Beruflich Dokumente
Kultur Dokumente
Interveniëren en veranderen
ZOEKEN NAAR BETEKENIS IN INTERACTIES
En wat ons het meest verbaasde was dat de kennis over de methodieken en de
ervaringen die ermee zijn opgedaan, niet erg bekend zijn in de professionele
gemeenschap van verandermanagers en adviseurs. Daarin zagen wij een behoefte
en een kans. De behoefte zit in het kennisnemen van deze nieuwste ontwikkelin-
gen door het op een rij zetten van de methodieken, de onderliggende literatuur en
theorieën, en de ervaringen van de professionele werkers. Wijzelf en veel organi-
satieprofessionals hebben behoefte aan een dergelijk overzicht. De kans zit in het
maken van dit themanummer over deze interventies op een manier die de princi-
pes van interactie en het zoeken naar betekenis recht doet.
D O E L S T E L L I N G E N VA N D I T T H E M A N U M M E R
Jaap Boonstra en Léon de Caluwé
Met dit themanummer hebben we de doelstelling om bij te dragen aan het door-
dacht handelen van verandermanagers en organisatieadviseurs en aan de ontwik-
keling van het vakgebied van de interventiekunde. We onderscheiden drie speci-
fieke doelstellingen:
• het bieden van een overzicht van veelbelovende en vernieuwende interventies
met nadruk op betekenisgeving, handelen en interactie. Over deze interventies
weten we relatief weinig. We geven hier een overzicht, maar zijn ongetwijfeld
niet compleet. En we weten zeker dat we over een paar jaar weer nieuwe
inzichten, andere methodieken en aanvullende ervaringen zullen hebben;
• het stimuleren van doordachte en bewuste toepassing van deze nieuwe metho-
dieken. We zijn van mening dat professioneel handelen gebaseerd is op door-
dacht en weloverwogen kiezen van interventiemethodieken, met kennis van de C
onderliggende handelingsprincipes van deze methodieken. Door toepassing
van nieuwe methodieken kunnen veranderaars ervaringen opdoen en ervarings-
kennis uitwisselen en zo bijdragen aan de ontwikkeling van het veranderkundig
vakgebied en aan het betekenisvol veranderen van samenwerkingspatronen;
• het verspreiden van kennis en ervaringen in de professionele gemeenschap van
veranderaars. En dan met name actionable knowledge, die ons in staat stelt
om professioneel te handelen in de praktijk. Het gaat ons om het ontwikkelen
van theorieën die zijn geworteld in de praktijk en een neerslag zijn van gesyste-
matiseerde ervaringskennis, terwijl tegelijkertijd deze theorieën richting geven
aan het handelen. Van belang voor een praktijktheorie is of de theoretische
inzichten bij allerlei toepassingen houvast geven en hun effectiviteit bewijzen
voor de beroepsbeoefenaar en gebruiker. De herkenbaarheid en hanteerbaar-
heid van de theorie vormen de toets op het empirische gehalte.
O P B O U W VA N D I T A R T I K E L
COMPLEXITEIT EN DYNAMIEK
Tabel 1.
Trends en bewegingen Robuuste thema’s Actuele thema’s
in organisatie- en
Ondernemerschap Goed bestuur
veranderkunde
Bedrijfsvoering Allianties en netwerken
Bedrijfsstrategie Vertrouwen en conflict
Logistiek en ICT Onderhandelen
Succesvol veranderen Identiteit en betekenis
Productinnovatie Integriteit en ethiek
Rekenschap Menselijkheid
Bedrijfscultuur Meervoudigheid
PA R A D O X E N E N S PA N N I N G S V E L D E N
Innovatie en beheersing
Er is een roep om innovatie die samengaat met een toenemende aandacht voor
controle en beheersing om uitwassen en misstanden te voorkomen. Innovatie
verlangt echter het nemen van risico’s en dat staat op gespannen voet met beheer-
sing en controle. Ook wordt gepleit voor cultuurveranderingen om starre orga-
nisatievormen te doorbreken en bureaucratie te bestrijden. Het doorbreken van
verkokering door ruimte te geven aan zelfsturing en het stimuleren van samen-
werking en gedragsverandering zouden moeten helpen om deze cultuurverande-
ringen te realiseren. Tegelijkertijd verlangen aandeelhouders en burgers van orga-
nisaties een heldere koers en van de leiding krachtdadige sturing om kosten te
reduceren en doelen te realiseren. Innovatie verstoort de dagelijkse gang van
8
EN & NUMMER 3/4 - MEI/AUGUSTUS - 2006 I N T E RV E N I Ë R E N E N V E R A N D E R E N
zaken, doet een beroep op middelen, stelt bestaande praktijken ter discussie en
kan leiden tot onvoorziene problemen. Activiteiten bij innovatie zijn verkennen
en vernieuwen. Bij verkennen gaat het om op de hoogte te zijn wat er in de
wereld gaande is en om de buitenwereld te verbinden met de binnenwereld.
