Sie sind auf Seite 1von 9

WETENSCHAP

Activiteit die erop gericht is op het begrijpen van de wereld om ons heen, het zoeken van verklaringen voor de verschijnselen die wij waarnemen Een denkbeeldige voorstelling (abstrahering) van een bepaalde zaak. Een begrip om de werkelijkheid te duiden. Een veronderstelling over de relatie tussen verschillende concepten. Betreft een abstracte theorie, waarbij het voor de onderzoeker niet moeilijk is empirische bevinden hieraan te relateren. Deze theorie is lastig te verklaren. Betreft een theorie die beter is te gebruiken in sociologisch onderzoek. Deze theorie gaat over een beperkt aspect in de maatschappij. Zij staan tussen de empirische bevindingen en de Grand theories. Het onderzoek tracht een theorie te vormen middels een onderzoek. Het onderzoek tracht een theorie te toetsen middels het uitvoeren van het onderzoek. Een onderzoek dient als herhaling van een eerder onderzoek, waarbij wordt getracht omstandigheden te vinden waarbinnen de gegeven theorie niet meer geldig is. Een studie die alleen kennis vergaart middels ervaring en middels eigen observatie. Een zijtak van het empiricisme die stelt dat het verzamelen van "feiten" een gerechtvaardigd doel op zich is. Het rationalisme stelt dat kennis al aanwezig is en voortkomt uit de logica. De manier waarop iemand de wereld om zich heen bekijkt en beschouwt. De leer van het verwerven van kennis over de sociale werkelijkheid. De leer van de werkelijkheid. Een ontologische visie die veronderstelt dat er een objectieve waarheid is. Sociale studies zijn gelijk aan fysieke studies. Een ontologische visie die veronderstelt dat er geen objectieve waarheid is. Sociale studies zijn niet gelijk aan fysieke studies. De waarheid is niet een abstract geheel. Kennis, vergaard uit onderzoek, is tijdelijk. Houdt in dat een onderzoek dat verricht is door een wetenschapper, vanuit ontologisch standpunt, bruikbaar is voor de ander. De leer van de kennis. Een epistemologische visie die veronderstelt dat er geen objectieve kennis bestaat. Een wetenschapper zal bij zijn onderzoek altijd

CONCEPT THEORIE GRAND THEORIE

MIDDLE-RANGE THEORIE INDUCTIE/ VERIFICATIE DEDUCTIE/ FALSIFICATIE ITERATIE

EMPIRICISME NAIEF EMPIRICISME RATIONALISME SOCIALE WERKELIJKHEID METHODOLOGIE ONTOLOGIE OBJECTIVISME/ REALISME CONSTRUCTIVISME/ RELATIVISME

