Sie sind auf Seite 1von 24

Belgi - Belgique P.B.

2600 Berchem 1-2 BC 9943

INSTITUUT VOOR AMERIKANISTIEK VZW.


TIJDSCHRIFT
Driemaandelijks tijdschrift Afgiftekantoor 2600 Berchem 1 P4A 8008 2011 - Nr. 3 juli - augustus - september http://ww.amerikanistiek.org

INHOUD *** AVENDAOS TOCHT NAAR DE ITZS Leo Vekemans Blz. 2 - 22 *** Aankondigingen Blz. 22 - 23 *** In memoriam Jan De Vos Blz. 24 ***

Afb. 1 Hedendaags Maya meisje Lacandn-groep, Petn, Guatemala Foto L. Vekemans

Secretariaat: Johan Daelman Verantw. uitgever: Julia Montoya. Provincialebaan 25, 9255 Buggenhout, Belgium. Tel.: 052/33.63.09 julia.montoya@gmail.com

TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2011

AVENDAOS TOCHT NAAR DE ITZS LEO VEKEMANS


SAMENVATTING De franciscaan Broeder Andrs de Avendao y Loyola gaat in 1696 met een groep geestelijken een missie stichten in het laatste vrije Maya koninkrijk in centraal Yucatn aan het meer van Petn Itz. Na een uitputtende tocht door de ongerepte tropische wildernis slaagt hij erin het eiland van de laatste vrije Itzs te bereiken. De pogingen om de Indianen te bekeren, ze de afgoden te doen afzweren en de Spanjaarden te aanvaarden lopen uit op een hevige verbale confrontatie. De missionarissen moeten halsoverkop vluchten met kanos over het meer, geholpen door drie Indianen. Als die verdwijnen, lopen de paters reddeloos verloren in de wouden. Na twee weken zonder eten kan Avendao geen voet meer verzetten en wordt achtergelaten. Hij wordt, volgens hem, door de Voorzienigheid gered als inlanders hem vinden. Avendao verwerkt alle onheil door middel van gebeden en zijn geloof en laat ons een uniek voorbeeld na van spiritueel overleven. Hij komt levend en wel terug in Mrida. Hij schreef een gedetailleerd ooggetuigenverslag over de Spaanse koloniale macht, het bekeringswerk en de gedragingen van de vrije Maya Indianen in de 17de eeuw. RESUMEN El hermano franciscano Andrs de Avendao y Loyola viaja en 1696 con sus hermanos misioneros para fundar una misin en el ltimo reino maya libre localizado en los alrededores del lago Petn Itz, en el centro de Yucatn. Despus de una extenuante jornada a travs de la selva tropical logr llegar a la isla de los itzes. Los intentos por convertir a los indgenas, hacer que stos renunciaran a sus dolos y aceptaran a los espaoles terminaron en un fuerte confrontamiento verbal. Los misioneros salieron de estampa en canoas hacia tierra firme con la ayuda de tres indgenas. Al ser abandonados por stos, se pierden en la selva y despus de deambular durante semanas sin comida, Avendao sucumbe y pide a sus hermanos que lo dejen atrs y que continen su jornada en busca de ayuda. Encontrando fortaleza en su fe y sus oraciones, Avendao nos da un buen ejemplo de sobrevivencia espiritual. Siendo rescatado por los nativos gracias a la intervencin de la Divina Providencia, Avendao logra regresar sano y salvo a Mrida. Escribi una detallada relacin sobre el poder colonial espaol, su labor de conversin religiosa y sobre las costumbres de los mayas libres en el siglo XVII.
2

SUMMARY The Franciscan Brother Andrs de Avendao y Loyola sets out in 1696 on an expedition to start missionary work in the last free Mayan kingdom situated on an island in a large lake in central Yucatn. After a difficult journey through the tropical wilderness, he succeeds to reach the island of the last free Itzs. He attempts to convert the Indians to the Christian faith and rejects their ancestral idols. He also urges them to accept Spanish rule. This however provokes a violent verbal confrontation with the Itzs. The missionaries have to flee head over heels in canoes over the lake, helped by three Indians. Left alone on the shore the Brothers start walking a hopeless journey in the dense forests of Yucatan. After several weeks without food Avendao is completely exhausted and wants to be left alone to give the others a better chance to survive. He finds comfort in his prayers and prepares himself to die. But the divine Providence, according to his beliefs, sends him some native people to rescue him. After his return to Mrida he writes a vivid and detailed eye-witness report about the colonial power, the conversion work and the customs of the Itz Indians. RSUME Le franciscain Frre Andrs de Avendao y Loyola part en 1696 avec quelques confrres pour fonder une mission catholique dans le dernier royaume libre des Indiens Mayas situ sur lle Petn Itz dans un grand lac au centre de Yucatn. Aprs un voyage puisant travers la fort tropicale il russit atteindre lle. Il sefforce de convertir les Indiens et de les faire abjurer leurs idoles. Ils doivent aussi accepter les Espagnols comme leurs matres. Cela provoque une confrontation verbale violente avec les indignes. Suite ces menaces les frres doivent prendre la fuite en traversant le lac avec des pirogues, escorts par trois indignes qui disparaissent une fois dbarqus. Les frres se perdent sans espoir dans les forts denses des tropiques. Aprs deux semaines sans nourriture Avendao est au bout de ses forces et demande quon labandonne. Lui seul russit survivre par sa spiritualit, ses prires et sa foi. Selon lui, cest grce la Providence divine, quil est trouv par des indignes. Il nous laisse un tmoignage crit, vif et dtaill, traitant de la puissance coloniale espagnole, des mthodes de conversion utilises par les franciscains et du comportement des Mayas au 17ime sicle.

TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2011

AVENDAOS TOCHT NAAR DE ITZS

* Leo Vekemans is lid van onze vereniging. Hij is geboeid geraakt door de literatuur van Precolumbiaans Amerika, daarna door de geschiedenis, de kunst en de cultuur van dit continent.

LEO VEKEMANS *
3

TIJDSCHRIFT - Nr 3- 2011

Situering In 1693 werd door het Spaanse bestuur besloten een weg aan te leggen voor betere communicatie tussen Yucatn en Guatemala. Die weg doorkruiste het grondgebied van vrije Maya stammen in het bijzonder dat van de Itzs. Deze waren niet onderworpen en ze terroriseerden Maya dorpen rond hun territorium en herbergden gevluchte Indianen. De Itzs hadden eeuwenoude banden met het noorden van Yucatn (Chichen Itz). Missionarissen zoals Avendao gingen mee met het leger. Van twee tochten is van hem een kostbaar ooggetuigenverslag overgebleven over de interactie van de drie spelers: het Spaanse leger, de inlanders en de missionarissen. Tegelijk is het een beschrijving van de streek, van de Itzs en van hun hoofdstad op het eiland Petn Itz nu Flores genoemd gelegen in een groot meer. Avendao sprak de taal van de Mayas en had Maya geschriften bestudeerd die volgens de franciscanen hun nakende bekering en hun onderwerping aan de Spanjaarden voorspelden. Vanuit de Spaanse tekst en de Engelse vertaling van C. Bowditch is een gecondenseerde Nederlandse bewerking gemaakt van de stroeve lange zinnen en eindeloze bijzinnen van de 17de eeuwse schrijver. Het verhaal van Avendao is naar de feiten, meningen en gevoelens getrouw weergegeven. We laten Avendao ook zelf aan het woord zoals in het oorspronkelijk geschrift en met door hem gebruikte namen en plaatsnamen.
DE EERSTE REIS: 1695. Mrida (A) Hopelchen (B) Cauich (C) Nohku (D) Tzuctok (E) Mrida (A)

Ik, Broeder Andrs de Avendao y Loyola ben een kloosterling prediker, afgevaardigd als apostolisch missionaris naar de missies van het grootklooster van Mrida. Vergezeld van de broeders Antonio de San Romn, apostolisch notaris, Jos de Jess Mara en Diego de Echevarra maakten wij de eerste reis vanaf de derde juni en de tweede vanaf de dertiende december 1695, waarbij we tot in het gebied van de Itzs raakten. We kwamen terug aan in Mrida op de zesde april 1696. Voorbereidingen Dit is een historisch relaas van de rampzalige gebeurtenissen bij onze reizen om bekeringen te doen en om tegelijk de nieuwe weg van Yucatn naar Guatemala door de wildernis te openen. De Kroon gaf deze opdracht aan Don Martn de Ursa, interim gouverneur en opperbevelhebber van deze provincies. De gouverneur betaalde zelf samen met het gemeentebestuur van Campeche en enkele vrienden de lonen en alle nodige voorzieningen voor 115 Spaanse soldaten en voor 150 met musketten gewapende Indianen (1). Ook de vier franciscaanse priesters, twee lekenbroeders, tien Indiaanse zangers en misdienaars kregen alles wat ze nodig hadden. Ik had een veel omvattend mandaat van Pater Provinciaal gekregen zodat ik heel wat bekeerde inlanders kon meenemen met hun vrouwen en kinderen. Zij waren een voorbeeld voor de heidenen en een betrouwbare hulp voor de missiepaters die af en toe wel wat rust konden gebruiken bij hun werk. Op weg Zo vertrok ik dan met mijn paters op de tweede dag van juni van het jaar 95. In de nederzettingen waar we langs kwamen rekruteerden we nog een tiental Indianen. Allemaal dienden ze mij met liefde en trouw. Met de hele groep ging ik eerst naar Cauich (2), naar het legerkamp van kapitein Juan del
4

TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2011

Camino Real

Afb. 2 Yucatn op het einde van de 17de eeuw

TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2011

Castillo. We ontmoetten er een Indiaan van Hopelchen (3) die handel dreef met de heidense Indianen. Hij verklapte ons de ligging van drie dorpen van ongelovigen op een marsafstand van ongeveer zes dagen. We vertrokken tevreden uit Cauich met de bedoeling weldra ons bekeringswerk te kunnen beginnen. Maar na korte tijd werden we overvallen door een hevige regenstorm met bliksem en donder die de hele avond en nacht duurde. We overnachtten in Hobonmo, op slechts twee uur gaan van Cauich. De dag erop trokken we verder van de ene naar de andere van de talrijke drenkplaatsen. We vonden ook een stenen altaar waarop volgens de Indianen de kapelaan van Kapitein Mirones (4) geofferd was bij een eerdere missie lang geleden. We kwamen dan voorbij NohKu (5) waar we volop eten en drinken vonden, waarvoor we God dankten. We vonden er ook een woning vol met afgodenbeelden. Spanjaarden hadden er al een deel gebroken maar wij vernielden er ook nog eens vijftig. In de plaats richtten wij een kruis op om aan God de verering te geven die de afgodendienaars Hem hadden ontzegd. Door het ruwe terrein waar af en toe grote overstroomde gebieden voorkwamen kregen we last van vermoeide en gewonde voeten. We moesten soms twee uur verder trekken door water en slijk dat tot aan onze knien kwam, wat ons bijna kreupel maakte. Horden muggen belaagden ons dag en nacht en verstoorden onze rustpauzes. De ene storm volgde op de andere. Dan werden de bomen ontworteld terwijl een enorme hoeveelheid water, donder en bliksem op ons neerkwam en we angstig werden. We volgden dan het voorbeeld van de apostel Petrus en baden tot God: Heer, red ons want wij vergaan totdat de storm bedaarde. We kwamen daarna in een streek met weinig water en we leden grote dorst. Gelukkig zorgde God ervoor dat we de holle stenen vonden waarin Zijn wil water had bewaard. Als we een akker tegenkwamen konden we meestal onze honger stillen met wat chili en mas. De eerste confrontatie Een eind verder vonden we het kamp van Kapitein Fernndez de Estenos met zijn volledig leger. De legerleiding had tekort aan voorraden voor de volgende dagen. De soldaten moesten het stellen met een half pond beschuit per man. Kapitein Garca de Paredes, de leider van de expeditie, besliste om kapitein Pedro de Zuviaur met enkele gewapende soldaten naar boerderijen te zenden in de buurt van Tzuctok (6), betrouwend op een vage inlichting van een inlander. Ze overvielen dus de boerderijen al schietend en dodend om de inlanders die daar woonden te verjagen. Vijf werden er doodgeschoten en 51 gevangengenomen alleen maar om ze veilig te kunnen beroven. Daar waren ook nog eens vijftig andere op de vlucht geslagen. Ze hadden samen een nederzetting, met mooie boerderijen, prachtige boomgaarden met alle soorten fruit en een grote voorraad gedroogde mas. Op bevel van de Kapitein werden ze beroofd van al hun oogstproducten, braken ze de bijenkorven open om honing en was te stelen, namen ze alle kledingstukken en meubelen uit hun huizen mee. Alles, zowel de mensen als de goederen werd naar Tzuctok gebracht waar het Spaanse kamp gevestigd was. Ze werden daar onder dwang ingezet voor het onderhoud van meer dan vierhonderd mensen van het leger. Twee werden gehouden als gidsen. Deze gidsen nam ik onder mijn hoede en ze bedankten en omhelsden mij. Ze vroegen of ik Kapitein Paredes wilde vragen de gestolen klederen en bijenwas terug te geven (7). Ze beloofden de weg te wijzen naar andere inlandse dorpen waar nog meer Indianen konden gevangen genomen worden (8). Ze noemden deze Indianen Mayas. Toen ik de vraag van de twee Indianen aan de Kapitein overbracht, vroeg ik hem rechtvaardig te zijn ten opzichte van deze Indianen. Wij konden toch niet hopen dat ze zich zouden bekeren indien wijzelf doorgingen met te doden en te stelen zonder dat zij iets misdaan hadden. Tenslotte herinnerde ik hem aan de Koninklijke decreten die verordenden de Indianen te bekeren en ze goed en vriendelijk te
6

TIJDSCHRIFT - Nr 3- 2011

behandelen (9). Op dat moment zelf werkte de Kapitein welwillend mee en de klederen werden teruggegeven. Hij beloofde ook de overtreders te straffen. Maar, eens we Tzuctok bereikten zei hij: God zij met u, Vader. Hoe kan ik nu nog weten wie de man is geweest die de gevangenen bestolen heeft? Ik wees hem op een soldaat die met kledingstukken van de Indianen rondliep maar hij antwoordde: Vader, dat is zijn buit, dat kan ik hem niet afnemen. Dus de bedoeling van onze reis was niet de Indianen te bekeren. Er werd alleen gestreefd de hebzucht van de soldaten te bevredigen. Dubbelzinnigheid bij soldaten en paters Deze dubbelzinnigheid belette ons bekeringswerk en ik voelde mij erg verdrietig. Ik was niet naar hier gezonden om zulke dingen toe te laten of ermee in te stemmen. Daarom heb ik broeder Pers de San Romn, die als apostolisch notaris dienst deed bij de expeditie, gevraagd naar waarheid te getuigen over wat hier volgt in dit geschrift. Ik was erg teleurgesteld omdat ik maar weinig vluchtelingen kon vinden en dat ik moest toekijken op de slechte opvang van de gevangenen, die als slaven werden behandeld. Ze werden vastgehouden, hun vrouwen kregen geen rust maar moesten voortdurend mas malen om brood te bakken voor het leger zonder rekening te houden of ze oud of ziek waren. Voor onze tussenkomsten ten voordele van deze mensen kregen we geen respect. Zelfs voor de bekering van deze mannen en vrouwen werd geen tijd uitgetrokken. Kapitein Paredes beschouwde mij als een onruststoker en liep van mij weg als was ik de duivel zelf. Op 24 juli kregen we te horen dat de wegenwerkers, die de Camino Real bouwden, een nederzetting van Cehache (10) Indianen naderden.

Afb. 3 Laatste deel van de tweede heenreis en terugkeer.

Om niet in dezelfde val te trappen gingen we ronduit aan de Kapitein vragen hoe hij dat dorp zou behandelen. We wilden geen getuige meer zijn van nog meer wreedheden. We spraken af dat vier priesters de soldaten zouden vergezellen naar de nederzetting. Er moest een afkondiging voorgelezen worden die eiste dat de stad zou overgegeven worden. Als de Indianen geen weerstand boden dan zou de inname vreedzaam gebeuren. Als ze dat niet aanvaardden, zouden we de wapens gebruiken omdat ze zich vijandig gedroegen (11). De kapiteins beloofden de proclamatie te zullen voorlezen als ze een dorp wilden binnentrekken. Wie zich durfde te verzetten kreeg de doodstraf. Dat was het uitdrukkelijk bevel van de gouverneur en van de Koning. Wij waren bijzonder blij dat de kapiteins naar ons luisterden en deze werkwijze wilden volgen. De volgende dag hield een van de paters nog een sermoen over dit punt opdat niemand onwetend zou blijven.
7

TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2011

Meer plunderingen De Indiaanse arbeiders maakten vooruitgang met de aanleg van de weg. Ze werden echter beschermd door een groep met musketten gewapende Indiaanse soldaten uit Sahcabchhen (12). Zo kwamen zij bij het dorp Chunpich maar het was reeds verlaten uit schrik voor de Spaanse inval. Ze vonden daar 25 ladingen mas in een huis. Er waren echter veel sporen van mensen zodat de militairen angstig werden en direct versterking vroegen omdat ze een hevig gevecht vreesden. Ze kregen nog meer wapens en de versterking, maar die kwam te laat. Een groep van vijfentwintig Indianen kwamen uit het bos met manden om hun mas op te halen. Onze manschappen dachten dat het er duizenden waren, ze verbraken hun gevechtsorde, verlieten hun posities en lieten het dorp aan de teruggekomen bewoners. Toen de versterking aankwam, voegden de weglopers er zich bij en samen vielen ze aan maar ze werden teruggedreven. De inlanders lachten ze uit en verdwenen terug in hun bos. Daarop zetten de Spanjaarden de achtervolging in. Ze volgden gedurende vier uur, tot ze een volgende verlaten nederzetting tegenkwamen die eveneens wel voorzien was van boerderijen en voorraden. Wat eerder gebeurde herhaalde zich. Onze Indiaanse soldaten plunderden de nederzetting. Dat was alles de schuld van de Kapitein die te gierig was om respectabele Spanjaarden mee te sturen om de leiding te nemen. Toen we ons beklag maakten dat hij zijn woord niet had gehouden, suste hij ons met vriendelijke woorden. Soldaten terroriseren de Indianen Na deze ongelukkige schermutseling werd het kamp in Tzuctok opgebroken en na een mars van acht uur weer opgebouwd in Chunpich. Wij bleven in Tzuctok maar toen Paredes Chunpich verliet, ging ik er zelf heen, vergezeld van vier koorzangers om de Cehache Indianen te ontmoeten en ze in de boezem van onze Moeder de Heilige Kerk te brengen. Ik liep lang door het woud maar ik kwam niemand tegen. Ik bekwam een bevestiging van Kapitein Estenos, die nog drie dorpen had gevonden zonder bewoners en die berichtte dat Kapitein Zuviaur met zijn soldaten naar een Itz nederzetting gegaan was. Om die te ontmoeten had ik mij jaren voorbereid en hun taal geleerd. Ik betreurde dit erg. Ik had gehoopt naar de Itzs te kunnen gaan zonder het rumoer van soldaten. Ongelukkig over de weinige resultaten ging ik terug naar Chunpich (13). Dat was tot mijn plezier een erg aangename stad aan een groot meer, waarvan de overkant niet zichtbaar was. Aan dit meer lagen nog twee dorpen, in alle haast verlaten toen de Spanjaarden aankwamen. Ze hadden overvloed aan fruit en masvelden. De Kapitein wilde alles vernielen om de Indianen te dwingen zich over te geven. Maar wij hebben niet toegestemd. Ik keerde terug naar Tzuctok veel droeviger dan ik ooit was geweest. Het leger had acht nederzettingen van de Cehaches ontvolkt zonder enig resultaat en nu ze de Itzs hadden bereikt, gingen ze die ook mishandelen. Deportatie en werkstraf voor de Indianen Bovendien kreeg Korporaal Reies, die ons in Tzuctok met zes soldaten beveiligde, het bevel van Paredes om de gevangen vrouwen en kinderen op transport te zetten naar Sahcabchhen waar ze op zijn landgoed zouden werken en dat terwijl ik daar niet eens vooraf van verwittigd was (14). Dat order werd uitgevoerd zodat we onze catechese moesten stoppen hoewel ik er al veel gedoopt en gehuwd had. Dit is in tegenspraak met de regel dat bekeerde Indianen niet onder dwang van woonplaats mochten veranderd worden. Sahcabchhen was meer dan zes dagen reizen verwijderd van Tzuctok, door overstroomd land tijdens het regenseizoen. De inlanders kregen onvoldoende eten mee en geen
8

TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2011

kleren en bescherming. Er waren kleine kinderen bij, sommigen vrouwen waren ziek of moesten spoedig bevallen. Wij besloten dus dat het beter was naar onze provincie terug te keren en vandaar uit terug op weg te gaan en een andere route te volgen, meer naar het Oosten en via Tip te gaan om zonder soldaten te proberen de Itzs te bereiken. Terugkeer In akkoord met mijn paters metgezellen meldde ik onze terugkeer in een afscheidsbrief aan alle kapiteins. Die voelden zich natuurlijk bedreigd dat ik in de Provincie mijn beklag zou maken bij de gouverneur. Het bevel de vrouwen en kinderen tot in Sahcabchhen te laten marcheren werd herroepen. De gevangenen werden vrij gelaten en keerden naar hun dorpen weer. Ook op hetzelfde tijdstip vertrok een brief van Kapitein Paredes per speciale boodschapper naar de gouverneur om zich te beklagen dat ik zonder reden terugging en alle zielen zonder herder achterliet zodat ze voor de Kerk verloren waren. De gouverneur was natuurlijk gergerd over de brief van Paredes. Hij stelde echter zijn oordeel uit tot hijzelf mij gehoord had. In Hopelchen schreef ik een brief aan mijn Prelaat dat ons werk gestopt was toen het pas begon maar dat we terug naar de Itzs wilden vertrekken langs een andere weg. Hij schreef terug dat ik naar Mrida moest komen waar we aankwamen op de 16de september 1695. Van dit alles getuigt de apostolische notaris onder eed. Als getuigenis voeg ik mijn zegel toe. Broeder Antonio Pers de San Romn, Apostolisch Notaris.
TWEEDE REIS: 1696. Mrida (A) Tzuctok (E) Batcab (F) Chuntuci (G) Tayasal (H) Yalain (I) Chuntuci (G) Mrida (A)

Voorbereidingen Op de vierde oktober 1695 ontving de gouverneur een brief van een Spanjaard genaamd Francisco Ariza uit Bacalar (15), die beweerde dat de Itzs instemden de vrienden van de Spanjaarden te worden en het geloof in Jesus Christus te aanvaarden. De gouverneur die nog altijd bezig was de nieuwe weg te bouwen dicht bij het gebied van deze Indianen, vroeg dadelijk aan de hoogste Prelaat om priesters naar deze plaats te sturen. Mijn Prelaat riep me bij hem en vroeg me in naam van de gehoorzaamheid aan heilige dingen om daaraan mee te werken. Ik accepteerde dat graag omdat ik nu zonder soldaten naar de Itzs mocht gaan. De gouverneur gaf een bevel uit aan Kapitein Paredes, militair bevelhebber van het gebied rond Sahcabchhen om mij alle Indianen, paarden, uitrusting en andere dingen te geven die ik nodig had voor deze expeditie. Hij herhaalde de verplichting van het Requerimiento en stelde dat de Indianen vriendelijk moesten behandeld worden en dat hen geen schade mocht worden toegebracht. Wie er zich niet aan hield zou gestraft worden en al zijn ambten verliezen. Indianen mochten echter wel aan Spanjaarden worden toegewezen in ruil voor de ontvangst van het christelijk geloof (16). Opnieuw naar de Itzs Gewapend met deze bevelen en met de zegen van mijn Prelaat vertrok ik met drie andere broeders uit Mrida op de dertiende december 1695. Wij volgden dezelfde weg als de eerste keer tot we in het gebied van de Cehaches kwamen in Batcab (17) waar we de Kapiteins Paredes en Zuviaur tegenkwamen, die de weg aanlegden van de Provincie naar Guatemala. De volgende dag, de 6de januari 1696, droeg ik de mis op voor heel het leger en ging dan verder de Cehaches tegemoet. We trokken
9

TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2011

naar Chuntuci (18) langs vele drenkplaatsen, riviertjes en slechte wegen. De volgende dag gingen we verder en na ongeveer anderhalf uur stappen na Chuntuci ontdekten we een onopvallend klein paadje dat naar het Zuidoosten liep. We stormden vooruit met dezelfde vurige overtuiging als de Joden de Rode Zee overstaken. We vonden een omgehakte boom die ons de weg wees naar het gebied van de heidense Itzs. Langs grote en kleine rivieren en plassen stapten we verder. We kwamen aan een ravijn die we moesten oversteken, maar die heel gevaarlijk was in de afdaling. Het was nochtans noodzakelijk de oversteek te wagen. Om ons te laten helpen zegenden we de ravijn met de naam van de Heilige Antonius van Padua en diens tussenkomst maakte de doorgang opeens veel gemakkelijker. Toen kwamen we aan een grote plas Ichmuxan genoemd in het gebied van de Chakan Itz (19). Contact We gingen verder langs een rivier, de Saklemacal toen we in het midden van de stroom een Indiaanse vrouw zagen met twee kleine kinderen die water kwam halen. Toen ze ons bemerkten in onze priesterkleren, samen met de Indiaanse koorknapen en de drie Cehache gidsen, liepen ze in paniek weg. Door haar kreten kwamen andere Indianen aangelopen met bogen en pijlen om ons aan te vallen. We hadden de grootste moeite ze te kalmeren met vriendelijke woorden en liefdevolle gebaren en enkele Spaanse snuisterijen. Het was op 13 januari 1696 dat we kennis maakten met dat dorp. De ganse namiddag en avond werden we vergast op gezangen, wilde kreten en geschreeuw van Indianen met gekerfde, gestreepte en beschilderde aangezichten gelijkend op duivels zodat de schrik ons om het hart sloeg. Ze kwamen voortdurend naar ons kijken en ik deelde halssnoeren en andere kleinigheden uit voor de vrouwen en enige messen voor de mannen. Ze waren daar zo verlekkerd op dat ze mij verplichtten om hen een tweede maal geschenken te geven. Ik deed dit met plezier om ze op ons Katholiek geloof attent te maken, waartoe ze zich aangetrokken voelden eerder door het oog dan door het oor want ze waren extreem inhalig. Toen ze bemerkten dat ik nog andere geschenken meedroeg, die ik reserveerde voor de Itz koning en zijn gevolg, wilden ze die absoluut zien, aanraken en meenemen met een onverzadigbare opdringerigheid eerder dan er met een bescheiden beschaafdheid naar te vragen. Ik toonde dus ook de rest om ze naar ons geloof te lokken. Bij dageraad de volgende dag kwamen ze allen aangelopen en met grote gebaren van dank namen ze wat ze zo graag hadden en beladen met al onze goederen en voorraden, zonder dat we zelf iets hoefden te dragen, liepen ze met al de vrouwen en kinderen roepend van vreugde en opwinding met ons mee naar het meer. We kwamen aan bij de aanlegplaats. Daar ontmoetten we een chef, een stokoude Indiaan zonder twijfel een afgodenpriester. De omgeving was zeer heuvelachtig en zeer dicht bebost met ceders en mahoniebomen. Het dorpje aan de aanlegplaats noemde Nich en is de voornaamste nederzetting van de Chakan Itz s. We aten een stevig maal in dit stadje, terwijl ze ons onderhielden met hun muziekinstrumenten. Ontvangst bij de Itzs Ik zond een boodschap naar de Itz koning. Hij kwam ons tegemoet met acht kanos waarin ongeveer vijfhonderd krijgers, beschilderd en uitgerust voor het gevecht. Zij grepen ons haastig vast en duwden ons aan boord zonder plichtplegingen. Wij konden ons niet voorstellen als ambassadeurs want plots roeiden ze ons dwars over het meer. In de boot gaf ik een sabel als geschenk aan de koning. Een van de Indianen rukte die onbeschaamd uit s konings handen en gebruikte hem om het koord van mijn scapulier met de beeltenis van Christus op mijn borst door te snijden. Ik protesteerde tegen zijn ongepaste handeling en hij zei: Ik wil het hebben, wat moet ik anders doen? De Koning lachte ermee in plaats van het af te keuren. De Chakan Itzs behielden onze bagage zodat we niets anders meer hadden dan de kleren aan ons lijf. Plots legde de koning zijn hand op mijn borst en vroeg mij of ik bang
10

TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2011

was. Maar ik was juist heel tevreden dat we al zo ver gekomen waren en antwoordde: Waarom zou ik ongerust zijn? Ik ben heel tevreden dat ik de gelukkige man ben die uw eigen voorspellingen om christenen te worden mag volbrengen. Wij zijn de bebaarde mannen die uit het oosten zijn gekomen om u deze gunst van de ware God te tonen (20). Toen legde ik zelf mijn hand op zijn borst en vroeg hem of hij verstoord was, en hij zei, Neen . We vervolgden onze vaart naar Petn Itz, een van de eilanden in het midden van het meer.

Afb. 4 Het meer van Petn Itz.

Afb. 5 Zicht op Flores vanaf het vasteland (Tayasal op de kaart)

11

TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2011

Bezoek aan het eiland Petn Itz Op de oever van de aanlegplaats stond een heel lelijk stenen afgodsbeeld op een stenen kolom naast het huis van de koning. De kolom beeldt de eerste boom van de wereld uit en van diens vruchten at Ixanom de eerste mens. Toen we aan land kwamen herkende ik de kolom en het beeld, want ik had erover gelezen in hun oude geschriften en in hun boeken van boomschors waarin ze met geschilderde figuren de toekomst voorspelden (21).
Afb. 6 Maya gedenksteen op het plein voor de kerk van Flores.

Er zijn daar veel publieke afgoden, bijna zoveel als huizen en straten. Ik liet die beelden ongemoeid om hen geen reden te geven ons weg te sturen zoals gebeurde in 1618 toen de eerwaarde paters Fuensalida en Orbita, na het breken van een afgodsbeeld, in de grootste verwarring werden weggejaagd. Om de afgoden te vereren hadden ze negen grote ommuurde tempels gebouwd met rijen zitplaatsen. In dezelfde stijl was er een paleis met een vestibule waar de gasten werden ontvangen. Aan de ingang van het paleis was er een stenen tafel op stenen kolommen met twaalf stenen zitplaatsen. Dit was de offertafel die we onmiddellijk opmerkten, gissend dat ze ons daarop zouden kunnen doden. Om onze bedoelingen uit te leggen, hadden we geschreven boodschappen mee van de prelaat en de gouverneur. Het was er echter te donker om voor te lezen, zodat ik de koning vroeg naar buiten te gaan waar het licht was. Hij stemde ermee in en we gingen naar n van de tempels, gelegen op n van de mooiste plekjes van het eiland. Avendao begint zijn bekeringswerk De ganse menigte volgde ons schijnbaar opgewekt. Het gebeurde in een zekere verwarring en ze kropen op elke verhoging om ons beter te zien, tot hun grote blijdschap en verwondering. Ik dacht aan de blijde intocht van Christus in Jeruzalem op Palmzondag. In de tempel bemerkten we een kist met een heel groot gebeente, blijkbaar van een paard. Later pas begrepen we dat ze hier een overblijfsel van het paard van Corts aanbaden. Het koste mij heel wat moeite ze allemaal te doen zitten en stil te houden. Ik riep al de priesters vooraan en zette de leiders naast de koning. Ik legde de boodschap uit in hun taal en vervolgde met een preek over het goede dat ze van de Spanjaarden gingen ontvangen en over de heilzame uitwerking van het doopsel op hun ziel, zo noodzakelijk om later te kunnen komen tot vr het aangezicht van de ware almachtige God. Ik waarschuwde hen dat zonder de reiniging door het doopsel hun zielen voor altijd verloren zouden zijn. Ik sprak ook over de voorspellingen uit hun heilige boeken. Ze begrepen het maar ze hadden tijd nodig om na te denken. Toen wij rechtstonden om de tempel te verlaten liepen ze allemaal achter ons aan.

Afb. 7 Stle uit de postklassieke periode, gevonden onder de kerk van Flores.

12

TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2011

Afb. 8 Zicht op het vasteland vanaf Flores.

Het werd al donker en we gingen naar nog een andere tempel waar ons verblijf was. Wij zetten ons daar neer maar hun verwondering en curiositeit verminderde niet en ze lieten ons geen moment met rust zelfs s nachts niet. Als er al enkele weggingen kwamen ze nadien nog talrijker terug. Wij waren verveeld omdat we zelfs onze behoeften niet konden doen zonder dat een hele bende achter ons kwam. Zelfs de koning kon ze niet bedaren en als we op hen scholden lokte dat alleen grote pret en gelach uit. Als we wilden rusten gingen ze aan alle kanten naast ons zitten. Ze raakten ons voortdurend aan van kop tot teen, zelfs de meest verborgen delen van een man wilden ze onderzoeken. Omdat we de mis wilden opdragen, plaatsten we al dat volk op rijen voor ons en liepen de hele tijd heen en weer om ze te doen zitten en om gerust gelaten te worden. De mis was een bron van grote pret. Ze bootsten alle gebaren die we maakten vrolijk na en herhaalden luid onze Latijnse woorden. Doopsel van de kinderen. De koning bleef lange tijd bij ons, samen met twee of drie priesters. Dan gingen ze weg voor een vergadering in een tempel. Ik ging kijken wat ze daar deden en zag dat ze samen zaten voor besprekingen en dansten en zongen voor de afgoden. Ik kreeg zelfs een plaats om bij hen te zitten. Toen vroeg ik hen wat ze op mijn boodschap gingen zeggen. De koning reageerde: Wij zullen binnenkort antwoorden. Daarna nam hij mij terzijde en vroeg mij wat ik precies wilde horen. Ik herhaalde: Ik wil weten of jullie de vriendschap met de Spanjaarden willen aanvaarden zoals ik jullie gisteren heb aangeboden en jullie aan het christelijk geloof willen onderwerpen zoals voorzegd is door jullie profeten omdat de tijd gekomen is. Toen zeiden ze dat ze wel christen wilden worden maar niet goed het doopsel begrepen. Toen legde ik uit met de woorden van Ezekil dat ze door het water zouden gereinigd worden, dat alle zonden en afgoderij weggewassen zouden worden. Daarmee toonden ze zich verheugd dat ze binnenkort het doopsel konden ontvangen. Ik dankte God dat ze nu toch van hun twijfel waren verlost. Zij antwoordden echter: Morgen bij dageraad dan zullen we zien. De volgende morgen kregen we warme drank en hielden we een lezing over de weldaden van het doopsel. Toch waren ze nog angstig de stap te wagen en ze vroegen n doopsel te doen om te zien hoe het was. Daarop greep de koning een kind vast en zei: Doe wat je zegt met dit kind dan zal ik zeggen of het goed is of niet. Ik haalde het kind en n van de koorzangers die ons vergezelden hield het vast terwijl ik het met doopwater besprenkelde. Ze zagen dat het doopsel een gemakkelijke handeling was en dat er geen kwaad gebeurde.
13

TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2011

Ze gingen de andere kinderen halen om ze te laten dopen. De koning spoorde zijn priesters aan ook hun kinderen te laten dopen. Door dit voorbeeld gingen nog meer Indianen hun kinderen halen en in drie en een halve dag deed ik driehonderd doopsels. Bovendien zeiden de koning en drie van zijn priesters dat ze zich wilden onderwerpen aan de Spanjaarden. Ze wachtten nog op twee stamhoofden en hun kapiteins om ons het finale antwoord te geven dat gunstig zou zijn in alle opzichten. Confrontatie met andere leiders van de Itzs Terwijl ik zo bezig was kwamen de leiders en de kapiteins van de andere eilanden met hun krijgers over het meer naar ons gevaren uitgerust met door veren versierde speren en vuurstenen dolken, het lichaam rood en het gelaat zwart geschilderd. Ik omhelsde ze, gaf ze van mijn eten en nodigde ze uit naast mij en de koning. Ik zette dan mijn boodschap van vriendschap en overgave opnieuw uiteen. Ze bogen hun hoofd ten teken van overgave en vroegen bijlen en machetes te mogen ontvangen. Bij degenen die aankwamen was er een oudere man met een speer waarop bovenaan een tweesnijdende machete was vastgemaakt en een andere met een vuurstenen dolk allebei in oorlogsuitrusting. Ze hadden een valse uitdrukking op hun gezicht en hun harten waren kwaadaardig zoals algauw bleek. Ze waren griezelig om naar te kijken. Ik deed mijn best om hen nog vriendelijker te bejegenen en deed alsof de tijd die hun profeten voorspeld hadden reeds gekomen was zodat we samen konden eten en drinken en zij met de Spanjaarden verenigd waren. Het was al laat in de namiddag en ze hadden nog niet met de koning gesproken toen ze vertrokken naar het huis van een vriend van hen. De koning besteedde aan hen geen aandacht en dat was omdat - dat wist ik pas later het zijn vijanden waren. Om zeven uur s avonds kwamen ze luisteren naar mijn preek waarin ik sprak van de profetien uit hun boeken. Die boeken waren lang en smal, gemaakt van boomschors, gevouwen van de ene naar de andere kant zoals een scherm, elk blad ongeveer de dikte van een Mexicaanse real van acht. Ze waren aan beide zijden beschilderd met een weelde van figuren en letters van dezelfde soort als de Mexicaanse Indianen in hun oude tijd ook gebruikten. Daar stond niet alleen hun kalender in maar ook de tijdperken en de profetien die hun afgoden hadden aangekondigd.

Afb. 9 Maya Codex Tro-Cortesianus (Codex Madrid). Facsimile.


14

TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2011

Die ene hoofdman veinsde onwetendheid en zei dat hij de tijdsberekeningen niet begreep; daarom legde ik het met plezier en ernstig nog eens minutieus uit dat de tijd gekomen was volgens hun voorspellingen om christenen te worden. Toen de koning en enkele priesters ook kwamen luisteren maakte ik de berekening opnieuw. We waren allemaal akkoord dat binnen vier maanden alle ouderen het doopsel zouden krijgen. Ze zeiden dat het doopsel van hun kinderen toch een teken was waarop ik kon betrouwen dat ze zich binnen vier maanden ook zouden laten dopen. Tegenspraak De duivel, jaloers op mijn resultaat, nam opnieuw bezit van het hart van de oude hoofdman Covoh zoals hij gedaan had met het hart van Judas. Deze oude Indiaan barste uit in woede: Wat maakt het uit dat die vier maanden zullen voorbij zijn. Zolang de vlijmscherpe punt van mijn lans maar niet verslijt, kunnen wij niet verplicht worden ons te onderwerpen. God gaf mij de moed om te antwoorden: Het is de afgod Pakoc, de duivel zelf die jullie vereren die dergelijke woorden in uw mond legt, maar je zult voelen hoe zwak hij is in mijn aanwezigheid. Daarop, want het was al laat, trokken ze zich terug en ik bleef samen met de koning en de priesters nog een tijdje om de overeenkomst te bespreken. Plots hoorden wij een groot tumult in de menigte en ze kwamen samen met hun kapiteins en priesters bij mij en de koning en zeiden veel lelijke dingen: Welk voordeel zullen de vriendschap van de Spanjaarden en hun wetten ons brengen? Hun bijlen en machetes hebben we niet nodig om onze akkers te bewerken. Onze stoffen zijn evengoed als hun spullen. Zij moeten ons niet verdedigen, met al onze krijgers kunnen wij dat ook zelf wel doen. Was het geen slechte zaak de christenen nu te ontvangen? Al deze opwinding was veroorzaakt door de hoofdman Covoh. Ik stond recht naast de koning en sprak met enige boosheid: Wat is dit, zo een tumult zonder reden? Jullie hebben een overeenkomst gemaakt om de vriendschap van de Spanjaarden te ontvangen en handel te drijven met hen. Niemand heeft jullie er ertoe verplicht. Zijn jullie misschien wispelturig? Schaam u en herinner u dat jullie Itzs zijn, door iedereen geacht. Onze Koning is de grootste monarch van de hele wereld. De gouverneur zal niets van jullie afnemen en zelfs Montezuma heeft zich onderworpen. Zo zijn wij allen samen broeders en erkennen wij samen dezelfde Koning. Wij zijn de priesters van de ware God en zullen u Zijn wet onderwijzen. Ga nu en schaam u voor uw gedrag want jullie hebben wel een goed akkoord met ons gemaakt. Ik ging zitten en zij werden stil en dan veranderde de toon en ze werden vrolijk en vergaten hun grieven. De kansen keren, we vertrekken hals over kop Toen gebeurde er een incident met de Chakan Itzs. Die hadden ons ontvangen toen we aan de oever van het meer aankwamen. Ze hadden ons al onze klederen en geschenken voor de koning afgenomen. Ik had al verscheidene malen deze bagage teruggevraagd zonder resultaat. Tot ik tegen hen uitvaarde en ze verweet dat ze ons niet goed ontvangen hadden maar ons integendeel flink hadden bestolen. Toen kwamen de kleren te voorschijn en kon ik eindelijk de koning uitdossen met een sombrero en een staf.(22) Maar dit kweekte een haat tegen ons en op het moment dat een van de Chakan Itz kinderen gedoopt werd en begon te wenen kregen we het verwijt dat we het kind pijn deden. Omdat ze wisten dat ons vertrek ons terug door hun gebied zou leiden beraamden ze ons te overvallen en te doden, temeer omdat we het bericht van hun overgave met ons meevoerden. Een zekere hoofdman Can kwam ons bezoeken in het huis van de koning samen met kapitein Covoh. Ze vroegen of ze de twee dikste koorknapen mochten meenemen want ze wilden iets lekker klaarmaken de volgende dag als we door hun gebied zouden trekken. Ik bemerkte dadelijk de kwade intenties en antwoordde: Ik kan zonder hen niet vertrekken, noch kunnen ze hier blijven zonder mij. Als ik ga, zullen zij ook gaan.
15

TIJDSCHRIFT - Nr 3- 2011

Dan antwoordden ze: Morgen bij zonsopgang komen we u halen om u te vergezellen zoals we deden bij uw aankomst. Waarmee ik instemde. Ze vertrokken weer, voorzeker om de oven en het vuur klaar te maken waarin ze mijn twee dikke Indianen gingen braden en om de staken klaar te zetten, waaraan ze ons zouden spietsen, zoals we later te weten kwamen. Zo gauw ze weg waren zei de koning: Je hebt goed gehandeld door uw twee Indianen niet mee te geven maar het is ook niet goed uw reis aan te vatten via hun territorium. Beter is in de tegengestelde richting te vertrekken in de richting van Tip. Ik zal u vergezellen want je moet weten dat deze uitnodiging de bedoeling heeft jullie te doden. Ze willen niet dat de Spanjaarden te weten komen langs welke weg jullie hier gekomen zijn. Ze zullen ook de Cehache Indianen die jullie hier gebracht hebben volgen tot waar die wonen om ze dan uit te moorden. Vertrek vannacht, als ze dan morgen komen zullen ze zien dat ze beetgenomen zijn. Het gevolg van de koning bevestigde zijn waarschuwing eraan toevoegend: Zij hebben gezegd dat ze jullie in kleine stukjes zouden snijden om gehakt van jullie te maken om op te eten. Zo vertrokken we de volgende nacht. We vertrokken van Peten Itz en namen afscheid met verdriet en tranen van de familie van de koning en van onze vrienden. Om negen uur s avonds vaarden we af samen met de koning, zijn zoon en schoonzoon als roeiers. We gingen in oostelijke richting op weg naar Tip. We landden rond drie of vier uur in de ochtend aan de andere zijde van het meer. Daar namen we afscheid van de koning die zei: Zeg aan de gouverneur dat ik hem goed gezind ben en zijn vriend en die van de Spanjaarden wil zijn. Hij mag niet nalaten de Chakan Itzs te verslaan en te doden (23) want ze zijn mijn rivalen en dan zal ik hem het eiland dat ik bestuur overgeven. Kom terug via Tip en ik zal jullie verwelkomen met geheel mijn volk. Hij omhelsde mij en vertrok. Zijn zoon en schoonzoon bleven bij ons als gidsen.

Afb. 10 Het meer van Petn Itz (Flores ligt rechts).