Het is de kunst van onbevangen waarnemen en het toelaten van meervoudige
gezichtspunten om verwarrende vraagstukken te identificeren en nieuwe moge-
lijkheden te onderzoeken. Bij vernieuwen gaat het om te zoeken naar energie
voor vernieuwing en te zoeken naar vernieuwingsimpulsen aan de rand van de
organisatie. Innovatie is gebaat bij experimenteren en zelfsturing. Krachtdadige
sturing van de top gaat niet gemakkelijk samen met ruimte voor zelfsturing. Er is
sprake van een paradoxale situatie waarin behoefte aan controle en beheersing
Schaarste en overvloed
Als een organisatie wordt gedefinieerd als een doelgericht sociaal systeem waarin
mensen samenwerken in een specifieke structuur en met behulp van middelen en
informatie goederen en diensten produceren, dan is het nemen van beslissingen
9
& NUMMER 3/4 - MEI/AUGUSTUS - 2006 I N T E RV E N I Ë R E N E N V E R A N D E R E N
vloed aan keuzemogelijkheden eerder een probleem dan de schaarste aan doelen.
Het uitgangspunt van schaarste leidt ertoe dat organisatorische besluitvorming
zich richt op het oplossen van problemen. Het rationele model van besluitvor-
ming start met het signaleren van problemen, het stellen van doelen, het zoeken
naar alternatieven, het afwegen van alternatieven, het maken van een keuze en
het invoeren van de beslissing. Deze gerichtheid op probleemoplossing en doel-
realisatie ontkent de overvloed en energie die binnen en buiten organisaties aan-
wezig zijn. Het uitgangspunt van overvloed richt zich op de toekomst en het
onbekende. Het zoekt naar de achtergronden waarom organisaties goed preste-
ren in een onzekere en ambigue wereld vol onbegrensde mogelijkheden. Het
argument van overvloed betrekt de energie en de wensen en verlangens van men-
sen in de koers die wordt ingeslagen. Zodra het perspectief van overvloed wordt
gekozen, ontstaan nieuwe dilemma’s voor leidinggevenden. In situaties van on-
begrensde mogelijkheden kan je vele wegen opgaan. Het inslaan van een nieuwe
weg betekent dat je iets anders niet zal bereiken of dat je zelfs iets verliest. Er zijn
geen beste oplossingen meer. Wat ook wordt gekozen, er zijn altijd gemiste kan-
sen, omdat een specifieke keuze andere keuzen uitsluit.
gen van rekenschap over de besteding van middelen in verhouding tot behaalde
resultaten. Het is een ordelijke wereld die uitgaat van voorspelbaarheid en
bestuurbaarheid. Een probleem doet zich voor als er onvoldoende informatie
beschikbaar is of geen prognoses mogelijk zijn vanwege een hoge mate van
onvoorspelbaarheid van de veranderingen of nieuwheid van vraagstukken en
thema’s. Dan is een meervoudig en holistisch perspectief nodig waarin meerdere
gezichtspunten samenkomen en een strategie gaandeweg vorm krijgt in een stra-
tegisch communicatief proces van betrokkenen.
Orde en chaos
Vanuit een streven naar orde proberen veel bedrijven ontwikkelingen in de omge-
ving te voorzien en hierop in te spelen. Om dit te realiseren wordt door leiders en
adviseurs gekozen voor strategische planning en geplande verandering. Er wordt
Jaap Boonstra en Léon de Caluwé
Figuur 1.
Paradoxen en spannings- Chaos
velden in de wereld van
organiseren en veranderen Zelfsturing Verkennen
Zin-vol Aspectmatig
Cultureel Waarden-loos
Meerduidig Eenduidig
Waarden-vol Bedrijfsmatig
Holistisch Zin-loos
Samenbrengen Beheersen
Orde
12
EN & NUMMER 3/4 - MEI/AUGUSTUS - 2006 I N T E RV E N I Ë R E N E N V E R A N D E R E N
2. Onderliggende paradigma’s
Het vertrekpunt voor dit themanummer is een subjectieve en interpretatieve
benadering van organiseren, veranderen en leren. Vanuit dit perspectief wordt de
sociale wereld gezien als een wereld van mensen die met elkaar praten, werken,
interacteren, experimenteren, exploreren, en betekenis geven aan de werkelijk-
heid waarin we leven en werken. In figuur 2 is dit themanummer gepositioneerd
in de linkerkant van de figuur. Er is bewust gekozen voor een subjectieve benade-
ring, omdat juist vanuit deze benadering nieuwe interventies zijn ontwikkeld.
Daarmee ontkennen we niet het bestaan, noch de betekenis van interventies die
hun wortels hebben in objectieve benaderingen. Zij zijn werkzaam in een ander
denkkader. We kiezen er in dit themanummer voor om interventies te belichten
die nog volop in ontwikkeling en minder gangbaar zijn.
Figuur 2.