INTERSUBJECTIVITEIT

EPISTEMOLOGIE INTERPRETAVISME/ RELATISME

handelen vanuit zijn eigen subjectieve kader. EMPIRISCH/NAIEF REALISME Is een onderdeel van het realisme/positivisme/objectivisme. De termen die de werkelijkheid beschrijven wijken niet af van de werkelijkheid zelf; het is n op n. De kennis reflecteert direct naar de werkelijkheid. Is een onderdeel van het realisme/positivisme/objectivisme. Stelt dat enkel door een grondige analyse van de structuren van de natuurlijke orde de wereld en gekend en benvloed kan worden. De kennis reflecteert naar het kennen van de werkelijkheid. Een houding die uitgaat van het ontologisch objectivisme en het epistemologisch positivisme. Een houding die uitgaat van het ontologisch constructivisme en het epistemologisch interpretavisme. Een gematigde houding die afgeleidt is van het postmodernisme. Men beschouwt de realiteit en kennis als subjectief, maar is hierin enigszins gematigd. De leer die zich bezig houdt met de theorie en methode van de interpretatie van de menselijke actie. Het onderzoeken van oorzaak-gevolg bij een menselijke handeling (begrijpen) is minder belangrijk dan te zoeken naar de interpretatie die gegeven kan worden bij de handeling (verklaren). Visie van Max Weber. Een cyclus aan opvolgende handelingen die noodzakelijk zijn om te volgen bij een sociaal onderzoek. Hieronder volgt de onderzoekscyclus in chronologische volgorde. RELEVANTIE Het al dan niet maatschappelijk of wetenschappelijk interessant genoeg zijn. Bouwt het onderzoek voort op bestaande onderzoeken of draagt het hieraan bij? Vraag met betrekking tot je onderzoek die je in de daarop volgende stappen tracht te beantwoorden. 1) Deze mag niet normatief zijn; 2) Deze moet afgebakend zijn in tijd en ruimte; 3) Bestaat meestal uit een hoofdvraag en deelvragen; 4) De centrale vraag is verklarend van aard, de deelvragen beschrijvend. Een theoretisch kader beschrijft concepten en de relaties tussen deze concepten. Je bouwt voort op bestaande theorie. Het meetbaar maken van theorie. Theorien bestaan uit niet direct meetbare concepten. Tijdens het operationalisatieproces worden theorien middels de gegeven concepten meetbaar gemaakt. Operationalisatie bestaat uit het vergaren van de volgende zaken: concept > conceptuele definitie > indicator > operationele definitie > variabele Een precieze beschrijving van hoe een verschijnsel gemeten kan worden.

KRITISCH REALISME

POSITIVISME (2) POSTMODERNISME SOCIAAL CONSTRUCTIVISME HERMENEUTIEK

VERSTEHEN

ONDERZOEKSCYCLUS

ONDERZOEKSVRAAG

THEORETISCH KADER

OPERATIONALISATIE

INDICATOR

OPERATIONELE DEFINITIE VARIABELE DATAVERZAMELING SAMPLING PURPOSIVE SAMPLING/ DOELGERICHTE SELECTIE DATA-ANALYSE KWALITATIEVE DATA-ANALYSE KWANTITATIEVE DATA-ANALYSE BESCHRIJVENDE STATISTIEK INFERENTIELE STATISTIEK

Het vaststellen van de mogelijk empirische waarden van een indicator. Hetgeen waarin empirische waarden uiteindelijk worden vastgelegd. De handeling van het verzamelen van data naar aanleiding van een gekozen onderzoeksmethode. Het selecteren van de onderzoekseenheden. Selectie van onderzoekseenheden op bepaalde, inhoudelijke, voor de populatie representatieve kenmerken die voor het onderzoek relevant zijn. Proces waarin verzamelde data systematisch wordt geanalyseerd. Proces van data-analyse waarbij woorden worden geanalyseerd. Proces van data-analyse geanalyseerd. waarbij statistische gegevens worden

Het analyseren van data volgens beschrijvende statistiek is het puur kijken naar de aanwezigheid van bepaalde gegevens. Het analyseren van data volgens inferentiele statistiek houdt in dat de relaties tussen variabelen worden onderzocht om iets te kunnen vertellen over de relaties tussen concepten. Het bekend maken van resultaten, conclusie en reflectie, een beschrijving van de stappen en verantwoording van de keuzes die zijn gemaakt. De mate waarin de meting van een (onsystematische afwijking = onbetrouwbaar). concept stabiel is.

RAPPORTAGE BETROUWBAARHEID/ RELIABILITY EXTERNE BETROUWBAARHEID/ REPLICABILITY

De mate waarin de resultaten van een onderzoek gereproduceerd kunnen worden. De deugdelijkheid van een bepaald proces of onderzoek. Bij validiteit stel je jezelf de vraag: wordt onderzocht wat onderzocht moet worden? Kortom, is het onderzoek de juiste manier om de hoofdvraag te beantwoorden? (systematische afwijking = niet valide). Hieronder volgen vier algemene validiteiten voor voornamelijk kwantitatief onderzoek, gevolgd door enkele alternatieve criteria voor kwalitatief onderzoek.

