenen met stalen neuzen die hij tijdens het werk moet dragen.
Leg uit dat het dragen van deze schoenen tot de secundaire arbeidsvoorwaarde hoort.

5) Rick is twee weken aan het werk. Hij ontvangt het salarisoverzicht. Volgens de CAO
geldt voor dit bedrijf een 38-urige werkweek.
Bereken het brutosalaris per maand bij een volledige werkweek. Laat de berekening zien.
Examenvraag: Vakken vullen of zakken vullen
Bekijk de onderstaande bron en beantwoord de bijbehorende vragen.
1) Voor Michel is geld verdienen niet de enige reden dat hij gaat werken.
Noem nog een andere reden, behalve geld verdienen, waarom Michel wil gaan werken.

Moeder laat zich overtuigen door Michel. Ze vindt het goed dat hij gaat werken, onder de
voorwaarde dat hij zijn schoolwerk niet verwaarloost. Samen gaan ze de
arbeidsovereenkomst (zie bron) bekijken.

2) "Michel, je hebt geknoeid!" zegt moeder. "Er zit een vlek op de


arbeidsovereenkomst. Kijk, hier bij artikel 2! Welk woord stond daar?"
Welk woord is er verdwenen onder de inktvlek?
A bepaalde tijd
B onbepaalde tijd
C onregelmatige tijd
D vaste tijd

3) "Laten we eens kijken wat je gaat verdienen. Je werkt op zaterdag van 9.30 tot 19.00
uur, met een half uur verplichte middagpauze," zegt moeder.
Hoeveel gaat Michel bruto verdienen op zaterdag? Laat de berekening zien.

4) Michel ziet het helemaal zitten. "Binnenkort wordt het pas echt feest en in 2005 wordt mijn
brutoloon per uur nog hoger dankzij de nieuwe CAO.”
Hoe hoog wordt voor Michel het brutoloon per uur in 2005? Laat de berekening zien.

Het brutoloon per uur wordt per 1 juli 2004 ……… Het brutoloon per uur wordt per 1 januari
2005 ...........
Berekening:

5) Moeder wijst Michel erop dat hij zich niet te vroeg rijk moet rekenen.
"De baas kan je in de eerste week al ontslaan als hij niet tevreden is."
Mag de heer Smolders Michel na een week al ontslaan?
A Ja, maar alleen als er een dringende reden is.
B Ja, want de proeftijd is nog niet verstreken.
C Nee, daarvoor heeft hij toestemming nodig van het CWI.
D Nee, Michel mag eerst de proeftijd afmaken.

Das könnte Ihnen auch gefallen