Paradigma‘s in organiseren, Radicaal veranderen
– Structureel conflict
veranderen en leren
– Vormen van dominantie
– Tegenstellingen
– Emancipatie
– Mogelijkheden
Radicaalhumanistisch Radicaalstructuralistisch
paradigma paradigma
Subjectieve benadering Objectieve benadering
Jaap Boonstra en Léon de Caluwé
– Nominalisme – Realisme
– Interpretatief – Positivistisch
– Voluntarisme – Determinisme
– Inductieve aanpak – Deductieve aanpak
– Verkennen – Axioma's
– Ontmoeten Sociaalinterpretatief Functionalistisch – Protocollen
– Actieonderzoek paradigma paradigma – Academisch onderzoek
Regulering
– Sociale orde
– Consensus
– Sociale integratie
– Solidariteit
Gebaseerd op Burell en Morgan, 1979, p. 29 – Actualiteit
Determinisme en voluntarisme
Deze vooronderstellingen over wat de werkelijkheid is en hoe we de werkelijk-
heid kunnen kennen, zijn verbonden met basisassumpties over de mens en de
relatie tussen mens en omgeving. Het objectieve perspectief op menselijk hande-
len veronderstelt dat mensen op voorspelbare manieren reageren op veranderin-
gen in hun omgeving en dat het handelen is geconditioneerd door externe situ-
aties. Gedrag van mensen in organisaties kan dan bijvoorbeeld worden verklaard
uit de structuur van de organisatie of de behoeftestructuur van de mensen zelf.
Het moeizame verloop van veranderingsprocessen wordt dan verklaard uit de
kenmerken van de organisatie of geduid als weerstand tegen verandering door
individuen, omdat mensen zouden streven naar positiebehoud of niet in staat zijn
zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden. Het subjectieve perspectief
ziet mensen als scheppers van hun omgeving die de mogelijkheid hebben om
14
EN & NUMMER 3/4 - MEI/AUGUSTUS - 2006 I N T E RV E N I Ë R E N E N V E R A N D E R E N
hun omgeving te veranderen. Gedrag van mensen in organisaties komt voort uit
hun interpretaties van hun activiteiten en hun ambities. Als veranderprocessen
moeizaam verlopen, wordt de oorzaak gezocht in de manier waarop mensen met
elkaar werken en het onvermogen om anders te kijken naar de zelf geconstrueer-
de werkelijkheid. Het verbeelden en verwoorden van nieuwe mogelijkheden kun-
nen een stimulans zijn voor vernieuwing. Deze twee tegengestelde perspectieven
staan bekend als de tegenstelling tussen determinisme waarin het gedrag van
mensen wordt bepaald door kenmerken van de omgeving, en voluntarisme waar-
in mensen actief handelen om hun omgeving vorm te geven.
Positivisme en sociaalconstructivisme
Functionalistisch paradigma
Het functionele paradigma is gebaseerd op objectieve, positivistische en determi-
nistische vooronderstellingen. Er wordt gestreefd naar een voorspelbare en orde-
lijke wereld waarin mensen samenwerken en samenleven. Organisaties kennen in
dit perspectief een duidelijke taakstructuur en verantwoordingslijnen met helder
omschreven posities. Tegenstellingen krijgen weinig aandacht. De methodische
aanpak vanuit dit paradigma richt zich op het efficiënt organiseren en het effectief
plannen en reguleren van veranderingen. Vaak wordt door verandermanagers en
hun adviseurs gekozen voor strategische planning en geplande verandering.
Interventies die veel vanuit de functionalistische invalshoek worden gebruikt,
15
& NUMMER 3/4 - MEI/AUGUSTUS - 2006 I N T E RV E N I Ë R E N E N V E R A N D E R E N
zijn onder meer Business Process Redesign, Balanced Scorecard, Total Quality
Management, Benchmarking, Time based competition, strategische planning,
herstructurering, reorganisaties, competentiemanagement, opleidingsprogram-
ma’s en de invoering van selectie, beoordelings- en beloningssystemen. Deze
interventies zijn beproefd, beschreven in protocollen, en worden veelvuldig
gebruikt (Kubr, 1976; Ten Have, Ten Have en De Jong, 1999).
Radicaalstructuralistisch paradigma
Het radicaalstructuralistische paradigma is eveneens gebaseerd op objectieve,
positivistische en deterministische vooronderstellingen. Deze invalshoek concen-
treert zich op structureel conflict en heeft oog voor vormen van dominantie, uit-
Jaap Boonstra en Léon de Caluwé
Radicaalhumanistisch paradigma
Vanuit het radicaalhumanistische paradigma willen mensen werken aan radicale
veranderingen en verbetering van werk- en leefomstandigheden. Daarin wordt
gekozen voor een subjectieve, interpretatieve en voluntaristische benadering. Het
paradigma biedt ons een visie op het maatschappelijk handelen van organisaties
en geeft inzicht in patronen van dominantie en emancipatie. Vanuit deze benade-
ring zoeken mensen naar mogelijkheden om bestaande sociale verhoudingen te
wijzigen en patronen van dominantie te doorbreken. In de methodologie worden
mensen met verschillende perspectieven samengebracht om de leef- en werksitu-
atie die ze zelf hebben geconstrueerd, te transformeren. Er wordt gekozen voor
een holistische visie om gebeurtenissen en mogelijkheden te duiden. De ontwik-
keling van kennis en methoden staat in dienst van radicale verandering. Metho-
dieken die worden gebruikt zijn onder meer de methode van onbevangen waar-
nemen (Appreciative Inquiry, Cooperrider, 2005; Hoebeke, 2004) en toekomst-
gerichte zoekconferenties (Future Search, Weisbord, 1992; Search Conferences,
Emery, 2004).
