Sie sind auf Seite 1von 10

Taal vitaal

Einstufungstest
Durchfhrung und Auswertung
Mit diesem schriftlichen Test zu den Lehrbchern Taal vitaal und Taal totaal knnen Sie
Ihre Niederlndischkenntnisse feststellen, um sich in unser Kurssystem einzustufen.
Durchfhrung
J ede der vier Stufen des Tests entspricht fnf Lektionen von Taal vitaal bzw. etwa einem
VHS-Semester.
Stufe 1: Lektionen 1 - 5 Stufe 3: Lektionen 11 - 15
Stufe 2: Lektionen 6 - 10 Stufe 4: Lektionen 16 - 20
Diese Aufteilung in vier Stufen hat den Vorteil, dass Sie nicht von vornherein den ganzen
Test durcharbeiten mssen, sondern je nach Vorkenntnisse die entsprechende(n) Stufe(n)
machen knnen. Das spart Zeit und bietet Ihnen einen bersichtlichen Aufgabenkatalog.
J ede Stufe enthlt 24 Aufgaben im Multiple-Choice-Verfahren; bei manchen Aufgaben sind
mehrere Lsungen mglich. J ede richtige Lsung erhlt einen Punkt. Eine Stufe gilt als
bestanden, wenn mindestens 75 % der Gesamtpunktzahl erreicht sind ( siehe Auswertung
unten). Die Testzeit sollte 10 Minuten pro Stufe betragen.
Eine weitere, feinere Einschtzung - vor allem der aktiven Niederlndischkenntnisse - sollte
bei Kursbeginn mit Untersttzung der Kursleitung erfolgen. Bei falscher Einstufung, sei es zu
niedrig oder zu hoch, nehmen Sie bitte umgehend Kontakt mit der VHS auf, damit die Mg-
lichkeit einer Umbuchung in das passende Kursniveau geprft werden kann.
Praktische Hinweise
Bitte drucken Sie zunchst alle Seiten dieser Datei aus und bearbeiten die Seiten 2 bis 9. Im
eigenen Interesse sollten Sie auf die Benutzung von Hilfsmitteln (Wrterbuch, Grammatik
usw.) verzichten.
Fr die anschlieende Korrektur benutzen Sie bitte das Lsungsblatt auf Seite 10.
Auswertung
Stufe 1: 27 Punkte oder mehr: Taal vitaal, ab Lektion 6
Stufe 2: 25 Punkte oder mehr: Taal vitaal, ab Lektion 11
Stufe 3: 27 Punkte oder mehr: Taal vitaal, ab Lektion 15
Stufe 1: 27 Punkte oder mehr: Taal totaal, ab Lektion 1
Die VHS Mnchengladbach dankt dem Hueber Verlag herzlich fr die freundliche Erlaubnis,
diesen Test fr die Selbsteinstufung nutzen zu drfen.
Copyright 2000 Max Hueber Verlag
2 Taal vi taal Einstufungstest 2000 Max Hueber Verlag
Kreuzen Sie die richtige(n) Lsung(en) an.
1. Waar kom je a) van.
b) vandaan.
c) vandaag.
2. u Duitse? a) Bent
b) Ben
c) Zijn
3. heet jij? a) Wie
b) Wat
c) Hoe
4. Hoe gaat het met ? a) jou
b) je
c) jij
5. ik me even voorstellen? a) Kan
b) Moet
c) Mag
6. Wat is adres? a) uw
b) u
c) het
7. zijn twee vrouwen op de foto te zien. a) Dat
b) Er
c) Hoeveel
8. Mijn man is slordig. a) best
b) helemaal niet
c) een beetje
9. klasgenoten vergeet ik nooit! a) Dit
b) Die
c) De
10. Jullie zijn de beste ! a) collegas
b) collegen
c) collegas
11. het douchen kleed ik me aan. a) Op
b) Na
c) Naar
12. Ik eet boterhammen met pindakaas a) meestal
bij het ontbijt. b) eruit
c) zich
Stufe 1
i
1
3
Stufe 1
Kreuzen Sie die passende(n) Erwiderung(en) an.
1. Dag, ik ben Lucie Philips. a) Ja, dat klopt.
b) Ik ben Wolf Clement.
c) Wolf Clement. Prettig met u kennis te maken.
