Beruflich Dokumente
Kultur Dokumente
Lista Nepravilnih Glagola - Nemacki
Lista Nepravilnih Glagola - Nemacki
Prteritum
Partizip 2
Klasse
gelingen
gelang ()
gelungen
3a
gelten (gilt) galt () gegolten
4a
genesen
genas ()
genesen
5
genieen
genoss ()
genossen
2a
geraten (gert) geriet geraten7a
geschehen (geschieht) geschah () geschehen
5
gewinnen
gewann ()
gewonnen
3a
gieen goss ()
gegossen
2a
gleichen
glich geglichen
1a
gleiten glitt geglitten
1a
glimmen
glomm geglommen 3c
graben (grbt) grub ()
gegraben
7b
greifen griff gegriffen
1a
haben (hast / hat)
hatte ()
gehabt
halten (hlt) hielt gehalten
7a
hangen / hngen (hngt)
hing gehangen SH 7a
hauen hieb gehauen
7b
heben hub () / hob ()
gehoben
6, 4b
heien hie geheien
7a
helfen half ()geholfen
3b
kennen kannte (e)
gekannt
klingen
klang ()
geklungen
3a
kneifen
kniff gekniffen
1b
kommen
kam ()
gekommen S 4a (B)
knnen (kann) konnte ()
gekonnt
kriechen
kroch ()
gekrochen
2a
kren / kiesen kor () gekoren
2b
laden (ldt / ladet)
lud () geladen
6
lassen (lsst) lie
gelassen
7a
laufen (luft) lief
gelaufen SH 7b
leiden litt
gelitten
1a
leihen lieh
geliehen
1b
lesen (liest) las
gelesen
5b
liegen lag () gelegen S
5b
lgen log () gelogen
2b (B)
mahlenmahlte gemahlen
meidenmied gemieden
1a
melkenmolk ()
gemolken
3c
messenma gemessen
5
misslingen
misslang () misslungen S 3a
mgen (mag) mochte ()
gemocht
(3b)
mssen (muss)musste gemusst
nehmen (nimmt)
nahm ()
genommen
4a
nennen nannte (e)
genannt
pfeifen pfiff gepfiffen
1a
pflegen
pflog () / pflegte
gepflogen / gepflegt 4b
sitzen sa () gesessen
4b
sollen (soll) sollte gesollt
spalten spaltete
gespalten
(7a)
speien spie gespien / gespieen
1b
spinnen
spann ( / ) gesponnen
3a
sprechen (spricht)
sprach ()
gesprochen 3b
sprieen
spross ()
gesprossen S 2a
springen
sprang ()
gesprungen S 3a
stechen (sticht)
stach gestochen
4a
stecken
stak (alt) / steckte
gesteckt
(5)
stehen stund (alt) / stand
gestanden SH (6) (B)
stehlen (stiehlt)
stahl ()
gestohlen
4a
steigen stieg gestiegen S 1a
sterben (stirbt) starb ()
gestorben S 4a
stieben stob ()
gestoben
2b
stinken stank ()
gestunken
3a
stoen (stt) stie gestoen SH 7b
streichen
strich gestrichen SH 1a
streitenstritt gestritten
1a
tragen (trgt) trug ()
getragen
6
treffen (trifft) traf () getroffen
4a
treiben trieb getrieben
1b
treten (tritt) trat () getreten SH 5
triefen troff ()
getroffen
2a
trinken trank ()
getrunken
3a
trgen trog ()
getrogen
2b (B)
tun
tat () getan
verderben (verdirbt) verdarb ()
verdorben SH 3b
verdrieen
verdross () verdrossen
2a
vergeben (vergibt)
vergab ()
vergeben
5
vergessen (vergisst) verga ()
vergessen
5
verlieren
verlor ()
verloren
2b
verlschen (verlischt) verlosch () verloschen S 3c (<4)
verzeihen
verziehverziehen
1b
wachsen (wchst)
wuchs ()
gewachsen S 6
wgen / wiegen
wog ()
gewogen
4c
waschen (wscht)
wusch ()
gewaschen
6
weben wob ()
gewoben
4b (<5)
weichen
wich gewichen S 1a
wenden
wandte (wendete)
gewandt
werben (wirbt)warb ()
geworben
3b
werden (wird) ward (alt) / wurde () geworden S 3b (B)
werfen (wirft) warf ()
geworfen
3b
wiegen wog ()
gewogen
2b
windenwand ()
gewunden
3a
wissen (wei) wusste ()
gewusst
(1)
wollen (will)
wringen
zeihen zieh
zwingen
wollte gewollt
wrang ()
gewrungen
geziehen
1b
zwang ()
gezwungen
3a
3a