Sociaalinterpretatief paradigma
Vanuit het sociaalinterpretatieve paradigma zoeken mensen naar het begrijpen
van wat gaande is vanuit subjectieve ervaringen en waarnemingen. Het vertrek-
punt is een subjectieve en interpretatieve wetenschapsvisie met het uitgangspunt
16
EN & NUMMER 3/4 - MEI/AUGUSTUS - 2006 I N T E RV E N I Ë R E N E N V E R A N D E R E N
3. Theoretische inbedding
In de literatuur vinden we negen kennisgebieden die voeding geven aan het ont-
staan en aan de theoretische fundering en onderbouwing van de interventies. De
interventies hebben vrijwel altijd een interdisciplinair perspectief, in die zin dat
ze gebruikmaken van inzichten uit verschillende kennisgebieden. Deze negen
kennisgebieden vatten we hier samen.
Chaos- en complexiteitstheorie
Het kennisgebied van de chaos- en complexiteitstheorie veronderstelt dat het
organiseren plaatsvindt in complexe dynamische systemen waarin actoren voort-
durend met elkaar interacteren (Gleick, 1987). Causale verbanden tussen speci-
fieke acties en uitkomsten vervagen door de complexiteit van interacties van
mensen binnen en buiten de organisatie. In deze interacties vervagen de grenzen
tussen organisaties en omgevingen. De interacties kunnen elkaar versterken of
verzwakken. In de relaties is sprake van positieve en negatieve feedback. Negatie-
ve feedback zorgt voor herstel van een evenwicht. Positieve feedback versterkt
ontwikkelingen waardoor instabiliteit ontstaat. De patronen die zo ontstaan,
maken de uitkomsten onvoorspelbaar. In instabiele situaties ontstaat creativiteit
waarmee vernieuwingen vorm krijgen en er ruimte komt om te leren (Baets,
2002). Volgens Stacey (1996) kan deze dynamiek worden gezien als een voortdu-
rende bron voor vernieuwing. Zelforganisatie is een proces waarin de actoren uit
een systeem spontaan met elkaar interacteren en communiceren, betekenis geven
17
& NUMMER 3/4 - MEI/AUGUSTUS - 2006 I N T E RV E N I Ë R E N E N V E R A N D E R E N
begrensde stabiliteit: perioden van stabiliteit wisselen met perioden van instabili-
teit.
Systeemdynamica
Al in de jaren zestig hebben Emery en Trist de dynamische omgeving getypeerd
als turbulent field (Emery en Trist, 1965). De dynamiek wordt volgens hen ver-
oorzaakt door interactie tussen actoren in een omgeving die voortdurend in
beweging is. De onzekerheid die dit met zich meebrengt, kan volgens Emery en
Trist alleen overwonnen worden als actoren met elkaar interacteren, houvast
zoeken in samenwerking en gezamenlijk waarden en normen definiëren. Sinds de
observaties van Emery en Trist heeft de systeemtheorie zich verder ontwikkeld.
Verschillende auteurs zijn organisatiesystemen gaan opvatten als dynamische sys-
temen. De meest bekende zijn wel Checkland (1981) met zijn systeemdenken en
de daaruit resulterende soft systems methodology (1999). Stafford Beer pakt de
invalshoek van de cybernetica om naar systemen te kijken vanuit een dynamische
invalshoek, gericht op leren. Senge (1990) wordt geïnspireerd door te kijken naar
patronen die op elkaar inwerken en afhankelijk van elkaar zijn. Hij creëert bij-
voorbeeld archetypen van organisatieprocessen, waarin zich interactieve causali-
teiten ontwikkelen. Een dynamische opvatting van een organisatie heeft twee
functionele redenen volgens Emmering en Wierdsma (2004). Ten eerste wordt de
overlevingsvaardigheid voortdurend vergroot als er in ervaring souplesse ontwik-
keld wordt om met allerlei invloeden om te gaan. Ten tweede leidt deze strategie
ertoe dat de capaciteit om met invloeden om te gaan, de overlevingsfunctie ont-
stijgt. Hierdoor ontwikkelt de organisatie de mogelijkheid om zelf invloed uit te
oefenen op haar eigen omgeving en deze mede te vormen. De gedachte is dat
leren altijd relevant is voor het behoud van identiteit in zich wijzigende omstan-
digheden. Dit in tegenstelling tot de gedachte dat organisaties zich altijd zouden
moeten aanpassen aan de omgeving. Een verwant begrip is organisatieleren, wat
in onze ogen op een bijzondere wijze is uitgewerkt in het artikel van Weick en
Westley (1996). Ze zoeken naar afwisseling in orde en disorde. Ze wijzen op de
kracht van humor (als voorbeeld van afwisseling in taal), improvisatie op routi-