2. Hoi, Tim. Hoe gaat het ermee? a) Prima, en met jou?
b) Dank u.
c) Niet zo best.
3. Goedemorgen! a) Goedemorgen!
b) Hallo
c) Prettig met u kennis te maken.
4. Bent u Nederlander? a) Ja, jij ook?
b) Ja, ik kom uit Arnhem.
c) Nee, ik ben Duitser.
5. Waar kom je vandaan? a) Uit de buurt van Utrecht.
b) Uit Amsterdam.
c) Nee, ik kom uit Groningen.
6. Kunt u dat even spellen? a) M-o-l-l-a-y.
b) Ja, dat klopt.
c) Hartstikke goed!
7. Hoe is ze? a) Volgens mij is ze Nederlandse.
b) Wie bedoel je?
c) Ik ben een beetje slordig.
8. U zit op mijn plaats. a) Dat geeft niets.
b) Sorry.
c) Even kijken. Ja, je hebt gelijk.
9. Hoeveel mensen zijn er? a) Er zijn er vijf.
b) Er is maar n persoon.
c) We hebben er twee.
10. Wat doen jullie s avonds? a) Nou, soms kijken we tv.
b) Na het eten bedoel je?
c) We gaan om 11 uur naar bed.
11. Nederlanders drinken graag koffie. a) Zeg dat wel!
b) Hou maar op!
c) Jawel!
12. Ik moet om vijf uur opstaan. a) Dat kan ik niet!
b) Dat mag ik niet.
c) Dat wil ik niet.
i
2
Taal vi taal Einstufungstest 2000 Max Hueber Verlag
4 Taal vi taal Einstufungstest 2000 Max Hueber Verlag
Kreuzen Sie die richtige(n) Lsung(en) an.
1. Gisteren ik niet op tijd a) ben opgestonden
b) heb opgestaan
c) ben opgestaan
2. u al koffie ? a) Hebt gezet
b) Heeft gezet
c) Hebt gezetten
3. Wat u vanmorgen ? a) heeft gedaan
b) bent geweest
c) heb gedaan
4. Zij is 1954 geboren. a) in
b)
c) op
5. ben ik bij haar op de koffie geweest. a) Altijd
b) Twee weken geleden
c) Nogal
6. In het ziekenhuis heb ik een aardige a) verpleegster
gehad. b) verpleger
c) arts
7. het jullie hier in Duitsland? a) Vinden
b) Bevalt
c) Bevallen
8. Ik werk niet kantoor maar thuis. a) in
b) op
c) bij
9. wij de pizzalijn bellen? a) Zullen
b) Doen
c) Worden
10. Gaat u alsmaar rechtdoor, dan a) dat
bent u al. b) er
c) het
11. Ga je naar de bioscoop? a) vaak
b) graag
c) leuk
12. Wij gaan met de trein het a) hoewel
goedkoper is. b) want
c) omdat
Stufe 2
i
1
5 Taal vi taal Einstufungstest 2000 Max Hueber Verlag
Kreuzen Sie die passende(n) Erwiderung(en) an.
1. Wanneer heb je gegeten? a) Over een uur.
b) Ik heb nog niet gegeten.
c) En jij?
2. Is hij op tijd opgestaan? a) Ik denk het wel.
b) Om zeven uur.
c) Soms wel.
3. Wij zijn in 1983 naar Duitsland a) Waar hebben jullie gewoond?
gekomen. b) Ik moet thuis blijven.
c) Hartelijk gefeliciteerd!
4. Ben je voor het eerst in Nederland? a) Ja, jij ook?
b) Nee hoor.
c) Het bevalt me hier goed.
5. Wat voor werk doen jullie? a) Ze zijn administratieve medewerksters.
b) Ze is verpleegster.
c) Wij zijn momenteel werkloos.
6. Meneer? a) Twee cola graag.
b) En mijn spa nog.
c) Ik krijg langzamerhand trek.
7. Smakelijk eten! a) Laat maar zitten.
b) Eet smakelijk!
c) Ik wil graag afrekenen.
8. Bent u hier bekend? a) Ok, bedankt.
b) Weet u misschien waar de VVV is?
c) Sorry, wat zegt u?
9. Zullen wij ergens gaan zitten? a) Wat zeg je?
b) Dat is een leuk idee!
c) Alstublieft.