VALIDITEIT

ECOLOGISCHE VALIDITEIT

Een validiteit waarbij wordt gekeken of het onderzoek, gegeven de setting waarin het heeft plaatsgevonden, vertaalbaar is naar de sociale werkelijkheid. Is het niet te artificieel; te "laboratoriumachtig"? Een validiteit waarbij het gaat om de vraag of de causale relaties binnen een theorie goed onderzocht zijn. Is er een zekerheid dat het n het ander benvloedt? Een validiteit waarbij het erom draait of op basis van het onderzoek

INTERNE VALIDITEIT EXTERNE VALIDITEIT

algemene uitspraken kunnen worden gedaan. Is het onderzoek generaliseerbaar? MEETVALIDITEIT INHOUDS-VALIDITEIT Een validiteit waarbij het om de vraagt draait of men meet wat gemeten moet worden. Het gaat hier om het praktisch meten. Een subjectieve inschatting of er, tijdens het onderzoek, sprake is geweest van een valide instrument. Het nagaan tot in hoeverre een meetinstrument valide is aan de hand van een ander meetinstrument waarvan men de validiteit al vastgesteld heeft. De uitkomsten door het huidig meetinstrument moeten overeenkomen met die van een eerder meetinstrument. Een validiteit die nagaat tot in hoeverre de resultaten van het meetinstrument samenhangen met andere variabelen van dezelfde theorie. Iemand die bij een politieke partij actief is, kan niet aangeven dat zij politiek niet interessant vind. Een validiteit waarbij twee uitkomsten van twee manieren van dataverzameling aan elkaar gelijk zijn. Het vergelijken van een survey over tijdsbesteding en een observatie van tijdsbesteding. Houdt in dat je onderzoek op juiste manieren is uitgevoerd en je de resultaten toont aan de participanten, om te controleren of je de sociale wereld juist hebt weergeven. (kwalitatief equivalent van interne validiteit) Om transferability te bereiken, raden Lincoln en Guba aan om zoveel mogelijk informatie te delen. (kwalitatief equivalent van externe validiteit) Om aan deze "betrouwbaarheid" te voldoen, is het noodzakelijk om zo transparant mogelijk te zijn. (kwalitatief equivalent van betrouwbaarheid) Hoewel complete objectiviteit onmogelijk is, dient een onderzoeker aan te tonen dat hij/zij zonder vooroordelen en dergelijke heeft gehandeld. Een algemene orintatie op de aard van sociologisch onderzoek. Hierbij valt te denken aan keuze tussen inductief en deductief, kwalitatief en kwantitatief, empiricisme en rationalisme. Een frame voor de verzameling en analyse van data. Hierbij valt te denken aan keuzes tussen structureel interview, observatie, etc. Een frame voor de verzameling en analyse van data. Een keuze voor een bepaald onderzoeksontwerp reflecteert waar de prioriteit ligt. Ieder onderzoeksmodel verschilt van doelstelling en focus. Er zijn vijf standaard onderzoeksontwerpen. Een focuskeuze waarbij je cocreet mensen, zinnen in een document, partijgprogramma's van politieke partijen, etc. onderzoekt. Een case is een focuskeuze waarbij in wordt gegaan op een bepaalde situatie, locatie, gemeenschap. De case observeren is minder concreet dan een het onderzoeken aan de hand van analyse-eenheden. Hieronder volgen de vijf standaard onderzoeksstrategien.

