Beruflich Dokumente
Kultur Dokumente
- kleur bekennen = stamboom voorleggen , tonen dat je van adel bent. (laten
merken hoe je erover denkt.)
- tjost = een tweegevecht te paard met een lans.
- mêlée = een groepsgevecht, gevangen moesten vrijheid kopen met losgeld,
indien men niet sterf...
- denigreren = minachten, neerkijken op iets/iemand
- hofdag = onderhoud van de koning met zijn vazallen , samenkomst.
- anachronisme = zaak die in een bep. tijd niet kan voorkomen, zoals een
vliegtuig in de Middeleeuwen.
- ironiseren = licht spottend spreken over
1
Motieven
Karelromans: Ontrouw vs. Trouw:
Welvaart, rust vs. wanorde
2
Roman van Walewein(Gold als de hoofse roman bij uitstek)
Structuur
1. proloog : twee regels , toelichting wat er zal volgen.
2. Situering van ruimte en tijd (waar en wanneer ): veelal in een
kasteel op de hofdag.
3. aanleiding tot avontuur : element van buitenaf die de rust en
harmonie verstoord en een ridder wordt aangespoort tot een
queeste.
4. queeste : de ridder krijgt hulp van een fantastisch figuur.
5. Barrière/onoverkomelijke hindernis
6. terugkeer naar het hof, de harmonie is hersteld.(‘eind goed al
goed’).
3
Perceval - Graalromans ( ME – einde 13e eeuw )
Uitloper/vergeestelijking van de Arthurromans
4
Volgens Van Hildegaersberch moet een schrijver altijd dichten/schrijven wat de
opdrachtgever wil horen , zonder maatschappelijke kritiek. Van Maerlant
daarentegen denkt hier anders over , hij oefent vaak kritiek uit in wat hij schrijft
en hij houdt geen blad voor de mond.
Vb :
- kritiek op zijn eigen opdrachtgever (HBp191 , voorlaatste grijze blok)
- hij klaagt de kloof tussen arm en rijk aan door de rijken te vergelijken met
prooidieren en de armen met prooien. (HBp191 , laatste grijze blok )
vormexperimenten
- schaakbordgedicht = gedicht in de vorm v/e schaakbord, in ieder vakje
een vers , zowel horizontaal als verticaal te lezen.
- Ketengedicht = vers waarbij het laatste woord van elke vers rijmt met het
1e woord v/d volgende vers.
- Kreeftdicht = het gedicht kan zowel van voor naar achter gelezen worden
als omgekeerd.
5
- Het refrein
Vormelijke kenmerken
- Er is veel aandacht voor de vorm => renaissance
- Gedicht eindigt altijd met een aanspreking tot de prins (voorzitter) van de
rederijkerskamer want dit is verplicht binnen de rederijkerstraditie. Deze
slotstrofe noemen we de ‘Envoi’.(r40-44)
- 3 lange strofen , 1 korte ( slot)strofe : de envoi.
- De stok is een steeds wederkerende vers op het einde van elke strofe.
(r13,26,39,44)
- Relatief strak rijmschema
3 soorten poëzie :
- int vroede (ernst)
- int sotte (humor)
- int amoureuse (liefde)
6
Natureingang = stereotyp natuurbeeld waarmee minneliederen aanvangen om
duidelijk te maken dat er een liefdestafereel zal volgen.
Volksballade
van 2 conincskinderen
Inhoudelijk
- in tegenstelling tot de minnelyriek staat hier God/Christus centraal en niet
de vrouw
- ht ‘ic’ figuur is een vrouw ( in dit geval is de ‘ic’ Hadewijch, een begijn)
- het ‘ic’ figuur wordt aangetrokken tot god.
- het ‘ic’ figuur is zwak en onderdanig aan god.
- Lichamelijk aspect is onuitgesproken.
Vormelijk
- natureingang
- rijmschema gelijk aan Hoofse minnelyriek
- melodie gelijk aan Hoofse minnelyriek
7
- geschreven ter verering van Maria (vandaar Marialegende)
- exemplarisch moraliserend tewerk gaan: aan de hand v/e voorbeeld een
zedenles geven.
- Auctoritas : 1) broeder Gijsbrecht (hij is oud dus wijs), 2) het stond in een
boek.
- Wanneer Beatrijs in armoede verkeerd prostitueert ze zichzelf want
bedelen is erger voor een hoofse vrouw.