nes (als voorbeeld van afwisseling in actie) en kleine markante gebeurtenissen
(als afwisseling in chaotische omstandigheden). Een verwante benadering is het
werken met games voor beleidsontwikkeling en organisatieontwikkeling (Duke
en Geurts, 2004; De Caluwé et al., 1996). Hierbij wordt beoogd om groepen en
18
EN & NUMMER 3/4 - MEI/AUGUSTUS - 2006 I N T E RV E N I Ë R E N E N V E R A N D E R E N
Spiral Dynamics
Oorspronkelijk heeft Graves (1971) een systeem ontwikkeld om bewustzijns-
niveaus in te delen. Dit noemt hij Spiral Dynamics. Het begint bij een laag
bewustzijnsniveau, dat gezien kan worden als puur overleven. Het hoogste
bewustzijnsniveau sluit alles in. Er komt steeds een bewustzijnsniveau bij, die
eerdere niveaus insluit. Het model heeft zijn huidige vorm gekregen door Don
Beck en Chris Cowan (1996). Het is een benoeming van verschillende ontwikke-
Sociaalconstructionisme
De rol van betekenisgeving in sociale processen is een van de kernthema’s in het
sociaalconstructionisme. Het gaat om de zienswijze dat mensen hun eigen reali-
teit construeren op basis van hetgeen ze ervaren. Volgens Gergen (1999) helpt
deze subjectieve realiteit mensen om te begrijpen wat er gaande is. In ambigue
situaties raken mensen verward, omdat een situatie lastig is te begrijpen vanwege
meervoudige betekenissen en meerstemmigheid van actoren. Gergen (2001) pleit
daarom voor dialoog waarin mensen in directe interactie met anderen nieuwe
betekenissen construeren van hun sociale werkelijkheid en ruimte creëren voor
het veranderen van de eigen situatie. Volgens Weick (1995) ontstaan manieren
van organiseren door betekenissen die individuen geven aan sociale situaties.
De interpretatie van gebeurtenissen is sterk afhankelijk van de context waarin
de waarneming plaatsvindt. Betekenissen worden volgens Weick pas achteraf
gevormd. We kunnen dus alleen begrijpen wat we aan het doen zijn, door te
interpreteren wat we eerder hebben gedaan. De vooronderstelling is dat door het
uitwisselen van werkelijkheidsbeelden, standpunten, argumenten en ideeën de
opvattingen en de houdingen van participanten elkaar wederzijds beïnvloeden
en er een gezamenlijk stelsel van waarden en normen ontstaat. Vanuit de opvat-
tingen van het sociaalconstructionisme speelt de interactie tussen de actoren zich
af in de context van de constructies die in eerdere interacties zijn voortgebracht.
Het produceren van constructies wordt enerzijds mogelijk gemaakt door hetgeen
eerder is geproduceerd en wordt tegelijkertijd daardoor begrensd (Hosking,
2004). De context is in interactie voortgebracht en als het ware gestold tot een
referentiekader van waaruit de werkelijkheid wordt begrepen. De gezamenlijke
19
& NUMMER 3/4 - MEI/AUGUSTUS - 2006 I N T E RV E N I Ë R E N E N V E R A N D E R E N
Positief organiseren
Het zoeken naar levensvatbare organisaties en naar positieve afwijkingen vormt
de kern van een stroming die zich al een tiental jaren ontwikkelt onder verschil-
lende naamgevingen. David Cooperrider is de bedenker van Appreciative Inquiry
(zie Cooperrider, Whitney en Stavros, 2003). Letterlijk vertaald betekent het:
waarderend verkennen. De aannames zijn simpel: elke organisatie heeft iets dat
goed werkt. Dat zijn dingen die de organisatie leven geven, wanneer ze het meest
levend, effectief, succesvol is, en op een gezonde manier verbonden met haar
belanghebbenden, betrokkenen en gemeenschappen. Appreciative Inquiry begint
met het identificeren van de positieve krachten in een organisatie en wil mensen,
groepen of organisaties zo met de organisatie verbinden dat ze energie genereert
en de zin voor veranderen verhoogt. Het is een positieve start voor een transfor-
matieproces. Robert Quinn (1996) brengt positive organizing naar voren. Het
idee is om de positieve afwijkingen van mensen te gebruiken door anderen te vra-
gen hoe je van waarde bent in hun leven. Vraag ze om voor jou te vertellen of op
te schrijven wanneer ze jou op zijn best hebben gezien en maak een zelfportret
van wanneer je volgens de reflecties van anderen op je best bent. Door dat met
elkaar in organisaties te doen ontstaat er positieve basis voor leren en energie
voor vernieuwing.