10. Hoe kom ik naar het station? a) Nou, u kunt met de bus gaan.
b) Ze is hier in de buurt.
c) Dat is de tweede straat aan uw linkerhand.
11. Zijn er interessante a) Zeg dat wel!
bezienswaardigheden? b) Dat weet ik niet. Ik woon hier pas een maand.
c) Ja, alsmaar rechtdoor!
12. Ga je graag naar de bioscoop? a) Ja, maar ik doe het toch niet zo vaak.
b) Ik winkel niet zo graag.
c) Nee, ik blijf liever thuis.
Stufe 2
i
2
6 Taal vi taal Einstufungstest 2000 Max Hueber Verlag
Kreuzen Sie die richtige(n) Lsung(en) an.
1. Wij volgend jaar verhuizen. a) gaan
b) willen
c) durven
2. Wat ben je nu plan? a) voor
b) van
c) met
3. Komen jullie een hapje ? a) meeten
b) meeten
c) mee-eten
4. Wat is ze het doen? a) aan
b) in
c) met
5. Kon je al lezen je met school begon? a) toen
b) als
c) waar
6. gingen we vaak schaatsen. a) s Winters
b) sWinters
c) S winters
7. Heleen boodschappen te doen. a) kan
b) loopt
c) gaat
8. Wanneer je ? a) heb jarig
b) ben jarig
c) heb verjaardag
9. Die je helemaal niet uit te nodigen! a) moet
b) hoef
c) sta
10. Dat is de ober ik ken. a) dat
b) die
c) wat
11. Voor mij de dagschotel. a) liever
b) alstublieft
c) graag
12. Dit pak is heel a) netjes.
b) goeds.
c) afgeprijsd.
Stufe 3
i
1
7 Taal vi taal Einstufungstest 2000 Max Hueber Verlag
Kreuzen Sie die passende(n) Erwiderung(en) an.
1. Wat zijn jullie van plan? a) Ik verhuis naar Naarden.
b) We gaan vrienden opzoeken.
c) Jammer genoeg!
2. Hoi, Toni, hoe is het? a) Ik ben aan het koken.
b) Hou op, ik heb het hartstikke druk!
c) Lekker.
3. Wat ben je aan het doen? a) We zijn aan het schilderen.
b) We gaan naar Parijs.
c) We kunnen jammer genoeg niet.
4. Doe de groeten aan Harrie. a) Dat is waar!
b) Ja, bedankt.
c) Zal ik doen. Doei!
5. Met zn hoevelen waren jullie thuis? a) Groot en gezellig.
b) Met zn vieren.
c) Met mijn vrienden.
6. Wat deed ze na school? a) Ze speelden met zijn broers.
b) Ze maakte haar huiswerk.
c) Ze mocht niet komen.
7. Hoe was het weer? a) Het was vrij helder.
b) Vanmorgen was het wat frisser.
c) Stormachtig.
8. Jette is in gesprek. a) Dat wist ik niet.
b) Probeer je het later?
c) Hoezo niet?
9. Ik moet vandaag overwerken. a) Nou, vraag het aan Gijs.
b) Wat vervelend!
c) Loop niet zo te zeuren!
10. Wat neem jij? a) Ik zit net te denken.
b) Dat is wat voor mij!
c) Biefstuk met aardappels. En jij?
11. Zullen we ergens gaan eten? a) Laat maar zitten.
b) Ik heb geen honger.
c) Dat is nou een goed idee!
12. Kan ik u helpen? a) Kan ik dit even passen?
b) Heeft u dit een maat kleiner?
c) Wat kost dit?
Stufe 3
i
2
8 Taal vi taal Einstufungstest 2000 Max Hueber Verlag
Kreuzen Sie die richtige(n) Lsung(en) an.
1. Zijn de perziken in de ? a) proeven
b) aanbieding
c) kleintjes
2. kost die? a) Hoeveel
b) Wat
c) Wie
3. Ik graag een bungalow hebben. a) wil
b) zou
c) zal
4. Kunt u mij de reservering ? a) boeken
b) maken
c) bevestigen
5. Zouden jullie een vakantiehuis ? a) huren willen
b) willen huren
c) hebben willen
6. Ogenblik, ik verbind u a) met haar.
b) samen.
c) door.