CRITERIUMVALIDITEIT

BEGRIPS-VALIDITEIT

CONVERGENTEVALIDITEIT

CREDIBILITY

TRANSFERABILITY

DEPENDABILITY

CONFIRMABILITY

ONDERZOEKSSTRATEGIE ONDERZOEKSMETHODE ONDERZOEKSONTWERP

ANALYSE-EENHEDEN

CASE

CASE-STUDY

Een studie met als doel het onderzoeken van een specifiek geval. De focus ligt op n case en is kwalitatief van aard. Een case-study heeft een hoge ecologische en interne validiteit, maar een lage externe validiteit. Bij de critical case-study zou een hypothese, vanuit theorie, op moeten gaan. Het gaat hier om het onderzoeken van, bijvoorbeeld, twee cases waarbij je hypothese het meest waarschijnlijk op zou gaan. Klopt deze hypothese niet, dan kun je hem zeker verwerpen. Bij een representative of a typical case-study wordt n "perfecte" case bestudeerd, waarna er toch uitspraken gedaan worden gedaan over andere cases. De case-study heeft in dit geval dus wel een hoge externe validiteit. Een studie met als doel het verklaren van verschillen en overeenkomsten tussen cases. De focus ligt op een klein aantal cases en is kwalitatief van aard. Een comparatieve studie heeft een hoge ecologische en interne validiteit, maar een lage externe validiteit. Bij de most difference cases-study wordt een hypothese getoetst naar aanleiding van een comparatieve studie. Bij deze studie zijn er enkele cases, waarbij bij onafhankelijke variabelen verschillen optreden. De afhankelijke variabelen, hetgeen je wilt verklaren, zijn echter identiek. Bij een most different cases-studie wordt onderzocht door welke onafhankelijke variabele deze overeenkomst mogelijk is. Bij de most simlar cases-study lijken alle afhankelijke variabelen gelijk, maar verschilt de uitkomst. Er wordt in deze studie onderzocht op welk punt de cases verschillen, om zodoende het verschil in de uitkomst te verklaren. Een studie met als doel het verklaren van verschillen en overeenkomsten tussen analyse-eenheden. De focus ligt op een groot aantal analyse-eenheden en is kwantitatief van aard. Een crosssectionele studie heeft een hoge externe validiteit, maar een lage interne validiteit. Een studie met als doel het verklaren van veranderingen door de tijd. De focus ligt op een groot of klein aantal analyse-eenheden of cases. Een longitudiale studie kent een hoge interne en ecologische validiteit, maar een lage externe validiteit. Een studie waarbij gepoogd wordt het effect van een stimulus vast te stellen. Een experimenteel onderzoek gebruikt twee groepen, te weten een experimentele- en een controlegroep. Deze studie bestaat uit een pre-test, een stimulus en een post-test. Een vraagstuk omtrent ethische kwesties die samengaan met een onderzoek. Een viertal ethische codes die bij een groot aantal methodes nagediend dienen te worden, zo wordt veronderstelt door de wetenschappergemeenschap. Het gaat hierbij om het: 1) Informeren van en toestemming vragen voor deelname; 2) Niet misleiden van deelnemers; 3) Respecteren van de privacy van betrokkenen; 4) Niet schaden of benadelen van deelnemers. Hieronder volgen de vier grote standpunten omtrent de code of ethics.

