Sie sind auf Seite 1von 3

-1-

‘Wie ziekte behandelt, regeert de keizer’


Ik wil graag reageren op uw artikel over het boek van J. Giebels: “De Greet Hofmans-
affaire”. Deze dame heeft altijd mijn bijzondere aandacht gehad en ik heb daar als kind het
nodige over mogen beluisteren tijdens gesprekken aan tafel. Ja, mijn vader was die beken-
de Nederlander. (Noot van de redactie: Joseph Luns, ex-minister van Buitenlandse Zaken,
later Secretaris Generaal van de Navo.)

Jaren later heb ik ook aan den lijve moge ondervinden wat
zich toendertijd in het koninklijk huis heeft afgespeeld.
Het zit zo. Mijn vader werd op 7 september 1998 naar Den
Haag ‘ontvoerd’ in wat het dagblad de Telegraaf een pa-
leisrevolutie noemde. Ik werd in mijn persoonlijke integri-
teit danig beschadigd in de krantenartikelen, maar via
inschakeling van de rechter kwam alles nog in orde (het
ging om een onderbewindstelling). Deze afvoering eindig-
de met een herseninfarct van mijn vader die toevalligerwijs
in het Bronovo-ziekenhuis in Den Haag terechtkwam
(waar alle leden van de koninklijke familie worden gehol-
pen). Ongelooflijk maar waar: eerst mocht ik hem daar niet
bezoeken! Zo erg was de hetze tegen mij.

Wat was daar nu de achtergrond van? Dat is een breedvoerig verhaal, maar ik zal mij be-
perken tot de parallellen van de Greet Hofmans affaire. Op de achtergrond woelde een ze-
kere Berend Udink. In de jaren zeventig was hij o.a. minister van volkshuisvesting. Later is
hij directeur van Ogem geworden wat onder zijn beleid heeft geleid tot het grootste fail-
lissement in de Nederlandse geschiedenis. Men heeft toen getracht hem persoonlijk verant-
woordelijk te stellen, maar dat is niet gelukt. Onder invloed van de pers is hij door het Ne-
derlandse publiek uitgekotst en heeft toen zijn woonstee in Brussel gekozen, waar hij mijn
vader wist te overtuigen van de onterechte behandeling die hem ten deel was gevallen. Hij
was een adept van Greet Hofmans. In zijn boek “Tekst en Uitleg” vertelt hij hoe hij elke
week bij haar op bezoek kwam in de treinwagon waarin zij woonde die was gelegen in de
achtertuin van een gefortuneerde Baarnse familie. “Nooit is er iemand geweest die zo’n in-
druk op mij heeft gemaakt”, deelt hij mee. En verder: “Toen zij begraven werd stond de
volgende dag een grote foto daarvan in de Telegraaf. Als men goed had gekeken, zou men
mij hebben kunnen ontwaren onder de aanwezigen die bij het graf stonden. En misschien
was dan het commentaar geweest: Eerst de koningin en nu één van ‘slands ministers in de
greep van Greet Hofmans.”

Ik weet precies hoe het is toegegaan bij de koninklijke familie. Zo is het ook toegegaan bij
de familie Luns. De conflicten die er waren heeft Udink weten samen te ballen tot een ex-
plosief mengsel dat tot ontploffing kwam. In conflicten heeft ieder vuile handen. Daar wil
ik mijzelf niet van vrijpleiten. Als een buitenstaander zich daarmee bemoeit, wie is dan
fout? Wat mij is opgevallen is dat dhr Udink de gave van het woord had: begeesterend,
fascinerend. Daar wist hij mensen mee tegen elkaar in het harnas te jagen. Net als in de top
van Ogem, een bouw-conglomeraat, waar in de top altijd ruzie heerste.
-2-

Greet Hofmans was trouwens niet de eerste die zich binnen de koninklijke familie heeft
genesteld. Er is ook ene Felix Kersten. In een interview uit 1995 van Lou de Jong, directeur
van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, wordt daar het volgende over geschreven
(de naam van de journalist is mij ontschoten):

«« Een van de meest in het oog springende historische


rechtzettingen die De Jong bewerkstelligde, betreft de
zaak rond Felix Kersten, de mysterieuze handoplegger
die in de jaren twintig prins Hendrik en koningin
Wilhelmina aan zich verplichtte en in de oorlog de
lijfarts werd van SS-chef Heinrich Himmler, die hem
“mijn enige vriend, mijn Boeddha” noemde. Na de
oorlog wist Kersten zich geheel te rehabiliteren door met
het verhaal te komen dat het alleen aan zijn
influisteringen in Himmlers oren was te danken dat het
Nederlandse volk niet, overeenkomstig een vast
voornemen in de nazi-top, bij wijze van strafmaatregel in
zijn geheel naar Polen zou worden gedeporteerd.

