Sie sind auf Seite 1von 130

Misbruik, Misleiding en Misverstanden

misbruik

mr. drs. N.M. Nierop & mr. drs. P. van den Eshof Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken

november 2008

Misbruik, Misleiding en Misverstanden

onderzoeksverslag van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken over de periode 2003-2007

mr. drs. N.M. Nierop & mr. drs. P. van den Eshof Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken

november 2008

Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Woord vooraf

De Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken heeft als taak om in een vroeg stadium aangiften van seksueel misbruik te beoordelen. De opdracht is altijd afkomstig van een officier van justitie die een beslissing moet nemen over eventuele vervolging van de beschuldigde. Het doel van deze werkwijze is om vroegtijdig te kunnen ontdekken of een beschuldiging is gestoeld op feiten. In dit verslag getiteld Misbruik, Misleiding en Misverstanden wordt de periode 2003-2007 behandeld. Evenals in de voorgaande verslagen is ervoor gekozen om met behulp van voorbeelden duidelijk te maken welke problemen aan de orde zijn geweest. Vanzelfsprekend zijn alle voorbeelden geanonimiseerd. De Expertisegroep hecht veel waarde aan kennisoverdracht. Om die reden is in dit verslag een hoofdstuk opgenomen waarin een nieuw analysemodel wordt gepresenteerd dat zedenrechercheurs en officieren van justitie kunnen gebruiken als leidraad voor het rechercheonderzoek. Tevens is een poster met daarop het model bijgevoegd. De leden van de Expertisegroep hebben in 2006 afgesproken dat het lidmaatschap van de groep in principe geldt voor een termijn van drie jaren. Op verzoek van de cordinator is eventueel een tweede termijn van drie jaren mogelijk. In verband met de continuteit van de Expertisegroep zijn de gedragskundigen c.q. rapporteurs van het cordinatiepunt en de cordinator voor onbepaalde tijd lid. In de afgelopen jaren hebben wij afscheid genomen van de volgende leden: dhr. Cees Vreugdenhil en dhr. Chris Groeneveld (zedenrechercheurs), prof.dr. Peter van Koppen (rechtspsycholoog), prof.dr. Francien Lamers-Winkelman, prof.dr. Ruud Bullens en dr. Jellemieke Hees-Stauthamer (orthopedagogen c.q. klinisch psycholoog) en drs. Rob Bilo (forensisch arts). Wij zijn deze collegas erkentelijk voor hun deskundige bijdragen aan de adviesrapporten en willen hen, mede namens de andere leden, bedanken voor de prettige samenwerking. Tot slot bedanken wij Simone van der Zee, Bianca Voerman, Cleo Brandt, Susan Derks, Els van der Linde, Peter van der Werken en Wilfred van der Eijnden van het Korps landelijke politiediensten voor hun medewerking aan de totstandkoming van dit verslag.

3
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Nicole Nierop & Paul van den Eshof November 2008

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1
pagina 7

De Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken


Inleiding Oprichting van de Landelijke Expertisegroep Verplichte of facultatieve consultatie van de Landelijke Expertisegroep Werkwijze Landelijke Expertisegroep Conclusies en aanbevelingen in de rapportage

Hoofdstuk 2
Pagina 13

Het Scenario Analyse Model (SAM); een gedragskundig model voor het analyseren van twijfelachtige zedenzaken
Inleiding Bestaande methodes voor de beoordeling van zedenzaken Nieuw analysemodel voor de beoordeling van zedenzaken Achtergrondfactoren Seksueel contact Misleiding of misverstand? Motieven voor misleiding Onjuiste interpretatie leidt tot misverstanden Escalerende sociaalpsychologische factoren Escalerende factoren bij opsporingsonderzoek

4
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Hoofdstuk 3
Pagina 27

Overzicht van zaken periode 2003-2007


Aantal verzoeken Afwijkende procedure Gegevens in dit verslag Aard van de behandelde zaken De opdrachtgevers De deskundigen Conclusies Ontwikkeling van het aantal verzoeken

Hoofdstuk 4
Pagina 39

Omstreden herinneringen
Inleiding Hervonden herinneringen Ritueel misbruik Herinneringen aan seksueel misbruik voor de derde verjaardag Herinneringen aan misbruik van langer dan acht jaar geleden Aangeefsters met psychische problemen

Hoofdstuk 5
Pagina 53

Echtscheidingszaken met conflict over de kinderen


Achtergrondfactoren: conflicten en bezorgdheid Escalerende zaken Interpretatie Escalerende factoren tijdens ontstaan van een (on)juiste beschuldiging Aard van de zaken

Hoofdstuk 6
Pagina 63

Verstandelijk gehandicapten
Inleiding Aard van de zaken Interpretatie Taxatiegesprekken Studioverhoor door gedragskundigen Overige problemen rondom studioverhoor

Hoofdstuk 7
Pagina 75

Opsporingsonderzoek
Inleiding Informatief gesprek Aangifteverhoor Studioverhoor Verslaglegging Nader onderzoek Verdachte Nadere beschouwing van de Aanwijzing

Hoofdstuk 8
Pagina 95

Conclusies en aanbevelingen uit de rapporten van de Expertisegroep


Inleiding Cijfers Conclusies Onderzoeksaanbevelingen

5
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Hoofdstuk 9
Pagina 103

Onderzoek onder officieren van justitie


Inleiding Conclusies en aanbevelingen overgenomen Juridische status van de zaak Mening over de kwaliteit van het rapport Reactie van aangeefster

Hoofdstuk 10
Pagina 113

Conclusies en aanbevelingen uit het onderzoeksverslag


Ingediende zaken Analyse in een vroeg stadium Omstreden herinneringen en therapie Seksueel misbruik en echtscheidingen Verstandelijk gehandicapten Naleving van voorschriften uit de Aanwijzing Conclusies in rapporten Taalgebruik Onderzoek onder officieren van justitie

Geraadpleegde literatuur
Pagina 117

Bijlage1
Pagina 120

Jurisprudentie Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik Huidige samenstelling van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken, 1 november 2008

Bijlage 2
Pagina 122

6
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Hoofdstuk

De Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken

Inleiding
Op het gebied van seksuele perversiteiten is alles mogelijk. In de zaak Dutroux werden kinderen ontvoerd, langdurig opgesloten in kelders en misbruikt. In de Kraggenburger zaak werden volwassen vrouwen ontvoerd, in een loods opgesloten, verkracht, gedwongen tot seks met dieren en gefilmd. ViCLAS, de door het Korps landelijke politiediensten gecordineerde databank voor zedenzaken, is gevuld met zaken waarin vrouwen op straat of in hun woning zijn verkracht door onbekenden. In het uitgaanscircuit en de relatiesfeer vindt veel onvrijwillige seks plaats. Soms bevindt seks zich in een schemergebied tussen vrijwilligheid en onvrijwilligheid: voor een drankje betalen met orale seks. Groepsverkrachtingen halen regelmatig de kranten. Kinderen zijn extra kwetsbaar voor seksueel misbruik door bekenden, zoals familieleden, buren, leerkrachten en sportcoaches. En ook verstandelijk gehandicapten vormen een kwetsbare groep. De omstandigheden waaronder seksueel misbruik aan het licht komt, maken bovendien duidelijk dat veel ellende voor de buitenwereld verborgen kan blijven. Zo zweeg een meisje tijdens het studioverhoor, terwijl onomstotelijk vaststond dat ze seksueel was misbruikt door haar stiefvader (er waren kinderpornografische afbeeldingen aangetroffen waarop te zien was hoe het meisje werd verkracht). Seksueel misbruik binnen de relatiesfeer wordt vaak niet aangegeven, vanwege schaamte of angst. Naast deze realiteit bestaat de realiteit van de onjuiste beschuldigingen van seksueel misbruik. Soms wordt bewust gelogen, soms is dat niet het geval maar is de werkelijkheid anders dan in de aangifte is weergegeven. In Drenthe werden leerkrachten van De Dreef beschuldigd van seksueel misbruik van leerlingen in kelders van de school; er bleken geen kelders te bestaan en voor misbruik werd geen enkel bewijs gevonden. Op Schiermonnikoog werd politieman Lancee beschuldigd door zijn dochter; later bleek haar aanvankelijke beschuldiging een eigen leven te zijn gaan leiden onder invloed van een leerkracht, gevolgd door verkeerde ondervragingstechnieken bij de politie. Het is niet altijd eenvoudig de werkelijkheid achter de beschuldigingen van seksueel misbruik vast te stellen. Men moet de ontstaansgeschiedenis ontrafelen en de feiten beschouwen. Een aangifte van seksueel misbruik is voor een onschuldige verdachte een dramatische gebeurtenis, zelfs indien zijn onschuld achteraf kan worden aangetoond.

7
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Oprichting van de Landelijke Expertisegroep


Tot de jaren tachtig was er weinig expertise op het gebied van zedenzaken. Het kwam voor dat aangeefsters onzorgvuldig werden behandeld. Mede onder invloed van de feministische beweging werd dit probleem onderkend. Er ontstond een meer slachtoffergerichte benadering, vastgelegd in de Richtlijn De Beaufort (1986) en in de wet Terwee (1995). In de loop der tijd kregen aangeefsters recht op slachtofferhulp en kregen zij spreekrecht in de rechtszaal. Deze positieve ontwikkelingen hadden echter een keerzijde; de waarheidsvinding raakte ondergeschikt aan de aandacht voor de aangeefsters. Kritisch doorvragen was niet aan de orde, twijfelen aan de geloofwaardigheid van een aangifte was not done en in het politieonderwijs werd geen aandacht besteed aan het onderwerp valse aangiftes. Ook in de wetenschappelijke wereld was sprake van belangstelling voor slachtoffers. Werd tot de jaren tachtig nauwelijks aandacht besteed aan slachtoffers, in de jaren negentig was er een explosieve groei van publicaties op het gebied van traumas en post traumatische stress stoornis. Bijzondere aandacht was er voor het volledig verdringen van schokkende gebeurtenissen, zoals seksueel misbruik, en het hervinden daarvan. Binnen de wetenschappelijke wereld werden verhitte debatten gevoerd over de geloofwaardigheid van dergelijke herinneringen. De sterk slachtoffergerichte houding van politie en justitie gecombineerd met de wetenschappelijke debatten, leidden in de rechtszaal tot heftige discussies tussen deskundigen van het openbaar ministerie aan de ene kant en deskundigen van de verdediging aan de andere kant.

8
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Eind jaren negentig ontstond bij het College van procureurs-generaal behoefte aan actualisering van de richtlijnen De Beaufort. Een van de redenen hiervoor was de wens om, naast een professionele bejegening van aangeefsters van zedendelicten, meer nadruk dan voorheen te leggen op het algemeen belang van waarheidsvinding. Om deze twee doelstellingen te realiseren werden twee aanwijzingen ontwikkeld: de Aanwijzing opsporing seksueel misbruik in afhankelijkheidsrelaties en de Aanwijzing bejegening slachtoffers van zedendelicten. Beide aanwijzingen traden in werking op 1 oktober 1999. De Aanwijzing bejegening slachtoffers van zedendelicten had betrekking op de benodigde deskundigheid van opsporingsambtenaren, de procedure rond een aangifte, het opsporingsonderzoek, het medisch onderzoek en de informatieverstrekking aan de aangeefster. In de meer specifieke Aanwijzing opsporing seksueel misbruik in afhankelijkheidsrelaties stond de waarheidsvinding centraal. De kern van de Aanwijzing werd als volgt verwoord: Sommige zedenzaken gaan nog te vaak gepaard met een emotionele benadering. Dat staat de professionaliteit soms in de weg. In de Aanwijzing werd erop gewezen dat men in sommige gevallen zeer terughoudend moet zijn een redelijk vermoeden van schuld aan te nemen op grond van een enkele aangifte. De impliciete doelstelling van de Aanwijzing was te voorkomen dat personen die worden beschuldigd van seksueel misbruik al te lichtvaardig worden aangehouden. Hiertoe is door het College van procureurs-generaal de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken in het leven geroepen. Beide Aanwijzingen (opsporing seksueel misbruik in afhankelijkheidsrelaties en bejegening slachtoffers van zedendelicten) zijn in 2005 opgegaan in de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik. De strekking van de oude Aanwijzingen is overeind gebleven.

Verplichte of facultatieve consultatie van de Landelijke Expertisegroep


De Expertisegroep is een multidisciplinair samengestelde groep deskundigen die op grond van de Aanwijzing door de officier van justitie moet worden ingeschakeld om bepaalde operationele zedenzaken te beoordelen. Conform de Aanwijzing is er sprake van verplichte consultatie bij drie soorten aangiftes: aangiftes die aspecten vertonen van hervonden herinneringen, herinneringen aan seksueel misbruik van voor de derde verjaardag of ritueel misbruik. Daarnaast kan de Expertisegroep ook worden benaderd in andere zaken; dit wordt facultatieve consultatie genoemd. In tegenstelling tot de vorige Aanwijzing zijn in de huidige Aanwijzing enkele voorbeelden van facultatieve consultatie expliciet opgenomen: seksueel misbruik dat naar voren komt na een echtscheiding, groepverkrachtingen met onbekende dader(s) of misbruik dat langer dan acht jaar geleden zou hebben plaatsgevonden. Deze categorien worden uitvoerig besproken in de hoofdstukken 4 en 5.

Verplichte consultatie Hervonden herinneringen aan seksueel misbruik Herinneringen aan seksueel misbruik van voor derde verjaardag Ritueel misbruik

Facultatieve consultatie

9
Seksueel misbruik dat naar voren komt na een echtscheiding Groepsverkrachtingen met onbekende dader(s) Misbruik langer dan acht jaar geleden
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Officieren van justitie moeten bij verplichte consultatie de Expertisegroep raadplegen alvorens strafvorderlijke beslissingen in het opsporingsonderzoek te nemen (Aanwijzing)1. Het advies van de Expertisegroep aan de officier van justitie is niet bindend.

Werkwijze Landelijke Expertisegroep


De werkwijze van de Expertisegroep is als volgt. De officier van justitie dient het verzoek om advisering in bij de cordinator van de Expertisegroep, verbonden aan het Korps landelijke politiediensten. De cordinator beoordeelt of de vraag van de officier op het deskundigheidsgebied van de Expertisegroep ligt, of er sprake is van dwingende of facultatieve consultatie en of het dossier voldoende informatie bevat voor een beoordeling door de Expertisegroep. Ook wordt nagegaan of het zinvol is de zaak voor te leggen aan de Expertisegroep. Wanneer blijkt dat de officier van justitie
1

Overigens staat elders in de Aanwijzing iets anders, namelijk: () alvorens door de officier van justitie eventueel de beslissing wordt genomen de beschuldigde aan te houden (Aanwijzing, bijlage 3) en elders De verplichte consultatie van de Expertisegroep dient te gebeuren vr de aanhouding van de verdachte, tenzij dit niet mogelijk is en een oordeel van de Expertisegroep van belang is voor het verdere verloop van het opsporingsonderzoek (Aanwijzing, bijlage 3).

de zaak hoe dan ook voor de rechter wil brengen, verwijst de cordinator door naar een rechtbankdeskundige. Wanneer blijkt dat de officier van justitie het oordeel van de Expertisegroep zal meewegen in de vervolgingsbeslissing, wordt de zaak in behandeling genomen. De cordinator stelt vervolgens een adviesgroep samen die bestaat uit vier verschillende deskundigen. Deze deskundigen zijn afkomstig uit verschillende disciplines: Klinisch psychologen en pedagogen; Functieleerpsychologen en rechtspsychologen Ervaren zedenrechercheurs Gedragskundigen Korps landelijke politiediensten (tevens rapporteurs)

10
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Het dossier hoort te bestaan uit alle zaakgegevens die op dat moment voorhanden zijn: proces-verbaal van de aangifte, processen-verbaal van de getuigenverhoren, proces-verbaal van het studioverhoor, dvd van het studioverhoor, medische rapportages en eventueel proces-verbaal van het verdachtenverhoor. Zaken die worden voorgelegd dienen conform de Aanwijzing te zijn voorzien van een tijdlijn. In de Aanwijzing wordt vermeld dat het advies van de Expertisegroep wordt uitgebracht op basis van een proces-verbaal en een volledige schriftelijke weergave van de aangifte die op geluidsband is opgenomen. Wanneer er sprake is van een studioverhoor met kinderen of verstandelijk gehandicapten bekijkt de gedragskundige van het Korps landelijke politiediensten de dvd hiervan en informeert de andere deskundigen hierover. Tot medio 2006 werden dvds niet standaard bekeken. Er is besloten tot een koerswijziging omdat in de loop der tijd is gebleken dat niet alle studioverhoren adequaat werden weergegeven in de schriftelijke uitwerking. De opnames worden bekeken om de schriftelijke weergave van het verhoor te controleren en om een algemene indruk te krijgen van het verloop van het verhoor. De leden van de adviesgroep bestuderen het dossier individueel. De zaak wordt tijdens een plenaire bespreking doorgenomen, waarbij alle leden van de adviesgroep de zaak vanuit hun eigen deskundigheid belichten. De gedragskundige van het Korps landelijke politiediensten houdt bij of alle relevante punten uit het dossier aan de orde komen tijdens de bespreking, ziet erop toe dat de leden van de adviesgroep zich tot hun eigen deskundigheidsgebied beperken en stelt na de bespreking een uitgebreide conceptrapportage op. De rapportage is in principe opgebouwd volgens een vast format: overzicht van de bestudeerde stukken, overzicht van de formele gegevens van de zaak, tijdlijn, samenvatting van de zaak, ontstaansgeschiedenis van de aangifte, beoordeling van de ontstaansgeschiedenis en de aangifte, conclusie en aanbevelingen. Na becommentariring door de overige deskundigen wordt de definitieve rapportage verstuurd naar de officier van justitie, in principe binnen zes weken na ontvangst van de zaak.

Conclusies en aanbevelingen in de rapportage


De Expertisegroep adviseert de officier van justitie over het al dan niet voortzetten van het opsporingsonderzoek en/of over het al dan niet vervolgen. Aangezien de beoordeling plaatsvindt binnen een juridisch kader, richt de Expertisegroep zich op de vraag of de aangifte wordt ondersteund door de feiten uit het dossier. Hierbij

wordt niet alleen gekeken naar informatie die de aangifte ondersteunt (verifiren), maar ook naar informatie die strijdig is met de aangifte (falsificeren). Een voorwaarde voor het beoordelen van de zaak is dat het dossier voldoende relevante informatie bevat. Het gaat er niet zozeer om of alle denkbare informatie aanwezig is, maar vooral of het dossier voldoende informatie bevat voor een beoordeling door de Expertisegroep. Indien geconstateerd wordt dat het dossier onvoldoende relevante informatie bevat, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: de Expertisegroep acht nader onderzoek zinvol en adviseert het opsporingsonderzoek voort te zetten of de Expertisegroep acht nader onderzoek zinloos en adviseert het opsporingsonderzoek te stoppen. Het uitvoeren van nader onderzoek wordt zinloos geacht als in de ontstaansgeschiedenis van de zaak of in het opsporingsonderzoek op cruciale onderdelen van de zaak fouten zijn gemaakt die onherstelbaar zijn. Indien wordt vastgesteld dat het dossier voldoende relevante informatie bevat om de zaak te kunnen beoordelen, richt de Expertisegroep zich op de vraag of de aangifte wordt ondersteund door de feiten uit het dossier. Wanneer de Expertisegroep geen feiten aantreft die de aangifte onderbouwen, feiten aantreft die tegenstrijdig zijn met de aangifte of feiten aantreft die aantoonbaar onjuist of onmogelijk zijn, luidt de conclusie dat de aangifte niet wordt ondersteund door feiten en wordt geadviseerd de beschuldigde niet (verder) te vervolgen. Wanneer geen tegenstrijdigheden worden aangetroffen en er feiten zijn die de aangifte ondersteunen, concludeert de Expertisegroep dat de aangifte wordt ondersteund door de feiten uit het dossier en wordt geadviseerd over te gaan tot vervolging van de beschuldigde.

11
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Fig uur 1: Model met conclusies


Voldoende informatie Voldoende aanwijzingen Vervolgen Ernstige tekortkomingen Stoppen Onvoldoende informatie Nader onderzoek zinvol Onderzoek voortzetten Nader onderzoek zinloos Stoppen

Bij dit model moeten twee opmerkingen worden gemaakt. Ten eerste betreft het een schematische, abstracte weergave van de conclusies en aanbevelingen. In de rapporten van de Expertisegroep komen deze conclusies en aanbevelingen niet altijd letterlijk terug. Ten tweede is er binnen de Expertisegroep sprake van een ontwikkeling. In de beginjaren van de Expertisegroep was er nog geen model ontwikkeld voor de conclusies en aanbevelingen. Vervolgens werd een model ontwikkeld waarin het begrip geloofwaardigheid werd gebruikt (Nierop & Van den Eshof, 2003). Het huidige model komt qua strekking volledig overeen met het model uit 2003, maar nu staat het begrip feiten centraal. Dit sluit beter aan bij het juridisch kader, waarbij het immers om feiten en bewijzen draait en niet om geloven. Bovendien sluit deze terminologie beter aan bij de mogelijkheden en beperkingen van de beoordeling door (gedrags)deskundigen (Nierop, Van den Eshof & Brandt, 2006).

12

Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Hoofdstuk

Het Senario Analyse Model (SAM): een gedragskundig model voor het analyseren van twijfelachtige zedenzaken

Inleiding
Als er twijfel bestaat over de geloofwaardigheid van een zedenmisdrijf worden vaak deskundigen benaderd om hierover een oordeel te geven. Meestal is dit een psycholoog of orthopedagoog die het dossier grondig bestudeert en een rapport schrijft. De gedachte hierachter is dat een deskundige een uitspraak zou kunnen doen over vraag of het misdrijf echt is gebeurd en aangeefster de waarheid heeft gesproken. Helaas is dat onmogelijk; maar een deskundige kan wel met behulp gedragswetenschappelijke kennis het dossier analyseren. In dit hoofdstuk wordt een analysemodel gentroduceerd, bestaande uit factoren die van invloed zijn op de ontstaansgeschiedenis van onjuiste beschuldigingen. Met behulp van het model kan op chronologische volgorde worden worden nagegaan of deze factoren zich voordoen. Het analysemodel kan als leidraad fungeren voor iedereen die beroepsmatig te maken heeft met beschuldigingen in zedenzaken.

Bestaande methodes voor de beoordeling van zedenzaken


In Nederland worden door deskundigen twee methodes gebruikt bij het beoordelen van aangiftes van seksueel misbruik: Statement Validity Assessment (Yuille, 1988; Steller, 1989; Ruby & Brigham, 1997; Vrij, 2005) en de alternatieve scenario methode (Wagenaar & Crombag, 2005; Crombag & Wagenaar, 2000; Rassin, 2001; Rassin & Van Koppen, 2002). Over de bruikbaarheid van Statement Validity Assessment werd in het verleden in de Nederlandse vakliteratuur stevig gediscussieerd door voorstanders (Soppe, 1995; 1997, 1998; Lamers-Winkelman, 1995) en tegenstanders (Rassin, Merckelbach & Crombag, 1997; Rassin & Van Koppen, 2002). Over de alternatieve scenario methode is veel minder discussie gevoerd. Dit vindt zijn oorzaak vermoedelijk in het feit dat het een Nederlandse methode is, waarover weinig is gepubliceerd; bovendien is van een vastomlijnd model geen sprake en betreft het vooral een benaderingswijze. Nierop, Van den Eshof & Brandt hebben literatuuronderzoek verricht naar beide methodes en deze nader beschouwd (2006). Zij constateren dat de discussie die vooren tegenstanders met elkaar voeren niet geheel zuiver is. Inhoudelijk hebben zij op beide methodes het nodige commentaar. Voorts concluderen zij dat de overeenkomsten tussen beide methodes groter zijn dan men op basis van de literatuur zou verwachten. Naast een literatuurstudie hebben de onderzoekers een inventarisatie uitgevoerd om een indruk te krijgen van de werkwijze van deskundigen die in Nederland frequent worden ingezet. Hoewel het onderzoek kleinschalig was en methodologische tekortkomingen had, leverde het enkele interessante resultaten op. Zo gebruiken de deskundigen niet alleen verschillende

13
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

methodes, zij passen deze ook naar eigen inzicht toe. Hiermee wordt in de literatuur geen rekening gehouden. Bovendien is er variatie ten aanzien van terminologie (betrouwbaarheid, validiteit en geloofwaardigheid), wijze waarop wordt omgegaan met onvolledige dossiers en reikwijdte van de conclusies (geen conclusie, pros en contras, duidelijke conclusie). Nierop et al. concluderen dat de huidige stand van de wetenschap niet toelaat een aangifte van seksueel misbruik te beoordelen aan de hand van zuiver wetenschappelijke criteria (zie ook Vrij, 2005). De kennis van gedragswetenschappers komt vooral tot zijn recht in een eerder stadium van het opsporingsonderzoek. Juist dan is het vruchtbaar om feiten en verklaringen te interpreteren en ideen te genereren voor het verdere vervolgonderzoek. Het is voor de recherche nog mogelijk om het onderzoek uit te breiden, zwakke onderdelen van het feitencomplex aan te pakken, of zelfs eventueel een onderzoek te beindigen voordat een beschuldigde als verdachte wordt aangehouden. Daarom pleiten zij ervoor dat de officier van justitie deskundigen raadpleegt voorafgaand aan het nemen van de vervolgingsbeslissing en niet pas in een later stadium. Dit voorkomt bovendien rolverwarring tussen de deskundige en de rechter (en de discussie over deskundigen die op de stoel van de rechter zouden zitten). Daarnaast pleiten Nierop et al. voor verdere ontwikkeling van de methoden om zedenzaken te beoordelen. Deskundigen moeten meer aandacht schenken aan het aangiftescenario. Vijf onderwerpen zijn hierbij cruciaal: 1) de volledigheid van de aangifte, 2) de ontstaansgeschiedenis van de aangifte, 3) de chronologie van gebeurtenissen, 4) de overeenstemming tussen beweringen en feiten, en 5) de beoordeling van het technisch realisme van het aangiftescenario.

14
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Nieuw analysemodel voor de beoordeling van zedenzaken


Omdat de bestaande methoden niet ideaal zijn, hebben wij een nieuw analysemodel ontwikkeld voor de beoordeling van zedenzaken. Hiervoor is gebruik gemaakt van de literatuurstudie, de onderzoeksresultaten en de werkzaamheden van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken, waaraan wij sinds de oprichting in 1999 zijn verbonden. Bij de beoordeling van zedenzaken moet waarheidsvinding centraal staan. Het is van belang de feiten te beschouwen (Nierop & Van den Eshof, 2001) en de ontstaansgeschiedenis van de beschuldiging te ontrafelen (Nierop & Van den Eshof, 2003; Van den Eshof & Nierop, 2007). Om meer zicht te krijgen op de vraag of er aanwijzingen zijn voor seksueel misbruik of een ander scenario moet de periode voorafgaand aan de beschuldiging worden geanalyseerd en moet rekening worden gehouden met omstandigheden die op de achtergrond een rol spelen. In dit artikel introduceren wij een analysemodel waarin diverse factoren in de ontstaansgeschiedenis van een onjuiste beschuldiging aan de orde komen: het Scenario Analyse Model (SAM). Het analysemodel is gebaseerd op een chronologisch schema waarin een aantal cruciale momenten in de ontstaansgeschiedenis van een onjuiste beschuldiging wordt weergegeven (zie figuur 2).

Figuur 2: Chronologie van de onstaansgeschiedenis van onjuiste aangiften


Motieven en andere verklaringen Reactie van omgeving Reactie van politie Onthulling Aangifte

Achtergrondfactoren

In het model wordt vervolgens ingegaan op achtergrondfactoren (zie figuur 4) en inhoudelijke factoren die op deze momenten kunnen leiden tot drie verschillende vormen van onjuiste beschuldigingen (zie figuur 3): er is wel seksueel contact geweest tussen het vermeende slachtoffer en de beschuldigde, maar het is anders verlopen dan in de aangifte wordt verklaard (zie figuur 5); er is geen seksueel contact geweest en er is sprake van misleiding (zie figuur 6); er is geen seksueel contact geweest, maar op grond van verkeerde interpretaties is aangeefster ervan overtuigd dat het seksueel misbruik heeft plaatsgevonden (zie figuur 7).

Fig uur 3: Misleiding en misverstanden bij onjuiste beschuldigingen


Wel seksueel contact Geen seksueel contact

15
Bewust van onjuistheid Spijt Vertekening Interpretatie door anderen Specifiek belang Wraak Alibi Aandacht Onbewust van onjuistheid Onjuiste interpretatie van: gedragingen of feiten dromen of beelden klinische gegevens medische gegevens Achterliggende factoren: conflicten psychische en/of sociale problemen bezorgdheid
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Let wel: alleen wanneer sprake is van misleiding kunnen we spreken over een valse aangifte in de zin van art. 188 Wetboek van Strafrecht. In de beide andere gevallen is de aangifte onjuist, maar niet opzettelijk vals. Het is daarom beter om in het algemeen te spreken over onjuiste beschuldigingen in plaats van valse beschuldigingen. Voorts wordt in het model ingegaan op sociaalpsychologische factoren die zowel tijdens het ontstaan van de onjuiste beschuldiging als in de fase na de onthulling een escalerend effect hebben (zie figuur 8). De laatste factor van het model wordt gevormd door fouten die door de politie worden gemaakt in het opsporingsonderzoek (zie figuur 9). Het Scenario Analyse Model wordt in de volgende paragrafen nader uitgewerkt.

Met het Scenario Analyse Model hebben wij een model willen ontwikkelen waarin noch de nadruk wordt gelegd op het aangiftescenario (zoals bij Statement Validity Assessment) noch op een alternatief scenario (zoals bij de alternatieve scenario methode). Met behulp van het Scenario Analyse Model kunnen relevante factoren met betrekking tot de ontstaansgeschiedenis van een beschuldiging van seksueel misbruik op een redelijk systematische manier in kaart worden gebracht. Het betreft hier geen methode, waarmee door middel van cut-off scores wordt bepaald of een beschuldiging juist of onjuist is. Wanneer aan de hand van het Scenario Analyse Model de feiten worden beschouwd en de ontstaansgeschiedenis ontrafeld, komt dit de waarheidsvinding in zaken rond misbruik, misleiding en misverstanden ten goede.

Achtergrondfactoren
Alvorens dieper in te gaan op de verschillende soorten onjuiste beschuldigingen van seksueel misbruik, is het zinvol stil te staan bij een aantal achtergrondfactoren. En of meer van de drie volgende factoren kunnen een rol spelen: 1) conflicten, 2) psychische of sociale problemen, 3) bezorgdheid. Conflicten Op de achtergrond van een onjuiste beschuldiging kunnen conflicten een belangrijke rol spelen. Het kan gaan om conflicten binnen het gezin (ruzie over de opvoeding), om conflicten binnen de relatie (echtscheiding), om conflicten binnen de familie (jarenlange vetes), om conflicten in de buurt (waarbij buurtroddels en het geruchtencircuit een belangrijke rol spelen), etc. Psychische of sociale problemen Ook kunnen psychische of sociale problemen op de achtergrond aan de orde zijn bij onjuiste beschuldigingen. Psychische of daaraan gerelateerde problemen zijn borderline persoonlijkheidsstoornis, somberheid, depressie, posttraumatische stress stoornis, dissociatieve identiteitsstoornis, anorexia, automutilatie, sucidepogingen. Tevens kunnen sociale problemen een rol spelen bij onjuiste beschuldigingen. Te denken valt aan problemen met relaties, op het werk, met school of met de studie. Psychische en sociale problemen kunnen op twee manieren leiden tot het doen van een onjuiste beschuldiging. In de eerste plaats kan er sprake zijn van behoefte aan aandacht vanwege de problematische situatie waarin men verkeert. In de tweede plaats gebeurt het dat mensen trachten te achterhalen wat de rzaak is voor hun psychische of sociale problemen en vervolgens ontdekken dat zij (vroeger) zijn misbruikt. Hierbij speelt wellicht het psychologische fenomeen externe attributie een rol; het kan aantrekkelijk zijn de oorzaak voor je problemen buiten jezelf te zoeken. Bezorgdheid Een derde achtergrondfactor bij onjuiste beschuldigingen wordt gevormd door bezorgdheid. Wanneer het niet goed gaat met iemand, kunnen mensen uit de omgeving empathisch reageren. Mensen trachten de oorzaak van iemands malaise te achterhalen door erover te praten, door vragen te stellen en door signalen te interpreteren; hierbij kan veel verkeerd gaan. De omgeving van vermeende slachtoffers wordt gevormd door ouders, partners, vriendinnen, leerkrachten, groepsleiders, etc. Ook de politie kan in dit opzicht een rol spelen in het ontstaan of voortbestaan van onjuiste beschuldigingen; uit bezorgdheid kunnen zij een (te) slachtoffergerichte houding aannemen.

16
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Fig uur 4: Achtergrondfactoren


Conflicten Psychische en/of sociale problemen Ex-partners, families, buurtgenoten, etc. Problemen leiden tot behoefte aan aandacht Zoeken naar oorzaken voor problemen (attributie) Bezorgdheid Omgeving stelt vragen en interpeteert signalen

Seksueel contact
Bij onjuiste beschuldigingen die betrekking hebben op daadwerkelijk seksueel contact spelen drie zeer uiteenlopende factoren een rol: 1) spijt, 2) vertekening en 3) interpretatie door anderen. Spijt Een vrijwillig contact kan naderhand worden beschouwd als een onvrijwillig contact, doordat de betrokkene later anders is gaan denken over dat contact (veranderd perspectief). Zij kan bijvoorbeeld spijt hebben omdat de seks tegenviel, ze seksuele handelingen heeft verricht of ondergaan die ze normaliter niet zou doen, de man in kwestie na afloop onaardig deed, ze vreemdging, dronken was, etc. Spijt alleen is echter niet voldoende voor het doen van aangifte. Daarvoor moet dus een aparte reden zijn, zoals druk vanuit haar omgeving, wraak, de schuld bij de ander willen leggen, een persoonlijkheidsstoornis, behoefte aan aandacht, of het willen behouden van haar zelfbeeld (zoiets zou ik nooit vrijwillig doen) ten opzichte van zichzelf en haar omgeving. Vertekening Ook kan een onjuiste beschuldiging volgen op een onvrijwillig seksueel contact. De onjuistheid van de beschuldiging zit dan in het feit dat de beschuldiging is vertekend (meer seksuele handelingen, meer geweld, meer daders) om de ernst van het feit of de geloofwaardigheid van de aangifte te vergroten. Interpretatie door anderen Soms is er sprake van seksueel contact dat niet door de direct betrokkenen maar door nderen wordt genterpreteerd als misbruik. Te denken valt aan experimenteergedrag van kinderen (doktertje spelen, etc.) en aan seksueel contact tussen verstandelijk gehandicapten binnen een intramurale instelling.

17
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Fig uur 5: Onjuiste beschuldigingen; wel seksueel contact


Spijt Spijt van seksueel conract Spijt van seksuele handelingen Vertekening Vrijwillig contact achteraf genterpreteerd als onvrijwillig Onvrijwillig contact op onderdelen overdreven ten behoeve van geloofwaardigheid Interpetatie door anderen Doktertje spelen van kinderen door anderen geterpreteerd als seksueel misbruik Seks tussen verstandelijk gehandicapten door anderen geterpreteerd als seksueel misbruik

In het vervolg van dit hoofdstuk wordt ingegaan op situaties waarin in werkelijkheid geen seksueel contact heeft plaatsgevonden maar waarbij de aangeefster opzettelijk of onopzettelijk een onjuiste beschuldiging uit.

18
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Misleiding of misverstand?
Wanneer een beschuldiging zich richt op seksueel misbruik dat in werkelijkheid helemaal niet heeft plaatsgevonden, rijst de vraag of de aangeefster zich hiervan bewust was. Is er sprake van misleiding? Van een misverstand? Of van iets er tussenin? Het is niet altijd mogelijk om precies vast te stellen in welke van deze categorien een onjuiste beschuldiging valt. Het is echter altijd van belang de verschillende factoren die een rol spelen bij de ontstaansgeschiedenis in kaart te brengen.

Motieven voor misleiding Er zijn verschillende motieven voor het uiten van valse beschuldigingen: het hebben van een specifiek belang bij de aangifte, wraak willen nemen op de beschuldigde, het creren van een alibi en het krijgen van aandacht door het doen van aangifte. Specifiek belang Een aangeefster kan een specifiek belang hebben, zoals het naar haar hand zetten van een omgangsregeling met haar ex-partner of zij kan de beschuldigde chanteren (als jij mij niet betaalt / een betere positie bezorgt / een voldoende geeft voor mijn tentamen, dan stap ik naar de politie). Wraak Er kan sprake zijn van wraak, bijvoorbeeld op een ex-man, een leidinggevende, een leerkracht die een onvoldoende heeft gegeven, een strenge vader, een ongewenste stiefvader, etc.

Alibi Een relaas over verkrachting kan ontstaan wanneer een aangeefster een verklaring nodig heeft voor het feit dat ze op een andere tijd en plaats was dan van haar werd verwacht (bijvoorbeeld bij spijbelen van school, vreemdgaan, te lang in de discotheek blijven). Aandacht Slachtofferschap genereert tegenwoordig een hoop aandacht en sympathie. De media hebben veel belangstelling voor slachtoffers en er zijn talloze belangengroeperingen en lotgenotengroepen. Slachtofferschap ontslaat mensen ten dele van hun verantwoordelijkheid voor allerlei psychosociale problemen. Door aangifte te doen van een zedenmisdrijf verkrijgt een aangeefster onmiddellijk de status van slachtoffer en de bijbehorende aandacht.

Fig uur 6: Onjuiste beschuldigingen, geen seksueel contact: misleiding


Specifiek belang Omgangsregeling Chantage Wraak Alibi Represaille voor krenking of woede Verklaring voor afwezigheid Verklaring voor ongewenste zwangerschap

19
Aandacht Maatschappelijke erkenning Slachtofferschap als verklaring voor eigen problemen
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Onjuiste interpretatie leidt tot misverstanden Mensen uit de omgeving van slachtoffers van zedendelicten merken soms dat er iets aan de hand is met hun kind, partner, leerling of pupil, zonder dat deze rechtstreeks heeft verteld dat hij of zij wordt misbruikt. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van teruggetrokken gedrag, nachtmerries of letsel. Soms leidt het signaleren hiervan tot het ontdekken van seksueel misbruik en tot het beindigen ervan. De overheidscampagne Ik zie ik zie wat jij niet ziet stimuleert mensen alert te zijn op signalen van kinderen, om zo misbruik, mishandeling, verwaarlozing en prostitutie te bestrijden. Problematisch echter is het feit dat geen enkel signaal exclusief verbonden is aan seksueel misbruik. De eerder genoemde signalen (teruggetrokken gedrag, nachtmerries en letsel) kunnen bijvoorbeeld ook het gevolg zijn van pesten op school. In zedenzaken is het gevaar van verkeerde interpretatie levensgroot. Het referentiekader van waaruit de signalen worden genterpreteerd kan een belangrijke rol spelen. Een vrouw die zelf misbruikt is, zal verontrustende signalen van haar kind wellicht eerder (terecht of onterecht) interpreteren als signalen van seksueel misbruik. De achtergrondfactoren bezorgdheid, conflicten en psychische of sociale problemen zijn belangrijk. Bij onjuiste beschuldigingen worden signalen soms onbewust, soms min of meer bewust verkeerd genterpreteerd. Verschillende onderwerpen kunnen

op verschillende momenten door verschillende personen verkeerd worden genterpreteerd. Op hoofdlijnen vallen de onderwerpen uiteen in vijf categorien: gedragingen of feiten, dromen of beelden, verzorgingshandelingen, klinische gegevens, medische gegevens. Gedragingen of feiten Bij gedrag dat verkeerd kan worden genterpreteerd, kan worden gedacht aan ouders die het gedrag van hun kinderen interpreteren. Ouders signaleren bijvoorbeeld dat hun kind somber of angstig is, seksueel getinte opmerkingen maakt, fysiek bezig is met seksueel getint gedrag of ineens weer in bed plast. Uit bezorgdheid (n van de eerder beschreven achtergrondfactoren) vragen zij zich af wat er aan de hand is en zoeken zij naar een verklaring voor het gedrag. Ook bepaalde feiten kunnen verkeerd worden genterpreteerd. Wat betekent een bloedvlekje in de onderbroek van een zesjarige? Waarom nodigt de buurman zo vaak kinderen uit om dvds te kijken? Dromen of beelden Interpretatie van dromen is op zichzelf interessant, maar heeft in het kader van waarheidsvinding binnen het opsporingsproces geen enkele functie. Wanneer iemand droomt over seks, betekent dat niet dat er in werkelijkheid sprake is (geweest) van seks of van misbruik. Het plotseling zien van beelden of flitsen van seksueel misbruik kan optreden in of buiten therapie. Geraerts et al. (2007) concluderen op basis van onderzoek dat dat in therapie ontstane beelden (hervonden herinneringen) niet gebaseerd zijn op werkelijke gebeurtenissen en dat buiten therapie ontstane beelden niet zozeer wijzen op hervonden herinneringen maar op continue herinneringen waarvan de continuteit is onderschat. Dromen of beelden alleen kunnen nooit de basis vormen van een aangifte. Verzorgingshandelingen Jonge kinderen zijn van anderen afhankelijk wat betreft lichamelijke hygine. Dit geldt ook voor bepaalde groepen volwassenen, zoals verstandelijk gehandicapten, lichamelijk gehandicapten of bijvoorbeeld demente bejaarden. Kleren moeten worden uitgetrokken, luiers verschoond, billen afgeveegd of gewassen, rode schaamlippen met zalf ingesmeerd. Het zijn intieme handelingen die door ouders, crcheleidsters, verpleegkundigen of groepsleiders worden verricht. In een strafrechtelijke context kunnen deze handelingen echter een heel andere betekenis krijgen. Klinische gegevens Hulpverleners kunnen fouten maken bij het interpreteren van klinische gegevens. Zo kan ten onrechte een causaal verband worden verondersteld, waarbij wordt aangenomen dat aan (symptomen van) bepaalde stoornissen (posttraumatische stress stoornis, dissociatieve identiteitsstoornis, anorexia of automutilatie) wel seksueel misbruik ten grondslag moet liggen. Ook komt het voor dat hulpverleners actief op zoek gaan naar de oorzaak van psychische problemen door al dan niet met behulp van suggestiegevoelige technieken in het verleden van hun clint te zoeken naar traumatische gebeurtenissen die de clint zich niet kan herinneren omdat deze ze heeft verdrongen. Een dergelijke werkwijze wordt door de Gezondheidsraad (2004) sterk afgeraden (zie hoofdstuk 4). Het verkeerd interpreteren van klinische gegevens wordt extra problematisch wanneer andere hulpverleners de eerder gestelde diagnose overnemen zonder na te gaan of deze correct is. Ten slotte speelt bij het interpreteren van klinische gegevens een rol dat de groep van hulpverleners groot is,

20
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

qua samenstelling zeer gevarieerd en kwalitatief zeer verschillend. Aan de ene kant staan de hulpverleners in het reguliere circuit, aan de andere kant de hulpverleners in het alternatieve circuit. De scheidslijn met betrekking tot het onjuist interpreteren van klinische gegevens kan niet zonder meer worden getrokken tussen reguliere hulpverleners enerzijds en alternatieve hulpverleners anderzijds. Medische gegevens Ook medische gegevens kunnen ten onrechte worden aangezien voor signalen van seksueel misbruik. Te denken valt hierbij aan luieruitslag, scheurtjes rondom de anus, afwijkende of openstaande schaamlippen of een gescheurd maagdenvlies. Geen van deze verschijnselen zijn exclusieve symptomen van seksueel misbruik. Desalniettemin veroorzaken zij veel paniek, zeker wanneer een niet in letsel gespecialiseerde arts het vermoeden van misbruik bevestigt. Het is van belang dat de diagnose verifieerbaar is. Daarom moeten de symptomen zorgvuldig worden beschreven en bij voorkeur worden gefotografeerd. Ook is het noodzakelijk dat artsen zorgvuldig beargumenteren waarop zij hun diagnose baseren. Er is een verschil tussen het kind is misbruikt en er is anaal letsel en moeder zegt dat het kind misbruikt is en er zijn scheurtjes rondom de anus zichtbaar. Wanneer een arts vaststelt dat er sprake is van seksueel misbruik kan dat van doorslaggevende betekenis zijn, of de diagnose correct is of niet.