CRITICAL CASE

REPRESENTATIVE OF A TYPICAL CASE

COMPARATIEF

MOST DIFFERENT CASES

MOST SIMILAR CASES

CROSS-SECTIONEEL

LONGITUDIAAL

EXPERIMENTEEL

ONDERZOEKSETHIEK

CODE OF ETHICS

UNIVERSALISME PRINCIPIEEL RELATIVISME THE END JUSTIFIES THE MEANS NO CHOICE NIET ZO PRINCIPIEEL RELATIVISME

Een visie op de code of ethics die stelt dat deze volledig moet worden nageleefd. Het overtreden van deze regels is moreel gezien fout. Een visie die twee situaties omschrijft waardoor het juist zou zijn om de code of ethics te breken. Subvisie van situations ethics, die stelt door het breken van bepaalde ethische regels, er kennis opgedaan wordt die anders niet mogelijk is. Subvisie van situations ethics, die stelt dat er soms geen mogelijkheid is om een onderzoek open uit te voeren. Een standpunt met betrekking tot de code of ethics die stelt dat het onmogelijk is om een onderzoek te hebben waar geen punt bereikt wordt waar de ethische discussie om de hoek kan komen kijken. Bepaalde flexibele houding ten opzichte van de code of ethics, die stelt dat deze ruim overtreden mogen worden, indien dit in het voordeel voor de maatschappij en/of wetenschap werkt. Het uitvoeren van een kwalitatief en kwantitatief onderzoek, waarbij de losstaande conclusies samengevoegd worden tot n conclusie. Het eerst uitvoeren van een kwalitatief of kwantitatief onderzoek, om zodoende beter een kwalitatief, al dan kwantitatief, onderzoek erop te laten volgen. Het laatste onderzoek is meestal het belangrijkst. Het onderzoeken van hetzelfde middels een kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Wanneer beide uitkomsten gelijk zijn, wanneer de convergente validiteit dus hoor is, is er sprake van een onderzoek met een sterkere validiteitsbasis. Een manier om statistische gegevens te verzamelen uit een populatie. Je onderzoekt de relaties tussen variabelen. Een surveymethode die zich toespitst op het stellen van gesloten vragen door middel van een vooraf vastgestelde vragenlijst. Een surveymethode die een mix betreft tussen open en gesloten vragen. Er is sprake van meer analysetijd. Een vooraf vastgestelde vragenlijst wordt in eerste instantie als basis gebruikt, maar hier wordt van afgeweken wanneer nodig. Een surveymethode waarbij een individu open vragen gesteld wordt en de interviewer een actieve rol bekleedt. Er is geen sprake van een vooraf opgestelde vragenlijst. Een ongestructureerde interviewmethode waarbij een groep participanten samengebracht wordt en het hoofdzakelijk gaat om de dialoog en attitudes tussen de participanten. Interviews betreffende levensloop. Interviews betreffende gebeurtenis of periode. een een chronologische chronologische weergave weergave van van een een

ANYTHING GOES

COMPLEMENTEREN

FACILITEREN

TRIANGULEREN

SURVEY GESTRUCTUREERD INTERVIEW SEMIGESTRUCTUREERD INTERVIEW ONGESTRUCTUREER D INTERVIEW

FOCUSGROEP LIFE HISTORY INTERVIEWS ORAL HISTORY INTERVIEWS COMPLEMENTARY INTERACTION

Een handeling die zich kan voordoen binnen een focusgroep en wijst op de constructie die iets in een focusgroep naar boven laat komen. Hoe

komt een onderwerp ter sprake? ARGUMENTATIVE INTERACTION OPINION LEADERSHIP PROBING PROMPTING CLASSIFICATIEPRINCIPE UITPUTTEND WEDERZIJDS UITSLUITEND EENDUIDIG GEZICHTSPUNT ZINNIG ONDERSHEID PRE-CODING POST-CODING CONDENSEREN CODEREN DISCOURSE ANALYSE KRITISCHE DISCOURSE ANALYSE INTERCODER RELIABILITY INTRA-CODER RELIABILITY INTERPRETATIEVE REPETETOIRES RETORIEK DATAMATRIX Een handeling die zich kan voordoen binnen een focusgroep. Hoe ontstaat er een debat? Het proces tussen deelnemers aan een focusgroep, waaruit blijkt wie wie beinvloedt. Hetgeen er gebeurt wanneer je doorvraagt om een duidelijk antwoord op je vraag te krijgen. Het aandringen op een bepaald soort antwoord, door te verduidelijken. Een na te streven regel omtrent het classificeren van variabelen. Een classificitatieprincipe waarbij alles verplicht een waarde moet krijgen. Een classificatieprincipe waarbij twee categorien elkaar niet kunnen overlappen. Een classificatieprincipe waarbij het perspectief vanuit een gezichtspunt moet worden bekeken. Bijvoorbeeld het kiezen van politieke voorkeur en het geven van de opties: links, centrum, rechts. Men dient er rekening mee te houden dat er niet te veel, maar ook niet te weinig categorien gemaakt moeten worden, daar dit nutteloos is. Het opstellen van categorien alvorens het starten dataverzameling. Komt vooral voor bij veel gesloten vragen. van de