- proloog
- situering ( klooster)
- element van buitenaf die de orde verstoord (de aardse liefde)
- queeste
- barrière
- terugkeer naar klooster & inkeer.
De liefdesqueeste
8
Sonnet
- 14 verzen: 2 kwatrijnen en 2 terzinen
- Volta ( hierna vaak overgang in ‘ic’-persoon)
- Omarmend rijm
Beschrijft tafereel van meisje dat vroeg opstaat en buitenkomt , de wind die met
haar haar speelt.
9
Politiek & Religieus conflict op het einde v/d ME .
1550 – 1600 , Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden
Maatschappij
- reformatie: kritiek op de wantoestanden binnen de kerk -> ontstaan
protestantisme ( Lutheranisme & Calvinisme )
- opstandigheid tegen het Spaanse bewind door de sociale en economische
omstandigheden die te wijden zijn aan dit bewind.
Geuzen
- Geuzenliederen : verzetsliederen tegen het Spaanse bewind , inhoudelijk
over de gebeurtenissen uit de opstanden, ze dienden als motivatie voor
het volk om in opstand te komen, en om de spot te drijven met het
Spaanse bewind. ( bekendste geuzenlied is het Wilhelmus)
- Geuzen waren dus verzetsstrijders
- Het Wilhelmus is een acrostichon/naamgedicht (alle eerste letters van
elke strofe vormen samen een naam)
Predikanten spoorden het volk aan tot het vormen van een volksleger en tot de
Beeldenstorm.
Johan van Oldenbarnevelt (1547 – 1619, gematigd protestant ) wordt ter dood
veroordeeld wegens landverraad door Maurits van Nassau ( streng Calvinistische
10
stadhouder), Joost van den Vondel is hierom woedend en schrijft een
hekelgedicht (Het Stockske, HBp.30) maar is bang om het uit te geven. In 1657
wordt het dan uiteindelijk toch uitgegeven, 40 jaar na de dood van
Oldenbarnevelt.
Vondel is de belangrijkste vertegenwoordiger van de barok in onze streken.
De (Noordelijke) Nederlandse Gouden eeuw (17e eeuw)
P.C. Hooft & G.A. Bredero
Bredero
- is een landloper , en ronddolend stadsfiguur uit Amsterdam.
- eerbiedig voor en fier op zijn stad.
- Schrijft in volkse taal.
- onrustig
Bredero heef veel sympathie en eerbied voor het gepeupel ( de boeren, de lagere
klassen ) maar toch neemt hij afstand (distantiëring) en verheft hij zich boven
alles rondom zich adhv een moralisering (r50-55) , dit was gebruikelijk/verplicht
in de rederijkers traditie.
MEse kenmerken
- volkslied
- gepaard rijm
- de moralisering (restant uit de rederijkerstraditie )
11
- binnenrijm
- klankenspel
- alliteraties
De literatuur en H. Conscience
Vlaamse schrijvers hadden amper lezers want merendeels v/d Vlamingen was:
- analfabeet
- te arm om een boek te kopen
De middenklasse en hogere klassen waren verfranst. De thema’s sloten aan bij
wat de Vlaamse lezer wou lezen: Vlaamse ontvoogding (het Vlaams-nationalisme
strookt met de verlangens van het volk en daarom spreken boeken die Vlaams-
nationalistisch getint zijn ook aan). Schrijvers als Hendrik Conscience, Albrecht
Rodenbach en Frans Willems willen met de literatuur het Vlaamse volk verheffen.
12
- Eenvoudige psychologie
- Doorzichtige intrige
Tegelijk ging hij op zoek naar modellen waar het volk zich kon aan spiegelen:
- teruggrijpen naar het (glorieuze) verleden, om de sociaal en politiek
machteloze Vlaming terug hoop te geven en trots te maken.
- Bewust geïdealiseerd beeld van het Vlaamse land.
Dit doet hij om te tonen hoe verheven, superieur, groots en trots het Vlaamse
volk ooit was -> hij wil nationalistische gevoelens opwekken onder de
Vlamingen. Conscience gaat op zoek naar Vlaamse trots zoals toen in de
Guldensporenslag.
Waarom Conscience dit doet is gebonden aan de sociale en politieke
omstandigheden voor de Vlaming in die tijd ( dit lees je hieronder bij situering ).
Gesproken taal
- herhalingen
- tussenwerpsels (vb: ‘éh’)
- grammaticale fouten
- dialect
- onvolledige zinnen
13