Wachten op gidsen Ze leidden ons door een hele grote vlakte, over heuvels, door slijk en water. Het regende elke dag en we hadden geen schuilplaatsen zodat we door en door nat werden. We kwamen eerst aan in Yalain, een dorp met enkele huizen maar vele boerderijen met land, gelegen op een tiental uur stappen van het eiland. Het dorp werd bestuurd door een oude priester, een kameraad en vertrouweling van de koning Kan Ek. We kregen goed te eten en onderdak. We bleven er twee dagen. De oude priester beloofde ons een gids om naar Tip te gaan zodat de zoon en schoonzoon van de koning afscheid namen van ons
16

TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2011

en terug naar huis gingen. De beloofde gids, die van Peten eiland moest komen, daagde echter niet op. Terwijl we zo wachtten kwamen er zes of acht Indianen van Petn Itz naar hun boerderijen. Zij vertelden dat de Chakan Itzs aangevallen waren door Spanjaarden en Indianen van de Provincie. Er werden musketschoten gehoord. De welwillendheid van de Indianen van dit dorp koelde op slag af en ze deden geen moeite meer om voor ons een gids te vinden. Ze organiseerden een grote bijeenkomst waarop ze allen dronken werden en beslisten dat ze ons van het leven zouden benemen. Ik kwam het echter te weten, berispte hen en kon hen van gedacht doen veranderen. Daarop gaven ze ons een gids die ons naar het volgend dorp bracht. Daar heerste een andere priester. We kregen te eten en ze beloofden dat ze ons zouden begeleiden maar toen het eten op was, draaiden ze hun rug naar ons. Het enige wat we nog konden verkrijgen was een Indiaan die ons een half uurtje vergezelde en ons op een obscuur pad naar Tip zette, zeggende dat wij twaalf dagen flink moesten doorstappen van zonopgang tot zonsondergang om er te geraken. Hij waarschuwde dat we een grote rivier zouden moeten oversteken maar zei niet hoe en waar. Verloren in de wildernis Zo werden wij aan ons lot overgelaten met enkel twintig mas tortillas voor zeven personen. Na vijf dagen kwamen we aan deze grote rivier. We volgden de onduidelijke voetstappen op de oever gedurende vijf dagen en toen al het eten op was constateerden wij dat we helemaal verloren waren. We zaten in een ravijn, omringd aan de ene kant door de grote brede en diepe rivier, aan de andere kant door een overvloed van kleine riviertjes en een heel dicht bos in de verte begrensd door hoge klippen en bergketens.

Afb. 11 Tropische regenwoud in centraal Yucatn


17

TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2011

We beslisten om van richting te veranderen en naar het Noordwesten te gaan, de stroom over te steken en het klooster van Chanchanha (24) te zoeken. We gingen drie dagen in deze richting tot we dachten dat we het klooster gemist hadden. We veranderden opnieuw van koers nu weer naar het Westen. Zo dachten we na een tiental dagen de nieuwe weg die van Noord naar Zuid liep te kunnen kruisen. Dat was onze enige kans om niet in deze wouden om te komen. We hadden al dagen geen voedsel meer en trokken weer door moerassen en doornige struiken die onze kleren vasthielden, onze handen, voeten en aangezichten verwondden. Op een dag kwamen we aan een grote weide maar toen we erin stapten stonden we tot boven onze knien in het water. Erdoor ploegend kwamen we alleen maar dieper in het water. De ondergrond werd steeds sponziger en zoog ons vast zodat we altijd over het riet moesten lopen om niet opgezogen te worden. We konden elkaar niet helpen als er n viel want door stil te staan zouden we allebei onder water in de modder gezogen worden. Daarna bereikten we een klein bos maar aan het einde ervan vonden we weer een enorme plas maar deze keer konden we de bodem niet peilen. Het was veel te diep om over te steken. De avond viel en ik deed een Indiaan in een boom klimmen om een doorgang te vinden. Plots zagen we een tak van een boom gebroken in een bepaalde richting, zoals de Indianen doen om de weg niet te verliezen in de bossen. We beschouwden het als een mirakel want het was wel heel onwaarschijnlijk dat een mens op die verlaten plaats het teken had geplaatst. De tak wees naar het Oosten. We volgden deze richting en kwamen een tweede nu pas gebroken tak tegen die de richting aanwees. We werden getroost dat God mirakels bleef doen. We gingen door en kwamen aan ondiepe plassen met een overvloed aan alligatorholten. Als we daar in trapten, vluchtten die beesten naar alle kanten en gingen we ook nog eens kopje onder. We moesten over onzekere grond gaan met het risico dat die krokodil ons een been afbeet als was het een lekker hapje. Dan kwam het grootste mirakel want we kwamen een derde gebroken tak tegen dicht bij een heuvelrug, waar we eindelijk een nacht heel goed sliepen, want God had ons uit de narigheid bevrijd. Wij trokken nog ettelijke dagen verder en kwamen in een bergachtige streek met hoge bergruggen en diepe ravijnen waar niet alleen het voedsel maar ook het water ontbrak. We waren grotendeels verhongerd en leden hevige dorst en werden ijl in ons hoofd. Ik richtte mijn gebeden op de Heilige Diego dat hij zou tussenkomen bij God om ons te redden. We waren nog geen twintig stappen verder getrokken en we vonden daar een omgevallen boom met een bijennest. Het was een evident mirakel dat de Heilige Diego voor ons had voorbereid want de bijen hadden evengoed in een rechtstaande boom kunnen zwermen en daar een nest bouwen. Wij verdeelden de honing in zeven delen en aten alles op. Maar dit veroorzaakte een ondraaglijke dorst en we vonden geen water. Reeds vijftien dagen zochten we de weg en ik kreeg aanvallen van maagpijn en kon nog slechts drie uur per dag stappen. Mijn medebroeders overwogen dan: Vader, wij willen sneller voortgaan met uw zegen om meer vooruitgang te maken door elke dag enkele uren meer te stappen. Geef ons een Indiaan en een kompas zodat wij het westen kunnen bepalen. Als we de weg vinden of soldaten tegenkomen zullen we niet alleen ons leven kunnen redden maar ook hulp naar u toe sturen. Ik gaf hun de toelating hoewel ik schatte dat ze veel verder van de weg verwijderd waren dan vier dagen, zoals ze dachten. Alleen, verlaten, en stervende Ik bleef achter met de drie Indianen, waarvan n spoedig stierf. We waren helemaal uitgeput. We aten nu wilde planten als ze niet te hard waren en dronken sap van hun bladeren en we kauwden op wortels. Het terrein was nu erg geaccidenteerd en we moesten voortdurend omhoog klimmen en afdalen, zo diep dat onderaan in de ravijnen geen zonlicht kwam. Tussen deze hoge heuvels kwamen we een verlaten stad tegen met zeer hoge gebouwen. Ze waren gebouwd zoals een klooster in een vierkant met vele overdekte bewoonbare vertrekken. Binnenin waren ze witgemaakt met plaaster. De metselwerken waren van bewerkte steen zonder mortel en zo
18

TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2011

waren er ook gewelven.(25) We volgden nog meer gebroken takken en kwamen op goed verzorgde paden terecht. Ik hield mijn broeders voor dat het volgen van deze tekens ons vroeg of laat naar een nederzetting zou leiden. We kwamen eindelijk aan een breed pad dat sporen vertoonde van regelmatig verkeer. We kregen terug hoop en volgden het naar het westen. Die nacht sliepen we aan deze weg. De volgende dag moesten we enkele heuvels beklimmen en plots gaf mijn lichaam het op. Het was nog slechts vel over been, enkel nog bezield door mijn geest. Ik kon geen stap meer verzetten. We kwamen overeen dat de ze met twee zouden voorgaan om hulp te zoeken. Ze maakten een klein hutje voor mij onder een boom en gingen op pad, al wenend omdat ze mij moesten achterlaten. Zij hadden nog een vuurtje voor mij gemaakt en lieten mij een halve kalebas met water. In mijn gebedenboek las ik de gebeden der stervenden, met al de litanien en ik droeg een wake op voor mijn eigen begrafenis. Bezig met deze gebeden kwam er plots een eekhoorn uit een lage boom met een sapotevrucht (26) tussen zijn klauwtjes. Hij legde die neer, deed twee sprongetjes en toonde zijn tandjes en wipte weg. Ik kon de vrucht pakken en at hem op want hij was rijp en zoet. Het wonder was dat er daar duizenden sapotebomen stonden maar dat we er nooit een vrucht van gevonden hadden die rijp en eetbaar was. En nu had dit kleine diertje er mij een rijpe gebracht. Ik weet dat God mij die eekhoorn gezonden heeft om mij te helpen zoals hij met de heilige Paulus gedaan had. Door dit voorval kreeg ik meer hoop dat ik misschien toch niet van honger zou sterven. Ik zegde mijn gebeden op gedurende de ganse dag en nacht, wachtend op het uur van de dageraad. Toen het licht werd droeg ik nog de mis op zoals ik elke dag deed op deze reis. Op het nippertje! Toen hoorde ik geluid en zag een tiental Indianen van de stad Mani die mij kwamen halen. Ik hield ze niet voor mensen maar voor engelen. Ze waren dolgelukkig dat ze mij gevonden hadden en barstten in tranen uit. Ze hadden een lichte maaltijd bij die ik kon opdrinken. Ze wikkelden mij in dekens en warmden mijn handen en voeten die al gevoelloos werden. Ze legden mij in een hangmat en droegen mij naar de stad Chuntuci vanwaar ik vertrokken was. Het hele verhaal was verbazingwekkend. De twee Indianen die ik had weggezonden tegen hun wil om hun leven te redden hadden Chuntuci bereikt in anderhalf uur. Een hulpkonvooi werd dadelijk uitgezonden om mij te komen halen, maar ze moesten anderhalve dag zoeken voor ze mij vonden. Ik werd Chuntuci binnengedragen op de zondag van Septuagesima die in dat jaar viel op de negentiende februari 1696 om drie uur in de namiddag. De rest van de middag bleef ik kijken naar dit stadje want ik kon niet geloven dat ik daar echt was. De Indiaanse lastdragers, die mij gevonden hadden, zorgden nog een tijdje voor ons en we kwamen er weer langzaam bovenop. Een Itz gezant in Mrida Wij waren nog maar pas terug in de Provincie of we hoorden dat in Mrida een neef van de koning van Peten Itz was aangekomen. Hij bracht het bericht aan de gouverneur dat de koning al de eilanden van het meer wilde onderwerpen aan de Spanjaarden. De gouverneur ontving hem samen met alle hoogwaardigheidsbekleders van de stad en van de Kerk met klokgelui en kanonschoten. Ik was erg verbaasd dat de koning deze reis van zijn neef als ambassadeur voor mij geheim gehouden zou hebben. Wij praatten over heel veel zaken die met de aanvaarding van het christelijk geloof en de onderwerping aan de Spanjaarden te maken hadden. Het is ongeloofwaardig dat hij zo een belangrijk aspect voor mij zou verzwegen hebben. Ik spreek geen oordeel uit over wat er juist gebeurd is. Wie er mee te maken heeft zal er zelf wel over nadenken. Ik zeg ook nog dat het grootste deel van de mensen in de Provincie denkt dat de ambassadeur vals was.
19

TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2011

Waarheidsverklaring Dit is dan in het kort het verhaal van de tweede reis naar de natie van de Itzs, in gezelschap van mijn medebroeders: Broeder Antonio de San Romn, prediker; Broeder Jos de Jess Mara, prediker en Bewaker van het klooster van de heilige Meditatie en Apostolisch Notaris; Broeder Diego de Echevarra, prediker. Ook Indiaanse koorknapen en misdienaars vergezelden mij. Ik schreef dit relaas naar waarheid en de Paters en de Indianen van mijn gezelschap zullen dit van de eerste tot de laatste bevestigen. En opdat dit duidelijk zou zijn, teken ik nu op de negenentwintigste april 1696. Broeder Andrs de Avendao y Loyola Naschrift De geweldloze onderwerping en bekering van de Itzs mislukte. Al op de tweede februari 1696 kwam het tot een treffen tussen de troepen die aan de weg werkten en een paar duizend Itz krijgers. Na verdere vijandelijkheden besloot Ursa het eiland met geweld in te nemen. Op dertien maart 1697 overweldigden tweehonderd soldaten in een aanval met boten en artillerie de Itzs op een paar uur tijd. De Indianen werden massaal gedood en de rest zwom naar het vasteland. De koning Kan Ek werd uitgeleverd en sleet de rest van zijn dagen in gevangenschap. Deze bijdrage, gekozen voor zijn hoog documenterende inhoud, is slechts een klein deeltje van de Itz geschiedenis. Om het beeld te vervolledigen plannen we in de loop van 2012 nog een artikel over de uitgebreidere geschiedenis van de Itzs zoals herkomst, migraties, politieke organisatie in het laat postklassiek, de grote moeilijkheden voor het Spaanse bestuur, de mislukking van de bekeringen, de economische rol van de Itzs als laatste onafhankelijk volk in een voor de rest bezet land, hun langzame verdwijning en de schade die dat teweeg bracht.

Afb. 12 Het eiland Flores in het meer Petn Itz


20

TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2011

NOTEN 1. Bijna alle conquistadores moesten zelf voor hun uitrusting of leger instaan. Zij recupereerden de gemaakte kosten op het land en de inwoners door verplichte arbeid, plunderingen, en ook wel door lucratieve ambten. 2. Kawich: schrijfwijze volgens de Academy of Mayan Languages of Guatemala (AMLG). 3. Jopelchen (AMLG). 4. In 1624 leidde Kapitein Mirones een inval in Itz territorium vele jaren voordien samen met Pater Diego Delgado. Het liep slecht af toen Delgado op het eiland van de Itzs landde. Allen werden gedood en Delgado werd zelfs in stukjes gesneden. Ook Mirones kwam om op een later tijdstip (Jones, 1998 blz.47). 5. Nojku (AMLG). 6. Tzuktok (AMLG). 7. Sommigen menen dat met bijenwas kaarsen werden gemaakt ( Bowditch, ed. Labyrinthos 1987 blz. 11 nota 51). 8. Een aanduiding dat de Indianen verwachtten dat de Spanjaarden gekomen waren om gevangenen te maken. 9. Ondertussen waren 200 jaar verlopen en die decreten werden nog altijd niet toegepast. 10. Kejach (AMLG). 11. Dit is de verplichting reeds aan Columbus opgelegd, de Requerimiento voor te lezen aan de inlanders bij een eerste contact. Deze formaliteit, waarvan de Indianen meestal niets verstonden gaf de Spanjaarden het recht ongeveer alles te doen wat ze wilden om de bevolking te onderdrukken. Als ze zich verzetten na het voorlezen waren ze van rechtswege opstandelingen tegen de Koning van Spanje. 12. Sajkabchen (AMLG). 13. Om te bekeren en te dopen. 14. Volgens de regels van het Repartimiento of dwangarbeid had hij het recht dat te doen. Hij hield wel geen rekening met sommige voorwaarden. 15. Ten noorden van Itz gebied. 16. De Encomienda regeling wees aan de Spanjaarden gebieden toe bevolkt door Indianen. Die moesten dan belastingen betalen aan de encomendero. 17. Batkab (AMLG). 18. Chuntuki (AMLG). 19. De Chakan Itzs waren verwant aan de Itzs en hun kapiteins zetelden in de Hoge Itz raad (Jones 1998, blz.96). 20. Hier beginnen de pogingen om de Itzs te overtuigen dat hun oude geschriften de komst van de Spanjaarden en de onderwerping aan het christendom voorspelden en dat ze daaraan moesten gehoorzamen. Zie ook Lpez de Cogolludo, 1688, Imp. Peralta 1842, blz. 107-112 en Mediz Bolio, 1930 ed. De la Garza 1985, blz.181. 21. Avendao moet dus in aanraking gekomen zijn met echte oude Maya codices en met het hirogliefenschrift. 22. Uiterlijke tekenen voor een Maya leider die meewerkte met het koloniaal gezag (Jones 1998, blz.210). 23. Dit is een bewijs dat de koning niet heerste over alle Itzs. De afspraak, die hij met Avendao had, verbond niet alle stammen hoewel de pater dat wel liet uitschijnen. 24. In de stad Santa Clara, enigszins ten zuidwesten van Salamanca de Bacalar. 25. Waarschijnlijk is Avendao in Tikal terecht gekomen. 26. Vlezige sappige vrucht uit Midden-Amerika. BIBLIOGRAFIE AVENDAO Y LOYOLA, ANDRS. [1696]. Relacin de las dos entradas que hice a la conversin de los gentiles ytzes y cehaches. ______1987. Relation of two trips to Petn, Translated by Charles Bowditch, Labyrinthos. ______2001. FAMSI Grantee report David Bolles, Spaanse transcriptie. Culver city, CA, USA. BOOT, ERIK. 1997. Kan Ek, Last ruler of the Itz. Yumtzilob: 9.1 JONES, GRANT D. 1998. The conquest of the last Maya kingdom. Stanford University Press, Stanford CA, USA.
21

TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2011

LPEZ de COGOLLUDO, DIEGO. 1842 [1688]. Los tres siglos de la dominacin Espaola en Yucatn. Imprenta Peralta, Campeche, Mxico. MEANS, PHILIP AINSWORTH. 1917. History of the Spanish conquest of Yucatn and of the Itzs. Cambridge, Mass. USA. MEDIZ BOLIO, ANTONIO. 1985. Libro de Chilam Balam de Chumayel, Cien de Mxico, Mxico, D.F.

Afbeeldingen
Afb.1 Afb.2 Afb.3 Afb.4 Afb.5 Afb.6 Afb.7 Hedendaags Maya meisje. Foto L. Vekemans. Yucatn op het einde van de 17 eeuw. Uit: Means, 1917. Laatste deel van de tweede heenreis en terugkeer. Idem. Het meer van Petn Itz. Uit: Lonely Planet Guide: Guatemala, Belize & Yucatn: La Ruta Maya, p. 212. 1994. Zicht op Flores vanaf het vasteland. Foto G. Kayaert. Maya gedenksteen. Foto L. Vekemans. Laat postklassieke stle, Flores, Petn. Uit: Martin, S. and N. Grube. Chronicle of the Maya Kings and Queens. Thames & Hudson Ltd., London, p. 230. 2000. Afb.8 Zicht op het vasteland vanaf Flores. Foto L. Vekemans. Afb.9 Maya Codex Tro-Cortesianus (Madrid), facsimile. Foto J. Montoya. Afb.10 Het meer van Petn Itz. Foto L. Vekemans. Afb.11 Tropische regenwoud in centraal Yucatn. Foto L. Vekemans. Afb.12 Het eiland Flores in het meer Petn Itz. Foto Internet (http://abakmatematicamaya.blogspot.com/2011/06)

AANKONDIGINGEN
TENTOONSTELLINGEN Pre-Columbian Gold to be Displayed at the Faberg Museums Permanent Collection
Sophienstrae 30, 76530, Baden-Baden, Duitsland On July 16, the Faberg Museum unveils the latest edition to its permanent collection, almost 100 very rare and exquisite treasures of the ancient peoples of South America the Aztecs, Incas, and Maya. These gold and jade jewelry items pre-date the arrival of Columbus in the Americas, and they will be seen in public for the first time ever. These treasures, however, also recall some of the bloodiest pages of world history. The European thirst for gold in the early 16th century saw numerous expeditions set sail for the New World. The Spanish conquistadors were amazed by the wealth and splendour of the indigenous civilizations. Through conquest and coercion, the Spanish amassed huge treasure troves - ranging from exquisite gold ritual ornaments to prosaic jewelry. Most of them were melted down in bullion, and then shipped back to Europe. Pirates working in the service of the British, French, and Dutch kings often preyed on Spanish treasure ships; thus further scattering the treasure around Europe. The items in the Faberg Museum collection are among the small number still in existence in Europe.