Groepsdynamica en communicatie
Een kennisgebied dat al heel lang in ontwikkeling is en zo nu en dan weer sterk
in de belangstelling terugkomt, is groepsdynamica. Het is een mengeling van psy-
chologie, sociale psychologie en sociologie. Het gaat onder meer over groepsvor-
ming, groepsontwikkeling, communicatie, feedback, groepsprocessen, besluit-
vorming, conformiteit, groepsnormen, identiteit, situationeel leiderschap en het
functioneren van teams. Daarnaast is er ook kennis en inzicht ontwikkeld over
het interveniëren in groepen, zowel over soorten interventies als over niveaus van
interventies als over de competenties van de interventionist. Een bekend werk
in Nederland is het Handboek Groepsdynamica van Jan Remmerswaal (1998).
Alle trainers en groepswerkers kennen wel de bekende modellen van Watzlawick,
Leary, Bales, Hersey, Blanchard, Bion, Reddin en Bateson. In internationaal ver-
band is er ook weer aandacht voor bijvoorbeeld communicatie. Bill Isaacs (1999)
helpt mensen om hun gevoelens, angsten, overtuigingen en bedoelingen op tafel
te krijgen. Hij streeft naar dialogue: het omarmen van verschillende invalshoeken;
letterlijk de kunst van het samen denken. Wierdsma (2001) zou dit de plek der
moeite noemen, waar mensen aan elkaar hun overtuigingen zichtbaar maken.
Het verwijst naar het idee dat het moeite kost om in een wereld van relaties,
overtuigingen, drijfveren, dilemma’s en paradoxen met elkaar te communiceren.
Dat vraagt om verdieping, reflectie en het expliciteren van overtuigingen. Ander-
zijds is het de moeite waard om deze plek op te zoeken en er tijd aan te besteden.
Leertheorieën
Het leren van mensen in organisaties is de laatste twintig jaar populair geworden
bij academici, verandermanagers en adviseurs. Wellicht heeft dit te maken met
de toename van het belang van kennis in organisaties. Leren kan op veel manie-
ren vorm krijgen. Sauquet (2004) onderscheidt vier invalshoeken. In de behavio-
ristische school gaat het om het effectief vormgeven van opleiding en training om
mensen nieuwe vaardigheden bij te brengen en ander gedrag te leren. In de cogni-
tieve school gaat het vooral om effectieve kennisoverdracht en kennisverwerving.
Deze twee scholen staan in de traditie van het functionalistische paradigma. De
pragmatische school richt zich op ervaringsleren (Kolb, 1984; Revans, 1998).
Het onderliggende idee is dat leren tot stand komt in een cyclisch proces waarin
21
& NUMMER 3/4 - MEI/AUGUSTUS - 2006 I N T E RV E N I Ë R E N E N V E R A N D E R E N
concrete ervaringen worden gevolgd door het reflectief observeren van deze erva-
ringen. Vervolgens worden deze reflecties geanalyseerd en verwerkt in nieuwe
begrippen en concepten. Op grond hiervan ontstaan keuzen om actief te experi-
menteren met nieuw gedrag. Dit leidt weer tot nieuwe ervaringen waarop wordt
gereflecteerd. Door Smid (2004) en Wierdsma en Swieringa (2002) zijn hande-
lingsregels uitgewerkt om het leren in een werkcontext vorm te geven en ruimte
te maken voor mensen om te experimenteren. De contextuele school gaat uit van
ervaringsleren door mensen die met elkaar interpretaties en ervaringen uitwisse-
len, experimenteren met nieuwe werkwijzen en reflecteren op eigen assumpties
over menselijke relaties en de context waarin het handelen plaatsvindt. Het con-
tinue proces van definiëren en herdefiniëren van het organiseren in ambigue situ-
Jaap Boonstra en Léon de Caluwé
Leiderschap
De hoeveelheid literatuur op het terrein van leiderschap is op dit moment niet te
overzien. Het volume van publicaties en boeken is enorm. Het gaat om het over-
winnen van de eigen grenzen, de beperkingen en de afsluitingen van het eigen ik.
Terug naar essenties, jezelf, zelfkennis en bewust van de eigen waarden. Assink
(2005) stelt dat het voor leiderschap nodig is om jezelf diep in de ogen te kijken
en je af te vragen of dit het leven is wat je wilt leiden en of je echt vanuit je
innerlijke kracht de wereld het beste geeft wat je te bieden hebt. Dat vraagt om
authentieke en verantwoorde leiders op vier dimensies: spiritueel, mentaal, emo-
tioneel en fysiek leiderschap. Noem het spiritualiteit in een zakelijke context,
noem het innerlijk leiderschap, noem het de nieuwe eerlijkheid. Van Loon (2006)
ziet als essenties van (nieuw) leiderschap: visie en enthousiasme; authenticiteit,
rationaliteit, luisteren, intuïtie en relatie met het lichaam; de cruciale rol van dia-
loog; het sturen op waarden en maatschappelijke betrokkenheid. ‘Know thyself,
my friend’ lijkt de essentie te zijn van leiderschap. In de subjectieve en interpreta-
tieve benadering gaat het bij leiderschap over het op gang houden van een voort-
durende strategische conversatie (Van der Heijden, 2005). In deze strategische
22
EN & NUMMER 3/4 - MEI/AUGUSTUS - 2006 I N T E RV E N I Ë R E N E N V E R A N D E R E N
Tabel 2.