7. Van welk spoor de trein? a) vertrekt
b) gaat
c) rijdt
8. Ik door meneer Balsma afgehaald. a) word
b) werd
c) woord
9. Heb je al je kaartje ? a) gekoopt
b) gekocht
c) gekookt
10. Zal ik voor vanmiddag een afspraak ? a) doen
b) nemen
c) maken
11. Ik ben erg verkouden blijf ik thuis. a) want
b) daarom
c) alhoewel
12. Spreek je Nederlands nog andere a) behalve
vreemde talen? b) met
c) buiten
Stufe 4
i
1
9 Taal vi taal Einstufungstest 2000 Max Hueber Verlag
Kreuzen Sie die passende(n) Erwiderung(en) an.
1. Moet ik een nummertje trekken? a) Nee hoor.
b) Ik denk van wel.
c) Dat wist ik niet.
2. Anders nog iets meneer? a) Geef me maar twee taartpunten.
b) Zijn die peren rijp?
c) Dat was het voor vandaag.
3. Een pondje tomaten? a) Wat kost dat?
b) Tot volgende week!
c) Zijn die in de aanbieding?
4. En welk huisje wilt u reserveren? a) Wat kost bungalow 24?
b) Ik zou graag type 2 in Dennenoord willen hebben.
c) Dat hoeft voor mij niet.
5. Waar logeren jullie? a We hebben een leuk appartement gevonden.
b) Zo ben je toch onafhankelijk.
c) We gaan kamperen.
6. Ik zou graag met meneer Blok a) Ja, dat kan.
willen spreken. b) Ogenblik, ik verbind u door.
c) Hoe was uw naam?
7. Moet ik overstappen? a) Volgens mij niet.
b) Is dat met toeslag?
c) U bent om 16.48 in Haarlem.
8. Kunt u mij de reservering bevestigen? a) Ik bel om onze afspraak te bevestigen.
b) Dat zal ik meteen doen.
c) Geeft u mij uw faxnummer alstublieft.
9. Wat kan ik voor u doen? a) Bent u patinte bij ons?
b) Ik ben sinds drie dagen erg verkouden.
c) Beterschap!
10. Moet ik de rekening nu betalen? a) Nee, u hebt een inke griep.
b) Ja, en die dient u bij uw ziekenfonds in.
c) Is het erg dringend?
11. Heb je weleens Indisch gegeten? a) Ja, maar ik vond het niet lekker.
b) Nee, nog nooit.
c) Ik maak zelf graag sat.
12. Ik rammel van de honger! a) Ben je gek? We hebben net gegeten.
b) Heb je trek in Chinees?
c) Is dat wat Turks?
Stufe 4
i
2
10 Taal vi taal Einstufungstest 2000 Max Hueber Verlag
Lsungen
Test zu den Lektionen 1-5
1. b, 2. a, 3. c, 4. a,b, 5. a,c, 6. a,c, 7. b, 8. b,c,
9. b, 10. c, 11. b, 12. a
1. b,c, 2. a,c, 3. a,b, 4. b,c, 5. a,b, 6. a, 7. b,
8. b, 9. a,b, 10. a,b,c, 11. a, 12. a
Test zu den Lektionen 6-10
1. c, 2. a,b, 3. a, 4. a, 5. b, 6. a,b,c, 7. b, 8. b,
9. a, 10. b, 11. a,b, 12. c
1. b, 2. a, 3. a, 4. a,b, 5. c, 6. a, 7. b, 8. c,
9. a, b, 10. a, c, 11. a,b, 12. a,c
Test zu den Lektionen 11-15
1. a,b, 2. b, 3. c, 4. a, 5. a, 6. a, 7. b, 8. b, 9. b,
10. b, 11. a,b,c, 12. a
1. b, 2. b,c, 3. a, 4. b,c, 5. b, 6. b, 7. a,c, 8. b,
9. b,c, 10. a,c, 11. b,c, 12. a,b,c
Test zu den Lektionen 16-20
1. b, 2. a,b, 3. a, 4. c, 5. b, 6. c, 7. a,b, 8. a,b,
9. b, 10. c, 11. b, 12. a
1. a,b, 2. b, c, 3. a,c, 4. a,b, 5. a,c, 6. a,b,c, 7. a,
8. b,c, 9. b, 10. b, 11. a,b, 12. a,b
i
2
i
1
i
2
i
1
i
2
i
1
i
2
i
1

Das könnte Ihnen auch gefallen