Kersten wist voor zijn rehabilitatieprogramma onder meer journalist Joop den Uyl en
De Jongs voorganger als directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie
(Riod) N.W. Posthumus voor zijn karretje te spannen. Den Uyl (die in 1973 premier
zou worden) vertaalde zijn memoires en schreef daar een hartelijke inleiding bij.
Posthumus ging zelfs zo ver Kersten voor te dragen voor de Nobelprijs voor de vrede.
Uit handen van prins Bernhard ontving Kersten in 1950 de versierselen die horen bij
het grootofficierschap in de Orde van Oranje Nassau, en bij zijn overlijden in 1960
meende de Nederlandse pers collectief dat er “met dr. Felix Kersten een groot vriend
van Nederland is heengegaan”.

Enkele jaren geleden bleek dat Kersten echter al die


tijd een dubbelspel had gespeeld. Uit een verzameling
van na de oorlog daterende brieven van Kersten aan
allerlei nazi-bonzen, in de handen gekomen van de
Amsterdamse verzamelaar Freek van Rijsinge en
sindsdien in de openbaarheid, blijkt dat Kersten nog
vurig de lof kon zingen van het antisemitisme,
correspondeerde met de notoire SS-Obergrup-
penführer Gottlob Berger en typen als Leo Hausleiter,
ooit lid van het virulent anti-joodse Thule-gezelschap.
Kersten benutte zijn uitstekende relaties aan het Ne-
derlandse hof om te bemiddelen ten faveure van
veroordeelde oorlogsmisdadigers als Christiansen en
de beruchte Nederlandse kamparts Nieuwenhuysen.

Het was De Jong die in 1972 het initiatief nam om de mythe rond Kersten te
doorbreken. Met zijn artikel “Heeft Felix Kersten het Nederlandse volk gered?” was
hij de eerste om het web van leugens rondom de handoplegger te ontwarren. “Wat je
bij Kersten in ieder geval kan zeggen, is dat hij vooral aan zichzelf heeft gedacht.
(aldus De Jong) Daarom is hij in 1943 ook naar Zweden gegaan en hij heeft
geprobeerd een wit voetje te halen met zijn zogenaamde actie ter redding van het
Nederlandse volk. Waanzinnig! Men had er al achter kunnen komen als men de twee
-3-

rapporten die hij zelf over de redding van het Nederlandse volk geschreven had,
zorgvuldig met elkaar zou hebben vergeleken. De commissie die de zaak onderzocht
heeft beide rapporten op tafel gehad, maar heeft die vergelijking achterwege gelaten.
Dat was eigenlijk een onbegrijpelijke misser. Dat leidt dan uiteindelijk tot het besluit
Kersten een hoge Nederlandse onderscheiding te geven. Hij was helaas al overleden
toen ik met mijn onderzoek kwam. Kersten heeft het Nederlandse volk erin laten lopen.
De enige troost is dat niemand na die publikatie van mij is opgestaan om te zeggen
dat Kersten toch goed was. Men heeft toch geaccepteerd dat hij voornamelijk een
fantast was.” »»

Net als Greet Hofmans was Kersten een strijker. Graaf Michael Maier van Rindsbourg, ook
zo eentje, werd de vertrouwensman en manipulator van Aartshertog en Keizer Rodolph II.
In zijn “Themis Aurea” uit 1618 formuleerde hij het treffend: “Een arts die ziekte be-
handelt, regeert de keizer.”

Hubert Luns
Zie ook: “De Greet Hofmans Affaire”

Gepubliceerd in het satirisch Emailblad «'t Scheldt »


Nr. 816 van dinsdag 10 juli 2007
www.tscheldt.be

Das könnte Ihnen auch gefallen