Basisprincipes van Basisprincipes voor interventies die zoeken naar betekenis in interactie
interveniëren en het
– Beperkte maakbaarheid van de werkelijkheid
zoeken naar betekenis
– Positief mensbeeld van groei en verantwoordelijkheid
in interactie
– Verbinden van denken en doen en van diagnosticeren en interveniëren
– Veranderen is collectieve actie
– Context van ambiguïteit en intersubjectiviteit
– Condities van ruimte, vrijheid en respect
– Eenvoud en schoonheid
– Zingeving, betekenisgeving en interactie
– De werkelijkheid is gelaagd en meervoudig
– Doordacht en weloverwogen handelen met bedoelingen
– Gelijkwaardigheid en vermijden van defensiviteit
Beperkte maakbaarheid
Alle interventies gaan ervan uit dat de werkelijkheid beperkt maakbaar is. Dat
het nagenoeg onmogelijk is om als verandermanager of adviseur de werkelijk-
heid van anderen te maken of te creëren. De maakbaarheidsgedachte is gestoeld
op de visie dat één actor het handelende subject is dat andere actoren als te ver-
anderen objecten ziet en hun opvattingen en gedrag kan ‘maken’. Veranderingen
worden dan van tevoren gedefinieerd en vastgesteld. Daarna gaan de verande-
raars aan de slag om die veranderingen bij anderen te realiseren. De interventies
waarover we het in dit themanummer hebben, gaan uit van een beperkte maak-
baarheidsgedachte. In feite gaan ze juist niet uit van de gedachte zoals in boven-
staande alinea verwoord. Het is geen subject-objectgedachte, maar een subject-
subjectgedachte: het object praat terug en is zelf ook een subject. In deze gedach-
te spelen betekenis geven, tot handelen of tot niet-handelen komen, beïnvloeden
23
& NUMMER 3/4 - MEI/AUGUSTUS - 2006 I N T E RV E N I Ë R E N E N V E R A N D E R E N
Je leert overal wel wat van; je pikt er altijd iets van mee; op iedere hoek van de
straat is er een mogelijkheid tot verwondering. De interventies gaan ook uit van
zelfverantwoordelijke mensen. Mensen zijn zelf verantwoordelijk voor hun den-
ken en doen, voor hun gedachten en hun daden. Ze hebben dat bewustzijn en
zijn dan ook kritisch en reflectief over wat ze denken en doen. Ze schuiven ver-
antwoordelijkheden niet af op anderen of geven anderen niet de schuld voor wat
ze zelf zeggen of doen. Dit mensbeeld is een idealistisch mensbeeld. Dit idealisti-
sche beeld werkt als perspectief, want veel interventies zijn er juist op gericht om
dat ideaal dichterbij te brengen en dat ideaal in mensen te verwezenlijken en te
ontwikkelen. Het gaat dan niet om te overleven in ongewenste omstandigheden,
maar om de toekomst te maken.
24
EN & NUMMER 3/4 - MEI/AUGUSTUS - 2006 I N T E RV E N I Ë R E N E N V E R A N D E R E N
Eenvoud en schoonheid
De interventies hebben twee wat meer verborgen kenmerken in zich. Het ken-
merk ‘eenvoud’ verwijst naar het gebruik van (soms eeuwenoude) rituelen, fol-
klore, vieringen, mystieke handelingen, helden. Deze interventies appelleren aan
de meest fundamentele menselijke drijfveren en behoeften. Daardoor raken ze
mensen soms zo diep en zo in de kern. Eenvoud laat meteen zien wat de essentie
is, waar het om draait. Het verhult niets en men wordt niet afgeleid door bijza-
ken of door complicaties. Schoonheid inspireert. Het creëert visies op het betere
en geeft moed om het na streven, zelfs als dat opofferingen met zich meebrengt.
Inspiratie en aspiratie gaan dan hand in hand. Kunst bestaat uit werkstukken van
mensen die in staat zijn om tot nieuwe aspiraties te komen en engagement te ont-
wikkelen om die na te streven. Dit vermogen heet schoonheid. Interventies heb-
ben schoonheid: ‘(Wat mooi) ... om dat zo te doen. (Wat mooi) ... om dat zo aan
te pakken. (Wat mooi) ... om dat zo te zeggen. (Wat mooi) ... om dat zo vorm te
geven.’ Een holistische benadering ligt dan vaak voor de hand. Niet afbakenen,
afzonderen, opdelen of afdelen, maar het geheel en alles in samenhang beschou-
wen en aanpakken.
