Beruflich Dokumente
Kultur Dokumente
Classificatie: het onderbrengen van unieke, individuele kenmerken onder een bepaald,
binnen het vakgebied bekent type probleem.
Voor een effectieve hulpverlening is het van belang dat de hulpverlener de motivatie van
de hulpvrager goed onderzoekt en daarbij aansluit.
De regulatieve cyclus:
1. Probleemherkenning; onderkennen probleem, onderzoeken onderdelen probleem,
de gevolgen.
2. Probleem definiëring; formuleren wat de samenhang tussen de onderdelen van het
probleem is: een ontstaanstheorie d.m.v. diagnostisch onderzoek. (met cliënt
probleemdefinitie en doelstelling afstemmen)
3. Bedenken en afwegen van handelingsmogelijkheden: toepassen theoretische
kennis en brainstormen.
4. Maken van een plan: vraagt afstemming op de mogelijkheden van hulpvrager en
hulpverlener. Lange en korte termijn doelen. Inzet middelen en methodieken.
Beslissen wat haalbaar, betaalbaar en effectief is en wie wat gaat doen.
5. Uitvoeren van het plan, inclusief monitoring: bewaken effectiviteit van de
interventie. (implementation fidelity)
6. Evalueren van de effecten van de uitvoering van het plan.
De empirische cyclus:
1. Observatie, gegevens verzamelen
2. Inductie, formuleren hypothesen
3. Deductie, afleiden van toetsbare voorspellingen uit de hypothesen
4. Toetsing, nagaan of voorspellingen uitkomen door nieuwe gegevens te
verzamelen
5. Evaluatie, verbinden van de uitkomsten van het onderzoek aan de hypothesen
Child Behavior Checklist (CBCL); een vragenlijst over het gedrag van het kind wat door
de ouders wordt ingevuld. Deze checklist geeft schaalscore; meer of minder depressief.
Methodische valkuil;
Als je op zoek bent naar een type probleem kan het zijn dat je het effect van een ander
probleem over het hoofd ziet.
Theorien;
- psychodynamisch model:
• blijven steken in een bepaalde ontwikkeling (fixatie)
• of tot een terugval (regressie)
- gedragstherapeutisch model
• reinforcement probleemgedrag
• cognities, interpretaties en emoties bepalen het probleem
- biopsychosociaal model
• somatisch functioneren (ziekte, handicap)
• psychisch functioneren (intelligentie, ontwikkeling)
• sociaal functioneren (thuis, school, vrije tijd)
Het hulpverleningsproces:
1. aanmelding, intake, screening
2. teamoverleg, voorlopige indicatiestelling
3. gericht onderzoek
4. integratiefase: samenhangende theorie, interventies en doel bepalen
5. planning (sterkte/zwakte hulpvrager en verlener)
6. behandelen
7. evalueren
Werkwijze waarbij wordt gekeken naar noodzakelijke voorwaarden voor het optreden
van probleemgedrag;
- primaire factoren: interne of externe stimuli die altijd voorafgaan aan
probleemgedrag.
- Secundaire factoren: stoornissen of gebeurtenissen die het denken of waarnemen
en de stemming beïnvloeden.
- Tertiaire factoren: in hoeverre is een persoon vatbaar voor secundaire factoren.
Volgens Gardner en Groves (bedenkers) niet hiërarchisch, wel volgorde in werkwijze.
Bij de analyse dient tevens aandacht te zijn voor motivatie van de persoon met
gedragsproblemen; wat is de functie, de betekenis van het gedrag, welke mogelijke
positieve gevolgen zijn eraan verbonden?
Om inzicht te krijgen in het probleem van de hulpvrager doet met onderzoek om;
- een situatie betrouwbaar en valide te beschrijven (empirisch-descriptieve
moment)
- na te gaan of zij veranderd zou moeten en kunnen worden, en op welke wijze
(regulatieve moment)
Bredeband onderzoek: Onderzoek gericht op een aantal uiteenlopende aspecten van het
functioneren.
Smalleband onderzoek: gericht onderzoek waarmee verdere informatie over een bepaald
probleem wordt verworven.
Normen:
1. normaal als afwezigheid van pathologie
2. normaal als statistisch gegeven
3. normaal als het voldoen aan het ideaal
4. normaal als succesvolle adaptatie
Samengevat:
Aard van het onderzoek (smalle band vs brede band)
Soorten informatie (norm, criterion en communication referenced)
Wijze van informatieverwerving en verwerking (meer versus minder gestandaardiseerd)
Uitslag screening:
- Geen probleem in negatief
- Wel probleem is positief
- Ten onrecht probleem is vals positief. (hoe sensitiever hoe meer)
- Ten onrechte geen probleem is vals negatief (hoe specifieker hoe meer)