ZONDAG 27 NOVEMBER 2011


Bezoek aan de tentoonstelling INDIOS NO BRASIL Om 11:00 u De plaats en het tijdstip voor het samenkomen worden in de uitnodiging en op de website vermeld www.amerikanistiek.org
22

TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2011

EUROPALIA BRAZILI
Indios no Brasil
De tentoonstelling Indios no Brasil in het KMKG te Brussel zal ongeveer 270 voorwerpen samenbrengen, afkomstig van diverse autochtone culturen en bewaard in de belangrijke Braziliaanse musea voor antropologie. De stukken werden gekozen uit de reserves van deze musea in Rio de Janeiro, Belm, Brasilia en So Paulo met als doel de diversiteit en het hedendaags karakter van de autochtone kunsten te onderstrepen in een parcours dat in drie grote hoofdstukken uiteenvalt. Naast deze twee essentile elementen, zijn de geselecteerde objecten ook steeds gelinkt aan een aspect dat centraal staat in het leven en het denken van de Indianen, namelijk dat van de lichamelijkheid. Deze thematiek die doorheen de tentoonstelling loopt, komt tot uitdrukking door de verschillende relaties tussen het lichaam en de persoon en via het voortdurende proces van zelfverwezenlijking; het begrip menselijke natuur is niet aangeboren bij de Indianen: een kind wordt niet geboren als Kayapo, Baniwa, Assurini, maar groeit uit tot Kayapo, Baniwa, Assurini. Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel. Van 14.10.2011 tot 19.02.2012

Perles de libert - Afro-Braziliaanse juwelen


De tentoonstelling toont juwelen die ontworpen zijn in Brazili. Door de handel in Afrikaanse slaven waren er immers veel uitwisselingen tussen Amerika, Afrika en Europa. Het geheel aan voorgestelde juwelen wordt onderverdeeld in: 1. Emancipatieparels: juwelen die voornamelijk in Bahia in het tijdperk van de slavernij (16de 19de eeuw) gedragen werden door de zwarte vrouwen als teken van rijkdom, macht en vrijheid of ze nu slavinnen, vrijgelaten of vrije vrouwen waren. 2. Heilige parels die gebruikt werden tijdens het inwijden in en het beoefenen van de Afro-Braziliaanse religies in verschillende streken van het land (Batuque, Candombl, Macumba, Tambor de Mina, Shango). 3. Muziekparels: beelden en geluiden van Braziliaanse zangers die elementen zoals halskettingen, armbanden en amuletten verwerken in hun kostuums (Carmen Miranda, Clara Nunes, Gal Costa, Maria Bethnia, Alcione, Martnlia en Rita Ribeiro). 4. Carnavalparels: kostuums die gedragen werden in de stoet van de sambascholen van Rio de Janeiro tijdens het carnaval in 2010, met elementen die verwijzen naar de slavenjuwelen en de Afro-Braziliaanse religies. Grand-Hornu Images. Rue Sainte-Louise 82, B-7301 Hornu. Van 23.10.2011 tot 26.02.2012

Van goud en veren


De indianenvolkeren die er al duizenden jaren wonen, baseren hun ruilwaarde bijvoorbeeld op de zeldzaamheid van de schitterend gekleurde veren van bepaalde vogelsoorten, die ten grondslag liggen aan een complex economisch, sociaal en symbolisch ruilsysteem. Voor de kolonisten, op zoek naar een nieuw Eldorado, hadden deze veren geen enkele betekenis. Zij zochten naar het goud dat in het slib van stromen en rivieren meegevoerd wordt. Precies dat goud is historisch gezien zeer nauw verbonden met de opkomst van de handelseconomie en het westers kapitalisme. Die goudkoorts leeft vandaag nog altijd bij de goudzoekers (garimpeiros) die met zware sociale en ecologische gevolgen binnendringen in de indianengebieden van het Amazonewoud. Museum van de Nationale Bank van Belgi, Brussel. Van 18.10.2011 tot 15.01.2012

Bal Folclrico da Bahia, 06 en 07.10.2011 - 20:30 u


Ver van alle clichs, is het enige professionele folkloristische Braziliaanse dansgezelschap erin geslaagd de emoties, het decor en de sonoriteit van een rijke en levende cultuur te vatten. Hun inspiratie putten ze uit de populaire manifestaties van de Bahiaanse cultuur. Het Bal Folclrico da Bahia is erin geslaagd de authenticiteit van haar choreografie te bewaren en tegelijkertijd een hedendaagse en actuele stijl te vertolken. Muzikanten, zangers, en dansers een dertigtal kunstenaars - nemen deel aan een spervuur van bewegingen, ritmes, zang en kleuren. Het volledige podium is een en al leven. Met zon besmettelijk dynamisme zal niemand aanstalten maken om naar huis te gaan. WOLUBILIS, Paul Hymanslaan 251, B-1200 Brussel Info / tickets www.wolubilis.be T 02 761 60 30
23

TIJDSCHRIFT - Nr 3 - 2011

In memoriam

Sociaal antropoloog Jan De Vos overleden


Geboren te Antwerpen in 1936 en overleden in Mexico City op 24 juli 2011, op 75-jarige leeftijd.

In Mexico-stad is de Antwerpse missionaris, historicus en antropoloog Jan De Vos overleden. De Vos werd geboren in Antwerpen, doctoreerde in de menswetenschappen in Leuven, maar leefde sinds 1973 in San Cristbal de las Casas (Chiapas, Mxico) waar hij de eerste tien jaar pastoraal werk verrichtte. Hij schreef een groot aantal werken over de geschiedenis van Chiapas, gaande van de prekoloniale periode tot vandaag. Speciale aandacht ging altijd uit naar de situatie van de inheemse gemeenschappen in Mexico, en in het bijzonder die uit de Selva Lacandona. Als jezuet en door zijn contacten met de inheemse Maya bevolking in Chiapas werd hij een aanhanger van de bevrijdingstheologie. In 1995 nam hij, in het kader van de akkoorden van San Andrs Larranzar, als raadgever van het Ejrcito Zapatista de Liberacin Nacional (EZLN) deel aan de onderhandelingen met de Mexicaanse overheid. Het EZLN is een revolutionaire beweging uit Chiapas, die streeft naar autonomie voor de Indiaanse bevolking, en die in 1994 voor het eerst in opstand kwam. Hij verliet na enkele jaren de congregatie, maar bleef wel religieus werk naar een inheemse Maya taal vertalen. Als historicus en antropoloog schreef hij boeken over de Mayacultuur. Een mooi voorbeeld hiervan is het boek Kibeltik/Nuestra Raz dat hij in 2001 publiceerde over de geschiedenis van de Maya, in het Tzotzil en het Spaans. Hij schreef ook over de geschiedenis van de Lacandn jungle en Chiapas en over de processen die hebben geleid tot de volksopstand.

Het boek Kibeltik / Nuestra Raz

In Mexico kreeg De Vos verschillende academische prijzen. Zo kreeg hij in 1986 de Premio Chiapas, in 1999 de onderscheiding Vito Alessio Robles, in 2005 de erkenning Mrito Estatal de Investigacin Cientfica, en twee maal de Premio Ciesas. Ook zijn onderzoek werd meermaals bekroond met onderscheidingen. In 2003 werd hij door de Belgische overheid onderscheiden als Ridder in de Leopoldsorde. Vanaf 2004 was hij investigador nacional emrito (emeritus nationaal onderzoeker) en trad hij op als lid van de Academia Mexicana de Ciencias en van de Academia de Geografa e Historia de Guatemala. Tot aan zijn dood was hij werkzaam bij het onderzoekscentrum Centro de Investigaciones y Estudios Superiores en Antropologa Social (CIESAS). Op 30 maart 2011 vierde hij in San Cristbal de las Casas 75 aos de vivir en los llanos de Flandes y en los Altos de Chiapas. In Mexicaanse media wordt hij omschreven als een van de belangrijkste sociaal antropologen van de afgelopen decennia. Het Instituut voor Amerikanistiek had enkele jaren geleden de eer Dr. De Vos als gastspreker te kunnen verwelkomen. Wij bieden zijn familie en vrienden onze oprechte blijken van deelneming aan.
24

Das könnte Ihnen auch gefallen