Fig uur 7: Onjuiste beschuldigingen, geen seksueel contact: verkeerde interpretat ie


Gedrag Verzorgingshandelingen Dromen of beelden Klinische gegevens Medische gegevens Somber, angstig, geseksualiseerd Wassen, verschonen Beelden, flitsen, 'Herinneringen', dromen PTSS, borderline, psychose, anorexia, MPS/DIS Scheurtjes, luieruitsalg, Afwijking Omgeving (bijv. ouder)

21
Verzorger Persoon zelf of therapeut Hulpverlener Arts
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Escalerende sociaalpsychologische factoren Tijdens de hele ontstaansgeschiedenis van onjuiste beschuldigingen, kunnen met name twee sociaalpsychologische factoren een escalerend effect hebben: confirmation bias en sociale interactie. Onder confirmation bias wordt verstaan het zoeken van bevestiging van het eigen vermoeden zonder acht te slaan op alternatieve verklaringen. Confirmation bias doet zich vooral voor tijdens het ontstaan van onjuiste beschuldigingen en doet zich voor op verschillende terreinen: suggestief en frequent ondervragen, shoppen bij hulpverleners, shoppen bij artsen. Ook na de onthulling van het misbruik kunnen sociaalpsychologische factoren een escalerend effect hebben. Dit wordt vooral veroorzaakt door het feit dat mensen onderling praten over het misbruik; dit valt onder het begrip sociale interactie. Verschijningsvormen van sociale interactie zijn in dit verband: collaborative storytelling, sneeuwbaleffect en het zoeken van een zondebok. De diverse verschijningsvormen van escalerende sociaalpsychologische factoren worden hier besproken.

Suggestief ondervragen Het is logisch dat er vragen worden gesteld wanneer er een vermoeden van seksueel misbruik is. Maar het suggestief ondervragen van kinderen en volwassenen kan een desastreus effect hebben op de betrouwbaarheid van de verklaringen (pappa heeft je plasser zeker aangeraakt h?). Ook het stellen van gesloten vragen kan een sturende werking hebben (heeft pappa je plasser aangeraakt?). Naderhand is niet meer vast te stellen wat iemand uit zichzelf wist en wat hij van de ondervrager heeft opgepikt; dit wordt bronamnesie genoemd. In een forensische context is van groot belang dat duidelijk is wat de informatiebron is. Frequent ondervragen Ook het frequent ondervragen kan de betrouwbaarheid van verklaringen schade toebrengen. Wanneer een vraag meerdere keren wordt herhaald, kan bij de ondervraagde de indruk ontstaan dat hij het verkeerde antwoord heeft gegeven, waarop hij zijn antwoord verandert. Dit fenomeen doet zich niet alleen bij kinderen voor, maar ook bij suggestiegevoelige (suggestibele) volwassenen (zoals bij zwakbegaafden of verstandelijk gehandicapten). Shoppen bij hulpverleners Wanneer een vermoeden van seksueel misbruik ontstaan is, wordt soms de hulpverlening ingeschakeld. Dat is op zich niet verkeerd, zolang het doel niet is bevestiging te zoeken voor het vermoeden van misbruik (confirmation bias). Als de ene hulpverlener het vermoeden niet bevestigt, wordt de volgende hulpverlener ingeschakeld. Dit patroon wordt ook wel shoppen genoemd. Er blijken uiteindelijk altijd wel hulpverleners te vinden die het vermoeden bevestigen, ongeacht wat collegas eerder over de casus hebben gezegd. Shoppen bij artsen Kinderen worden soms aan ingrijpende onderzoeken blootgesteld om duidelijkheid te krijgen omtrent het vermoeden van seksueel misbruik. Dit kan noodzakelijk en nuttig zijn, maar ook hier kan sprake zijn van shopgedrag. Het onderwerpen van kinderen aan uitvoerig medisch onderzoek kan bovendien deel uitmaken van een patroon van zeer frequent bezoek aan de huisarts, om allerlei futiele redenen. In dat kader moet de mogelijkheid van Mnchausen by proxy niet worden uitgesloten. Dit is een psychische aandoening waarbij volwassenen aandacht trachten te krijgen door ziektes bij hun kinderen te creren of voor te wenden. Een andere variant is Mnchausen, waarbij mensen bij zichzelf ziektes creren of voorwenden om aandacht te krijgen. De aandoening en met name de gevolgen ervan zijn (juridisch) moeilijk aantoonbaar, maar zijn reden voor ernstige zorg. Collaborative storytelling Ook kan na de onthulling informatie aan het oorspronkelijke relaas worden toegevoegd. Mensen kunnen met elkaar praten om samen te reconstrueren, om hun eigen (juiste of onjuiste) informatie toe te voegen aan het verhaal, om het verhaal door te vertellen (roddelen) waarbij het verhaal ongemerkt verandert. Deze processen kunnen zich voordoen tussen twee personen (vermeend slachtoffer en moeder, bijvoorbeeld) of binnen een groep personen (bijvoorbeeld op school, in de wijk, op de sportclub). In psychologische termen: problematisch bij deze sociaalpsychologische processen, die onder de noemer collaborative storytelling (Wagenaar & Crombag, 2005) vallen, is niet alleen dat het oorspronkelijke verhaal wordt veranderd (door post hoc informatie),

22
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

maar ook dat men achteraf vaak niet meer weet wat het oorspronkelijke verhaal was en waar de aanvullende informatie vandaan kwam (bronamnesie). Sneeuwbaleffect Een andere escalerende factor is het sneeuwbaleffect. Na de onthulling van seksueel misbruik volgen de gebeurtenissen elkaar soms in hoog tempo op. De omgeving onderneemt onmiddellijk actie (inschakelen van politie, artsen en hulpverleners, school op de hoogte stellen), waarna er geen weg terug meer is voor het vermeende slachtoffer. Een welhaast klassiek voorbeeld is een meisje dat te laat thuiskomt van het stappen, waarop haar ouders bezorgd vragen: er is toch niets ergs gebeurd?. De dochter hoeft dan alleen nog te knikken of in tranen uit te barsten of er wordt geconcludeerd dat er wel sprake zal zijn van een aanranding of verkrachting, waarna de politie wordt ingeschakeld en de school wordt genformeerd. Wanneer de vermeende slachtoffers tijdens het intakegesprek en het aangifteverhoor worden bijgestaan door de vertrouwenspersoon die ook betrokken was bij de onthulling van het misbruik, is de weg terug vrijwel volledig afgesloten. Zondebok Zowel bewuste als onbewuste onjuiste beschuldigingen kunnen zich richten op zwarte schapen uit de omgeving van het vermeende slachtoffer. Expres om hem een hak te zetten, of onbedoeld maar vanwege de aanname dat deze man het misbruik wel eens gepleegd zou kunnen hebben. Het kan gaan om onsympathieke, dominante, strenge mannen of om seksistische, ranzige mannen of om mannen die nou eenmaal in de gelegenheid waren om misbruik te plegen doordat zij toegang hadden tot het vermeende slachtoffer. We spreken van zwarte schapen of easy targets: mannen die een makkelijk doelwit zijn voor valse beschuldigingen en onjuiste vermoedens.

23
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Fig uur 8: Sociaalpsychologische factoren


CONFIRMATION BIAS Shoppen bij hulpverleners en artsen Het raadplegen van verschillende deskundigen; vervolgens wordt door de hulpvrager die deskundige uitgekozen die de eigen opvatting bevestigt Suggestief en frequent ondervragen Door: ouders, familieleden, vrienden, leraren, verzorgers, etc. (voorafgaand aan of tijdens het politieonderzoek) SOCIALE INTERACTIE Collaborative storytelling Geruchtvorming ("Waar rook is, is vuur") Samen reconstrueren wat er is gebeurd Doorvertellen leidt tot wijzigingen Zondebok zoeken Easy targets; zwarte schapen Stigma: beschuldigde voldoet aan stereotype Sneeuwbaleffect Hoe meer mensen zich ermee bemoeien, des te groter de kans dat de zaak escaleert (emotie, sensatiezucht, overdrijven)

Escalerende factoren bij opsporingsonderzoek


De ontstaansgeschiedenis van een onjuiste beschuldiging eindigt als het goed is bij een opsporingsonderzoek, maar het opsporingsonderzoek kan ook deel uitmaken van de ontstaansgeschiedenis. Een aantal escalerende factoren speelt daarbij een rol: slachtoffergerichte werkwijze, opsporingsonderzoek is niet degelijk, opsporingsonderzoek is onvolledig, de verslaglegging is onvolledig of onjuist en de gegevens zijn onvoldoende gestructureerd of geanalyseerd. Slachtoffergerichte werkwijze Een aangifte vormt vaak de juridische start van een opsporingsonderzoek; doel van een opsporingsonderzoek is waarheidsvinding. Na een aangifte moeten rechercheurs nagaan of de gegevens uit de aangifte worden ondersteund door feiten (getuigenverklaringen, technische sporen, controle van alibis, etc.). Tegen deze achtergrond is het opmerkelijk dat de termen aangeefster en slachtoffer vaak door elkaar worden gebruikt (zelfs in de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik). Een aangeefster is formeel immers pas een slachtoffer wanneer het misbruik is bewezen. Men spreekt tijdens een opsporingsonderzoek ook niet over een dader maar over een verdachte. Het is van belang voor ogen te houden dat onderzocht moet worden f iemand inderdaad slachtoffer is. Wanneer meteen wordt aangenomen dt iemand slachtoffer is, kan dat leiden tot problemen in het opsporingsonderzoek. Voorbeelden van een slachtoffergerichte werkwijze zijn dat hulpverlening prevaleert boven waarheidsvinding, het toelaten van vertrouwenspersonen bij het verhoor, het opnemen van de aangifte in etappes, het onvoldoende onderbouwen van de aanhouding van de verdachte, een gebrek aan objectiviteit tijdens het verdachtenverhoor. Opsporingsonderzoek niet degelijk Wanneer het opsporingsonderzoek niet degelijk wordt uitgevoerd, kan dat een escalerend effect hebben. Deze factor kan voortvloeien uit een slachtoffergerichte werkwijze of domweg uit gemakzucht. Voorbeelden zijn het onvoldoende doorvragen in verhoren, het stellen van sturende of meerkeuzevragen, genoegen nemen met het feit dat juridische bestanddelen ontbreken waardoor de informatie te globaal blijft, kwetsbare personen (zoals kinderen en verstandelijk gehandicapten) niet verhoren in een verhoorstudio. Opsporingsonderzoek onvolledig Nauw verwant aan het niet degelijk uitvoeren van opsporingshandelingen, is een onderzoek dat onvolledig is. Hierbij speelt het onvoldoende in kaart brengen van de ontstaansgeschiedenis van een beschuldiging een prominente rol. Voorbeelden zijn: geen achtergrondinformatie over aangeefster of verhoudingen inwinnen, relevante getuigen niet ondervragen, onvoldoende onderzoek verrichten naar de rol van de hulpverlening of artsen, te weinig feitelijk of technisch onderzoek doen (feiten controleren), alternatieve scenarios niet onderzoeken. Verslaglegging onvolledig of onjuist Alle betrokken partijen (politie, officier van justitie, raadslieden en rechters) moeten kunnen vertrouwen op een correcte verslaglegging van verhoren en andere

24
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

opsporingshandelingen. Wanneer de verslaglegging onvolledig of onjuist is, vormt dat een serieus probleem ongeacht of er sprake is van opzet. Onvolledige of onjuiste verslaglegging kan voortvloeien uit een slachtoffergerichte werkwijze (zwakke elementen worden niet vermeld of sterker weergegeven) of uit gemakzucht. Voorbeelden zijn het onvoldoende uitwerken van informatieve gesprekken, onjuiste verslaglegging van aangifteverhoren of studioverhoren, onvolledige verslaglegging van opsporingshandelingen in het dossier, onjuiste weergave van de feiten in een overzichtsproces-verbaal, verhoor niet controleerbaar omdat het niet is opgenomen op geluidsband. Gegevens onvoldoende gestructureerd en geanalyseerd Het is noodzakelijk dat de politie zich in een opsporingsonderzoek niet beperkt tot het verzamelen van informatie. De informatie moet ook worden gestructureerd en geanalyseerd. Met behulp van een tijdlijn kunnen de feiten in kaart worden gebracht. Tegenstrijdigheden worden dan ook eerder gesignaleerd. Het is belangrijk dat feiten worden onderscheiden van interpretaties en conclusies. Ook is noodzakelijk dat een onderscheid wordt gemaakt tussen getuigen; hierop gaan we nader in. De verklaring van een getuige kan fungeren als bewijsmiddel (art. 339 lid 1 sub 3 Wetboek van Strafvordering). Blijkens het wetboek moet het gaan om een mededeling omtrent feiten of omstandigheden2 die de getuige zelf heeft waargenomen of ondervonden (art. 342). In de jurisprudentie is het wetsartikel danig opgerekt: in het de auditu arrest bepaalde de Hoge Raad dat ook een verklaring van horen zeggen als bewijs mag worden gebruikt (20 december 1926, NJ 1927). De Hoge Raad wees er echter op dat verklaringen van horen zeggen in vele gevallen slechts van zeer betrekkelijke waarde zullen zijn en dus met uiterste behoedzaamheid moeten worden beschouwd. Wanneer in een opsporingsonderzoek onvoldoende onderscheid wordt gemaakt tussen een getuigenverklaring en een verklaring van horen zeggen, kan dat een escalerend effect hebben. Wij hebben een indeling ontwikkeld, waarin de getuigenissen worden gedifferentieerd naar tijdstip en inhoud. Getuigen die het vermeende misbruik geheel of gedeeltelijk hebben waargenomen (getuige-waarnemer); getuigen die de aangeefster kenden tijdens periode waarin het mogelijke misbruik heeft plaatsgevonden (getuige van de situatie rondom het mogelijke misbruik); getuigen die de aangeefster kenden tijdens periode waarin de onthulling van het misbruik heeft plaatsgevonden (getuige van de situatie rondom de onthulling); getuigen die niets hebben waargenomen en geen contact hebben gehad met de aangeefster (getuige van horen zeggen). Met behulp van een tijdlijn kan worden nagegaan welke rol de diverse getuigen spelen tijdens de ontstaansgeschiedenis: op welk moment waren zij getuige en waarvan precies? Model getuigendifferentiatie
getuige van het feitelijke misbruik (getuige-waarnemer) getuige van de situatie rondom mogelijke misbruik getuige van de situatie rondom de onthulling getuige van horen zeggen

25
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Een getuigenverklaring mag in principe geen meningen, gissingen of veronderstellingen bevatten; ook mag de verklaring geen conclusies inhouden.

Binnen de rechtspsychologie bestaat veel aandacht voor getuigen en vooral voor de fouten die zij kunnen maken. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om fouten in de waarneming, om fouten die ontstaan door benvloeding, zoals misleading post event information en collaborative storytelling, of om fouten die ontstaan door confirmation bias. Wanneer in een opsporingsonderzoek niet wordt nagegaan of getuigen fouten hebben gemaakt, kan dat een escalerend effect hebben.

Fig uur 9: Escalerende factoren in opsporingsonderzoek


Slachtoffergerichte werkwijze Hulpverlening prevaleert boven waarheidsvinding Vertrouwenspersonen bij verhoor Aangifte en etappes opnemen Aanhouding verdachte onvoldoende onderbouwd Verhoor verdachte niet objectief Opsporingsonderzoek niet degelijk Onvoldoende doorgevraagd Juridische bestanddelen ontbreken, informatie te globaal Sturende vragen, meerkeuzevragen Kind of verstandelijk gehandicapte niet in studio gehoord Opsporingsonderzoek onvolledig Ontstaansgeschiedenis niet in kaart gebracht Geen achtergrondinformatie over aangeefster Relevante getuigen niet gehoord

26
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Onvoldoende onderzoek naar rol hulpverleners en artsen Onvoldoende feitelijk en technisch onderzoek Tegenstrijdigheden niet goed in kaart gebracht Opsporingsonderzoek niet gericht op alternatief scenario Verslaglegging onvolledig of onjuist Informatief gesprek onvoldoende uitgewerkt Verslaglegging aangifteverhoor of studioverhoor niet accuraat Verslaglegging dossier niet volledig Overzichtsproces-verbaal niet accuraat Verhoor niet opgenomen op geluidsband Gegevens onvoldoende gestructureerd en geanalyseerd Tijdlijn ontbreekt Feiten, interpretatie en conclusies niet onderscheiden Tegenstrijdigheden niet goed in kaart brengen Geen onderscheid maken tussen getuigen Onvoldoende aandacht voor fouten door getuigen

Hoofdstuk

Overzicht van zaken periode 2003-2007

Aantal verzoeken
In de 2003-2007 zijn er bij de cordinator in totaal 218 verzoeken binnengekomen. Hiervan zijn er 148 (68%) behandeling genomen en volgens de standaardprocedure beoordeeld. De overige 70 verzoeken zijn op andere wijze afgehandeld. De standaardprocedure houdt in dat het dossier wordt bestudeerd door vier Expertisegroepleden met een verschillende achtergrond (doorgaans: een klinisch psycholoog of orthopedagoog; een rechtspsycholoog of cognitief psycholoog; een zedenrechercheur en een gedragskundige). Na bestudering volgt een gezamenlijke bespreking waarin conclusies worden uitgewisseld. Daarna wordt door de gedragskundige van het team een rapport opgesteld dat na goedkeuring van de andere deskundigen naar de opdrachtgever wordt gezonden. Van deze 148 zaken zijn er 141 in de verslagperiode afgerond. De andere rapporten (7) zijn in 2008 verzonden.

Afwijkende procedure
De cordinator heeft 70 verzoeken op andere wijze afgehandeld. Hieraan lagen de volgende overwegingen ten grondslag: In de meeste van deze gevallen verkeerde de zaak in een gevorderd stadium en had de officier van justitie al de beslissing genomen om de verdachte te vervolgen. In deze gevallen wordt een deskundigenrapport gevraagd voor de bewijsvoering en heeft de cordinator geadviseerd om een andere deskundige te benoemen (rechtbankdeskundige). Het kwam ook voor dat een dossier zo weinig informatie bevatte (bijvoorbeeld alleen een summiere aangifte) dat werd geadviseerd om eerst nader onderzoek te verrichten. Meestal werd er een brief gezonden met aanbevelingen voor de recherche, een enkele keer werd volstaan met telefonisch advies. In een paar soortgelijke gevallen is na overleg met andere Expertisegroepleden geadviseerd om het onderzoek te stoppen, omdat de aangifte te mager was en er geen aanknopingspunten waren voor aanvullend rechercheonderzoek. In een dergelijke casus bestond het dossier slechts uit een aangifte die was gebaseerd op dromen. Er zijn verschillende verzoeken geweest waarin werd gevraagd om rechercheadvies. De politie heeft bijvoorbeeld het vermoeden dat er sprake is van een valse aangifte van verkrachting door een onbekende dader, en men wil advies hoe men dit moet aanpakken. Een ander voorbeeld betrof een jong kind bij wie een geslachtziekte was vastgesteld waarvoor geen verklaring was.

27
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Tabel 1: Overzicht van ont vangen verzoeken en afgehandelde zaken


JAAR ONTVANGST Aantal verzoeken 1999-2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 Totaal 37 28 33 32 43 34 61 48 316 Afwijkende procedure 11 12 19 13 21 9 22 5 112 In behandeling genomen 26 16 14 19 22 25 39 43 204 26 30 218 70 148 112 29 141 AFHANDELING Afgehandeld hetzelfde jaar 26 15 10 10 20 19 27 36 163 1 (2002) 4 (2003) 9 (2004) 2 (2005) 6 (2006) 12 (2007) 7 (2008) 41 Afgehandeld volgende jaar Verzonden rapporten 26 15 11 14 29 21 33 48 197

28
Verslag 1999-2000 Verslag 2001-2002 Verslag 2003-2007
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Verslagen 1999-2002 Verslag 2003-2007

In een paar gevallen werd door de officier van justitie expliciet gevraagd om een preadvies in plaats van (of voorafgaand aan) een standaard Expertisegroeprapport: In n dossier was sprake van de omstreden Bad Cluster Eliminatie therapie en was de therapeute bekend uit een eerder Expertisegroepdossier. In deze zaak is het rapport over BCE uit de oude zaak naar de officier van justitie gezonden. Na bestudering van dat rapport bestond bij de officier van justitie geen behoefte aan een nieuw rapport. In n geval verzocht de officier van justitie om een snelle procedure met het oog op de verjaringstermijn. De aangifte betrof aspecten van ritueel misbruik. Er is een schriftelijk rechercheadvies gegeven. Verder zijn er dringende situaties geweest waarin een rapport van de Expertisegroep niet kon worden afgewacht. Dit was de afgelopen periode een

paar keer aan de orde bij aangiften van groepsverkrachting. In deze gevallen is vooruitlopend op eventuele latere beoordeling door de Expertisegroep een opsporingsadvies gegeven. Alle verleende adviezen hadden betrekking op het sporenonderzoek en het (opnieuw) horen van aangeefster en getuigen. Overigens is geen van deze zaken daarna voorgelegd.

Gegevens in dit verslag


In de vorige verslagen (1999-2000 en 2001-2002) was het uitgangspunt het jaar waarin de zaak in behandeling werd genomen (jaar van ontvangst). In het huidige verslag is gekozen voor het jaar van afhandeling. Hierdoor wordt meer de nadruk gelegd op het product, en kan het verslagjaar eerder worden afgesloten. Deze wijziging heeft een nadeel: de periodes van het vorige en huidige verslag overlappen gedeeltelijk. In 2002 zijn vier opdrachten ontvangen die in 2003 zijn afgehandeld. Volgens het nieuwe criterium horen deze thuis in het huidige verslag over 2003, maar de zaken zijn al meegenomen in het verslag over 2002 (zie tabel 1). Daarentegen zijn er zeven verzoeken uit de laatste maanden van 2007 in 2008 afgehandeld. Deze blijven in dit verslag buiten beschouwing. Het verslag over de periode 2003-2007 heeft betrekking op 141 rapporten. Op een deel van dit bestand (93 zaken) is een uitgebreidere analyse uitgevoerd waarop in de volgende hoofdstukken wordt ingegaan.

Aard van de behandelde zaken


In tabel 2 wordt aangegeven welke criteria uit de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik op de aangifte van toepassing waren. In sommige zaken waren meerdere kenmerken aan de orde: Hervonden herinneringen gaan vaak samen met misbruik dat langer dan acht jaar geleden zou hebben plaatsgevonden Herinneringen van voor de derde verjaardag zijn vrijwel altijd hervonden herinneringen Ritueel misbruik betreft vaak hervonden herinneringen

29
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Tabel 2: A antal zaken naar criterium


Verplichte criteria uit de Aanwijzing Ritueel misbruik Hervonden herinneringen Herinneringen aan misbruik voor derde verjaardag Facultatieve criteria (genoemd in de Aanwijzing) Langer dan acht jaar geleden Beschuldiging na echtscheiding in verband met conflicten over kinderen Groepsverkrachting Overige criteria (niet genoemd in de Aanwijzing) Verstandelijke beperking 17 23 42 1 Aantal zaken (n=141) 9 22 5

30
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Omdat op dezelfde aangifte meer dan n criterium van toepassing kan zijn, kunnen de aantallen in tabel 2 niet worden opgeteld. Het is wel mogelijk om het aantal zaken te berekenen dat krachtens de Aanwijzing verplicht moest worden voorgelegd. Dit zijn 29 zaken (21%). Verder zijn er 52 zaken (37%) waarop een in de Aanwijzing vermeld facultatief criterium van toepassing is. In de overige 60 zaken (42%) die eveneens facultatief zijn voorgelegd is geen criterium aan de orde dat in de Aanwijzing wordt genoemd. In een aantal van deze zaken is sprake van mensen met een verstandelijke beperking of aangeefsters met een psychische stoornis. Bij facultatieve zaken rijst de vraag op grond van welke overwegingen de officier van justitie het dossier heeft voorgelegd aan de Expertisegroep. De belangrijkste reden lijkt te zijn dat de officier een bijzonder zorgvuldige afweging wil maken. De officier wil de aangifte serieus nemen, maar twijfelt aan de geloofwaardigheid en is bezorgd over de positie van de beschuldigde. De volgende situaties kunnen worden onderscheiden: Er is onvoldoende bewijs en de officier van justitie neigt naar een sepotbeslissing, maar neemt het zekere voor het onzekere en vraagt aan de Expertisegroep of alle mogelijkheden voor onderzoek zijn uitgeput. De officier heeft besloten tot een sepot omdat er geen bewijs is en zij geen mogelijkheden ziet voor verder onderzoek, maar verwacht dat aangever hiermee geen genoegen neemt. De officier legt de zaak voor aan de Expertisegroep en heeft de verwachting dat deze tot hetzelfde oordeel komt en de sepotbeslissing zal ondersteunen.

De zaak is zeer ingewikkeld en er bestaat behoefte aan een advies van deskundigen alvorens er verdere beslissingen worden genomen. De zaak lijkt niet ingewikkeld, maar een beslissing kan leiden tot maatschappelijke beroering. De officier kan zijn beslissing onderbouwen met gedragswetenschappelijke argumenten uit het rapport van de Expertisegroep. Er is onvoldoende tot geen bewijs, maar de aangifte is gericht tegen een publieke persoon. De officier wil enerzijds niet de indruk wekken dat de beschuldigde wordt bevoordeeld, maar wil anderzijds rekening houden met schadelijke gevolgen voor de beschuldigde.

De opdrachtgevers
Vrijwel alle arrondissementsparketten hebben de Expertisegroep geraadpleegd. Er is n uitzondering: het arrondissement Maastricht. De parketten die naar verhouding veel zedenaangiften laten beoordelen, zoals Arnhem, Utrecht en s-Hertogenbosch, komen vooral met zaken die facultatief worden voorgelegd. In tabel 4 wordt een overzicht gegeven van de bijbehorende politiekorpsen. Het initiatief voor consultatie kan afkomstig zijn van de politie, maar bij parketten die veel zaken voorleggen, gaat het initiatief vrijwel altijd uit van de officier van justitie.

31
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Tabel 3: A antal zaken naar arrondissement


Arrondissement Verplicht criterium Facultief: beschuldiging na scheiding Groningen Leeuwarden Assen Zwolle/Lelystad Almelo Zutphen Arnhem Utrecht Alkmaar 1 0 2 1 4 1 2 2 2 2 1 2 0 1 2 1 2 1 2 0 29 0 0 5 2 1 4 4 7 3 5 2 3 0 0 1 0 3 1 1 0 42 Facultief: Groepsverkr. & acht jaar geleden 0 1 0 0 1 0 2 2 0 0 0 3 0 0 0 0 0 1 0 0 10 1 2 6 5 0 3 7 10 2 2 1 3 1 4 3 0 7 2 1 0 60 2 3 13 8 6 8 15 21 7 9 4 11 1 5 6 1 12 5 4 0 141 Geen criterium Totaal

32
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Haarlem Amsterdam Den Haag Ressort Den Haag Rotterdam Dordrecht Middelburg s Hertogenbosch Breda Roermond Maastricht Totaal

Tabel 4: A ant al zaken naar polit iekorps


Politiekorps Groningen Friesland Drenthe IJsselland Twente Noord- en Oost-Gelderland Gelderland-Midden Gelderland-Zuid Utrecht Noord-Holland-Noord Zaanstreek-Waterland Kennemerland Flevoland Aantal zaken 2 3 13 7 6 8 7 7 22 7 3 5 1 Totaal 141 Politiekorps Amsterdam-Amstelland Gooi en Vechtstreek Haaglanden Hollands-Midden Rotterdam-Rijnmond Zuid-Holland-Zuid Zeeland Midden- en West-Brabant Brabant-Noord Brabant-Zuid-Oost Limburg-Noord Limburg-Zuid Aantal zaken 1 3 6 4 6 5 1 6 5 8 5 0

33
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

De deskundigen
De Expertisegroep bestaat uit vier groepen deskundigen: (1) klinisch psychologen en orthopedagogen, (2) cognitief psychologen en rechtspsychologen, (3) zedenrechercheurs, en (4) gedragskundigen van het Korps landelijke politiediensten. Daarnaast is er een forensisch arts die wordt geraadpleegd voor het interpreteren van letsels en medische afwijkingen die aan seksueel misbruik zouden kunnen worden toegeschreven. Dit gebeurt vrijwel alleen in gevallen waarin fotos beschikbaar zijn of door een andere medicus een rapport is opgesteld. De forensisch arts schrijft een rapport dat door andere deskundigen van de Expertisegroep wordt geraadpleegd bij de beoordeling van het dossier. Het medisch rapport wordt als afzonderlijk rapport aan de officier van justitie gezonden. Wanneer een verzoek van een officier van justitie in behandeling wordt genomen, wordt door de cordinator een groep van vier deskundigen samengesteld. Er wordt rekening gehouden met specifieke kenmerken van de zaak, de samenstelling van de groep en de beschikbaarheid van deskundigen op korte termijn. In tabel 5 is

weergegeven hoeveel zaken Expertisegroepleden hebben behandeld, waarbij ook de periode van lidmaatschap is vermeld. De gedragskundigen maken deel uit van het cordinatiepunt; maar zij zijn niet permanent beschikbaar. Zij voeren (evenals de andere leden van de Expertisegroep) ook andere werkzaamheden uit en zijn slechts voor een deel van hun tijd belast met de Expertisegroep. De Expertisegroep vindt het belangrijk dat adviesrapporten zo snel mogelijk gereed zijn. Snelheid is een belangrijk aspect van de kwaliteit het advies. Juist omdat de Expertisegroep moet adviseren over vervolgingsbeslissingen wordt geprobeerd om de behandeling zodanig te organiseren dat rapporten op korte termijn beschikbaar zijn. Dat is niet eenvoudig omdat agendas van deskundigen een rol spelen. Verder moet het schrijven van rapporten worden afgestemd op andere werkzaamheden. De doorlooptijd die in de Aanwijzing wordt genoemd, blijkt in de praktijk moeilijk haalbaar (zie verslag over de periode 2001-2002). Over de periode 2003-2006 nam de duur voortdurend toe. Het is in 2007 gelukt om deze trend te doorbreken: ondanks het toegenomen aantal behandelde zaken is het gelukt de doorlooptijd terug te brengen tot gemiddeld 59 dagen.

Tabel 5: A antal zaken per deskundige


Periode van lidmaatschap Cognitief psychologen/rechtspsychologen Aantal zaken 2003-2007

34
Prof. dr. Willem Albert Wagenaar Prof. dr. Peter van Koppen Dr. Gezinus Wolters Dr. Fenna Poletiek Dr. Marko Jelicic Orthopedagogen/klinisch psychologen Prof. dr. Ruud Bullens Dr. Jellemieke Hees-Stauthamer Prof. dr. Francien Lamers-Winkelman Prof. dr. Walter Everaerd Drs. Karina Dekens 1999-2008 1999-2008 1999-2007 2006-heden 2006-heden 50 36 17 21 17 1999-heden 1999-2005 2004-heden 2006-heden 2007-heden 55 13 52 12 2
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Zedenrechercheurs Dhr. Bauke Stelma Dhr. Cees Vreugdenhil Dhr. Chris Groeneveld Mevr. Yet van Mastrigt Dhr. Michael Reijnders Dhr. Hans Bentvelzen Dhr. Lei Seuren Gedragskundigen/rapporteurs KLPD Dhr. Carlo Schippers Mr. drs. Nicole Nierop Drs. Bram van der Meer Drs. Cleo Brandt Mr. drs. Anton van Wijk Drs. Bianca Voerman Cordinatie Mr. drs. Paul van den Eshof 1999-heden Alle zaken 1999-heden 1999-heden 2000-heden 2006-heden 2006 2006-heden 34 25 42 21 4 17 1999-heden 1999-2004 1999-2007 2004-heden 2006-heden 2006-heden 2007-heden 54 3 23 32 8 18 3

35
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Tabel 6: A ant al zaken en doorloopt ijd naar jaar van af handeling


Jaar 2003 2004 2005 2006 2007 Totaal Aantal zaken 10 29 21 33 47 141 Doorlooptijd (in dagen) 49 57 62 71 59 61

Conclusies
In de meeste rapporten uit de verslagperiode was het advies om het rechercheonderzoek te stoppen vanwege ernstige tekortkomingen (69%, zie tabel 7). Dit heeft te maken met de categorien zaken die worden voorgelegd. In de vorige verslagen van de Expertisegroep is al uiteengezet dat aangiften die zijn gebaseerd op hervonden herinneringen, herinneringen van voor de derde verjaardag en ritueel misbruik in verreweg de meeste gevallen zeer problematisch zijn (Nierop & Van den Eshof, 2003). Bij de facultatieve zaken vallen twee categorien op: misbruik dat langer dan acht jaar geleden zou hebben plaatsgevonden en beschuldigingen van seksueel misbruik na een echtscheiding. Van deze categorien worden niet alle zaken aan de Expertisegroep voorgelegd. De zaken die wel door de Expertisegroep zijn beoordeeld vertonen vanuit het perspectief van de waarheidsvinding ernstige tekortkomingen. In 81% van deze adviesrapporten was het advies om het onderzoek te stoppen en in 10% werd geconcludeerd dat nader onderzoek zinloos is (zie tabel 8).

Tabel 7: Conclusies
Aard van de conclusie Voldoende informatie, vervolgen Aantal zaken 6 26 12 97 141 Percentage 4% 18% 9% 69% 100%

36
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Onvoldoende informatie, onderzoek zinvol Onvoldoende informatie, onderzoek zinloos Ernstige tekortkomingen, stoppen Aantal zaken

Tabel 8: Conclusies naar citeria (in percentages)


Aard van de conclusie Verplichte criteria Voldoende informatie, vervolgen Onvoldoende informatie, onderzoek zinvol Onvoldoende informatie, onderzoek zinloos Ernstige tekortkomingen, stoppen Aantal zaken 0% 21% 7% 72% 29 Vermelde facultatieve criteria 0 10% 10% 81% 52 Overige facultatieve zaken 10% 25% 8% 57% 60 4% 18% 9% 69% 141 Alle zaken

Ontwikkeling van het aantal verzoeken


Het aantal verzoeken aan de Expertisegroep is de afgelopen jaren toegenomen. Dit heeft te hoofdzakelijk te maken met de toename van het aantal facultatieve zaken. Met name dossiers waarin het draait om beschuldigingen van seksueel misbruik na een echtscheiding worden de laatste jaren veelvuldig voorgelegd (tabel 9). In onze slotbeschouwing komen wij op deze categorie zaken terug.

Tabel 9: Ont wikkeling van het aantal verzoeken en relat ie tot het criterium beschuldiging na een echtscheiding
Criterium Beschuldiging na echtscheiding Overige zaken Aantal zaken (n=141) 2003 3 (30%) 7 (70%) 10 2004 5 (17%) 24 (83%) 29 2005 5 (24%) 16 (76%) 21 2006 14 (42%) 19 (58%) 33 2007 15 (31%) 33 (69%) 48

37
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

38

Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Hoofdstuk

Omstreden herinneringen

Inleiding
In dit hoofdstuk gaan we in op zaken die op het oog verschillend lijken, maar die veelal eenzelfde achtergrond delen. Aan de orde komen: hervonden herinneringen aan seksueel misbruik herinneringen aan misbruik van voor de derde verjaardag herinneringen aan misbruik van meer dan acht jaar geleden ritueel misbruik aangeefsters met psychische problemen en een achtergrond van therapien

Met uitzondering van de laatste categorie (aangiftes van vrouwen met psychische problemen en een achtergrond van therapien) vallen deze zaken onder de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik. Ook de zaken met betrekking tot aangeefsters met psychische problemen worden in dit hoofdstuk besproken, omdat deze zaken vergelijkbaar zijn en bovendien een grote restcategorie vormen. Bij veel van de zaken die in dit hoofdstuk worden besproken, spelen herinneringen een grote rol. Nu is het begrip herinneringen verwarrend. Een herinnering is per definitie gekoppeld aan een echte gebeurtenis. Herinneringen kunnen vervolgens juist of onjuist zijn. Bij de onderhavige zaken hebben de herinneringen betrekking op gebeurtenissen waarvan niet altijd duidelijk is f deze hebben plaatsgevonden. Taalkundig is het zuiverder om de term herinnering te vermijden, maar omdat het begrip soms wel op zijn plaats is en de term ook in de Aanwijzing wordt gehanteerd, spreken we in dit hoofdstuk over (omstreden) herinneringen. In 2004 verscheen het rapport Omstreden herinneringen van de Gezondheidsraad. Het rapport van de Gezondheidsraad verscheen naar aanleiding van een vraag van de minister van VWS: Welke wetenschappelijke inzichten pleiten vr en welke tegen de veronderstelling dat het mogelijk is dat mensen zeer traumatische ervaringen kunnen verdringen en dat die ervaringen later via therapie weer naar boven komen?. De commissie die verantwoordelijk was voor de inhoud van het rapport bestond uit gezaghebbende vertegenwoordigers van de academische en klinische wereld. Om het belang van het rapport te onderstrepen, citeren wij vrijwel uitsluitend uit deze tekst. De citaten uit het rapport van de Gezondheidsraad worden afgewisseld met illustratieve voorbeelden uit de praktijk van de Expertisegroep.

39
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Hervonden herinneringen
Definities De Gezondheidsraad definieert het begrip als volgt: We spreken van een hervonden herinnering als iemand aangeeft dat hij in het verleden een ingrijpende gebeurtenis heeft meegemaakt met een belangrijke persoonlijke betekenis, dat hij zich dit enkele jaren in het geheel niet heeft kunnen herinneren, maar dat de herinnering daarna geheel of gedeeltelijk toegankelijk is geworden en (nu) door hem als authentiek en betrouwbaar wordt ervaren (Gezondheidsraad, p. 33). Aansluitend definieert de Gezondheidsraad het begrip fictieve herinneringen als volgt: Een fictieve herinnering is een autobiografische herinnering aan een gebeurtenis die men niet heeft meegemaakt (Gezondheidsraad, p. 33). Een belangrijke conclusie in het rapport luidt: Belangrijke emotionele dan wel traumatische ervaringen worden, zeker op onderdelen, sterker opgeslagen dan gewone ervaringen. Ze worden daardoor in het algemeen goed, zij het soms fragmentarisch, herinnerd (p. 100). Vervolgens wordt deze algemene regel enigszins afgezwakt door de toevoeging dat het aannemelijk is dat herinneringen ook geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of contextafhankelijk ontoegankelijk kunnen raken. Over fictieve herinneringen zegt de Gezondheidsraad: Uit divers onderzoek blijkt dat het mogelijk is fictieve autobiografische herinneringen te ervaren en op te roepen, ook aan ingrijpende gebeurtenissen. Er zijn omstandigheden waarin de kans hierop groter is dan gemiddeld: vooral bij een combinatie van bepaalde persoonlijkheidskenmerken of psychiatrische stoornissen en suggestieve benvloeding door een belangrijk persoon (Gezondheidsraad, p. 100). Het proces waarin mensen vervolgens vaststellen dat hun hervonden herinneringen onjuist zijn, heet retraction (zie Hendriks, 2004 voor een persoonlijk verslag).

40
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

182) De ouders van de 25-jarige aangeefster scheiden als aangeefster negen jaar is en tot haar vijftiende woont ze afwisselend bij vader en moeder. Als ze vijftien is, besluit ze bij vader en zijn vriendin te gaan wonen. Sinds de vierde klas middelbare school heeft aangeefster psychische problemen, waaronder anorexia en depressiviteit. Als ze eenentwintig is wordt ze opgenomen in een PAAZ-kliniek waar zij, naar aanleiding van een gesprek met haar moeder, voor het eerst begint na te denken over mogelijk misbruik op jonge leeftijd door haar vader. Sindsdien is aangeefster bij verschillende psychotherapeuten onder behandeling geweest en met name n psychotherapeute heeft haar geholpen om herinneringen over seksueel misbruik helder te krijgen. Toen aangeefster op vijftienjarige leeftijd bij haar vader ging wonen, had zij geen herinneringen aan het misbruik; deze kwamen pas boven toen zij op 21-jarige leeftijd werd opgenomen. Als de vrouw vijfentwintig jaar is doet ze aangifte tegen haar vader die haar van haar vierde tot haar elfde zou hebben misbruikt.