25
& NUMMER 3/4 - MEI/AUGUSTUS - 2006 I N T E RV E N I Ë R E N E N V E R A N D E R E N
26
EN & NUMMER 3/4 - MEI/AUGUSTUS - 2006 I N T E RV E N I Ë R E N E N V E R A N D E R E N
In de loop van 2005 hebben we het idee opgevat om dit themanummer te gaan
maken. Het past goed bij onze eigen interesse om de kennis op dit terrein te ver-
zamelen en te bundelen. We zijn eigenlijk zelf ook benieuwd wat er allemaal is en
wat de ervaringen tot nu toe zijn. We bespreken ideeën en onderwerpen, benade-
ren mogelijke auteurs en bespreken met hen de mogelijke onderwerpen. Uit deze
gesprekken komen nieuwe namen naar boven en er melden zich ook spontaan
enkele geïnteresseerden. We maken een planning die onszelf en alle auteurs in een
duidelijk tijdspad zet, maar ook in een duidelijk perspectief. Het themanummer
zal worden gepresenteerd op een conferentie in juni 2006 waar alle auteurs work-
27
& NUMMER 3/4 - MEI/AUGUSTUS - 2006 I N T E RV E N I Ë R E N E N V E R A N D E R E N
bijdrage. Een paar mensen haakt af, omdat ze het tempo niet kunnen opbrengen.
We maken zelf de hele dag aantekeningen, die geleid hebben tot dit openings-
artikel. Jac Geurts krijgt verschillende aanvullende ideeën voor de epiloog van
het nummer. Het is nu mei 2006 en we zijn deze tekst aan het schrijven. De mees-
te bijdragen zijn afgerond en van goede kwaliteit. In zeven maanden hebben we
dit themanummer gemaakt. De conferentie wordt vast interessant. Waarom gaan
we hier niet mee door? Over een paar jaar een aanvullend themanummer? Een
voortschrijdend overzicht over nieuwe interventies? De meeste auteurs hebben er
lol aan beleefd. Het was wel even aanpoten, maar het waren heldere perspectie-
ven en er was motivatie. We hebben vooral enthousiasme gezien en er was veel
interactie en betekenisgeving.
hoek wordt gekozen door Hans de Sonnaville, alleen vertrekt hij uit het sociaal-
constructionisme en gaat het nu meer om het inzichtelijk maken van denkpatro- L
nen en sociale constructies. Dick van Ginkel en Mariette Thijssen kiezen voor
de groepsdynamica als vertrekpunt om verschillen in achterliggende waarden in
kaart te brengen en bespreekbaar te maken.
organiseren en illustreren hun methodologie van diepgaand leren met een prak-
tijkbeschrijving bij een ministerie. Om reflectief leren te bevorderen kunnen con-
dities worden geschapen die het mensen in organisaties mogelijk maken om beter
om te gaan met variëteit in denken en handelen. André Wierdsma werkt dit uit
in een artikel over collectieve leerprocessen binnen bedrijven. Henk van de Graaf
beschrijft een methodiek om met behulp van evaluatieonderzoek een leerproces
op gang te brengen rond lastige vraagstukken. Hij overschrijdt hiermee de gren-
zen van specifieke organisaties. In dit stapsgewijze leerproces worden verschillen-
de meningen van betrokkenen met elkaar geconfronteerd met als doel om zich
een gezamenlijk beeld te vormen over de huidige situatie en nieuwe stappen te
zetten in sociale innovatie.
30
EN & NUMMER 3/4 - MEI/AUGUSTUS - 2006 I N T E RV E N I Ë R E N E N V E R A N D E R E N
Literatuur
Arbnor, I. en B. Bjerke – Methodology for creating business knowledge. – Lon-
den : Sage, 1997
Assink, Paulien – Uit het harnas! Vier wegen naar authentiek en verantwoord
leiderschap. – Amsterdam : Uitgeverij Business Contact, 2005
Baets, W.R.J. – Wie orde zaait zal chaos oogsten. Een vertoog over de lerende
mens. – Assen : Van Gorcum, 2002
Beck, D. en C. Cowan – Spiral Dynamics: mastering values, leadership and
change. – Cambridge : Blackwell, 1996
Beer, S. – Diagnosing the system. – Chichester : Wiley, 1986
31
& NUMMER 3/4 - MEI/AUGUSTUS - 2006 I N T E RV E N I Ë R E N E N V E R A N D E R E N
Glaser, B.G en A.L. Strauss – The discovery of grounded theory. Strategies for
qualitative research. – Chicago: Aldine, 1967
Gleick, J. – Chaos, making a new science. – New York : Viking, 1987
Graves, C. – Levels of human existence. – Santa Barbara : ECLET Publishing,
1971
Guba, E.G. en Y.S. Lincoln – Fourth generation evaluation. – Londen : Sage,
1989
Have, S. ten, W. ten Have, en H. de Jong – Het managementmodellenboek. –
Maarssen : Reed Business Information, 1999
Heijden, K. van der – Scenarios. The art of strategic conversation. – 2nd ed. –
Chichester : Wiley, 2005
Jaap Boonstra en Léon de Caluwé
32
EN & NUMMER 3/4 - MEI/AUGUSTUS - 2006 I N T E RV E N I Ë R E N E N V E R A N D E R E N
33