Het opstellen van categorien na de dataverzameling. Komt vooral voor bij open vragen. Het terugbrengen van de hoeveelheid tekst bij kwalitatieve dataanalyse. Het categoriseren en labelen van data. Analyse niet naar woorden, maar naar hoe men iets brengt, wat voor taalgebruik iemand gebruikt en waarom. Alternatief op de discourse analyse. Gaan er vanuit dat een bepaalde discourse dominant is en er een strijd tussen discoursen is om macht (constructivistisch en interpretavistisch). Validiteit die controleert of het coderen hetzelfde gebeurd. Validiteit die nadenkt over of twee personen een tekst hetzelfde interpreteren en lezen. Het kader waarbinnen iemand zijn eigen gedragingen of die van iemand anders plaatst, met behulp van taal. De manier waarop mensen argumenten presenteren, zodat ze overtuigen. Een tabel waar data in geordend wordt.

PARTICIPERENDE OBSERVATIE SELECTIEMECHANISMEN

Het empirisch, met eigen ogen, onderzoeken van een situatie, door er zelf deel van uit te maken. Manier waarop mensen gerekruteerd worden voor een onderzoek. "Vooringenomenheid". Betreft de aantrekkingskracht van een selectie. Sommige mensen komen snel op een onderwerp, terwijl andere er juist wegblijven. Dit kan tot gevolg hebben dat er een non-representatieve groep wordt samengesteld. Het nemen van deelnemers die voorhanden zijn. Een student op de Universiteit zal doorgaans snel kiezen voor medestudenten. Selectie van deelnemers door strenge criteria te stellen en erg precies te zijn. Rekrutering doormiddel van het binnengaan van iemands netwerk. En persoon wordt gevraagd om mee te werken aan het onderzoek. Die persoon geeft vervolgens nieuwe contacten die ook mee kunnen werken. Het nemen deelnemers. van demografische criteria voor het werven van

BIAS

CONVENIENCE SAMPLING PURPOSIVE SAMPLING SNOWBALL SAMPLING STRATIFIED SAMPLING THEORETICAL SAMPLING THEORETICAL SATURATION/ VERZADIGING

Het verwerven van deelnemers tijdens het opbouwen van een theorie, omdat je erachter komt dat zij zinvol kunnen zijn voor een uitdieping van deze theorie. Het punt waarop je denkt dat als je meer mensen onderzoekt je geen nuttige, aanvullende informatie zult verkrijgen. Objecten die bekeken of gelezen kunnen worden en die iets vertellen over de sociale werkelijkheid. Het zijn sociale producten, die voortkomen uit de sociale werkelijkheid. Daarnaast komen documenten voort uit een bepaalde context. Documenten die in eerste instantie door en voor n of meer individuen is geschreven, zonder de gedachte dat dit ooit publiekelijk zou worden. Officile documenten van de staat, private bronnen, etc. Documenten die op een bepaalde manier gepubliceerd zijn en een officieel karakter hebben. Een kwaliteitscriterium voor documenten. Een document dient niet vervalst te zijn. Een kwaliteitscriterium voor documenten. Documenten moeten gezien worden in het belang van de maker. Een kwaliteitscriterium voor documenten. Er dient rekening gehouden te worden met het weglaten of toevoegen van informatie uit belang van de auteur. Een kwaliteitscriterium voor documenten. Eer documenten bruikbaar zijn, dient vastgesteld te zijn dat zij in goede staat zijn en goed leesbaar zijn.

DOCUMENTEN

PERSOONLIJKE DOCUMENTEN OFFICIELE DOCUMENTEN AUTHENTICITEIT CREDIBILITY REPRESENTATIVENES S

MEANING

ETNOGRAFIE COVERT ROLE OVERT ROLE REACTIVE EFFECT BROKEN WINDOW THEORY

Het onderzoeken en observeren van gemeenschappen, stammen, volken, etc. Observatie zonder bekent te maken onderzoeker te zijn. Observatie, terwijl voor de omstanders je identiteit als onderzoeker bekent is. Het aanpassen van gedrag van mensen wanneer ze weten dat ze geobserveerd worden. Theorie die er van uitgaat dat mensen handelen naar hun omgeving.

Das könnte Ihnen auch gefallen