Beelden, flitsen en flarden Vrouwen met hervonden herinneringen aan seksueel misbruik beschrijven meestal dat ze beelden kregen van het misbruik. Die beelden vormen vaak geen compleet verhaal, maar bestaan uit flitsen en flarden. Herinneringen aan seksueel misbruik kunnen op verschillende manieren naar boven komen: bijvoorbeeld in therapie (regulier of alternatief), in gesprekken met anderen, tijdens het vrijen, bij het gebruiken van drugs of bij het zien van een film over seksueel misbruik (zie ook Geraerts et al., 2007).

107) Toen de zestienjarige aangeefster vijftien jaar was, kreeg ze een vriendje. Tijdens het vrijen kreeg ze voor het eerst beelden die inhielden dat ze - toen ze een jaar of zes was - dergelijke seksuele handelingen ook had verricht bij de mannelijke oppas. Na die eerste beelden kreeg ze meer beelden, ook als ze in de trein of op de fiets zat. Verder zou ze toen ze zeven was een naar gevoel hebben gekregen bij het horen van een bepaald liedje. Aangeefster verklaarde dat ze er op de basisschool in groep acht al achter kwam dat de oppas seksuele handelingen bij haar gepleegd had, hoewel ze zich toen al afvroeg of het echt was gebeurd of dat ze het droomde. Ten tijde van de aangifte is ze in behandeling bij de RIAGG vanwege diverse psychische problemen. 153) De twintigjarige aangeefster is vanaf haar twaalfde in therapie bij de RIAGG. Haar ouders waren daar ook in behandeling omdat het gezin niet goed liep. Het gezin is streng gelovig en op haar zeventiende gaat aangeefster het huis uit. Ze gaat alcohol en drugs gebruiken en slikt op een gegeven moment een pilletje dat verkeerd valt. Ze wordt erg bang, krijgt waanbeelden en ziet tevens beelden dat haar opa gemeenschap met haar heeft. Ze wordt opgenomen voor onderzoek, behandeling en begeleiding. Tijdens de behandeling blijkt volgens aangeefster dat ze inderdaad seksueel misbruikt is. Zij ziet dan stukjes film van seksueel misbruik door opa. Aangeefsters vader verklaart dat opa handtastelijk is en een keer is aangehouden vanwege een aangifte van seksueel misbruik van een elfjarig nichtje; de zaak is niet voor de rechter gekomen. Er gaan meer misbruikverhalen rond in de familie van aangeefster. Moeder zou niet alleen door opa maar ook door haar schoonvader zijn aangerand en aangeefsters oudste broer zou seksuele handelingen hebben verricht met een ander broertje en zusje.

Verificatie door feitenonderzoek De Gezondheidsraad concludeert dat een relaas dat voortkomt uit hervonden herinneringen nader moet worden onderzocht om het waarheidsgehalte vast te kunnen stellen. Aanwijzingen voor het maken van een onderscheid tussen hervonden (feitelijk ware) en fictieve herinneringen zijn gelegen in aantoonbare feiten (Gezondheidsraad, p. 100). Het is belangrijk voor ogen te houden dat herinneringen aan het verleden een functie in het heden hebben. Daarom moet ook de huidige situatie van aangeefster bij het onderzoek worden betrokken. Psychische stoornissen en bijzondere persoonskenmerken De Gezondheidsraad noemt voor het ontstaan van fictieve herinneringen de volgende risicofactoren: gevoeligheid voor suggestie, de neiging om in fantasie op te gaan (fantasy-proneness), de (on)nauwkeurigheid waarmee men informatie tot de juiste kennisbron herleidt (source-monitoring), de neiging tot aanpassing aan bepaalde personen of sociaalwenselijk gedrag in het algemeen, een neiging tot neuroticisme dan wel introversie, de gevoeligheid voor hypnose, een hoge score op de DES-schaal voor dissociatieve ervaringen.

41
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

171) De 33-jarige aangeefster is een bekende van de politie. De vrouw zegt een dissociatieve identiteitsstoornis te hebben en uit 49 persoonlijkheden te bestaan. Hoewel aangeefster getrouwd is en kinderen heeft, zwerft ze s avonds vaak over straat. Daarbij bezoekt ze regelmatig het politiebureau. Op straat is ze een keer in contact gekomen met een asielzoeker met wie ze seks heeft gehad. Aangeefster kan zich dit echter niet herinneren. Zij was toen persoonlijkheid blauw, een zevenjarig meisje. Aangeefster geeft aan dat ze niets weet van wat ze als blauw meemaakt. De politie heeft de man toen medegedeeld dat hij geen seksueel contact moest zoeken met aangeefster, omdat zij een dissociatieve identiteitsstoornis heeft. Drie maanden later zien politieagenten aangeefster s nachts gedeeltelijk ontkleed over straat rennen. Blauw zegt in een ongewenste seksuele situatie te zijn gekomen met de asielzoeker. Blauw wordt wel gehoord maar is niet in staat een volledige verklaring af te leggen. Dezelfde nacht verschijnt de asielzoeker aan het politiebureau, naar eigen zeggen omdat hij het raar vond dat aangeefster ineens half ontkleed zijn huis uitrende. De politie houdt de man onmiddellijk aan. Hij verklaart dat hij niet wist dat aangeefster een stoornis had. Hij is de Nederlandse taal niet goed machtig en zou de waarschuwing van de politie niet hebben begrepen. Hij dacht dat aangeefster een drugsverslaafde prostituee was. De volgende dag is aangeefster zichzelf; ze verklaart dat ze zich niets kan herinneren van de gebeurtenissen.

Uit epidemiologisch onderzoek blijkt dat patinten met dissociatieve stoornissen vaak een traumatische voorgeschiedenis rapporteren. Sommige onderzoekers interpreteren dit als verklaring voor de dissociatieve stoornis, andere onderzoekers menen dat men juist bij deze patintengroep alert moet zijn op fictieve herinneringen en wijzen erop dat bij zeer suggestibele personen de diagnose Dissociatieve Identiteitsstoornis relatief vaak ten onrechte wordt gesteld. Verder waarschuwt de Gezondheidsraad voor patinten die elementen uit hun levensverhaal overdrijven om de therapeut te testen en voor patinten die bepaalde stoornissen (al dan niet bewust) simuleren, wat wel voorkomt bij mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis of antisociale persoonlijkheidsstoornis (Gezondheidsraad, p. 71-71).

135) De vijfenveertigjarige aangeefster kreeg voor het eerst beelden van seksueel misbruik toen ze een nacht in een isoleercel van een psychiatrisch ziekenhuis had doorgebracht. Enige tijd later gaat ze scheiden en krijgt vervolgens een nieuwe vriend. Deze man speelt een zeer actieve rol bij het hervinden van haar herinneringen aan seksueel misbruik. Na een paar jaar wil de vrouw aangifte doen van seksueel misbruik gepleegd door haar vader en haar twee broers. Het misbruik zou meer dan vijfentwintig jaar geleden hebben plaatsgevonden. De feiten blijken echter te zijn verjaard en er wordt geen aangifte opgenomen. Een maand na het eerste politiecontact meldt aangeefster zich wederom bij de politie en doet aangifte van verkrachting en poging tot moord, vijf jaar geleden gepleegd door haar broer. Ook deze herinnering had zij naar verluidt in eerste instantie verdrongen en recentelijk - kennelijk na het eerste gesprek met de politie - hervonden. Aangeefster heeft diverse psychische en somatische klachten: er is sprake van anorexia, vaginisme, psychoses en darmproblemen. Haar psychologe meent dat sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis, maar volgens aangeefster is dit niet waar. Ook is aangeefster het oneens met de eerder gestelde diagnose manische depressie. Zelf is ze van mening dat ze een posttraumatische stressstoornis heeft als gevolg van al het geweld dat haar is aangedaan tijdens de honderden verkrachtingen.

42
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Interpretatie van klinische gegevens De Gezondheidsraad schrijft: Seksueel misbruik en andere traumatische ervaringen in de jeugd zijn belangrijke risicofactoren voor allerlei psychische problematiek en psychopathologie bij volwassenen. De relatie is niet specifiek en niet dwingend. Optreden en aard van de latere problemen zijn ook van vele andere factoren afhankelijk. Er is alle reden om in de hulpverlening alert te zijn op aanwijzingen voor een rol van bekende risicofactoren voor huidige psychische problematiek, inclusief eventuele moeilijk bespreekbare traumatische jeugdervaringen. Het is echter onmogelijk om louter op grond van een klinisch beeld tot een aanname te komen of conclusie te trekken over de rol van bepaalde risicofactoren, zoals de aanwezigheid van specifieke traumatische gebeurtenissen in de voorgeschiedenis van een patint (Gezondheidsraad, p. 37).

136) De zesentwintigjarige aangeefster kreeg op vijftienjarige leeftijd tijdens het eerste seksuele contact met haar vriendje beelden van seksueel misbruik. Het zou gaan om vier jongens die haar misbruikten toen zij zeven jaar was. Aangeefster heeft diverse psychische klachten: angst- en paniekaanvallen na seksueel contact, moeizaam verlopende of verbroken relaties, black-outs, hyperventilatieaanvallen, slaapstoornissen, jarenlange eetstoornissen, sucidegedachten en neiging tot automutilatie. Aangeefster belandt in de hulpverlening, heeft onder andere groepstherapie voor eetstoornissen en heeft bovendien via internet zeer intensief contact met echte of vermeende slachtoffers van seksueel misbruik. In de loop der tijd hervindt aangeefster herinneringen aan nog meer misbruik. () Sinds enkele maanden heeft aangeefster een nieuwe therapeut. Deze psycholoog is ervan overtuigd dat aangeefster inderdaad is misbruikt. Volgens hem lijdt aangeefster aan een posttraumatische stressstoornis en een depressieve stoornis. De vrouw doet aangifte als onderdeel van het verwerkingsproces.

Risicos van therapie Elke vorm van therapie stimuleert herinneringen en draagt bij aan herinterpretatie ervan; het gaat daarbij meestal om de betekenis van (deels) herinnerde feiten. Wat herinneringen stimuleert, kan ook vertekening van herinneringen of opkomen van nieuwe herinneringen stimuleren. Therapie kan zowel het hervinden (toegankelijk worden) van ware herinneringen als het opkomen van fictieve herinneringen faciliteren. Een suggestieve werkwijze van de therapeut als de patint herinneringen ophaalt, vormt door haar sturende werking een duidelijk risico voor het ontstaan van fictieve herinneringen met een aan de suggestie gerelateerde inhoud. Het risico is groter bij patinten met bepaalde persoonlijkheidskenmerken of bepaalde psychiatrische stoornissen, bij therapeuten die hun overtuiging sterk kunnen overbrengen, bij vage herinneringen en moeilijk verklaarbare klachten en wordt versterkt door het gebruik van bepaalde methoden om herinneringen te stimuleren (Gezondheidsraad, p. 110).

102) Een 38-jarige vrouw doet aangifte van verkrachting door haar schoonvader en van groepsverkrachtingen gepleegd door haar schoonvader, ouderlingen en broeders van de Jehova getuigen. Ze zou tijdens die verkrachtingen ook gelektrocuteerd zijn. Twee van de mannen zouden ook hun eigen kinderen hebben misbruikt en volgens aangeefster gaan ze nog steeds door met verkrachtingen van anderen. Ze heeft een advocaat in de arm genomen die wilde dat ze aangifte deed. Aangeefster heeft een cursus Bad Cluster Eliminatie Lifestyle Training gevolgd en heeft in het kader van die opleiding ook zelf de therapie ondergaan die is gericht op het ontdekken van traumatische gebeurtenissen. De officier van justitie vermoedt dat er sprake is van hervonden herinneringen aan seksueel misbruik.

43
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

De stand van wetenschap over het functioneren van het geheugen met betrekking tot traumatische ervaringen heeft implicaties voor de klinische praktijk, maar dringt daar onvoldoende in door. Inzichten op dit gebied zijn ook van belang voor het handelen van andere dan de BIG-geregistreerde beroepsgroepen, zoals maatschappelijk werkenden en andere psychosociale hulpverleners en, als het gaat om een kans op het berokkenen van schade, ook voor alternatieve therapeuten (Gezondheidsraad, p. 103).

193) Een vijfentwintigjarige vrouw doet aangifte van twee misbruikperiodes uit haar jeugd. A) Ongeveer veertien jaar geleden zou zij op de basisschool zijn betast, gestreeld en gekust door haar docent. Toen aangeefster eenmaal op de middelbare school zat, heeft zij in globale bewoordingen aan haar ouders verteld dat zij was misbruikt. Hierop heeft aangeefsters vader een gesprek gehad met de docent, die het misbruik ontkende. B) Twaalf jaar geleden zou zij zijn betast, gestreeld en gekust door een man met wie zij en haar broertje op vakantie waren. Direct na de vakantie heeft aangeefster in globale bewoordingen aan haar ouders verteld dat de man zich seksueel ongepast had gedragen. Pas vijf jaar later volgt een gesprek tussen de ouders en de echtgenote van de betreffende man. Weer vijf jaar later krijgt aangeefster tijdens haar studie fysieke en psychische problemen. Ze raakt in paniek door een opmerking van een jongen en gaat naar de huisarts vanwege pijn in haar onderbuik. Ze wordt doorverwezen naar een gynaecoloog en een eerstelijns psycholoog vanwege haar psychische problemen naar aanleiding van het misbruik op basisschool; het misbruik dat tijdens de vakantie zou hebben plaatsgevonden kwam niet aan de orde. Aangeefster gaat in therapie en neemt deel aan groepsgesprekken. Haar psychotherapeut twijfelt niet aan haar relaas over seksueel misbruik, want zij is geen psychiatrisch patint. Na de therapie is de vrouw van mening dat haar problemen vooral te maken hebben met het misbruik dat tijdens de vakantie plaatsvond. Ze doet aangifte tegen beide mannen.

In therapie niet actief zoeken naar misbruik Als een patint, desgevraagd, geen seksueel misbruik meldt, dient deze mogelijkheid niet actief gexploreerd te worden (Gezondheidsraad, p. 102). Methoden die, uitgaande van bepaalde emoties, de exploratie van daarbij passende, maar niet bewuste herinneringen extra stimuleren, moeten terughoudend worden toegepast. Dit geldt temeer als daarbij technieken worden gebruikt die ook een beroep doen op fantasie en voorstellingsvermogen of de drempel voor suggestie verlagen. Voorbeelden hiervan zijn hypnose, droominterpretatie, geleide fantasie en bepaalde schrijfopdrachten. Dergelijke methoden dienen slechts onder speciale voorzorgen gebruikt te worden, zoals het vooraf vaststellen van de benvloedbaarheid van de patint voor suggestie door middel van daartoe ontwikkelde instrumenten. Als deze technieken met een ander doel worden gebruikt, dient de patint goed over de implicaties ervan voor het opkomen van herinneringen te worden voorgelicht; eventueel kunnen dezelfde voorzorgen worden overwogen (Gezondheidsraad, p. 104). Een aantal overwegingen en conclusies die betrekking hebben op het contact tussen hulpverlener/behandelaar en patint geldt ook voor contacten in andere situaties, zoals bij diverse vormen van maatschappelijke opvang en bij ondervraging door politiefunctionarissen (Gezondheidsraad, p. 108).

157) Op de middelbare school spijbelt aangeefster veel. Als aangeefsters ouders haar hierop aanspreken, zegt zij dat iemand aan haar heeft gezeten; meer wil ze niet vertellen. Ze gaat in therapie vanwege sociale angst en vertelt aan een maatschappelijk werker dat ze is aangerand. In 2000 vertelt ze aan een docent dat ze in 1997 in de gymzaal van school is verkracht door een onbekende man. De leerkracht informeert aangeefsters ouders. Aangeefster zelf legt een verband tussen haar slechte cijfers, het spijbelen en de verkrachting. Uit deze

44
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

verkrachting zou een zwangerschap zijn voortgevloeid die na vier maanden in een miskraam is geindigd. Na verloop van tijd richt aangeefster voor de ongeboren vrucht een herdenkingstafel in, maakt een speciale website met gedichten, geeft het kind een naam en heeft het moeilijk op moederdag. In 2003 gaat aangeefster wederom in therapie. Samen met haar therapeut, een psychosociaal therapeut in opleiding, gaat aangeefster op zoek naar verdrongen herinneringen. Door terug te gaan in de tijd ontdekken zij dat haar vroegere wiskundeleraar haar destijds niet alleen denigrerend had bejegend (waarover zijn in 2000 al in gesprek op school had gevoerd) maar ook had verkracht van haar twaalfde tot haar zestiende. Een paar maanden na de start van de therapie doet de dan twintigjarige vrouw aangifte. Deze wordt opgenomen in drie etappes en aangeefsters relaas dijt steeds meer uit. Tijdens de aangifte vertelt ze onder andere dat de wiskundeleraar haar zo hard in haar buik had gestompt dat de zwangerschap, die was ontstaan na de verkrachting door de onbekende man in de gymzaal, eindigde in een miskraam. Opvallend is dat aangeefster op internet met anderen chat over seksueel geweld, boeken leest over het onderwerp en drie dagboeken bijhoudt. Opvallend is ook dat aangeefsters zus een maand eerder aangifte doet van seksueel misbruik.

Hulpverleners en waarheidsvinding De commissie acht het niet wenselijk dat de behandelend therapeut in het kader van de behandeling familieleden of andere betrokkenen hoort om zich een oordeel te vormen over de feitelijke grondslag van de herinneringen van de patint (Gezondheidsraad, p. 106). Een behandelend psychotherapeut heeft geen taak in de juridische waarheidsvinding, en dient zich zowel op wetenschappelijke gronden als om redenen van beroepsethiek te onthouden van uitspraken over de betrouwbaarheid van de verklaring van een patint. () Als een BIG-geregistreerde behandelaar in verband met een juridische procedure om informatie wordt gevraagd, dient hij zich te beroepen op zijn verschoningsrecht. Als de patint toestemming heeft gegeven om informatie te verschaffen, kan hij van dat recht afzien, maar hij dient zich

dan te beperken tot feitelijke informatie en eigen waarnemingen. Dit laatste geldt ook voor hulpverleners zonder verschoningsrecht (Gezondheidsraad, p. 106).

203) Een 21-jarige vrouw doet aangifte van eenmalige ontucht door een vroegere vriend van haar vader toen zij anderhalf jaar oud was. Aangeefster heeft haar herinneringen aan dit misbruik hervonden tijdens trances of epileptische aanvallen. Aangeefster lijdt aan tal van problemen: flauwvallen, bloed spugen en in trance raken. Zij heeft een reeks medische onderzoeken ondergaan, maar er blijkt geen medische oorzaak te zijn voor haar problemen. Sinds een paar weken is aangeefster in therapie bij een BIG-geregistreerde therapeut. Deze is van mening dat aangeefster lijdt aan een conversiestoornis ten gevolge van een traumatische ervaring. Hij stelt dat aangeefster het relaas over het misbruik niet verzonnen kan hebben. In overleg met haar therapeut besluit zij vervolgens aangifte te gaan doen. 189) De hulpverleenster van X is de psychotherapeute mevrouw Y. Hoewel zij wel een gekwalificeerde therapeute is (zij wordt ook vermeld in het BIG-register), vindt de Expertisegroep het niet professioneel dat zij voetstoots uitgaat van het waarheidsgehalte van het relaas over seksueel misbruik. Zij verklaart: U vraagt mij of ik X. geloof. Ja, dat staat bij mij boven water. Een kind wat het heeft meegemaakt heb je anders tegenover je zitten dan een kind dat een verhaal verzint. X heeft het zeker meegemaakt. X wil liever niet geloven dat het gebeurd is. Het is wel degelijk gebeurd, helaas. Dat zij binnen een hulpverleningskader werkt met de aanname dat X misbruikt is, betekent nog niet dat zij tegenover de politie zou moeten verklaren dat er sprake is van misbruik, tenzij dit zelf als getuige heeft waargenomen. Zij gaat zelfs zo ver dat zij de kennelijke twijfels van X aan zijn eigen verhaal wegwuift. Dit klemt temeer, daar zij zegt dat X haar nooit zoveel heeft verteld over het misbruik: U vraagt mij of ik iets kan vertellen over het misbruik. Over wat er precies is gebeurd heeft X niet veel verteld. X. heeft het altijd heel moeilijk gevonden om daarover te praten. We zijn meer bezig geweest met het verwerken van de emotionele gevolgen daarvan.

Ritueel misbruik
Werkgroep Ritueel Misbruik In 1994 verrichtte de Werkgroep Ritueel Misbruik onderzoek naar de vraag of ooit bewijs was gevonden voor het bestaan van deze vorm van misbruik. De werkgroep definieerde ritueel misbruik als volgt: Ritueel misbruik is te omschrijven als met rituelen omgeven en in groepsverband uitgevoerd seksueel sadisme jegens meerdere kinderen in combinatie met extreme vormen van fysiek geweld en bedreiging. De werkgroep concludeerde dat men noch in Nederland noch elders in de wereld erin is geslaagd om op overtuigende wijze vast te leggen dat de gebeurtenissen waarvan in de verhalen over ritueel misbruik sprake is, zich ook daadwerkelijk hebben voorgedaan. De door de werkgroep gehanteerde definitie is tautologisch omdat het woord rituelen niet wordt gedefinieerd. Bovendien is het de vraag of er sprake zou moeten zijn van meerdere daders en meerdere slachtoffers. Definitie De Expertisegroep heeft in de loop der tijd vastgesteld dat een belangrijk kenmerk van aangiftes van ritueel misbruik is dat de aangifte geleidelijk groeit. De aangifte breidt zich bijvoorbeeld uit van betasting, tot een verkrachting door n dader, misbruik door meerdere daders, de aanwezigheid van meerdere slachtoffers, bizarre of rituele aspecten, het drinken van bloed, het verrichten van abortus, het offeren van babys en ten slotte het maken van opnames van het misbruik. Opvallend is dat de beschuldigingen soms betrekking hebben op personen die hoog in aanzien staan.

45
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

De Expertisegroep gebruikt in de praktijk dan ook de volgende definitie: Een aangifte van ritueel misbruik heeft betrekking op geheime riten, die bestaan uit bizarre vormen van seksueel misbruik gecombineerd met macabere aspecten. De aangifte groeit in de loop der tijd en meestal is er sprake van meerdere daders en meerdere slachtoffers.. Onder bizar wordt verstaan dat het misbruik niet door de gewone motieven voor seksueel misbruik lijkt te worden gekenmerkt (seks, macht, woede, sadisme, verlangen naar intimiteit). Macabere aspecten hebben betrekking op het toebrengen van letsel (snijden, kerven, krassen in het lichaam), de dood (abortus, offeren, drinken van bloed), een cultus (gewaden, maskers, diensten, kruizen) en op andere zaken die doorgaans als angstwekkend worden gezien (zoals enge dieren, donkere ruimtes). Ritueel misbruik onderscheidt zich van Voodoo door het seksuele aspect en door het geheime karakter.

118) () De verhalen over het misbruik zijn bizar en vertonen elementen van ritueel misbruik. Enkele voorbeelden. 1) Opa las op zolder voor uit de bijbel, waarbij opa straf gaf. In dat kader hadden vader en opa seks met elkaar en moest aangeefster toekijken. 2) Om aangeefster rustig te krijgen, bewoog vader een kettinkje voor haar ogen heen en weer. 3) Vader zou een keer erg boos zijn geworden en haar keel hebben dichtgeknepen met zijn beide handen, totdat ze was flauwgevallen. 4) Toen ze zes jaar oud was, moest ze van haar vader op zolder een wit jurkje dragen, zonder iets eronder, met lippenstift op haar lippen. Haar vader danste dan met haar, waarbij hij na enige tijd ook geen kleding meer aanhad en met zijn piemel langs haar bips wreef. Aangeefster verklaart: Hij ging hij net zo lang door tot ik op een gegeven moment er niet meer was. 5) Een onbekende man zou in een schuurtje naaktfotos van opa en haar hebben gemaakt. 6)

46
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Opa zou aangeefster op de werktafel in de schuur aan enkels en polsen hebben vastgebonden en een koeienhoorn in haar vagina hebben ingebracht. Aangeefster zou hierdoor erg gebloed hebben en ze dacht dat ze van binnen helemaal kapot was. Haar oma zou haar later hebben schoongewassen op het aanrecht in de keuken en haar een koekje gegeven hebben om haar te troosten. Recent onderzoek door de huisarts heeft geen letsel aan de vagina aan het licht gebracht. Zowel opa als oma zijn inmiddels overleden.

Er is vaak sprake van meerdere slachtoffers en meerdere daders, waarbij opvalt dat als daders vaak personen worden genoemd met een zekere status (zoals arts, schooldirecteur, dominee). De mate waarin aangiftes van ritueel misbruik voldoen aan de definitie verschilt. Vaak hebben aangiftes van ritueel misbruik wel betrekking op bizarre, macabere, seksuele handelingen die geheim moeten worden gehouden, maar is er niet zozeer sprake van riten. Daarom wordt (ook in de Aanwijzing) gesproken over aspecten van ritueel misbruik.

150) Een vijftienjarig meisje herinnert zich plotseling dat ze bijna een jaar geleden tijdens een zomerkamp is verkracht door een jongen op wie zij verliefd was. De herinnering breidt zich steeds verder uit. Na een gesprek met haar moeder herinnert ze zich dat er in feite sprake was van een groepsverkrachting, waaraan ook mannen uit de groepsleiding deelnamen. Deze mannen zouden deel uitmaken van een criminele organisatie en zouden geld verdienen met het plaatsen van verkrachtingsfoto's op internet. Ook herinnert ze zich dat ze met een laserpen in haar hoofd zou zijn gelasert. In eerste instantie wil de politie geen aangifte opnemen, omdat de indruk bestaat dat het meisje de grens tussen waarheid en denkbeeld niet goed kan onderscheiden. Onder druk van moeder neemt de politie alsnog een aangifte op.

Groeiende aangifte Hoewel de gruwelijke details het meest in het oog springen bij aangiften van ritueel misbruik, is ook het feit dat de aangifte groeit kenmerkend voor dergelijke zaken. Het lijkt erop dat aangeefsters aandacht zoeken en dat de aangifte groeit naarmate zij van hun omgeving (vrienden, familie, politie) meer ruimte krijgen voor hun verhaal.

238) In 2001 doet de moeder van een tienjarig meisje aangifte. Het meisje zou de afgelopen drie maanden op school seksueel misbruikt zijn door een jongen. Bovendien zou hij haar hebben gepest, geslagen en met een mes bewerkt. Het meisje wordt gehoord en zij verklaart dat er nog vijf volwassen mannen hebben meegedaan aan het misbruik. Deze zouden allen bivakmutsen gedragen hebben en onherkenbaar zijn geweest. Er volgt een technisch onderzoek omdat er op haar kleding bloed en anderen vlekken (sperma) waren aangetroffen. De uitslag van dit onderzoek is dat er geen sprake is van sperma en dat het bloed van haarzelf is (veroorzaakt door lichte snijwonden). Korte tijd later geven de ouders van het meisje aan de zaak voorlopig te willen laten rusten. In 2002 willen de ouders dat het onderzoek wordt hervat. Zij overhandigen een aantal dagboeken aan de politie en tevens verklaren zij te weten wie de personen zijn die hun dochter hebben misbruikt. De politie stelt een onderzoek in, maar kan niets vinden dat de beschuldigingen ondersteunt. In 2005 meldt moeder zich bij de politie dat er nieuwe feiten zijn. Moeder doet opnieuw aangifte en het dan veertienjarige meisje wordt wederom gehoord. Ze verklaart dan dat de dader geen bivakmutsen ophadden en dat ze weet wie het zijn, namelijk de directrice van het tehuis, een leraar, een arts, de directeur van school en een buurman. Aangeefster verklaart tijdens haar verblijf in het tehuis elke dag door deze groep mensen te zijn verkracht. Ze werd bedwelmd met behulp van tabletten of injecties. Van het misbruik werden fotos gemaakt en als ze niet luisterde, kreeg ze messtreepjes op haar lichaam. Ze noemt evenwel geen namen en er zijn geen aangiftes bekend van misbruik van andere kinderen door de beschuldigden.

47
Zwangerschappen Op zichzelf is het opmerkelijk dat bizarre taferelen voor waar worden gehouden. Ook geeft het te denken dat aangeefsters zelfs volharden in hun verhalen over zwangerschappen, wanneer gynaecologisch onderzoek aantoont dat er geen zwangerschappen hebben plaatsgevonden. Dit zegt waarschijnlijk vooral iets over de psychische gesteldheid van de betreffende aangeefsters.
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

160) Twee zussen beschuldigen moeder en haar vriend in 1998 en 2000 van seksueel misbruik; dit leidt tot een veroordeling van de beschuldigden. In 2002 doet de voogd van het halfzusje van aangeefsters aangifte; deze aangifte vloeit in feite voort uit de aangifte van de zussen. In 2004 doen beide zussen (dan zestien en twintig jaar) wederom aangifte tegen moeder en haar vriend; de zussen zouden namelijk nog niet alles hebben verteld. De jongste zus verklaart dat ze door moeder en haar vriend gedwongen was seksuele handelingen te verrichten bij haar destijds eenjarig halzusje. Ook moest ze seks hebben met een destijds zesjarig jongetje (tegenwoordig de vriend is van de oudste zus). Voorts bond moeder haar vast op een bed waarna ze seks moest hebben met mannen die haar moeder daarvoor betaalden. Ten slotte zou ze zijn misbruikt door een man met zedenantecedenten die op een gegeven moment de nieuwe vriend van moeder wordt. Een maand na de aangifte komt ook de oudste zus met nieuwe feiten. Zij verklaart dat ze werd vastgebonden, dat er spekjes op haar vagina en op de vagina van haar babyzusje werden gelegd, dat moeder en haar vriend op haar en haar zus poepten en plasten, dat ze seks moest hebben met mannen, dat ze met een zweep werd geslagen, dat ze onder een koude douche werd gezet, dat ze soms wekenlang geen eten kregen. Ook zou zij een kind hebben gekregen dat haar was afgenomen; bij een medisch onderzoek werden hiervoor geen aanwijzingen gevonden. Volgens de oudste zus zou ook de jongste zus zwanger zijn geweest en een abortus hebben moeten ondergaan. De jongste zus verklaart hier niets over.

Rol therapie De manier waarop een relaas over ritueel misbruik voor het eerst aan het licht komt varieert. Er kan sprake zijn van een therapeutische setting, waarin de mogelijkheid en omvang van seksueel misbruik wordt gexploreerd. Hierbij spelen dezelfde processen een rol als bij hervonden herinneringen. Er ontstaat een samenspel tussen aangeefster en therapeut, waarbij het relaas meer lijkt te groeien naarmate daar meer ruimte voor wordt geboden. Zoals gezegd, raadt de Gezondheidsraad af in therapie actief op zoek te gaan naar misbruikervaringen.

111) Twee zussen (20 en 22 jaar) doen aangifte van langdurig seksueel misbruik door hun opa. Het relaas over seksueel misbruik van de jongste zus komt naar voren als zij wordt betrapt bij het stelen van geld op haar werk en zij ontslagen wordt. Haar vriend blijft doorvragen en ze vertelt hem dat ze het geld nodig had voor de aankoop van nieuwe kleding, omdat ze zich steeds vies voelde. De oorzaak hiervan is het feit, dat ze als kind seksueel misbruikt zou zijn door haar opa. Haar vriend informeert haar ouders, deze informeren de familie en vervolgens wordt de politie in kennis gesteld. De vrouw doet aangifte van seksueel misbruik van haar zesde tot haar dertiende. Volgens haar zou opa ook haar oudste zus hebben misbruikt. Een aantal maanden later doet de oudste zus aangifte van seksueel misbruik door opa. Zij wordt tijdens de aangifte bijgestaan door haar een spiritueel psychosociale therapeute, bij wie zij in behandeling is. Volgens deze therapeute heeft de aangeefster een multiple persoonlijkheidsstoornis met zeven persoonlijkheden. Aangeefster verklaart: Ik heb nooit geweten wat mijn opa bij mij heeft gedaan. Ik ben er pas achter gekomen toen ik [] in therapie ben gegaan. Tijdens deze therapie kreeg zij contact met de andere persoonlijkheden in haar, die met elkaar gingen communiceren. De persoonlijkheden gingen dingen opschrijven, waardoor zij een compleet verhaal kreeg. De enige herinnering die aangeefster zelf had ging over het uit de mond van opa halen van een snoepje. In haar aangifte verklaart de vrouw echter niet alleen dat zij door opa is verkracht, maar ook dat opa haar aan een haak heeft opgehangen waarna er ratten over

48
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

haar lichaam liepen, dat hij haar met touwen op bed heeft vastgebonden, dat ze naakt als een hondje moest rondkruipen en dat hij takjes in haar vagina zou hebben gestopt.

Rol derden Het komt ook voor dat dit exploreren gebeurt in samenspraak met een vertrouweling van aangeefster. In sommige gevallen speelt de vertrouweling een zeer grote rol in de ontstaansgeschiedenis en neemt het initiatief tot de aangifte.

130) De zeventienjarige aangeefster is via een chatbox in contact gekomen met een man. Deze man is getrouwd, heeft kinderen en is in het verleden veroordeeld wegens seksueel misbruik van een dertienjarig meisje dat hij eveneens via een chatbox ontmoette. Aangeefster en de man hebben zeer intensief contact, ze telefoneren extreem veel en zoeken elkaar op. Ze vertelt aan de man dat haar vader (die allerlei psychische en medische problemen heeft en met wie zij geen goede band heeft) haar misbruikt sinds haar achtste. De man dringt erop aan dat zij haar moeder vertelt over het misbruik en dat ze uit huis gaat. In dezelfde periode ontdekt aangeefster dat haar vader met andere vrouwen chat en dat hij van deze vrouwen naaktfoto's ontvangt. Zij overhandigt haar moeder een diskette met het 'belastende materiaal' en dringt aan op een scheiding. Moeder twijfelt. Kort daarop schrijft aangeefster haar moeder een brief over het feit dat ze door haar vader is misbruikt; ze dringt wederom aan op een scheiding. Moeder vraagt de scheiding aan als via de man van de chat duidelijk wordt dat aangeefster recentelijk nog is misbruikt. De man neemt contact op met de huisarts om het misbruik aan te kaarten. Aangeefster gaat bij haar zus wonen. Enkele maanden later heeft aangeefster een informatief gesprek bij de politie, waarbij zij de verhoorders een brief overhandigt waarin de gebeurtenissen zijn opgeschreven. Ze doet op dat moment geen aangifte. De bemoeienis van de man blijft erg groot. Aangeefster en hij hebben voortdurend telefonisch contact, hij staat erop moeder ongevraagd details over het misbruik te vertellen, hij presenteert zich als hulpverlener, hij neemt contact op met een hulpverleningsinstantie, hij beschuldigt moeder impliciet van medeplichtigheid bij het misbruik en is zelfs aanwezig bij het medisch onderzoek door de GGD. Moeder verklaart dat niet alleen aangeefster maar ook zijzelf onder zijn invloed stonden. Uiteindelijk doet moeder aangifte tegen de man wegens poging tot onttrekking aan het ouderlijk gezag en het achterlaten van aangeefster in een hulpeloze toestand. Een paar maanden na het informatieve gesprek doet het meisje aangifte. Om haar verhaal te doen heeft zij maar liefst drie aangiftegesprekken nodig, die steeds verder uitdijen. De brief die aangeefster tijdens het informatieve gesprek heeft overhandigd fungeert als leidraad. Opvallend is dat aangeefster geen enkele terughoudendheid lijkt te hebben bij de beschrijving van de details van het misbruik. Het misbruik heeft bizarre, sadistische en rituele trekken: vader zet wasknijpers op tepels en schaamlippen, vader brengt gebruiksvoorwerpen in in aangeefsters vagina, als aangeefster ongesteld is schrijft vader met bloed 'hoer' op haar buik, vader laat een hond aangeefsters schaamlippen likken, vader knipt met een schaar in aangeefsters schaamlip, vader plast over aangeefster heen, vader stopt een cocktailprikker in aangeefsters vagina en verkracht haar vervolgens, etc.

49
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Herinneringen aan seksueel misbruik voor de derde verjaardag


Mensen hebben geen autobiografische herinneringen aan hun eerste levensjaren. Uit onderzoek blijkt dat de ondergrens op ongeveer twee jaar ligt. Deze vorm van vergeten heet infantiele amnesie. Hiervoor bestaan twee verklaringen (Wessel en Wolters, 2002, p. 391). De ene verklaring is dat infantiele amnesie wordt veroorzaakt door het ontbreken van de mentale structuur om belevenissen te interpreteren, waardoor de gegevens niet zodanig worden opgeslagen dat ze weer kunnen worden opgehaald. De andere verklaring is dat de belangrijkste geheugenstructuren in de hersenen op die leeftijd nog onvoldoende ontwikkeld zijn. Voor herinneringen aan zoiets gecompliceerds als seksueel misbruik kan worden aangenomen dat de ondergrens hoger ligt. Daarom wordt in de Aanwijzing de leeftijdsgrens van drie jaar gehanteerd. Het gaat daarbij overigens niet om herinneringen van een vierjarige over misbruik dat zou hebben plaatsgevonden op driejarige leeftijd, maar om misbruik waarover pas veel later aangifte wordt gedaan. Er is een grote overlap met aangiftes die zijn gebaseerd op hervonden herinneringen.

Herinneringen aan misbruik van langer dan acht jaar geleden


Deze categorie is in 2005 opgenomen in de Aanwijzing vanwege het feit dat herinneringen aan gebeurtenissen die zo lang geleden hebben plaatsgevonden in de loop der tijd vervormd kunnen zijn. Het is daarom zinvol om na te gaan wat de ontstaansgeschiedenis is van dergelijke zaken en of er sprake is van escalerende factoren. Opmerkelijk is dat veel aangeefsters in deze categorie zaken lijden aan ernstige psychische stoornissen waarvoor zij in therapie zijn geweest.

109) Een 21-jarige vrouw doet aangifte tegen haar oom. Hij zou haar tot haar negende regelmatig hebben misbruikt tijdens logeerpartijen. Ook een nichtje zou door hem zijn misbruikt. Voorts zou aangeefster bij haar oom thuis een keer door vier mannen zijn misbruikt en gefotografeerd. Aangeefster is vier jaar voor de uiteindelijke aangifte ook al eens bij de politie geweest met haar relaas, maar heeft de aangifte toen niet doorgezet omdat ze het niet aankon. Aangeefster heeft vanaf jonge leeftijd ernstige psychische problemen en heeft reeds verschillende trajecten in de hulpverlening doorlopen, waaronder praatgroepen van misbruikte vrouwen en hypnotherapie. 108) Een twintigjarige vrouw verklaart dat ze van haar zevende tot haar twaalfde door de toenmalige vriend van haar moeder is misbruikt. Het misbruik stopte toen de relatie tussen de vriend en de moeder werd verbroken. Ze heeft tevens aangifte gedaan jegens haar buurman, die haar gedurende drie jaar een aantal keren per week seksueel hebben misbruikt. Aangeefster zou een depressieve stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychotische belevingen en verstandelijke beperkingen hebben en verblijft sinds haar veertiende in psychiatrische ziekenhuizen. Haar eerste opname vond plaats naar aanleiding van een sucidepoging. In het ziekenhuis begint aangeefster te vertellen dat ze is misbruikt. Het relaas breidt zich uit van ongewenste betasting tot een verkrachting en de aangifte

50
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

is ongedetailleerd. 241) In deze zaak wordt aangifte gedaan door een dertigjarige vrouw die jaar vader en moeder beschuldigt van seksueel misbruik in haar jeugd. De aangeefster heeft ernstige psychische stoornissen en is opgenomen in een speciale instelling. Ze raakt volgens haar behandelaars gemakkelijk in een psychose met als gevolg dat het realiteitsbesef vermindert. De behandelend psychiater van aangeefster verklaart: Aangeefster vindt het moeilijk om fantasie, werkelijkheid en herinneringen uit elkaar te houden. Ze heeft pseudoherinneringen en wat het misbruik betreft is ze er soms van overtuigd dat het gebeurd is, maar op andere momenten twijfelt ze sterk of die dingen daadwerkelijk gebeurd zijn of dat ze zich die misschien heeft ingebeeld. Aangeefster heeft het vermoeden dat ook haar jongere zus door vader seksueel is misbruikt. Voorts woont aangeefsters zoontje bij aangeefsters ouders. Aangeefster heeft het gevoel dat haar ouders hem van haar hebben afgepakt en wil graag weer voor hem zorgen

Overigens is het zo dat veel zaken waarin sprake is van hervonden herinneringen betrekking hebben op misbruik dat zich langer dan acht jaar geleden zou hebben afgespeeld. Er is dus sprake van een overlap.

133) De zeventienjarige aangeefster heeft een borderline stoornis. Ze heeft sucidale neigingen, automutileert, is depressief en voelt zich leeg. Aangeefster is ten tijde van de aangifte opgenomen in een psychiatrisch centrum. Tijdens gesprekken met haar therapeut was gebleken dat zij zich een aantal jaren in het geheel niet kon herinneren. Met behulp van de therapeut is ze toen herinneringen naar boven gaan halen. Hierbij kreeg zij steeds duidelijker wordende beelden en flitsen van seksueel misbruik dat zich heeft afgespeeld toen zij acht of negen jaar was.

Sommige zaken zijn gecompliceerd. Dit kan te maken hebben met achtergrondfactoren, zoals langdurige conflicten of vanwege het feit dat er sprake zou zijn van meerdere slachtoffers en meerdere daders.

189) Moeder zegt in het verleden seksueel misbruikt te zijn door haar vader. Zij zegt hiervan in de jaren negentig aangifte c.q. melding te hebben gedaan bij de politie. Op grond van signalen die zij bij haar kinderen waarneemt, is zij bang dat ook haar kinderen zijn misbruikt. Op verzoek van moeder voert een leerkracht gesprekken met haar zoon. Hoewel de leerkracht stelt dat de gesprekken eigenlijk niets hebben opgeleverd, concludeert moeder op basis van deze gesprekken dat haar zoon is misbruikt. De zoon gaat in therapie, gaat tien jaar later wederom in therapie en doet vervolgens aangifte van seksueel misbruik door zijn grootvader en grootmoeder. Hij verklaart dat ook zijn zus, zijn tante en een ander meisje zijn misbruikt. Hoewel ook de zus aangifte doet van seksueel misbruik, kan deze zich niet herinneren dat zij samen met haar broer is misbruikt. De aangifte van de zus is gebaseerd op dromen. De tante ontkent dat zij is misbruikt. De grootouders worden aangehouden. Zij ontkennen hun dochter en hun kleinkinderen te hebben misbruikt.

Aangeefster met psychische problemen


Naast aangiftes die aan de Expertisegroep worden voorgelegd vanwege het feit dat ze in de Aanwijzing worden genoemd als zaken die verplicht of facultatief moeten c.q. kunnen worden voorgelegd (hervonden herinneringen, ritueel misbruik, aangifte van misbruik van voor het derde levensjaar, aangifte van misbruik van meer dan acht jaar geleden), wordt ook een andere categorie zaken voorgelegd die qua aard nauwelijks te onderscheiden is van de in de Aanwijzing genoemde criteria. Een groot deel van de aangiftes wordt gedaan door aangeefsters met forse psychische problemen en veelal een uitgebreid hulpverleningsverleden, zonder dat er sprake is van hervonden herinneringen etc. Zoals gezegd noemt de Gezondheidsraad voor het ontstaan van fictieve herinneringen de volgende risicofactoren: gevoeligheid voor suggestie, de neiging om in fantasie op te gaan (fantasy-proneness), de (on)nauwkeurigheid waarmee men informatie tot de juiste kennisbron herleidt (source-monitoring), de neiging tot aanpassing aan bepaalde personen of sociaalwenselijk gedrag in het algemeen, een neiging tot neuroticisme dan wel introversie, de gevoeligheid voor hypnose, een hoge score op de DES-schaal voor dissociatieve ervaringen.

51
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

186) Een veertienjarig meisje doet aangifte van seksueel misbruik door haar buurman. Het misbruik is volgens haar begonnen toen ze zes jaar oud was en is sindsdien continu doorgegaan. Het misbruik komt voor het eerst aan de orde in e-mails die aangeefster stuurt aan haar overbuurvrouw. Aangeefster beweert dat ze tijdens het mailen in een toestand van bewustzijnsverlies verkeert en niet weet wat ze schrijft. Aangeefster wordt erg aangemoedigd door de overbuurvrouw, die alle verhalen bijzonder interessant vindt. Het meisje heeft al lange tijd forse psychische en lichamelijke problemen en heeft veel contacten (gehad) met hulpverleners en medisch deskundigen. Ondanks allerlei onderzoeken is een medische oorzaak nooit gevonden. De klachten zijn op een gegeven ogenblik zo extreem dat zij zich slechts in een rolstoel kan verplaatsen, niet meer kan plassen, met een sonde wordt gevoed en frequente en vreemde absences heeft (ook op het politiebureau). Tijdens een van de absences heeft ze haar buurvrouw verteld wie haar heeft misbruikt.

Ook andere factoren in de ontstaansgeschiedenis van de aangifte komen sterk overeen met zaken met aspecten van hervonden herinneringen en dergelijke. De interpretatie van klinische gegevens door hulpverleners is in dat kader vaak relevant en dit geldt ook voor de rol van derden voor of na de onthulling van het misbruik.

197) Een zeventienjarig meisje met veel psychische problemen snijdt haar polsen door en belt vervolgens in paniek haar voormalige 38-jarige buurman op, die met haar naar het ziekenhuis gaat. Zijn vrouw en hij nemen haar vervolgens in huis, omdat zij niet meer terug naar haar ouders wil. De man ziet overeenkomsten tussen zijn misbruikte nichtje en het meisje en concludeert dat ze is misbruikt. Hij voert gesprekken met het meisje en uiteindelijk vertelt ze stukje bij beetje dat ze is misbruikt door haar vader. Een maand later doet het meisje aangifte, bijgestaan door de voormalige buurman. In het verleden was zij bijna een jaar opgenomen in een psychiatrische inrichting en aansluitend werd zij ambulant behandeld bij de RIAGG, naar eigen zeggen vanwege anorexia, automutilatie, een negatief zelf beeld en depressie. 131) In deze zaak gaat het om een twintigjarige aangeefster met gedragsproblemen en een ruime hulpverleningsgeschiedenis. Als aangeefster haar vader beschuldigt van mishandeling wordt ze uit huis geplaatst. Vader ontkent en wendt zich tot een vertrouwenspersoon. Korte tijd na haar uithuisplaatsing bekent aangeefster tegenover deze vertrouwenspersoon dat zij haar vader onterecht heeft beschuldigd. In hetzelfde gesprek vertelt ze hem dat ze jarenlang is misbruikt door haar buurjongen. Na dit gesprek mag ze weer thuis wonen. Het misbruik gepleegd door de buurjongen zou zijn begonnen toen aangeefster dertien was en het zou enkele jaren hebben geduurd. Hij zou de seksuele handelingen hebben afgedwongen door te dreigen aangeefsters drugsgebruik aan haar ouders te openbaren. De vertrouwenspersoon heeft in de periode daarna intensief contact met aangeefster, haar ouders en de diverse instellingen die zich met aangeefster bezighouden. Aangeefster gaat naar de politie, waar zij anoniem een informatief gesprek voert in aanwezigheid van de

52
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon laat de politie een aantal dagen later weten dat het meisje bereid is aangifte te doen. Ook bij de aangifteverhoren is de vertrouwenspersoon aanwezig. De vertrouwenspersoon heeft naar eigen zeggen veel ervaring met slachtoffers van seksueel misbruik: "Ik heb vanuit mijn functie al veel gesproken met slachtoffers van seksueel misbruik. De signalen die [aangeefster] in mijn ogen gaf, waren voor mij duidelijk te plaatsen met betrekking tot de ervaring die ik had op het gebied van reacties en emoties van slachtoffers van seksueel misbruik". Aangeefster wordt diverse keren langdurig intramuraal behandeld vanwege gedragsproblemen (alcoholmisbruik, drugsgebruik) en psychische problemen, zoals visuele en auditieve hallucinaties.

Hoofdstuk

Echtscheidingszaken met conflict over de kinderen

Wanneer aan de Expertisegroep een zaak wordt voorgelegd waarbij sprake is van een echtscheiding met een conflict over de kinderen, is het vrijwel altijd zo dat de beschuldiging van seksueel misbruik pas wordt gedaan ndat de echtgenoten uit elkaar zijn. In de loop der tijd werden steeds meer echtscheidingszaken met een conflict over de kinderen op facultatieve basis aan de Expertisegroep voorgelegd. Daarom is deze categorie zaken in 2005 expliciet opgenomen in de Aanwijzing. De zaken hebben meestal betrekking op jonge kinderen. De beschuldiging richt zich doorgaans op de ex-partner, op diens nieuwe partner of op diens familie en kennissen; soms worden meerdere personen beschuldigd. In de periode 2003-2007 heeft de Expertisegroep 42 zaken beoordeeld waarbij sprake is van echtscheiding met een conflict over de kinderen. Opmerkelijk is dat de Expertisegroep vrijwel altijd adviseert het onderzoek te stoppen, namelijk in 95% van de voorgelegde zaken. Ofwel omdat er ernstige tekortkomingen zijn (86%) ofwel omdat het dossier onvoldoende informatie bevat maar nader onderzoek zinloos is (9%). In deze paragraaf worden enkele patronen besproken die in echtscheidingszaken kunnen worden onderscheiden.

53
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Achtergrondfactoren: conflicten en bezorgdheid


In de door de Expertisegroep beoordeelde zaken waarin sprake is van echtscheiding met een conflict over de kinderen spelen met name twee in het model beschreven achtergrondfactoren een belangrijke rol: conflicten en bezorgdheid. Wanneer bovendien sprake is van psychische problemen ontstaat een kruitvat. Aan een scheiding ligt meestal een conf lict ten grondslag. Ook tijdens en na de scheiding kunnen zich op allerlei gebieden conf licten voordoen: over geld, over het huis, over spullen en niet in de laatste plaats over de omgangsregeling met de kinderen. In een conf lictueuze situatie is de kans groot dat gedragingen van de ander negatief worden genterpreteerd. Het kan zijn dat iemand de schellen van de ogen zijn gevallen en dat nu pas zichtbaar is hoe vervelend de ex-partner eigenlijk was. Het kan echter ook zijn dat allerlei feiten en omstandigheden met een negatieve bril worden bekeken. Wanneer kinderen in een dergelijke beladen situatie opvallend gedrag vertonen, kan het gebeuren dat mensen vanuit bezorgdheid n vanuit de conf lictueuze gevoelens jegens de ex-partner, dat gedrag eendimensionaal interpreteren als signaal van seksueel misbruik. Hierbij wordt voorbij gegaan aan alternatieve verklaringen voor het gedrag van het kind, zoals een reactie op de spanningen en de veranderingen die een scheiding met zich meebrengt. Wanneer zich vervolgens allerlei escalerende factoren voordoen (zoals frequent en suggestief ondervragen of shoppen bij hulpverleners) dan

wordt de ontstaansgeschiedenis negatief benvloed. Hierdoor worden ook aangiftes die betrekking hebben op werkelijk gebeurd seksueel misbruik onherstelbaar beschadigd.

Escalerende zaken
Sommige zaken escaleren volledig. De ouders ondervragen de kinderen langdurig, deze ondervragingen worden soms op met videocameras opgenomen, ex-partners beschuldigen elkaar beurtelings van seksueel misbruik of andere delicten en doen daarvan n of meer aangiften, de hele familie is betrokken bij de zaak, het kind wordt meegenomen naar een reeks hulpverleners net zolang tot iemand het vermoeden van seksueel misbruik bevestigt. De aangifte wordt gebruikt als wapen in de strijd tussen de voormalige echtelieden. Een dergelijk opvoedingsklimaat is schadelijk voor een kind. De kinderen krijgen loyaliteitsconflicten, worden blootgesteld aan zeer stressvolle omstandigheden en krijgen een slachtofferidentiteit aangepraat. De Expertisegroep maakt in dergelijke situaties in haar rapporten regelmatig opmerkingen over het schadelijke opvoedingsklimaat. Soms nemen de rapporteurs van de Expertisegroep hierover ook telefonisch contact op met de behandelend officier van justitie. De Expertisegroep onderneemt geen verdere stappen, zoals het melden van een dergelijke situatie bij het AMK of de Raad voor de Kinderbescherming. De Expertisegroep verkeert in een lastige situatie, omdat slechts wordt gevraagd om een vervolgingsadvies en niet om een advies over de opvoedingssituatie. Bovendien baseert de Expertisegroep haar adviezen uitsluitend op schriftelijke stukken en is er geen sprake van een huisbezoek.

54
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

240) Vader en moeder zijn gescheiden en voeren een verbeten strijd om hun vijf jarige kind. De zaak bestaat uit twee delen. In de oude zaak deden zowel vader als moeder na hun echtscheiding aangifte van seksueel misbruik: vader beschuldigde opa van moederszijde en een vriend van moeder en op haar beurt beschuldigde moeder vader. De officier van justitie besloot niet verder te vervolgen. In de nieuwe zaak doet moeder aangifte van seksueel misbruik tegen de zoon van vaders nieuwe vriendin. Vaders vriendin speelt een opmerkelijk actieve rol in de zaak. Beide partijen doen er alles aan om de zorg over het meisje te krijgen: er wordt geprocedeerd over de omgangsregeling, een landelijk dagblad wordt ingeschakeld, er wordt een internetsite geopend die uitsluitend over deze situatie handelt, ouders beschuldigen elkaar over en weer van seksueel misbruik op basis van aannames waarbij de feiten onjuist dan wel zeer gekleurd worden weergegeven, het meisje wordt aan medisch onderzoek onderworpen, gesprekken worden opgenomen, er worden mailings gestuurd naar personen uit haar naaste omgeving en er worden klachtprocedures gevoerd c.q. aangifte gedaan tegen tegenstanders.

Interpretatie
In deze paragraaf worden voorbeelden gegeven van aangiftes waarbij sprake is van interpretatie, respectievelijk van moeilijk gedrag, seksueel gedrag, verzorgingshandelingen en klinische gegevens. Uit de voorbeelden zal duidelijk worden dat meer factoren een rol spelen in de ontstaansgeschiedenis dan de (juiste of onjuiste) interpretatie.

Interpretatie van moeilijk gedrag Een echtscheiding is een stressvolle gebeurtenis. Kinderen reageren verschillend op stressvolle gebeurtenissen; sommige kinderen gaan gewoon hun gang, andere kinderen reageren teruggetrokken of juist opstandig. Ook seksueel misbruik is een stressvolle gebeurtenis. De Expertisegroep constateert dat sommige ouders moeilijk gedrag van hun kinderen eerder toeschrijven aan mogelijk seksueel misbruik dan aan de echtscheiding op zich.

234) Een moeder doet aangifte tegen haar ex-man. Hij zou hun vierjarige en zesjarige dochters hebben misbruikt na de scheiding. Moeder baseert haar beschuldigingen op het feit dat de kinderen altijd een paar dagen van slag zijn als ze bij hun vader zijn geweest. Verder zou het jongste kind in haar slaap gillen, krijsen, slaan en schoppen en mamma help me, pappa nee roepen. Bovendien zou het kind op de peuterspeelzaal tijdens door de juf uitgevoerde massages hebben verteld dat haar vader haar betast heeft. Het oudste kind ontkent alle verhalen over misbruik door vader. Als het AMK het dossier sluit en moeder in paniek raakt omdat vader de bezoekregeling wil hervatten, zegt ook het oudste kind dat ze misbruikt zijn.

Interpretatie van seksueel gedrag In diverse zaken die worden voorgelegd aan de Expertisegroep wordt abnormaal seksueel gedrag gesignaleerd. Het kan hierbij gaan om seksueel getinte uitspraken of termen waarvan ouders niet begrijpen hoe een kind deze kent. Ook kan het gaan om seksueel getinte spelletjes die kinderen met elkaar spelen (doktertje spelen) of om seksueel getinte gedragingen (geslachtsdelen etaleren of betasten). Wellicht onder invloed van uitvoerige berichtgeving in de media over seksueel misbruik, zijn veel ouders zeer alert op aanwijzingen voor seksueel misbruik bij hun eigen kinderen. Zie voor een interessante beschouwing hierover Van der Zee (2007). In de meeste gevallen is de Expertisegroep van mening dat het geen abnormaal gedrag betreft, maar gedrag dat past bij de normale seksuele ontwikkeling van kinderen. Brilleslijper-Kater (2005) heeft onderzocht welke seksuele gedragingen leeftijdsconform zijn in de diverse stadia van de ontwikkeling.

55
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

256) Moeder vermoedt dat haar driejarige dochter wordt misbruikt. De aanleiding voor het vermoeden is dat het meisje volgens moeder seksuele opmerkingen maakt en seksueel getinte gedragingen vertoont. Moeder vraagt of papa dat heeft gedaan waarop het meisje bevestigend antwoordt en moeder meteen met haar twee kinderen het huis verlaat. Moeder gaat naar de politie voor een informatief gesprek, maar wordt doorverwezen naar de hulpverlening omdat het kind te jong is om gehoord te worden in een studio en er zonder verhoor onvoldoende bewijs is. Moeder blijft staan op een verhoor. Na overleg adviseert de politie moeder om contact op te nemen met een centrum dat gespecialiseerd is in hulpverlening bij psychotraumas. Daar volgen in vijf maanden tijd twintig therapeutische sessies. In de gesprekken met de therapeut vertelt het meisje steeds meer, ook dat opa en de vriend van vader haar misbruiken. Moeder doet halverwege de behandeling alsnog aangifte naar aanleiding van de nieuwe uitlatingen. Nu is ze bijna vier jaar en zou ze alsnog in de studio kunnen worden verhoord. 258) Moeder vermoedt dat vader hun dochter misbruikt en verlaat vader als het meisje twee jaar is. Sindsdien voeren zij een strijd over de omgangsregeling. Moeder doet bij de politie een melding van het feit dat haar dochter seksueel gedrag vertoont en seksueel getinte uitspraken doet. De politie zegt tegen moeder dat haar dochtertje te jong is voor een studioverhoor. Moeder laat het kind medisch onderzoeken en schakelt diverse instanties in. Een paar maanden later doet moeder alsnog aangifte. Het meisje wordt verhoord in de studio, ondanks het feit dat zij daarvoor eigenlijk te jong is (bijna drie jaar). Het studioverhoor levert niets op en vader ontkent seksueel misbruik. Enkele maanden later geeft moeder videobanden aan de politie, waarop gesprekken staan die moeder met haar dochter heeft gevoerd.

Interpretatie van verzorgingshandelingen Het verzorgen van jonge kinderen kan een vrij intieme aangelegenheid zijn. Denk aan het verschonen van luiers, het afvegen van billen, het schoonmaken van de geslachtsdelen, het meten van koorts of het inbrengen van een zetpil. Opmerkingen van jonge kinderen over dergelijke verzorgingshandelingen kunnen door volwassenen ten onrechte worden genterpreteerd als seksuele handelingen. Het omgekeerde is ook mogelijk: seksuele handelingen die niet worden onderkend en worden aangezien voor verzorgingshandelingen.

231) Een moeder doet aangifte tegen haar ex-man die hun driejarige zoon seksueel zou hebben misbruikt sinds diens geboorte. De verdenking van seksueel misbruik ontstaat enkele maanden na de conflictueuze scheiding als het jongetje ziek is. Tijdens het inbrengen van een zetpil zegt hij tegen zijn moeder dat vader ook aan zijn billen zit en heel hard duwt. Moeder legt een verband met afwijkend gedrag op de peuterspeelzaal en begint te denken aan seksueel misbruik. Hierna volgt contact met medici aangaande mogelijk seksueel misbruik en voert zij gesprekken met haar ouders over dit onderwerp.

Interpretatie van klinische gegevens De lijst met symptomen die volgens sommige (alternatieve of reguliere) hulpverleners samenhangt met seksueel misbruik is schier oneindig. In werkelijkheid bestaan er geen symptomen die exclusief verband houden met seksueel misbruik.

56
138) Een moeder doet voor de derde keer aangifte tegen haar ex-man. Vader en moeder zijn gescheiden en verwikkeld in strijd over de omgangsregeling. Nadat vader een rechtszaak aanspant vanwege de bezoekregeling en de Raad voor de Kinderbescherming inschakelt, doet moeder aangifte van poging tot verduistering. Deze aangifte wordt niet in behandeling genomen. Vervolgens constateert moeder opvallend gedrag bij haar dochter (wijdbeens plassen, poppetje tegen haar schaamstreek drukken), schakelt allerlei hulpverleningsinstanties in, zet de omgangsregeling stop en doet aangifte van seksueel misbruik van hun dan vijfjarige dochter. Moeder merkt bij de tweede aangifte op: "Ik ben bang dat hij nog een stap verder gaat, dus dat mijn dochter straks met een rood plassertje thuiskomt". De zaak wordt geseponeerd. Moeder zegt in het eindgesprek dat er nu echt iets gaat gebeuren en dat de kans bestaat dat ze over enige tijd weer bij de politie terugkomt met het verhaal dat het meisje is misbruikt. Dit gebeurt inderdaad enige maanden later: moeder constateert dat het meisje rode schaamlippen heeft na een bezoek aan vader. Ze laat het kind onderzoeken door de huisarts die een verwijding van de vagina constateert. Moeder doet voor de derde keer aangifte. Moeder wordt in haar vermoedens gesteund door een orthopedagoge die op basis van de poppenspelmethode concludeert dat het meisje misbruikt is. Overigens dient moeder een klacht in tegen het openbaar ministerie vanwege het seponeren van de tweede aangifte. De Expertisegroep merkt op: De ontstaansgeschiedenis van de aangifte kan niet los worden gezien van de rechtszaken over de omgangsregeling; telkens wanneer een rechtszaak op handen is, meent moeder signalen van seksueel misbruik waar te nemen.
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Ook de methodes die worden gebruikt om een diagnose te stellen zijn zeer divers en niet altijd deugdelijk (zoals de poppenmethode). Bovendien wordt voorbij gegaan aan het feit dat diagnostisch onderzoek nooit kan resulteren in de diagnose seksueel misbruik, want dat is geen psychische aandoening.

261) Een orthopedagoge voert twee observatieonderzoeken uit bij een jongen, n met en n zonder moeder erbij. Op grond van de intake vermoedt de orthopedagoge reeds dat er sprake is van een post traumatische stressstoornis. De conclusie na twee gesprekken is: "De uitspraken, tekeningen en gedragingen van de jongen doen sterk vermoeden dat hij geconfronteerd is en slachtoffer is van seksueel misbruik. Hij benoemt steeds dezelfde gebeurtenissen en personen en is consistent in zijn verhaal. Gezien zijn gedragingen lijkt er sprake te zijn van een posttraumatische stressstoornis". De Expertisegroep constateert dat de orthopedagoge zich voornamelijk baseert op de informatie van moeder en volledig voorbijgaat aan de mogelijkheid dat moeders informatie wellicht gekleurd is door de echtscheidingssituatie. De somatische informatie die in het rapport wordt vermeld ('de jongen is vaak ziek, heeft vaak koorts, astma, eczeem') is vermoedelijk af komstig van moeder; in de rapportages van de huisartsen wordt er niets over vermeld. De Expertisegroep vindt het diagnostisch onderzoek nogal mager ( 'gesprekje', kruisjes zetten op een jongenstekening, drie-wensenvraag, onbewoond eiland vraag, vrij spel) in verhouding tot de vrgaande conclusie ("sterk vermoeden dat de jongen geconfronteerd is en slachtoffer is van seksueel misbruik"). 256) Na overleg adviseert de politie moeder om contact op te nemen met een instelling voor psychotraumatische hulpverlening. Er volgen in de periode van een klein half jaar in totaal twintig sessies waarin het kind wordt geobserveerd. De behandeling lijkt een belangrijke rol te spelen in het verder uitdijen van het misbruikverhaal. Naarmate de behandeling c.q. observatie vordert, komt er steeds meer informatie naar voren en worden er ook meer mensen beschuldigd van seksueel misbruik, dat vanaf het begin als een feitelijk gegeven wordt beschouwd en niet ter discussie staat. Ook de onderzoekster probeert door middel van soms zeer suggestieve vragen en opmerkingen te achterhalen wat er nu precies is gebeurd. Dit kan leiden tot soms zeer merkwaardige interpretaties (eten van een banaan wat op fellatio lijkt) die vervolgens weer uitmonden tot overhaast getrokken conclusies (er is zeer waarschijnlijk sprake van seksueel misbruik). Het is duidelijk dat moeder zich weet gesteund door de bevindingen van de instelling, hetgeen weer een versterkend effect heeft op haar vermoeden dat haar dochter is misbruikt, alsook op haar benadering en interpretatie van haar gedrag. Het kritiekloos volgen van elke uitlating van de kant van het meisje door de onderzoekster heeft onmiskenbaar geleid tot een breed gedragen acceptatie van het werkelijk plaats hebben gevonden van het seksueel misbruik en de betrokkenheid daarbij van vader, opa en de vriend van vader.

57
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Escalerende factoren tijdens ontstaan van een (on)juiste beschuldiging


Als escalerende factoren die een rol spelen tijdens het ontstaan van een onjuiste beschuldiging zijn in het analysemodel uit hoofdstuk twee genoemd: suggestief of frequent ondervragen, shoppen bij hulpverleners en shoppen bij artsen. Deze factoren zijn zeker ook herkenbaar in door de Expertisegroep beoordeelde zaken.

Zelf kind ondervragen In diverse zaken ondervragen ouders hun eigen kinderen uitgebreid. Uit alles blijkt dat deze gesprekken vrijwel nooit worden gevoerd zoals het aan studioverhoorders bij de politie wordt geleerd. In sommige gevallen worden van de gesprekken video- of geluidsopnames gemaakt die vervolgens aan de politie worden overhandigd. De ondervragingen zijn vaak schadelijk voor het politieonderzoek.

155) Als vader en moeder scheiden is hun zoontje vier jaar en hun dochtertje twee jaar. Kort na de scheiding meldt vader bij de politie dat het jongetje zou hebben gezegd dat zijn zus en hij mochten toekijken terwijl moeder en haar vriend seks hadden. Uiteindelijk wordt het jongetje in een studio verhoord, waar hij niets over seksuele handelingen of misbruik vertelt. In overleg met de officier van justitie wordt de zaak op de plank gelegd. Korte tijd later overhandigt vader een aantal videobanden en een geluidsband aan de politie. Vader heeft opnamen gemaakt van zijn gesprekken met de kinderen en op een van de banden zou het jongetje uitspraken doen over moeders vriend. De gesprekken lijken te zijn gecoacht door vader. Een paar maanden daarna belt vader de politie, omdat hij boos is dat hij niets meer van de politie had gehoord. Daarop wordt de zaak wordt voorgelegd aan de Expertisegroep. Kort daarna krijgt vader een brief van zijn ex-vrouw met de mededeling dat hij zijn kinderen niet meer op bezoek krijgt.

58
199) Vader en moeder van twee meisjes (elf en negen jaar) zijn vijf jaar gescheiden en hebben beiden nieuwe partners. De omgangsregeling met de kinderen verliep aanvankelijk goed, maar op een gegeven moment niet meer. Aanvankelijk kleine klachten en irritaties bij vader en zijn vriendin groeien uit tot forse beschuldigingen van seksueel misbruik, gepleegd door moeder en haar nieuwe vriend. Vader en zijn vriendin spelen een zeer actieve rol bij het boven tafel krijgen van het vermeende misbruik en doen aangifte. Vader vindt dat de politie de zaak niet serieus genoeg neemt, is niet tevreden met wat de verhoren van de kinderen hebben opgeleverd en gaat zijn dochters zelf horen. Op een gegeven moment faxt hij naar de politie een aanvullende verklaring waarin staat dat de kinderen hem hebben verteld dat ze stelselmatig worden verkracht en dat hierbij ook andere kinderen zouden zijn betrokken. Van deze verkrachtingen zouden videofilms zijn gemaakt die verhandeld worden in een caf waar de moeder samen met de kinderen wel eens kwam. Er zou een soort criminele organisatie bij betrokken zijn en vader vreest voor zijn leven.
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Shopppen bij hulpverleners Sommige ouders zijn ervan overtuigd dat hun kind seksueel misbruikt is. Zij nemen hun kind mee naar diverse hulpverleners, net zolang tot ze een hulpverlener treffen die hun vermoeden ondersteunt.

154) Vader en moeder zijn gescheiden en hebben een vijfjarige dochter. Een paar maanden na de scheiding ondervraagt moeder het kind vanwege aan aantal opvallende gedragingen. Het meisje zou tegen moeder hebben gezegd dat vader wrijvende bewegingen tussen haar benen gemaakt had. Vanwege deze uitspraak neemt moeder contact op met Bureau Jeugdzorg. Een medewerker adviseert haar het contact met vader te beindigen omdat het kind in de knoop zit vanwege de scheiding. Een half jaar later zoekt vader contact met moeder omdat hij zijn dochter wil zien. Moeder vindt dat een prima idee. Het meisje begint in die periode te klagen over pijn in haar vagina. Enige tijd later wordt een bacterile infectie geconstateerd. Het meisje wordt door een kinderarts doorverwezen naar een kinderpsycholoog. Deze kan misbruik noch vaststellen noch uitsluiten, aldus moeder. Moeder gaat zelf gesprekken voeren met haar dochter en op een gegeven moment zou het meisje zijn gaan vertellen over misbruik. Daarop schakelt moeder een paragnoste in, die zonder het kind gezien te hebben het vermoeden van moeder bevestigt. De paragnoste doet enkele healings op afstand en vraagt moeder of het mogelijk de vader kan zijn die het meisje heeft misbruikt. Moeder bevestigt dit. Na de eerste healing gaat het meisje spontaan praten en zegt nooit meer naar haar vader te willen. De paragnoste ziet dat het kind werd misbruikt door een man en werd vastgehouden door een vrouw; bovendien zouden er opnamen zijn gemaakt. Moeder doet aangifte. De Expertisegroep merkt op: Daar waar iedere betrokken hulpverlener de mogelijkheid van een andere oorzaak dan seksueel misbruik open liet, was de paragnoste de eerste en tot dan toe enige, die moeder zekerheid verschafte over het feit, dat het meisje seksueel was misbruikt door haar vader. Deze paragnoste is een schoolvoorbeeld van hoe een beetje invoelingsvermogen kan leiden tot verbluffend overtuigende percepties. Verbluffend voor de moeder van het meisje en verbluffend voor de leden van de Expertisegroep dat een normaal denkend mens aan dergelijke slechts als hocus-pocus te betitelen onzin waarde wenst te hechten. Hoewel de paragnoste geen deel uitmaakt van een geregistreerde medische beroepsgroep en als zodanig niet kan worden aangesproken op haar handelen, zijn de leden van de Expertisegroep van mening dat haar rol als uiterst kwalijk kan worden betiteld, omdat ze kennelijk zonder enige kennis van zaken of relevante opleiding op het terrein van seksueel misbruik, als een waarzegster op de kermis de bij moeder bestaande vermoedens over seksueel misbruik van haar dochter bevestigde.

59
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Aard van de zaken


In de meeste echtscheidingszaken die de Expertisegroep heeft beoordeeld is sprake van een ouder die aangifte doet tegen de andere ouder vanwege seksueel misbruik van een of meer van hun kinderen. Er zijn echter ook zaken die afwijken van dit patroon.

Meerdere beschuldigden In sommige zaken wordt niet alleen de ex-partner beschuldigd. De aangifte strekt zich uit tot andere personen, die veelal aan de ex-partner gelieerd zijn (familie, nieuwe partner).

239) Een moeder doet aangifte tegen haar ex-man. Hij zou hun dochters (drie en vijf jaar) hebben misbruikt. Ook zou een vriend van vader betrokken zijn bij het misbruik. Moeder baseert haar beschuldigingen op uitspraken van de kinderen en op lichamelijke klachten. De kinderen vertellen in de loop van de tijd steeds meer over het misbruik. Zij zouden vaginaal en anaal zijn verkracht, de twee mannen zouden anale seks met elkaar hebben en de kinderen zouden zijn vastgebonden met een touw. Ook twee voormalige buurjongens en de vriendin van vaders vriend zouden bij het misbruik aanwezig zijn geweest. 261) Vader en moeder liggen in scheiding en er is ruzie over de voogdij. Moeder doet aangifte van seksueel misbruik van haar vijfjarige zoon door vader, oma en twee vriendinnen van vader. Moeder baseert haar aangifte op uitspraken van haar zoon, tekeningen, lichamelijke- en gedragsveranderingen en een diagnose van post traumatische stress stoornis van een orthopedagoog. Tijdens het huwelijk heeft moeder diverse keren melding gedaan van mishandeling en bedreiging door haar toenmalige man. Op advies van de politie woont zij op een geheim adres. 228) Een moeder doet aangifte tegen haar ex-man, omdat hij hun driejarige dochter zou hebben misbruikt sinds ze n jaar oud was. Ook oma wordt beschuldigd van seksueel misbruik. Sinds de scheiding hebben de ouders veel ruzie over de omgangsregeling en volgens moeder is vader seksverslaafd. De Raad voor de Kinderbescherming en het AMK zijn betrokken bij de zaak. Op diverse data na de aangifte werden van aangeefster nog verklaringen opgenomen.

60
Diverse aangiftes in dezelfde zaak Hoewel het meestal om n aangifte gaat, worden in sommige zaken diverse aangiftes gedaan tegen dezelfde persoon of tegen andere personen. De Expertisegroep analyseert in dergelijke zaken de tijdlijn nauwkeurig; vaak is er ten tijde van de nieuwe aangifte juist sprake van een rechtszitting over de omgangsregeling.
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

215) Een moeder doet aangifte van seksueel misbruik van haar drie jonge kinderen (drie, vijf en zes jaar) door haar ex-man. Moeder heeft sinds de scheiding al meerdere keren aangifte van ontucht gedaan, ook tegen opa van vaderszijde. De Raad voor de Kinderbescherming constateert dat moeder gefixeerd lijkt te zijn op het misbruikverhaal en daarmee de kinderen ongeremd belast. Bovendien staat zij niet open voor suggesties om te werken aan haar pedagogische beperkingen. De laatste aangifte vindt plaats vlak nadat moeder te horen heeft gekregen dat haar drie kinderen uit huis geplaatst gaan worden. 254) Een gescheiden vrouw doet voor de tweede keer aangifte van seksueel misbruik van haar zoons (twaalf en tien jaar) door hun vader. De aangifte die ze twee jaar daarvoor deed met betrekking tot misbruik en mishandeling is geindigd in een sepot wegens gebrek aan bewijs. Moeder verklaart dat haar oudste zoon een jaar geleden ineens weer uitspraken over seksueel misbruik deed. Moeder is toen niet meteen naar de politie gegaan, omdat haar zoon destijds net was gestart met therapie en een aangifte niet aankon. Vader heeft de kinderen twee jaar niet gezien en procedeert om een omgangsregeling te krijgen. Alle kinderen zijn in therapie..

Geschiedenis van aangiftes in andere zaken Sommige aangeefsters lijken kind aan huis bij de politie. Zij beschuldigen diverse personen van seksueel misbruik of andere delicten (bijvoorbeeld stalking, bedreiging), waarvan zijzelf of hun kind slachtoffer zouden zijn.

179) Moeder beschuldigt haar ex-man van seksueel misbruik van hun destijds driejarige dochter en doet tevens aangifte van bedreiging. Het misbruik zou hebben plaatsgevonden tijdens de bezoeken in het kader van de (door moeder opgestelde) omgangsregeling. Moeder baseert haar beschuldiging op lichamelijke veranderingen (de vagina van het meisje was wel eens rood en gerriteerd), gedragsveranderingen (nachtelijke hysterische aanvallen, nachtmerries) en op misbruikgerelateerde uitspraken die het meisje tegenover moeder, oma en anderen zou hebben gedaan. Moeder doet aangifte. Vanwege haar jonge leeftijd is het meisje niet gehoord in een studio. Over moeder wordt door getuigen gezegd dat ze liegt en manipuleert, dat ze het kind geen structuur biedt, dat ze het niet accepteert dat vader zich met haar opvoeding bemoeit, dat ze ex-partners tegen elkaar opzet, dat ze in 2004 aangifte van verkrachting heeft gedaan [vermoedelijk tegen haar ex-man, maar in haar huidige aangifte zegt ze hier niets over], dat ze in 1998 aangifte heeft gedaan tegen een andere man vanwege seksueel misbruik en stalking, dat ze in een gesticht thuishoort.

Extreme zaken Er zijn zaken die volledig escaleren. Beide partijen beschuldigen elkaar van misbruik of van andere delicten, de omgeving is nauw betrokken bij het onderliggende conflict en bij de beschuldigingen, er wordt veel over de beschuldigingen gepraat, de ouders horen de kinderen uit, allerlei instanties worden ingeschakeld, de pers wordt genformeerd, websites worden bijgehouden waarop de ander wordt beschuldigd, er wordt geshopt langs hulpverleners en wie niet voor is, is tegen en kan een klacht verwachten.

61
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

104) Een driejarig meisje zegt tegen haar moeder, haar oma en de oppas dat de nieuwe vriend van haar moeder aan haar plasser heeft gezeten. Moeder verbreekt gedurende korte tijd de relatie, maar deze wordt tot ongenoegen van oma al snel weer hervat. Oma onderneemt hierop diverse stappen: zij raadpleegt een hoogleraar psychiatrie, doet een melding van seksueel misbruik bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, deelt de politie telefonisch mede dat er direct een onderzoek moet worden ingesteld, informeert de pastoor en schakelt een detectivebureau in. Moeder gaat naar de politie om duidelijk te maken dat oma het meisje opzet tegen haar nieuwe partner. Tevens gaat moeder naar de huisarts, bureau vertrouwensarts en consulteert zij een orthopedagoge. Wanneer de orthopedagoge concludeert dat nader onderzoek van het meisje ongewenst is, ontvangt zij diverse faxen en telefoontjes van oma die ook haar priv-nummer heeft achterhaald. Ook vader mengt zich in de zaak. Hij doet aangifte tegen de nieuwe vriend van moeder en dient hij een klacht in tegen de orthopedagoge bij het Medisch Tuchtcollege en bij het College van procureurs-generaal. Opgemerkt moet worden dat het dossier diverse aangiften van de betrokken partijen bevat (bommelding, bedreiging, valse aangifte, vernieling) en diverse faxen c.q. brieven naar allerlei instanties. In een brief van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling aan de Raad voor de Kinderbescherming staat: Gezien het grote verschil van mening tussen beide ouders en de compromisloze wijze waarop men dit verschil beslecht wil hebben, maken wij ons ernstige zorgen over het welzijn en de ontwikkeling van het kind.

Civielrechtelijke stappen In sommige gevallen worden uiteindelijk in het belang van het kind civielrechtelijke maatregelen getroffen. Dit komt naar voren uit het onderzoek dat is uitgevoerd onder officieren van justitie, waar we in hoofdstuk 9 nader op in gaan.

219) Moeder beschuldigt haar (ex)vriend van seksueel misbruik van haar dochter (elf jaar ten tijde van de aangifte). Ze vermoedt namelijk dat haar dochter wordt misbruikt en de enige die daarvoor in aanmerking komt is haar (ex)vriend. In latere gesprekken tussen moeder en het meisje komt naar voren dat het meisje tijdens het misbruik zou zijn vastgehouden door de buurman en weer later vertelt het meisje dat alles werd gefilmd door de stiefvader van de ex-vriend. In het verleden heeft moeder ook anderen beschuldigd van seksueel misbruik, te weten een medewerker van de peuterspeelzaal en oma van vaderszijde. Moeder bezoekt regelmatig hulpverleners met het meisje. Na het advies van de Expertisegroep is de zaak als volgt verlopen. Niemand is als verdachte aangemerkt en het onderzoek is gestopt. Moeder heeft een artikel 12 Wetboek van strafvordering -procedure gestart. De dochter is civielrechtelijk onder toezicht gesteld.

62
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Hoofdstuk

Verstandelijk gehandicapten

Inleiding
In de periode 2003-2007 heeft de Landelijke Expertisegroep 17 zaken beoordeeld waarin sprake was van beschuldigingen van seksueel misbruik van verstandelijk gehandicapten. Een deel van de zaken heeft betrekking op mogelijk misbruik binnen een instelling voor verstandelijk gehandicapten, waarbij de beschuldigde een medewerker is of een verstandelijk gehandicapte medebewoner. De overige beschuldigingen hebben geen betrekking op misbruik binnen instellingen, maar op anderen (bijvoorbeeld personen in de relatie- of familiesfeer). De aard van de zaken is zeer divers en iedere categorie zaken kent zijn eigen dynamiek en dilemmas. Hoewel de Expertisegroep relatief weinig zaken heeft behandeld die betrekking op verstandelijk gehandicapten, willen we toch de aandacht vestigen op een aantal problemen dat zich voordoet bij de behandelde zaken. De Expertisegroep heeft namelijk in 16 van de 17 zaken geadviseerd het onderzoek of de vervolging te stoppen.

63
De groep verstandelijk gehandicapten is zeer heterogeen. Het is dan ook niet mogelijk een standaard benadering voor te schrijven. Wat de verstandelijk gehandicapten wel gemeen hebben, is een laag IQ. Voor deze groep is daarom extra belangrijk het tijdsverloop tussen een mogelijke gebeurtenis en een controleerbaar (studio)verhoor zo kort mogelijk te houden. Ook is van belang dat zo min mogelijk gesprekken met het mogelijke slachtoffer worden gehouden. Hoe meer tijdsverloop en hoe meer gesprekken, hoe groter de kans op geheugenfouten en benvloeding. Er wordt binnen instellingen niet altijd voldoende aandacht besteed aan seksuele behoeften van verstandelijk gehandicapten. De redenering is soms dat een verstandelijk gehandicapte functioneert op het niveau van een kind en daarom qua seksualiteit ook op dat niveau functioneert. Dit is onjuist, ook verstandelijk gehandicapten hebben seksuele behoeften. Er is geen landelijk beleid ten aanzien van seksualiteit; het beleid kan per instelling verschillen en is dan ook zeer divers (geen beleid, seks tussen bewoners gedogen, gesprekken met een seksuoloog, sekswerkers inzetten, etc.). Uit circulaire 2007-05-IGZ van de Inspectie voor de Gezondheidszorg komt naar voren dat instellingen voldoende aandacht moeten besteden aan zaken als lichaamsbeleving, seksualiteit, relaties, weerbaarheid en het voorkomen van seksueel misbruik. Het ondersteuningsplan voor de clint kan een risico-inschatting van seksueel misbruik bevatten ten aanzien van wonen, werken en vrije tijd. De Inspectie wijst ook expliciet op de verantwoordelijkheid van de zorginstelling: Een melding van seksueel misbruik tussen clinten en tussen clinten en derden kan wijzen op een tekortkoming in de kwaliteit van de zorgverlening. De kwaliteit van de zorgverlening is primair de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder zelf.
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Aard van de zaken


Medewerker van instelling wordt beschuldigd Verstandelijk gehandicapten hebben in het dagelijks leven vaak extra begeleiding nodig bij wonen, lichamelijke verzorging, werk of vervoer. Daarbij zijn zij afhankelijk van medewerkers van speciale woonvormen, sociale werkplaatsen en chauffeurs van aangepast vervoer. Vanwege de kwetsbaarheid van verstandelijk gehandicapten worden zij extra beschermd door de wet. Als er sprake is van seksueel misbruik is artikel 249 wetboek van strafrecht van toepassing. Het plegen van ontuchtige handelingen is strafbaar gesteld; er hoeft geen sprake te zijn van dwang of geweld. In 2007 is het convenant Preventie seksueel misbruik ondertekend door betrokken partijen binnen de zorg aan verstandelijk gehandicapten. In het convenant zijn de volgende onderwerpen opgenomen: laagdrempelige vertrouwensregeling, meldplicht bij vermoeden misbruik, sollicitatieprocedures (onder andere verklaring omtrent het gedrag), aangifte doen bij redelijk vermoeden van schuld, incidenten opnemen in personeelsdossier. Problematisch is dat niet alleen verstandelijk gehandicapten kwetsbaar zijn wanneer het gaat om seksueel misbruik door medewerkers van instellingen voor verstandelijk gehandicapten. Ook deze medewerkers zijn kwetsbaar; niet voor misbruik maar voor onjuiste beschuldigingen. Het risico van onjuiste interpretatie van verzorgingshandelingen, gedragsveranderingen of seksuele gedragingen (zie Scenario Analyse Model) is groot. Bovendien zijn bijna per definitie veel mensen betrokken bij het mogelijke (verstandelijk gehandicapte) slachtoffer, waardoor de kans op problemen in de ontstaansgeschiedenis van de aangifte toeneemt (sociale interactie, confirmation bias). Later in dit hoofdstuk wordt hier apart aandacht aan besteed. De betrokkenheid van zoveel mensen (directe verzorgers, leidinggevenden, vertrouwenspersonen) leidt bovendien vaak tot vertraging; er gaat veel tijd overheen voordat een zaak uiteindelijk bij de politie belandt.

64
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

147) Een moeder doet aangifte van seksuele betasting van haar 22-jarige ernstig verstandelijk gehandicapte dochter door de chauffeur die haar frequent vervoert van de sociale werkplaats naar huis. De vrouw wordt in diverse verklaringen beschreven als zeer knuffelig en handtastelijk. Haar moeder zou hebben waargenomen dat de chauffeur met haar zoende en een aantal buurvrouwen ondersteunt deze verklaring. Volgens een getuige is de verstandelijk gehandicapte vrouw verliefd op de verdachte. Het zou bekend zijn dat zij hem spontaan om zijn nek vliegt. 227) Een moeder doet aangifte van seksueel misbruik van haar 31-jarige zoon door een begeleidster in de instelling waar haar zoon verblijft. Haar zoon lijdt aan het syndroom van Down en heeft ook lichamelijke problemen. Moeder constateert gedragsveranderingen bij haar zoon. Het valt de begeleiders van de instelling op dat de man verliefd is op een begeleidster en zich geen raad weet met zijn seksualiteit. De man wordt overgeplaatst naar een andere instelling vanwege zijn gedragsproblemen. Diverse familieleden voeren gesprekken met hem en uiteindelijk vertelt hij te zijn misbruikt door de begeleidster.

Problemen ontstaan ook doordat niet altijd duidelijk is welk gedrag toegestaan is. Hoewel het moeilijk is hier algemene regels voor te geven, is het van belang dat instellingen hier aandacht aan besteden. Ook zou moeten worden nagedacht hoe riskante situaties zoveel mogelijk kunnen worden vermeden. Dit is in het belang van verstandelijk gehandicapten n hun verzorgers.

147) Ten slotte wil de Expertisegroep nog opmerken dat chauffeurs die verstandelijk gehandicapten vervoeren een zeer kwetsbare groep vormen. Diverse leden van de Expertisegroep hebben zaken behandeld waarin chauffeurs werden beschuldigd van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het zou politie en justitie veel tijd besparen en betrokkenen voor veel leed behoeden, wanneer taxicentrales een landelijk protocol zouden ontwikkelen ten aanzien van de lichamelijk aspecten van interactie tussen chauffeurs en verstandelijk gehandicapten. 200) Een medewerkster van de zorginstelling voor verstandelijk gehandicapten doet namens het (mogelijke) slachtoffer aangifte en vermeldt daarbij het Protocol Seksueel Misbruik, dat in gebruik is bij de zorginstelling. Verder wordt in de stukken diverse keren de naam genoemd van een andere medewerkster die kennelijk als begeleidster van het slachtoffer is opgetreden. Een verhoor van deze begeleidster over haar rol als zodanig (in het bijzonder die bij de interactie tussen haar en het slachtoffer bij de eerste melding, maar ook de daarop volgende interactie in de instelling), met daarbij een kopie van het genoemde Protocol had de leden van de Expertisegroep waardevolle informatie kunnen verschaffen over de tot de aangifte leidende gang van zaken.

Veel instellingen waar mensen verpleegd of behandeld worden hebben wel een speciaal protocol dat in werking gaat op het moment dat seksueel misbruik vermoed wordt. Als blijkt dat het vermoeden ongegrond is, is behoefte aan een protocol om de onrust die ontstaan is tot realistische proporties terug te brengen. Hiertoe zouden zorginstellingen dan ook een de-escalatie protocol kunnen ontwikkelen.

65
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Andere verstandelijk gehandicapte wordt beschuldigd In het wetboek van strafrecht is een wetsartikel opgenomen dat (kort samengevat) het hebben van seks met (onder andere) verstandelijk gehandicapten verbiedt3. Belangrijk onderdeel van het wetsartikel is dat het moet gaan om een dader die weet dat het slachtoffer verstandelijk gehandicapt is en door deze handicap haar wil omtrent seksualiteit niet of onvoldoende kenbaar kan maken. Op het plegen van een dergelijk delict staat een gevangenisstraf van maximaal acht jaar. Er ontstaan echter diverse problemen, als beide betrokkenen een verstandelijke handicap hebben: Is de verstandelijk gehandicapte aangeefster in staat om adequaat weer te geven wat er is gebeurd? Is de verstandelijk gehandicapte aangeefster in staat om duidelijk aan te geven waar haar grenzen liggen op seksueel gebied? Is de verstandelijk gehandicapte beschuldigde in staat om de seksuele grenzen van de ander te herkennen? Welke regels zijn gesteld door de instelling waar de verstandelijk gehandicapten verblijven en op welke wijze worden eventuele regels gehandhaafd?

Artikel 243 Wetboek van Strafrecht: Hij die met iemand van wie hij weet dat hij in staat van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht verkeert, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen pleegt die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Welke beschermende (preventieve!) maatregelen heeft de instelling getroffen om verstandelijk gehandicapten te beschermen tegen seksueel ongewenst of zelfs strafbaar gedrag van andere patinten?

De vraag ontstaat dan ook, of het strafrecht wel de juiste weg is om hetgeen mogelijk tussen een aangeefster en beschuldigde heeft plaatsgevonden, te beoordelen.

200) De 48-jarige aangeefster is verstandelijk gehandicapt en woont in een inrichting. Zij beschuldigt een verstandelijk gehandicapte bewoner, met wie zij tot voor kort een relatie had, van verkrachting. In een bijgevoegde rapportage over aangeefster valt te lezen dat zij moeite heeft om duidelijk haar grenzen te stellen. Hoewel met de hulp van begeleidend personeel de verhouding beindigd zou zijn, vindt aangeefster dit erg moeilijk en zou ze moeilijk nee kunnen zeggen als ze haar ex-vriend weer tegen zou komen, omdat ze zelf ook behoefte zou hebben aan seksuele intimiteiten. Het is haar ex kennelijk ook niet verboden om toenadering tot haar te zoeken. Als hij op bezoek komt en zich bij de portier meldt krijgt hij kennelijk toestemming om door te lopen naar haar kamer. Hij lijkt zich te gedragen alsof de relatie nog bestaat, hij laat haar zijn kamer en keuken zien, zet koffie voor haar, geeft haar een lamp cadeau en gaat bij haar op bezoek. Hij zou haar de bewuste avond onder dwang hebben meegenomen naar zowel zijn eigen woonruimte als die van de aangeefster om seks met haar te hebben. Hoewel zij nee tegen hem zou hebben gezegd, zou hij meerdere keren gemeenschap met haar hebben gehad.. 225) In deze zaak wordt aangifte gedaan namens twee verstandelijk gehandicapte jongens van tien en zestien jaar. Vanwege hun handicap wonen zij in een zorginstelling. Daar zouden zij misbruikt zijn door een zestienjarige groepsgenoot. In gesprekken met medewerkers van de instelling geeft de beschuldigde toe dat er seks heeft plaatsgevonden tussen hem en de genoemde jongens. De jongen wordt aangehouden en verhoord, waarbij hij zonder veel terughoudendheid en in detail vertelt over de seksuele contacten die hij met de jongens heeft gehad.

66
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Afgezien daarvan is het belangrijk dat instellingen voor verstandelijk gehandicapten een duidelijk standpunt innemen ten aanzien van seksualiteit van de bewoners. Mogen bewoners seks hebben met elkaar? Onder welke voorwaarden? Welke maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat seksueel contact ontaardt in seksueel misbruik?

225) De Expertisegroep is overigens verbaasd over het feit dat het mogelijk is dat een jongen als A opgenomen wordt op een afdeling waar mensen verblijven die voor een belangrijk deel volstrekt andere problemen hebben en/of op een zichtbaar lager niveau functioneren. Hij heeft een verstandelijke handicap, maar zijn niveau is zichtbaar hoger vergeleken met dat van de vermeende slachtoffers. Hij is dwingend en dreigend en hij manipuleert. Niet alleen jongens als X en Y worden onder druk gezet, maar ook het personeel lijkt hij vaak te slim af te zijn. Het is duidelijk dat het de zorginstelling niet is gelukt een adequaat regime in te stellen, in ieder geval niet is opgewassen tegen gedragsproblemen als die van A.

Familielid wordt beschuldigd De problematiek van misbruik en misverstanden rondom verstandelijk gehandicapten speelt zich uiteraard niet alleen af binnen instellingen. Beschuldigingen van seksueel misbruik worden ook geuit in (pleeg)gezinnen. Vaak is de beschuldigde een familielid.

303) Een zevenjarige jongen met een IQ van 50 (matig zwakzinnig niveau) zou aan zijn pleegmoeder hebben verteld dat hij seks heeft gehad met zijn vader en diens nieuwe vriendin. Ook zijn zus en zijn nichtje zouden hierbij betrokken zijn geweest. De jongen zou een uitgebreid en complex verhaal verteld hebben over groepsseks met onder andere toverpiemels. Het misbruikverhaal wordt noch door getuigenverklaringen, noch door de studioverhoren bevestigd. Wat wel duidelijk blijkt is dat de jongen nogal gepreoccupeerd lijkt te zijn met seks. Zo zou hij als hij geen luier draagt bijna constant (en onbewust) met zijn hand in zijn kruis zitten. Hij vindt het fijn om aan zijn penis te zitten, hij rijdt tegen zijn zusje of nichtje aan als hij de kans krijgt en bezigt uitspraken als neuken is leuk. Volgens hulpverleners is hij niet in staat om verhalen na te vertellen, maar is hij wel erg bedreven in het creren van wensverhalen, die wederom vaak over seks lijken te gaan.

Opgemerkt moet worden dat de gezinsachtergrond van verstandelijk gehandicapten niet zelden problematisch is. Soms hebben ook andere gezinsleden een verstandelijke beperking of psychisch problemen, is het gezin sociaal minder aangepast of is er sprake van uithuisplaatsingen. Uiteraard is dit niet altijd het geval.

303) Uit de verklaring van vader [beschuldigde] blijkt duidelijk dat er thuis nogal makkelijk met seksualiteit werd omgesprongen. Zo zou een dronken tante de jongen op zijn zesde gepijpt hebben, zouden vader en moeder door de kinderen overlopen zijn terwijl zij seks hadden op de bank en er een pornofilm op stond en zou de jongen een keer zelf een pornofilm uit de kast hebben gehaald. Vader ontkent ooit seksuele handelingen te hebben gepleegd met zijn kinderen. 283) Het beeld dat ontstaat, is dat van een dertienjarig meisje met een verstandelijke beperking dat zichzelf moet zien te redden in een verre van ideale omgeving. Haar moeder spreekt geen Nederlands, lijkt weinig gentegreerd (en daardoor gesoleerd) en is kennelijk niet bij machte haar partner ervan te weerhouden haar dochter fysiek te mishandelen. Tevens wordt het meisje vanaf haar twaalfde gedwongen om iedere dag na schooltijd te werken tot ongeveer elf uur s avonds. 284) De gezinsvoogd van een negenjarig zwakbegaafd meisje doet aangifte van seksueel misbruik dat zou zijn gepleegd door de vader van het meisje. Het meisje is ondertoezichtgesteld vanwege veelvuldige afwezigheid van haar vader, die binnenvaartschipper was, en het alcoholgebruik van moeder. Het meisje bleef na het uit elkaar gaan van haar ouders wonen bij haar vader en zijn nieuwe vriendin. Omdat haar vader moest worden opgenomen in verband met psychische problemen en haar moeder inmiddels een zwervend bestaan leidde, werd het meisje in een instelling geplaatst.

67
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Interpretatie
In zaken waarbij verstandelijk gehandicapten slachtoffer zouden zijn geworden van seksueel misbruik, gebeurt het zelden dat rechtstreeks en concreet een beschuldiging wordt geuit. Vaak vloeit de beschuldiging voort uit interpretatie van gedragingen, seksuele handelingen en verzorgingshandelingen.

255) Moeder beschuldigt ex-vriend van seksueel misbruik van haar verstandelijk gehandicapte dochter. Ten tijde van de aangifte is het meisje dertien jaar, ten tijde van het mogelijke misbruik was zij tussen de vier en zeven jaar. Moeder vermoedt dat haar dochter is misbruikt omdat zij tot haar twaalfde verkrampt als zij tussen haar benen wordt gewassen. Op verzoek van moeder onderzoekt een orthopedagoge het meisje en concludeert na n onderzoek dat zij mogelijk is mishandeld en misbruikt. Een jaar na dit onderzoek doet moeder aangifte. 259) Een leerkracht signaleert dat een vijftienjarig verstandelijk gehandicapt meisje wel contact legt met vrouwen, maar niet met vreemde mannen. Tevens is het meisje erg preuts bij het douchen. In dezelfde tijd wordt de leerkracht door het AMK benaderd met de mededeling bijzonderheden door te geven, aangezien over het meisje een dossier wordt bijgehouden. Vervolgens doet moeder aangifte van seksueel misbruik van haar dochter door haar ex-partner, de stiefvader van het meisje. Het misbruik zou eenmalig hebben plaatsgevonden toen het meisje twaalf of dertien haar was. In de studio verklaart het meisje te zijn verkracht door haar stiefvader, maar deze ontkent.

Bovendien kunnen op de achtergrond allerlei factoren meespelen, zoals conflicten, bezorgdheid en psychosociale problemen (zie Scenario Analyse Model).

68
180) Drie verstandelijk gehandicapte zussen van vijftien, dertien en tien jaar beschuldigen hun vader van seksueel misbruik. In eerste instantie heeft de oudste zus het alleen maar over betasting maar in een later gesprek met de politie beschrijft ze hoe ze door haar vader is verkracht. De beschuldigingen volgen op een ontdekking die moeder doet. Zij treft de twee jongste zussen op een avond naakt in bed aan, waarbij de meisjes op elkaar liggen en drukkende bewegingen maken. Gevraagd naar de reden van hun gedrag verklaart de middelste zus: onder de douche pakte papa mij bij mijn borsten en van onderen. De ouders zijn gescheiden, er speelt een conflict over de omgangsregeling en over alimentatie.
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Ook is van belang na te gaan sinds wanneer bepaalde problematische gedragingen aan de orde zijn. Op basis van achtergrondfactoren kan de neiging bestaan dergelijke gedragingen toe te schrijven aan seksueel misbruik, terwijl het gedrag zich al langer voordoet en bovendien kan passen bij de stoornis.

315) Een verstandelijk gehandicapte jongen, die functioneert op het niveau van een drie- tot vierjarige, met diverse ontwikkelingsproblemen verblijft in een instelling waar hij ongewenst gedrag vertoont. Moeder vermoedt dat dit gedrag wordt veroorzaakt door seksueel misbruik, gepleegd door haar ex-man. De gezinsvoogd doet in 2007 aangifte. Het betreft onder andere de volgende gedragingen: andere jongens in de leefgroep aanzetten tot het gebruik van vieze woorden, [seksueel getinte] geluiden maken, zijn broek laten zakken om zijn piemel te laten zien, in de borsten knijpen van vrouwelijke groepsleidsters of proberen hun geslachtsdeel te pakken, in het toilet de borsten en het geslachtsdeel van een meisje betasten. De Expertisegroep: Zoals blijkt uit het verslag van het kinderpsychiatrisch onderzoek over de periode 2005-2006, waren diverse gedragingen bepaald niet nieuw of uniek. Daarbij komt dat de weergegeven gedragingen kunnen passen bij het niveau waarop de jongen kennelijk functioneert. Mede gezien de andere beschreven ontwikkelingsproblemen zien de leden van de Expertisegroep in zijn gedrag geen aanleiding om te vermoeden, dat hij slachtoffer zou zijn van seksueel misbruik.

Net als in zaken met betrekking tot kinderen kunnen bij verstandelijk gehandicapten verzorgingshandelingen onderwerp van discussie zijn.

284) De [drie] gesprekken die de orthopedagoge met het meisje voerde hebben een eenzijdig karakter. Op geen enkel moment onderzocht de orthopedagoge de mogelijkheid dat de beweringen van het meisje niet meer waren dan het samen met haar vader in bad gaan en de zorg van vader voor voldoende lichamelijke hygine bij haar en bij zichzelf. Zij [heeft immers] hulp nodig heeft bij haar lichamelijke verzorging.

Taxatiegesprekken
Wanneer men in een instelling aanwijzingen heeft dat een verstandelijk gehandicapte bewoner seksueel misbruikt zou kunnen zijn, worden in sommige instellingen zogenaamde taxatiegesprekken gevoerd alvorens eventueel aangifte wordt gedaan bij de politie. Deze gesprekken worden vaak gevoerd door orthopedagogen of psychologen die al of niet aan de instelling verbonden zijn en vaak een (korte) cursus hebben gevolgd voor het voeren van taxatiegesprekken. Als de onthulling wel wijst op seksueel misbruik, maar nog meer verheldering (geen waarheid) behoeft, kan het voeren van een extra gesprek noodzakelijk zijn. Het zogenaamde taxatiegesprek vindt dan plaats. Dit gesprek heeft als doel om het vermoeden van een strafbaar feit, indien nodig, te verhelderen, te bevestigen dan wel te verwerpen. Het taxatiegesprek is niet nodig als de spontane onthulling duidelijk wijst op een strafbaar feit. Het taxatiegesprek is een vorm van diagnostiek en dient daardoor door de pedagogen en psychologen uitgevoerd te worden. Het taxatiegesprek mag een eventueel verhoor later in een juridisch proces niet belemmeren en dient volgens strakke regels afgenomen te worden (Heestermans, 2004). In de praktijk blijkt de kwaliteit van deze taxatiegesprekken (een term die niet consequent wordt gebruikt) sterk wisselend te zijn en is er regelmatig sprake van sturende vragen, interpretatie, eenzijdige gerichtheid op misbruik, onvoldoende aandacht voor het in kaart brengen van alternatieve verklaringen. In een apart verslag worden soms conclusies getrokken ten aanzien van de geloofwaardigheid van het relaas; ook dit is ongewenst. De kritiek van de Expertisegroep op de taxatiegesprekken is dat er in feite sprake is van waarheidsvinding en dat daarom dergelijke gesprekken niet door gedragskundigen, maar door rechercheurs moeten worden gevoerd. Wanneer deze gesprekken door gedragskundigen worden gevoerd, wordt onvoldoende doorgevraagd op feiten en omstandigheden die voor het strafrecht van belang zijn.

69
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

269) Door een GZ-psychologe van een orthopedagogische praktijk is op verzoek van de instelling in oktober 2006 een taxatiegesprek gevoerd met de clinten X, Y en Z. Deze gesprekken hadden als doel voorafgaand aan een eventuele aangifte bij de politie op methodische wijze te achterhalen of er mogelijk sprake is van straf bare feiten. De Expertisegroep acht dit doel overbodig en onwenselijk, daar het juist het doel is van een politieonderzoek om vast te stellen of er sprake is van straf bare feiten. Deze taak behoort niet tot de deskundigheid van de hulpverlener. Een gesprek met dit doel werkt eerder contraproductief. Door de aard en inhoud van deze gesprekken kan er sprake zijn geweest van benvloeding van de clinten. Gezien de weergaven van deze gesprekken lijkt dit ook het geval te zijn geweest. Zo komen er aanwijzingen naar voren dat er sprake is van herhaalde vraagstelling en suggestieve vragen en informatie aan de kinderen met betrekking tot het seksueel misbruik. [] Daarnaast worden er tijdens het gesprek met Y schematische tekeningen van een jongen en een meisje en anatomisch correcte poppen gentroduceerd, zonder dat duidelijk wordt of is onderzocht of zij in staat is om concrete situaties in het verleden te vertalen naar handelingen met de poppen of aanwijzingen op de tekeningen. Dit vergt namelijk een redelijke mate van abstractievermogen, waar de verstandelijk gehandicapte Y, die bovendien vaak leentaal gebruikt, wellicht niet toe in staat is. De handelingen met de poppen en de aanwijzingen op de tekeningen worden desondanks wel in het licht van seksueel misbruik genterpreteerd door de GZ-psychologe. 255) Vanwege moeders vermoeden dat haar dochter is misbruikt voert een orthopedagoge een diagnostisch onderzoek uit bij meisje. Het rapport van de orthopedagoge omvat slechts anderhalve pagina, is summier en onvolledig. [] In het rapport staat geen informatie over de orthopedagoge en haar positie ten opzichte van het meisje. Of het meisje alleen voor deze diagnostiek naar de orthopedagoge kwam wordt ook uit het aanvullend verhoor niet duidelijk. [] Op basis van n onderzoek concludeert de orthopedagoge dat het meisje mogelijk is mishandeld en seksueel misbruikt. Wat het meisje precies heeft verteld is onbekend, aangezien het dossier slechts een beschrijving van het onderzoek door de orthopedagoge bevat. [] Het feit dat het meisje vertelt dat haar vader, die zij helemaal niet kent, de dader een blauw oog heeft geslagen, wordt door de orthopedagoge genterpreteerd als afweermechanisme en niet als feitelijke onmogelijkheid. In het kader van een strafrechtelijk onderzoek vindt de Expertisegroep dit zorgwekkend.

70
Problematisch is ook dat gedragsdeskundigen de (eventueel gemaakte) beeld- of geluidsopnames van taxatiegesprekken soms niet willen afstaan aan de politie. De politie ontvangt dan slechts een samenvatting van het taxatiegesprek en een verslag van de gedragsdeskundige. Op die manier mist de politie een belangrijk deel van de ontstaansgeschiedenis van de aangifte.
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

315) De GZ-psychologe heeft zich met haar taxatiegesprek begeven op het terrein van het politieonderzoek, waar wel de juiste deskundigheid voor het voeren van deze gespreken met dit doel aanwezig is. Erger nog, met het voeren van het taxatiegesprek bracht ze tevens de waarde van een later plaats te vinden studioverhoor in gevaar, omdat daarbij niet meer duidelijk zou zijn welke wetenschap van de jongen als authentiek zou kunnen worden beschouwd en welke hem was aangereikt in het taxatiegesprek bij een verkeerde en suggestieve manier van vragen. Het gegeven dat de GZ-psychologe vervolgens weigerde om de bandopname [van het taxatiegesprek] over te dragen aan de politie lijkt in dit verband tekenend. Ze onthield hierdoor [de politie] kennisneming van de wijze waarop de inhoud van de opname tot stand was gekomen, ook toen haar uitgelegd werd welke cruciale waarde een dergelijke beoordeling voor het onderzoek kon hebben. De conclusies die de GZ-psychologe aan het gesprek verbond zijn de directe aanleiding geweest tot het wijzigen van de bezoekregeling van de jongen aan zijn opa en oma.

Studioverhoor door gedragsdeskundigen


Conform de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik moeten personen met een ontwikkelingsachterstand in een studio worden gehoord. In principe gebeurt dit door rechercheurs. Sinds 1997 konden verhoren van verstandelijk gehandicapte (mogelijke) slachtoffers worden uitgevoerd door orthopedagogen of

psychologen die deel uitmaken van een speciaal daartoe ingestelde pool van verhoorders. Het college van procureurs-generaal heeft besloten per 1 november 2008 verhoren niet langer door gedragsdeskundigen te laten uitvoeren, maar uitsluitend door rechercheurs. Het OM verdedigt de nieuwe richtlijn, die per 1 november ingaat, door te wijzen op de sterk wisselende kwaliteit van de verhoren door de deskundigen. Bovendien zouden de deskundigen zich in de verhoren te veel als hulpverlener opstellen en te weinig juridische kennis hebben, waardoor ze bijvoorbeeld te weinig letten op de bewijslast. Het OM wijst er verder op dat de deskundigen een coachende rol behouden en tijdens een verhoor in de zogeheten regieruimte [] aanwezig kunnen zijn (Nederlands Dagblad, 22 september 2008).

147) De Expertisegroep is van oordeel dat het studioverhoor adequaat is uitgevoerd. Gezien de ernst van de verstandelijke handicap van het vermeende slachtoffer is niet te verwachten dat verder verhoor aanvullende relevante informatie zal kunnen opleveren. [] Uit het studioverhoor wordt vooral duidelijk dat het vanwege de ernst van haar verstandelijke handicap zeer moeilijk is geweest de vrouw te horen. De speltherapeute zegt over het studioverhoor: "De meeste open vragen begreep ze niet en meerkeuzevragen boden ook geen oplossing, omdat ze de neiging had om een genoemde keuzemogelijkheid te herhalen. () Mijn veronderstelling is dat zij in het hier en nu leeft en dit heeft te maken met haar ontwikkelingsniveau. Vragen over wat er in het verleden gebeurd is, ook al is dit een recent verleden, zijn moeilijk voor haar om te beantwoorden."

Het beeld dat het College van procureurs-generaal schetst is herkenbaar. De kwaliteit van de verhoren is wisselend. Sommige verhoren zijn erg goed, andere slecht.

71
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

255) Vanwege de verstandelijke handicap van het meisje wordt het studioverhoor uitgevoerd door een orthopedagoge. [] De verhoorster stelt vragen over details waarvan men zich kan afvragen of het meisje met haar verstandelijk handicap deze na al die jaren kan beantwoorden. [] Het verhoor richt zich uitsluitend op het vermeende misbruik en gaat niet in op de ontstaansgeschiedenis van de aangifte. [] De verhoorster beschrijft in haar samenvatting dat het meisje een duidelijk onderscheid kan maken tussen dingen die wel en niet gebeurd zijn. [] De Expertisegroep kan deze conclusie niet rijmen met haar uitspraken over het donkerblauwe haar van een van de vermeende daders en over het feit dat het meisje verklaart dat haar moeder de politie zou hebben gebeld toen ze haar hoorde gillen; hiervan blijkt namelijk niets in het dossier. 227) Verhoor verstandelijk gehandicapte man door speltherapeute: Van het verhoor op zich vindt de Expertisegroep dat de rol die de verhoorster speelt niet goed en zelfs zorgwekkend is. De gesprekstechnieken die worden toegepast passen veel beter bij een begrijpend en invoelend hulpverleningsgesprek dan bij een politieverhoor. Aangezien de verhoorder geen politieachtergrond heeft, had zij het verzoek om deze aangever te verhoren moeten weigeren. Gedurende het verhoor had het inzicht moeten ontstaan dat doorgaan met horen van deze man geen enkele zin heeft. De aangever wordt daarentegen voortdurend aangemoedigd om (nog meer) onsamenhangend te vertellen. Kortom, de manier waarop de informatie van de aangever is verkregen is niet correct. Overigens is de duur van het verhoor, van deze zowel verstandelijk als lichamelijk beperkte man, veel te lang (ruim drie uur).

Het besluit dat het college van procureurs-generaal heeft genomen, komt overeen met adviezen uit rapporten van de Expertisegroep. Ook de Expertisegroep beveelt aan dat de verhoren worden uitgevoerd door rechercheurs en worden begeleid door gedragsdeskundigen.

244) Tot slot beveelt de Expertisegroep aan in de toekomst geen gedragswetenschappers maar politieambtenaren in te zetten voor verhoren. Mensen met een gedragswetenschappelijke achtergrond zouden veel beter kunnen optreden als extern adviseur en daarnaast klinische beoordelingen kunnen uitvoeren. In deze casus had de orthopedagoge bijvoorbeeld ten minste twee vragen kunnen beantwoorden, namelijk of de aangeefster in staat is een verhaal te verzwijgen en haar omgeving te misleiden en in welke mate zij wellicht suggestibel is.

Overige problemen rondom het studioverhoor


De factor tijd vormt een terugkerend probleem bij zaken met betrekking tot verstandelijk gehandicapten. Soms zit er teveel tijd tussen het mogelijke delict en het moment waarop het studioverhoor wordt uitgevoerd. Ook komt het voor dat er veel tijd zit tussen de melding en het studioverhoor. Dit is problematisch vanwege herinneringsfouten en vanwege mogelijke benvloeding door anderen.

255) De Expertisegroep plaatst kanttekeningen bij het nut van het uitvoeren van een studioverhoor; er is immers sprake van een

72
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

tijdsverloop van tien jaar en het betreft een dertienjarig meisje dat bij aanvang van het vermeende misbruik vier jaar was en bovendien een IQ heeft tussen de 45 en 60. 259) Het studioverhoor heeft vier maanden na de eerste melding van misbruik plaatsgevonden. Dit is erg laat en helaas kan niet meer worden achterhaald of zij door andere mensen is benvloed in de tussenliggende tijd. 244) Het verhoor in de verhoorstudio is bijna een maand na het intake gesprek. Dit is een te lange periode, zeker omdat zij degene die zij van misbruik beschuldigt regelmatig tegenkomt en veel mensen op de hoogte zijn van het verhaal.

Conform de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik moeten personen met een ontwikkelingsachterstand in een studio worden gehoord. Dit voorschrift wordt niet altijd opgevolgd.

283) Begin mei doet moeder aangifte en half juni wordt het vermeende slachtoffer gehoord. Op het moment dat aangifte gedaan wordt is het vermeende slachtoffer 13 jaar. Tevens heeft zij een gemeten IQ van tussen de 60 en de 80. Het vermeende slachtoffer had in een studio gehoord moeten worden, direct na het doen van aangifte. Dit om zoveel mogelijk haar eigen verhaal veilig te stellen en latere benvloeding door derden te voorkomen.

Over de verslaglegging van het studioverhoor wordt in de Aanwijzing vermeld: Van elk verhoor wordt een proces-verbaal opgemaakt in de vorm van een samenvatting, al dan niet gecombineerd met een woordelijke uitwerking van gedeelten die relevant zijn voor het desbetreffende opsporingsonderzoek. Op uitdrukkelijk verzoek van de officier van justitie of rechter-commissaris wordt het verhoor in het proces-verbaal geheel woordelijk uitgewerkt. Het komt voor dat het lijkt alsof een verhoor letterlijk is uitgewerkt, terwijl nadere bestudering van de opnames van het verhoor laat zien dat het verhoor anders is verlopen.

277) De aangifte is opgemaakt in de eerste persoon enkelvoud, alsof het de letterlijke weergave is van hetgeen aangeefster verklaart. Bij het beluisteren van de minidisks valt direct op dat dit niet het geval is. De aangifte kan het beste gekarakteriseerd worden als een door de verbalisant verwoorde samenvatting, die bovendien een vertekend beeld oplevert van hetgeen aangeefster wl daadwerkelijk gezegd heeft. Hierboven is reeds benoemd dat het uitwerken van de aangifte tijdens het opnemen ervoor gezorgd heeft dat er allerminst sprake is geweest van een goed lopend gesprek. [] Zoals gezegd verklaart aangeefster weinig spontaan en geeft zij vaak korte antwoorden op door de verbalisant gestelde vragen. De verbalisant maakt hier vervolgens volzinnen van. 200) Het is gebruikelijk dat studioverhoren van kinderen en verstandelijk gehandicapten door of onder verantwoordelijkheid van een verbalisant woordelijk worden uitgewerkt voor wat betreft voor het onderzoek relevante delen daarvan. [] Er bleek een enorm verschil te bestaan tussen het uitgewerkte verslag van de verbalisant en het door de orthopedagoge opgestelde rapport. Nadere bestudering aan de hand van de bijgeleverde videoband bracht aan het licht dat op blz. 16 van het door verbalisant uitgewerkte verhoor een gedeelte van minimaal 45 minuten van het verhoor volledig ontbreekt, na de zin was die piemel tegen jouw poepgaatje. Het zal duidelijk zijn dat een zorgvuldige uitwerking van dergelijke verhoren van het grootste belang is, omdat niet alleen de Expertisegroep, maar ook het openbaar ministerie en de rechterlijke macht volledig moeten kunnen vertrouwen op een juiste weergave van het gezegde.

73
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

74

Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Hoofdstuk

Opsporingsonderzoek

Inleiding
Het onderzoeken van zedenzaken is niet gemakkelijk. In tegenstelling tot wat televisieseries doen voorkomen, is in lang niet alle zaken sprake van sporen. Ook directe getuigen ontbreken meestal. In zedenzaken zijn verklaringen cruciaal. Verhoren met aangeefsters moeten dus optimaal worden voorbereid, uitgevoerd, vastgelegd en weergegeven. Wat aangeefsters verklaren moet worden geverifieerd, zowel op tactisch als op technisch gebied. Veel zedenrechercheurs zijn gedreven en doen hun werk uitstekend. In de zaken die aan de Expertisegroep worden voorgelegd, gaat echter ook het nodige verkeerd in het opsporingsonderzoek. In 62% van de zaken heeft de Expertisegroep in het rapport expliciet kritiek op het opsporingsonderzoek (n=93)4. Bij zaken met betrekking tot omstreden herinneringen ligt dit percentage hoger (74%, n=23), bij zaken met betrekking tot beschuldigingen na echtscheiding ligt het percentage lager (52%, n=27). In dit hoofdstuk gaan we vooral in op de opsporingsfouten die de Expertisegroep vermeldt in haar rapporten. Er is geen reden om aan te nemen dat dergelijke fouten zich beperken tot zaken die worden voorgelegd aan de Expertisegroep. De volgende onderwerpen komen in dit hoofdstuk aan de orde: informatief gesprek, aangifteverhoor, studioverhoor, verslaglegging, nader onderzoek, verdachte5. Speciale aandacht wordt besteed aan naleving van voorschriften uit de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik; het onderzoek hiernaar heeft zich niet beperkt tot de rapporten van de Expertisegroep maar tot de aangeleverde dossiers.6

75
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Informatief gesprek
In de Aanwijzing wordt vrij veel aandacht besteed aan de uitvoering van het informatieve gesprek, dat de aanloop tot een aangifte vormt. De formele aanzet tot de opsporing, de aangifte, is van groot belang voor het verdere onderzoek in zaken van seksueel misbruik in afhankelijkheidsrelaties. Daarom is zorgvuldigheid, controleerbaarheid en neutraliteit geboden. Gezien de complexiteit van misbruik in afhankelijkheidsrelaties is het wenselijk de aanloop tot een aangifte te omschrijven aan de hand van onderwerpen die aan de orde moeten komen in het informatieve gesprek. In de Aanwijzing wordt beschreven wat aan de orde moet komen in een
4

Daarbij moet worden opgemerkt dat niet alle tekortkomingen in een rapport wordt vermeld. Zo wordt in 3% van de rapporten opgemerkt dat het dossier geen tijdlijn bevat, terwijl in de praktijk de meeste dossiers geen tijdlijn bevatten. Kritiek op opsporingsonderzoeken met betrekking tot verstandelijk gehandicapten is zo specifiek dat deze niet in dit hoofdstuk, maar in hoofdstuk 6 wordt behandeld. Voor deze analyse is uitsluitend gebruik gemaakt van de dossiers zoals deze zijn verstuurd naar de Expertisegroep; er is niet onderzocht of buiten het dossier wellicht andere informatie aanwezig was.

informatief gesprek: consequenties van aanwezigheid van vertrouwenspersoon bij verhoor; informatie over het delict (wat is er gebeurd, hoe is dat bekend geworden, waar en wanneer is het gebeurd, wie zijn de betrokkenen, zijn er getuigen of sporen, zijn er foto- of video-opnamen gemaakt); geeft men toestemming voor medisch onderzoek; is een dagboek bijgehouden; is met anderen gesproken; heeft de melder zich georinteerd op het onderwerp, wat is het motief voor de aangifte; is de opvang van het slachtoffer geregeld. Ook de consequenties van het doen van aangifte moeten worden besproken. Duidelijk moet worden gemaakt dat het doen van aangifte het startsein is voor de inzet van opsporing en vervolging.

189) Wat betreft de aangifte is de Expertisegroep van mening dat deze niet opgenomen had moeten worden, toen in het informatieve gesprek al bleek dat de aangifte uitsluitend was gebaseerd op dromen.

76
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

De Aanwijzing schrijft voor: Een aangifte van seksueel misbruik in een afhankelijkheidsrelatie moet altijd vooraf worden gegaan van een informatief gesprek. Nagegaan is of dit voorschrift is nageleefd; dit bleek niet het geval. Van de zaken waarin sprake is van een afhankelijkheidsrelatie (n=63) wordt in 40% van de gevallen in het dossier niets vermeld over een informatief gesprek. Het voeren van een informatief gesprek is in meer gevallen verplicht. Op basis van een brief van het College van procureurs-generaal d.d. 7 november 2006 zijn de criteria voor het voeren van een informatief gesprek aangepast: In aanvulling op hetgeen in de Aanwijzing seksueel misbruik wordt gesteld, is het wenselijk dat in zaken van seksueel misbruik altijd een informatief gesprek wordt gevoerd, en niet alleen als sprake is van een afhankelijkheidsrelatie. Wanneer dit criterium als uitgangspunt worden genomen en gekeken wordt naar alle zaken (n=93), blijkt in 41% van de gevallen in het dossier niets te worden vermeld over een informatief gesprek. Zaken waarin een slachtoffer zelf aangifte doet van seksueel misbruik in een afhankelijkheidssituatie worden in de Aanwijzing als aparte categorie vermeld (in het kader van een verplichte geluidsopname van het aangifteverhoor). Kennelijk worden aan deze zaken extra eisen gesteld. In deze zaken (n=26) blijkt echter uit 52% van de dossiers niet dat er een informatief gesprek is gevoerd.

Aangifteverhoor
In de Aanwijzing wordt vermeld: Aangifte doen is geen vrijblijvende zaak. Een eenmaal gedane aangifte kan niet worden ingetrokken en is de start van een strafrechtelijk onderzoek. Het is van het grootste belang dat een aangifte professioneel, adequaat en zorgvuldig wordt opgenomen. Het werken met verhoorkoppels draagt hieraan bij omdat opsporingsambtenaren elkaar aan kunnen vullen, het een kritische beschouwing vergemakkelijkt, het meer gelegenheid geeft tot observatie en het de kans op benvloeding door de verhoorder verkleint. Over de uitvoering van het verhoor vermeldt de Aanwijzing vrijwel niets. Dit wekt verbazing, aangezien de instructies ten aanzien van het informatieve gesprek zo uitvoerig zijn. Een melding of een aangifte vormt de start van een opsporingsonderzoek. Dit brengt met zich mee dat alles wat de politie vervolgens doet binnen een juridisch kader valt en dat het onderzoek gericht moet zijn op waarheidsvinding.

229) Er lijkt bij aangeefster sprake te zijn van ernstige persoonlijkheidsproblematiek. Omdat de betrokken verbalisanten zich hiervan onvoldoende bewust zijn geweest, heeft dit geleid tot een situatie waarin sprake is van onvoldoende professionele afstand tussen aangeefster en de rechercheurs met wie zij contact heeft. In plaats van het zijn van objectieve onderzoekers, zijn de rechercheurs in hun rol opgeschoven naar die van hulpverlener, een gegeven dat door aangeefster naar het lijkt gexploiteerd wordt. In dit soort onderzoeken dient de vraag of aangeefster geloofd moet worden niet aan de orde te komen, juist om de nodige afstand te kunnen bewaren. De leidende vraag in het onderzoek moet zijn of de verklaring van aangeefster aantoonbaar juist is, op basis van tactisch en technisch onderzoek, dan wel aantoonbaar onjuist is.

In een opsporingsonderzoek is het verlenen van hulp geen primaire taak van de politie; wel kan een aangeefster worden doorverwezen naar Slachtofferhulp of naar een hulpverlenende instantie van de geestelijke gezondheidszorg. Wanneer de politie zelf meer nadruk legt op de hulpverlenende rol dan op de opsporingstaak, kan hiermee de waarheidsvinding in het gedrang komen.

171) Aangeefster heeft een Dissociatieve Identiteitsstoornis en is kind aan huis bij de politie: ze kent veel van de agenten bij de voornaam, krijgt chocolademelk en sleutelhangers, weet de weg in het politiebureau, wordt in de politieauto door de stad gereden en vervolgens naar huis gebracht, etc. Uit het dossier en uit de banden blijkt ook dat de agenten aangeefster van haver tot gort kennen. Zij zijn volledig op de hoogte van haar ziektebeeld. De voorkennis die de politie heeft, lijkt bij anderen bekend te worden verondersteld. Het dossier is (wellicht daardoor) bijzonder weinig feitelijk. 189) De verhoorders hebben zich te meegaand opgesteld. Dit komt naar voren in het voeren van een tweede informatief gesprek omdat de aangever niet over seksuele details wil praten en het komt ook naar voren tijdens de aangifteverhoren, waarbij de aangever de ruimte wordt gegeven zelf te bepalen waar hij wel en niet over wil praten.

77
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Om de ontstaansgeschiedenis en een eventueel alternatief scenario in kaart te brengen moet in het aangifteverhoor goed worden doorgevraagd. Dit is van cruciaal belang in zedenzaken. Soms wordt onvoldoende doorgevraagd, omdat men de aangeefster niet het gevoel wil geven dat zij niet geloofd wordt. Het gaat echter om waarheidsvinding in een opsporingsonderzoek. Het is met name van belang om door te vragen op rechercheerbare feiten. Het spreekt voor zich dat de vragen niet suggestief moeten zijn.

135) Aangeefster trekt de beschuldiging tegen een vriend van haar broer in. "U deelt mij mede dat in een van de verslagen door mij samengesteld staat vermeld dat ik verkracht ben door mijn oudste broer en een vriend. Ik neem de beschuldiging terug betreffende de vriend. Ik denk eigenlijk dat het niet de vriend is geweest, maar mijn jongste broer. Ik ben daar echter niet zeker van" (p. 6). Op deze substantile wijziging in de verklaring van aangeefster wordt niet ingegaan. Bovendien wordt de vaagheid waarmee zij zich uitdrukt niet ter discussie gesteld. Hetzelfde geldt voor de eerder genoemde switch ten aanzien van de verkrachting waarvan ze dacht dat deze door haar ex-man was gepleegd, terwijl het later haar broer bleek te zijn geweest (p. 4). Er wordt geen kritische vraag over gesteld door de verbalisanten. 189) Mede door de opvallend weinig coperatieve houding van de aangever die hij zowel verbaal als (kennelijk) non-verbaal laat blijken, ontaardt het verhoor in een reeks van gesloten, deels suggestieve vragen van de verhoorders. In tegenstelling tot wat de Aanwijzing Opsporing seksueel misbruik in afhankelijkheidsrelaties voorschrijft, is er geen sprake van een kritische houding, wordt er te weinig doorgevraagd op onduidelijkheden en tegenstrijdigheden en zijn de aangever en aangeefster als het ware leidend in het onderzoek.

Een kwalitatief goede aangifte dient, in het kader van wettig bewijs, te voldoen aan de eis dat het de juridische bestanddelen van het betreffende wetsartikel bevat. Deze bestanddelen moeten naar voren komen uit een gedetailleerde beschrijving, die een goed beeld geeft van wat er feitelijk heeft plaatsgevonden.

182) Er is nauwelijks een kader van tijd en plaats beschreven, de seksuele handelingen zijn in zeer algemene zin en zakelijk verwoord. Verder ontbreken omgevingsfactoren, zoals de vraag of anderen in dezelfde woning aanwezig waren ten tijde van het misbruik. Daarnaast moet worden geconcludeerd dat aangeefster in staat zou moeten zijn, feiten die plaatshadden toen ze al ouder was in veel meer detail weer te geven.

Wanneer een aangifte niet letterlijk is uitgewerkt aan de hand van een geluidsopname, is niet altijd vast te stellen of het ontbreken van gedetailleerde informatie wordt veroorzaakt door de verhoorders (wijze van ondervragen) of door de aangeefster (vaag en algemeen relaas).

135) In de aangifte komen 382 verkrachtingen aan de orde. Het is gebruikelijk om in een dergelijke zaak ongeveer vijf situaties van a tot z te beschrijven. Geen van de verkrachtingen is voldoende uitgewerkt. De totale aangifte beperkt zich tot vijf kantjes. De overige 59 pagina's van het dossier bestaan uit brieven van aangeefster en haar familie en uit verslagen van aangeefster. Een groot deel van deze informatie komt niet terug in de aangifte. Bovendien kan een dergelijke aanvulling niet dienen als vervanging van een gedegen proces-verbaal.

78
102) De aangeefster zou (bijvoorbeeld) niet moeten wegkomen met de mededeling dat de tweede verkrachting hetzelfde is gegaan als de eerste. Er is tijdens het aanvullend verhoor niet goed doorgevraagd op alle relevante details.
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Sommige aangeefsters willen tijdens het informatieve gesprek of het aangifteverhoor worden bijgestaan door een vertrouwenspersoon. Dit kan onwenselijk zijn, zeker wanneer deze vertrouwenspersoon een rol heeft gespeeld in de ontstaansgeschiedenis van de aangifte. Een aangeefster moet in vrijheid haar verklaring kunnen afleggen en eventueel kunnen wijzigen. In aanwezigheid van een vertrouwenspersoon is dit moeilijker, zeker wanneer er sprake is van een sneeuwbaleffect zoals beschreven in het Scenario Analyse Model (zie hoofdstuk 2).

186) De buurvrouw is beide keren bij de verhoren van aangeefster aanwezig. Maar omdat deze buurvrouw ook degene is aan wie zij haar verhaal als eerste en het meest uitgebreid heeft gedaan, ontstaat er in het aangiftegesprek een situatie waarin aangeefster niet meer terug kan en zal bevestigen wat zij eerder al aan de buurvrouw had verteld. Conform de huidige Aanwijzing opsporing en vervolging seksueel misbruik is het zeer aan te bevelen om een aangifteverhoor zonder aanwezigheid van een vertrouwenspersoon af te nemen. 111) Bij het verhoor was de spiritueel psychosociaal therapeute van aangeefster aanwezig.

Wanneer bij het informatieve gesprek een vertrouwenspersoon aanwezig was, is het blijkens de Aanwijzing onwenselijk dat zij als getuige wordt gehoord. De Aanwijzing vermeldt dat de vertrouwenspersoon bij voorkeur niet aanwezig is bij de aangifte. Als hiertoe toch wordt besloten, moet de vertrouwenspersoon eerst als getuige worden gehoord om na te gaan welke rol zij heeft gespeeld in de ontstaansgeschiedenis van de aangifte en waarvan zij precies getuige is geweest. Waneer een vertrouwenspersoon bij het aangifteverhoor aanwezig is, moet blijkens de Aanwijzing altijd een geluidsopname worden gemaakt. Bij 13% van de zaken (n=93) staat vast dat een vertrouwenspersoon aanwezig was bij het verhoor. Vaak wordt de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon niet expliciet vermeld bij de formele gegevens van het proces-verbaal, maar blijkt het uit een opmerking.

189) De kennelijke aanwezigheid van aangeefsters vriend (mijn vriend gaf net aan dat) wordt niet vermeld in het proces-verbaal.

Een aangifte wordt bij voorkeur in n keer opgenomen. Het uitvoeren van meerdere verhoren vindt meestal zijn oorzaak in het feit dat de betreffende aangeefsters zeer emotioneel zijn, waardoor communicatie tijdens het verhoor moeizaam verloopt. In deze situaties zijn de verhoorders veelal slachtoffergericht en zijn de verhoren onvoldoende gericht op rechercheerbare feiten. Hoe meer tijd verstrijkt tussen het moment van disclosure en het moment van aangifte, hoe groter de kans op problemen in de ontstaansgeschiedenis van de aangifte (benvloeding door derden, collaborative storytelling). Het komt voor dat van aangifteverhoren die op verschillende dagen plaatsvinden slechts n proces-verbaal wordt opgemaakt; dit is niet transparant en daarom onwenselijk.

79
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

188) Wat betreft de aangifte kan men stellen dat het niet ideaal is dat deze met tussenpozen van 7, 8 en 24 dagen is opgenomen. In de tussentijd heeft aangeefster contact gehad met alle personen die verder nog gehoord zijn. Het was beter geweest om de aangifte op achtereenvolgende dagen op te nemen. 160) Op basis van de bijgeleverde videobanden blijkt dat sprake is van ten minste twee gesprekken met aangeefster, terwijl slechts n proces-verbaal van aangifte is aangeleverd. Uit deze aangifte blijkt niets van een voortzetting van het verhoor. Beter is om per gesprek bij proces-verbaal de inhoud hiervan vast te leggen.

Studioverhoor
Studioverhoren worden uitgevoerd met kinderen tussen de vier en twaalf jaar en met oudere personen die een achterstand in de ontwikkeling hebben. Het studioverhoor moet worden uitgevoerd door een verhoorder die de cursus Horen jonge getuigen aan de Politieacademie heeft gevolgd. Het Protocol Studioverhoren maakt tegenwoordig deel uit van de Aanwijzing.

170) Twee vriendinnen van het vermeende slachtoffer (leeftijd 10 en 11 jaar) die ook vertellen dat de beschuldigde aan hen heeft gezeten, zijn gehoord door verbalisanten die niet zijn opgeleid als studioverhoorder. In een dergelijk complex onderzoek als deze, is deze keuze een volstrekt verkeerde. Temeer daar later alsnog besloten wordt voor beide meisjes een studioverhoor te plannen. 190) Bij het proces-verbaal is gevoegd een uitwerking van opnamen die zijn gemaakt door de vader van het meisje. Vader zou deze opnamen hebben gemaakt op advies van de Jeugd- en Zedenpolitie. Het is onduidelijk gebleven waarom is besloten tot het maken van een video-opname van uitspraken van het meisje. Daar waar sprake was geweest van het onopvallend vastleggen van spontane uitspraken van het meisje was dat mogelijk acceptabel geweest. Nu wordt echter zichtbaar dat er door de ouders een verhoor heeft plaatsgevonden, terwijl dat door de politie had moeten gebeuren. Hoewel de ouders met de beste bedoelingen probeerden om hun dochter te laten vertellen wat er gebeurd is, is hetgeen zij vertelt niet als betrouwbaar te betitelen. Door het gedrag van haar ouders ontstond voor haar een dwingende situatie, waarin door haar vader de nodige druk werd opgebouwd om zijn vragen te beantwoorden. Daarbij zijn diverse van de gestelde vragen gesloten dan wel suggestief. Het is onmogelijk om onderscheid te maken tussen spontane antwoorden en antwoorden die ze gaf om aan de verwachtingen van haar ouders te kunnen voldoen..

Er is enige discussie over het horen van kinderen onder de vier jaar. De regel is dat deze kinderen niet moeten worden gehoord. Ten eerste vanwege hun nog beperkte cognitieve ontwikkeling en ten tweede vanwege de ervaring dat dergelijke verhoren doorgaans geen bruikbare informatie opleveren. Toch kan het zinvol zijn een uitzondering op de regel te maken als het een gebeurtenis betreft die zeer recent zou hebben plaatsgevonden en die voldoende concreet is. De (studio)verhoorder kan eventueel worden begeleid door een orthopedagoog.

80
184) Een driejarig meisje is vanwege haar jonge leeftijd niet door de politie gehoord. [] In dit geval is de Landelijke Expertisegroep van mening dat het meisje gehoord had kunnen worden, ondanks haar jonge leeftijd, als de politie meteen was ingeschakeld. Het door moeder gehoorde gegil en de uitspraken van het meisje waren concreet en recent. Een ervaren studioverhoorder had, al dan niet ondersteund door een orthopedagoog, een verhoor kunnen uitvoeren. Inmiddels is er teveel tijd verstreken om haar nog te horen.
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Het verhoor mag niet te lang duren. De verhoorder mag geen sturende vragen stellen en evenmin een vraag steeds herhalen, omdat het kind dan de indruk krijgt dat het eerder gegeven antwoord verkeerd was.

160) Het studioverhoor dat volgde bleek op een aantal punten sturend en suggestief. Hoewel de weinig meewerkende houding van de jongen op zich geen reden hoeft te zijn om niet te proberen informatie van hem te krijgen, werd het verhoor al gauw een uitermate moeizame poging om hem over het vermeende misbruik te laten vertellen. Omdat het aandringen en telkens terugkomen op sommige onderwerpen niet het minste resultaat opleverde, had ook eerder besloten moeten worden het verhoor te beindigen. 240) In het studioverhoor valt op dat diverse keren meerkeuzevragen worden gesteld. Dit wordt afgeraden vanwege de kans op benvloeding van het kind. De verhoorder vraagt rechtstreeks naar misbruik van Y, terwijl X daar niets over heeft gezegd. Dit kan leiden tot benvloeding van een kind. X is twee keer in een studio verhoord. Beide verhoren zijn door dezelfde rechercheur uitgevoerd. In het kader van de objectiviteit had de Expertisegroep het beter gevonden als hiervoor twee verschillende verhoorders waren ingezet.

Het is van belang dat ook het studioverhoor gericht is op waarheidsvinding. De verhoorder moet zich neutraal opstellen, het kind aanmoedigen zijn of haar verhaal te doen en vragen stellen.

103) In het verhoor geven de verbalisanten veel aanmoedigingen en complimenten aan het vermeende slachtoffer. Bijvoorbeeld: dat vind ik heel knap; ik vind dat je het goed gedaan hebt; er is er maar eentje die dit hier meegemaakt heeft van ons vier en dat ben jij; je tante heeft ons niet voor niks gebeld; Nou, ik vind het toch knap dat je het uiteindelijk toch verteld hebt.

De verhoorder moet het kind niet alleen naar het delict vragen. Ook in studioverhoren moet worden doorgevraagd op de ontstaansgeschiedenis van de aangifte en op de vraag met wie het kind allemaal heeft gesproken over het misbruik.

261) Het studioverhoor levert geen lopend verhaal op. Ten dele wordt dit veroorzaakt door de vraagstelling van de verhoorder die het studioverhoor vrijwel uitsluitend richt op de seksuele handelingen. () Er is onvoldoende doorgevraagd op de context van het misbruik (wat gebeurde er voor het misbruik, wat gebeurde daarna). Ook is onvoldoende gevraagd naar een beschrijving van de betrokkenen (signalement, geslachtsdelen). De verdachte heeft een tatoeage boven haar geslachtsdeel waarover de jongen in het verhoor niets heeft verklaard, maar hij is er ook niet naar gevraagd. Er is onvoldoende doorgevraagd naar de ontstaansgeschiedenis van de aangifte. De verhoorder gaat kort in op de vraag aan wie de jongen dit nog meer heeft verteld ("aan wie heb je het nog meer verteld", overigens een suggestieve vraag), maar vraagt hier niet op door. Wanneer wel zou zijn doorgevraagd, had de ontstaansgeschiedenis beter in kaart kunnen worden gebracht en was wellicht meer zicht gekomen op de vraag met wie en hoe vaak de jongen met anderen over het misbruik heeft gesproken. Er is onvoldoende gevraagd naar sensorische informatie (reuk, smaak, tast).

81
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Tijdens het verhoor kunnen eventueel hulpmiddelen worden gebruikt. Meestal gaat het hierbij om tekeningen van meisjes of jongens, waarop kinderen lichaamsdelen kunnen aanwijzen. Ook worden lappen poppen gebruikt waarmee kinderen bepaalde handelingen kunnen demonsteren. De hulpmiddelen dienen slechts ter ondersteuning van de verklaring van het kind en fungeren nooit als vervanging daarvan.

261) Tijdens het studioverhoor wordt veel tijd besteed aan hulpmiddelen (kruisjes plaatsen op tekeningen en situatie naspelen met poppen). Hulpmiddelen kunnen desgewenst worden ingezet wanneer het relaas niet duidelijk is. Ze moeten echter niet de plaats innemen van het verhoor. Tijdens dit verhoor, dat ongeveer een uur duurde, is elf minuten besteed aan het plaatsen van kruisjes. De jongen kan niet wachten tot hij kruisjes mag zetten, zegt al dat hij dat kan nog voordat de verhoorder hem heeft uitgelegd wat de kruisjes betekenen. Hij lijkt steeds de plekken aan te kruisen die de verhoorder opsomt. Het zetten van kruisjes krijgt erg veel nadruk, terwijl onvoldoende wordt doorgevraagd. [] De vragen zijn bovendien suggestief: Jij mag nu een kruisje zetten waar jij hem moest likken. (); En welke plekjes nog meer? Nog andere plekken? Op zijn oren, op zijn handen, op zijn mond, op zijn buik? [] Nog andere plekken? Op zijn rug, zijn voeten, in zijn nek? () Waar heeft hij jou aangeraakt? [] Wat is er met je mond gebeurd? [] Te zien is dat de jongen in dit geval vrijwel alle suggesties overneemt en fanatiek kruisjes tekent, wat hij reeds voor aanvang van de vragen graag wilde doen. [] Het nadrukkelijke gebruik van de tekeningen en de poppen voegt niets toe, leidt af van de vragen en heeft bovendien als resultaat dat het verhoor onrustig verloopt.

Verslaglegging
In deze paragraaf wordt ingegaan op de verslaglegging van het informatieve gesprek, het aangifteverhoor, het studioverhoor en het dossier. Tevens komen geluidsopnames en tijdlijnen aan de orde.

Verslaglegging informatief gesprek Ondanks de uitvoerige instructies wat betreft de uitvoering van het informatieve gesprek in de Aanwijzing, wordt over de verslaglegging van het informatieve gesprek slechts gezegd: In verband met het mogelijke tijdsverloop tussen het informatieve gesprek en een aangifte dient er ten minste een schriftelijk verslag van het informatieve gesprek te worden gemaakt. In dat verslag moet in ieder geval worden aangegeven welke personen er bij het informatieve gesprek aanwezig zijn geweest.

253) De processen-verbaal van het informatieve gesprek ontbreken in het dossier; voor een volledig zicht op de ontstaansgeschiedenis is ook het informatieve gesprek relevant.

82
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Aangezien het informatieve gesprek deel uitmaakt van de ontstaansgeschiedenis van de aangifte is het van belang precies te weten hoe het informatieve gesprek is verlopen en wat de aangeefster daar heeft verteld. De gespreksonderwerpen die in de Aanwijzing zijn uitgewerkt, zijn relevant; het ligt voor de hand dat deze onderwerpen ook in de verslaglegging aan de orde komen. Daarom valt niet in te zien waarom aan de uitwerking van het informatieve gesprek in de Aanwijzing zo weinig eisen worden gesteld. Ook is niet begrijpelijk waarom een informatief gesprek moet worden weergegeven in de vorm van een verslag in plaats van een proces-verbaal. Meer voor de hand liggend zou de volgende formulering zijn: Van het intakegesprek wordt een proces-verbaal opgemaakt waarin ten minste de onderwerpen uit de bijlage 1 zijn opgenomen (wat moet er aan de orde moet komen in een informatief gesprek).

204) De Expertisegroep stelt vast dat het informatieve gesprek uitvoerig is uitgewerkt. Het is jammer dat de aangifte is opgenomen door twee rechercheurs die niet betrokken waren bij het informatieve gesprek. De ontstaansgeschiedenis is in het informatieve gesprek uitvoeriger aan de orde gekomen dan in het aangifteverhoor. Kennelijk is moeder aanwezig geweest bij het informatieve gesprek; dit blijkt uit diverse passages in het verslag van het informatieve gesprek. Moeders aanwezigheid had apart moeten worden vermeld conform de Aanwijzing. Bovendien had moeder conform dezelfde Aanwijzing niet ndien als getuige moeten worden gehoord, maar vrdien.

In de praktijk blijken de informatieve gesprekken in driekwart van de gevallen (n=93) in het geheel niet of slechts summier te worden beschreven. De onderzoeksresultaten zijn als volgt: geen vermelding (41%), vermelding (11%), korte samenvatting (22%), uitgebreide beschrijving (26%).

Verslaglegging aangifteverhoor Uit de Aanwijzing blijkt dat het openbaar ministerie zicht wil hebben op hetgeen aangeefster letterlijk heeft gezegd tijdens het aangifteverhoor: De waarheidsvinding is, speciaal in het soort zaken waar deze Aanwijzing op ziet, gediend met inzicht in het letterlijke gesprek van de aangifte. En: Het advies van de Expertisegroep wordt uitgebracht op basis van een proces-verbaal en een volledige schriftelijke weergave van de aangifte die op een geluidsband is opgenomen. Gelet op deze formuleringen lijkt in de Aanwijzing een letterlijke uitwerking voorgeschreven te worden. Uit de gegevens blijkt dat van een letterlijke uitwerking van de verhoren zelden of nooit sprake is. In vrijwel alle gevallen (n=93) worden de aangifteverhoren uitgebreid samengevat (97%) maar niet letterlijk uitgewerkt.

186) De verhoren hebben urenlang geduurd, maar er is slechts zeer summier over deze gesprekken gerapporteerd. 197) De aangifte is niet verbatim uitgewerkt. Het is uit de stukken niet te bepalen welke vragen aan de antwoorden die aangeefster geeft, zijn voorafgegaan. Er is kennelijk ook geen opname van het verhoor. Dit had absoluut moeten gebeuren en kan beschouwd worden als een gemiste kans. Het kan nooit meer worden vastgesteld hoe de aangifte (in interactie met de verbalisanten) tot stand is gekomen.

Wat zowel bij de uitwerking van verhoren verkeerd kan gaan, is dat de politie in het proces-verbaal de waarde van het verhoor tracht te versterken. Dit kan bijvoorbeeld worden gedaan door in de samenvatting tegenstrijdigheden weg te laten of door de verklaring op te schrijven als een vloeiend verhaal terwijl aangeefster tijdens het verhoor slechts aarzelend antwoordde op gesloten vragen (zie ook De Vries, 2002).

83
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

191) De aangever functioneert, zoals eerder aangegeven, waarschijnlijk op een laag intelligentieniveau. De door hemzelf geschreven tekst lijkt dit te bevestigen. Opmerkelijk is dat de tekst in de aangifte een duidelijk hoger niveau weerspiegelt. De tekst van de aangifte wekt de indruk dat sprake is van een normaal begaafd persoon die zijn verhaal vertelt. 143) Overigens lijkt de samenvatting in het dossier een letterlijke uitwerking te zijn van delen van de sessies, maar komt de tekst niet overeen met hetgeen op de cassetteband te horen is. Het is merkwaardig dat de (duidelijk verstaanbare) opmerking 'Ik heb het zelf gedaan' (met betrekking tot de blauwe plekken die zouden zijn veroorzaakt door beschuldigde) niet in de samenvatting is opgenomen.

Verslaglegging studioverhoor In de Aanwijzing is het Protocol Studioverhoren opgenomen. Studioverhoren worden uitgevoerd met kinderen die jonger dan twaalf zijn en met oudere personen die een achterstand in de ontwikkeling hebben. In het protocol wordt beschreven hoe studioverhoren moeten worden uitgevoerd en vastgelegd. Van elk verhoor wordt een proces-verbaal opgemaakt in de vorm van een samenvatting, al dan niet gecombineerd met een woordelijke uitwerking van gedeelten die relevant zijn voor het desbetreffende opsporingsonderzoek. Op uitdrukkelijk verzoek van de officier van justitie of rechter-commissaris wordt het verhoor in het proces-verbaal geheel woordelijk uitgewerkt.

In 34 van de 93 zaken (37%) zijn een of meer studioverhoren uitgevoerd, met een totaal aantal van vijftig studioverhoren. In 10% van de studioverhoren wordt volstaan met uitsluitend een samenvatting, in 64% van de studioverhoren worden uitsluitend relevante delen van het verhoor letterlijk uitgewerkt en de rest samengevat, in 26% van de studioverhoren wordt het volledige verhoor letterlijk uitgewerkt. Het niet letterlijk uitwerken van een studioverhoor kan een goede beoordeling van de zaak in de weg staan. Bij het samenvatten kunnen gemakkelijk subjectieve interpretaties een rol spelen. Een letterlijke uitwerking van studioverhoren verdient de voorkeur, vooral ook omdat het in zedenzaken vaak gaat om ambigue situaties. Voor een goede beoordeling van de zaak volstaat het niet om de schriftelijke uitwerking te lezen. Bij het bekijken van de opname kan worden gecontroleerd of de uitwerking van het verbale en non-verbale gedrag correct is weergegeven en wordt duidelijk hoe iets gezegd is (onmiddellijk het verhaal eruit gooien, lange pauzes, aarzelingen). De ervaring leert dat de banden te weinig worden bekeken door officieren en rechters.

239) De bij de uitwerking van de studioverhoren gemaakte fouten bij het weergeven van door de beide meisjes verrichte handelingen kunnen naar het oordeel van de leden van Expertisegroep niet worden afgedaan als slordigheden. In de keten van opsporing en vervolging moeten degenen die kennis nemen van de stukken blindelings kunnen vertrouwen op de correcte schriftelijke weergave in een ambtsedig proces-verbaal van hetgeen in de verhoren is gezegd en waargenomen. De manier waarop de uitwerking van deze verhoren heeft plaatsgevonden wekt de suggestie, dat de betreffende verbalisant verre van objectief aan deze taak is begonnen en diverse handelingen totaal onterecht als seksueel van aard heeft genterpreteerd. Zo mogelijk nog erger is dat handelingen zijn weergegeven, die in het geheel niet hebben plaatsgevonden.

84
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Verslaglegging dossier Voor een goede beoordeling van de zaak is van belang dat het dossier voldoende informatie bevat. Dit geldt zeker voor informatie die een rol heeft gespeeld in de ontstaansgeschiedenis van de beschuldiging.

130) Voorts ontbreken enkele belangrijke stukken waarnaar in het dossier wordt verwezen. Dit geldt voor de brief die aangeefster tijdens het informatieve gesprek aan de politie heeft overhandigd en die vervolgens wordt gebruikt bij het opnemen van de aangifte, het dagboek dat zij op aanraden van haar vriend heeft bijgehouden en informatie betreffende de diskettes met chatsessies van haar vader die door de politie zijn bekeken. Ook valt op dat aangeefsters vertrouwenspersoon verwijst naar 'zijn eerdere verklaring', maar dat het dossier slechts n verklaring bevat. In het dossier zelf is geen informatie opgenomen over het zedendelict waarvoor aangeefsters vertrouwenspersoon blijkens de begeleidende brief van de officier van justitie in het recente verleden is veroordeeld. 135) In het dossier is geen informatie opgenomen over het 'gesprek' dat aangeefster in het recente verleden bij de politie had. Het enige dat hierover wordt vermeld is dat de feiten inmiddels verjaard zijn. Deze lacune brengt met zich mee dat de ontstaansgeschiedenis van de zaak onvoldoende in kaart is gebracht, waardoor het voor de Expertisegroep moeilijker is de zaak te beoordelen.

Alle relevante opsporingsactiviteiten moeten worden vastgelegd in het dossier, ongeacht de vraag of het onderzoeksresultaat belastend of ontlastend is voor de beschuldigde. Wanneer ontlastende informatie buiten het dossier wordt gehouden, kan dat een escalerend effect hebben. Niet alleen het weglaten van ontlastende

informatie, maar ook het benadrukken van belastende informatie is problematisch. Dit risico doet zich met name voor wanneer verklaringen in samengevatte vorm worden weergegeven, bijvoorbeeld in een overzichtsproces-verbaal.

239) De beschrijving van de onderzoeksresultaten in het algemene (of relaas) proces-verbaal, en met name de per punt weergegeven inhoud van de diverse verklaringen, is ronduit misleidend. Het uit hun context halen van onderdelen van deze verhoren en door hetgeen de kinderen verklaard hebben weer te geven in volzinnen wordt op zijn minst, maar volledig ten onrechte, de suggestie gewekt dat er wel degelijk sprake is van duidelijke mededelingen omtrent misbruik, terwijl de daadwerkelijke inhoud van het dossier daarvoor geen aanknopingspunten biedt. 189) De Expertisegroep plaatst kanttekeningen bij het maken van een stamproces-verbaal, aangezien hierbij altijd het risico van subjectiviteit aanwezig is. Dit risico wordt versterkt door het accentueren van bepaalde (belastende) passages door deze vet af te drukken.

Geluidsopname verhoor Met behulp van een geluidsopname van het aangifteverhoor kan het relaas over het delict worden gecontroleerd op consistentie. Bovendien kan worden nagegaan of de schriftelijke verslaglegging correspondeert met de geluidsopname. Tevens kan worden nagegaan of er sprake was van escalerende factoren. Zonder geluidsopname is dit alles niet mogelijk. De kwetsbare positie van zowel aangeefster als beschuldigde brengt met zich mee dat de aangifteverhoren zo transparant mogelijk moeten zijn.

85
In de Aanwijzing Opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik wordt op diverse plaatsen aandacht besteed aan het op geluidsband opnemen van aangifteverhoren. Het gaat hierbij echter niet om alle aangifteverhoren in situaties waarin bezinning mogelijk is (categorie B). In de Aanwijzing wordt categorie B op dit punt zonder nadere onderbouwing versmald tot alln misbruik in afhankelijkheidsrelaties waarvan het slachtoffer zelf aangifte doet. Voor zover de aangifte van seksueel misbruik in afhankelijkheidsrelaties (B) door het slachtoffer gedaan wordt, dient de aangifte te worden opgenomen op geluidsband. Bij andere aangiften van zedendelicten (A) wordt een bandopname gemaakt indien dit in het belang van het onderzoek is. Uit deze formulering kan worden geconcludeerd dat van een aantal aangifteverhoren geen geluidsopname hoeft te worden gemaakt, terwijl het wel situaties betreft waarin bezinning mogelijk is. Bijvoorbeeld: de aangifteverhoren van gescheiden ouders die hun ex beschuldigen van misbruik van hun kind hoeven niet te worden opgenomen (het is immers niet het slachtoffer zelf dat aangifte doet). Een ander voorbeeld: het verhoor van een meisje dat zelf aangifte doet van seksueel misbruik gepleegd door haar buurman hoeft niet te worden opgenomen (het betreft immers geen afhankelijkheidsrelatie); wanneer hetzelfde meisje haar vader had beschuldigd had het aangifteverhoor wel opgenomen moeten worden.
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

135) Uit het dossier wordt niet duidelijk of het aangifteverhoor is opgenomen op geluidsband, zoals wordt voorgeschreven in de Aanwijzing.

De Expertisegroep pleit ervoor aangifteverhoren altijd op te nemen, tenzij er sprake is van een acute situatie en opname niet mogelijk is. Niet alleen kan het relaas over het delict worden gecontroleerd, ook kan worden nagegaan of er sprake was van escalerende factoren. Zonder geluidsopname is dit niet mogelijk. Overigens kan uit de Aanwijzing worden opgemaakt dat zaken die aan de Expertisegroep worden voorgelegd altijd op geluidsband moeten zijn opgenomen: Het advies van de Expertisegroep wordt uitgebracht op basis van een proces-verbaal en een volledige schriftelijke weergave van de aangifte die op een geluidsband is opgenomen (Aanwijzing, bijlage 3). Ten tijde van het aangifteverhoor is echter vaak niet bekend of de zaak in een later stadium zal worden voorgelegd aan de Expertisegroep. Bovendien zijn geluidsopnames niet alleen voor de Expertisegroep, maar voor allerlei partijen van belang: officier van justitie, advocaat, rechtbankdeskundigen en rechter. Nagegaan is of in de praktijk wordt voldaan aan de voorschriften bepaalde aangifteverhoren op geluidsband vast te leggen. Op basis van de door de Expertisegroep beoordeelde dossiers lijkt dit niet het geval. Voor zover de aangifte van seksueel misbruik in afhankelijkheidsrelaties (B) door het slachtoffer gedaan wordt, dient de aangifte te worden opgenomen op geluidsband. Van de 93 zaken doet zich in 26 gevallen een dergelijke situatie voor. In slechts 12 van de 26 zaken (46%) blijkt uit het dossier dat de aangifteverhoren zijn opgenomen op geluidsband; in 54% van de zaken lijkt niet aan de voorschriften te worden voldaan. De Aanwijzing vermeldt: Bij andere aangiften van zedendelicten (A) wordt een bandopname gemaakt indien dit in het belang van het onderzoek is. Van de 93 zaken is in 20 gevallen sprake van een slachtoffer dat zelf aangifte doet van een delict waarbij geen sprake is van een afhankelijkheidsrelatie. Driekwart van deze aangifteverhoren wordt niet opgenomen op geluidsband (75%), althans: het blijkt niet uit het dossier.

86
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Tijdlijn Bij het onderzoeken en analyseren van de ontstaansgeschiedenis kan het opstellen van een tijdlijn erg nuttig zijn. Met behulp van een tijdlijn kan het verloop van de ontstaansgeschiedenis in kaart worden gebracht. Wanneer in het opsporingsonderzoek geen tijdlijn wordt opgesteld, bestaat het risico dat bepaalde verbanden of onmogelijkheden over het hoofd worden gezien. De Aanwijzing stelt het maken van een tijdlijn verplicht bij zaken die aan de Expertisegroep worden voorgelegd en raadt het aan in andere zedenzaken. In de praktijk ontbreken tijdlijnen vaak in dossiers die worden voorgelegd.

143) Voor de Expertisegroep is dit dossier behoorlijk complex. De complexiteit wordt met name veroorzaakt door de presentatie van het dossier. Hoewel het een ingewikkelde zaak is met diverse 'verhaallijnen' (meerdere vermeende slachtoffers, meerdere beschuldigden), ontbreekt enige vorm van ordening. Het opstellen van een tijdlijn had in dit geval voor de hand gelegen. 189) In dit dossier had een tijdlijn kunnen zorgen voor meer zicht op tegenstrijdigheden en lacunes in de zaak. Jaartallen blijven onduidelijk en wisselen.

Nader onderzoek
De Expertisegroep vermeldt in een groot deel van de zaken expliciet in het rapport dat onvoldoende onderzoek is verricht. Het betreft hier het in kaart brengen van achtergrondinformatie over aangeefster, het horen van relevante getuigen, het onderzoeken van de rol van de hulpverlening, het onderzoeken van medische informatie, het verrichten van feitelijk en technisch onderzoek, het in kaart brengen van tegenstrijdigheden, het onderzoeken van een alternatief scenario. In deze paragraaf wordt hier nader op ingegaan.

Achtergrondinformatie over aangeefster In het onderzoek moet aandacht worden besteed aan de achtergrond van de aangeefster. Zowel de huidige situatie van aangeefster moet in kaart worden gebracht, als de situatie ten tijde van het mogelijke misbruik.

173) Nergens in het proces-verbaal, behalve in de verklaring van de verdachte, wordt een duidelijke beschrijving gegeven van de persoonlijkheid van de aangeefster en het niveau waarop ze functioneert.

Bijzondere aandacht moet worden besteed aan problemen. Te denken valt aan problemen met betrekking tot relaties, familie, opleiding, werk, psychisch en medisch welzijn, etc.

87
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

104) Gezien de hoge mate van genvolveerdheid van de betrokkenen en de heftige familieruzie die is ontstaan, was enig inzicht in de verhoudingen vr de start van deze zaak wenselijk geweest. 230) Ook wordt vermeld dat er ten aanzien van het gezin in de politiesystemen maar liefst eenenzestig meldingen verwerkt zijn in verband met allerlei vormen van politieoptreden of het verlenen van assistentie. Een beter inzicht in deze gebeurtenissen zou de lezer van het dossier meer kader verschaffen voor wat betreft de gebeurtenissen waarvan aangifte werd gedaan, alsmede de reacties daarop van de diverse betrokkenen. Mogelijk kan van deze meldingen een samenvattend proces-verbaal worden opgemaakt en ter informatie bij dit dossier worden gevoegd.

Horen van relevante getuigen Relevante getuigen moeten worden gehoord. Met behulp van een tijdlijn kan worden nagegaan welke rol de diverse getuigen spelen tijdens de ontstaansgeschiedenis: op welk moment waren zij getuige en waarvan precies? Wanneer in een opsporingsonderzoek aan iedere getuige evenveel gewicht wordt toegekend, kan dat een escalerend effect hebben.

180) Het mogelijke slachtoffer zou ook gepraat hebben met een maatschappelijk werkster op school. Deze is niet gehoord, zodat niet bekend is hoe deze conversatie is verlopen en wat het thema van gesprek was. Ook andere relevante getuigen zijn niet gehoord: diverse leerkrachten, de Raad voor de Kinderbescherming en de gynaecoloog van het ziekenhuis, de SPD medewerker met wie de moeder contact heeft gehad. De vriendin van verdachte is in deze zaak een sleutelfiguur maar wordt vreemd genoeg heel summier ondervraagd.

88
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Rol hulpverlening Hulpverleners kunnen een belangrijke rol hebben gespeeld in de ontstaansgeschiedenis van een aangifte. Daarom is het van belang meer te weten over de aard van de hulpverlening. Hierbij zijn van belang het moment van aanmelding, de hulpvraag tijdens de intake, de diagnose, de opleiding van de diagnosticus, de aard van de therapie, de vraag of het groepstherapie of individuele therapie betrof, wat de problematiek van de andere clinten was, de frequentie van de therapie, de opleiding van de therapeut, de beroepsregistratie van de therapeut, de onthulling van het seksueel misbruik, de houding van de therapeut ten aanzien van het relaas over seksueel misbruik, de houding van de therapeut ten aanzien van de aangifte. De hulpverleners moeten als getuigen worden gehoord. Alleen hulpverleners die zijn ingeschreven in het BIG-register kunnen zich beroepen op hun verschoningsrecht. Hulpverleners in het alternatieve circuit hebben geen verschoningsrecht.

111) Het verhoor van een therapeut in een onderzoek als het onderhavige heeft de bedoeling vast te stellen welke rol de therapie gespeeld zou kunnen hebben bij het tot stand komen van de verklaring van de aangeefster, die deze therapie heeft ondergaan. Relevant daarbij is ondermeer welke therapie is toegepast en hoeveel ervaring de therapeut heeft met slachtoffers van seksueel misbruik. De verklaring van therapeute bevat echter onvoldoende informatie over de volgende zaken: welke opleiding(en) heeft de therapeute genoten? Is ze aangesloten bij een beroepsvereniging? Sinds wanneer is ze als therapeute werkzaam? Hoeveel patinten behandelt ze? Hoeveel van die patinten hebben klachten met betrekking tot seksueel misbruik? Welke therapie(en) heeft ze gebruikt ten aanzien van aangeefster? Welke diagnose lag daaraan ten grondslag? Bestaan er verslagen van haar behandelingen van aangeefster? Wat is haar standpunt ten aanzien van wat ze zelf meer personen syndroom noemt? Waarom heeft ze aangeefster in huis genomen? Acht ze dat verenigbaar met haar positie als therapeut? Wat heeft ze zelf meegemaakt? De [reeds bekende] elementen van haar behandeling, waaronder het in contact treden met de andere persoonlijkheden van aangeefster, alsmede het in huis nemen van haar patinte, getuigen van een forse mate van non-professionaliteit, onzorgvuldigheid en ondeskundigheid.

Medische informatie Wanneer artsen een rol hebben gespeeld in de ontstaansgeschiedenis van de aangifte, is het belangrijk hierover meer informatie te verzamelen. Het sturen van een vragenformulier volstaat hierbij niet, omdat het slechts uiterst summiere informatie oplevert. Het is dan ook beter de arts als getuige te horen.

189) Ten slotte merkt de Expertisegroep nog op dat het opvragen van medische informatie met behulp van standaard formulieren standaard informatie oplevert die veelal niet bruikbaar is. Dat geldt ook voor de mogelijke slachtoffers in deze zaak. De huisarts kruist slechts aan psychische stoornissen en vult in incestslachtoffer grootouder, leer/gedragsstoornis. 230) Uit het dossier blijkt dat het meisje [in het verleden] onderzocht is door haar huisarts, omdat ze klachten zou hebben over bloed bij haar urine, dan wel vaginaal bloedverlies en klachten over pijn in de onderbuik. Ten behoeve van het huidige politieonderzoek is informatie over dit consult opgevraagd. () Juist omdat er sprake zou zijn van letsels, ligt het echter voor de hand om de betreffende huisarts hierover in persoon te horen en te vragen of hij zich nog bijzonderheden over zijn constateringen voor de geest kan halen. Daarbij dient tevens aan de orde te komen op welke wijze hij eventueel seksueel misbruik besproken heeft en of dat was in het bijzijn van haar moeder. In het licht van de inmiddels duidelijk geworden opstelling van moeder is het maar de vraag of het meisje zich voldoende vrij voelde om eventueel misbruik met de arts te bespreken. Het meisje dient hierover zelf ook gehoord te worden, met name over de vraag hoe ze dit onderzoek heeft beleefd en of ze destijds vraagstelling van de arts heeft begrepen. Tevens dient aan de orde te komen of er alternatieve verklaringen zouden kunnen zijn voor hetgeen aan letsels werd geconstateerd aan het maagdenvlies.

Bij een nader verhoor van de arts is van belang onderscheid te maken tussen de gegevens die aan de arts zijn verstrekt door de aangeefster en de gegevens die de arts zelf heeft vastgesteld.

89
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

184) Aangeefster is met haar dochter in het ziekenhuis geweest. Er is kritiek op het feit dat de politie de verklaring van aangeefster aan de arts voorlegt, in plaats van hem te vragen zijn verklaring af te leggen zonder enige benvloeding. In het rapport staat: Op de verklaring vrijgeven medische gegevens is door de politie reeds een samenvatting gegeven van het bezoek dat moeder met haar dochter aan het ziekenhuis heeft afgelegd. Vervolgens wordt de arts een aantal vragen voorgelegd. De samenvatting geeft slechts de verklaring van moeder weer en had beter niet aan de arts kunnen worden voorgelegd. Het gaat tenslotte om zjn verklaring.

Feitelijk of technisch onderzoek Naast het horen van aangeefster en getuigen moet uiteraard ook feitelijk en technisch onderzoek worden verricht. Bij feitelijk onderzoek kan worden gedacht aan nadere informatie over de plaats delict, controle van alibis, de aanwezigheid van dagboeken en het in kaart brengen van overeenkomsten en tegenstrijdigheden in de diverse onderzoeksresultaten.

173) Het dossier bevat nog enige aanwijzingen dat aangeefster iemand anders onterecht beschuldigd zou hebben van verkrachting. Ondanks de duidelijke relevantie hiervan zijn geen stukken met betrekking tot een nader onderzoek naar deze beschuldigingen in het proces-verbaal aangetroffen. 190) Diverse relevante getuigen zijn niet gehoord. Allerlei technische gegevens ontbreken: een overzicht van de indeling van het huis (in verband met de ligging van de kamers), informatie over de gehorigheid, gegevens over forensisch onderzoek naar onderbroekjes van het mogelijke slachtoffer. Naar de mededeling dat nog een ander jong meisje slachtoffer zou zijn geworden is geen onderzoek ingesteld. In het verdachtenverhoor wordt op allerlei zaken niet ingegaan. 111) Iedere informatie over het naar de mening van de Expertisegroep cruciale dagboek ontbreekt.

Ook is van belang dat tegenstrijdigheden worden opgemerkt en geanalyseerd. Vervolgens moeten de betrokkenen met deze tegenstrijdigheden worden geconfronteerd.

90
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

179) Hoewel een aantal relevante getuigen is ondervraagd, valt op dat de tegenstrijdigheden in de verklaringen niet goed in kaart zijn gebracht. De diverse getuigen zijn dan ook niet geconfronteerd met de tegenstrijdigheden. Wellicht speelt het feit dat zoveel verschillende rechercheurs hebben gewerkt aan dit onderzoek hierbij een rol.

Technisch onderzoek kan worden verricht naar telefoniegegevens, MSN-gegevens, informatie op harde schijf van de computer, DNA, vingerafdrukken, vezels, etc. Niet iedere zaak leent zich voor technisch onderzoek.

197) De computer van aangeefster had onmiddellijk in beslag genomen moeten worden. De veelvuldige MSN-gesprekken, waarin voor het eerst over het misbruik wordt gesproken, hadden dan bestudeerd kunnen worden. 229) Aangeefster is na de verkrachting gevraagd om het door haar weggegooide slipje zelf uit de container te halen, te verpakken en aan de politie ter beschikking te stellen. Deze werkwijze is moeilijk te begrijpen. Als de politie er vanuit ging dat het feit inderdaad werd gepleegd, dan had dit bewijsmateriaal door een daartoe opgeleide opsporingsambtenaar in beslag moeten zijn genomen, om vernietiging of contaminatie van sporenmateriaal uit te kunnen sluiten. Daarbij had het al dan niet aantreffen van het slipje, met of zonder sporenmateriaal, een indicatie kunnen vormen voor de juistheid van de door aangeefster afgelegde verklaring. Of het slipje daadwerkelijk ter beschikking is gekomen voor onderzoek blijkt overigens niet uit de stukken.

Alternatief scenario Met name bij opsporingsonderzoeken in zedenzaken moet de mogelijkheid dat de aangifte onjuist is expliciet worden onderzocht (zie ook Crombag & Wagenaar, 2000). In en op n-zaken zoals seksueel misbruik is het bewijs gecompliceerd: daadwerkelijk gebeurd seksueel misbruik is moeilijk te bewijzen en een onterechte beschuldiging van seksueel misbruik is moeilijk te weerleggen. Er moet in de ontstaansgeschiedenis worden gezocht naar factoren die een valse beschuldiging of onjuist vermoeden bevorderen. Afwezigheid van dergelijke factoren kan een aangifte versterken en aanwezigheid van deze factoren ertoe leiden dat een valse of onjuiste beschuldiging tijdig wordt herkend.

Verdachte
Een beschuldiging van seksueel misbruik kan grote persoonlijke gevolgen hebben voor de beschuldigde. Het is dan ook van belang dat de beschuldiging grondig wordt onderzocht. Om over te gaan tot aanhouding van een beschuldigde moet sprake zijn van een redelijk vermoeden van schuld. Blijkens de Aanwijzing moet dit niet overhaast gebeuren en moet er ruimte zijn voor bezinning op de feiten; de nadruk ligt immers op waarheidsvinding. De Aanwijzing vermeldt: Bij aanhouding buiten heterdaad dient de officier van justitie steeds af te wegen waar en wanneer tot aanhouding wordt overgegaan en met welke middelen. Indien de politie verzoekt om toestemming voor aanhouding van de verdachte buiten heterdaad, kan bedoelde toestemming slechts worden verleend nadat de officier van justitie zelf kennis heeft genomen van de inhoud van de aangifte. Steeds dient overwogen te worden of kan worden volstaan met een uitnodiging aan de verdachte om vrijwillig aan het bureau te verschijnen.

91
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

111) De aangifte bevat duidelijke aspecten van hervonden herinneringen, alsmede elementen die als bizar kunnen worden gekenmerkt en vallen onder het begrip ritueel misbruik. In de Aanwijzing staat hierover vermeld: In deze gevallen dient een Expertisegroep geconsulteerd te worden alvorens een inschatting te maken van de zaak en de daarop volgende beslissingen in het opsporingsonderzoek voor te bereiden. Een dergelijke consultatie is in de bovenstaande gevallen dwingend voorgeschreven. Met het geven van de opdracht tot aanhouding buiten heterdaad van de beschuldigde handelde de betrokken officier van justitie in strijd met de bepalingen van de Aanwijzing. De Expertisegroep betreurt het dan ook, dat een van de doelstellingen van de Aanwijzing, namelijk het toevoegen van leed door inzet van dwangmiddelen, geweld is aangedaan met de aanhouding en inverzekeringstelling van de beschuldigde.

Het verhoor moet zijn gericht op waarheidsvinding en de verdachte moet in vrijheid zijn verklaring kunnen afleggen. De Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik schrijft voor dat de verdachtenverhoren in sommige gevallen op geluidsband moeten worden opgenomen: bij zedenzaken waar acht jaar of meer gevangenisstraf op staat n bij zaken met betrekking tot misbruik in afhankelijkheidsrelaties7.

180) In dit verband is ook het volgende opmerkelijk in het verhoor van de verdachte vader. De verdachte zegt: U legt mij uit dat mijn kinderen alledrie afzonderlijk door de politie zijn gehoord op een speciale en professionele manier. Een deskundige heeft mijn kinderen gehoord en hieruit bleek dat de kinderen de waarheid hebben gesproken. Het is onacceptabel om een verdachte met zulke onjuiste informatie te confronteren. 261) De Expertisegroep vindt dat de aard van het aangifteverhoor van moeder sterk afwijkt van de aard van de verdachtenverhoren. Het verhoor van moeder is weinig kritisch, terwijl de verdachtenverhoren zeer fel zijn. Op een gegeven moment concentreert het verhoor van vader zich uitsluitend op het feit dat hij vreemdgaat en meerdere vriendinnen heeft. Het morele oordeel van de verhoorders over het seksuele gedrag van vader lijkt de Expertisegroep niet relevant voor de waarheidsvinding met betrekking tot de zaak waarover aangifte is gedaan.

Nadere beschouwing van de Aanwijzing 92


Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008
7

In de Aanwijzing wordt een tweedeling gemaakt in de opsporing van zedenzaken: A) acute situaties die onverwijld optreden noodzakelijk maken (zoals heterdaad situaties) n B) situaties waarin bezinning over de positie van de aangever nodig is/ mogelijk is (dat zal met name het geval zijn in afhankelijkheidsrelaties en bij zaken die aan de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken moeten worden voorgelegd). Problematisch is dat beide categorien onvoldoende gedefinieerd zijn. De woorden zoals en met name maken de grenzen onduidelijk. Bovendien wordt de tweedeling later in de Aanwijzing losgelaten en feitelijk gewijzigd in enerzijds acute situaties en anderzijds misbruik in afhankelijkheidsrelaties (met als nadere specificering de zaken waarbij het slachtoffer zelf aangifte doet). De Expertisegroep vindt de oorspronkelijke tweedeling (acuut versus bezinning) beter aansluiten bij de problematiek van de materie. De Aanwijzing Opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik bevat een aantal voorschriften omtrent de uitvoering en verslaglegging van verhoren. Deze voorschriften zijn van belang voor de controleerbaarheid van de verklaringen die zijn afgelegd tijdens de verhoren. Nagegaan is of de dossiers die zijn voorgelegd aan de Expertisegroep, voldeden aan deze voorschriften (zie tabel 10 voor een overzicht).

De Aanwijzing auditief en audiovisueel registeren van verhoren van aangevers, slachtoffers/getuigen en verdachten d.d. oktober 2006 is nog niet in werking getreden. Reden hiervoor is dat nog niet alle politieregios beschikken over voldoende logistieke mogelijkheden.

Tabel 10: Naleving van voorschriften uit de A anwijzing


De informatieve gesprekken worden in driekwart van de gevallen (n=93) in het geheel niet of slechts summier beschreven. De onderzoeksresultaten zijn als volgt: geen vermelding (41%), vermelding (11%), korte samenvatting (22%), uitgebreide beschrijving (26%). De waarheidsvinding is, speciaal in het soort zaken waar deze Aanwijzing op ziet, gediend met inzicht in het letterlijke gesprek van de aangifte. En: Het advies van de Expertisegroep wordt uitgebracht op basis van een proces-verbaal en een volledige schriftelijke weergave van de aangifte die op een geluidsband is opgenomen. Gelet op deze formuleringen lijkt in de Aanwijzing een letterlijke uitwerking voorgeschreven te worden. Uit de gegevens blijkt dat van een letterlijke uitwerking van de verhoren zelden of nooit sprake is. In vrijwel alle gevallen (n=93) worden de aangifteverhoren uitgebreid samengevat (97%) maar niet letterlijk uitgewerkt. In 34 van de 93 zaken (37%) zijn een of meer studioverhoren uitgevoerd, met een totaal aantal van vijftig studioverhoren. In 10% van de studioverhoren wordt volstaan met uitsluitend een samenvatting, in 64% van de studioverhoren worden uitsluitend relevante delen van het verhoor letterlijk uitgewerkt en de rest samengevat, in 26% van de studioverhoren wordt het volledige verhoor letterlijk uitgewerkt. Voor zover de aangifte van seksueel misbruik in afhankelijkheidsrelaties (B) door het slachtoffer gedaan wordt, dient de aangifte te worden opgenomen op geluidsband. Van de 93 zaken doet zich in 26 gevallen een dergelijke situatie voor. In slechts 12 van de 26 zaken (46%) blijkt uit het dossier dat de aangifteverhoren zijn opgenomen op geluidsband. In 54% van de zaken lijkt niet aan de voorschriften te worden voldaan. De Aanwijzing vermeldt: Bij andere aangiften van zedendelicten (A) wordt een bandopname gemaakt indien dit in het belang van het onderzoek is. Van de 93 zaken is in 20 gevallen sprake van een slachtoffer dat zelf aangifte doet van een delict waarbij geen sprake is van een afhankelijkheidsrelatie. Driekwart van deze aangifteverhoren wordt niet opgenomen op geluidsband (75%), althans: het blijkt niet uit het dossier.

93
Diverse voorschriften uit de Aanwijzing zijn niet toetsbaar. De Aanwijzing schrijft voor dat in bepaalde gevallen geluidsopnames moeten worden gemaakt van verhoren, maar de Aanwijzing schrijft niet voor dat het maken van een geluidsopname in een (apart) proces-verbaal moet worden vermeld (zoals wel standaard gebeurt bij het studioverhoor). De Aanwijzing stelt opleidingseisen aan de verhoorders, maar de Aanwijzing verplicht de verhoorders niet zich daarover te verantwoorden in het dossier. Voor de rechter is op grond van het dossier vaak niet toetsbaar of de voorschriften zijn nageleefd. Er is inmiddels enige jurisprudentie over naleving van de voorschriften uit de Aanwijzing (Rb Leeuwarden 3 januari 2008, LJN: BC1128, rechtbank Middelburg 2 april 2007, LJN: BA2579, rechtbank Utrecht 25 april 2008, LJN: BD0549, rechtbank Rotterdam 18 oktober 2006, LJN: AZ1823). Uit deze jurisprudentie (zie bijlage 1 voor een samenvatting) komt naar voren dat rechters de voorschriften uit de Aanwijzing zien als dwingende regels. Enkele jaren geleden kwam het nog voor dat de Aanwijzing werd gezien als interne richtlijn van het openbaar ministerie waar noch de officier zelf noch de rechter aan gebonden was (Wagenaar, 2005; Wagenaar, 2006). Die tijd is voorbij. Dit stelt niet alleen eisen aan rechercheurs en officieren van justitie, maar ook de Aanwijzing. Het is immers van groot belang dat de voorschriften uit de Aanwijzing helder geformuleerd zijn. Bovendien zou in de Aanwijzing moeten worden voorgeschreven op welke manier de naleving van de voorschriften moet worden vastgelegd in het dossier.
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Tabel 11: Overzicht van (expliciete) krit iek Expert isegroep op opsporing
Aangifteverhoor Waarheidsvinding versus hulpverlening Onvoldoende doorgevraagd Juridische bestanddelen ontbreken, informatie te globaal Vertrouwenspersonen bij verhoor Aangifte in etappes opnemen Studioverhoor Sturende vragen, meerkeuzevragen Waarheidsvinding versus hulpverlening Onvoldoende doorgevraagd Kind niet in studio gehoord Hulpmiddelen te prominent in het verhoor Verslaglegging Geen info over informatief gesprek Verslaglegging aangifteverhoor niet accuraat Verslaglegging studioverhoor niet accuraat Verslaglegging dossier niet volledig

94
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Overzichtsproces-verbaal niet accuraat Verhoor niet opgenomen op geluidsband Tijdlijn ontbreekt Nader onderzoek Geen achtergrondinformatie over aangeefster of verhoudingen Relevante getuigen niet gehoord Rol hulpverlening onvoldoende onderzocht Medische informatie onvoldoende onderzocht Onvoldoende feitelijk onderzoek Onvoldoende technisch onderzoek Tegenstrijdigheden zijn niet goed in kaart gebracht Opsporingsonderzoek niet gericht op alternatief scenario Verdachte Aanhouding verdachte onvoldoende onderbouwd Verhoor verdachte niet objectief

Hoofdstuk

Conclusies en aanbevelingen uit de rapporten van de Expertisegroep

Inleiding
De Expertisegroep adviseert de officier van justitie over te nemen beslissingen in het verdere onderzoek. Er zijn op hoofdlijnen vier soorten conclusies en aanbevelingen mogelijk (zie ook hoofdstuk 1), gebaseerd op twee factoren: 1) bevat het dossier voldoende informatie voor een beoordeling door de Expertisegroep (en zo nee, heeft het zin om nader onderzoek te verrichten) en 2) wordt de aangifte ondersteund door feiten uit het dossier. Bij de beoordeling van de feiten wordt niet alleen gekeken naar informatie die de aangifte ondersteunt (verifiren), maar ook naar informatie die strijdig is met de aangifte (falsificeren). Wanneer de Expertisegroep constateert dat er onvoldoende aanwijzingen zijn, is de conclusie soms zeer stellig (ernstige tekortkomingen, tegenstrijdigheden). De adviezen aan de officier van justitie vallen uiteen in stoppen met het onderzoek, nader onderzoek instellen of beschuldigde (verder) vervolgen.

Cijfers
In ruim driekwart van de zaken die in de periode 2003-2007 zijn voorgelegd (n=141), adviseert de Expertisegroep het onderzoek te stoppen (78%). In echtscheidingszaken met een conflict over de kinderen ligt dit percentage nog hoger (95%). In zaken waarbij geheugenaspecten een rol spelen ligt het percentage iets lager (73%); dit heeft voor een belangrijk deel te maken met de onvolledigheid van de dossiers waardoor de Expertisegroep adviseert om nader onderzoek te doen naar ontbrekende informatie.

95
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Tabel 12: Conclusies naar criteria (in percentages)


Aard van de conclusie Geheugenaspecten Beschuldiging na echtscheiding Voldoende informatie, vervolgen Onvoldoende informatie, onderzoek zinvol Onvoldoende informatie, onderzoek zinloos Ernstige tekortkomingen, stoppen Aantal zaken 0 27% 9% 64% 33 0 5% 9% 86% 42 4% 18% 9% 69% 141 Alle zaken

Geheugenaspecten: hervonden herinnering, herinneringen voor derde verjaardag en herinneringen acht jaar en langer geleden.

Conclusies
De Expertisegroep is in het grootste deel van de voorgelegde zaken van mening dat er onvoldoende aanwijzingen zijn voor seksueel misbruik. Aangezien de aard en formulering van de conclusies nogal verschilt per categorie, wordt de conclusie onvoldoende aanwijzingen hier per categorie (omstreden herinneringen, echtscheiding en verstandelijk gehandicapten) weergegeven. De overige conclusies worden algemeen weergegeven.

Onvoldoende aanwijzingen bij zaken met omstreden herinneringen Bij zaken met omstreden herinneringen wordt in de conclusies altijd ingegaan op de ontstaansgeschiedenis van de beschuldiging, de eventuele rol van therapie, psychische problemen van de aangeefsters, interpretatie van signalen en symptomen, de invloed van vertrouwenspersonen, de consistentie van het relaas en de mate van ondersteunend bewijs.

247) De verklaringen van aangeefster zijn vaag en niet consistent, ze kan geen enkel geval van misbruik concreet en gedetailleerd beschrijven. De frequentie en aard van het misbruik op verschillende momenten verschillen onderling sterk. De bij aangeefster kennelijk bestaande gedrags- en sociaal-emotionele problemen en de door meerdere bronnen bevestigde neiging tot fantaseren, doen de leden van de Expertisegroep sterk twijfelen aan de juistheid van de door aangeefster geuite beschuldigingen. Op basis van tegenstrijdigheden in haar verklaringen en het ontbreken van enige aanwijzing ter ondersteuning van haar verklaringen lijkt het onwaarschijnlijk dat er sprake is van een straf baar feit.

96
135) Gelet op de reeds geplaatste kanttekeningen bij de ontstaansgeschiedenis, de persoonlijkheid van aangeefster, de rol van de vertrouwenspersoon daarbij en de wijze waarop het delict wordt beschreven, is de Expertisegroep van mening dat de beschuldigingen ten aanzien van X, Y en Z niet geloofwaardig zijn. De Expertisegroep is van mening dat de beschuldigingen tot stand zijn gekomen onder invloed van de vertrouwenspersoon. De Expertisegroep adviseert het onderzoek niet voort te zetten en adviseert voorts om conform de Aanwijzing 'Opsporing seksueel misbruik in afhankelijkheidsrelaties' een afrondend gesprek te voeren met de beschuldigden. In dit gesprek zou uitdrukkelijk afstand moeten worden genomen van de beschuldigingen. Deze slepende affaire is voor alle betrokkenen zeer ingrijpend. Enige sturing ten aanzien van aangeefster lijkt momenteel niet mogelijk.
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Onvoldoende aanwijzingen bij echtscheidingszaken Bij echtscheidingszaken met een conflict over de kinderen, wordt in de conclusie altijd ingegaan op de rol die dit conflict lijkt te spelen in de beschuldiging van seksueel misbruik, de mogelijkheid van onjuiste interpretatie van signalen, benvloeding van het kind door de omgeving en de mate van ondersteunend bewijs.

240) De Expertisegroep is van mening dat in het gehele dossier geen enkele aanwijzing voor seksueel misbruik naar voren komt. Zij acht het daarom terecht dat deel I van het dossier door de officier van justitie al is opgelegd. De Expertisegroep acht ook de aangifte van seksueel misbruik in deel II van het dossier niet geloofwaardig en adviseert het onderzoek te stoppen, dat wil zeggen de zaak te seponeren. De Expertisegroep stelt vast dat deel II van het dossier onlosmakelijk samenhangt met deel I en onderdeel is van de hevige strijd om het ouderlijk gezag van het kind, waarbij inmiddels zelfs door beide partijen het strafrecht als instrument is ingezet. Diverse instanties hebben, kort samengevat, geconcludeerd dat het gebrek aan vertrouwen en het gebrek aan communicatie tussen beide partijen in feite het enige probleem is, dat beide ouders in principe zouden kunnen zorgen voor het kind en dat er gn aanwijzingen zijn voor seksueel misbruik. De Expertisegroep vraagt zich af hoeveel rapporten er nog moeten worden geschreven om dit aan de partijen duidelijk te maken. 138) De ontstaansgeschiedenis (die overigens goed in kaart is gebracht) van de aangifte kan niet los worden gezien van de rechtszaken over de omgangsregeling; telkens wanneer een rechtszaak op handen is, meent moeder signalen van seksueel misbruik waar te nemen. Zij wordt hierin gesteund door de orthopedagoge, die in deze zaak op diverse punten de grenzen van de professionaliteit heeft overschreden en die duidelijk partij heeft gekozen. De Expertisegroep constateert dat de medische gegevens, voor zover deze beoordeeld kunnen worden, niet specifiek zijn voor een seksueel contact. Uit het studioverhoor komt geen concrete aanleiding naar voren om misbruik te veronderstellen. Wat daarentegen wel duidelijk uit het studioverhoor naar voren komt, is de invloed die moeder en de orthopedagoge hebben uitgeoefend op het kind. De Expertisegroep adviseert het onderzoek te stoppen.

97
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Onvoldoende aanwijzingen bij zaken met verstandelijk gehandicapten Bij verstandelijk gehandicapten wordt in de conclusies aandacht besteed aan de ontstaansgeschiedenis van de beschuldiging, aan de invloed van derden, aan de interpretatie van gedragingen of handelingen door derden en aan beleid van zorginstellingen.

147) De verstandelijk gehandicapte aangeefster is volgens verschillende getuigen erg aanhankelijk. Zo zeer zelfs dat sommige chauffeurs haar achterin laten plaatsnemen om te voorkomen dat ze worden afgeleid door de aanrakingen. Het is bekend dat aangeefster zeer gesteld is op de chauffeur (beschuldigde) en dat zij hem spontaan om de nek vliegt. Ook is bekend dat beschuldigde hier op in gaat. () De Expertisegroep komt tot de conclusie dat de chauffeur vermoedelijk is ingegaan op de aanhankelijke gedragingen van aangeefster, maar ziet in de door getuigen geconstateerde feiten geen straf bare seksuele gedraging. Of het professioneel is om op 'wervend' of aanhankelijk gedrag van verstandelijk gehandicapten in te gaan, is een andere vraag. Gezien het feit dat een protocol voor de omgang tussen chauffeurs en verstandelijk gehandicapten ontbreekt en gezien het feit dat de chauffeur zich heeft trachten te verdiepen in de vraag hoe hij moet omgaan met de lichamelijke aspecten van de interactie, is de Expertisegroep van mening dat een individuele chauffeur niet verantwoordelijk kan worden gesteld voor het bepalen van de precieze grenzen van de professionaliteit. Ten slotte wil de Expertisegroep nog opmerken dat chauffeurs die verstandelijk gehandicapten vervoeren een zeer kwetsbare groep vormen. Diverse leden van de Expertisegroep hebben reeds vele zaken behandeld waarin chauffeurs werden beschuldigd van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het zou politie en justitie veel tijd besparen en betrokkenen voor veel leed behoeden, wanneer taxicentrales een landelijk protocol zouden ontwikkelen ten aanzien van de lichamelijk aspecten van interactie tussen chauffeurs en verstandelijk gehandicapten.

Onvoldoende informatie, nader onderzoek zinloos Bij de telefonische intake wordt globaal vermeld welke informatie moet worden opgenomen in het dossier. Pas bij de beoordeling van de zaak blijkt of het dossier alle relevante informatie bevat. Wanneer belangrijke informatie ontbreekt, adviseert de Expertisegroep omtrent het al dan niet uitvoeren van nader onderzoek. Soms is nader onderzoek zinloos, omdat er al teveel mis is gegaan in de ontstaansgeschiedenis of tijdens het rechercheonderzoek. Ook kan een rol spelen dat nader onderzoek nooit voldoende juridisch bewijs zal kunnen opleveren.

155) Tijdens de bespreking zijn de deskundigen tot de conclusie gekomen dat de Expertisegroep nauwelijks een goed inhoudelijk oordeel over de zaak kan geven. Enerzijds omdat de kinderen zich bevinden in het midden van ruzinde ouders die kennelijk niet het vermogen hebben om hun relatieproblemen op te lossen zonder daar de kinderen bij te betrekken. Anderzijds zijn struikelblokken ontstaan door het tot nu toe verrichte rechercheonderzoek. () Met betrekking tot het rechercheonderzoek het volgende. Het studioverhoor ontbreekt. Het verhoren van de getuigen is niet verlopen conform de regels. Bijvoorbeeld, X wordt door een politieagent gehoord en zijn oma zit daarbij. Er wordt nauwelijks doorgevraagd. In het proces verbaal van bevindingen waar X in de bijkeuken wordt verhoord door een politieman staan nergens de redenen van wetenschap vermeld. Dit is absoluut niet volgens de afspraak. De Expertisegroep vraagt zich af of dit werk wel door een zedenrechercheur is gedaan. De Expertisegroep is van mening dat deze zaak in strafrechtelijke zin nooit iets kan worden. Dit komt door het politiewerk dat in deze zaak beneden de maat is en door het optreden van de vader en moeder van X en Y. 130) Er zijn in feite geen opsporingsaanbevelingen die de Expertisegroep nog kan doen. Hoewel de Expertisegroep graag meer zicht had gehad op de stukken die nu ontbreken in het dossier, zijn ze voor een goede beoordeling van de zaak feitelijk overbodig omdat alles (zoals het dagboek en de brief) is ontstaan na het contact met aangeefsters vertrouwenspersoon. () Het heeft geen zin om vader te horen.

98
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Vanwege de beschuldiging is zijn vrouw van hem gescheiden, hij heeft altijd ontkend en er is geen reden om aan te nemen dat hierin verandering zal komen. () In de begeleidende brief van de officier van justitie wordt, naast het oordeel van de Expertisegroep over de aangifte, gevraagd hoe en waarover de hulpverleners van aangeefster moeten worden verhoord. Naar de mening van de Expertisegroep heeft het geen zin om de hulpverleners te verhoren, gezien het feit dat de hulpverlening pas een rol is gaan spelen nadat de beschuldiging van seksueel misbruik is geuit en gezien het feit dat de ontstaansgeschiedenis zo sterk is benvloed. De Expertisegroep adviseert het onderzoek te stoppen.

Onvoldoende informatie, nader onderzoek zinvol Het komt ook voor dat het dossier onvoldoende informatie bevat en de Expertisegroep adviseert nader onderzoek in te stellen. Daartoe worden altijd concrete suggesties gedaan. Het betreft overigens vaak zaken waarbij de Expertisegroep kanttekeningen plaatst. Op grond van deze kanttekeningen en de strekking van dergelijke rapporten besluiten officieren van justitie regelmatig de opsporingsaanbevelingen niet over te nemen en de zaak te stoppen.

143) De Expertisegroep plaatst kanttekeningen bij de diverse beschuldigingen die in dit dossier naar voren komen. () In de zaak A zou moeten worden nagegaan of de gynaecoloog inderdaad heeft geconstateerd dat er sprake was geweest van gemeenschap en hoe hij dat heeft vastgesteld. Ook zou aangeefster moeten worden geconfronteerd met de diverse tegenstrijdigheden, waaronder met name haar uitspraak over de blauwe plekken. Bovendien moet worden uitgezocht wat de bevindingen waren na de ziekenhuisopname en waarom een kinderpsychiater bij dat onderzoek betrokken is geweest. In de zaak B zou meer informatie moeten worden verkregen over de zwangerschap en miskraam van aangeefster (ziekenhuis en school) en zou aangeefster moeten worden geconfronteerd met de diverse tegenstrijdigheden. Ook zou precies moeten worden nagegaan wat de ontstaansgeschiedenis is van de beschuldiging van vriendin X en zou in kaart moeten worden gebracht op welke manier de contacten tussen de beide families tot stand zijn gekomen. Gezien het feit dat de betrokken rechercheurs in alle drie de zaken zijn ingezet en mogelijk zijn 'meegegroeid' met het relaas van aangeefster, raadt de Expertisegroep aan een verhoor met aangeefster waarin zij wordt geconfronteerd met tegenstrijdigheden niet door deze rechercheurs te laten uitvoeren. 204) De ontstaansgeschiedenis van de aangifte is onvoldoende in kaart gebracht, de verklaring van aangeefster wordt niet ondersteund door de verklaring van haar broer en het relaas van aangeefster bevat belangrijke tegenstrijdigheden. Aangeefster heeft agressie en ellende meegemaakt in haar jeugd. Zij kampt met psychische en relationele problemen omdat aangeefster van mening is dat haar schaamlippen zijn misvormd als gevolg van seksueel misbruik; haar huisarts deelt deze mening niet. De Expertisegroep plaatst diverse kanttekeningen bij het relaas van aangeefster en wijst op het motief dat zij heeft voor het doen van valse aangifte. Het dossier is echter op belangrijke punten onvolledig. De Expertisegroep adviseert om nader onderzoek te doen, maar wijst er tegelijkertijd op dat deze zaak in juridische zin uiterst zwak is en waarschijnlijk zal blijven.

99
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Voldoende aanwijzingen, onderzoek voortzetten In een aantal zaken oordeelde de Expertisegroep dat het dossier voldoende informatie bevatte, werden in de ontstaansgeschiedenis van de beschuldiging geen zwakke plekken aangetroffen en werden voldoende aanwijzingen gevonden om voortzetting van het onderzoek te rechtvaardigen.

184) Op grond van de waarnemingen van moeder en de uitlatingen van het kind, gecombineerd met de kennelijke afwezigheid van derden in de ontstaansgeschiedenis is de Landelijke Expertisegroep van mening dat er voldoende gronden zijn om het onderzoek in deze zaak voort te zetten. Alvorens eventueel over te gaan tot aanhouding van de beschuldigde moeten eerst de onduidelijkheden en onvolledigheden zoals deze in het rapport zijn benoemd worden onderzocht en opgehelderd. De gegevens die dit onderzoek oplevert zijn tevens cruciaal voor het verhoor van de beschuldigde. Het verhoor in deze zaak zou zeer goed moeten worden voorbereid en moeten worden uitgevoerd door twee zedenspecialisten. Tevens kan een huiszoeking worden gedaan, gericht op de mogelijke aanwezigheid van kinderporno. () Ook moet worden gelet op spullen waaruit een seksuele voorkeur voor kinderen zou kunnen worden afgeleid (). De politie zou nader onderzoek moeten uitvoeren naar de achtergronden van de verdachte (antecedenten, relaties). () Na de eventuele aanhouding van beschuldigde zou zijn vriendin moeten worden gehoord over hun relatie, hun seksleven, zijn persoonlijkheid, het feit dat hij zo frequent oppast op een klein kind en de beschuldiging van misbruik. 224) Na bestudering van het voorgelegde dossier zijn de leden van Expertisegroep van mening dat er geen argumenten te bedenken zijn, op basis waarvan de door aangeefster afgelegde verklaringen als onbetrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Voor wat betreft de inhoud van haar verklaring ontstaat uiteindelijk een consistent beeld van hetgeen volgens haar zeggen is voorgevallen. () Daarbij is er sprake van een korte ontstaansgeschiedenis. Daardoor is er nauwelijks kans geweest op contaminatie (van werkelijke en niet-werkelijke feiten) tussen het tijdstip dat het ten laste gelegde werd gepleegd en het moment dat aangeefster met de politie in contact kwam. Aangeefster heeft vrijwel meteen daarna duidelijk gemaakt dat zij slachtoffer was van een zedenmisdrijf. De verdachte heeft door het aannemen van een valse

100
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

identiteit een positie van vertrouwen door aangeefster weten te verkrijgen, waarvan hij vervolgens misbruik heeft gemaakt door aangeefster vervoer aan te bieden, waarbij zij ten opzichte van hem in een uiterst kwetsbare positie kwam te verkeren. Gezien het vorenstaande lijkt het de leden van de Expertisegroep dat er alle reden is om de verdachte in deze zaak te vervolgen.

Conclusies en aanbevelingen bij extreme zaken In extreme gevallen is de Expertisegroep van mening dat de beschuldiging duidelijk iedere fundering mist. Soms wordt in het rapport aan de officier gesuggereerd dit tot uitdrukking te laten komen in de sepotgrond (01 in plaats van 02, oftewel: ten onrechte als verdachte aangemerkt in plaats van gebrek aan bewijs). Dit blijkt door officieren van justitie echter niet altijd op prijs te worden gesteld (zie hoofdstuk 9).

258) De Expertisegroep adviseert om geen verder gevolg te geven aan de zaak c.q. over te gaan tot seponering ervan. () Terzijde merkt de Expertisegroep op dat het gebruik van sepotgrond gebrek aan bewijs aan de situatie van vader onvoldoende recht doet. Zij geeft ter overweging de zaak met sepotgrond ten onrechte als verdachte aangemerkt af te doen.

Het komt voor dat een dossier onvoldoende aanwijzingen voor misbruik bevat en het verrichten van nader onderzoek vanuit de opsporing geredeneerd zinloos is, maar dit toch wordt geadviseerd, ofwel om verdere escalatie te voorkomen, ofwel omdat de verwachting is dat men geen genoegen zal nemen met abrupte beindiging van het onderzoek en een klacht zal worden ingediend op grond van artikel 12 Wetboek van Strafvordering.

208) Dit alles leidt tot de conclusie dat gestopt moet worden deze zaak te onderzoeken. We hebben hier te maken met een onbewijsbaar verhaal. () Desalniettemin adviseert de Expertisegroep het een en ander dat in dit rapport is voorgesteld toch uit te zoeken. Met als (preventief ) doel, dat de verhalen die zijn ontstaan niet verder groeien en in de lucht blijven hangen. In dit verband zal de politie ook voorlichting moeten geven over wat er (vermoedelijk) in deze zaak is gebeurd. Aan zowel de instelling als de betrokken familieleden. 215) Het advies is om de aangifte te seponeren en de zaak te sluiten. De verwachting is dat zij geen genoegen neemt met dit besluit en mensen onder druk zal zetten om de zaak voort te zetten. Daarbij is niet uit te sluiten dat de moeder zich zal inzetten om met nieuwe verhalen over seksueel misbruik te kunnen komen. Het lijkt dan ook zinvol dat er een goed gesprek met de moeder plaatsvindt.

In enkele extreme gevallen waarschuwt de Expertisegroep voor valse beschuldigingen van aangeefsters ten aanzien van bij het onderzoek betrokken rechercheurs.

160) Gebaseerd op de kennis over deze en vergelijkbare zaken meent de Expertisegroep dat met name bijzondere risicos bestaan voor de bij het onderzoek betrokken opsporingsambtenaren. Daar waar zij de aangeefsters zouden moeten confronteren met hun bedenkingen over de beweringen van aangeefsters, dan wel de inhoud van dit rapport lopen zij een reel risico te worden betrokken in de te verwachten toekomstige beschuldigingen van aangeefsters. Daarom wordt dringend geadviseerd iedere vorm van contact tussen met name verbalisant X en aangeefsters, alsmede hun familie en andere betrokkenen met onmiddellijke ingang te beindigen. Het contact met aangeefsters dient te worden voortgezet en afgebouwd door zorgvuldig geselecteerde, ervaren rechercheurs uit een ander district of zelfs andere regio. 229) Geadviseerd wordt ten eerste om het onderzoek met onmiddellijke ingang te beindigen. Met de nu bekende informatie kan slechts geconcludeerd worden dat ten opzichte van aangeefster de door haar beweerde strafbare feiten niet zijn gepleegd. Verder wordt geadviseerd het contact tussen de rechercheurs en aangeefster onmiddellijk te verbreken. Met aangeefster zal zo spoedig mogelijk een afrondend gesprek gevoerd moeten worden door een niet eerder bij deze zaak betrokken en bij aangeefster onbekende, bij voorkeur leidinggevende politieman of -vrouw. In dat gesprek, dat ontdaan zal moeten zijn van iedere vorm van emotie van de zijde van de politie, zal aangeefster moeten worden meegedeeld dat op basis van het ingestelde onderzoek de politie, dan wel de officier van justitie, geen enkele aanleiding meer zien tot voortzetting daarvan. Aangeefster kan daarbij worden verwezen naar de hulpverlening. Verder wordt geadviseerd dat () gegevens van aangeefster () worden opgenomen in [de politiesystemen]. Indien aangeefster zich in een later stadium elders bij de politie meldt met een vergelijkbaar verhaal, zal men daar op de hoogte kunnen zijn van de uitkomst van dit onderzoek, waarmee zogenaamd shopgedrag kan worden voorkomen.

101
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Onderzoeksaanbevelingen
Nagegaan is welke onderzoeksaanbevelingen de Expertisegroep in de diverse rapporten heeft gedaan. De aanbevelingen zijn terug te brengen tot de volgende categorien: nader onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis, feiten controleren en analyseren, aanvullend verhoor van aangeefster, onderzoek afsluiten. Uiteraard komen niet alle aanbevelingen in alle rapporten aan de orde.

Tabel 13: Onderzoeksaanbevelingen uit adviesrapporten


Nader onderzoek naar ontstaansgeschiedenis Disclosure beter in kaart brengen Getuigen horen, achtergrondfactoren in kaart brengen Onderzoek medisch dossier (o.a. huisarts in persoon horen) Hulpverlening in kaart brengen (therapeut, diagnose, hulpvraag, therapie) Nagaan welke boeken over seksueel misbruik aangeefster heeft gelezen Nader onderzoek naar eerdere aangiftes (patroon) Beschuldigde horen om zijn kant van het verhaal te vernemen

Feiten controleren en analyseren Nader onderzoek naar (technische) sporen Technisch onderzoek naar authenticiteit dagboek Rechercheerbare feiten verifiren (inrichting woning, datum verhuizing, etc.) Tijdlijn aanvullen op basis van nader onderzoek

102
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Aanvullend verhoor van aangeefster goed voorbereiden (verhoorplan, kritisch, richten op rechercheerbare feiten) resultaten van aanvullend onderzoek verwerken in verhoor nieuwe verhoorders verhoor audiovisueel vastleggen

Onderzoek afsluiten Afrondend gesprek met aangeefster Afrondend gesprek met beschuldigde conform de Aanwijzing Naam van aangeefster in politiesystemen opnemen ter voorkoming van shopgedrag Waarschuwing aan rechercheurs met betrekking tot valse beschuldiging aangeefster

Hoofdstuk

Onderzoek onder officieren van justitie

Inleiding
De Expertisegroep rapporteert aan officieren van justitie over de vervolgingsbeslissing. Het is dan ook van belang te weten of officieren de adviezen van de Expertisegroep volgen en wat zij verder vinden van de rapportages. Om deze vragen te kunnen beantwoorden is een onderzoek onder officieren van justitie uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd door medewerkers van het Korps landelijke politiediensten die verder niet bij het werk van de Expertisegroep betrokken zijn, om de objectiviteit van het onderzoek te waarborgen. Het onderzoek richt zich op de 93 zaken die de Expertisegroep in de periode 2003 tot en met 2006 heeft afgerond; de zaken van 2007 zijn niet bij dit onderzoek betrokken. Aan alle zaaksofficieren is een brief gestuurd met het verzoek mee te werken aan het onderzoek. In de brief waren een samenvatting van de zaak, de conclusies en de aanbevelingen opgenomen. Enige tijd daarna is telefonisch contact gezocht met de officieren. Ongeveer 75% van de officieren heeft meegewerkt aan het onderzoek. Redenen om niet mee te werken aan het onderzoek waren divers: andere baan, onbereikbaar, zaak te lang geleden om details te herinneren. Sommige officieren hadden meerdere zaken ingediend en zijn dus over diverse zaken genterviewd. De officieren zijn telefonisch genterviewd met behulp van een gestructureerde vragenlijst.

103
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Conclusies en aanbevelingen overgenomen


In 93% van de zaken hebben de officieren de conclusies en aanbevelingen van de Expertisegroep volledig overgenomen.

Tabel 14: Openbaar ministerie: advies Expert isegroep opgevolgd?


Aantal zaken Volledig Gedeeltelijk Niet overgenomen Onbekend Aantal zaken 64 2 3 24 93 100% % 93% 3% 4%

138) Conclusies en aanbevelingen zijn in zn geheel overgenomen. Het ontbrak niet aan duidelijkheid.

In 7% van de zaken zijn de conclusies en aanbevelingen niet of gedeeltelijk overgenomen. Soms besloot de officier de conclusie niet over te nemen, soms om de aanbevelingen niet over te nemen.

193) Erg bout. Ik kon me er niet in vinden. Ik vond de aangeefster wel authentiek en ik werd daar in gesteund door de rechter-commissaris.. 130) De aanbevelingen voor eventueel verder onderzoek zijn niet overgenomen. Dat naar aanleiding van de twijfels in het rapport geuit qua haalbaarheid.

Juridische status van de zaak


Aan de officieren is gevraagd hoe de zaak na het advies van de Expertisegroep juridisch gezien is verlopen. Van 65 van de 93 zaken is bekend wat de juridische status van de zaak is (in de overige zaken is de officier van justitie niet bereikt voor het onderzoek of was de juridische afloop van de zaak anderszins onbekend). In slechts 4 van de 65 zaken is de beschuldigde (verder) vervolgd (6%); in de overige 61 zaken is de beschuldigde niet (verder) vervolgd (94%).

104
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Tabel 15: Ver volgingsbeslissing


Aantal zaken Wel (verder) vervolgd Niet (verder) vervolgd Missing / onbekend 4 61 28 93 100% % 6% 94%

Zeer opvallend is de variatie in beslissingen die wordt genomen, terwijl de zaken onderling vaak redelijk vergelijkbaar zijn. In totaal 29 zaken zijn beindigd door de politie (onderzoek gestopt, zaak is opgelegd, politiesepot) en 26 zaken zijn beindigd door de officier van justitie. We gaan nader in op het stoppen van onderzoek door politie en justitie.

Tabel 16: Juridische stat us van de zaak


Aantal zaken Politie stopt onderzoek Politie legt zaak op Politie seponeert OvJ seponeert OvJ vervolgt (verder) OvJ vordert vrijspraak bij rechtbank Missing / onbekend 11 9 9 26 4 1 28 % 17% 14% 14% 40% 1% 0%

105
93 100%
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Het openbaar ministerie is gebonden aan de Aanwijzing gebruik sepotgronden (in werking getreden op 1 februari 2008). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen beleidssepots en technische sepots. Beleidssepots vloeien voort uit het beleid van het openbaar ministerie om bij bepaalde delicten onder bepaalde omstandigheden geen vervolging in te stellen (met name op het gebied van veel voorkomende criminaliteit). Technische sepots hebben uitsluitend betrekking op de beoordeling van individuele zaken. Technische sepots zijn gendiceerd wanneer processuele omstandigheden een succesvolle vervolging in de weg staan. () Het OM zal bij zijn inschatting (moeten) anticiperen op het oordeel van de rechter (Cleiren & Nijboer, 2003). Twee sepotgronden zijn met name relevant: sepot 01 en sepot 02. Bij sepot 01 wordt achteraf vastgesteld dat iemand ten onrechte als verdachte is aangemerkt, bijvoorbeeld na valse aangifte en dergelijke (Aanwijzing gebruik sepotgronden). Bij sepot 02 besluit de officier van justitie de verdachte niet te vervolgen vanwege het feit dat er onvoldoende wettig en/of overtuigend bewijs is. Bij een sepot 01 moet de naam van de verdachte uit de registers worden verwijderd; bij een sepot 02 blijft de naam in de registers staan. Uit de antwoorden van de officieren kan niet altijd worden opgemaakt welke sepotcode is gekozen: geseponeerd (15), sepot code 01 (6, grotendeels van n zaaksofficier) en sepot code 02 (10). Gezien de formulering van de Aanwijzing gebruik sepotgrond, de aard van de zaken, de onduidelijkheden of tekortkomingen in de beschuldigingen en de consequenties voor de beschuldigden, lijkt een sepot 01 vaak meer voor de hand te liggen. Een algemene discussie over de wijze van seponeren in zedenzaken is zeer gewenst.

Wanneer de zaak nog niet is ingeschreven bij het openbaar ministerie en er wordt besloten het onderzoek naar de verdachte niet voort te zetten, is eveneens sprake van grote diversiteit. Uit de antwoorden van de officieren van justitie komen drie varianten naar voren: 1) het onderzoek wordt gestopt, 2) de zaak wordt opgelegd of 3) de zaak eindigt met een politiesepot. In artikel 141 Wetboek van Strafvordering staat (onder andere) dat de politie is belast met de opsporing van strafbare feiten. Het wetboek van strafvordering voorziet nergens in een expliciete bevoegdheid van politieambtenaren om zelfstandig van (verdere) opsporing van geconstateerde strafbare feiten af te zien. In de praktijk wordt door de politie echter wegens capaciteitsproblemen veelvuldig geseponeerd. Opsporingsambtenaren kunnen ervoor kiezen louter ordenend op te treden bij geconstateerde delicten, indien de geringe ernst van het feit en de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven (Cleiren & Nijboer, 2003). In de Aanwijzing voor de opsporing (vastgesteld op 11 februari 2003, in werking getreden op 1 maart 2003) van het College van procureurs-generaal worden richtlijnen gegeven voor de opsporing van (afzonderlijke) strafbare feiten. Er zijn twee criteria van belang bij het aangeven van wat in redelijkheid verwacht mag worden: de ernst van het strafbare feit en de aanwezigheid van opsporingsaanwijzingen die kunnen leiden tot opheldering van de zaak (het vinden van verdachten en bewijs). Er zijn drie categorien: 1) Altijd een vervolg bij een bekende dader, tenzij Indien een strafbaar feit is gepleegd en de verdachte daarbij direct bekend is, dienen altijd opsporingshandelingen te volgen. () Is [er geen sprake van een bekende dader], dan kan de zaak althans voorlopig terzijde worden gelegd, tenzij sprake is van een schokkend feit. Ook bepaalde zaken (geen schade, geen letsel, geen gevaar, geen beleid) met een bekende dader kunnen terzijde worden gelegd. Het afdoen van zedenzaken valt per definitie niet onder de eerste categorie van de Aanwijzing. 2) Bij ingrijpende feiten gerichte opsporing. Bij ingrijpende strafbare feiten mag meer worden verwacht dan alleen een optreden indien er onmiddellijk een spoor naar de dader bekend is. Dan moet gericht en meer dan slechts oppervlakkig gezocht worden naar aanknopingspunten voor een succesvolle opsporing en vervolging (). Pas als die inspanning geen succes heeft kan de opsporing worden afgesloten, maar slechts op zodanige wijze dat als zich naderhand nieuwe informatie aandient, deze tot hernieuwde actie kan leiden. Wat betreft Expertisegroep-zaken: wanneer ervan uit wordt gegaan dat de zaak valt onder de tweede categorie (ingrijpende feiten) en de opsporing wordt afgesloten op een manier die hernieuwde actie toelaat als zich naderhand nieuwe informatie aandient, moet rekening worden gehouden met het specifieke karakter van dit type zedenzaken waarbij geruchtenvorming, collaborative storytelling, benvloeding en confirmation bias een belangrijke rol kunnen spelen. Het maakt namelijk verschil of de aangeefster zelf keer op keer met nieuwe beschuldigingen tegen dezelfde verdachte naar de politie gaat, of dat de beschuldigingen uit andere hoek komen. 3) Bij zeer schokkende feiten apart regiem. Soms veroorzaakt het strafbare feit zeer grote beroering en is de rechtsorde ernstig geschokt. Het gaat hierbij om delicten als moord of terroristische aanslagen, kinderverkrachting. Bij dergelijke feiten wordt vanzelfsprekend gerichte actie ondernomen. () In dat soort zaken geeft de officier van justitie leiding aan het opsporingsonderzoek. () Wanneer onverhoopt resultaten uitblijven, dient de vraag zich aan wanneer het opsporingsonderzoek

106
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

althans voorlopig moet worden gestaakt. Omdat de officier van justitie inhoudelijk leiding geeft aan het onderzoek, dient deze de beslissing hiertoe te nemen. Het OM is dan ten volle aanspreekbaar op deze beslissing. Anders ligt dit bij de zaken die meer in marginale zin, bijvoorbeeld in een wekelijks overleg aan de orde komen, of waar alleen telefonisch contact is tussen politie en OM. Wanneer in zulk een geval, waarin geen volledige inhoudelijke toetsing plaatsvindt, de zaak terzijde wordt gelegd, dient dat te worden gezien als een politile beslissing. Wat betreft Expertisegroep-zaken: gezien de ernst van de beschuldiging en de mate van betrokkenheid van de officier van justitie bij de zaak (de officier legt de zaak zelfs voor aan de Expertisegroep), ligt het meer voor de hand dat het ook de officier van justitie is die de zaak eventueel seponeert. Seponeren of opleggen door de politie is dan niet aan de orde. Het lijkt in het algemeen zuiverder om een zedenzaak die door de officier is voorgelegd aan de Expertisegroep ook te laten afhandelen door de officier. Dit brengt een grotere rechtszekerheid met zich mee voor de beschuldigde. Dit voordeel keert zich echter tegen de (onterecht) beschuldigde, wanneer de officier kiest voor een sepot 02 (onvoldoende bewijs) in plaats van een sepot 01 (ten onrechte als verdachte aangemerkt) en de beschuldigde op die manier een strafblad krijgt. Zoals reeds opgemerkt: een discussie over de wijze van seponeren in zedenzaken is wenselijk.

Mening over kwaliteit van het rapport


Van de officieren vindt 90% de rapporten goed (45%) of uitstekend (45%).

107
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Tabel 17: Openbaar ministerie: mening over kwaliteit Expertisegroep-rapport


Aantal zaken Uitstekend Goed Kritische opmerking Ontevreden Onbekend Aantal zaken 32 32 4 3 22 93 100% % 45% 45% 6% 3%

125) Het rapport heeft mijn mening in deze zaak gesterkt. Het legt de vinger op de zere plek. Zeer tevreden over de kwaliteit van het rapport en de diepgang. 188) Kan in het algemeen goed met de rapportages uit de voeten. Vraagt het niet voor niets steeds weer. Absolute meerwaarde. Rapporten zijn van goede kwaliteit. 197) Goed, helder, inzichtelijk rapport. Mijn insteek in een dergelijke zaak is voorkomen dat er een onnodige aanhouding zal plaatsvinden met alle nare gevolgen van dien.

Sommige officieren zeggen dat het rapport in de lijn der verwachting lag, waardoor het makkelijker was de conclusies en aanbevelingen over te nemen. Ook werd het rapport regelmatig gebruikt om een sepotbeslissing goed te onderbouwen en te voorkomen dat aangeefsters een artikel 12 Sv procedure zouden starten.

213) Erg tevreden. Toon van het rapport: eerlijk, treffend en professioneel. Als een advies wordt gevraagd heb je meestal al een eigen beeld maar wil je dat bevestigd hebben door deskundige mensen. En als dat dan ook gebeurt, is dat gemakkelijk te aanvaarden. Het wordt lastig(er) als er een onverwacht afwijkend advies uitrolt. Maar dat was hier niet het geval. 249) Kwamen in deze zaak overeen met de verwachtingen die de officier daarvan vooraf had. De officier had echter behoefte aan de bevestiging door deskundigen, mede vanwege het feit dat hij een reactie bij niet-vervolging verwachtte van de moeder (aangeefster).

108
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

130) Zeer over te spreken. Heeft als steun gediend het seponeren van de zaak en een eventuele klacht naar aanleiding daarvan. Rapport bevestigde de eigen mening.

Sommige officieren vermelden expliciet dat zij het rapport hebben besproken met de politie.

153) De opmerking met betrekking tot de weinige informatie in het dossier met betrekking tot de therapeutische ervaringen en dergelijke is besproken met de politie om het belang hiervan onder de aandacht te brengen. 234) De officier had zelf al bedenkingen bij deze zaak en die werden door het rapport van de Expertisegroep bevestigd. Het was een goed rapport; logisch, zorgvuldig en volledig. De politie was overigens ook enthousiast. Iedereen heeft er van geleerd.

Drie officieren (4%) zijn ontevreden over de kwaliteit van het rapport.

171) Verschrikkelijk slecht. Geschrokken van de rapportage. Over patinten met een [Dissociatieve Identiteitsstoornis] zijn de meningen verdeeld, maar het standpunt van de Expertisegroep werd gebracht als de enige waarheid. Erg kort door de bocht. Bij de aanbieding van het dossier is nadrukkelijk de bereidheid tot overleg gemeld daar het een nogal afwijkende zaak was. Hiervan is geen gebruik gemaakt. De Expertisegroep heeft antwoorden gegeven op vragen die in het geheel niet zijn gesteld. Gevolg van de rapportage is dat het onmogelijk is geworden om verder tot vervolging over te gaan. 193) Het rapport was te eenzijdig en de conclusies waren te bout.

Vier officieren (6%) zijn niet ontevreden over de kwaliteit van het rapport, maar hebben wel een kritische opmerking gemaakt. Daarnaast is aan alle officieren expliciet gevraagd of zij kritiek hebben op de Expertisegroep. Hoewel het merendeel van de officieren geen kritiek had (integendeel) heeft een aantal officieren wel enige kritiekpunten. Sommige officieren vinden dat de Expertisegroep te kritisch oordeelt over het werk van de politie.

189) De officier heeft moeite met de harde conclusie van de Expertisegroep dat de politiemensen tijdens het verhoor van het slachtoffer onvoldoende hebben doorgevraagd. Hij heeft ook dit onderdeel besproken met de politiemensen en had begrip voor hun verklaring daarvoor: als het slachtoffer niet verder wil praten en in tranen uitbarst, is het voor de politiemensen lastig om uit te maken of dit komt doordat de aangever niet meer wil praten omdat hij de waarheid niet vertelt of dat hij door emotie helemaal stuk zit en niet meer kn praten. De officier vindt dit moeilijk en vraagt van de Expertisegroep om hier in haar conclusies de nodige voorzichtigheid te betrachten. 261) Wat betreft de conclusies van de Expertisegroep over het waarheidsgehalte van de aangifte ben ik tevreden. Wat betreft het oordeel over de slechte opsporingstechnische acties van de politie vond ik dat dit behoorlijk hard was. Daarover heeft al een gesprek plaatsgevonden tussen de desbetreffende rechercheurs en hun chef met de Expertisegroep. Ik onderschrijf wel grotendeels de kritiek op de behandelend rechercheurs, maar was zelf te laat bij de zaak betrokken om dit te kunnen voorkomen.

Een ander punt van kritiek betreft het feit dat de Expertisegroep zich soms uitlaat over juridische beslissingen in de zaak (zoals aanhouding buiten heterdaad, een veroordeling in een oude zaak) of soms expliciet het advies geeft de zaak te seponeren met sepotcode 01 (ten onrechte aangemerkt als verdachte). De betreffende officieren vinden dat de Expertisegroep hiermee haar boekje te buiten gaat en zich begeeft op het terrein van de officier.

109
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

261) De officier is van mening dat de Expertisegroep niet gaat over de vraag of er sprake moet zijn van een sepot. Dat is en blijft een zaak van het openbaar ministerie en hoort niet thuis in het rapport van de Expertisegroep. Schoenmaker blijf bij je leest en ga niet op de stoel van de officier zitten. 173) Rapport is van goede kwaliteit en geeft antwoord op de vraag of de aangifte betrouwbaar was. Een duidelijk stuk. Wel een opmerking: de alinea over het toepassen van het dwangmiddel aanhouding buiten heterdaad. Die beoordeling ligt niet op de weg van de Expertisegroep maar op dat van de officier. 143) In de rapportage is een oude zaak meegenomen, namelijk de aangifte tegen haar broer en diens veroordeling. In de rapportage wordt gesteld dat er met betrekking tot deze oude zaak veel tegenstrijdigheden en onduidelijkheden zijn en dat bij de bekentenis van de beschuldigde kanttekeningen worden geplaatst. Echter het dossier van deze oude zaak is niet aan de Expertisegroep voorgelegd. Jammer dat daar geen contact over is geweest. Het advies om herziening van deze oude zaak is niet overgenomen.

Aan de officieren is gevraagd of de doorlooptijd van de beoordeling door de Expertisegroep problemen heeft opgeleverd. Voor het merendeel van de officieren (89%) was dit niet het geval en een deel van hen vond de beoordeling snel; een aantal officieren vond dat de beoordeling sneller had gekund (11%).

Tabel 18: Openbaar ministerie: mening over doorloopt ijd L EBZ


Aantal zaken Snel Goed Geen probleem Lang, had sneller gemogen Onbekend Aantal zaken 11 14 37 8 23 93 100% % 16% 20% 53% 11%

110
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Reactie van aangeefster


Zoals vermeld is in 94% van de zaken (n=65) besloten niet (verder) te vervolgen. Aangeefsters reageren verschillend op dit besluit: sommigen berusten erin en zijn tevreden over het feit dat er grondig naar de zaak is gekeken, anderen accepteren het besluit niet, reageren woedend en gaan in sommige gevallen in beroep tegen de beslissing (in een artikel 12 Wetboek van Strafvordering procedure).

102) De beslissing is kennelijk geaccepteerd. Hoewel moeder aan de Raad voor de Kinderbescherming te kennen heeft gegeven pas tevreden te zijn als seksueel misbruik is vastgesteld, is de zaak uiteindelijk stil geworden. De betrokkenen in deze zaak lijken naar elkaar een versterkende werking te hebben gehad. 129) Aangeefster heeft hierop goed gereageerd, ondanks dat zij het jammer vond. Beslissing was goed te motiveren door het rapport. 170) Aangeefster reageerde teleurgesteld, maar was wel tevreden over de zorgvuldigheid waarmee de aangifte was behandeld en het onderzoek is uitgevoerd.

Enkele aangeefsters wilden inzage in het rapport van de Expertisegroep, wanneer het besluit om de zaak te beindigen daarop sterk leunde. Door officieren werd hierop verschillend gereageerd. Soms werd het rapport aan de aangeefster verstrekt, zodat ze beter kon begrijpen waarom er niet verder vervolgd werd. Een andere officier heeft in overleg met de privacy-kamer van de rechtbank niet het rapport verstrekt, maar een korte samenvatting ervan

116) Aangeefster was zeer boos en heeft een klacht ingediend. 140) De Expertisegroep had aanbevelingen gedaan voor nader onderzoek, hetgeen vervolgens door de politie met haar werd besproken. Aan aangeefster werd voorgesteld om een schrijfproef te doen, om te onderzoeken of aangeefster zelf mogelijk de auteur was van aan haar verstuurde dreigbrieven. Ook werd voorgesteld een lichamelijk onderzoek te ondergaan, om na te gaan of er sprake was van letsel ten gevolge van sadistische mishandelingen. Aangeefster reageerde woedend. 194) De moeder van het slachtoffer heeft een klacht ingediend. De klacht ging met name over de beslissing van de officier van justitie om het kind niet in de studio te laten horen. De moeder reageerde hierop: De officier van justitie heeft zeker zelf geen kinderen!

Uit het onderzoek onder officieren kwam nog een aantal bijzonderheden over het verdere verloop van de zaak naar voren.

108) De twintigjarige aangeefster zit al vanaf haar veertiende jaar in psychiatrische inrichtingen. Kort nadat haar de beslissing van de officier van justitie is voorgelegd, heeft zij aangifte gedaan tegen iemand anders. 135) Aangeefster heeft een artikel 12 Wetboek van Strafvordering - klacht ingediend die door het Hof ongegrond is verklaard. Vervolgens heeft aangeefster een klacht bij de Ombudsman neergelegd. Het is niet bekend of daar al een rapportage over uit is. Ook is een klacht ingediend tegen de politie en wilde aangeefster opnieuw aangifte doen. Op basis van het rapport van de Expertisegroep is besloten die aangifte niet op te nemen. De beschuldigde heeft inmiddels aangifte van smaad gedaan; de officier van justitie meent zich te herinneren dat de partner van aangeefster hiervoor veroordeeld is. Overigens is aangeefster bezig met het schrijven va een boek over de zaak.

111
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

112

Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

10
Hoofdstuk Ingediende zaken

Conclusies en aanbevelingen uit het onderzoeksverslag

De Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken heeft sinds haar instelling in 1999 ruim 200 zaken beoordeeld. Vanaf 2006 is sprake van een toename van het aantal verzoeken. Het aantal zaken dat krachtens de Aanwijzing verplicht8 is voorgelegd is in de loop der jaren afgenomen. Het aantal zaken dat op facultatieve basis is voorgelegd is in de loop der jaren toegenomen. In de eerste jaren lag de nadruk op hervonden herinneringen en ritueel misbruik. Tegenwoordig worden vooral beschuldigingen van seksueel misbruik na een echtscheiding9 voorgelegd (30%). De Expertisegroep stelt vast dat dit de meest problematische zaken zijn: in 95% van alle gevallen werd aan de officier van justitie geadviseerd om het rechercheonderzoek te stoppen.

Analyse in een vroeg stadium


Een aangifte van seksueel misbruik, al dan niet in een afhankelijkheidsrelatie, vormt een zware beschuldiging. Voor de onschuldige verdachte zijn de gevolgen dramatisch, zelfs indien de beschuldigde later door de rechter wordt vrijgesproken. Het strafproces over een zedenmisdrijf genereert publiciteit en voor de oppervlakkige toeschouwer is de vuistregel: waar rook is, is vuur. De betekenis van vrijspraak is daarom voor velen slechts dat de feiten niet konden worden bewezen. Daarom is belangrijk om in een vroeg stadium te onderzoeken of er sprake is van misbruik, misleiding of misverstanden. De degelijkheid van het rechercheonderzoek is daarbij cruciaal. Hierbij zijn vijf punten van belang: (1) de volledigheid van de aangifte, (2) het ontrafelen van de ontstaansgeschiedenis van de aangifte, (3) het beschrijven van de chronologie van gebeurtenissen (het maken van een tijdlijn), (4) het rechercheren naar de overeenstemming tussen beweringen en feiten (de validiteit), en (5) de beoordeling van het technische realisme van het aangiftescenario. Het Scenario Analyse Model dat in dit verslag wordt gepresenteerd, kan daarbij dienen als leidraad.

113
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Omstreden herinneringen en therapie


Een groot deel van de vermeende slachtoffers is in therapie (geweest). De Expertisegroep vraagt zich af of hulpverleners voldoende op de hoogte zijn van de richtlijnen uit het rapport Omstreden Herinneringen van de Gezondheidsraad (2004).

8 9

Hervonden herinneringen, herinneringen aan misbruik voor de derde verjaardag en ritueel misbruik. Deze facultatieve categorie is gentroduceerd in de Aanwijzing van 2005.

Er zijn nog steeds voorbeelden van hulpverleners die klinische gegevens, dromen of beelden interpreteren en vervolgens stellige uitspraken doen over de validiteit (geloofwaardigheid) van beweringen van clinten. Het gaat hierbij beslist niet alleen om alternatieve hulpverleners, maar ook om reguliere, BIG-geregistreerde theapeuten. Hervonden herinneringen ontstaan niet altijd in therapie; ze kunnen bijvoorbeeld ook ontstaan in gesprekken tussen aangeefsters en andere personen met wie een vertrouwensband bestaat. Ook komt het voor dat het hervinden van herinneringen de aanleiding vormt om in therapie te gaan en dat in een thepeutische setting wordt getracht meer herinneringen naar boven te halen. Het onderscheid tussen hervonden herinneringen en oude herinneringen (seksueel misbruik dat acht jaar geleden zou hebben plaatsgevonden) is in sommige gevallen moeilijk te maken: is de herinnering continu of hervonden? Voor het beoordelen van aangiften blijkt dit onderscheid weinig relevant, omdat de Expertisegroep de ontstaansgeschiedenis analyseert en in alle gevallen onderzoekt of er feiten en oorspronkelijke getuigenverklaringen zijn die de aangifte ondersteunen. In de meeste gevallen constateert de Expertisegroep ernstige tekortkomingen. Opvallend is dat er veel overeenkomsten zijn tussen beide categorien zaken en aangeefsters. Dit geldt overigens ook voor de groep aangeefsters met een uitgebreide hulpverleningsgeschiedenis die beschuldigingen uiten van seksueel misbruik die niet gebaseerd zijn op hervonden herinneringen.

114
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Seksueel misbruik en echtscheidingen


De Expertisegroep adviseert voorzichtig te zijn met beschuldigingen van seksueel misbruik die zijn gebaseerd op het interpreteren van opvallend gedrag van jonge kinderen. In de zaken die de Expertisegroep heeft beoordeeld zijn veel voorbeelden te vinden van bezorgde ouders die onvoldoende weten over de ontluikende seksuele ontwikkeling van kinderen (doktertje spelen). Verder blijkt de intieme situatie van verzorgingshandelingen (wassen, douchen, verschonen, verplegen) een kwetsbare omgeving te zijn voor het ontstaan van onjuiste vermoedens. In een ruzieachtige sfeer tussen gescheiden ouders waarin een conflict bestaat over de toewijzing of verzorging van kinderen leiden seksueel getinte uitspraken van jonge kinderen gemakkelijk tot een onjuiste interpretatie van signalen. Omdat in dergelijke zaken ondersteunend bewijs ontbreekt, is het studioverhoor van beslissende betekenis. De ervaren verhoorder weet dat de verwachtingen hooggespannen zijn. Enerzijds wil hij laten zien dat hij over professionele kwaliteiten beschikt om alles eruit te krijgen; anderzijds moet hij de waarheidsvinding voor ogen houden. Indien een verhoor in een dergelijke situatie niets oplevert, voldoet het meestal niet aan de verwachtingen van een aangever. In plaats van opluchting omdat er misschien niets is gebeurd, is meestal sprake van teleurstelling. Er zijn gevallen waarin een ouder zodanig is gefixeerd op het vaststellen van het slachtofferschap van het kind, dat er sprake is van een verontrustend opvoedingsklimaat. De Expertisegroep signaleert in adviesrapporten regelmatig dergelijke situaties, maar kan daar weinig aan doen.

Verstandelijk gehandicapten
De Expertisegroep heeft een aantal zaken beoordeeld waarin taxatiegesprekken zijn gevoerd met verstandelijk gehandicapten. In de praktijk zijn deze taxatiegesprekken van wisselende kwaliteit. Verder stelt de Expertisegroep vast dat er in taxatiegesprekken sprake is van (pogingen tot) waarheidsvinding. Daarom is het noodzakelijk dat deze gesprekken audiovisueel worden vastgelegd. Wanneer wordt besloten aangifte te doen, zouden deze beeld- en geluidsopnames beschikbaar moeten worden gesteld aan de politie. Momenteel is dit niet altijd het geval.

Naleving van voorschriften uit de Aanwijzing


In de Aanwijzing Opsporing en vervolging van seksueel misbruik staan allerlei voorschriften voor de politie. De Aanwijzing is niet op alle punten even logisch, de formuleringen zijn niet altijd helder en er wordt niet toegelicht hoe het naleven van voorschriften moet worden vermeld in het dossier. Er zijn nog altijd regels die niet worden nageleefd. Veel aangiften worden niet op geluidsband opgenomen, of althans er wordt geen melding van gemaakt in het dossier. Over het informatieve gesprek staan geen of te weinig gegevens in het dossier. Er worden nauwelijks tijdlijnen gemaakt; dit probleem heeft de Expertisegroep in het vorige verslag ook gesignaleerd. Blijkens de jurisprudentie kan het niet naleven van voorschriften uit de Aanwijzing consequenties hebben voor de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie of de bewijsvoering. Het belang van een duidelijk geformuleerde Aanwijzing, naleving van de voorschriften en verslaglegging daarvan is dan ook groot. Verder is een paar keer naar voren gekomen dat een schriftelijke uitwerking van een studioverhoor niet letterlijk overeenkwam met de werkelijkheid. Dit moet worden toegeschreven aan slordigheid, maar het resultaat was in voornoemde gevallen niet in het voordeel van de beschuldigde. Om die reden heeft de cordinator van de Expertisegroep in 2006 besloten dat alle schriftelijke uitwerkingen van studioverhoren worden vergeleken met de audiovisuele opnamen.

115
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Conclusies in rapporten
De formulering van de conclusies in de rapporten van de Expertisegroep is enigszins gewijzigd. De conclusies worden tegenwoordig geformuleerd in termen van feiten en bewijs; de term geloofwaardigheid wordt niet meer gebruikt. Indien er ernstige tekortkomingen zijn of het dossier onvoldoende informatie bevat maar nader onderzoek zinloos is, wordt geadviseerd om te stoppen. Dit gebeurt vaak (78%) en hieruit kan de conclusie worden getrokken dat de Expertisegroep vrij kritisch is. Aan de andere kan moet er op worden gewezen dat dit ook te maken heeft met de aard van de zaken die worden beoordeeld. Vooral dubieuze en problematische zaken worden aan de Expertisegroep voorgelegd. Indien de officier van justitie geen twijfel heeft en wil vervolgen, vraagt hij immers geen advies. De aangiften van seksueel misbruik waarover de Expertisegroep zich buigt, zijn dan ook niet representatief voor aangiften in het algemeen. Het is echter aannemelijk dat de door de politie en hulpverlening gemaakte fouten ook in andere zaken worden gemaakt. Dat geeft te denken.

Taalgebruik
Bij aangiften van seksueel misbruik in afhankelijkheidsrelaties zijn weinig sporen en is men vaak afhankelijk van verklaringen van aangeefsters en getuigen. Daarom is het belangrijk om in eerste instantie zorgvuldig te zijn met de gebruikte terminologie. In sommige dossiers van discutabele zedenzaken worden termen gebruikt die aan een slordige lezer de indruk geven dat het gaat over feiten. Er wordt gesproken over het slachtoffer, terwijl nadere bestudering duidelijk maakt dat het slachtofferschap ter discussie staat. Er worden getuigen opgevoerd die alleen kunnen verklaren over wat ze van anderen hebben gehoord. En de verdachte blijkt bij nader inzien een beschuldigde. Verder komt voor dat in plaats van een letterlijke weergave samenvattingen zijn gemaakt die sterk zijn gericht op de bewijsvoering en waarin andere informatie is weggelaten.

Onderzoek onder officieren van justitie


De conclusies worden vrijwel altijd door de officier van justitie overgenomen. In de meeste gevallen voldoet het rapport aan de verwachtingen van de officier. Er zijn diverse redenen om een zaak te laten beoordelen. Soms bestaat er twijfel en heeft de officier nog geen mening over de vervolgingsbeslissing, maar in andere gevallen bestaat er behoefte aan onderbouwing van een voornemen om de zaak te seponeren (ter voorkoming van een artikel 12 Wetboek van Strafvordering procedure). Omdat de meeste zaken facultatief worden voorgelegd, gaat het doorgaans om gecompliceerde aangiften. De meeste officieren zijn positief over de kwaliteit van de rapporten. Sinds de Aanwijzing uit 2005 kunnen ook zaken worden voorgelegd waarin een verdachte is of was aangehouden. De keerzijde hiervan is dat de doelstelling van de Aanwijzing (voorkoming van onnodige beschadiging van onterecht beschuldigden) in de knel kan komen.

116
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Geraadpleegde literatuur

Aanwijzing seksueel misbruik in afhankelijkheidsrelaties (1999) Aanwijzing bejegening slachtoffers van zedendelicten (1999) Aanwijzing voor de opsporing (2003) Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik (2005) Aanwijzing gebruik sepotgronden (2008) Brilleslijper-Kater, S.N. (2005). Between-group differences in the ways sexually abused and nonabused preschool children reveal sexual knowledge. Proefschrift. Vrije Universiteit Amsterdam. Convenant preventie seksueel misbruik (2007). Convenant tussen Clintorganisaties, Mee Nederland, werknemersorganisaties en Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland over de preventie van seksueel misbruik van clinten door medewerkers van de zorgaanbieders in de gehandicaptenzorg. Cleiren, C.P.M. & Nijboer, J.F. (2003). Tekst en Commentaar Strafrecht en Strafvordering. Deventer: Kluwer. Crombag, H.F.M. & W.A. Wagenaar (2000). Audite et alteram partem. Trema, nr. 3, pp. 93-96. Geraerts, E., Schooler, J.W., Merckelbach, H., Jelicic, M., Hauer, B.J.A., Ambadar, Z. (2007); The Reality of Recovered Memories: Corroborating Continuous and Discontinuous Memories of Childhood Sexual Abuse; Psychological Science; 18(7):564-568 Gezondheidsraad (2004). Omstreden herinneringen. Den Haag: Gezondheidsraad, nr. 2004/02. Heestermans, M. (2004). Werk aan de winkel; over taken van gedragswetenschappers. Themabijlage nieuwsbrief samenwerkingsverband NIP-NVO gehandicaptenzorg, jaargang 6, nummer 3, september 2004. Hendriks (2004). Vaag verleden; hoe ik ging geloven in fictieve herinneringen. Inspectie voor de Gezondheidszorg (2007). Circulaire 2007-05-IGZ: Het melden van seksueel misbruik in de gehandicaptenzorg aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg.

117
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Lamers-Winkelman, F. (1995). Seksueel misbruik van jonge kinderen; een onderzoek naar signalen en signaleren, en naar ondervragen en vertellen inzake seksueel misbruik. Amsterdam: VU uitgeverij. Nederlands Dagblad (2008). Politie gehandicapte niet laten verhoren. 22 september 2008. Nierop, N.M. & Eshof, P. van den (2001). De feiten beschouwd; onderzoeksverslag van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken over de periode tussen 1 oktober 1999 en 31 december 2000. Nierop, N.M. & Eshof, P. van den (2003). De ontstaansgeschiedenis ontrafeld; onderzoeksverslag van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken over de periode 2001-2002. Nierop, N.M., Eshof, P. van den & Brandt, C. (2006). De beoordeling van geloofwaardigheid in zedenzaken; theorie en praktijk. Nederlands Juristenblad, 2006, 43, p. 2456-2464. Eshof, P. van den & Nierop, N.M. (2007). Bijzondere beschuldigingen van seksueel misbruik. In: A.Ph. van Wijk, R.A.R. Bullens & P. van den Eshof (2007). Facetten van zedencriminaliteit. Den Haag: Elsevier. Rassin, E. (2001). Het bepalen van geloofwaardigheid; de methode van de alternatieve scenarios. De Psycholoog, 36, pp. 348-355.

118
Rassin, Merckelbach & Crombag (1997). De Criteria Based Content Analysis (CBCA) als instrument om de geloofwaardigheid van getuigenverklaringen te bepalen; een kritische notitie. Nederlands Juristenblad, 42, pp. 1923-1929. Rassin & Van Koppen (2002). Het verhoren van kinderen in zedenzaken. In P.J. van Koppen, D.J. Hessing, H.L.G.J. Merckelbach en H.F.M. Crombag (red.). Het recht van binnen; psychologie van het recht, pp. 507-530. Deventer: Kluwer. Ruby, C.L. & J.C. Brigham (1997). The usefulness of the Criteria-Based-ContentAnalysis Technique in distinguishing between truthful and fabricated allegations: a critical review. Psychology, Public Policy and Law, 3, pp. 705-737. Soppe, H.J.G. (1995). Getuigenissen van kinderen in zedenzaken II; bepaling van de geloofwaardigheid. De Psycholoog, pp. 261-265 Soppe, H.J.G. (1997). Het verhoren van kinderen in zedenzaken. In P.J. van Koppen, D.J. Hessing en H.F.M. Crombag (red.). Het hart van de zaak; psychologie van het recht. Deventer, Gouda: Quint. Soppe, H. (1998). Criteria Based Content Analysis (CBCA) en geloofwaardigheid. Nederlands Juristenblad, p. 995-996.
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Steller, M. (1989). Recent developments in statement analysis. In J.C. Yuille (1989). Credibility Assessment (pp. 135-154). Deventer, the Netherlands: Kluwer. In: Vrij, A. (2005). Criteria-Based Content Analysis: a qualitative review of the first 37 studies. Psychology, Public Policy, and Law, 11, pp. 3-41. Vrij, A. (2005). Criteria-Based Content Analysis: a qualitative review of the first 37 studies. Psychology, Public Policy, and Law, 11, pp. 3-41. Vries, de P.R. (2002). De moord die nooit mag verjaren (en andere minireportages). Uitgeverij De Fontein. Wagenaar, W.A. (2005). De minister en zijn procureurs-generaal kunnen de pot op; over rechtspreken en recht praten. Ars Aequi 54, 7/8, pp. 605-610. Wagenaar, W.A. & Crombag, H.F.M. (2005). The popular policeman and other cases; psychological perspectives on legal evidence. Amsterdam: University Press. Wagenaar, W.A. (2006). Vincent plast op de grond; nachtmerries in het Nederlandse recht. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker. Werkgroep Ritueel Misbruik (1994). Rapport van de Werkgroep Ritueel Misbruik. Ministerie van justitie. Wessel, I. & Wolters, G. (2002). Het geheugen. In: P.J. van Koppen, D.J. Hessing, H.L.G.J. Merckelbach en H.F.M. Crombag (red.). Het recht van binnen; psychologie van het recht, pp. 507-530. Deventer: Kluwer. Yuille, J.C. (1988). The systematic assessment of childrens testimony. Canadian Psychology, 29(3), 247-262. In: F. Lamers-Winkelman (1995). Seksueel misbruik van jonge kinderen; een onderzoek naar signalen en signaleren, en naar ondervragen en vertellen inzake seksueel misbruik. Amsterdam: VU-Uitgeverij. Zee, R. van der (2007). Onschuldige sekskleuters. NRC Handelsblad, 27 oktober 2007, p. 35.

119
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Bijlage 1

Jurisprudentie Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik

120
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008
10

De rechtbank Leeuwarden achtte het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in een zedenzaak, omdat uit het dossier niet bleek dat de voorschriften uit de Aanwijzing waren opgevolgd (Rb Leeuwarden 3 januari 2008, LJN BC1128). De rechtbank heeft ten aanzien van haar oordeel over het optreden van de opsporingsambtenaren in deze zaak acht geslagen op de betreffende Aanwijzing, waarin met betrekking tot zedenzaken een aantal (dwingende) regels zijn vastgelegd aangaande de opsporing en vervolging. Deze Aanwijzing legt het accent op deskundigheid en professionaliteit van personen die met strafrechtelijk onderzoek in zedenzaken zijn belast en noemt ook criteria als zorgvuldigheid, controleerbaarheid en neutraliteit van een dergelijk onderzoek. Uit het dossier bleek niet dat er tijd had gezeten tussen het informatieve gesprek en het aangifteverhoor, bleek evenmin dat de verhorend rechercheur minimaal vijftig procent van zijn tijd besteedde aan zedenzaken en waren bovendien de voorgeschreven geluidsopnames van het verdachtenverhoor kwijt. Samenvattend concludeert de rechtbank dat de opsporingsambtenaren in de onderhavige strafzaak in strijd met de voor opsporingsambtenaren (dwingende) regels zoals neergelegd in de Aanwijzing hebben gehandeld. De rechtbank is van oordeel dat niet-naleving van deze Aanwijzing ernstig is, omdat zodoende is gehandeld zonder de in zedenzaken vereiste bijzondere zorgvuldigheid, en dat dit in zijn algemeenheid niet zonder consequenties kan blijven. () Het was () in deze zaak van het grootste belang zorgvuldig te werk te gaan en nauwgezet de Aanwijzing, die zoals eerder is gezegd bijdraagt aan een zorgvuldige wijze van totstandkoming van het dossier, te volgen. Het openbaar ministerie wordt nietontvankelijk verklaard10. Ook de rechtbank Middelburg (2 april 2007, LJN: BA2579) verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk, zich baserend op de beginselen van de Aanwijzing. Samenvattend concludeert de rechtbank dat de opsporingsambtenaren in de onderhavige strafzaak in strijd met de beginselen zoals neergelegd in de Aanwijzing hebben gehandeld. Voor zover het betreft het niet op geluidsband opnemen van de verhoren van verdachte is sprake van een onherstelbaar vormverzuim, hetgeen afbreuk doet aan de controleerbaarheid van het onderzoek. Voor zover het betreft de controleerbare audio(-visuele) opnamen stelt de rechtbank vast dat de verhorend verbalisanten onvoldoende zorgvuldig en neutraal zijn geweest bij de ondervraging van het slachtoffer, terwijl de verslaglegging van het verhoor van het slachtoffer () geen juiste afspiegeling vormt van hetgeen tijdens dat verhoor is voorgevallen en gezegd. Door de genoemde handelingen van verbalisanten zijn ernstige fouten gemaakt bij de opsporing. De combinatie van deze fouten heeft tot gevolg dat het
In een persbericht d.d. 10 januari 2008 verklaarde het openbaar ministerie daarover na de uitspraak dat het verhoor wl digitaal was opgenomen en dat de verhorend rechercheur wl gecertificeerd was.

niet meer mogelijk is om tot een betrouwbare feitelijke grondslag voor een bij de einduitspraak te nemen beslissing te komen; een behoorlijk proces is daardoor uitgesloten. Onder die omstandigheden kan slechts niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie volgen. De Aanwijzing speelde ook een belangrijke rol bij een zedenzaak die door de rechtbank Utrecht werd behandeld (25 april 2008, LJN: BD0549). Hoewel de verdediging niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie had gevorderd, ging de rechtbank daar niet in mee. In het vonnis komen aan de orde het uitvoeren van het aangifteverhoor aan de hand van een door aangeefster opgestelde tekst, het samenvatten van het aangifteverhoor, de beschikbaarheid van geluidsopnamen van het verhoor, het onvoldoende doorvragen en de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon bij het verhoor. Zie ook Rechtbank Rotterdam (18 oktober 2006, LJN: AZ1823) met betrekking tot het niet voorleggen aan de Expertisegroep van een zaak met mogelijke aspecten van hervonden herinneringen.

121
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

Bijlage 2

Huidige samenstelling van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken, 1 november 2008


Functieleerpsychologen / rechtspsychologen Prof. dr. Willem Albert Wagenaar Dr. Gezinus Wolters Dr. Fenna Poletiek Dr. Marko Jelicic Klinisch psychologen / orthopedagogen Prof. dr. Walter Everaerd Drs. Karina Dekens Dr. Luk Gijs Zedenrechercheurs Dhr. Bauke Stelma Mevr. Yet van Mastrigt Dhr. Michael Reijnders Dhr. Hans Bentvelzen Dhr. Lei Seuren Mevr. Thrse Evers Gedragskundigen Korps landelijke politiediensten Mr. drs. Nicole Nierop Dhr. Carlo Schippers Drs. Bram van der Meer Drs. Cleo Brandt Drs. Bianca Voerman Cordinator Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken Mr. drs. Paul van den Eshof (1999) (2004) (2006) (2007)

(2006) (2006) (2008)

122
Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

(1999) (2004) (2006) (2006) (2007) (2008)

(1999) (1999) (2000) (2006) (2006)

(1999)

123

Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

124

Misbruik, misleiding en misverst anden | LEBZ | 2008

LEBZ

Scenario Analyse Model (SAM)


Nierop & Van den Eshof, 2008

Chronologie van de onstaansgeschiedenis van onjuiste aangiften


Misleiding en misverstanden Reactie van omgeving Reactie van politie Onthulling Aangifte

Achtergrondfactoren

Misleiding en misverstanden bij onjuiste beschuldigingen


Wel seksueel contact Geen seksueel contact Bewust van onjuistheid Spijt Vertekening Interpretatie door anderen Specifiek belang Wraak Alibi Aandacht Onbewust van onjuistheid Onjuiste interpretatie van: gedragingen of feiten dromen of beelden klinische gegevens medische gegevens Achterliggende factoren: conflicten psychische en/of sociale problemen bezorgdheid

Onjuiste beschuldigingen, wel seksueel contac t


Spijt Spijt van seksueel contact Spijt van seksuele handelingen Vertekening Vrijwillig contact achteraf genterpreteerd als onvrijwillig Onvrijwillig contact op onderdelen overdreven ten behoeve van geloofwaardigheid Interpetatie door anderen Doktertje spelen van kinderen door anderen genterpreteerd als seksueel misbruik Seks tussen verstandelijk gehandicapten door anderen genterpreteerd als seksueel misbruik

Onjuiste beschuldigingen, geen seksueel contac t: misleiding


Specifiek belang Omgangsregeling Chantage Wraak Alibi Represaille voor krenking Verklaring voor afwezigheid Verklaring voor ongewenste zwangerschap Aandacht Maatschappelijke erkenning Slachtofferschap als verklaring voor eigen problemen

Onjuiste beschuldigingen, geen seksueel contact: verkeerde interpretatie


Gedrag Verzorgingshandelingen Dromen of beelden Klinische gegevens Medische gegevens Somber, angstig, geseksualiseerd Wassen, verschonen Beelden, flitsen, 'herinneringen', dromen PTSS, borderline, psychose, anorexia, MPS/DIS Scheurtjes, luieruitslag, wondjes Omgeving (bijv. ouder) Verzorger Persoon zelf of therapeut Hulpverlener Arts

Achtergrondfactoren
Conflicten Psychische en/of sociale problemen Ex-partners, families, buurtgenoten, etc. Problemen leiden tot behoefte aan aandacht Zoeken naar oorzaken voor problemen (attributie) Bezorgdheid Omgeving stelt vragen en interpeteert signalen

Escalerende sociaalpsychologische fac toren


Confirmation bias Shoppen bij hulpverleners en artsen Het raadplegen van verschillende deskundigen; vervolgens wordt door de hulpvrager die deskundige uitgekozen die de eigen opvatting bevestigt Suggestief en frequent ondervragen Door: ouders, familieleden, vrienden, leraren, verzorgers, etc. (voorafgaand aan of tijdens het politieonderzoek) Sociale interactie Collaborative storytelling Geruchten vorming ("Waar rook is, is vuur") Samen reconstrueren wat er is gebeurd Doorvertellen leidt tot wijzigingen Zondebok zoeken Easy targets; zwarte schapen Stigma: beschuldigde voldoet aan stereotype Sneeuwbaleffect Hoe meer mensen zich ermee bemoeien, des te moeilijker het is voor een aangeefster om terug te komen op een onjuist verhaal.

Escalerende factoren in opsporingsonderzoek


Slachtoffergerichte werkwijze Hulpverlening prevaleert boven waarheidsvinding Vertrouwenspersonen bij verhoor Aangifte in etappes opnemen Aanhouding verdachte onvoldoende onderbouwd Verhoor verdachte niet objectief Opsporingsonderzoek niet degelijk Onvoldoende doorgevraagd Juridische bestanddelen ontbreken, informatie te globaal Sturende vragen, meerkeuzevragen Kind of verstandelijk gehandicapte niet in studio gehoord Opsporingsonderzoek onvolledig Ontstaansgeschiedenis niet in kaart gebracht Geen achtergrondinformatie over aangeefster Relevante getuigen niet gehoord Onvoldoende onderzoek naar rol hulpverleners en artsen Onvoldoende feitelijk en technisch onderzoek Opsporingsonderzoek niet gericht op alternatief scenario Verslaglegging onvolledig of onjuist Informatief gesprek onvoldoende uitgewerkt Verslaglegging aangifteverhoor of studioverhoor niet accuraat Verslaglegging dossier niet volledig Overzichtsproces-verbaal niet accuraat Verhoor niet opgenomen op geluidsband Gegevens onvoldoende gestructureerd en geanalyseerd Tijdlijn ontbreekt Feiten, interpretatie en conclusies niet onderscheiden Tegenstrijdigheden niet goed in kaart gebracht Geen onderscheid gemaakt tussen getuigen Onvoldoende aandacht voor fouten door getuigen

Let op Op het gebied van seksueel misbruik is alles mogelijk. De omstandigheden waaronder seksueel misbruik aan het licht komt, maken bovendien duidelijk dat veel ellende jarenlang verborgen kan blijven voor de buitenwereld. Dit model vormt een leidraad voor het onderzoeken van beschuldigingen van seksueel misbruik.

Das könnte Ihnen auch gefallen